Schoolbestuur Geest over governance

Page 1

JAARGANG 34 I mEI 2014 I NUMMER 3

Geest over governance


COMMENTAAR VKO

Over de afstand tussen overheid en scholen Het is maar goed dat wij het zo hebben georganiseerd dat een deel van onze belastingafdracht aan de overheid, bestemd is voor scholen, beroepsonderwijs en universiteiten. Ruim E 30 miljard wordt daaraan uitgegeven, inclusief zo’n E 4 miljard bestemd voor studiefinanciering. Dankzij deze subsidiëring weten wij ons verzekerd van onderwijs. In het verleden was de kous daarmee af, de overheid bemoeide zich niet met het onderwijs zelf.

Outputmodel

dering is het hierboven genoemde onderwijs-outputmodel, dat

Echter, in de mate waarin wij meer overtuigd raakten van de

de bouwelementen van de draagconstructie die op de fundering

economische betekenis van onderwijs, veranderde de bemoeie-

staat, moet vernieuwen. Het lesprogramma is zo’n element, de

nis van de rijksoverheid en wel in vier stappen. Eerst zorgde zij

andere zijn de regelstructuur (procesvoortgang), de ondersteu-

voor soepele overgangen tussen schoolsoorten, opdat veel meer

ning (faciliteiten) en de professionalisering van leraren.

mensen een hoger diploma zouden kunnen behalen. Vervolgens

Hoe deugdelijk is deze nieuwe fundering? In Amsterdam lijkt

werd gezorgd voor de schaalvergroting van de scholen en de

daaraan inmiddels te worden getwijfeld. Dat komt zo. Eerder

fusie van schoolbesturen, en droeg de overheid haar beheersta-

heeft het gemeentebestuur voortvarend de funderingsoperatie

ken over aan de schoolbesturen. Dit om de scholen bedrijfs-

van het rijk met extra financiën ondersteund. Met goedkeuring

matiger te laten werken. Daarna spande de overheid zich in de

van de schoolbesturen daar, zijn er zelfs een flink aantal extra

werkelijkheid van scholen in een uniform model weer te geven.

funderingspalen geheid. Er is een uniform observatie-instru-

De bedoeling hiervan was standaarden van efficiency en effecti-

ment ontwikkeld waarmee elke leraar wordt beoordeeld door

viteit vast te stellen en de scholen aan de hand daarvan te laten

een speciaal daarvoor opgericht bureau. Er is het Praktijkboek

presteren. Laten we dit het ‘onderwijs-outputmodel’ noemen.

Basisonderwijs Amsterdam, Goed Onderwijs geheten en er is

Ten slotte is gezorgd voor de controle op deze prestaties, door

de Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam, die jaarlijks

de onderwijsinspectie daartoe om te vormen. Als de prestaties

verschijnt en een overzicht biedt van een bepaald aantal

onvoldoende zijn, verliest de school haar subsidie.

outputscores van de afzonderlijke scholen. Zo is een onderwijsoutputmodel-plus ontstaan. Dit is wel begrijpelijk. Net zoals in

4

Fundering

de natuurkunde blijf je bezig met modellen. Als je met je reken-

Het is een enorme verbouwing geweest die in ongeveer dertig

werk op de grenzen van een model stuit, moet je het aanpas-

jaar is uitgevoerd. Ze komt erop neer dat het pand van de

sen of een ander ontwerpen. Er is wel een belangrijk verschil

school op nieuwe funderingspalen is geplaatst, die ervoor

tussen natuurkunde en onderwijskunde. De modellering van

moeten zorgen dat het vakmanschap van het lerarenkorps, bij

de werking van het universum is mogelijk gebleken, met de

wijze van spreken, wordt gestabiliseerd. Deze nieuwe paalfun-

zwaartekrachtwet die Isaac Newton in 1687 publiceerde, als

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


Gemeenteraadsverkiezing 2014 in Amsterdam. Jan Paternotte (rechts, D66) in debat

Foto: HH/Jan Boeve

met Pieter Hilhorst (PvdA).

het eerste accurate model. Voor de werking van het onderwijs

Volkskrant van 18 maart 2014, afkomstig van Marthe van Nes,

bestaat zo’n model echter niet.

een logopedist in het speciaal basisonderwijs in Amsterdam. Zij schrijft: ‘De directie kreeg vrij spel in het ‘mobiliseren’ van

Politiek

het team, in het overplaatsen van leerkrachten naar andere

Intussen kan de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen lei-

locaties. Dat ging gepaard met intimidatie en repressie. Goed

den tot een correctie van deze Amsterdamse inzet. De winnaar

functionerende en toegewijde leerkrachten werden gekleineerd

en grootste partij, D66, heeft de verliezer, de PvdA, juist daarop

en onder druk gezet. De beoogde effecten van deze ingreep

bestreden. Niet dat D66 het stuur radicaal zal omgooien, wel

bleven uit. Kwaliteitsverbetering? De school daalde van ‘zwak’

zal er worden bijgestuurd. In haar verkiezingsprogramma staat

in 2010 naar ‘zeer zwak’ in 2012. Transparantie? Er werd geen

dat scholen weer zelf verantwoordelijk worden, de versterking

enkel argument gegeven voor de overplaatsing. Kostenbespa-

van het onderwijs is de verantwoordelijkheid van de scholen

ring? In 2013 moest een interim-directeur aantreden, en dat is

zelf en leraren moeten elkaar gaan beoordelen. Het stadhuis

heel duur.’

moet voortaan afstand bewaren en macht afstaan.

Gelukkig lijkt deze ‘onbuigzame’ Amsterdamse aanpak nu te worden gecorrigeerd, dankzij de gunstige verkiezingsuitslag van

Belangwekkend is ook de kritiek op de Amsterdamse aanpak

D66. Maar hoe vruchtbaar is het voor scholen als de essentie

van het Centraal Planbureau, het bekende onderzoeksinstituut

van hun beleid afhankelijk is van verkiezingsuitslagen? En is

van de overheid. In The impact of a comprehensive school reform

het eigenlijk wel verantwoord om het hierboven omschreven

policy for failing schools on educational achievement; Results of

onderwijs-outputmodel op te leggen, terwijl de eerste Newton

the first four years (CPB Discussion Paper/264, 2014) staat

van de onderwijskunde nog moet opstaan? n

dat bepaalde toetsscores die zouden moeten zijn verbeterd, juist verslechterd zijn. Volgens het rapport is een mogelijke

Dit commentaar van VKO verscheen op 27 maart 2014 in de

verklaring van deze bevinding ‘de intensieve en onbuigzame

digitale nieuwsbrief van de vereniging. In deze tekst zijn enkele

benadering die een onstabiel werkklimaat met vervanging van

redactionele veranderingen opgenomen.

leraren veroorzaakte.’ Een illustratie hiervan is een brief aan de

5


THEMA INTERVIEW

Ontwortelde instellingen Gerrit-Jan Meulenbeld ‘Maatschappelijke ondernemingen hebben geen eigenaren meer, formeel-juridisch wel, maar het draagvlak ontbreekt. Er is geen morele of maatschappelijke eigenaar’, zegt Willem van Leeuwen. ‘Dat is bizar, want we hebben het over honderden instellingen, tienduizenden werknemers en miljarden euro’s’. Het rapport over de maatschappelijke onderneming waaraan hij schreef, pleit voor een speciale wet. Dit om een cultuuromslag bij de maatschappelijke ondernemingen (waaronder scholen) te bewerkstelligen.

Willem van Leeuwen is verbonden met het Wetenschappelijk Instituut (WI) van het CDA. Een van de onderwerpen waar na een advies uit 2005 van alles aan is gedaan, maar waarop geen resultaten zijn geboekt en waarin het CDA zich onderscheidt van andere politieke richtingen is de maatschappelijke onderneming. Scholen, zorginstellingen, woningcorporaties worden wel maatschappelijke ondernemingen (hierna MO’s) genoemd. ‘De vraag die voorlag was of dat advies nog waarde had en zo ja, hoe dan. Het bleek een actueel onderwerp te zijn, omdat de maatschappelijke onderneming in een nieuwe jas de oplossing kan zijn voor een maatschappelijk probleem, namelijk een samenleving waarin de overheid op haar grenzen is gestoten en terugtreedt, en de markt niet de oplossing is voor alle vraagstukken. Maar dan moet er wel iets gebeuren’. Van Leeuwen benadrukt dat het rapport breed gedragen wordt binnen het CDA, maar dat hij niet namens het CDA praat. Wat is er volgens u mis met de maatschappelijke onderneming? MO’s hebben geen eigenaren meer, formeel-juridisch wel, maar het draagvlak ontbreekt. Er is geen morele 6

eigenaar. Dat is bizar, want we hebben het over honderden instellingen, tienduizenden werknemers en miljarden euro’s. Dat is decennialang anders geweest, de MO’s zijn ontstaan vanuit het particulier initiatief en waren vaak verenigingen. De eigendomsvraag was in de verzuilde samenleving daarom niet aan de orde, de bestuurders waren ‘onze’ mensen die vertrouwd werden en die voortkwamen uit de lokale samenleving. Op het moment dat de overheid mee gaat betalen en de zuilen uit elkaar vallen, verandert dat. Omdat de overheid betaalt, denken velen dat die de eigenaar is. Overheid en politiek denken er zelf ook zo over en de MO’s verstatelijken. Begin jaren negentig komt daar verandering in, wanneer de overheid zich begint terug te trekken, omdat het haar financieel en organisatorisch boven het hoofd groeit. In het onderwijs vertaalt zich dat in de lumpsumfinanciering en meer beleidsvrijheid, in de zorg in meer marktwerking, in de volkshuisvesting in de verzelfstandiging en de bruteringsoperatie waarbij alle toekomstige subsidies werden uitbetaald onder gelijktijdige aflossing ineens van alle rijksleningen. Wat de overheid verzuimd heeft te doen is om over deze grote stap debat te voeren. Keert de oorspronkelijke eigenaar weer terug? Nee, want die is er niet meer. Verenigingen werden stichtingen. Door fusieoperaties en professionalisering zijn de MO’s niet meer van de lokale samenleving. De nabijheid en verbinding zijn weg, loketten en bureaucratie zijn ervoor in de plaats gekomen. Herman Wijffels (oud-topman van de Rabobank) zei ooit: ‘Zaken die mensen belangrijk vinden, moeten zo georganiseerd zijn dat mensen erbij kunnen’. Dat geldt voor onderwijs, zorg en wonen. De MO’s hebben het zelf ook laten liggen. Zij ervoeren het vraagstuk van het eigenaarschap niet als probleem en de

ruimte die ze van de overheid kregen als weldadig. Er zijn te weinig checks and balances ingebouwd, waardoor het hier en daar uit de hand is gelopen. Ik onderscheid drie soorten incidenten hoe het kan mislopen. De eerste is van alle tijden en wordt gevormd door de categorie fraude. Hoe nobel het streven van een MO ook is, ook daar acteren boeven. De tweede oorzaak is een te grote ambitie, te grote en meeslepende projecten, niet met slechte bedoelingen en lang niet altijd vanuit grote ego’s. De derde categorie bestaat wel uit de grote ego’s, die lopen ook bij MO’s rond. In de twee laatste gevallen ontbreekt het kritisch vermogen en faalt de raad van toezicht of het managementteam, de tegenkrachten bij uitstek. Zij bieden vaker echter alleen tegenkracht op de bedrijfsvoering. Maar wie ziet erop toe dat de MO de goede dingen doet? Waar is het handelen op gebaseerd? Wat is de maatschappelijke meerwaarde, de legitimatie? De antwoorden op die vragen zijn ver te zoeken. Maar ook de overheid faalt als ze partij is in grote projecten. Zij neemt vaak niet de betrokkenheid van burgers als leidraad, maar wil de eigen politieke ambitie verwezenlijken. U zegt dat de MO’s geen morele of maatschappelijke eigenaar meer hebben, dat de legitimatie ontbreekt. Ook de raad van toezicht voorziet daar niet in? De lokale gemeenschap is feitelijk niet vertegenwoordigd, ook niet door de ouder-, bewoners- of cliëntenraad, die vaak als zodanig worden aangevoerd. Zij zijn alle bij wet ingesteld en acteren meestal als klant, consument. Zij stellen zich de vraag: zijn wij tevreden over het primair proces? Dat is hartstikke belangrijk, maar de vraag of de goede dingen worden gedaan, de vraag dus naar de maatschappelijke meerwaarde, wordt niet gesteld. Ook niet of maatschappelijke partners die in dezelfde buurt of om-

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


Foto: M. van Rij/NFP

Willem van Leeuwen (1953) studeerde na zijn heao Nederlands recht. Vanaf 1992 was hij directeur en later tevens voorzitter van NCIV, een koepel voor woningcorporaties en na de fusie met de Nederlandse Woningraad van 1998 tot 2009 voorzitter en algemeen directeur van Aedes, de vereniging van woningcorporaties. Hij was als initiatiefnemer tot 2009 voorzitter van het Platform Maatschappelijke Ondernemingen, voorzitter van de Raad van Toezicht van de PO-raad en tot voor kort voorzitter van de Buurt Alliantie. In 2012 verscheen het boek Toezicht en de maatschappelijke onderneming. Balanceren in het krachtenveld dat hij samen met Paul Simons schreef. Voor Het CDA en de maatschappelijke onderneming zie www.cda.nl/wi/rapporten/ Dit interview is naar aanleiding van het verschijnen hiervan.

geving van de MO opereren, vinden dat je je met de goede dingen bezighoudt. Ouderraad, medezeggenschapsraad zijn belanghebbend en geen betrokkenen. Zij stellen de waarom-vraag niet. Om die vraag te kunnen stellen, moet je in verbinding staan met de samenleving. Al die jaren hebben de MO’s dat vacuüm niet gevoeld, dat vind ik verbijsterend, en beschouw ik als een fundamenteel probleem. Is deze situatie te repareren? We bepleiten een speciale wet. Geen wet die de macht overneemt of waarmee de overheid het oplost, een nieuwe verstatelijking dus. Het gaat om een wet die de

samenleving in positie brengt om zich substantieel te kunnen bezighouden met de waarom-vraag. Maar als niemand die vraag gemist heeft, is er dan een probleem? Dat is er zeker, omdat we van een situatie gaan van verzorgen en verzekeren, de verzorgingsstaat, naar een situatie van verbinden en verheffen, zoals de WRR een aantal jaren geleden vaststelde, ofwel naar de participatiesamenleving. Dat is geen samenleving waarin burgers uitvoerders zijn van overheidstaken, zoals bijvoorbeeld minister Plasterk het invult, maar verantwoordelijkheid dragen voor elkaar (verbinden), zelf met oplos-

singen komen (verheffen) en de overheid ze daartoe in staat stelt. Daarvoor is die wet nodig, als instrument, niet als bezegeling van een situatie. Als het werkt, kan de wet weg. Gaat het niet vooral om een cultuuromslag? De vraag is bij wie die moet beginnen? De bovengeschetste ontwikkeling is door wetenschappers en adviesraden stelselmatig geagendeerd, maar niet door de MO’s opgepakt. Laten we de mensen die zich ermee willen bemoeien, via een wet in positie brengen. In de samenleving bruist het van allerlei nieuwe initiatieven, ook in de MO’s, maar dan vooral op de werkvloer. Als voorzitter van de Buurt7


Alliantie ben ik duizenden van deze mensen tegengekomen die wel in verbinding staan met de samenleving, met buurtinitiatieven, met andere maatschappelijke organisaties. Voor hun managers telt dit meestal niet. Deze mensen zijn misschien wel meer maatschappelijk gedreven dan hun managers en bestuurders. De cultuuromslag moet dus nog vooral op dat niveau plaatsvinden. Een wet kan dat forceren. Zijn maatschappelijke initiatieven in verbinding te brengen met de MO’s? Ik zie het maar sporadisch. Een maatschappelijk initiatief als Buurtzorg wordt nu pas serieus genomen door de gevestigde thuiszorgorganisaties en gevraagd om uit te leggen hoe zij werken, maar dat is vooral gemotiveerd door bezuinigingen. Er zijn allerlei initiatieven van buurtbewoners die niet aan tafel komen bij de woningcorporaties. In Overijssel heeft een schoolbestuur geweigerd een school die dat bestuur vanwege krimp wilde sluiten, over te dragen aan de dorpsgemeenschap en waar een serieus alternatief was geformuleerd, financieel, gebouwelijk, organisatorisch. De vraag was vervolgens ook of de overheid dat goed had gevonden. Het CDA vindt dus dat zo’n initiatiefgroep het wettelijke recht moet krijgen de school over te nemen. In het geval van een school is het nog vrij eenvoudig, want het gaat om een geldstroom. Als buurtbewoners een alternatief organiseren waar een woningbouwcorporatie woningen wil afbreken of afstoten, wordt het ingewikkelder, want dan speelt de formele eigendomsvraag. Maar ook in dit geval zou je het zo moeten regelen dat er overgedragen wordt. Er zijn allerlei maatschappelijke initiatieven, maar veel burgers gedragen zich nog steeds als consument, zien vooral het eigenbelang en niet het publiek belang. Is dat te repareren? Volgens mij heeft dat ook te maken met de aard van de vragen die bestuurders stellen aan een ouder- of bewonersraad. Trek het breder dan een school of woningcomplex, maar leg de dilemma’s voor: willen we meer zorgwoningen voor ouderen of meer duurzame woningen? Dat betekent dat je als bestuurder de 8

waarom-vraag heel helder hebt en niet meteen zelf moet beantwoorden, maar in interactie gaat. Zo kan het beleid van een woningcorporatie of schoolbestuur het beleid van de gemeenschap worden. En maakt het ook niet uit dat het er anders uitziet dan elders in Nederland. In het rapport staat het voorbeeld van Hoogeloon, waar de lokale gemeenschap een zorgcoöperatie heeft opgericht om de zorg voor ouderen zelf ter hand te nemen toen de zorgaanbieder zich terugtrok in het dorp. Daar is ervoor gekozen om ouderen met een zware zorgindicatie bewegingsvrijheid te geven om zelfstandig door het dorp te wandelen. Gaat het mis, dan neemt de coöperatie zelf de verantwoordelijkheid. Het alternatief is dat deze ouderen de rest van hun leven achter een cijferslot zitten. Daar is dus over nagedacht. De landelijke politiek moet zich dan ook koest houden als het misgaat. Hebben de MO’s nog toekomst? Die vraag is heel lang beantwoord vanuit de gevestigde MO’s, ook binnen het CDA. Dan word je misschien cynisch, maar als die gevestigde MO de verbinding weet te leggen met maatschappelijke initiatieven, flexibeler wordt, zich aanpast, is er zeker toekomst. Dat betekent dat ze invloed, draagvlak van de betrokkenen moet ophalen, niet alleen toestaan. En dilemma’s delen. Maar ook maatschappelijke initiatieven professionaliseren, worden volwassen en dus ontstaan er nieuwe MO’s. De gevestigde MO’s zijn op dezelfde manier ontstaan, vanuit een maatschappelijke behoefte en het particulier initiatief. In het rapport wordt als alternatief voor de huidige financiering van MO’s zoals in het onderwijs en als middel om de betrokkenheid te vergroten, vraagfinanciering genoemd. Het rapport gaat er verder niet op in. Zou het een goed alternatief zijn? Die vraag is er op verzoek van enkele bestuursleden van het WI ingekomen, maar de beantwoording is uitgebleven, omdat het niet in mijn opdracht zat. Vraagfinanciering lost naar mijn opvatting het vraagstuk niet op. Vraagfinanciering, pgb’s zijn een alternatief voor ouder-, cliënten- en bewonersraden, ze vertrekken

dus vanuit het individuele belang, niet het publiek of algemeen belang. Hoe ver reikt het publiek belang? Op welke schaal moeten we denken? Als we de vier grote steden buiten beschouwing laten, zijn de gemeentegrenzen wel de norm. Ik ben niet tegen schaalvergroting, vind dat een MO in vijf gemeenten mag werken, maar dan moet die garanderen dat er een bestuurlijk iemand permanent voor die gemeenschap beschikbaar is en geen relatiemanager of afdelingshoofd, mensen die over grote beslissingen niet zelf kunnen besluiten. Iemand dus die met beide benen in die gemeenschap staat. Dat willen we graag in een wet vastleggen, zoals ook de verplichting om een maatschappelijke raad in te stellen. Zulke infrastructuur bevordert de cultuuromslag, de noodzakelijke verbinding met de samenleving. Daarnaast bepleiten we een tweede wet op het niveau van het primaire proces. Dat regelt dat een groep ouders of bewoners een aanbesteding kan doen wanneer ze een alternatief hebben, ‘the right to challenge’. In Groot-Brittannië wordt dat nog eens bevorderd door een garantiestelsel. Hoe optimistisch bent u over de cultuuromslag, over de MO? Ik zit er wat dubbel in. Ik ben ervan overtuigd dat er bij de professionals in de MO’s en burgers zoveel dynamiek en kracht zitten, dat het kan gaan lukken. Het zit in het Nederlandse DNA, nergens zijn zoveel mensen die zich actief bemoeien met het publiek belang, niet door het uitoefenen van stemrecht, maar door het zelf te doen. Maar misschien gaat er eerst nog veel stuk, als grote onderdelen toch via marktwerking of de overheid georganiseerd worden, wat niet denkbeeldig is. Het zal nog een tijd duren voordat de door ons voorgestelde wetten er zijn. De actuele decentralisaties in het sociale domein kunnen echter ook voor een keerpunt zorgen, als gemeenten zich niet opstellen als regisseurs, onzichtbare samenwerkingsverbanden oprichten, maar zich gedragen als facilitatoren, zelf een soort MO worden. n

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


MENSENSCHOOL

Wat nodig is voor bestuurskracht We zijn vrij, maar ook zwak, zelfs zwakker dan we denken. Op wie kunnen we dan bouwen, wie kunnen we vertrouwen? De overheid kan ons terzijde staan door zelf kundiger en actiever te worden, maar volgens Alexis de Tocqueville vergissen wij ons sterk als we dat van haar verwachten. In Over de democratie in Amerika (volgens kenners een meesterlijk boek uit 1835-1840, vanwege de diepe inzichten in mens en wereld1) voorspelde hij dat het niet goed met ons zal aflopen als de overheid onze initiatieven en samenwerkingsverbanden overneemt. Handel, nijverheid, ons moraal en intellect - alles komt dan in gevaar, schreef hij. We doen niets meer en wachten af. (pp. 547) Ik dacht aan Tocqueville toen vorig jaar het kabinet over de ‘doedemocratie’ schreef. Wat mensen zelf weten te regelen en samen weten op te lossen, laat de overheid voortaan met rust. Dat wordt ermee bedoeld. Bedenk, voegde de regering eraan toe, de overheid kan minder dan voorheen. Ze voelt haar grenzen: geldgebrek, verminderde bestuurskracht, denk ik dan. Er zijn bestuurders die hun klassiekers kennen, anderen wellicht niet. In een Britse zakenkrant las ik dat een Amerikaans genootschap van ingenieurs elke vier jaar rapporteert over de kwaliteit van het onderhoud aan bruggen, waterkering, havens, wegen, railnetwerk, drinkwatervoorziening, vlieg- en treinverkeer. Het oordeel in 2013 over de staat van deze voorzieningen varieerde van middelmatig tot zwak. De tweede kwalificatie houdt in dat er risico’s zijn. De krant had een foto uit 2007 van een grote, ingestorte brug over de Mississippi erbij afgedrukt. Hoeveel slachtoffers er misschien zijn gevallen, stond er niet bij. Een overheid kan afwezig of onmachtig zijn, ook komt het voor dat zij zich verbeeldt de chef te zijn. Zo gebeurt het in ons land dat zeven procent van de subsidie aan het hoger onderwijs (voor het middelbaar beroepsonderwijs gaat ook zoiets gelden) niet wordt uitgekeerd als bepaalde prestaties die zijn afgesproken, niet geleverd zijn. Marcel Wintels, die ruim dertien jaar bestuurder van hogescholen is geweest en dit jaar afscheid nam, zei daarover in het Onderwijsblad: ‘Als je onzeker bent over zeven procent van je inkomsten, ga je niet ten volle verplichtingen aan.’ De overheid kan dus ook in de weg zitten. Vooruitgang en beschaving hangen vooral af van (lokale) verenigingen die mensen onderling tot stand brengen, ontdekte Tocqueville in Amerika. Maar de geschiedenis van wat wel de oudste vereniging ter wereld wordt genoemd, de rooms-katholieke kerk, laat zien dat ontstaan, ontwikkeling en voortbestaan van verenigingen diffuus en turbulent kunnen zijn. Wist u dat deze kerk eigenlijk pas in 1095 vaste grond onder haar voeten kreeg toen paus Urbanus II met zijn succesvolle oproep om Jeruzalem te heroveren zoveel moreel gezag

Dick Wijte verwierf, dat de gelovigen daarna wel bereid waren de bisschop van Rome als opperste leider van de christenheid te erkennen?2 De wording van de kerk na die tijd is een intrigerend complex van zielzorg en caritas (met inktzwarte bladzijden incluis), naast theologische en politieke kwesties die geleid hebben tot kerkscheuringen, inquisitie, anti-judaïsme en tot een worsteling met de moderne tijd3. Het was en is meer voortmodderen dan bestuurskracht tonen. Toch hebben we het over een zeer invloedrijk instituut en een steun voor talloze mensen. Vorige maand sprak de Tweede Kamer met de minister en de staatssecretaris over de kwaliteit van het besturen van scholen. Medio dit jaar zal daarvoor een nieuwe wet worden ingediend. Het motto luidt intussen: versterking bestuurskracht (die door menigeen als een ‘operatie’ wordt voorgesteld). Ze komt erop neer dat de machten in het onderwijs in evenwicht moeten worden gebracht en dat deze zich dienen te professionaliseren, de medezeggenschapsraden met name. Dit doet mij aan staatsinrichting en bestuurskunde denken, terwijl verenigingen van mensen, daar waar men samenkomt om iets goeds te doen (de school als sprekend voorbeeld daarvan), niet als gereguleerde machtscentra of abstracties moeten worden opgevat, niet in overwegende zin tenminste. Wat schreef Tocqueville? Hij wees drie factoren aan die invloed op de kwaliteit van de instellingen hebben: de fysieke omstandigheden, de wetten en de zeden, waarbij volgens hem de wetten belangrijker zijn dan de omstandigheden en de zeden belangrijker dan de wetten. (pp. 330-333) Verschuil je niet achter omstandigheden en wetten, zeg ik. Onder zeden verstond hij ‘alle intellectuele en morele neigingen die de mens in het sociale verkeer meedraagt’ en die alleen door praktische ervaring kunnen worden bevorderd. n 1 Ik verwijs naar Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie aan de

Universiteit Leiden.

2 Peter Raedts, De uitvinding van de rooms-katholieke kerk, 2013, pp. 95-96. 3 Hans Küng, De katholieke kerk. Een geschiedenis, 2001. Dick Wijte is voorzitter van de VKO

9


onderwijsbisschop hendriks

INTERVIEW

‘Op school samen waarden beleven, daar gaat het om’ Nico Dullemans Kort na de yell ‘minder, minder, minder’, de vijandige roep die PVV-leider Geert Wilders uitlokte en waarmee ‘minder Marokkanen’ wordt bedoeld, reageerde onderwijsbisschop Jan Hendriks op zijn website met de aansporing elkaar toch vooral als mens te behandelen. Hij waarschuwde voor de mening dat criminaliteit en etniciteit samenhangen. De kreet van Wilders’ aanhangers bereikte ook de scholen. Kinderen vroegen zich af of zij weg moeten, anderen imiteerden en riepen ook:‘minder’. De school die kinderen als hun gemeenschap kunnen beleven, dreigde op dat moment even door spanningen in de samenleving te worden omspoeld.

Congregatie voor Katholiek Onderwijs, een

christelijk humanisme de mensen op zich

van de departementen van het Vaticaan. Het

goed te vormen, om zo met overtuiging te

stuk uit december vorig jaar gaat over on-

kunnen leven.’

derwijzen in interculturele dialoog en heeft als ondertitel: Leven in harmonie voor een

De Vaticaanse onderwijsnota zegt daarover

beschaving van liefde. Het is, zoals dat wel

dat de school haar leerlingen moet helpen

genoemd wordt, een zacht antwoord op een

hun eigen, persoonlijke plaats in de wereld te

harde uitdaging die mondialisering met zich

bepalen. Daar is kennis voor nodig, over hun

meebrengt. Een antwoord in navolging van

eigen geloof en over geloven en overtuigin-

Jezus van Nazareth. Monseigneur Hendriks:

gen van anderen. Met kennis daarover ‘kan

‘Heb lief en doe verder wat je wilt, zei kerk-

angst worden overwonnen en ze verrijkt onze

vader Augustinus, want eigenlijk kun je dan

gedachten over de spirituele tradities van

niet meer verkeerd doen. Je handelt dan na-

andere mensen. Leraren zijn daarom altijd

melijk volgens je geweten, volgens je goede

verplicht de mens te respecteren die naar de

hart. Deze liefdevolle houding heeft te maken

waarheid van zijn eigen bestaan zoekt, even-

met de centrale plaats die de mens inneemt

als de grote culturele tradities te waarderen

in het christelijk geloof, al bij de Schepping

die open staan voor God. Van hen wordt ver-

2

is dat zo. God heeft de mens geschapen naar

wacht dat zij het verlangen naar vrijheid en

Tussenweg zijn

Zijn gelijkenis. Bedenk daarbij: God is liefde.

waarheid aanwakkeren.’ Maar, gaat de nota

Ik sprak monseigneur Hendriks in een tijd

Hij heeft daarom de mens bedoeld als een

verder, het gaat niet louter om deze kennis

van het jaar getekend door symboliek, de

sociaal wezen, een inter-persoonlijke mens,

maar om de gelegenheid die ze biedt tot

tijd van Pasen, Koningsdag, de Dodenher-

niet een individualistische mens. Dit sluit

dialoog. ‘Hoe rijker deze kennis, des te beter

denking op 4 mei, Bevrijdingsdag en wat

de wegen af naar relativisme en fundamen-

onze dialoog verloopt en het samenleven

later: Hemelvaart en Pinksteren. Het is, de

talisme; het christelijk geloof biedt een tus-

met mensen met andere opvattingen. In een

dagen zo bij elkaar genomen, een tijd waarin

senweg. Aan de ene kant gaat het over hele

open dialoog tussen mensen met verschil-

wij kunnen beleven dat rouw in vreugde kan

belangrijke waarden die aan de mens zijn

lende achtergronden, kunnen verschillende

veranderen, dat energie kan vrijkomen, dat

meegegeven, die in zijn natuur zitten. Waar-

geloven een beslissende bijdrage geven aan

wil zeggen dat bindende krachten ontstaan

den waarnaar we zouden moeten leven en

de vorming van het besef dat er gemeen-

waardoor wij, hoe gebrekkig wij ook blijven,

die dus niet betrekkelijk zijn. Aan de andere

schappelijke waarden zijn.’(pp.16)

in staat zijn kwaad te vergeven, schade te

kant is het weer niet de bedoeling dat we ze

herstellen en elkaar beter te verstaan. Maar

opleggen. God is liefde in vrijheid!’We staan

Onderwijs kan daaraan bijdragen. Gemak-

het is moeilijk met elkaar een sociale orde

stil bij iemand die voor deze waarden stond,

kelijk is dat niet, want een dialoog voeren

op te bouwen, vooral als er eerst zoveel

pater Van der Lugt die enkele maanden

betekent niet dat je het met elkaar maar op

kapot wordt gemaakt. Lees het verbeten

geleden in Homs werd vermoord. Hendriks:

een akkoordje gooit en waarden relativeert.

relaas van wijlen Jacques Presser over de

‘Hem ging het om de mens en hij maakte

Het is niet ‘multiculturalisme’, wederzijds

vervolging van de joden in ons land tijdens

daarbij geen onderscheid. Pater Van der Lugt

ontzien, maar zoals de nota zegt, het is

de Tweede Wereldoorlog.1 Bijvoorbeeld zijn

droeg het christelijk humanisme uit.’

een integratie van culturen waarvan de

verslag van de ‘scheiding bij het onderwijs’,

10

mensen elkaar juist erkennen. De dialoog

het joodse kind dat van zijn school af moest

Gevormd zijn

biedt daarvoor het raamwerk waarbinnen

‘en binnen een heining geperst, waarin het te

Hendriks vervolgt: ‘Dit humanisme gaat over

mensen van elkaar kunnen leren. (pp. 29)

zijner tijd erfasst kon worden.’

respect, gemeenschapszin, subsidiariteit en

Hendriks: ‘De eerste kerkgemeenschappen

over een grote openheid naar de ander. Men-

waren samenkomsten van liefde, mensen

Er is nog een reden om de bisschop te wil-

sen willen niet als groep worden weggezet.

hadden elkaar lief, beleefden de waarden die

len spreken, namelijk een publicatie van de

Doe dat dan ook niet! Tegelijkertijd roept het

zij samen belangrijk vonden. Die sfeer in de

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


Mgr. Hendriks aan tafel bij Pauw en Witteman, 19 maart 2013 school scheppen, betekent dat mensen open

Om een brug te kunnen slaan, zagen we,

verwacht wordt dat je je neutraal opstelt.

voor elkaar zijn, en daarmee voor God. Op

moet je gevormd zijn. In de Vaticaanse nota

(pp.33) Daar hoort een programma bij

zo’n moment beleven zij ‘kerk’ met elkaar,

wordt aangedrongen op een versterking van

waaruit een katholieke geest spreekt en

een gemeenschap waarbinnen waarden met

de katholieke school door meer aandacht

een gemeenschappelijke visie. (pp.36-38)

elkaar doorleefd worden. Daar gaat Pinkste-

te hebben voor de basale pedagogische

Een programma waarin op een verstandige

ren over. Op zo’n moment ontvangen mensen

zienswijze (in de nota ‘paradigma’ genoemd)

manier de blik gericht is op de mondialise-

de heilige Geest en kunnen elkaar verstaan,

dat begrip van intermenselijke relaties zowel

ring: wij zijn burgers van deze wereld. Waarin

ondanks allerlei onderlinge verschillen. Dat

middel als doel is van de ontwikkeling van

zelfbewustzijn wordt ontwikkeld door te

wens ik de katholieke school toe, dat wens ik

iemands zeer persoonlijke identiteit. De

reflecteren op ervaringen en eigen gedrag.

natuurlijk elke school toe.’

congregatie:‘Dit paradigma gidst de dialoog

Waarin de waarden van andere culturen en

als idee, ervoor zorgend dat de samenspraak

religies worden gerespecteerd en begre-

Bruggen slaan

noch abstract, noch ideologisch is, maar

pen. Waarin wordt uitgenodigd tot delen en

Velen blijven verstoken van religieuze

eerder door respect, begrip en wederkerige

verantwoordelijkheid. Kortom, het gaat om

ervaringen omdat, aldus de nota van de

ondersteuning gekenmerkt wordt. Op die

een programma waarmee katholieke scholen

congregatie, die in de dominante mind-set

wijze wordt het onderlinge contact gevoed

hun leerlingen aanmoedigen tot wijsheid – in

zijn gemarginaliseerd. ‘De antropologische

door de gedachte dat onze cultuur met

een samenleving die een kennismaatschappij

vraag is geruisloos uitgeschakeld, dat wil

geschiedenis te maken heeft en dynamisch

heet te zijn. n

zeggen: de vraag naar de volle waardigheid

is, en weigeren we de ander in een soort cul-

en bestemming van mensen. De cultuur is

turele gevangenis te duwen.’ Dit paradigma

ontdaan van religieuze expressie.’ (pp.11)

(dus: inzicht in intermenselijke relaties is

Hendriks: ‘Toch is het mogelijk om bruggen

een manier om je eigen identiteit te ontwik-

te slaan, zoals The Passion lijkt te doen.

kelen, waarmee het tevens doel is van deze

Vanuit het Evangelie wordt contact gezocht

ontwikkeling en daarom van grote betekenis

Educating to Intercultural Dialogue in

met de geseculariseerde samenleving, zoals

in het onderwijs) is een uiterste poging om

Catholic Schools. Living in Harmony for a

wij ook met Voorhof Amsterdam proberen te

een cultuur van dialoog voeren te versterken.

Civilization of Love, 2013.

doen. Wij willen daar een breed gesprek aan-

Om zo bij elkaar begrip te kweken, je aan te

gaan met mensen van goede wil.’ Hij vertelt

passen, net zoals de ander dat doet, waar-

over Arsacal in Algerije, waarvan hij titulair

door we in staat zijn het algemeen welzijn te

bisschop is. Onder moeilijke omstandighe-

dienen. (pp. 27-28) Deze zienswijze omvat

den zijn daar de laatste tijd tienduizenden

dus veel meer dan terugdringing van ego- en

mensen die zich tot het christendom hebben

etnocentrisch denken en doen.

1 Dr.J. Presser Ondergang. De vervolging en de verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945, 1965. 2 Congregation for Catholic Education,

bekeerd. Hendriks: ‘Nogmaals, het is de tussenweg die het christelijk geloof biedt, een

De nota betekent een oproep aan de ka-

weg tussen fundamentalisme en relativisme

tholieke school om een getuige te zijn van

in.’

dit paradigma, zeker in een cultuur waarin

11


THEMA INTERVIEW

in gesprek met --- professor dr. taco brandsen Scholen tussen staat en markt

Hybride instellingen Jan van Oers In Schoolbestuur van december 2013 vraagt

onderwijsinstellingen binnen. Overheid en

kijkt. Kijk je naar schoolbesturen of naar

professor Gert Biesta zich af of ouders en

brancheorganisaties leggen hun kwaliteits-

allerlei vrijwilligerswerk in en rond de school.

leerlingen nog wel zeggenschap hebben over

eisen op aan het onderwijs. Alles moet zo

Brandsen: ‘Als mensen betrokken zijn is

de richting en inhoud van het onderwijs. Ver-

effectief en doelmatig mogelijk! Maar waar

dat op een andere manier dan vroeger. Het

antwoording wordt volgens hem niet langer

blijft in deze ontwikkeling een dragende

moet passen in hun dagelijks ritme. Als het

afgelegd aan hen, maar aan de overheid. In

gemeenschap? Doet die er nog toe? Over de

om ouders gaat, zijn dat mensen die gezien

de conceptuele driehoek van de wetenschap-

verschuiving van grenzen spreken we met

hun leeftijd druk zijn met werk en thuis, die

pers Wim van de Donk en Taco Brandsen

professor dr. Taco Brandsen, hoogleraar

carrière moeten maken maar die best ook

(2005; zie afbeelding) behoren onderwijs-

bestuurskunde aan de Radboud Universiteit

wel wat willen doen.’ Brandsen wijst dan op

instellingen met onder andere ziekenhuizen,

in Nijmegen.

meer projectmatige activiteiten met een dui-

sportclubs en welzijnsinstellingen tot het

delijk einddoel, die flexibel kunnen worden

maatschappelijke middenveld, voortgekomen

Gemeenschap

opgepakt. Dit soort activiteiten onderscheidt

uit een particulier initiatief en gedragen door

We starten het gesprek met de vraag of het

zich van het zitting nemen in een schoolbe-

een (lokale) gemeenschap. De contacten

heldere schema uit 2005 nog steeds opgeld

stuur dat minstens vier uur per week kost

worden gekenmerkt door korte lijnen en een

doet, waarop professor Brandsen antwoordt:

en om een specifieke deskundigheid vraagt.

interactieve communicatie: meespraak in

‘Eigenlijk kun je de sectoren nog steeds zo

Het gesprek komt dan op de veelsoortigheid

plaats van inspraak.

onderscheiden, ook al voltrekt zich in het

aan burgerinitiatieven die onze samenleving

Tegelijkertijd constateren we dat het krach-

middenveld een opschaling en is er een be-

op dit moment kent. Gaan die een beetje aan

tenveld tussen de verschillende sectoren

weging gaande richting staat en markt’. Bij

het onderwijs voorbij? Brandsen: ‘Je moet

binnen de driehoek sterk in beweging is.

de vraag of de gemeenschap er nog toedoet

niet alleen kijken naar de mensen maar ook

Grenzen vervagen en markt en staat dringen

is het volgens hem belangrijk waar je naar

naar de scholen zelf. Hoe creatief zijn die op dit terrein? Lokken ze ook echt participatie

non

I

zich zelf moeten stellen. Ouders zijn zeker

pro fit

-pr

inf

el me for eel orm

ofi t

uit? Dit is een kritische vraag die scholen bij basis- en voortgezet onderwijs betrokken; zij voelen zich expert als het om hun eigen kind gaat en hebben daarnaast ook

staat

vaak deskundigheid en bepaalde middelen

dwang/voice

in huis.’

publiek privaat

IV

a

III

b

Staat en markt Sinds de onderwijswetgeving uit het begin van de 20ste eeuw, zo stelt Brandsen, vindt

II

er in het onderwijs een verschuiving plaats richting staat. Er komt een steeds grotere

c

d

reglementering op gang. Brandsen: ‘Als je

gemeenschappen

markt

liefde/loyalty

ruil/exit

geld aanpakt, pak je ook de regels aan.’ Tegelijkertijd vraagt hij zich wel af of scholen als groep richting overheid niet iets moeten doen in verband met die enorme regeldruk die het werk nodeloos ingewikkeld maakt.

persoon

Maar desondanks zijn scholen (nog steeds) geen instellingen met een statelijk karakter.

12

Figuur: de derde sector, een intermediaire sector tussen staat, markt en vierde sector

Naast reglementering is er ook sprake van

(Van de Donk, 2001; mede gebaseerd op Pestoff, 1992; Zijderveld, 1999).1

een steeds grotere professionalisering. Er ko-

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


experimenten, zeker in het beroepsonderwijs.’ Nu horen we al over ziekenhuizen die winst (moeten) maken, gebeurt zoiets straks ook met scholen? Brandsen: ‘Winst moeten we hier ruim opvatten. Het gaat niet om een commerciële winst die je straks uitkeert. Het gaat om een winst die zich vertaalt in gebouwen en bepaalde voorzieningen.’ Hij voegt er nog aan toe: ‘Geen megalomane gebouwen’. De meest relevante vraag voor de toekomst is niet langer ‘winst of geen winst’, maar hoe zorgen we ervoor dat kleinschaligheid binnen grootschaligheid behouden blijft. Brandsen acht die vraag belangrijker dan de vraag of een instelling hybride wordt of niet. Zelf denkt hij dat het met grootschaligheid en winst in onderwijs en zorg wel mee zal vallen. Brandsen: ‘Onderwijs en zorg dienen een bepaald publiek belang, hebben eigen ideeën (waarderationaliteit) en schaal. Het primair proces voltrekt zich ook in een min of meer gesloten setting.’ Maar, luidt zijn slotopmerking: ‘Je weet het nooit!’

Participatie Actieve en ondernemende burgers. Je hoort erover op menig maatschappelijk terrein. We hebben het dan over de participatiemaatschappij. Brandsen: ‘Het begrip is in diskrediet geraakt, doordat het gepaard gaat met allerlei bezuinigingen. Maar er is niets mis mee dat mensen zelf meer gaan doen en meer grip krijgen op de manier waarop

Taco Brandsen

ze verzorgd worden of hun kinderen les krijgen.’ Voor school en ouders voorziet hij toch een lange weg van toenadering, ofschoon er men aparte bestuurders die zich afscheiden

van opkijken maar dat het ons stoort als het

bij ouders een hoop committment bestaat.

van de praktijk van het onderwijsveld. Ook

over zorg en kinderen gaat. Brandsen: ‘We

Brandsen: ‘School en ouders hebben zich

beweegt het onderwijs zich richting markt.

moeten niets op voorhand uitsluiten, maar

lange tijd van elkaar afbewogen en zullen nu

Markt in een vaak milde vorm. Brandsen:

proberen nieuwe vormen te vinden die goed

weer naar elkaar toe moeten bewegen. Hoe

‘Wie wil je in je school hebben? Vroeger ging

aansluiten bij de behoeften van de praktijk.

zorg je er weer voor dat ouders zich mede-

het vooral om gelijkgestemdheid. Nu wil je

Dat worden waarschijnlijk gemengde of

eigenaar gaan voelen van het onderwijs aan

de beste leerlingen aantrekken en ga je in

hybride vormen. De oude modellen werken

hun kinderen?’ Tot slot: nog één keer school

bepaalde klassen lessen Chinees aanbieden.’

niet meer. We kunnen niet meer terug. Ook

en staat. Gaan we de kant op van onderwijs-

Een dergelijke ontwikkeling zie je ook in de

het geld is er daarvoor niet meer.’

instellingen die steeds meer centralistisch

zorg. Denk maar aan het ziekenhuis met

worden aangestuurd? Brandsen: ‘Op dat

een commerciële instelling dat zich richt op

Grootschaligheid

punt zijn we nog niet en dat gaat ook niet zo

een goed functionerende dienstverlening.

Betekent het introduceren van een zekere

gemakkelijk gebeuren. Ik verwacht dat het

Brandsen: ‘We moeten af van het romanti-

marktwerking tegelijkertijd ook niet het

weer de andere kant opgaat. Meer die van de

sche idee dat toen het publiek was, het goed

streven naar grootschaligheid? Vaak is dit

decentralisatie en niet die van de ongebrei-

was. Marktwerking heeft nadelen, maar ook

wel het geval en Brandsen wijst op ketenvor-

delde groei. Het ‘oude’ model raakt stoom

voordelen: het betekent ook de mogelijkheid

ming in het buitenland, waar marktpartijen

kwijt!’ n

om kapitaal aan te trekken, te zoeken naar

investeren in onder meer goede scholen.

nieuwe mogelijkheden en een prikkel om het

‘Moet je daar op voorhand tegen zijn? Nee!

nog beter te doen.’ Verder merkt hij op dat

In principe ben ik niet voor marktwerking

we daar bij een concertzaal en museum niet

op dit terrein, maar ik sta wel open voor

1 Uit: Meervoudig bestuur, 2006

13


THEMA INTERVIEW

in gesprek met toezichthouders frans leijnse en eric rijnders

14

Toezichthouder moet geen waakhond zijn, maar inspirator

Gerrit-Jan Meulenbeld1 De intern toezichthouder staat in de belangstelling. Naar aanleiding van incidenten in het onderwijs (Amarantis, Ibn Galdoen) en daarbuiten (Meavita, Vestia) stelde de Minister van Economische Zaken de commissie Behoorlijk Bestuur in. Deze had tot taak gedragsregels op te stellen voor professioneel en ethisch handelen van bestuurders en intern toezichthouders. In het rapport Een lastig gesprek kwam de commissie met aanbevelingen over de vormgeving van codes en gedragsregels. Tegelijkertijd gaf zij aan daarin geen waarborg voor goed gedrag en goed bestuur te zien. Daarvoor is een open cultuur van belang waarbinnen ‘een lastig gesprek’ niet uit de weg wordt gegaan.

ook nog leren, liefst iedere dag en liefst over

er ook harde kwantitatieve doelstellingen

de kwaliteit van onderwijs. Als financiën het

gesteld worden. Onderlinge visitatie tussen

belangrijkste onderwerp was geweest, had ik

scholen binnen een bestuur en externe, on-

het niet gedaan’. Rijnders was als ouder van

afhankelijke auditing zijn voor kwaliteitszorg

drie jonge kinderen direct betrokken bij een

belangrijke hulpmiddelen’.

van de fusiepartners toen Aves op zoek was

Rijnders: ‘Elk incident in het onderwijs leidt

naar toezichthouders. Hij stak zijn vinger

tot een nieuwe taak voor de inspectie waar-

op. Na eerst twee jaar lid te zijn geweest

door ieder initiatief in het onderwijs wordt

werd hij voorzitter. ‘Bij ons was de identiteit

weggenomen. Het is voor ons als toezicht-

aanvankelijk het belangrijkste thema, maar

houders aanleiding geweest om het bestuur

dat is opgeschoven naar het gesprek over de

voor te stellen de inspectie zelf uit te nodi-

kwaliteit van onderwijs. De meeste ouders

gen voor een gesprek met de vraag: waar kij-

hebben liever een goede school in het dorp

ken jullie naar en vooral ook: hoe kijken jullie

dan een school van een bepaalde denomina-

daarnaar? Dat geeft al een andere blik op het

tie. De vraag is dus waar we voor gaan. Is de

werk van de inspectie. Dat heeft de discussie

Cito-score leidend, het inspectierapport of

verder losgemaakt over kwaliteit. Het leidt er

moet je de lat hoger leggen?’

in ieder geval toe dat je zelf bewuster wordt waar je voor staat: wat is Aves-kwaliteit?

Refererend aan zijn ervaringen in het hoger

Dat gesprek moet vooral gevoerd worden

onderwijs stelt Leijnse dat organisaties die

door de leerkrachten en geëntameerd door

‘kwaliteit’ als speerpunt van hun beleid

het bestuur. Dat had aanvankelijk vooral de

Schoolbestuur sprak hierover met toezicht-

maken een voorsprong hebben, ‘alleen al het

neiging te kijken naar de data, zat sterk op

houders Frans Leijnse en Eric Rijnders.

denkproces en gesprek erover zijn een motor

de controlfunctie. Logisch, net na een fusie,

Leijnse is voorzitter van de raad van toezicht

tot kwaliteitsverbetering. Daarnaast is het

maar inmiddels vinden we met z’n allen de

van de Stichting Carmelcollege en in het

belangrijk dat je je eigen criteria stelt en de-

sturing van het proces belangrijker. Wat zet

dagelijks leven universiteitshoogleraar aan

ze niet van buitenaf laat voorschrijven. Wan-

de docenten in beweging? Wat leidt tot beter

de Open Universiteit. Eerder was hij onder

neer een overheid criteria vastlegt, slaat de

onderwijs, elk jaar opnieuw beter?’

andere politicus (PvdA) en voorzitter van

eigen discussie over kwaliteit dood en gaan

de HBO-raad (tegenwoordig Vereniging Hoge-

mensen gedrag vertonen dat erop gericht is

scholen). Rijnders is voorzitter van de raad

de externe criteria te halen. Zo frustreer je

Rol en legitimatie van de toezichthouder

van toezicht van Aves in Emmeloord, een

de intrinsieke motivatie. Door de kwaliteits-

Hoe zien zij hun rol als toezichthouder? Wie ver-

groot fusiebestuur van katholiek en open-

zorg zelf ter hand te nemen heeft het hoger

tegenwoordigen zij? En: van wie is de school?

baar onderwijs, toezichthouder bij een aoc

onderwijs de inspectie buiten de deur weten

Rijnders geeft aan het gesprek met het

en directeur van een grootschalig gebieds-

te houden. De verantwoording is transparant

schoolbestuur vooral lastig te vinden omdat

ontwikkelingsproject.

en wordt uitgevoerd door onafhankelijke

de verhouding asymmetrisch is: de toe-

derden via visitatie. Bij Carmel hebben we

zichthouder is werkgever van het bestuur,

Kwaliteit van onderwijs

nu dezelfde discussie. Hebben we dezelfde

toezichthouder èn adviseur-gesprekspartner.

Leijnse is nu twee jaar toezichthouder en

opvattingen over kwaliteit als de inspectie?

‘Mijn rol als toezichthouder is het bewaken

werd voor de functie benaderd door een

Ja, in de basis, maar verder? Dat gesprek

van het belang van de organisatie. De kwa-

headhunter. Hij was zeer geïnteresseerd,

moet gevoerd worden door de leraren en

liteit van onderwijs staat daarbij centraal.

zeker, omdat identiteit en de professionalise-

als dat niet gebeurt geïnitieerd worden door

Die organisatie krijgt steeds meer een eigen

ring en kwaliteit van de leraren de belang-

het bestuur. De raad van toezicht moet erop

identiteit en opvatting over kwaliteit. Toe-

rijkste thema’s van Carmel zijn. ‘Ik wil zelf

toezien dat dat goed gebeurt. Soms moeten

zicht houden is dan ook iets anders dan de

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


stakeholders vertegenwoordigen, zoals je wel eens hoort. Natuurlijk luister ik ook naar wat de diverse stakeholders vinden, maar dat is niet leidend. Overigens zie ik wel steeds meer maatschappelijke vragen op scholen afkomen. Zeker in een omgeving als waarin Aves opereert is een school een maatschappelijk baken in een steeds kalere dorpskern. Het schoolbestuur moet oog hebben voor die positie en het gesprek aangaan met de maatschappelijke omgeving. Ideaal gesproken gaat dat gesprek vanzelf, maar soms moet je als toezichthouder oliemannetje zijn’. Volgens Leijnse heeft de raad van toezicht maar één legitimatie: ‘het algemeen, publiek belang van goed onderwijs. Andere legitimaties zijn er niet. Het eigenaarschap van de school ligt bij de leraren en leerlingen. Ouders staan meer op afstand. Scholen zijn niet van de gemeente of in het geval van katholiek onderwijs van bisschoppen. Iedere school zou daarom in mijn ogen bijzonder moeten zijn. Als Carmel staan we in de voet-

Eric Rijnders, toezichthouder Aves

Foto: NFP/Marijn van Rij

sporen van het karmelitaanse gedachtegoed. Daaruit putten we ook in de verdere professionalisering van onze leraren. De Karmelorde ziet zichzelf echter niet als eigenaar van onze scholen. De diverse Carmelscholen hebben alle ook hun eigen identiteit en traditie.

‘Soms moet je als toezichthouder oliemannetje zijn’

Het bestuur faciliteert in dat proces vooral, reikt concepten aan. Bovendien bestaan identiteit en kwaliteit niet in vaste formules, maar in dat mensen ‘het goede doen’ en zich daar bewust van zijn. Toen ik decaan was van de Faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit had ik te maken met een internationale visitatiecommissie die zei dat er geen internationale definitie is van wat goede bedrijfskunde is. ‘Dus daarop kunnen we u niet beoordelen, wel op uw missie en of die begrijpelijk is, gedragen en ernaar gehandeld wordt.’ Dat is bij scholen vaak het

15


toezicht houden, maar er was nog geen vertrouwensbasis en daarmee ook nauwelijks een basis voor gesprek. In de asymmetrie van de relatie kun je alleen tegengas geven als er vertrouwen is. Toen ik voorzitter werd, heb ik voorgesteld elkaar wat beter te leren kennen in enkele sessies op de hei. Dat heeft tot een doorbraak geleid. Maar je moet de twee rollen in balans houden. Je moet jezelf enerzijds niet in laten pakken door goede bedoelingen en daadkracht van het bestuur, maar anderzijds wel het initiatief voornamelijk aan die kant laten liggen. Het is het bestuur dat de mensen in de organisatie op sleeptouw moet nemen. Leijnse is het daarmee eens: ‘Ik vind het karakterologisch soms moeilijk om die verschillende rollen te scheiden. Ik hou niet van afstand. Ik weet dat er een paar harde, formele eisen gesteld worden voor goed toezicht. Ik check ieder jaar of de beloning van bestuurders en toezichthouders niet hoger is dan de wettelijke normen, of de declaraties aan alle eisen voldoen. Maar voor het debat vind ik de rol van sparring partner, adviseur, extern deskundige veel interessanter en vaak effectiever. Als de bestuurder een goed verhaal heeft waarom hij afspraken niet is nagekomen of anders heeft gedaan, ben ik tolerant. In de bedrijfsvoering zijn overigens makkelijker scherpe criteria voor goed gedrag te formuleren dan als het op de kwalitatieve, inhoudelijke kant van onderwijs aankomt, tenzij je je baseert Foto: NFP/Marijn van Rij

Frans Leijnse, toezichthouder Stichting Carmelcollege

op de criteria van de inspectie. Maar het werkt wel om bovenop die bedrijfsvoering te zitten. Dat schept bovendien meer ruimte voor het inhoudelijke gesprek’.

‘Ik wil zelf ook nog leren, liefst iedere dag en liefst over de kwaliteit van onderwijs’

In een eerder interview met Schoolbestuur waarschuwde Leijnse voor al te daadkrachtige bestuurders: ‘ik heb op veel plekken gezeten en veel bestuurders gezien die te zeer voor de troepen uit liepen. Dat werkt niet in organisaties waar hoogopgeleide mensen

zwakke punt. De doorleving van een heldere

Het is aan het bestuur om het gesprek met

werken, wel overtuiging, vertrouwen, overre-

en inspirerende missie in de dagelijkse les-

die belanghouders goed te organiseren en

ding en het gevoel dat er iets gebeuren moet.

praktijk, daar moet je als raad van toezicht

aan de raad van toezicht om te zien of dat

In ons soort organisaties moet je sturen op

naar streven.

ook gebeurt’.

concepten, op inspirerende gedachten, dat

De raad vormt in zijn geheel het interne toehet meer deskundigheid en normen van

Verhouding tussen bestuur en intern toezicht: afstand en nabijheid

Regelgeving

buiten haalt. Ik spreek liever over belang-

Rijnders vertelt dat er in de beginfase enige

Ondanks de waarschuwing van de Commis-

houders dan over stakeholders. De belangen

spanning was in de verhouding tussen beide.

sie Behoorlijk Bestuur om niet te reageren

kunnen immers heel uiteenlopend zijn. Een

De uitwisseling was minimaal. De oude be-

met regels, zet het kabinet in rap tempo in

ouder heeft een ander belang dan de ge-

stuurders gingen door als leden van de raad

op aanscherping van regelgeving voor intern

meente, een stagebedrijf of de werknemer.

van toezicht. ‘Waar afstand is, kun je prima

toezicht en op beheersing van de financiële

zicht. Intern toezicht wordt sterker naarmate

16

het beter kan’.

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


risico’s . Wat vinden Leijnse en Rijnders?

totale onderwijsaanbod. Soms moet je dat

Leijnse zijn bij ouders kwaliteit en identiteit

Leijnse zet de incidenten in een historisch

soort keuzes maken, om te voorkomen dat

anders aan elkaar gekoppeld dan bij bestu-

perspectief. ‘Toezichthouders in het onder-

een categorie leerlingen tussen de wal en

ren, ‘waar het vaak een demarcatielijn is.

wijs kwamen lang uit het onderwijs zelf. Met

het schip terechtkomt. Ik beschouw dat ook

Bij ouders staat de kwaliteit voorop en is de

schaalvergroting en het toenemen van de

niet als verwatering van onze identiteit, juist

identiteit een middel om de kwaliteit te ver-

budgetten was er ook de behoefte om de

niet. Het is heel katholiek om je opdracht in

beteren, een school is goed omdat ze weet

bedrijfsvoering beter op orde te krijgen, dus

de wereld breder te trekken. En dat gaat des

waar ze voor staat. Daar ligt een interes-

werden mensen uit het bedrijfsleven binnen-

te beter als je zelf weet waar je als Carmel

sante taak voor de raad van toezicht, om de

gehaald in het hoger en beroepsonderwijs.

staat en het belang van de leerling voorop

bestuurder bij de les te krijgen en houden’.

Die kwamen met hun eigen normen. Zij von-

stelt. Ook Rijnders is blij met de kanteling

De raad van toezicht heeft ook een voorhoe-

den over het algemeen de prestaties van de

in het onderwijs – van een tijd waarin het

derol, vinden Leijnse en Rijnders. ‘Omdat de

bestuurders veel beter dan ze op voorhand

primaat lag bij de bedrijfsvoering naar het

raad vrijer kan denken en spreken, kan hij

hadden gedacht en de beloning daarom

heden waarin het primaat bij het publiek

het bestuur op nieuwe gedachten brengen’,

veel te laag voor het werk dat zij deden. Dus

belang ligt. ‘Dat is de kern van deze ontwik-

zegt Rijnders, ‘het bestuur zit strakker in zijn

ging de beloning omhoog. Vervolgens gingen

keling, al vertaalt zich dat momenteel in

rol. Bovendien brengt de raad van toezicht

sommige bestuurders zich er naar gedragen,

gedetailleerde regelgeving en gedragscodes.

de buitenwereld binnen. Maar daarom is

met dienstauto en dito declaratiegedrag. Tot

Dat is soms vervelend, maar zet zich ook

het voor de raad wel van belang dat ze het

de samenleving vond dat het genoeg was.

wel weer recht. En natuurlijk is het niet altijd

inhoudelijke gesprek kan voeren’.

Sommigen hebben zich verzet, maar de

duidelijk wat het publiek belang is, dat kan

politiek heeft terecht paal en perk gesteld.

soms ook te abstract zijn’.

Toezicht op de toezichthouder

Door eenzijdig mensen uit het bedrijfsleven

Leijnse: ‘Het publiek belang is een goed

Volgens Rijnders en Leijnse is het de Inspec-

in de raden van toezicht te benoemen was

evenwicht in het totale onderwijsaanbod in

tie van het Onderwijs die uiteindelijk toeziet

het evenwicht zoek. Op een gegeven moment

de regio. De vraag is welke rol jouw bestuur

op de toezichthouders. Leijnse: ‘De inspectie

was er nauwelijks nog iemand die uit het

daarin speelt, wat je kunt bieden en hoe je

is er voor het verticaal toezicht, dat is prima.

onderwijs zelf afkomstig was. Daar moet

anderen kunt helpen, maar dat betekent niet

Ik pleit er alleen voor dat de inspectie veel

dus een balans in zitten. Onderwijs is geen

altijd dat je jouw belangen moet opofferen

minder bepalend wordt voor de kwaliteitsdis-

commercieel bedrijf, kan niet functioneren

aan andere. Wij zijn altijd bereid het gesprek

cussie en zich bezighoudt met de randvoor-

op basis van marktwerking’.

aan te gaan en ja, soms moet je pragmatisch

waarden. Hoe meer de inspectie bezig moet

Rijnders meent dat het vooral een reactie op

zijn. Dat past ook in onze traditie. Zo zijn we

zijn met criteria, hoe groter het probleem

incidenten is. ‘In negentig procent van de

in Eindhoven akkoord gegaan met een inte-

is. Dat kun je onder andere voorkomen door

gevallen is de schaalvergroting en professi-

graal huisvestingsplan, omdat we daardoor

als school zelf duidelijke opvattingen over

onalisering in het onderwijs goed gegaan. In

rechtstreeks over een deel van de middelen

kwaliteit te ontwikkelen. Dat ligt bij de do-

enkele gevallen is het gierend uit de klauwen

voor huisvesting kunnen beschikken. We

centen en kun je bevorderen door onderlinge

gelopen door een mix van al te ambitieuze

hadden er ook een principieel punt van kun-

visitatie en onafhankelijke auditing. Criteria

bestuurders en te volgzame toezichthouders.

nen maken, zoals sommige collega’s, dus

die ontwikkeld worden door peers, worden

Hetzelfde zie je bijvoorbeeld bij de woning-

geen overeenkomst als er niet volledig wordt

veel serieuzer genomen. Dat bevordert het

corporaties, ook daar lijdt nu de welwillende

doorgedecentraliseerd. Maar dan heb je

eigenaarschap van kwaliteit’.

meerderheid onder het wanbeleid van enkele

misschien artikel 23 Grondwet gered, maar

Rijnders: ‘Het inspectietoezicht zal blijven

instellingen. Het gaat echter om heel veel

niet het belang gediend van de Eindhovense

bestaan, wordt vaak ingegeven door de

geld. Dan begrijp ik dat de overheid wil

scholen en leerlingen in goede gebouwen.’

Haagse waan van de dag, maar geeft geen

ingrijpen. Wetgeving reageert nooit op de

impulsen aan de noodzakelijke kwaliteitsspi-

brave gemiddelden, maar op de boeven en

Rijnders: ‘In ons fusieproces hadden we heel

raal. Daarvoor is intern toezicht, onderlinge

uitschieters. Het is een stok achter de deur

duidelijke afspraken over de zelfstandigheid

visitatie en auditing, bij uitstek het instru-

maar het slaat soms door’.

en identiteit van de scholen. Die afspraken

ment. Laat de inspectie de APK-keuring

waren behoorlijk in beton gegoten, maar we

zijn. Dat garandeert nog niet dat je goed

Publiek belang

zijn ingehaald door de zienswijze van ouders,

onderwijs hebt, dat moet je zelf maken. Als

Leijnse is blij met de opmerking van de

die de scholen kleiner zagen worden en liever

raad van toezicht moeten we geen waakhond

Onderwijsraad dat intern toezicht gebaseerd

hadden dat die een zekere omvang behiel-

zijn, maar inspirator’. n

moet zijn op het publiek belang, de publieke

den, ook met het oog op de onderwijskwali-

moraal. Leijnse wijst op een situatie in Oss

teit. Het bestuur wist niet hoe ze dat aan ons

waar een Carmelschool is betrokken in een

moest uitleggen, maar was opgelucht toen

Davids (VKO-adviseurs) die het gesprek

fusieproces met een openbare school, omdat

wij daarmee akkoord gingen. Het was ook

hebben voorbereid.

die dreigde om te vallen en het gemeentebe-

een gewetensvraag: konden we zo snel na de

stuur een beroep deed op het Carmelcollege.

fusie al terugkomen op eerdere afspraken?

‘Dat is misschien niet in het directe belang

Ouders vonden dat de identiteit ook binnen

van Carmel, maar wel van de regio, van het

een groter geheel vorm kon krijgen’. Volgens

1 Met dank aan Thérèse Penders en Ron

17


KARIN MELIS

Our ways to belonging In de eerste weken van het nieuwe schooljaar weet iedere leraar intuïtief dat het van levensbelang is dat de leerlingen, die zij of hij tegenover zich heeft, een groep gaan vormen. Want alleen als er een gemeenschap is, kan er geleerd worden. De leraar haakt hiermee in op een basale drijfveer, namelijk ons verlangen naar toe-

behoren. Dit verlangen staat vandaag de dag echter onder grote druk, opgeroepen door de dwingende eis tot excelleren, een dwang die dropouts produceert. Sterker nog, dit verlangen wordt geëxploiteerd door de huidige economische norm, die zegt dat we er alleen toedoen als we bovengemiddeld presteren. Dit is tegenwoordig dus onze startkwalificatie tot deelname aan het maatschappelijk leven. In een serie artikelen neemt Karin Melis ons verlangen erbij te horen vanuit verschillende gezichtspunten onder de loep en laat zien hoe dit verlangen vandaag de dag gekrenkt kan worden. Maar ook welke wegen leiden tot heilzaamheid. Foto: Pieter Magielsen/NFP Photography

Woorden van wapens of woorden van genade? Vroeger, toen ik nog jong was, zei mijn moeder weleens dat schelden geen pijn doet. Of, nog moeilijker: dat je er boven moet staan – negeren, zouden we nu zeggen. Sindsdien vraag ik me af waarom het dan pijn doet als iemand harde woorden over me spreekt. Hoe kan ik die nou negeren en waarom kan het me wel schelen? Het zijn toch maar woorden en geen mitrailleurs? Zelfs als je achter je rug over de tong gaat – roddelen noemen we dat en roddelen heeft vaak iets smalends – gebeurt er iets onbetamelijks. Woorden kunnen krachtige wapens zijn. Ze bezitten de macht om beelden op te trekken. En beelden op hun beurt nestelen zich in je systeem alsof ze daar altijd gestaan hebben. Probeer 18

iemand dan maar eens in een ander licht te zien. Mensen kunnen een leven lang knokken tegen de beelden die zij van hun ouders hebben of tegen de beelden die ouders, leerkrachten en aanverwanten van hen hebben. Verlossing daarvan is nog geen gemakkelijke zaak. En is daarbij vaak pijnlijk. Immers, beelden zijn de diep verankerde, emotionele richtingswijzers van ons bestaan, zij verslaan de TomTom met zijn ‘keer om bij de eerste beste mogelijkheid’. Onze innerlijke beelden zijn forten gelijk. Beelden, ze zijn de humus van de meest schitterende romans. In een vorig leven was ik gedurende enige tijd schooldirecteur. Ik herinner me nog als de dag van gister dat bij het middageten de deur van de teamkamer openzwaaide

en ik middenin een verhit gesprek viel. Woorden buitelden over elkaar heen: ‘het komt nooit meer goed met Jantine’, ‘geen wonder met zulke ouders’, ‘wie kan er nog grenzen stellen vandaag de dag’, ‘nou?’ ‘nou?’. ‘Even stoom afblazen,’ riep iemand die me opmerkte, ‘we zijn nu toch onder ons. Doe die deur dicht, anders horen ze ons.’ Deur dicht. Ietwat bedremmeld en met een angstige vraag in mijn hart: hoe kan Jantine haar levensweg vervolgen als zij op deze manier gedwarsboomd wordt? Krijg ik de kleine meid ooit nog helder in beeld, zodat zij nog alle kanten uit kan? Of is zij gebrandmerkt en mijn blik nu vertroebeld door ‘het komt nooit meer goed’. En dan nog iets anders: welke normen regeren hier? Zekere normen? Waarmee alles wat daar niet aan voldoet, wordt verwor-

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


pen? Waarmee de pas wordt afgesneden? Misschien is het toch niet voor niets dat velen, onder wie ik, zijn opgegroeid met de angst inboezemende waarschuwing: wat zullen de mensen er wel niet van denken? We zien het als teken van groei, volwassenheid en soevereiniteit als mensen zich niet laten overheersen door gedachten, verwachtingen en beelden van anderen. Iedereen die weleens tegenover een rechter heeft gezeten, en daar hoef je geen misdadiger voor te zijn, weet hoe bedreigend diens gedachten voor je bestaan kunnen zijn. Zelf heb ik daar onlangs gezeten. En van een onafhankelijke moeder die naar eer en geweten en bovenal met liefde haar dochter naar de volwassenheid begeleidt, belandde ik in een risicogroep: alleenstaande moeder. Dat ik hoogopgeleid ben, kon zo maar kantelen in het frame ‘hoogmoed’. Zoals ik daar een verweerschrift van zeven kantjes indiende tegen de aanvraag tot ondertoezichtstelling. Al was de rechter zonder meer vriendelijk en betamelijk, ik voelde me toch volledig overgeleverd aan de blik waarmee hij me ontving. De blik, die perceptie van de ander, ja die kan inderdaad zijn wat de Franse filosoof Jean Paul Sartre de hel noemde. Levensbedreigend. Het maakt dus, zeker in de rechtszaal, maar ook op andere plaatsen, wel degelijk uit wat anderen denken. Die gedachten voeden innerlijke, met gevoel en oordelen beladen beelden en bepalen onwillekeurig hoe we onze naaste bejegenen. Tegenwoordig zeggen we met klem: dat is jouw perceptie. Zo zie jij die mens of gebeurtenis. Waarom zeggen we dat eigenlijk? Willen we ons reeds bij aanvang van een gesprek distantiëren van wat die ander vindt, omdat we bang zijn voor wat die perceptie dan wel interpretatie met ons doet? Behoort die perceptie, anders gezegd, ondeelbaar te zijn, volledig privaat, louter en alleen van mij? (Wat mij overigens ook een hel lijkt.) Of heb ik juist iets in de aanbieding, een ander perspectief dat een ervaring of mens in een ander daglicht

kan stellen? Iets om met elkaar te delen en te overwegen. Ik blijf het wonderlijk vinden, die dubbelheid waarmee we leven: fanatiek beoefenen we de vrijheid van meningsuiting, onderwijl elkaar terechtwijzend dat die mening zo particulier is dat ze voor eigen rekening komt. Mijn perspectief moet kennelijk buiten beschouwing blijven. Dat van jou trouwens ook. Is mijn perspectief, zienswijze, opvatting dan wel bevinding zo bedreigend? Zou ik ermee in staat zijn om die van anderen aan het wankelen te brengen, en vice versa, ben ik bang dat ìk iets moet herzien? Of, ook een mogelijkheid, is het zo dat we deep down weten hoe woorden beelden scheppen en dat die beelden kunnen stollen, mensen kunnen opsluiten, isoleren, beschimpen, op afstand houden. Ergens las ik dat er gevangenissen bestaan waar het niet mogelijk is dat de gevangenen hun dierbaren zien. De blik van de dierbaren zouden de gevangenen weleens in een genadevol licht kunnen stellen. De menselijkheid die dan verschijnt, zou zomaar eens de veilige, objectiverende afstand van de bewaker teniet kunnen doen. Deze gevangene is klaarblijkelijk meer dan de som van zijn daden, hij heeft een geborgen heenkomen in de blik van zijn liefhebbende naaste en verschijnt als een beminde zoon of dochter. Het is relatief gemakkelijk om je blik ondoordringbaar te maken, maar een liefdevolle blik kun je niet faken. Sterker nog, je eigen blik verraadt jezelf. Zo’n blik overkomt jezelf net zo goed als de blikvanger. Je kunt het werkelijk niet helpen dat je zo kijkt. Getuige ook het verhaal van koning Salomo die om een zwaard vroeg om de baby – waar twee vrouwen in het gerechtshof om streden –door midden te hakken. ‘Nee, nee’, gilde een van de vrouwen, ‘geef het kind aan haar, maar maak het alsjeblieft niet dood.’ De hartenkreet van een moeder.

Terug naar de kracht van woorden die wapen, schild of genade kunnen zijn. Als zij zonder context, dus zonder verhaal, de wereld in gestrooid worden, kunnen ze meedogenloos zijn. Huizen van liefde vernietigen. Dat meisje Jantine op die school waar ik directeur was, had een vader en een moeder, een broer, opa en oma en ze beschikte over een grote fantasie waarmee ze huizen bouwde als kastelen, maar waardoor ze wel elders was, ze had haar aandacht er niet altijd bij. Als een leerkracht, en leraren hebben een niet te onderschatten rol in een kinderleven, dan zegt ‘dit wordt nooit wat’, dan worden de Jantines van deze wereld op voorhand al en harteloos teruggebracht tot een label, dat als een estafettestokje wordt doorgegeven aan welke vervolgopleiding dan ook. Ingesloten, geïsoleerd met alle gevolgen van dien. Ga dan maar eens anders kijken. Toen ik tegenover de rechter zat, met mijn dochter achter mij, voelde ik me breken onder zijn genadevolle blik, gepaard met de woorden: ‘ik heb alle vertrouwen in dit gezin’. De woorden hebben mijn hart getroffen. Ik voelde ons recht gedaan. Het woord van genade dat opkomt, doet innerlijk gebouwde forten instorten – een heenkomen van geborgenheid scheppend. Iemand zei me ooit eens: ‘Je bestaat in de blik van de ander.’ Hij had het over die blik die jou ziet en jou welkom heet. Vandaar die van God gegeven woorden: Mijn oog is op u. Niet als een camera die genadeloos registreert dat je te hard rijdt, niet als de likes van de contextloosheid van Facebook, maar als een blik zo wijd dat je je door duizenden armen omarmd voelt. n

19


DE ZIEL VAN DE SCHOOL

‘Ieder kind gelukkig, dat is mijn streven’ Anton de Wit Wie de school voor het eerst bezoekt, wordt makkelijk in verwarring gebracht. Wat is precies de voor- en de achterzijde van het gebouw? En waar is de hoofdingang? Door een zij-ingang naar binnen dan maar? En dan? Eenmaal in het hart van het gebouw, de multifunctionele aula, veert directeur Irma Smits op om haar bezoekers hartelijk te begroeten. ‘Konden jullie het vinden? Ik weet het, het is hier nogal een doolhof.’ Ze lacht gul. ‘Ik heb wel eens meegemaakt dat een bezoeker na tien minuten terug in mijn werkkamer kwam, omdat ze de uitgang niet kon vinden.’

geen ander: als geboren en getogen ‘Heulse’ ging ze zelf als kind naar deze school, en zij werkt er inmiddels al dertig jaar. Eerst zestien jaar als leerkracht in de onderbouw,

De ziel van de school

daarna in de middenbouw, en ook nog eens als intern begeleider. Waarin zit het eigene

Waarin toont zich de eigenheid van een

van de school, de identiteit?

school? Wat maakt een school méér dan

‘Die vraag heb ik meteen bij mijn aantreden

de som der delen? Publicist Anton de Wit

ook aan het team gesteld. Wat zeg je, vroeg

gaat in een reeks interviews op zoek naar

ik, als je een ouder rondleidt, en die vraagt

de ziel van het katholieke onderwijs.

naar de identiteit van de school? Ik schrok van de antwoorden die de leerkrachten gaven. De meesten begonnen direct over catechese, over lesmethoden. Ze hanteren een

Aflevering 3: Irma Smits, directeur van

smalle definitie van identiteit: het gaat dan

Basisschool Andreashof in Kwintsheul.

puur over het religieuze. En vervolgens zijn er natuurlijk ook altijd mensen die zeggen: zíjn we wel zo katholiek, moeten we dat willen? Ik vind dat een heel beperkte manier van denken over wie je bent. Ik ben op zoek naar een

Brede identiteit

bredere identiteit. Een sfeer van vertrouwen,

Dat hadden er misschien 400 kunnen zijn;

Welkom op R.K. Basisschool Andreashof in

veiligheid. Je moet die voelen zodra je hier

die dertig gaan dan naar openbare of pro-

Kwintsheul. Een school zonder hoofdingang –

de deur binnenloopt.’

testantse scholen in omringende gemeenten.

‘maar we zijn nog volop aan het verbouwen,

20

Maar de meeste mensen kiezen haast auto-

dus daar komt verandering in’, voegt Smits

Krimp

matisch voor onze school, simpelweg omdat

daar monter aan toe. Het is echter meer dan

Geen enkele school is een eiland, maar

we de enige school in het dorp zijn.’

een architectonische trivialiteit. Smits: ‘We

Andreashof zeker niet: het lot van deze

Ondanks de weinig florissante vooruitzich-

hebben drie ingangen, en willen daarmee

basisschool is nauw verweven met dat van

ten, is de school aan het bouwen – niet

ook zeggen: het maakt niet uit langs welke

de lokale gemeenschap. Kwintsheul ligt inge-

alleen aan het verbouwen, maar zelfs nieuw

weg je hier binnen komt. We willen een open

klemd tussen twee grote steden, Rotterdam

aan het bouwen. Waarom? Smits: ‘Ik ben

school zijn, waar iedereen zich welkom en

en Den Haag, en maakt deel uit van wat wel

een positief ingesteld mens. Ik denk niet

veilig voelt, waar kinderen gelukkig kunnen

de ‘Glazen Stad’ wordt genoemd: de uitge-

in problemen, maar in uitdagingen. Als we

leren.’

strekte kastuinbouw van het Westland. Met

bijvoorbeeld slechte cijfers hebben met de

iets meer dan drieduizend inwoners blijft

Cito-toets, dan loop ik niet te balen maar

Een keerzijde kent de symboliek ook, weet

‘De Heul’ echter een dorp, met alle bekende

denk ik: hoe kunnen we dit verbeteren? Zo is

Smits. In het doolhof van gangen was de

hedendaagse plattelandsproblematiek van

het ook met het teruglopen van de voor-

school zichzelf ook een beetje kwijtgeraakt.

dien: het verdwijnen van winkels en voorzie-

zieningen hier. Ik leg me daar niet bij neer,

‘We hebben een rottige periode gehad, waar-

ningen, het wegtrekken van jonge gezinnen

maar kijk liever wat we zelf kunnen bijdra-

bij de gehele directie wegviel. Eén overleed,

naar de grote stad, vergrijzing.

gen aan het verbeteren ervan. Ik hou van

een ander kreeg hartklachten en moest

Het gevolg: Kwintsheul krimpt, en dat merkt

de verbinding, dat hoort óók bij die bredere

stoppen.’ Sinds een jaar is Smits directeur,

de school maar al te goed. ‘Wij krijgen

identiteit waar ik het over had. We zijn niet

en zij is vastbesloten om de school zichzelf

steeds minder leerlingen’, zegt Smits. ‘Mo-

alleen een school, maar bieden bijvoorbeeld

te laten hervinden. Zij kent Andreashof als

menteel hebben we ongeveer 370 kinderen.

ook onderdak aan de plaatselijke muziekver-

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


Irma Smits, directeur R.K. Basisschool Andreashof, Kwintsheul

Foto: William Moore

21


eniging. We hebben praktijken voor ergothe-

ik bijvoorbeeld toen onze adjunct-directeur

dat ze zich happy voelen in de klas? Het zou

rapie, logopedie en fysiotherapie hier in huis.

ziek werd en overleed. Wij zijn samen bezig

vanzelf moeten spreken, maar er komen

Ik ben druk bezig een bibliotheek hierheen te

geweest om de afscheidsviering te maken,

zoveel randzaken bij dat je dit soms wel eens

halen. Ik zoek verbinding met de plaatselijke

dat wilde zij ook graag. We hebben een

vergeet.’

parochie. Dat alles vind ik heel belangrijk.

koor met collega’s opgericht, en hebben

We zijn zo een kleine kern, en wij kunnen en

daarmee bij haar avondwake en uitvaart

Blije gezichten

moeten als school daarom op veel gebieden

gezongen. Ook onze ‘papaband’ – een band

Moest ze een bijbelverhaal kiezen dat het

een rol spelen.’

van vaders van leerlingen – speelde bij de

beste bij haar school past, zo zegt Irma

avondwake. Geen muziek die je daar zou

Smits, dan zou dat het eerste hoofdstuk van

Diepste motivatie Het verwezenlijken van een brede identiteit vergt op de eerste plaats een cultuuromslag in het team, beseft Smits. ‘Ik heb eerst de vraag op tafel gelegd: wie zijn we nu echt,

‘Maar ik zie elke dag toch veel heerlijke, blije gezichten op het schoolplein. Ik denk dat we goed bezig zijn.’

wie ben je zelf? Waarom doe je het werk dat je doet? Durf je eigen verhaal te vertellen

verwachten. Het was een feest, precies

Genesis zijn – het scheppingsverhaal. Ook

aan collega’s.’ Het zijn vragen waar in de

zoals zij dat wilde. Hoe verdrietig het ook

Andreashof is, als God in dat verhaal, dag in

praktijk van alledag maar nauwelijks ruimte

was, we hebben er ook mooie momenten

dag uit aan het scheppen, bouwen, ordenen:

voor is, weet zij. Daarom verlies je makkelijk

beleefd, en het team is er hechter van

om een school met een ingang te worden,

het zicht op wat je diepste motivatie is om

geworden.’

met een duidelijke, brede identiteit. …En Hij

onderwijs te geven.

En een gelukkig team, zo weet ze, is een

zag dat het goed was.

Weet Smits zelf nog waarom zij koos voor

voorwaarde voor het eigenlijke doel: geluk-

dit werk? ‘O ja, heel goed. Ik heb een leuke

kige kinderen. ‘Ieder kind gelukkig, dat is

Smits: ‘Aan het einde van de dag ga ik altijd

lagere-schoolperiode gehad. We mochten

mijn streven. Daar nemen we de tijd en

even op het schoolplein staan, om naar de

soms gaan voorlezen bij de kleuters, dat

ruimte voor, met diverse projecten. Zo is

gezichten van de kinderen te kijken. Als ik

vond ik toen al leuk. Ik genoot van de sponta-

er de afgelopen tijd een cameraman in

een verdrietig gezicht zie, ga ik er altijd even

ne reacties van kinderen, van de verhalen, de

de klaslokalen geweest, om de lessen te

naar toe. Natuurlijk, je kunt niet verwachten

gesprekken. Anderzijds had ik toen al duide-

filmen. Achteraf kijken we dan samen met

dat ieder kind hier ’s ochtends gelukkig

lijke opvattingen over leerkrachten die het in

de leerkracht naar de film, en gaan we het

binnenkomt en ’s middag even gelukkig ver-

mijn ogen niet goed aanpakten, wiens lessen

gesprek aan. Doet iedereen goed mee?

trekt. Maar ik zie elke dag toch veel heerlijke,

mij niet inspireerden. Dat is mij wel bijgeble-

Kijk eens naar het gezicht van dat ene

blije gezichten op het schoolplein. Ik denk

ven en ik herinner mij dat ik dan dacht: dit

kind, vind je dat kind nou gelukkig ogen?

dat we goed bezig zijn.’ n

moet ook op een ander manier mogelijk zijn.

Vindt hij de som gewoon moeilijk, of heb je

Daarom heb ik de keuze gemaakt om het

hem even niet de aandacht gegeven die hij

onderwijs in te gaan.’

nodig had? Wanneer je les aan het geven

In de praktijk van alledag is maar nauwe-

bent, kun je dat soort dingen niet allemaal

lijks ruimte voor gesprekken over dergelijke

overzien. Als je het terugziet op film, zie je

beweegredenen, weet Smits. ‘We regelen

zo veel meer dan normaal.’

hier als leerkrachten zelf het overblijven.

‘Aanvankelijk reageerden leraren aarzelend

Daardoor zitten we hier niet met elkaar te

op dit idee. Dat snap ik ook, het kan voelen

eten tussen de middag. We hebben geen

alsof je op de vingers gekeken wordt. Maar

moment met elkaar. Daarom heb ik nu gere-

zo is het zeker niet bedoeld, het gaat er

geld dat we om 3 uur een half uurtje samen

ook niet om of het goed of fout is wat je

koffie drinken. In het begin was dat moeilijk,

doet. Inmiddels is de scepsis verdwenen,

onwennig. Iedereen begon gelijk aan z’n

en pakt men het heel positief op. We heb-

nakijkwerk. Nu zie ik dat de belangstelling

ben zelfs een Andreasbioscoop ingesteld,

groeit, en er steeds meer mensen aanschui-

waarbij we vragen aan de leerkracht: vind

ven om even een praatje te maken over hoe

je het goed als we jouw filmpje met het

de dag was.’

hele team bekijken en bespreken? Dat levert hele inspirerende bijeenkomsten op.

22

Kern

Eigenlijk gaan we dus naar de kern van

‘We vormen zo als team steeds meer een

het lesgeven terug. Leren observeren, hoe

gemeenschap. Hoe dat kan werken, merkte

zitten kinderen in elkaar, hoe zorg je ervoor

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


De nieuwe lichting SCHOOL EN GELOOF

Liesbeth Stalmeier In het bisdom Rotterdam zijn er twee pabo’s waar studenten de ‘Akte van bekwaamheid voor het vak godsdienst/levensbeschouwing’ kunnen halen: de Thomas More Hogeschool in Rotterdam en de Hogeschool Leiden. De studenten schrijven een eindwerkstuk en lichten dit toe tijdens een mondeling examen. Op beide plaatsen ben ik bij deze examens te gast als gecommitteerde. In de gesprekken geven de studenten aan hoe zij zichzelf zien als leerkracht in het katholiek onderwijs. Ze gunnen mij een blik in de toekomst. Ken jezelf! Op de pabo worden studenten uitgenodigd na te denken over identiteit. Wie ben je, als mens? Wie ben je, als leerkracht? Wie wil je zijn? De persoonlijke en de professionele identiteit zijn niet los van elkaar te zien, maar vallen niet altijd samen. Het is belangrijk te ontdekken waarin zij overeenkomen en waarin zij van elkaar verschillen, juist als het gaat om werken in het katholiek onderwijs. Vrijwel alle studenten beginnen dan ook met het noemen van hun levensbeschouwelijke achtergrond. Sommigen komen uit een actief katholiek gezin en voelen zich als jongvolwassenen ook nu verbonden met de Kerk. Ze kunnen goed verwoorden wat hun geloof voor hen betekent en hoe ze dit willen laten meeklinken in hun werk als leerkracht. Zij zijn de uitzonderingen. Het merendeel van de studenten is niet of nauwelijks vertrouwd met het katholiek geloof. Het ontwikkelen van de professionaliteit om godsdienst-levensbeschouwing te geven en de identiteit van de school te ondersteunen vergt dan de nodige inzet. Verschillende studenten zeggen dat ze behoefte hebben aan kennis, om goed beslagen ten ijs te komen. Maar dat is niet het enige, zoals een jonge vrouw in haar essay aangeeft: ‘Het is van belang dat de leerkracht ook op zoek is naar zijn eigen spirituele identiteit.’ Voor haar is dit een voorwaarde voor authenticiteit.

Het belang van continuïteit Een van de observaties die door studenten wordt gemaakt is dat er op hun stageschool weinig regelmaat zit in de aandacht voor de katholieke identiteit. Soms gaat het met pieken: een piek met Kerstmis en een piek met Pasen. Het komt ook voor dat de lessen godsdienst-

levensbeschouwing soms wel en soms niet worden gegeven. Een studente uit Leiden merkte dat de kinderen hierdoor geen samenhang zagen: ‘Ze vonden het moeilijk om de losse onderdelen tot een geheel te vormen.’ De stof beklijft zo niet. Een andere studente pleit ervoor ook buiten de lessen godsdienst-levensbeschouwing aandacht te geven aan hoe je vanuit het geloof met elkaar om wilt gaan. Op haar stageschool had een stel kinderen de fietsen van een paar klasgenoten vernield. De directeur heeft de leerlingen en hun ouders hierover aangesproken, zonder te verwijzen naar de identiteit van de school. Zij vond dat jammer.

Uitdaging Alle studenten geven aan dat de leerlingenbevolking van katholieke scholen zeer divers is. Op sommige stagescholen zijn er 30 tot 40 nationaliteiten. Er zijn soms maar twee kinderen in de groep met een katholieke achtergrond. Het is de taak van een leerkracht om elk kind in zijn identiteit te ondersteunen en te begeleiden. Hoe doe je dat, met zo’n gevarieerd publiek? Een studente uit Rotterdam vertelde dat er allerlei spanningen waren in haar stageklas, vanwege de verschillen. Zij heeft in die groep regelmatig de tijd genomen voor een levensbeschouwelijk gesprek. Dat haalde de kou uit de lucht. Een studente uit Leiden werkte op een school met veel verschillende achtergronden graag met bijbelverhalen. Zij merkte dat de kinderen door de verhalen werden geraakt: ‘Leerlingen zijn vaak gevoelig voor verhalen en kunnen zich goed inleven in de personages. Normen en waarden worden op deze wijze niet klakkeloos aangeboden of aangeleerd, maar worden in een context aan de leerlingen aangereikt.’ Bovendien merkte zij dat de

Foto: Marijn van Rij/NFP Photography

verhalen ruimte boden voor onderlinge uitwisseling.

Sint Franciscus Een mooi voorbeeld van een katholieke insteek die toegankelijk is voor alle kinderen, is het examenwerkstuk van twee Rotterdamse pabostudenten. De één liep stage in Delft, de ander in Rotterdam. Onafhankelijk van elkaar merkten ze dat kinderen uit hun groep thuis te maken hadden met armoede. De twee studenten besloten samen een lessenreeks te maken over Franciscus van Assisi, de heilige die al zijn bezittingen weggaf en zijn leven wijdde aan de armen. Zo wilden ze het thema armoede bespreekbaar maken, in materiële en niet-materiële zin. In de praktijk bleek dat de leergesprekken niet te lang moesten duren, maar een werkvorm als bibliodrama sloeg erg aan. Door de raakvlakken met de maatschappij van nu konden alle kinderen zich bij het onderwerp betrokken voelen. n

SCHOOL EN GEL O O F Het katholiek onderwijs in ons land is wel eens een reus op lemen voeten genoemd. Het is alom aanwezig, maar zijn ‘k’ lijkt voor kwaliteit te staan, niet voor katholiek. Terwijl zijn scholen dankzij hun succes blijven bestaan, lijkt het

katholiek onderwijs uit Nederland te verdwijnen. Maar is dit wel zo? In een nieuwe serie columns doet Liesbeth Stalmeier, medewerker van het bisdom Rotterdam en een voormalig docent Frans, verslag van haar vele contacten die zij met allerlei mensen op verscheidene niveaus in het katholiek onderwijs heeft. Waar hebben zij het over en wat merken de mensen in de scholen ervan?

23


THEMA INTERVIEW

katholiek onderwijs in friesland

Bisschop Möllerstichting zoekend op weg Nico Dullemans In de provincie Friesland wonen minder mensen dan in Amsterdam, rond de 650.000. Naar verwachting zal over ongeveer tien jaar de bevolkingsomvang een beetje afnemen. Het is een karakteristiek gebied dat veel recreanten en vakantiegangers aantrekt. Dit toerisme verschaft de bewoners werk. Kenmerkend is dat kleine en middelgrote bedrijven de regionale arbeidsmarkt domineren, wat ongetwijfeld van invloed is op het onderwijs. Ik spreek er met een vooraanstaand schoolbestuurder, Dick Lieftink.

liet, hoogopgeleide jongeren trekken weg.

onderwijs’.’ Hij verfoeit het labelen van men-

Tegenover mij zit een onderwijsman. Een

sen vanwege stoornissen omdat een mens

voormalig leraar Nederlands, iemand die

niet tot zijn afwijking herleid mag worden.

directiefuncties in het middelbaar beroeps-

‘Je mag zijn wie je werkelijk bent’. Lieftink

onderwijs vervulde en sinds september 2011

gaat het om ‘heel de mens’ en veroordeelt

bestuursvoorzitter is van deze stichting.

fabrieksmatig onderwijs, een tendens die hij

Lieftink vertelt geïnspireerd te worden door

meent waar te nemen in het onderwijsbeleid

de waardigheid van de schepping, van mens

van de overheid.

en natuur. Hij zegt: ‘Daarom gun ik ons land dat we niet bang zijn voor kinderen, maar

Hij vertelt dat ze op zoek zijn naar een

dat we vertrouwen in opvoeding hebben en

gezamenlijke grondtoon van de Bisschop

het geloof in de waarde ervan.’ De Neder-

Möllerstichting. Theo van der Zee, theoloog

landse leraar zou meer waardering moeten

en onderzoeker aan de Radboud Universiteit

krijgen, zoals in de Scandinavische landen

en Agda Wachter, theoloog en identiteits-

waar dit beroep veel meer gewicht heeft,

begeleider van Onderwijsbureau Meppel,

Evenwicht

vindt hij en zegt de instrumentele invalshoek

werken samen met tien schooldirecteuren

Lieftink houdt kantoor in een klein vooroor-

van het Nederlandse onderwijsbeleid te

om de kernwaarden van de stichting, zoals

logs gebouw in een eenvoudige straat, de

schuwen. Lieftink noemt de functiemix als

spiritualiteit, te verbinden met keuzen voor

Schoolstraat, even buiten het centrum van

voorbeeld, die er ‘met de kracht van een tor-

het goede in het onderwijs. Dergelijke keuzen

Sneek. Een deel staat te huur, een ander deel

pedo is ingejaagd.’ Het kan anders volgens

moeten geborgd worden, ze raken de ziel van

is in beslag genomen door een klas met kin-

hem en hij vertelt over de academie die zij

het onderwijs. ‘Ze maken duidelijk wat wij

deren. Op de bovenverdieping is het school-

een klein jaar geleden zijn begonnen en die

samen kunnen, willen en zijn’, zegt Lieftink,

bestuur gehuisvest waaraan hij leiding geeft,

nauwelijks overhead heeft, en veelal gebruik

die vindt dat katholiek onderwijs ‘juist in

de Bisschop Möllerstichting die alle (31) ka-

maakt van eigen mensen. Het programma

dit tijdsgewricht, waarin zoveel verandert,

tholieke basisscholen in Friesland onder haar

komt in samenspraak met leraren tot stand,

enorm veel kan betekenen.’

hoede heeft. Bijna 6.000 leerlingen bezoeken

maar zonder dwang tot het volgen ervan. De

de scholen, 10% van de leeftijdscohort.

respons is groot, de academie belooft een

Subsidiariteit

Lieftink kiest zijn woorden zorgvuldig wan-

succes te worden.

Ook de externe verantwoording van de stich-

neer hem gevraagd wordt het sociale klimaat

24

ting is een zoektocht, vertelt Lieftink, die

van Friesland te typeren. ‘Ik ben geen Fries,

Tijdsgewricht

daarbij wel een ankerpunt heeft: subsidiari-

ik woon hier niet. Als ik de sfeer gemoedelijk

Lieftink hoopt dat leraren voorleven, dat

teit. ‘Die moet overeind gehouden worden en

noem, wek ik al snel een verkeerde indruk.

zij het leven voordoen. Kinderen namelijk

mag niet ingewisseld worden voor de plan-

Ik bedoel ermee dat het leven hier even-

moeten hun innerlijk leren kennen, zodat

ning en control-cyclus.’ Maar hoeveel ruimte

wichtig is. Tenminste, dat ervaar ik zo. Dat

zij zelfvertrouwen ontwikkelen en zich zelf

hebben schoolbestuurders nog, nu de druk

kinderen niet naar school gaan bijvoorbeeld,

leren sturen. ‘Dat is fundamenteel. Mensen

op hen toeneemt? Zij lijken ingeklemd te zijn

komt hier nauwelijks voor. In Leeuwarden en

met zelfvertrouwen zijn niet angstig, voelen

tussen een opdringerige overheid en leraren

Heerenveen is wel wat loos, maar daar blijft

zich onbedreigd en zijn niet reactief,’ zegt

die niet veel anders kunnen dan vasthouden

het dan ook bij.’ Hij verwacht daarom dat

hij en schakelt soepel naar zijn achterlig-

aan de logica van hun beroep. Lieftink haalt

Passend Onderwijs er zonder grote aanpas-

gende gedachte hierbij. ‘God heeft in ieder

zijn schouders op en zegt: ‘Zo ervaar ik het

singen kan worden ingevoerd. Wel noemt hij

kind Zijn licht ontstoken, een uitspraak van

niet. Deze club beschikt over eigen kracht,

de werkgelegenheid kwetsbaar, zeker nu er

Maria Montessori. Vandaar onze nadruk op

we leren van elkaar. Daar maken we gebruik

zoveel tegenzit. Bedrijven zijn daardoor fail-

menselijke waardigheid, vandaar ‘passend

van en niet van een externe agenda. Daarom

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


verbindt en voor wie de bedoeling van de natuur, namelijk dat ze tot bloei komt, de inspiratiebron is om de samenleving vorm te geven. Vandaar wellicht dat op de omslag van de programmabundel van deze dag een bloemengieter staat waarmee water wordt gegeven. Hooghiemstra, die tegenwoordig directeur Onderwijs en Kwaliteit van de stichting is, gebruikt in zijn introductie ‘groei’ om de bedoeling van onderwijs te verbeelden en kondigt aan dat na afloop elke leraar een plantje krijgt aangeboden. Ruim 400 leraren zijn aanwezig, vooral vrouwen. Zij luisteren naar Mark Mieras, een wetenschapsjournalist en natuurkundige die over hersenonderzoek publiceert. Hij legt de wisselwerking uit tussen ontwikkeling van hersenen en de stimulering thuis en op school. ‘Hersenen gaan naar je leven staan, denk aan het blinde kind dat een fenomeis onze interne samenwerking zo belangrijk

Mar, het Sneekermeer, met zijn bekende

naal gehoor ontwikkelt’, vertelt hij, ‘en het is

en zijn we dáár op gericht. Scholen, bestuur,

week in augustus, de Sneekweek. Ongetwij-

daarom maar beter ze snel aan te spreken.

GMR en raad van toezicht zijn een verband

feld zal ook dit jaar in de zomermaanden het

De kleuterjuf is dus veel belangrijker dan

en trekken samen op. Maar het is nog een

stadje drukbezocht worden. In het schijnsel

de professor.’ Eigenlijk zien we de hersen-

puzzel om ons contact met externe belang-

van waterig zonlicht zie ik de Sint Martinus-

ontwikkeling in het gedrag van kinderen

hebbende instanties goed te laten aansluiten

kerk aan de Singel liggen, een van de kerken

weerspiegeld (in hun behoefte om te spelen

op onze eigen interne gang van zaken.’

van Pierre Cuypers. In het voorportaal hangt

bijvoorbeeld), hersenen sturen en het is de

een bord vol met boodschappen, gebeden tot

bedoeling dat we kinderen helpen met deze

Afsluitend vertelt hij nog dat de structuur

God. Een dankwoord vanwege een gewonnen

impulsen om te gaan, niet om ze te onder-

van het bisdom, de dienstverlening van

sportwedstrijd, een schreeuw om hulp van-

drukken. Mieras’ gepassioneerde verhaal

Onderwijsbureau Meppel en de minderheids-

wege de crisis in een gezin. Terug de straat

komt erop neer dat wij gehoor moeten geven

positie van de katholieken in Friesland, die

op, op weg naar de Waterpoort. Daar vlakbij

aan de natuurlijke drang om te blijven spe-

in enclaves woonden, ervoor hebben gezorgd

ligt de school, is mij verteld.

len, en aan de drang om door te geven aan

dat de katholieke basisscholen elkaar heb-

de jongste generatie. Interactie, volgens hem

ben opgezocht en onder het gezag van een

Thomas

gaat het daar om, al onze zintuigen zijn erop

gezamenlijk bestuur zijn komen te staan. Het

De Stichtingsdag is in de Thomas van

gericht.

katholiek onderwijs heeft een goede naam in

Aquinoschool, in een groot, nieuw gebouw

Friesland, het aantal leerlingen neemt toe,

waarin ook andere diensten aan kinderen

Na Mieras’ optreden verspreidt de groep zich

vorig jaar met 2%, en de Inspectie van het

worden verleend. De school draagt de naam

over de zestien workshops die titels hebben

Onderwijs heeft alle scholen het zogenoemde

van de heilige Thomas voluit en de letters

zoals Gelukskoffertje, Kindpsychiatrische

basisarrangement toegekend. Lieftink

zijn opvallend groot aan de gevel boven

beelden, Hoogbegaafdheid, Gebruik je brein

vermoedt dat het positieve imago met name

de ingang bevestigd. Met opzet, vertelt

en Feedback in de les. Bijna allemaal hebben

te danken is aan de gemeenschapszin op de

Dominicus Hooghiemstra en hij wijst op een

ze betrekking op het opvoedingsoptimisme

scholen en het speelse vieren.

bescheiden beeldje van deze kerkleraar, het

dat het handelsmerk van de Bisschop Möl-

enige dat zijn zoon op Marktplaats heeft

lerstichting zou kunnen zijn. n

We beëindigen ons gesprek en ik wandel

kunnen vinden. Hij wilde per se een beeltenis

door het centrum van Sneek op weg naar de

van Thomas bij de ingang van de school die

Met dank aan Gonnie Opheikens van Onderwijs-

school waar deze middag de Stichtingsdag

hij, toenmalig directeur, heeft laten bouwen.

bureau Meppel, een van de organisatoren van

wordt georganiseerd, een periodieke onder-

Thomas is de patroon van alle katholieke

de dag. Zij wees mij op de Stichtingsdag.

wijsmanifestatie van en voor de leraren. Het

scholen. Een kerkleraar zoals gezegd, die in

is maart, er staat een straffe wind. Rond het

de dertiende eeuw leefde, in een overgangs-

middaguur zijn de winkelstraten verlaten. De

tijd waarin hij op zoek ging naar een systeem

winkeliers moeten het hebben van de Snitser

dat geloof en rede (wetenschap) met elkaar

25


Dacapo college sittard

SCHOOLBEELD

De gymzaal als centrum van school Gerrit-Jan Meulenbeld ‘Het concept van de Topsport Talentschool past heel goed binnen het schoolconcept van het DaCapo College, waarin talentontwikkeling en loopbaanbegeleiding centraal staan. We proberen als school de optimale combinatie te maken tussen de sport- en onderwijscarrière’, vertelt directeur Pim van Heumen. ‘De andere leerlingen zien hoe hard de topsportleerlingen werken, dat heeft invloed op hun eigen inzet’, meent topsportcoördinator Jan Paulissen.

Basis voor topsportklimaat

status is, behalve de vertegenwoordiging

Het initiatief om ‘topsportvriendelijk on-

van meerdere sporten, dat in de betrokken

derwijs’ in de regio Sittard te ontwikkelen

school alle niveaus vertegenwoordigd zijn,

lag in 1993 bij Jan Bovendeerd, docent

van praktijkschool tot gymnasium. In de

lichamelijke oefening van het Bisschoppelijk

beginfase ging het bij het DaCapo louter om

College, een van de voorlopers van het hui-

het faciliteren van individuele leerlingen en

dige Trevianum College. Hij stond ook aan de

was de school topsportvriendelijk, wat vaker

basis van de LOOT-scholen in Nederland, nu

problemen opleverde met de inspectie. Toen

de Topsport Talentscholen, negenentwintig

een talentvol tennisster, Demi Schuurs, leer-

in totaal, waarvan vier in Limburg.

ling was van de school, kwam het geheel in

‘Sittard en omgeving was in die tijd al een

een stroomversnelling en kreeg het DaCapo

regio met veel sportverenigingen die op hoog

College in 2008 de LOOT-licentie. Dat bete-

niveau speelden: atletiek, voetbal, handbal,

kent onder andere dat de school een leerling,

volleybal. Er was vanuit die verenigingen een

zonder het raadplegen van de inspectie, mag

duidelijke behoefte om voor jonge sporters

vrijmaken voor wedstrijden en trainingen en

binnen het onderwijs faciliteiten te creë-

ontheffingen voor bepaalde vakken kan ge-

ren en het onderwijs wilde daar graag aan

ven. Inmiddels heeft de school 35 leerlingen

meewerken’, vertelt Jan Paulissen. ‘Sittard

die topsport bedrijven, wat veel is voor alleen

was de derde sportstad van Nederland en

een vmbo. Het Trevianum heeft daarnaast

had een echt topsportklimaat. Veel docen-

nog 60 topsportleerlingen. De meerderheid

ten lichamelijke oefening van middelbare

is voetballer, maar Sittard kent een aantal

scholen waren ook coach van topteams bij

sporten. Hun status als topsporter wordt

verenigingen. Zulke mensen zorgen voor

bepaald door NOC/NSF.

een cultuur waar de gymzaal het centrum van de school wordt, waar leerlingen ook

‘Op iedere locatie hebben wij een topsport-

tijdens pauzes en tussenuren te vinden zijn.

begeleider. De topsportleerlingen maken

Deze mensen staan uiteindelijk aan de basis

deel uit van de gewone mentorgroep. Dat

van een topsportcultuur. Dat Zweden zulke

willen we veranderen, een mentor voor alleen

fantastische tennissers heeft voortgebracht,

de topsportleerlingen, zodat de begeleiding

lag aan het feit dat tennis onderdeel uit-

nog intensiever wordt en de mentor ook

maakte van het curriculum op scholen. Dan

eens kan spreken met een coach’, zegt Van

ontstaat er een brede basis en kan een top

Heumen. ‘Deze kinderen kiezen niet voor een

groeien.’ ‘Topsport zit een beetje in de genen

schoolcarrière, maar voor een sportcarrière.

van Zuid-Limburg’, zegt Pim van Heumen.

Maar wij weten dat de piramide steil is en

Volgens de heren is het een combinatie van

maar weinigen de echte top zullen halen.

Jan Paulissen is coördinator van de Topsport

de aanwezigheid van de mijnen, die wilden

Ons doel is dat de leerling die topsport

Talentschool van het DaCapo College in Sittard en

dat hun werknemers gezond waren en een

bedrijft dat voluit kan doen, maar ook dat hij

daarnaast werkzaam voor de jeugdopleiding van

geestelijkheid die uitging van de gedachte:

een diploma verwerft, want in het beste geval

voetbalvereniging Fortuna Sittardia. Van oorsprong

een gezonde geest in een gezond lichaam.‘Er

moet hij rond zijn vijfendertigste stoppen.

is hij leraar lichamelijke oefening. Hij was sport-

is in deze regio sowieso een sterk vereni-

Alleen heel talentvolle voetballers hebben

instructeur in het leger, maar keerde weer terug

gingsleven’.

dan genoeg geld verdiend om zonder beroep

naar het onderwijs. Pim van Heumen is boven-

26

verder te gaan’, aldus Van Heumen. ‘We pro-

schools directeur van het DaCapo College en lid

Snelle groei

beren als school dus de optimale combinatie

van de ledenraad van de Topsport Talentscholen.

Het DaCapo College raakte betrokken bij

te maken tussen de sport- en onderwijscar-

Hij werkte vijfentwintig jaar als leraar lichamelijke

het topsportvriendelijk onderwijs toen het

rière, denken met de topsportleerlingen

oefening en is nog een steeds een fervent sporter.

Trevianum College de status van LOOT-school

mee. Dat betekent een lesprogramma op

wilde. Een van de voorwaarden voor de LOOT-

maat en veel zelfstudie. Dat vraagt van de

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


Trainende deelnemers/talenten van de Nationale Handbalacademie, waaronder de leerlingen van

Foto: Wim Coolen

de Topsport Talentschool betrokken leerlingen veel discipline, die ook

een aantrekkelijke sportregio te maken. De

Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, waar

volop aanwezig is en van de docenten dat ze

bovenbouw van het DaCapo College ligt in de

het denken van Thomas van Aquino (die pa-

doordrongen zijn van dat doel’, vult hij aan.

zogenaamde Sportzone, tegenover het voet-

troon is van docenten lichamelijke opvoeding)

‘Het valt me op dat topsportleerlingen vaak

balstadion en in de buurt van allerlei andere

veel meer invloed heeft gehad.’ ‘In Neder-

zelf heel bescheiden zijn’.

sportfaciliteiten, in een indrukwekkend ge-

land’, meent Van Heumen, ‘is het denken veel

‘De andere leerlingen zien hoe hard de

bouw dat het deelt met twee roc’s en waarin

meer gekleurd door kerkvader Augustinus,

topsportleerlingen werken, dat heeft invloed

ook uiteenlopende sportfaciliteiten te vinden

dat wil zeggen dat alles wat met het lichame-

op hun eigen inzet’, meent Paulissen, ‘de

zijn. De eigenaar van het gebouw is een com-

lijke te maken heeft, verwerpelijk is’.

aanwezigheid van topsportleerlingen en de

merciële partij. ‘De combinatie met de roc’s,

nieuwe locatie hebben hun uitstraling op

waar onder andere de afstudeerrichtingen

Talentontwikkeling

de andere leerlingen en potentiële leerlin-

sportleider, dans, veiligheid, zorg en welzijn

Het concept van de Topsport Talentschool

gen. Topsportleerlingen zijn een voorbeeld

en horeca gevestigd zijn, maakt niet alleen

past heel goed binnen het schoolconcept van

voor de anderen, maar ook voor elkaar. De

een doorlopende leerlijn mogelijk, maar ook

het DaCapo College, waarin talentontwikke-

voetballer ziet ook wel dat de handballer en

dat er dwarsverbanden tussen vakken gelegd

ling en loopbaanbegeleiding centraal staan.

zwemmer net iets harder moet werken’.

kunnen worden. De investeringen hebben er

‘Wij vertrekken vanuit de gedachte van meer-

Oud-topsportleerlingen verlenen graag hun

in ieder geval toe geleid dat veel sportbonden,

voudige intelligentie. Ieder kind heeft zijn ta-

medewerking aan open dagen. ‘De band met

ook buitenlandse bonden, hebben geko-

lenten. Al in het eerste jaar is het curriculum

de school blijft, maar is vooral een band met

zen voor Sittard als trainingscentrum. Dat

erop gericht dat leerlingen ontdekken waar

de oud-begeleiders, die heel erg gewaar-

betekent ook weer nieuwe leerlingen voor de

hun talenten liggen. In het tweede jaar kun-

deerd worden door de topsportleerlingen’,

Topsport Talentschool. Sommige leerlingen

nen ze vijf keer een zes weken durende prak-

zegt Van Heumen. ‘Deze leerlingen beseffen

verblijven ook intern op de school’, aldus Van

tische sectororiëntatie doen en een zesde

heel goed dat de school heeft bijgedragen

Heumen.

keer een sectororiëntatie die hen het meeste

aan hun carrière of er in ieder geval voor

‘Wat we nog willen regelen is de overgang

aanspreekt. Wat geldt voor topsporttalent-

gezorgd heeft dat ze naast hun sportcarrière

naar een vervolgopleiding. Het beroepsonder-

leerlingen proberen we ook voor elkaar te

een diploma hebben’.

wijs kent geen faciliteiten voor topsporters,

krijgen voor andere leerlingen, bijvoorbeeld

laat staan Topsport Talentscholen. De keuze

iemand die heel muzikaal is. Als zo’n leerling

Kwaliteitsimpuls

voor een vervolgopleiding is daarom beperkt.

voor een concert een paar dagen naar Praag

De laatste jaren heeft de gemeente Sittard-

Dat kan en moet anders’, vindt Paulissen.

moet, zullen wij dat proberen te faciliteren.

Geleen met hulp van de provincie Limburg

‘Het topsportklimaat in Nederland is sterk

Waar leert die leerling meer, op zo’n concert

veel geïnvesteerd om van Sittard en omgeving

verbeterd, maar steekt schril af bij landen als

of in de klas?’, besluit Van Heumen. n

27


INTERVIEW

Ontmoetingsruimte creëren voor onderwijs en opvang Rob Pinkse Sinds dit schooljaar werkt Stichting Katholiek Onderwijs De Beerzen, Oirschot en Spoordonk (SKOBOS) intensief samen met Korein Kinderplein in kindcentrum De Bongerd aan de Montfortlaan in Oirschot. Er is daar één directeur aangesteld die leiding geeft aan zowel de Antoniusschool voor Daltononderwijs als de kinderopvang. Deze bijzondere samenwerking wordt vormgegeven door een detacheringcontract tussen SKOBOS en Korein Kinderplein. Daarmee kan de directeur ook juridisch gezien leiding geven aan de medewerkers van Korein. Wat is de meerwaarde van deze constructie? Hoe werkt dat in de praktijk?

voorstel van John samen gedaan. ‘Door zo’n

en kinderen laten samenwerken, vinden

kerstvieringprobleempje zal ik maar zeggen,

wij belangrijk. Welke van die elementen

maak je een grote stap in het samensmelten

kun je terugleggen naar de opvang en hoe?

van de culturen. De kans is namelijk groot

Andersom ook: welke elementen ervaren zij

dat op een ander terrein mensen elkaar

die wij in ons schoolsysteem zouden moeten

gaan opzoeken. Ik probeer zelf steeds de

toepassen?’

verbinding te maken. Als ik in gesprekken met het onderwijsteam bijvoorbeeld hoor

Van Assouw vervolgt: ‘In beide organisaties

dat de rekenresultaten tegenvallen, denk ik

werken mensen die in de kern bewust geko-

meteen aan wat er bij de opvang aan reken-

zen hebben voor het werken met kinderen. In

voorwaarden wordt gedaan. Andersom werkt

de opvang denken ze van nature meer vanuit

het hetzelfde. Dat moet als een olievlek gaan

ontwikkelingslijnen, terwijl het onderwijs

werken op alle terreinen in de hele organi-

meer geneigd is om veel bezig te zijn met de

satie.’

leerstof. Die twee zou je met elkaar moeten

Dan moet je ook invloed uitoefenen op wat er in

verbinden. Ik denk, zonder te willen stigma-

de opvang gebeurt.

tiseren, dat de ingekaderde leerkracht en de

John van Assouw: ‘Wij zijn een Daltonschool

out of the box denkende opvangmedewerker

en het eerste wat ik met de medewerkers van

elkaar prima kunnen aanvullen en iets van el-

de opvang heb besproken is hoe we de pe-

kaar kunnen leren. Daar moeten we dan wel

dagogische en didactische lijn van de school

de ontmoetingsruimte voor creëren. We heb-

Praktisch

kunnen vertalen naar de opvang. We gaan

ben daarom het rooster van de opvang gelijk

Ga maar gewoon beginnen en blijf in

daarom dezelfde structuur van werken invoe-

laten lopen met het rooster van de school.

gedachte houden dat dit twee bestaande or-

ren met een planbord en een betekenisvol

Op die manier kunnen de medewerkers ook

ganisaties met een bestaande cultuur zijn.

aanbod van activiteiten. In de vertaling naar

pauze nemen, ook al hebben ze daar in hun

De bedoeling is wel dat het één organisatie

de dagopvang en de naschoolse opvang zit

cao niet per se recht op. Doordat ze een

wordt met één cultuur, met een doorgaande

ook een inhoudelijke component. Wanneer

half uur bij het team van de school zitten,

lijn voor kinderen van één tot twaalf jaar.

je kinderen volgens de Daltonvisie een breed

gebeurt er iets in persoonlijke zin. Mensen

‘Dat is de opdracht die ik van het bestuur

aanbod doet waaruit ze zelfstandig kunnen

ontmoeten elkaar en leren elkaar kennen.

kreeg. Het is een brede opdracht en dat

kiezen, zullen ze meer betrokken zijn en dus

Maar ook in inhoudelijke zin: ze horen hoe

vond ik best spannend’, aldus John van

beter leren. De opvang heeft van nature een

anderen denken en durven op een gegeven

Assouw, de kersverse directeur. ‘Ik kende de

meer verzorgende taak. Waar ik naar op zoek

moment ook mee te praten. Dan ontstaat die

school nog niet en ik had ook geen binding

ben is de balans van die twee.’

wisselwerking.’

vanuit de gedachte dat dit één organisatie

Behalve een inhoudelijk aspect, is er ook een

Gezamenlijk

moet worden, ga je denken in kansen en kijk

pedagogisch aspect.

De opvangmedewerkers geven aan dat ze het

je op welke punten je ze met elkaar kan ver-

‘Dat is wel een essentiële’, zegt John. ‘Er

prettig vinden om onderdeel uit te maken

binden. De beleidsarme invoering is direct

wordt snel gedacht dat wij als leerkrachten

van een groter geheel. Ze voelen dat er een

succesvol gebleken. Je begint namelijk op

perfect weten hoe wij dat moeten doen en

gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Als een

het praktisch niveau.’

het zou fijn zijn als de medewerkers van de

opvangmedewerker tegen het gedrag van een

opvang het precies op onze manier doen,

kind aanloopt, voelt ze zich vrij om aan de

Het organiseren van de jaarlijkse kerstvie-

want dan is het goed. Ik probeer juist om

leerkracht hulp te vragen.

ring is daarvan een voorbeeld. Er waren

vanuit de gedachte ‘het kind centraal’ te kij-

John van Assouw: ‘De opvangmedewerkers

twee groepen actief om de viering voor te

ken waar wij elkaar kunnen vinden in de ma-

geven zelf aan dat ze te veel werden opge-

bereiden en het gebouw te versieren: voor

nier waarop we met het kind gaan werken.

slokt door de ‘verantwoordingsroep’. En die

de opvang en voor de school. Dit werd op

Zelfstandigheid, zelfverantwoordelijkheid

is in de kinderopvang echt doorgeslagen. Zij

met de opvangorganisatie. Maar gestuurd

28

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


is voor deze organisatie met de visie ‘allemaal samen voor het kind’. Je krijgt zaken veel sneller georganiseerd en laat de principes van opvang en onderwijs elkaar bevruchten, zou ik bijna zeggen. Er vindt een natuurlijke ontmoeting plaats.’ Jullie zijn nog niet zo heel lang bezig, maar zie je al effecten bij de kinderen? ‘Ja, die zie je al of die beginnen te komen. De kinderen merken dat de opvangmedewerker van de leerkracht weet hoe het gaat en andersom. De lijntjes zijn veel korter. We hebben hier bijvoorbeeld een leerling die het best wel lastig heeft. Doordat de samenwerking tussen de opvangmedewerker en de leerkracht veel closer is geworden, gaat het met dit kind minder vaak mis bij de opvang. De ambulant begeleider van deze leerling heeft inmiddels ook eenzelfde traject bij de opvang gedaan. Dat had voorheen niet gekund, want dan had de opvangorganisatie gezegd: wij willen graag dat onze eigen medewerker komt. Ik heb gezegd dat deze ambulant begeleider, die al zoveel met dit kind heeft gedaan, gaat meekijken bij de opvang. Dit kind moest veel structuur hebben. We

John van Assouw, directeur

Foto: Rob Pinkse

hebben daarom de dagindeling zoals die op school in gebruik is, meegenomen naar de opvang. Dan maak je een stap met elkaar en

hebben protocollen van wel vijftig bladzijdes,

spreek en over de opvang met de andere

krijg je een doorgaande lijn. Anders blijven

waarop ze van alles moeten verantwoorden,

groep, is op zich niet vreemd, maar er zijn

er twee verschillende processen naast elkaar

omdat de overheid de kwaliteit wil garan-

veel onderwerpen die beide organisaties

lopen en dat is niet goed voor het kind.’ n

deren. Ze moeten weer terug naar het vak,

aangaan. Daarin kunnen we veel effectie-

betekenisvol bezig zijn. Nu ze in een groter

ver zijn als we gezamenlijk optrekken. Er

geheel participeren en een bredere verant-

is daarom een integraal overleg gepland,

woordelijkheid krijgen voor het kind, zie je

waarin we apart en met elkaar vergaderen

het gevoel voor hun vak weer terugkeren.’

op dezelfde avond, in de hoop dat er een wij-gevoel ontstaat. Maar ook dat je veel

Bij het samenkomen van onderwijs en opvang,

meer in onderlinge betrokkenheid vanuit

heb je ook te maken met de ouders. Hoe betrek

een organisatie werkt. Het voorbereiden van

je die hier bij?

de Open Dag bijvoorbeeld. Wat vinden beide

‘We hebben een MR van de school en een

organisaties en wat wordt het uitgangspunt?

oudercommissie van de opvangorganisatie.

Al deze aspecten van het beleid beginnen

Dat ik met de ene groep over schoolse zaken

op de werkvloer en daar bepaal je wat goed

29


VKO-RADBOUD UNIVERSITEIT

lmc praktijkschool talingstraat in rotterdam

School, leerlingen en ouders gaan het samen maken Theo van der Zee en Maria Venhuizen Ook de school lijkt niet te ontkomen aan getallen. Denk aan slagings- en doorstroompercentages, eindexamencijfers en toetsscores. Door de school te vatten in getallen wordt geprobeerd ontwikkelingen te begrijpen of zelfs te sturen. De jacht op big data is geopend. Toch, een school is meer dan een slagingspercentage, een leerling meer dan een toetsscore, en een ouder meer dan een respondentnummer van de tevredenheidmonitor. Hoe slaagt een school erin om zich niet te verliezen in de wereld van getallen?

werpen: ouders worden steeds meer betrok-

krijgen. Deze vormen als het ware het ene

ken bij onze school en bij het leerproces van

brandpunt van de ellips van de vorming van

hun kind. Naast de algemene informatie-

leerlingen. Het andere brandpunt is dat wat

avonden, hebben we individuele contacten

de school en in bredere zin de samenleving

met ouders opgezet. Zo komt de mentor

van waarde vindt om leerlingen mee te

bij iedere leerling voor de herfstvakantie op

geven. Vorming veronderstelt beide: de ont-

huisbezoek. De mentor betrekt de ouders

wikkeling van de leerling én dat wat we van

actief bij de totstandkoming van het indivi-

waarde vinden om mens te zijn. De ontwik-

duele ontwikkelingsplan, gebaseerd op de

keling van sociale vaardigheden bijvoorbeeld

eigen behoeften, interesses en talenten van

krijgt immers pas betekenis als je weet wat

hun kind. Het start met een interview door

van waarde is om mens te zijn samen met

kinderen met hun ouders. Dit levert bouwste-

andere mensen. Beide brandpunten zijn

nen op voor het ontwikkelingsplan. Ouders

nodig. Het is nodig dat school en ouders met

worden vervolgens uitgenodigd voor de

elkaar in gesprek gaan over de behoeften,

eerste bespreking en officiële overhandiging

interesses en talenten van leerlingen én over

van het plan, dat het kind zelf presenteert.

dat wat van waarde wordt gevonden om leer-

Een school die voorbij de uitstroom- en

Daarna bespreken we met de leerling en hun

lingen mee te geven. De vraag is dan: hoe

uitvalpercentages heeft willen kijken, is het

ouders – en minimaal drie keer per school-

voer je dat gesprek? Of, nog fundamenteler:

LMC Praktijkonderwijs Talingstraat in Rotter-

jaar – de voortgang. We doen dit omdat het

hoe creëer je de ruimte om dat gesprek mo-

dam. Leerlingen van allerlei nationaliteiten,

belangrijk is dat ouders en school elkaar als

gelijk te maken? In een wereld van getallen

culturen en talen bezoeken deze school. De

gelijkwaardige partners goed begrijpen om

en big data lijkt deze ruimte beperkt. Welke

Rotterdamse school stond voor de uitdaging

hun kind en leerling goed voor te bereiden op

vrijheid en ruimte heb je om zelf pedago-

om het tij van de hoge uitstroom en uitval

hun toekomst’.

gische keuzes te maken? Welke manieren

te keren. Ze heeft deze uitdaging aan willen

30

en middelen staan je ter beschikking om

gaan door niet alleen het gesprek met de

De sleutel van het succes van de aanpak van

de keuzes te kunnen maken en invulling te

leerlingen, maar ook met hun ouders te

het LMC Praktijkonderwijs Talingstraat lijkt

geven? Het is communicatie en participatie.

voeren.

te zijn dat én leerling én ouders serieus wor-

Teamleider Cees de Haij vertelt erover op de

den genomen. De leerling wordt als persoon

De eerstvolgende Masterclass School Ouders

Masterclass School Ouders Partnerschap die

aangesproken: waar zit jouw passie? Leerlin-

Partnerschap gaat met schoolleiders, be-

onlangs door de VKO – Radboud Universi-

gen halen het beste uit zich zelf wanneer ze

leidsmedewerkers en anderen na hoe op de

teit Nijmegen is georganiseerd. ‘Ons doel

op hun passie worden aangesproken. Ouders

eigen school ruimte kan worden gecreëerd

is de leerling te helpen met het ontdekken

worden op hun ouderschap aangesproken:

en benut om zelf pedagogische keuzes te

en waarmaken van zijn of haar passie. En

wat is het beste voor je kind en hoe kunnen

maken. Wat vinden we van waarde om onze

daarbij hoort een goede samenwerking met

we als school en ouders dat samen mogelijk

leerlingen mee te geven? Wat delen school en

ouders. Gemakkelijker gezegd dan gedaan,

maken? Het gaat de Rotterdamse school

ouders in waarden rond vorming en opvoe-

want: hoe doe je dat? Door vaak met hen in

niet enkel om het gesprek maar ook om echt

ding? Wat inspireert hen? Hoe kunnen ze

gesprek te gaan, en ook door hun kinderen

meedoen: het is communicatie en partici-

elkaar daarin ondersteunen en versterken?

met hen in gesprek te laten gaan. Leerlingen

patie. De school kijkt op deze manier verder

Het zijn vragen die voorbij de vele getallen

worden gevraagd hun ouders te interviewen.

dan de getallen, en probeert met vallen en

kijken: hoe brengen we onze kinderen groot?

Dat lijkt eenvoudig, maar is best moeilijk.

opstaan school te zijn in een situatie waarin

En ook: wat geeft ons het vertrouwen om dat

Het kost tijd, energie en vooral: uithou-

veel van haar wordt gevraagd.

te doen? Op verschillende plekken kun je het

dingsvermogen. Na een periode van drie

Het is belangrijk om de behoeften, interes-

zien gebeuren, namelijk daar waar scholen

jaar begint de aanpak echt vruchten af te

ses en talenten van de leerling in beeld te

en ouders ruimte maken voor verhalen. Het

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


zijn verhalen over vallen en opstaan, over

manier werkt. Vanuit de verhalende bena-

De 2e Masterclass School-Ouders partnerschap

individuen en deel uitmaken van een groep,

dering denken experts uit wetenschap en

vindt plaats op woensdag 17 september, op

over vreugdevolle en droevige momenten.

school mee met schoolleiders, beleidsmede-

de Radboud Universiteit in Nijmegen. Nadere

Door verhalen te vertellen, te verzamelen en

werkers en anderen over hun vragen en prak-

informatie is te verkrijgen bij Maria Venhuizen:

met elkaar te verbinden ontstaat ruimte voor

tijkvoorbeelden rond ontwikkeling, vorming

m.venhuizen@ftr.ru.nl of 024-3611147 / 06-

eigen pedagogische keuzes. De verhalende

en opvoeding. n

11768371.

Twee beroepszaken RDDF JURISPRUDENTIE

mr. Janet Ranke Op het moment van het schrijven van dit artikel wordt door veel schoolbesturen de laatste hand gelegd aan het bestuursformatieplan. Heel veel besturen hebben moeten constateren dat de inkomsten zijn verminderd en in het primair onderwijs daalt op veel plaatsen het aantal leerlingen. Voorgaande betekent dat schoolbesturen noodgedwongen afscheid moeten gaan nemen van leerkrachten en/of ondersteunend personeel. De schoolbesturen die hebben gekozen voor werkgelegenheidsbeleid zullen het DGO -overleg moeten ingaan, de schoolbesturen die hebben gekozen voor ontslagbeleid zullen werknemers in het RDDF (Risicodragend deel van de formatie) moeten plaatsen. In de cao en de geldende afvloeiingsregeling is beschreven hoe een schoolbestuur hierbij te werk moet gaan. Op grond van de cao po moeten schoolbesturen voor elk van de schoolsoorten een afvloeiingslijst per functiecategorie hanteren: directie, OP en OOP. Veel schoolbesturen zullen nog de afvloeiingsregeling moeten hanteren, zoals die is vastgesteld in 1985. Anno 2014 is er echter veel veranderd en dat zet schoolbesturen vaak voor problemen. Inmiddels heeft de commissie van beroep voor

het katholiek primair onderwijs enkele uitspraken gedaan inzake de RDDF-plaatsing. In dit artikel zal ik op een tweetal uitspraken nader ingaan. In beide uitspraken hebben personeelsleden beroep aangetekend, omdat zij van mening zijn ten onrechte in het RDDF te zijn geplaatst op basis van hun positie op de afvloeiingslijst. Het eerste geval betreft een schoolbestuur voor speciaal onderwijs. Het schoolbestuur heeft terecht één afvloeiingslijst voor al het onderwijsgevende personeel. De school voor speciaal onderwijs biedt onderwijs aan leerlingen van 4 tot ongeveer 18 jaar. Op de school in deze casus wordt vmbo-t en havo aangeboden. Desondanks is de cao po van toepassing. Het schoolbestuur is genoodzaakt een aantal leraren in het RDDF te plaatsen. Voor het vmbo-t en havo heeft het schoolbestuur verschillende tweedegraads leraren nodig. Het toeval wil dat deze leraren onderaan de afvloeiingslijst staan. Deze leraren kunnen echter niet worden gemist en ze worden overgeslagen op de afvloeiingslijst. Het schoolbestuur heeft daarom een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Hiertegen hebben de leraren die in het RDDF zijn geplaatst beroep aangetekend. De commissie van beroep heeft het beroep ongegrond verklaard. De commissie heeft geoordeeld dat het schoolbestuur zich in deze situatie terecht heeft kunnen beroepen op de hardheidsclausule. Het tweede geval betreft een bestuur voor primair onderwijs. Hier is het OOP in het

RDDF geplaatst. Voor het onderwijsondersteunende personeel is conform de geldende regels een aparte afvloeiingslijst gemaakt. Op de lijst voor het OOP komen alle mensen van het OOP te staan en er wordt geen onderscheid gemaakt in functies. De klassenassistenten, de conciërges, de ICT-er en de algemeen directeur staan op volgorde van diensttijd en niet per functie. Het zal daarom vooral bij het OOP voorkomen dat er een beroep op de hardheidsclausule moet worden gedaan. Het bestuur in de tweede zaak heeft hier een beroep op gedaan, al is dit niet als zodanig genoemd. De werknemers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. (Zij hebben ook nog andere bezwaren aangevoerd). Ook dit beroep is ongegrond verklaard. Het bijzondere in de tweede zaak is dat de werknemers zich niet willen neerleggen bij de uitspraak van de commissie. Namens de werknemers is een dagvaarding uitgebracht en zal ook de kantonrechter zich over deze zaak buigen. Op dit moment is de afloop nog niet bekend. In beide beroepen zijn de schoolbesturen bijgestaan door een jurist van de juridische afdeling van VKO. Gezien de ingewikkeldheid van de materie adviseren wij de schoolbesturen tijdig advies te vragen. Wanneer werknemers op correcte wijze in het RDDF zijn geplaatst, zullen besturen goed beslagen ten ijs moeten komen bij de commissie van beroep voor het geval er beroep wordt aangetekend en kunnen financiële tegenvallers worden voorkomen. n 31


VKO DIENSTVERLENING

Over werkdruk en verlichting van werkdruk Ton Roumen Regelmatig verschijnen er in de media berichten over hoge werkdruk in het onderwijs. Zeer recent is er de onderzoeksuitkomst dat 46 procent van de startende leraren op basis- en middelbare scholen overweegt het onderwijs te verlaten. Als belangrijkste reden voor de dreigende onderwijsuittocht noemt 73 procent van de twijfelaars de werkdruk. Deze onderzoeksbevinding staat niet op zichzelf. Een jaar geleden publiceerde de onderwijsbond CNV de resultaten van een groot onderzoek naar werkdruk in het onderwijs. Aan docenten in het voortgezet onderwijs werd gevraagd hoe het de afgelopen drie jaar gesteld was met de werkdruk. Van de onderzochte groep docenten zei 33.5 procent dat deze een beetje is toegenomen en 57.5 procent zei zelfs dat deze fors is toegenomen. Aan leraren in het primair onderwijs werd ook de vraag naar werkdruk gesteld. Ruim 85 procent van deze categorie leraren zei dat ze inderdaad werkdruk ervaren. En op de aanvullende vraag of het onderwijzend

Ton Roumen

personeel deze werkdruk als een probleem ervaart, antwoordde 80 procent bevestigend. Zoveel docenten hebben dus last van hoge werkdruk. Dit beeld is niet langer uitzonderlijk, maar geeft een trend aan, en die is zorgwekkend. Werkdruk is echt een probleem. Wat zijn de consequenties? Het heeft een negatieve uitwerking op de kwaliteit van het werk, maar ook op het privĂŠleven en zelfs de gezondheid. Je kunt van jezelf vervreemd raken en geen of onvoldoende vreugde en vrijheid in je werk ervaren.

De last van de extra taken De oorzaken van hoge werkdruk zijn inmiddels genoegzaam bekend. Niet het lesgeven zelf, maar de grote hoeveelheid extra taken veroorzaken deze. Leraren klagen over een grote hoeveelheid administratieve taken en papierwerk, zoals het bijhouden van leerlingvolgsystemen. Ook wordt er te veel vergaderd

32

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


en er is te veel bureaucratie. Maar er zijn nog

een antwoord te vinden op de vraag hoe

de week, het jaar, kun je balans creëren in je

meer taken die niet in overeenstemming zijn

je je leerlingen nog beter kunt begeleiden.

werk, je leven. Dan kun je het juiste midden

met de core business van het onderwijs. Heb-

Een veelgebruikte remedie is het beoefenen

bewaren tussen te veel en te weinig activitei-

ben scholen nou echt een taak als het gaat

van timemanagement. Dat blijkt vaak een

ten. Wie een goede balans kan vinden, ver-

om lesprogramma’s over obesitas, aandacht

probaat hulpmiddel om privéwereld en

mijdt overmatigheid, want dat veroorzaakt

voor drugs en alcohol, schoolzwemmen,

werkwereld van elkaar te scheiden. Want

druk en stress. Wie daarentegen de juiste

de avondvierdaagse, de Koningsspelen, het

deze lopen tegenwoordig in elkaar over.

maat weet te hanteren, krijgt ademruimte en

boerderijbezoek, het lentefeest, Werelddie-

De onderwijzer van vijftig jaar geleden was

heeft plezier en zin in zijn of haar werk. Het

rendag, de excursie naar de schouwburg, het

op de woensdagmiddag vrij. En bij de intro-

hanteren van de juiste maat houdt in dat er

afsluitend Cito-feest, seksuele voorlichting,

ductie van de vrije zaterdag, koesterde een

bezuinigd moet worden op een te omvangrijk

ontbijtfaciliteiten en de jaarlijkse sportdag?

groot deel van Nederland dit vrije week-

takenpakket. Daardoor ontstaat een beter

In deze opsomming wordt duidelijk hoe

einde, en werd er liefst niet gewerkt. En je

evenwicht tussen inspanning en ontspan-

groot het curriculaire en extra-curriculaire

werd hier ook niet toe verleid, omdat je niet

ning. Nu eens werken met je hoofd, dan weer

aanbod op scholen is geworden. Het maken

in contact stond met je werk. En dat is nu

bezig zijn met je handen, individueel werk en

van keuzes ligt voor de hand. En dit vraagt

met internet bepaald anders. We leven in

groepswerk afwisselen evenals maatschap-

om een gelaagde aanpak. De politiek en de

een cultuur waarin we 24/7 werken en het

pelijk bezig zijn met persoonlijk actief zijn.

overheid hebben hierin een belangrijke taak.

nooit goed genoeg is. Het lastige van hard

En daarbij hoort ook de balans bij tussen

Maar ook scholen zelf moeten scherpe keu-

werken is dat er geen grenzen aan zijn. Je

werk en vrije tijd.

zes maken om ervoor te waken dat niet elk

werk is nooit af, je bent nooit klaar. En er is

Het aanbrengen van een ritme betekent dat

maatschappelijk probleem op het bordje van

niemand die je tegenhoudt. Daar komt bij

er rituelen nodig zijn. Rituelen zijn prak-

scholen wordt gelegd. Docenten weten zelf

dat de nieuwe sociale media ervoor zorgen

tijken die in de tijd worden gesitueerd en

doorgaans best goed waar de schoen wringt,

dat de grenzen tussen werk en vrije tijd

mensen dragen. Denk maar weer aan het

maar het is soms lastig hun intuïtieve ideeën

vloeiend is geworden.

klooster waar het werk regelmatig wordt onderbroken door momenten van verstilling

om te zetten in daden. Er is weerbarstigheid en het doorbreken van bestaande patronen

Het verlies van ritme

en contemplatie. Als je ernaar vraagt, zijn er

blijkt lastig.

Een van de oorzaken van hoge werkdruk is

altijd ook wel rituelen te noemen die er op

het gebrek aan ritmes. Wie eet er nog drie

scholen zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan

Prioriteiten stellen

keer per dag met elkaar? Wie begint de dag

het gezamenlijke begin van de schooldag

‘Nee’ zeggen is een bekende en beproefde

met een verstillend of bezinnend moment?

met het team in de koffiekamer, of het einde

remedie en kan helpen om je grenzen te

Wie sluit de dag nog op rituele wijze af? In

van de werkweek afsluiten met een hapje en

bewaken en ademruimte te creëren. Het is

onze moderne samenleving zijn we het ge-

een drankje voor het personeel. Maar ook de

de eeuwenoude kunst om, in het licht van

voel voor een persoonlijk en collectief ritme

weekopening, de weeksluiting, Kerstmis en

je missie, een onderscheid te maken tussen

kwijtgeraakt, zegt Marli Huijer (filosoof

de jaarlijkse diploma-uitreiking zijn voorbeel-

wat belangrijk is en wat niet. Het gaat erom

en hoogleraar). Religies hebben vanouds

den van rituelen die de school dragen.

dat de school wordt aangemoedigd een on-

de functie om ritme aan te brengen in ons

derscheid te leren maken tussen wat er écht

leven: een vaste rustdag, feestdagen en

Net als religies ervoor zorgen om ritme aan

toe doet en wat niet. Zo kun je je core busi-

vastliggende werktijden op basis van het

te brengen in het leven, zijn zij van oudsher

ness bewaken, en dat is toch vooral lesgeven.

kloosterritme. Mensen die tegenwoordig

ook leverancier van rituelen. Reflectie op

Scholen kunnen een weloverwogen keuze

een paar dagen in een klooster verblijven

de betekenis van ritme en rituelen kan de

maken uit de veelheid aan lespakketten die

zijn aangenaam verrast door het heilzame

school - naast de vormgeving van identiteit

worden aangeboden door allerlei instanties.

ritme dat wordt gevolgd en dat bestaat

- vooral ook helpen bij de verlichting van de

En meewerken met de avondvierdaagse en

uit de afwisseling van bidden en werken.

hoge werkdruk. n

schoolzwemmen heeft vast een veel lagere

Geïnspireerd door dit kloosterritme kun je

prioriteit.

je afvragen of er niet vaker een pauze, ook

Vaker ‘nee’ zeggen en prioriteiten stellen zijn

al is die maar kort, kan worden ingelast in

evidente oplossingen die simpel kunnen wor-

je werk. Het hebben van een ritme betekent

den ingezien of aan de orde kunnen komen

dat je momenten markeert zoals eten,

in een cursus werkdrukverlichting. Maar er

opstaan, slapen, mediteren, werken en

is meer. Het gaat ook over de balans tussen

ontspanning. Deze zich herhalende mo-

werk en privé. Het handhaven van een duide-

menten, krijgen een ritueel karakter en een

lijke scheidslijn tussen werk en privé kan de

ritueel draagt mensen. Je hoeft niet iedere

werkdruk verminderen. En we weten dat het

keer opnieuw het wiel uit te vinden, want

werk gemakkelijk mee naar huis wordt geno-

dit zou ook doodvermoeiend zijn.

tonroumen@planet.nl

men. En als het huiswerk van de leerlingen is gecorrigeerd gaat het werk in het hoofd

Maat houden

van de leraar nog vaak door, bijvoorbeeld om

Als je meedeint op het ritme van de dag,

33


VKO-PROJECT ‘HET VERHAAL VAN DE SCHOOL’

Identiteit tot leven brengen INTERVIEW

Chantal Faasen Als kind groei je op met verhalen. Denk bijvoorbeeld aan de verhalen die je werden voorgelezen voor het slapengaan of aan de verhalen in de Walt Disney films die je op een regenachtige zondag bekeek. Ook als volwassene worden we omringd door verhalen, op het werk, tijdens verjaardagsfeestjes en via de sociale media, eigenlijk overal en iedere dag. Verhalen inspireren ons, bieden houvast of verbinden mensen met elkaar. Verhalen die herkenning of emoties oproepen, blijven ons bij en delen we met onze omgeving. Verhalen gaan over waarden. Daarom boeien ze ons. En ook organisaties, zoals scholen delen het eigen verhaal met hun omgeving, via reclame of andere media. Scholen kunnen met behulp van het VKO-project Het Verhaal van de School hun identiteit op verbeeldende wijze tot leven brengen.

van een school moet immers geen individuele

over het project leken bijna naadloos op

handeling worden van een bevlogen directeur,

elkaar aan te sluiten, dat was erg prettig’.

dat is iets van de gehele school.’

Ilse licht toe: ‘We zijn ook heel bewust de dialoog aangegaan over de verwachtingen en

Profiel

wensen, wat past bij de school? Hoe gaan we

Toen Jan Hovens het idee van de pilot voor-

dat naar de teamleden toe communiceren?

legde bij zijn team reageerden zij niet direct

En hoe gaan we dat met elkaar inrichten?

enthousiast. ‘En dat begrijp ik ook wel’, zegt

Van daaruit hebben we dan ook de richtlijnen

Jan. ‘Leerkrachten hebben het enorm druk,

van het project uiteengezet en een plan van

ze worden overladen met werk en er was in

aanpak opgesteld’.

het begin geen helder beeld over de opzet van het project. De grote vraag die we toen

In de volgende stap van de pilot was het de

gezamenlijk hebben besproken was: ‘Willen

beurt aan de leerkrachten, Ilse ging indivi-

wij onze identiteit bespreken en willen wij

dueel met hen in gesprek over wat zij van

toewerken naar een concreet tastbaar pro-

waarde vonden, uit persoonlijk oogpunt,

duct waarmee we ons naar buiten toe kun-

maar ook voor de school. ‘Ik moest ook

nen profileren?’ Al snel waren het team en

maar afwachten hoe de interviews zouden

Jan Hovens het met elkaar eens: ben je een

lopen’, vertelt Ilse, ‘maar ik heb het uitein-

school met een katholieke grondslag, dan

delijk echt fantastisch gevonden. Tijdens de

moeten we het met elkaar eens zijn over wat

interviews heerste er een open en eerlijke

we dan belangrijk vinden en wat we belang-

sfeer, er kwam heel veel op tafel. Je kwam

rijk moeten vinden. ‘Daarnaast vonden we

tot de kern. Gezien de persoonlijke aspecten

het ook van belang om onze school vooral in

tijdens de interviews werden deze achteraf

Ik sprak met Jan Hovens, directeur van basis-

de omgeving nadrukkelijker te positioneren

uiteraard anoniem verwerkt.’

school de Gemmaschool in Venlo over zijn

richting ouders, kinderopvang en sportver-

ervaringen met het project in een dubbelin-

enigingen, dat was toen nog een gemis.’

terview met VKO-adviseur Ilse Bakker, die het

een enorme tijdsinvestering, maar wel een

Positief

erg goede start van het project. Het team

Na het gezamenlijke besluit om deel te ne-

stond positief en enthousiast tegenover de

Affiniteit

men aan Het verhaal van de school zag Jan

interviews en heeft deze dan ook als zinvol

Het initiatief voor dit project was afkomstig

Hovens het enthousiasme onder zijn team

en prettig ervaren. Nou heb ik daar ook wel

van de identiteitsgroep, bestaande uit de

groeien. ‘De houding van het team ging van

het team voor. Op het moment dat de ver-

voorzitters van de colleges van bestuur van

een neutrale houding over naar een positieve.

houdingen onderling niet goed zouden zijn,

de Stichting Fortior en Stichting Kerobei, twee

Ze gingen dan ook actief op zoek naar de

dan zou dat de interviews kunnen blokkeren.

schooldirecteuren, geestelijken uit de regio

mogelijkheden om zelf te kunnen bijdragen

De mensen hier werken hard en met plezier

Venlo en Theo van der Zee (VKO Radbout Uni-

aan het project. Ze zagen het belang in van

en dat zorgt direct voor een positieve lading.

versiteit Nijmegen). De identiteitsgroep houdt

het onderwerp, identiteit. Wel heb ik vanaf

De interviews vormden een essentieel en

zich bezig met de identiteit van de scholen en

het begin bij Ilse duidelijk aangegeven dat we

onmisbaar onderdeel voor het vervolg.’

hoe haar vorm te geven. Het VKO-project Het

er maar twee studiemiddagen voor konden

verhaal van de school kwam hierin aan de orde.

inplannen. We wisten dus van te voren dat

De interviews individueel waren dus succesvol,

Tijdens een directieoverleg werd vervolgens

de tijd om het project uit te voeren beperkt

hoe verliep het daarna?

geïnventariseerd welke school van Stichting

zou zijn.’

‘Na de interviews werd het pas echt interes-

project ‘Het verhaal van de school’ begeleidt.

sant’, glimlacht Jan: ‘Ilse haalde de rode

Fortior interesse had om deel te nemen aan

34

Jan: ‘Het afnemen van de interviews bleek

een pilot van dit project. Jan Hovens stak toen

De pilot kon van start. Hoe begon dit proces?

draad uit de interviews en deze werd tijdens

direct zijn hand op. ‘Ik gaf aan affiniteit te

Jan: ‘In de gesprekken met Ilse Bakker en

de twee studiemiddagen steeds verder

hebben met het onderwerp, maar voor verdere

Theo van der Zee werden de school, leerlin-

uitgediept en vertaald in bouwstenen voor

stappen eerst het draagvlak bij het team te wil-

gen, leerkrachten, omgeving en de plussen

ons eigen verhaal. Ook werd er een aparte

len verkennen. Het vormgeven van de identiteit

en minnen uitvoerig besproken. Onze ideeën

projectgroep geformeerd die bestond uit

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


De kleine grijze rups, uitwerking van ‘Het verhaal van de Gemmaschool’ een betrokken ouder, een leerkracht, Ilse

wat we doen en waar we met de leerlingen

kunt afmeten wat wij van een aantal zaken

en ik. Voor, tijdens en na elke studiemiddag

naartoe willen meegenomen’. ‘Wat ook erg

vinden, hoe wij er tegen aan kijken en hoe

gingen we even kort met elkaar rond de tafel

van belang is geweest’, vertelt Jan, ‘is dat

wij daar mee omgaan of mee aan de slag

zitten om te bespreken: waar staan we nu,

we zo gevarieerd in werkvormen zijn bezig

willen gaan. Vervolgens behoort het wel tot

wat hebben we gehoord en waar willen we nu

geweest. Er is individueel gewerkt aan de

mijn taak als directeur om daar geregeld

naar toe? Op deze manier werd iedere mid-

identiteit, in subgroepen en gezamenlijk, dat

naar terug te grijpen. Alle bijkomende zaken

dag goed geëvalueerd en konden we geen

vind ik achteraf erg succesvol. Dat maakte

zijn dan ook meegenomen in het activitei-

belangrijke aspecten vergeten mee te nemen

de drempel voor het geven van je eigen input

tenplan van het jaar 2014-2015. En gezien

in de uitwerking.’

en mening laag. Zo heeft iedereen de kans

het positieve verloop en de uitkomst van de

gekregen om iets in te brengen. Ook degenen

pilot is er stichtingsbreed ook een vervolg te

‘Tijdens de tweede studiemiddag ontstond

die wat minder haantje de voorste zijn. Op

verwachten. Wij zijn in ieder geval nog lang

ons eigen verhaal, De kleine grijze rups!,

deze manier hebben we erg veel uit de pilot

niet klaar.’ n

een eindproduct in de vorm van een boekje.

kunnen halen.’

Hierin werden alle bouwstenen en elementen

Jan: ‘Het verhaal van de Gemmaschool is

Breng ook het verhaal van uw school tot

zoals onze persoonlijke waarden, normen en

niet alleen een opsomming van afspraken,

leven. Voor meer informatie: Ilse Bakker,

gemeenschappelijke waarden, wie we zijn,

maar ook een concreet product waaraan je

T 0348-744 114, E i.bakker@vkonet.nl.

35


TOKE ELSHOF

Katholiciteit als uitdaging van de school Als ik met bestuurders of leraren van

intellectuele gaven harmonisch te ontwik-

te vinden in het Vaticaanse denken over de

katholieke scholen spreek over de identiteit

kelen, en hierbij houdt men rekening met

katholieke school.

van hun school, wordt geregeld onderscheid

de vooruitgang van de psychologie, de

gemaakt tussen expliciete en impliciete

pedagogie en de didactiek. Langs deze weg

‘Deze beoogt even goed als de andere scho-

vormen. Bij expliciete vormen denken we

zullen zij geleidelijk een dieper verantwoor-

len de culturele doeleinden en de menselijke

dan aan lessen godsdienst of levensbeschou-

delijkheidsbesef opdoen bij hun voortdurend

vorming van de jeugd. Maar haar eigen

wing, vieringen, een stiltecentrum of een

streven om aan hun leven de juiste ontplooi-

kenmerk is, dat ze op de school een sfeer

reis naar Taizé. Het zijn direct herkenbare

ing te geven en bij het zoeken van de ware

schept, die bezield wordt door de evangeli-

manieren waarmee een school laat zien dat

vrijheid, ondanks de moeilijkheden, die zij

sche geest van vrijheid en liefde, dat ze de

ze aandacht heeft voor haar godsdienstige

edelmoedig standvastig zullen overwinnen.

jonge mensen helpt om bij de ontwikkeling

wortels.

Met het toenemen van de jaren moeten zij

van hun persoonlijkheid uit te groeien tot de

een positieve en verstandige seksuele voor-

nieuwe mens, die zij door het doopsel zijn

Bij impliciete vormen ligt dat anders. Daarbij

lichting ontvangen. Bovendien moeten zij zó

geworden, en dat ze de gehele menselijke

gaat het om een verband tussen de school

worden ingeleid in het sociale leven, dat zij,

cultuur uiteindelijk zó oriënteert op de heils-

en het geloof dat aan de oppervlakte niet

toegerust met de noodzakelijke en geschikte

boodschap, dat de kennis die de leerlingen

goed zichtbaar is, maar dat op een dieper

hulpmiddelen, actief hun plaats kunnen

geleidelijk opdoen omtrent de wereld, het

niveau aanwezig is, namelijk in de waarden

innemen in de verschillende groepen van de

leven en de mens, wordt verlicht door het

die in de school belichaamd worden. Zo is

mensengemeenschap, openstaan voor de

geloof. Zo voedt de katholieke school, door

de gerichtheid in de school op onderwijs

dialoog met anderen en graag bijdragen tot

zich en gelijk ook haar plicht is, open te

dat bijdraagt aan de persoonlijke ontplooi-

de groei van het algemeen welzijn. (GE )’.

stellen voor de moderne vooruitgang, haar

1

ing en aan de maatschappelijke vorming,

36

leerlingen op om het welzijn van de aardse

direct verweven met de katholieke visie op

Heel de mens

stad doeltreffend te bevorderen en bereidt

opvoeding en onderwijs zoals de katholieke

Dat katholieke scholen aandacht willen heb-

ze hen tevens voor op het dienstbetoon bij

kerk die bepleit in Gravissimum Educationis,

ben voor de leerling als persoon en dat ze bij

de uitbreiding van het koninkrijk Gods, zodat

de verklaring over de christelijke opvoeding

willen dragen aan de cognitieve ontwikkeling,

zij door een voorbeeldig en apostolisch leven

van Vaticanum II (1962-1965).

maar tegelijkertijd ook de sociaal-emotione-

als een heilzaam zuurdeeg worden van de

le, de creatieve en de religieuze ontwikkeling

mensengemeenschap (GE8)’.

‘Alle mensen, van welk ras, van welke stand

hoog in het vaandel voeren, is dus nauw

en leeftijd dan ook, hebben vanwege hun

verweven met de kerkelijke opvatting over het

School en geloof

waardigheid als persoon een onvervreemd-

recht van mensen op opvoeding en onder-

Binnen katholieke scholen zie ik op allerlei

baar recht op een opvoeding, die aan hun

wijs. Het eigene van die kerkelijke opvatting

manieren overeenkomsten tussen school en

bestemming beantwoordt, die op hun eigen

ligt enerzijds in de visie dat opvoeding en

geloof, en dan met name binnen opvattingen

aard, op het verschil in sekse, op hun cultuur

onderwijs aan moet sluiten bij de eigen

over wat goed onderwijs is, over de school

en voorwaardelijke tradities is afgestemd

kwaliteiten van de leerlingen, en anderzijds

als waardengemeenschap, over de school die

en die ook de mogelijkheid schept voor een

dat het onderwijs die persoonlijke kwaliteiten

gericht is op het bijdragen aan het algemeen

broederlijk samenleven met andere volken,

een richting geeft, namelijk de gerichtheid

welzijn. Katholiciteit wordt voor een groot

teneinde de ware eenheid en vrede op aarde

op het bijdragen aan het algemeen welzijn.

gedeelte belichaamd in een waardeoriëntatie

te verzekeren. De ware opvoeding beoogt

Ik merk geregeld dat katholieke scholen niet

die heel het schoolleven kleurt en krijgt dus

de vorming van de menselijke persoon met

weten hoe hun eigen opvatting over goed

voor een belangrijk deel impliciet vorm.

betrekking tot zijn laatste doel en tevens met

onderwijs, verweven is met de kerkelijke

betrekking tot het welzijn van de gemeen-

opvatting. Dat geldt ook voor een ander

Heeft het zin om te kijken naar zulke over-

schappen, waarvan de mens deel uitmaakt

thema binnen het katholiek onderwijs en dan

eenkomsten tussen school en geloof? Ik denk

en waarin hij als volwassene een taak zal

bedoel ik de opvatting dat het godsdienstige

het wel. Ik denk dat het gesprek binnen de

hebben te vervullen.

binnen de school niet een losstaande di-

school over de eigen godsdienstige wortels

Daarom moet men de kinderen en de jonge

mensie is, maar een integraal onderdeel van

baat heeft bij informatie over de kerkelijke

mensen helpen om hun fysieke, morele en

het dagelijkse schoolleven. Ook dat is terug

visie op onderwijs. Bovendien denk ik dat

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


is: dat ze zich ervan bewust is dat ze in haar

loosheid, wat die grote woorden betekenen

hele manier van school zijn en met name in

voor nu, voor het leven van mensen nu en

de waardeoriëntatie die daarbinnen wordt

voor het leven van de school nu. En de kans

uitgedrukt, in feite oorspronkelijk katholieke

bestaat dat dit gesprek verstomt zo gauw die

waarden belichaamt. Zo’n school, die drager

K uit de naam of van de gevel wordt gehaald.

is van een godsdienstige erfenis, kan echter besluiten om afstand te doen van dat speci-

Bereid zijn

fiek godsdienstige van die erfenis en van de

Het lijkt me in dat verband goed om onder-

erflater, de katholieke traditie. Zo’n school

scheid te maken tussen een persoonlijke en

vindt dan bijvoorbeeld dat het om principes

een professionele betrokkenheid bij de iden-

of waarden gaat die algemeen menselijk

titeit. Het feit dat een school als instituut de

zijn, of algemeen religieus. Zo’n school wil

keuze maakt om katholiek te zijn betekent

dat niet meer verbinden met de katholieke

niet, dat iedereen zich daar persoonlijk hele-

godsdienst. In feite houdt zo’n school dan

maal voor de volle 100 % in hoeft te kunnen

op, een katholieke school te zijn. Ze wordt

vinden. Volgens mij is dat niet realistisch en

dan een voormalig katholieke school, en

volgens mij is dat ook niet nodig om ergens

dat kan een goed doordachte en volstrekt

te kunnen werken en samenwerken. Wat

legitieme beslissing zijn.

nodig is, is de professionele bereidheid van alle betrokkenen om zich respectvol en open

Toke Elshof

Foto: Hans Berends

Dat neemt niet weg, dat ik er wel een risico

te verhouden tot de katholieke traditie, om

in zie. Het risico namelijk als de verbinding

erover in gesprek te gaan en om de identiteit

met de godsdienst vervalt, dat dan ook de in-

beroepshalve in grote lijnen uit te dragen.

zulke inzichten het gesprek over het katho-

spiratie verdwijnt die met die godsdienstige

Wat daar nauw mee verband houdt is, dat

liek zijn in deze tijd, verder kan brengen. Er

verhalen, rituelen en levenswijzen meekomt.

het binnen katholiciteit om een traditie gaat

zit echter ook een hele groot ‘maar’ aan.

Waar baseert een school zich nog op als ze

waar je geen klant of consument van bent

Want katholiciteit kan in onze tijd niet meer

zich van haar wortels ontdoet? Waar put ze

maar betrokkene, participant. Het katholiek-

van boven af opgelegd, of van buiten af

inspiratie uit, als de op het Evangelie geori-

zijn van een school nodigt alle betrokkenen

aangepraat worden. Ik spreek vaak docenten

ënteerde mensenlevens, verhalen, rituelen

bij die school uit om stil te staan bij de inspi-

die zeggen: dat wat jij katholiek noemt, is

en gemeenschappen geen bron meer kunnen

ratie die van het Evangelie uit gaat en om na

voor mij algemeen menselijk, eigenlijk vooral

zijn? Daar zou ik me als school dan wel

te gaan of en op welke manier die inspiratie

humanistisch. Of algemeen religieus. Ik vind

zorgen over maken. Maar mijn zorg daarover

binnen het onderwijs betekenisvol zou kun-

dat ze daarmee een belangrijke uitdaging

neemt niet weg dat een dergelijke keuze

nen zijn. De antwoorden zijn niet voorhan-

voor het katholiek onderwijs naar voren bren-

goed doordacht kan zijn en passend bij de

den, die moeten gezocht worden, ontstaan in

gen. De uitdaging namelijk om te kiezen hoe

situatie van een bepaalde school.

onderling gesprek en respect. Want traditie

je als school om wilt gaan met je godsdien-

gaat niet over het bewaren van de as maar

stige wortels en met de verschillende gelui-

Gesprek

den daaromtrent binnen de school. Zo kan er

Een volgend aandachtspunt is de kans dat

een stroming zijn die het belangrijk vindt dat

met het verdwijnen van de K uit de naam van

de katholieke godsdienst expliciet aandacht

de school, ook het gesprek over de identiteit

Verklaring over de christelijke opvoeding,

krijgt, omdat dit van waarde wordt gevon-

binnen de school verstomt. Het aardige van

28 oktober 1965.

den voor het schoolleven. Maar er kunnen

scholen die katholiek zijn is, dat iedereen er

ook stromingen zijn die daar niet zoveel van

wel wat van vindt: ouders, docenten, leer-

moet hebben of die daar huiverig voor zijn,

lingen, enzovoorts. Het aardige is ook, dat

bijvoorbeeld omdat het mensen die niet ka-

iedereen daar wat anders over vindt. Het feit

tholiek zijn, zou buitensluiten of vanwege de

dus dat er een identiteit is, terwijl die iden-

argwaan dat de school dan een instrument

titeit niet zomaar voorhanden en duidelijk

van de kerk wordt. Scholen hebben allerlei

en beschikbaar is, zorgt er dus met andere

redenen om hun eigen waardeoriëntatie, hun

woorden voor dat binnen de school het ge-

eigen ‘verhaal’ wel of juist niet in verband te

sprek gevoerd wordt, over wat nou eigenlijk

brengen met de verhalen, rituelen en levens-

voor mensen van het grootste belang of van

houdingen en levenswijzen van mensen die

heilige waarde is. De K in de naam of op

geïnspireerd zijn door het Evangelie.

de gevel nodigt er in zekere zin toe uit, dat

over het brandend houden van het vuur. n 1 Gravissimum Educationis.

mensen met elkaar gaan praten over wat de

Erfenis

grote woorden als liefde en trouw, zonde en

Dat betekent dat een school zich ervan be-

vergeving, jezelf geven of opgeofferd worden,

wust kan zijn dat ze ‘van huis uit katholiek’

goed en kwaad, God en geloof, hoop en zin-

37


THEMA INTERVIEW

Meer inhoud, minder procedures Bert van der Kruk Kees Boele, bestuursvoorzitter van Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), moet niks hebben van modieuze grillen. Of het nou gaat over een hogeschool of een kerk, een organisatie moet doen waarvoor zij op aarde is. De rest is bijzaak.

Halverwege het gesprek op de derde verdieping van de HANvestiging in Arnhem kijkt Kees Boele (52) verbaasd naar zijn rechterschoen. De hak ligt eraf. ‘En dat terwijl ik hem gister nog geplakt heb. Die lijm is ook niet meer wat het geweest is.’ Het is duidelijk: hier is een degelijk man aan het woord, die waarde hecht aan zaken die vele anderen achter zich hebben gelaten. Vorig jaar promoveerde Boele tot doctor in de theologie aan de Vrije Universiteit, op een proefschrift over de hervormde theoloog Oepke Noordmans (18711956). Het was zijn tweede promotie; eerder werd hij al doctor in de economie. Tijdens de afronding van zijn onderzoek maakte hij als bestuurder de overstap van de Christelijke Hogeschool Ede naar de HAN. Je vraagt je af: waar haalt zo iemand de tijd en energie vandaan?

Schadelijke invloed

Hij spreekt op zachte toon en weegt zijn woorden: ‘Ik heb van huis uit een dubbele belangstelling meegekregen: een wat zakelijke, ondernemende en bestuurlijke interesse en een sterk beschouwelijke, intellectuele. Die twee strijden zo nu en dan om de voorrang en vullen elkaar mooi aan. Toen ik bijvoorbeeld in militaire dienst ging, wilde ik graag officier worden. Tegelijkertijd rondde ik mijn studie filosofie af.’

Hij verklaart zich nader: ‘Filosofie zoekt altijd naar dingen achter de dingen, naar principes en essenties. Terwijl het Evangelie zegt: God is zichtbaar gekomen in Jezus, Hij is het beeld van God. Laat het daar nou bij, ga daar geen beginselen of platonische eeuwige ideeën achter zoeken. Dat neemt niet weg dat het goed is dat theologen kennis hebben van de filosofie, omdat daarin duidelijk naar voren komt hoe het intellectuele klimaat is waarin het Evangelie zijn werk moet doen. Maar ze moeten de principes niet toelaten in hun werkveld.’

Promoveren naast een drukke baan was geen opgave. ‘Ik was al jaren geboeid door Noordmans, dus het herlezen van zijn werk was een feest. Na een intensieve dag als bestuursvoorzitter kan ik thuis bij de kachel gaan zitten en een beetje zappen. Ik kan ook nog drie kwartier

Boele spitst zijn idee toe op christelijk leiderschap, iets wat in zijn ogen helemaal niet bestaat. ‘Al dat gepraat over christelijk leiderschap ergerde me al langere tijd. Het is een vorm van filosofische beïnvloeding waardoor bijvoorbeeld de persoon van de predikant en zijn vaar-

Dubbele belangstelling

38

Noordmans’ werk onderzoeken alvorens om acht uur de jongste met wiskunde te helpen. Dat is voor mij veel meer ontspanning, omdat ik in een heel andere modus zit.’ Voor wie hetzelfde overweegt, heeft Boele nog een tip: ‘Eén heel goed idee kan veel informatie ordenen. Als je een idee hebt, een boodschap of centrale gedachte, dan heb je richting in je werk. Dat is belangrijk, voor zowel een bestuurder als een promovendus. Zonder richting kan ik de HAN niet leiden, dan word ik procedureel of technocratisch. Ik moet een essentie hebben. Dat is met een proefschrift niet anders; daardoor kun je heel snel en systematisch werken. In dit geval was het een heel eenvoudig idee, namelijk: filosofie is een gevaar voor de theologie.’

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


digheden belangrijker worden dan zijn ambt. Het leidt tot dominante leidersfiguren, haantjesgedrag, harde koppen, machtsmisbruik. Het staat ook haaks op de Bijbel en de traditie van de vroege eeuwen van de kerk: ‘bisschop’ betekent letterlijk opletter, hij heeft overzicht en wijsheid. Dat heeft niet de connotatie van leadership en power; de leidersfiguur zoals we die kennen uit de managementliteratuur, kom je in het Nieuwe Testament niet tegen hoor.’ Maar die managementliteratuur is volgens Boele inmiddels overal doorgesijpeld. Hij noemt een recent voorbeeld uit De Waarheidsvriend, het blad van de Gereformeerde Bond. ‘Ik schrok me een hoedje. Daarin schreef een organisatieadviseur hoe goed een SWOT-analyse kerkenraden kan helpen. Kerken hebben het moeilijk, de jongeren lopen weg, moeten we modern worden of klassiek blijven? Nou, maak een SWOT: waar ben je goed in, waarin zwak, waar liggen kansen, bedreigingen? Maak er een matrix van en bepaal je koers. Schadelijk vind ik het.’ Hij gaat door, lekker op dreef inmiddels: ‘Het onkritisch toepassen van modellen in een veld waar die niet thuis horen, is gevaarlijk. Het tast de essentie van de kerk aan. Paulus zegt: ‘Als ik zwak ben, dan ben ik machtig; God zelf geeft mij kracht.’ Dat past nooit in een SWOT. Als baas van Akzo of bestuurder van de HAN moet je zoiets niet zeggen, maar voor een kerk ligt dat anders. Bovendien: vandaag is het SWOT, morgen is het een ander modelletje, en dan moet de kerk dat weer repareren omdat ze anders achterloopt. Dat moet een kerk niet doen, die moet het Evangelie verkondigen.’

Dure plicht De parallel met de onderwijswereld is gauw gemaakt, ook daar vormt het managementdenken een bedreiging. Boele: ‘Onderwijs is bedoeld om jonge mensen te vormen voor het leven, waaronder het beroepsleven. Op dat doel moet alles geconcentreerd zijn. Managementmodellen, vaak afkomstig uit de commerciële Angelsaksische wereld, leiden snel af van die missie. Je hebt ze wel nodig, maar ze moeten ten dienste staan van de essentie, de inhoudelijke missie en ambitie.

Foto: CHE

Kees Boele

Natuurlijk moet ik wel een beetje ordentelijk met de begroting omgaan, dat snap ik ook wel, want in deze hogeschool gaat 300 miljoen per jaar om, maar we zijn er in essentie om jonge mensen goed op te leiden.’ Hij vindt het ‘de dure plicht’ van bestuurders om het vizier weer te richten op het onderwijs zelf. Hoe dan? Boele loopt naar de flipover en wijst op de woorden inhoud, zelfstandigheid en sfeer. ‘Waarom werken mensen in het onderwijs? Het hoogst, 90%, scoort de inhoud van het vak, zo blijkt uit onderzoek. Logisch, je wilt iets overdragen, dat had ik zelf als docent economie ook. Daarna komt zelfstandigheid, de eigen verantwoordelijkheid, niet te veel gedoe in mijn nek. En vervolgens de sfeer onder collega’s en in de klas.’ Zo simpel is het, lijkt hij te zeggen. ‘Daar moeten we dus vooral op sturen, en minder op dingen in de periferie. We gaan de inhoud weer belangrijk maken, en de procedures daaraan dienstbaar maken.’ Daarnaast laat Boele zich graag inspireren door Caspar Barlaeus, die in 1632 op het net

geopende Athenaeum Illustre in Amsterdam een toespraak hield over Mercator sapiens, de wijze koopman. ‘We leiden hier allerlei mensen op, ook voor commerciële beroepen. Maar ze moeten niet alleen maar geld willen verdienen, ze moeten ook een beetje wijs worden. Dus: meer structurele aandacht voor Bildung, beroepsethiek, welsprekendheid, debatteren, schrijven – allemaal heel belangrijk vandaag.’ Het idee spreekt HANmedewerkers aan; binnen de kortste keren meldden zich dertig docenten om er verder over na te denken. Waarom? ‘Omdat het over de inhoud gaat, over het doel van onderwijs. Ik krijg echt geen dertig docenten bij elkaar als ik een nieuwe projectmanagementmethode lanceer.’ n

Dit artikel verscheen eerder in het magazine SBM, van de Besturenraad (vanaf 21 mei Verus) 39


DE LOBBY

Vertekening Aan het advies ligt de overzichtsstudie van dr. Melanie Ehren ten grondslag, die zowel in Nederland als Engeland aan een universiteit werkt en in 2006 promoveerde op haar onderzoek naar schooltoezicht. Scholen beoordelen aan de hand van toetsresultaten (van vooral rekenen en taal) heet in haar wereld test – based accountability. Enkele ‘uitkomstmaten’ worden door instanties, bijvoorbeeld de overheid, gebruikt voor een classificatie van instellingen. Onderzoek hiernaar heeft haar duidelijk gemaakt dat deze vorm van verantwoording tot ongewenst strategisch gedrag van scholen zal leiden(selectie aan de poort, frauduleus handelen met toetsen, overconcentratie op bepaalde vakken). Dit vanwege het belang dat ze hebben bij het eindrapport van hun beoordelaar die bevoegd is sancties op te leggen. Het is erop of eronder. Daarom is het streven een zo hoog mogelijke score in plaats van elke leerling de aangepaste zorg te bieden die nodig is.

Nico Dullemans

De duivel uitdrijven met Beëlzebub Nico Dullemans De Onderwijsraad vindt dat de uitslagen van toetsen die leerlingen maken niet geschikt zijn om een school op te beoordelen. Vandaar dat hij bepleit om de betekenis van deze uitkomsten minder gewicht te geven bij toezicht.1 Eindelijk, dit advies, dat misschien nog net op tijd komt.

Ehren wijst verder op het gevaar dat uitkomstmaten ook kunnen vertekenen omdat ze te grof zijn samengesteld. De gegevens die zij produceren zijn te ruw, ze behoeven correctie, verfijning. De classificatie van scholen met dergelijke grove maten is onbetrouwbaar en ongeldig. Bijvoorbeeld omdat onvoldoende gedetailleerd rekening wordt gehouden met de opleiding en etniciteit van de ouders, of omdat toetsen worden gebruikt die voor een ander doel zijn opgesteld (om te selecteren of om de vooruitgang van de leerling vast te stellen). Deze twee gebreken kunnen voor een belangrijk deel worden verminderd door de maten te verfijnen, maar bedenk daarbij dat de kans op meetfouten toeneemt. Complexere uitkomstmaten zijn bovendien minder informatief voor scholen en hun omgeving.2

Verleiding Een verrassing zijn deze bevindingen niet. Hoe vaak is niet gewaarschuwd voor gebrekkige beoordelingsmaten en pervers gedrag van scholen (gedrag dat immers strijdt met de bedoeling van onderwijs), niet in de laatste plaats door de vereniging die dit tijdschrift uitgeeft? Vlak voordat de Onderwijsraad met zijn advies kwam, stelde ze opnieuw: ‘Meten is goed maar gebruik de uitkomsten van de metingen alleen op school en in gesprekken met ouders.’3 Maar je zou de leraren die ondermaats presteren de kost moeten geven en het is kennelijk toch een aanlokkelijke gedachte om dit kwaad te bestrijden met deze uitkomstmaten, ondanks de grote bezwaren die eraan kleven. We zien dit in Amerikaanse steden, in Engeland en ook in ons land. Dit denken overheerst nu eenmaal. Onverstandig, want zo wordt kwaad met een groter kwaad tegengegaan. Ehren en de Onderwijsraad zijn tot de conclusie gekomen dat de maten die de inspectie gebruikt te smal zijn voor het doel waarvoor ze gebruikt worden,

40

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


colofon

de classificatie van scholen. De raad wijst erop dat scholen bovendien erdoor geprikkeld worden kwetsbare leerlingen niet te plaatsen. Hij vindt het ongewenst als de overheid met één maat de school beoordeelt. Te veel blijft dan buiten beschouwing, waardoor de school van een evenwichtig oordeel onthouden wordt.

Terugkoppeling Sluit daarom niet uit dat er scholen zijn die ten onrechte als zwak of zeer zwak zijn geclassificeerd. Desondanks zal het nog moeilijk zijn om het heersende denken om te buigen, dit vanwege de verleidingskracht van stereotypering, van generalisering en daarmee van transparantie en stuurbaarheid. De paradox is dat de scholen er verstandig aan doen zelf een goed databeheer op te zetten waarmee de groei van de individuele leerling en de bijdrage van de school daaraan kan worden uitgedrukt, puur om opbrengstgegevens op het niveau van het leerjaar, de klas, de afdeling en het vak te kunnen terugkoppelen. De aanname is namelijk, aldus Ehren, dat betrouwbare en geldige performance feedback mensen motiveert om hun werk doelgericht te verbeteren. Dit stimuleert tot een weloverwogen praktijk van doelen, beslissingen en evaluatie. Zo’n data-managementsysteem is beslist geen sinecure, maar is nodig voor een goede beleidsanalyse op school en voor een goede instelling van leraren en schoolleiders. Het biedt een basis voor gerechtvaardigde beslissingen op school, niet over instructie en lesplannen (daar zijn de methodegebonden en de eigen toetsten en opdrachten van de leraren geschikt voor), maar over doelen voor verbetering van het onderwijsaanbod en het onderwijspersoneel.4 Het is ook een manier om het gewicht van intuïtieve oordelen op school binnen de perken te houden. Denk aan wat Daniel Kahneman daarover heeft gezegd: het gaat om snel en langzaam denken. En het heeft misschien als neveneffect dat overheidsinstanties hun heilloze praktijk van de beoordeling van instellingen aan de hand van uitkomstmaten stopzetten. n

Uitgave VKO Houttuinlaan 5a 3447 GM Woerden T 0348 744 100 F 0348 412 025 E info@vkonet.nl www.vkonet.nl Omslag 123RDF, stockfoto Medewerkers aan dit nummer Rob Pinkse Toke Elshof Karin Melis Jan van Oers Gerrit-Jan Meulenbeld Anton de Wit Theo van der Zee Maria Venhuizen Janet Ranke Liesbeth Stalmeier Chantal Faasen Ton Roumen Jessica Bouva Bert van der Kruk Dick Wijte (hoofdredacteur) Nico Dullemans (eindredactie) Beeldredactie en productiebegeleiding Chantal Faasen Redactieadres Nico Dullemans Postbus 481, 3440 AL Woerden T 0348-744 118 E n.dullemans@vkonet.nl Abonnementen Voor de aangesloten schoolbesturen en hun scholen zijn de abonnementskosten begrepen in de contributie. Overige abonnementen:  27,- per jaar excl. verzendkosten. Losse nummers:  3,50. Abonnementenadministratie Marja Schelvis, T 0348-744 163 Lay-out Publish Impuls Alphen aan den Rijn Druk Ten Brink, Meppel ISSN: 0924-8129 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of overgenomen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.

1 Onderwijsraad, Toegevoegde waarde: een instrument voor onderwijsverbetering – niet voor beoordeling, 2014, pp. 28-32. 2 M.C.M. Ehren, Startdossier toegevoegde waarde, 2013, pp. 6, 7, 9, 13, 15-16. 3 Vereniging Katholiek Onderwijs, Zijn ‘leerwinst’ en ‘toegevoegde waarde’ bruikbare maten? Nieuwsbrief VKO 12, 2014. 4 In 2012 sprak dit blad met dr. Kim Schildkamp (Universiteit Twente) over de door haar ontwikkelde datateammethode, die voor deze twee verbeteringsdoelen bestemd is. Zie:vkonet.nl/ interviewkimschildkamp

Deze aflevering van de Lobby verscheen eerder in de nieuwsbrief van VKO, 1 mei 2014 41


Identiteit op het witte doek ARKADE

Jessica Bouva De cameravrouw en de art-director zijn de filmlocaties aan het bekijken. Twee actrices bereiden zich voor op hun rol. ‘Ik krijg m’n haar niet goed in een knotje. Kun jij het doen?’ Later, want nu buig ik me samen met de regisseur over het scenario. Er staan nog een paar woorden in die versimpeld moeten worden. Het is de missie van Stichting Flore, een stichting met 32 scholen in omgeving Heerhugowaard: ‘Stichting Flore is een vooruitstrevende en interconfessionele onderwijsorganisatie die met persoonlijke aandacht een bijdrage levert aan de ontwikkeling van kinderen vanuit de waarden kwaliteit, daadkracht en duurzaamheid.’ Het updaten van de visie en missie stond gepland in het koersplan van de stichting. Samen met een communicatiemedewerker van bureau Rosenmullers, een managementadviseur van BMC en onderwijsadviseurs van Arkade pakten zij dit op. Zo vormde Stichting Flore een hernieuwd eigentijds koersplan dat aansluit bij de idealen van de stichting. ‘Weet jij een ander woord voor vooruitstrevend?’, vraag ik de regisseur. Ik lees de tekst voor die erbij is geschreven: ‘… wegen wij de maatschappelijke ontwikkeling. We pakken kansen en durven….’ ‘Oh je bedoelt gewoon dat we modern zijn.’ ‘Ja, zoals de Ipads bij ons op school,’ voegt de actrice toe die even om de hoek komt kijken of ik haar al kan helpen. Zo zoeken we voor elke waarde een makkelijk woord. Kwaliteit, daadkracht, duurzaamheid…‘en interconfessioneel? Welk woord kunnen we daarvoor gebruiken?’

Interconfessioneel Voor de betekenis van de waarde interconfessioneel heeft Flore zich door verschillende mensen laten inspireren. De term ‘ongebonden spiritueel’ spreekt de schooldirecteuren aan (uit een lezing van Manuela Kalsky). De band met mensen 42

springt voor de mensen uit het verhaal van pastor Paul Vlaar. Lady Gaga laat hen zien dat zingeving ook in deze tijd een rol speelt in het leven van jonge mensen. Interconfessioneel wordt door Flore vertaald als ‘inspiratie door mensen’. Als ruimte voor levensvragen en zingeving in het onderwijs. De schooldirecteuren voegen gelijk de daad bij het woord en bezoeken kloosters in Egmond en omgeving en gaan in gesprek met een dominee en een broeder. Ik zie de regisseur nog nadenken over mijn vraag. Ook de actrice is er maar even bij komen zitten. ‘Eigenlijk gaat het dus gewoon over mensen, verschillende mensen’, zegt ze. Zo kun je het ook stellen! Het scenario is gelukt…de knot van de actrice iets minder.

En dat doet Flore ook door kinderen de kans te geven om een film te maken van hun school. Van scenario schrijven tot de laatste ‘cut’. De filmmaker en de leerkrachten zien de kinderen groeien op de set. Van verlegen meisje tot daadkrachtige opnameleider. Van los filmproject maar duurzame filmvaardigheden voor kinderen en leerkracht. De kinderen groeien nog meer als hun eigen oneminute film op het witte doek schittert in de bioscoop in Heerhugowaard. Flore is geïnspireerd en geeft een aantal van de kinderen de kans om hun talenten te laten bloeien, om hen te laten worden wie zij zijn. Déze kinderen zitten nu even te lunchen: de regisseur, de art-director, de cameravrouw, de opnameleider en de actrices, één zonder knot. Ze hebben even pauze, maar straks gaan ze weer verder met het maken van het Flore identiteitsfilmpje. n

Groeien en bloeien De visie wil stichting Flore aan de buitenwereld laten zien. ‘Kopiëren en uitdelen’, acteert het college van bestuur. ‘Dat leest toch niemand…,’ reageert de algemeen directeur. ‘Een lezing!’ ‘Dat blijft toch niet hangen. We willen dat iederéén kan zien dat we kinderen willen laten groeien en bloeien!’

Jessica Bouva is onderwijsbegeleider identiteit en levensbeschouwing bij Arkade. De Flore identiteitsfilm is gemaakt door leerlingen van basisschool De Brug en De Willibrord in samenwerking met filmdocent Jasper Vreken.

Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.