6 minute read

Veel aandacht voor rijke koefamilies

De kampioen in hun midden, Karlien, is hun trots en het resultaat van een doordachte visie op management en genetica. Investeringen in genetica brachten Karl en Marina Goossens verder in de fokkerij, maar ze hadden niet altijd evenveel succes.

Een maand geleden verkoos de driekoppige jury haar tot kampioenskoe op Agriflanders. Vandaag loopt Karlien van Klaveren Aas samen met haar collega-keuringsdeelnemers in het voorste gedeelte van de stal van Karl en Marina Goossens-Van Osselaer uit Melsele. Op de zaterdagochtend tijdens het bezoek is ook de negentienjarige zoon René aanwezig. Wie er niet is, is Karl. Als dierenarts is hij vooraf weggeroepen, maar al snel schuift hij aan bij het gesprek. In 2012 verscheen hier een nieuwe stal die nu alle runderen vanaf vier maanden oud huisvest. ‘De koeien kalven wel nog op de hof van mijn ouders en de kalfjes blijven er tot ze vier maanden zijn’, vertelt Marina, die ook nog actief is als leerkracht op de landbouwschool van Sint-Niklaas (Broederschool Biotechnische en Sport).

Advertisement

‘Mijn moeder Magda is nog van goud waarde voor ons bedrijf. Niet alleen volgt ze nog alle kalvende koeien op, ze zorgt ook minutieus voor de opfok van de kalveren’, zegt ze.

Doordachte stalinrichting

Waar voorheen de dieren nog op drie locaties liepen, stond het veehouderskoppel in 2007 voor een cruciale keuze: stoppen of een nieuwe stal bouwen. ‘We hadden een 100 dieren op drie locaties en elk hadden we nog een andere baan’, verduidelijkt Marina. Uiteindelijk werd in 2012 een nieuwe stal voor 180 dieren in gebruik genomen.’

Jonge kalfjes of hoogdrachtige dieren zijn er niet te vinden op deze locatie. Even voor het kalven verhuizen ze

Bedrijfsprofiel

eigenaren Karl (49) en Marina (44) Goossens-Van Osselaer, René (19), Louis (17, niet op de foto) plaats Melsele

Veestapel 200 witblauwen grondgebruik 22 ha, waarvan 7 ha mais en 15 ha gras

Melsele naar de locatie bij de ouders van Marina. Tweemaal daags krijgen de kalveren er 2 liter melk met 170 gram poeder. Ook zuiver en fris water wordt verstrekt om de opname van krachtvoer en hooi te stimuleren. Sinds kort mengen ze de kalverkorrel ook met wat spelt en gehakseld stro om nog meer de pens te prikkelen. Doordacht is het beste woord om de bedrijfsvoering op de Klaveren Aas te omschrijven. Daarbij spelen vaccinatie, een vlotte opfok, huisvesting, ventilatie en voeding – ook mineralen – een belangrijke rol. Ook in de bouw van de stal word maximaal gewerkt richting de gezondheid van de dieren. Met het oog op instroom van nieuwe dieren, maar ook bij de terugkeer op het bedrijf van dieren die aan een keuring hebben deelgenomen, is er vooraan een quarantainegedeelte dat met een grote poort afgeschermd is van de andere dieren. Ook tussen de jonge en de oudere dieren is er een fysieke barrière voorzien om zo de mogelijke ziekteoverdracht tussen verschillende leeftijdsgroepen zo goed mogelijk uit te sluiten.

‘Leeftijdsgroepen willen we zo veel mogelijk bij elkaar houden’, verduidelijkt Marina. ‘Na vier weken komen de kalveren uit de individuele kalverhutten per twee te zitten, op week acht per vijf. Dezelfde vijf kalveren blijven ook in de gesloten stal bij elkaar, afgeschermd van de rest door een volle muur. Op die manier willen ze stress en ziekteoverdracht zo veel mogelijk beperken, en kunnen ze het antibioticumgebruik tot een minimum beperken. Onthoornen, vaccineren, spenen of verhuizen worden nooit op hetzelfde moment gedaan.

In de volledige stal wordt gebruikgemaakt van natuurlijke ventilatie met een open nok en opstaande randen. De opening langs beide flanken start pas vanaf een hoogte van 2,5 meter, zodat de lucht niet te snel op de dieren valt. Bij de jongste dieren maakt het bedrijf gebruik van een windbreekgaas met een dicht zeil dat erover kan worden geschoven. Opvallend is dat dit zeil naar beneden toe oprolt. Hierdoor zal de lucht altijd van de hoogst mogelijke positie in de stal binnenstromen. Als de dieren in een groep zeven maanden oud zijn, verhuizen ze naar een ander gedeelte in een ander compartiment aan de zuidwestzijde van de stal. ‘Dat is een bewuste keuze’, vertelt Karl. ‘We willen vooral dat de lucht altijd van de jonge dieren naar de oudere stroomt en niet omgekeerd. Ook weer om ziekteoverdracht te vermijden naar jongere dieren.’

Extra mineralen essentieel

Drie maanden later verhuizen de dieren dan naar de overkant. Hier is gekozen voor een ventilatie met spaceboarding langs de noordoostzijde, waarover ook een zeil kan gerold worden. Aan de overzijde van dit stalgedeelte is wel gekozen voor windbreekgaas. Spaceboarding zou langs deze zijde te weinig luchtinlaat hebben gehad, omdat de wand hier lager is. Waar het jongvee is gehuisvest, is het dak ook volledig geïsoleerd. Op een leeftijd van 13 tot 15 maanden verhuizen de dieren dan naar de grote stal, waar de ventilatie ook via de open nok en een eenvoudige spaceboarding is geregeld. Tegelijkertijd met het voeren rijdt een stroblazer over de boxen heen. Slechts een strobaal per dag is zo voldoende om voor het grootste deel van de diergroepen elke dag een zuiver ligbed te garanderen. Enkel in de quarantainestal en bij de jonge dieren tot acht maanden wordt er nog met de hand ingestrooid. Wie door de stal loopt, heeft al snel door dat het rantsoen van de koeien vrij eenvoudig is. Een verhouding van 60 procent graskuil en 40 procent mais is bij vele vleesveehouders vertrouwd. Daarboven krijgen de koeien 0,7 kilo krachtvoer en mineralen. ‘We geven die mineralen het liefst in organische vorm, zeker selenium’, pikt Karl in. ‘Ze zijn duurder en hebben minder smaak, maar het grote voordeel is dat ze beter worden opgenomen en het dier kan er een voorraad van aanleggen in het eigen lichaam. En dat kan niet met de anorganische vorm.’

Vanuit zijn ervaring als dierenarts op verschillende bedrijven geeft Karl nog aan dat veehouders die de voeding en mineralenbalans van hun vee op orde hebben, zelden problemen hebben na een kalving, zoals het opblijven van de nageboorte.

Ook het jongvee krijgt gras en mais, maar dan in gelijke verhouding, aangevuld met krachtvoer.

Investeren in koefamilies

In 2000 startten Karl en Marina met vier stamboekdieren op een kleine weide. Stelselmatig bouwden ze hun veestapel uit, onder meer met de investering in topgenetica van gerenommeerde fokbedrijven. Een van de eerste aankopen op het bedrijf was Souveraine de Fooz, een dochter van Guliver en de grootmoeder van de ki-stier Germinal de Fooz.

Een andere investering was die in Nouvelle du Fond de Bois, een dochter van Calimero, uit de stal van JeanPierre Monfort. ‘We kochten de helft van haar’, vertelt Karl. ‘Ze had toen gekalfd en had tot dan nooit de echte top behaald op een keuring. Ze was een dochter van Licorne en we geloofden in haar. En terecht.’ Nouvelle werd dat jaar nog eerste in Brussel, waar ze twee jaar later de kampioenstitel pakte bij de koeien. Ze heeft nog veel goede nakomelingen op het bedrijf lopen.

Een andere bekende naam die op het bedrijf verscheen, was Gentiane de Fooz (v. Pompei), de moeder van Origan de Fooz (v. Adagio) en Machinal de Fooz (v. Germinal). ‘Ze won meermaals regionaal, maar nationaal haalde ze nooit echt de top’, vertelt de dierenarts. ‘Ook haar dochter Luronne de Fooz en volle zus van Machinal kwam naar het bedrijf. Van haar hebben we goede nakomelingen gehad. En zij wist wel wat resultaten te behalen op provinciaal en nationaal niveau: ze werd onder meer driemaal tweede op nationaal niveau.’

De vleesveehouder voegt nog namen toe aan het lijstje van koeien die hun genetica achterlieten op het bedrijf. Limpide de Fooz, een dochter van Harrisson de la Platte, is er een van. Ze behaalde meermaals een eerste plaats op een nationale keuring, maar doordat ze slecht spoelde en door pech heeft ze weinig nagelaten. Over Impaire de Fooz, een dochter van Enseigne en Germinal, is de witblauwfokker veel enthousiaster. ‘Haar dochter Martiale de Fooz (v. Orme) won de nationale titel in Doornik. Haar naam zie je terug in heel wat nakomelingen, waaronder meerdere ki-stieren.’

Focus op koefamilies

Volgens Karl hebben deze investeringen hun bedrijf oorspronkelijk veel vooruitgang gebracht, maar evenzeer is er een nadeel. ‘De eigen dieren worden soms wat weggedrukt, je bent er kritischer op en ze krijgen niet altijd de kansen die ze zouden moeten krijgen.’ Bij aankoop werd er vooral gekeken naar de origines van de dieren. Minstens drie generaties van topkoeien moesten er achter de potentiële aankoop zitten. Is dat zo, dan mag de kwaliteit van het dier zelf wel wat minder zijn, aldus de vleesveehouder. Gewicht, goede benen en sterke bespiering hebben hun voorkeur als het over de ideale koe gaat. Maar in hun fokkerijvisie zijn ze het meest trots op de huidige staltopper Karlien van Klaveren Aas.

‘Onze Grommitdochter heeft vier generaties van eigen dieren achter zich, en daar zijn we best wel trots op. Ze gaat terug op Definition du Fond de Bois, een koe die nationaal kampioen werd in Libramont.’

Gepeild naar de toekomst, kijken Karl en Marina naar hun zoon René. Hij toont vol trots een voor hem beloftevolle, jonge Dauphindochter uit de box, die teruggaat tot Nouvelle. De negentienjarige student heeft al veel passie voor het ras. ‘En vooral de fokkerij’, lacht Karl. ‘Eigenlijk willen we verder het pad bewandelen dat we al jaren volgen’, gaat hij verder. ‘We willen het midden houden tussen prijskamp en economie. Dan loop je wel het risico dat je er in beide gevallen net tussenvalt. Bij de koeien gaan extra bevleesdheid en veel gewicht wel makkelijker samen dan bij de stieren. Anderzijds wordt dat extraatje vlees niet altijd goed genoeg betaald.’ l

This article is from: