2 minute read
WAT BRENGT HET NIEUWE GLB ?
Op 1 januari 2023 ging – onder voorbehoud van Vlaamse en Europese besluitvorming- het nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van start, wat een aantal gevolgen met zich meebrengt voor de vleesveesector. Wij zetten de wijzigingen voor jou op een rijtje.
Auteur: Ines Theunis, adviseur bij studie- en adviesbureau DLV
Advertisement
De gekoppelde steun wordt in het nieuwe GLB hervormd naar duurzame gekoppelde steun. De vleeskalverpremie is niet langer van toepassing, de zoogkoeienpremie wordt daarentegen omgevormd.
De algemene duurzame trend van het nieuwe GLB wordt verder doorgetrokken in de gekoppelde steun voor zoogkoeien. De zoogkoeienquota, die voorheen nodig waren om recht te hebben op steun, vallen volledig weg en worden vervangen door twee instapvoorwaarden.
BEHOUD AREAAL BLIJVEND GRASLAND OP JE BEDRIJF
Voor deze voorwaarde is het van belang dat alle percelen blijvend grasland die in het jaar x-1 werden aangegeven in de verzamelaanvraag, in het jaar x opnieuw als grasland aangegeven worden. Een perceel krijgt de stempel blijvend grasland indien het 5 jaar op rij met hoofdteelt gras wordt aangegeven. De percelen blijvend grasland mogen niet gescheurd worden, het perceel herinzaaien is wel toegelaten.
DUURZAAM GRASLANDBEHEER EN VOEDERPRODUCTIE
EN -DIVERSIFICATIE
Deze voorwaarde wordt beoordeeld aan de hand van een puntensysteem. Er moeten in totaal minstens 20 punten behaald worden om te voldoen aan de voorwaarde.
DUURZAAM GRASLANDBEHEER
Naarmate er meer grasland in beheer is ten opzichte van het totale areaal grasland op jouw bedrijf zal je een hoger punt krijgen. Onder grasland in beheer wordt verstaan grasland dat wordt geactiveerd voor een ecoregeling, een agromilieuklimaatmaatregel (AMKM), een beheersovereenkomst, biologisch gecertificeerd grasland of natuurgrasland met natuurbeheerplan type 3 of 4. Ook graslanden gelegen in gebieden met beperkingen worden meegenomen.
Voor een ecoregeling (verbintenis voor één jaar), een AMKM (verbintenis voor meerdere jaren) en een beheersovereenkomst kan er eveneens een subsidie verkregen worden. Dit moet bedrijfsspecifiek bekeken worden om te weten welke van toepassing kunnen zijn.
VOEDERPRODUCTIE EN -DIVERSIFICATIE
Voor deze voorwaarde wordt er gekeken naar het aandeel grasland ten opzichte van het totaal aantal voederteelten. Onder voederteelten wordt onder andere verstaan: gras, maïs, bepaalde granen, bieten, … In totaal moet minstens 7 ha voederteelten aangegeven worden gedurende de volledige teeltperiode. Vanaf 40% grasland ten opzichte van het totale voederareaal kunnen er punten verkregen worden tot een plateau van 60% met maximum 13 punten.
Er kunnen ook extra punten verdiend worden indien minstens 5% van het voederareaal andere teelten zijn dan gras of maïs of indien minstens 7% van het voederareaal andere teelten zijn dan gras of maïs én minstens 5% eiwitteelten. Er worden dan respectievelijk 3 of 7 punten extra verkregen.
Als er in totaal minstens 20 punten behaald zijn én aan de eerste instapvoorwaarde voldaan is, dan kan er beroep gedaan worden op de gekoppelde steun, mits er ook aan de subsidievoorwaarden voldaan is. Deze voorwaarden stemmen grotendeels overeen met de voorwaarden van de vroegere zoogkoeienquota. De belangrijkste aanpassingen zijn dat er nu al vanaf minstens 10 kalvingen per jaar een uitbetaling kan gebeuren en dat de zoogkoeien van 15 mei tot en met 15 september toegang moeten hebben tot een weide.
Het is dus van belang om tijdig te controleren of jouw bedrijf kan voldoen aan deze voorwaarden. Indien nodig, kan het teeltplan in het voorjaar nog aangepast worden. De deelnameverklaring moet samen met de verzamelaanvraag ingediend worden. Dit kan uiterlijk t.e.m. 31 mei 2023. Het totale steunbedrag per dier is afhankelijk van het aantal dieren dat in aanmerking komt en het budget dat hiervoor vrijgemaakt is.
Heb je vragen rond de mogelijkheden voor jouw bedrijf? Contacteer een DLV-adviseur!
Louise Fresco, oud-bestuursvoorzitter WUR en emeritus hoogleraar: