JAARGANG 34 I mEI 2014 I NUMMER 3
Geest over governance
COMMENTAAR VKO
Over de afstand tussen overheid en scholen Het is maar goed dat wij het zo hebben georganiseerd dat een deel van onze belastingafdracht aan de overheid, bestemd is voor scholen, beroepsonderwijs en universiteiten. Ruim E 30 miljard wordt daaraan uitgegeven, inclusief zo’n E 4 miljard bestemd voor studiefinanciering. Dankzij deze subsidiëring weten wij ons verzekerd van onderwijs. In het verleden was de kous daarmee af, de overheid bemoeide zich niet met het onderwijs zelf.
Outputmodel
dering is het hierboven genoemde onderwijs-outputmodel, dat
Echter, in de mate waarin wij meer overtuigd raakten van de
de bouwelementen van de draagconstructie die op de fundering
economische betekenis van onderwijs, veranderde de bemoeie-
staat, moet vernieuwen. Het lesprogramma is zo’n element, de
nis van de rijksoverheid en wel in vier stappen. Eerst zorgde zij
andere zijn de regelstructuur (procesvoortgang), de ondersteu-
voor soepele overgangen tussen schoolsoorten, opdat veel meer
ning (faciliteiten) en de professionalisering van leraren.
mensen een hoger diploma zouden kunnen behalen. Vervolgens
Hoe deugdelijk is deze nieuwe fundering? In Amsterdam lijkt
werd gezorgd voor de schaalvergroting van de scholen en de
daaraan inmiddels te worden getwijfeld. Dat komt zo. Eerder
fusie van schoolbesturen, en droeg de overheid haar beheersta-
heeft het gemeentebestuur voortvarend de funderingsoperatie
ken over aan de schoolbesturen. Dit om de scholen bedrijfs-
van het rijk met extra financiën ondersteund. Met goedkeuring
matiger te laten werken. Daarna spande de overheid zich in de
van de schoolbesturen daar, zijn er zelfs een flink aantal extra
werkelijkheid van scholen in een uniform model weer te geven.
funderingspalen geheid. Er is een uniform observatie-instru-
De bedoeling hiervan was standaarden van efficiency en effecti-
ment ontwikkeld waarmee elke leraar wordt beoordeeld door
viteit vast te stellen en de scholen aan de hand daarvan te laten
een speciaal daarvoor opgericht bureau. Er is het Praktijkboek
presteren. Laten we dit het ‘onderwijs-outputmodel’ noemen.
Basisonderwijs Amsterdam, Goed Onderwijs geheten en er is
Ten slotte is gezorgd voor de controle op deze prestaties, door
de Kwaliteitswijzer Basisonderwijs Amsterdam, die jaarlijks
de onderwijsinspectie daartoe om te vormen. Als de prestaties
verschijnt en een overzicht biedt van een bepaald aantal
onvoldoende zijn, verliest de school haar subsidie.
outputscores van de afzonderlijke scholen. Zo is een onderwijsoutputmodel-plus ontstaan. Dit is wel begrijpelijk. Net zoals in
4
Fundering
de natuurkunde blijf je bezig met modellen. Als je met je reken-
Het is een enorme verbouwing geweest die in ongeveer dertig
werk op de grenzen van een model stuit, moet je het aanpas-
jaar is uitgevoerd. Ze komt erop neer dat het pand van de
sen of een ander ontwerpen. Er is wel een belangrijk verschil
school op nieuwe funderingspalen is geplaatst, die ervoor
tussen natuurkunde en onderwijskunde. De modellering van
moeten zorgen dat het vakmanschap van het lerarenkorps, bij
de werking van het universum is mogelijk gebleken, met de
wijze van spreken, wordt gestabiliseerd. Deze nieuwe paalfun-
zwaartekrachtwet die Isaac Newton in 1687 publiceerde, als
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
Gemeenteraadsverkiezing 2014 in Amsterdam. Jan Paternotte (rechts, D66) in debat
Foto: HH/Jan Boeve
met Pieter Hilhorst (PvdA).
het eerste accurate model. Voor de werking van het onderwijs
Volkskrant van 18 maart 2014, afkomstig van Marthe van Nes,
bestaat zo’n model echter niet.
een logopedist in het speciaal basisonderwijs in Amsterdam. Zij schrijft: ‘De directie kreeg vrij spel in het ‘mobiliseren’ van
Politiek
het team, in het overplaatsen van leerkrachten naar andere
Intussen kan de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen lei-
locaties. Dat ging gepaard met intimidatie en repressie. Goed
den tot een correctie van deze Amsterdamse inzet. De winnaar
functionerende en toegewijde leerkrachten werden gekleineerd
en grootste partij, D66, heeft de verliezer, de PvdA, juist daarop
en onder druk gezet. De beoogde effecten van deze ingreep
bestreden. Niet dat D66 het stuur radicaal zal omgooien, wel
bleven uit. Kwaliteitsverbetering? De school daalde van ‘zwak’
zal er worden bijgestuurd. In haar verkiezingsprogramma staat
in 2010 naar ‘zeer zwak’ in 2012. Transparantie? Er werd geen
dat scholen weer zelf verantwoordelijk worden, de versterking
enkel argument gegeven voor de overplaatsing. Kostenbespa-
van het onderwijs is de verantwoordelijkheid van de scholen
ring? In 2013 moest een interim-directeur aantreden, en dat is
zelf en leraren moeten elkaar gaan beoordelen. Het stadhuis
heel duur.’
moet voortaan afstand bewaren en macht afstaan.
Gelukkig lijkt deze ‘onbuigzame’ Amsterdamse aanpak nu te worden gecorrigeerd, dankzij de gunstige verkiezingsuitslag van
Belangwekkend is ook de kritiek op de Amsterdamse aanpak
D66. Maar hoe vruchtbaar is het voor scholen als de essentie
van het Centraal Planbureau, het bekende onderzoeksinstituut
van hun beleid afhankelijk is van verkiezingsuitslagen? En is
van de overheid. In The impact of a comprehensive school reform
het eigenlijk wel verantwoord om het hierboven omschreven
policy for failing schools on educational achievement; Results of
onderwijs-outputmodel op te leggen, terwijl de eerste Newton
the first four years (CPB Discussion Paper/264, 2014) staat
van de onderwijskunde nog moet opstaan? n
dat bepaalde toetsscores die zouden moeten zijn verbeterd, juist verslechterd zijn. Volgens het rapport is een mogelijke
Dit commentaar van VKO verscheen op 27 maart 2014 in de
verklaring van deze bevinding ‘de intensieve en onbuigzame
digitale nieuwsbrief van de vereniging. In deze tekst zijn enkele
benadering die een onstabiel werkklimaat met vervanging van
redactionele veranderingen opgenomen.
leraren veroorzaakte.’ Een illustratie hiervan is een brief aan de
5
THEMA INTERVIEW
Ontwortelde instellingen Gerrit-Jan Meulenbeld ‘Maatschappelijke ondernemingen hebben geen eigenaren meer, formeel-juridisch wel, maar het draagvlak ontbreekt. Er is geen morele of maatschappelijke eigenaar’, zegt Willem van Leeuwen. ‘Dat is bizar, want we hebben het over honderden instellingen, tienduizenden werknemers en miljarden euro’s’. Het rapport over de maatschappelijke onderneming waaraan hij schreef, pleit voor een speciale wet. Dit om een cultuuromslag bij de maatschappelijke ondernemingen (waaronder scholen) te bewerkstelligen.
Willem van Leeuwen is verbonden met het Wetenschappelijk Instituut (WI) van het CDA. Een van de onderwerpen waar na een advies uit 2005 van alles aan is gedaan, maar waarop geen resultaten zijn geboekt en waarin het CDA zich onderscheidt van andere politieke richtingen is de maatschappelijke onderneming. Scholen, zorginstellingen, woningcorporaties worden wel maatschappelijke ondernemingen (hierna MO’s) genoemd. ‘De vraag die voorlag was of dat advies nog waarde had en zo ja, hoe dan. Het bleek een actueel onderwerp te zijn, omdat de maatschappelijke onderneming in een nieuwe jas de oplossing kan zijn voor een maatschappelijk probleem, namelijk een samenleving waarin de overheid op haar grenzen is gestoten en terugtreedt, en de markt niet de oplossing is voor alle vraagstukken. Maar dan moet er wel iets gebeuren’. Van Leeuwen benadrukt dat het rapport breed gedragen wordt binnen het CDA, maar dat hij niet namens het CDA praat. Wat is er volgens u mis met de maatschappelijke onderneming? MO’s hebben geen eigenaren meer, formeel-juridisch wel, maar het draagvlak ontbreekt. Er is geen morele 6
eigenaar. Dat is bizar, want we hebben het over honderden instellingen, tienduizenden werknemers en miljarden euro’s. Dat is decennialang anders geweest, de MO’s zijn ontstaan vanuit het particulier initiatief en waren vaak verenigingen. De eigendomsvraag was in de verzuilde samenleving daarom niet aan de orde, de bestuurders waren ‘onze’ mensen die vertrouwd werden en die voortkwamen uit de lokale samenleving. Op het moment dat de overheid mee gaat betalen en de zuilen uit elkaar vallen, verandert dat. Omdat de overheid betaalt, denken velen dat die de eigenaar is. Overheid en politiek denken er zelf ook zo over en de MO’s verstatelijken. Begin jaren negentig komt daar verandering in, wanneer de overheid zich begint terug te trekken, omdat het haar financieel en organisatorisch boven het hoofd groeit. In het onderwijs vertaalt zich dat in de lumpsumfinanciering en meer beleidsvrijheid, in de zorg in meer marktwerking, in de volkshuisvesting in de verzelfstandiging en de bruteringsoperatie waarbij alle toekomstige subsidies werden uitbetaald onder gelijktijdige aflossing ineens van alle rijksleningen. Wat de overheid verzuimd heeft te doen is om over deze grote stap debat te voeren. Keert de oorspronkelijke eigenaar weer terug? Nee, want die is er niet meer. Verenigingen werden stichtingen. Door fusieoperaties en professionalisering zijn de MO’s niet meer van de lokale samenleving. De nabijheid en verbinding zijn weg, loketten en bureaucratie zijn ervoor in de plaats gekomen. Herman Wijffels (oud-topman van de Rabobank) zei ooit: ‘Zaken die mensen belangrijk vinden, moeten zo georganiseerd zijn dat mensen erbij kunnen’. Dat geldt voor onderwijs, zorg en wonen. De MO’s hebben het zelf ook laten liggen. Zij ervoeren het vraagstuk van het eigenaarschap niet als probleem en de
ruimte die ze van de overheid kregen als weldadig. Er zijn te weinig checks and balances ingebouwd, waardoor het hier en daar uit de hand is gelopen. Ik onderscheid drie soorten incidenten hoe het kan mislopen. De eerste is van alle tijden en wordt gevormd door de categorie fraude. Hoe nobel het streven van een MO ook is, ook daar acteren boeven. De tweede oorzaak is een te grote ambitie, te grote en meeslepende projecten, niet met slechte bedoelingen en lang niet altijd vanuit grote ego’s. De derde categorie bestaat wel uit de grote ego’s, die lopen ook bij MO’s rond. In de twee laatste gevallen ontbreekt het kritisch vermogen en faalt de raad van toezicht of het managementteam, de tegenkrachten bij uitstek. Zij bieden vaker echter alleen tegenkracht op de bedrijfsvoering. Maar wie ziet erop toe dat de MO de goede dingen doet? Waar is het handelen op gebaseerd? Wat is de maatschappelijke meerwaarde, de legitimatie? De antwoorden op die vragen zijn ver te zoeken. Maar ook de overheid faalt als ze partij is in grote projecten. Zij neemt vaak niet de betrokkenheid van burgers als leidraad, maar wil de eigen politieke ambitie verwezenlijken. U zegt dat de MO’s geen morele of maatschappelijke eigenaar meer hebben, dat de legitimatie ontbreekt. Ook de raad van toezicht voorziet daar niet in? De lokale gemeenschap is feitelijk niet vertegenwoordigd, ook niet door de ouder-, bewoners- of cliëntenraad, die vaak als zodanig worden aangevoerd. Zij zijn alle bij wet ingesteld en acteren meestal als klant, consument. Zij stellen zich de vraag: zijn wij tevreden over het primair proces? Dat is hartstikke belangrijk, maar de vraag of de goede dingen worden gedaan, de vraag dus naar de maatschappelijke meerwaarde, wordt niet gesteld. Ook niet of maatschappelijke partners die in dezelfde buurt of om-
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
Foto: M. van Rij/NFP
Willem van Leeuwen (1953) studeerde na zijn heao Nederlands recht. Vanaf 1992 was hij directeur en later tevens voorzitter van NCIV, een koepel voor woningcorporaties en na de fusie met de Nederlandse Woningraad van 1998 tot 2009 voorzitter en algemeen directeur van Aedes, de vereniging van woningcorporaties. Hij was als initiatiefnemer tot 2009 voorzitter van het Platform Maatschappelijke Ondernemingen, voorzitter van de Raad van Toezicht van de PO-raad en tot voor kort voorzitter van de Buurt Alliantie. In 2012 verscheen het boek Toezicht en de maatschappelijke onderneming. Balanceren in het krachtenveld dat hij samen met Paul Simons schreef. Voor Het CDA en de maatschappelijke onderneming zie www.cda.nl/wi/rapporten/ Dit interview is naar aanleiding van het verschijnen hiervan.
geving van de MO opereren, vinden dat je je met de goede dingen bezighoudt. Ouderraad, medezeggenschapsraad zijn belanghebbend en geen betrokkenen. Zij stellen de waarom-vraag niet. Om die vraag te kunnen stellen, moet je in verbinding staan met de samenleving. Al die jaren hebben de MO’s dat vacuüm niet gevoeld, dat vind ik verbijsterend, en beschouw ik als een fundamenteel probleem. Is deze situatie te repareren? We bepleiten een speciale wet. Geen wet die de macht overneemt of waarmee de overheid het oplost, een nieuwe verstatelijking dus. Het gaat om een wet die de
samenleving in positie brengt om zich substantieel te kunnen bezighouden met de waarom-vraag. Maar als niemand die vraag gemist heeft, is er dan een probleem? Dat is er zeker, omdat we van een situatie gaan van verzorgen en verzekeren, de verzorgingsstaat, naar een situatie van verbinden en verheffen, zoals de WRR een aantal jaren geleden vaststelde, ofwel naar de participatiesamenleving. Dat is geen samenleving waarin burgers uitvoerders zijn van overheidstaken, zoals bijvoorbeeld minister Plasterk het invult, maar verantwoordelijkheid dragen voor elkaar (verbinden), zelf met oplos-
singen komen (verheffen) en de overheid ze daartoe in staat stelt. Daarvoor is die wet nodig, als instrument, niet als bezegeling van een situatie. Als het werkt, kan de wet weg. Gaat het niet vooral om een cultuuromslag? De vraag is bij wie die moet beginnen? De bovengeschetste ontwikkeling is door wetenschappers en adviesraden stelselmatig geagendeerd, maar niet door de MO’s opgepakt. Laten we de mensen die zich ermee willen bemoeien, via een wet in positie brengen. In de samenleving bruist het van allerlei nieuwe initiatieven, ook in de MO’s, maar dan vooral op de werkvloer. Als voorzitter van de Buurt7
Alliantie ben ik duizenden van deze mensen tegengekomen die wel in verbinding staan met de samenleving, met buurtinitiatieven, met andere maatschappelijke organisaties. Voor hun managers telt dit meestal niet. Deze mensen zijn misschien wel meer maatschappelijk gedreven dan hun managers en bestuurders. De cultuuromslag moet dus nog vooral op dat niveau plaatsvinden. Een wet kan dat forceren. Zijn maatschappelijke initiatieven in verbinding te brengen met de MO’s? Ik zie het maar sporadisch. Een maatschappelijk initiatief als Buurtzorg wordt nu pas serieus genomen door de gevestigde thuiszorgorganisaties en gevraagd om uit te leggen hoe zij werken, maar dat is vooral gemotiveerd door bezuinigingen. Er zijn allerlei initiatieven van buurtbewoners die niet aan tafel komen bij de woningcorporaties. In Overijssel heeft een schoolbestuur geweigerd een school die dat bestuur vanwege krimp wilde sluiten, over te dragen aan de dorpsgemeenschap en waar een serieus alternatief was geformuleerd, financieel, gebouwelijk, organisatorisch. De vraag was vervolgens ook of de overheid dat goed had gevonden. Het CDA vindt dus dat zo’n initiatiefgroep het wettelijke recht moet krijgen de school over te nemen. In het geval van een school is het nog vrij eenvoudig, want het gaat om een geldstroom. Als buurtbewoners een alternatief organiseren waar een woningbouwcorporatie woningen wil afbreken of afstoten, wordt het ingewikkelder, want dan speelt de formele eigendomsvraag. Maar ook in dit geval zou je het zo moeten regelen dat er overgedragen wordt. Er zijn allerlei maatschappelijke initiatieven, maar veel burgers gedragen zich nog steeds als consument, zien vooral het eigenbelang en niet het publiek belang. Is dat te repareren? Volgens mij heeft dat ook te maken met de aard van de vragen die bestuurders stellen aan een ouder- of bewonersraad. Trek het breder dan een school of woningcomplex, maar leg de dilemma’s voor: willen we meer zorgwoningen voor ouderen of meer duurzame woningen? Dat betekent dat je als bestuurder de 8
waarom-vraag heel helder hebt en niet meteen zelf moet beantwoorden, maar in interactie gaat. Zo kan het beleid van een woningcorporatie of schoolbestuur het beleid van de gemeenschap worden. En maakt het ook niet uit dat het er anders uitziet dan elders in Nederland. In het rapport staat het voorbeeld van Hoogeloon, waar de lokale gemeenschap een zorgcoöperatie heeft opgericht om de zorg voor ouderen zelf ter hand te nemen toen de zorgaanbieder zich terugtrok in het dorp. Daar is ervoor gekozen om ouderen met een zware zorgindicatie bewegingsvrijheid te geven om zelfstandig door het dorp te wandelen. Gaat het mis, dan neemt de coöperatie zelf de verantwoordelijkheid. Het alternatief is dat deze ouderen de rest van hun leven achter een cijferslot zitten. Daar is dus over nagedacht. De landelijke politiek moet zich dan ook koest houden als het misgaat. Hebben de MO’s nog toekomst? Die vraag is heel lang beantwoord vanuit de gevestigde MO’s, ook binnen het CDA. Dan word je misschien cynisch, maar als die gevestigde MO de verbinding weet te leggen met maatschappelijke initiatieven, flexibeler wordt, zich aanpast, is er zeker toekomst. Dat betekent dat ze invloed, draagvlak van de betrokkenen moet ophalen, niet alleen toestaan. En dilemma’s delen. Maar ook maatschappelijke initiatieven professionaliseren, worden volwassen en dus ontstaan er nieuwe MO’s. De gevestigde MO’s zijn op dezelfde manier ontstaan, vanuit een maatschappelijke behoefte en het particulier initiatief. In het rapport wordt als alternatief voor de huidige financiering van MO’s zoals in het onderwijs en als middel om de betrokkenheid te vergroten, vraagfinanciering genoemd. Het rapport gaat er verder niet op in. Zou het een goed alternatief zijn? Die vraag is er op verzoek van enkele bestuursleden van het WI ingekomen, maar de beantwoording is uitgebleven, omdat het niet in mijn opdracht zat. Vraagfinanciering lost naar mijn opvatting het vraagstuk niet op. Vraagfinanciering, pgb’s zijn een alternatief voor ouder-, cliënten- en bewonersraden, ze vertrekken
dus vanuit het individuele belang, niet het publiek of algemeen belang. Hoe ver reikt het publiek belang? Op welke schaal moeten we denken? Als we de vier grote steden buiten beschouwing laten, zijn de gemeentegrenzen wel de norm. Ik ben niet tegen schaalvergroting, vind dat een MO in vijf gemeenten mag werken, maar dan moet die garanderen dat er een bestuurlijk iemand permanent voor die gemeenschap beschikbaar is en geen relatiemanager of afdelingshoofd, mensen die over grote beslissingen niet zelf kunnen besluiten. Iemand dus die met beide benen in die gemeenschap staat. Dat willen we graag in een wet vastleggen, zoals ook de verplichting om een maatschappelijke raad in te stellen. Zulke infrastructuur bevordert de cultuuromslag, de noodzakelijke verbinding met de samenleving. Daarnaast bepleiten we een tweede wet op het niveau van het primaire proces. Dat regelt dat een groep ouders of bewoners een aanbesteding kan doen wanneer ze een alternatief hebben, ‘the right to challenge’. In Groot-Brittannië wordt dat nog eens bevorderd door een garantiestelsel. Hoe optimistisch bent u over de cultuuromslag, over de MO? Ik zit er wat dubbel in. Ik ben ervan overtuigd dat er bij de professionals in de MO’s en burgers zoveel dynamiek en kracht zitten, dat het kan gaan lukken. Het zit in het Nederlandse DNA, nergens zijn zoveel mensen die zich actief bemoeien met het publiek belang, niet door het uitoefenen van stemrecht, maar door het zelf te doen. Maar misschien gaat er eerst nog veel stuk, als grote onderdelen toch via marktwerking of de overheid georganiseerd worden, wat niet denkbeeldig is. Het zal nog een tijd duren voordat de door ons voorgestelde wetten er zijn. De actuele decentralisaties in het sociale domein kunnen echter ook voor een keerpunt zorgen, als gemeenten zich niet opstellen als regisseurs, onzichtbare samenwerkingsverbanden oprichten, maar zich gedragen als facilitatoren, zelf een soort MO worden. n
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
MENSENSCHOOL
Wat nodig is voor bestuurskracht We zijn vrij, maar ook zwak, zelfs zwakker dan we denken. Op wie kunnen we dan bouwen, wie kunnen we vertrouwen? De overheid kan ons terzijde staan door zelf kundiger en actiever te worden, maar volgens Alexis de Tocqueville vergissen wij ons sterk als we dat van haar verwachten. In Over de democratie in Amerika (volgens kenners een meesterlijk boek uit 1835-1840, vanwege de diepe inzichten in mens en wereld1) voorspelde hij dat het niet goed met ons zal aflopen als de overheid onze initiatieven en samenwerkingsverbanden overneemt. Handel, nijverheid, ons moraal en intellect - alles komt dan in gevaar, schreef hij. We doen niets meer en wachten af. (pp. 547) Ik dacht aan Tocqueville toen vorig jaar het kabinet over de ‘doedemocratie’ schreef. Wat mensen zelf weten te regelen en samen weten op te lossen, laat de overheid voortaan met rust. Dat wordt ermee bedoeld. Bedenk, voegde de regering eraan toe, de overheid kan minder dan voorheen. Ze voelt haar grenzen: geldgebrek, verminderde bestuurskracht, denk ik dan. Er zijn bestuurders die hun klassiekers kennen, anderen wellicht niet. In een Britse zakenkrant las ik dat een Amerikaans genootschap van ingenieurs elke vier jaar rapporteert over de kwaliteit van het onderhoud aan bruggen, waterkering, havens, wegen, railnetwerk, drinkwatervoorziening, vlieg- en treinverkeer. Het oordeel in 2013 over de staat van deze voorzieningen varieerde van middelmatig tot zwak. De tweede kwalificatie houdt in dat er risico’s zijn. De krant had een foto uit 2007 van een grote, ingestorte brug over de Mississippi erbij afgedrukt. Hoeveel slachtoffers er misschien zijn gevallen, stond er niet bij. Een overheid kan afwezig of onmachtig zijn, ook komt het voor dat zij zich verbeeldt de chef te zijn. Zo gebeurt het in ons land dat zeven procent van de subsidie aan het hoger onderwijs (voor het middelbaar beroepsonderwijs gaat ook zoiets gelden) niet wordt uitgekeerd als bepaalde prestaties die zijn afgesproken, niet geleverd zijn. Marcel Wintels, die ruim dertien jaar bestuurder van hogescholen is geweest en dit jaar afscheid nam, zei daarover in het Onderwijsblad: ‘Als je onzeker bent over zeven procent van je inkomsten, ga je niet ten volle verplichtingen aan.’ De overheid kan dus ook in de weg zitten. Vooruitgang en beschaving hangen vooral af van (lokale) verenigingen die mensen onderling tot stand brengen, ontdekte Tocqueville in Amerika. Maar de geschiedenis van wat wel de oudste vereniging ter wereld wordt genoemd, de rooms-katholieke kerk, laat zien dat ontstaan, ontwikkeling en voortbestaan van verenigingen diffuus en turbulent kunnen zijn. Wist u dat deze kerk eigenlijk pas in 1095 vaste grond onder haar voeten kreeg toen paus Urbanus II met zijn succesvolle oproep om Jeruzalem te heroveren zoveel moreel gezag
Dick Wijte verwierf, dat de gelovigen daarna wel bereid waren de bisschop van Rome als opperste leider van de christenheid te erkennen?2 De wording van de kerk na die tijd is een intrigerend complex van zielzorg en caritas (met inktzwarte bladzijden incluis), naast theologische en politieke kwesties die geleid hebben tot kerkscheuringen, inquisitie, anti-judaïsme en tot een worsteling met de moderne tijd3. Het was en is meer voortmodderen dan bestuurskracht tonen. Toch hebben we het over een zeer invloedrijk instituut en een steun voor talloze mensen. Vorige maand sprak de Tweede Kamer met de minister en de staatssecretaris over de kwaliteit van het besturen van scholen. Medio dit jaar zal daarvoor een nieuwe wet worden ingediend. Het motto luidt intussen: versterking bestuurskracht (die door menigeen als een ‘operatie’ wordt voorgesteld). Ze komt erop neer dat de machten in het onderwijs in evenwicht moeten worden gebracht en dat deze zich dienen te professionaliseren, de medezeggenschapsraden met name. Dit doet mij aan staatsinrichting en bestuurskunde denken, terwijl verenigingen van mensen, daar waar men samenkomt om iets goeds te doen (de school als sprekend voorbeeld daarvan), niet als gereguleerde machtscentra of abstracties moeten worden opgevat, niet in overwegende zin tenminste. Wat schreef Tocqueville? Hij wees drie factoren aan die invloed op de kwaliteit van de instellingen hebben: de fysieke omstandigheden, de wetten en de zeden, waarbij volgens hem de wetten belangrijker zijn dan de omstandigheden en de zeden belangrijker dan de wetten. (pp. 330-333) Verschuil je niet achter omstandigheden en wetten, zeg ik. Onder zeden verstond hij ‘alle intellectuele en morele neigingen die de mens in het sociale verkeer meedraagt’ en die alleen door praktische ervaring kunnen worden bevorderd. n 1 Ik verwijs naar Andreas Kinneging, hoogleraar rechtsfilosofie aan de
Universiteit Leiden.
2 Peter Raedts, De uitvinding van de rooms-katholieke kerk, 2013, pp. 95-96. 3 Hans Küng, De katholieke kerk. Een geschiedenis, 2001. Dick Wijte is voorzitter van de VKO
9
onderwijsbisschop hendriks
INTERVIEW
‘Op school samen waarden beleven, daar gaat het om’ Nico Dullemans Kort na de yell ‘minder, minder, minder’, de vijandige roep die PVV-leider Geert Wilders uitlokte en waarmee ‘minder Marokkanen’ wordt bedoeld, reageerde onderwijsbisschop Jan Hendriks op zijn website met de aansporing elkaar toch vooral als mens te behandelen. Hij waarschuwde voor de mening dat criminaliteit en etniciteit samenhangen. De kreet van Wilders’ aanhangers bereikte ook de scholen. Kinderen vroegen zich af of zij weg moeten, anderen imiteerden en riepen ook:‘minder’. De school die kinderen als hun gemeenschap kunnen beleven, dreigde op dat moment even door spanningen in de samenleving te worden omspoeld.
Congregatie voor Katholiek Onderwijs, een
christelijk humanisme de mensen op zich
van de departementen van het Vaticaan. Het
goed te vormen, om zo met overtuiging te
stuk uit december vorig jaar gaat over on-
kunnen leven.’
derwijzen in interculturele dialoog en heeft als ondertitel: Leven in harmonie voor een
De Vaticaanse onderwijsnota zegt daarover
beschaving van liefde. Het is, zoals dat wel
dat de school haar leerlingen moet helpen
genoemd wordt, een zacht antwoord op een
hun eigen, persoonlijke plaats in de wereld te
harde uitdaging die mondialisering met zich
bepalen. Daar is kennis voor nodig, over hun
meebrengt. Een antwoord in navolging van
eigen geloof en over geloven en overtuigin-
Jezus van Nazareth. Monseigneur Hendriks:
gen van anderen. Met kennis daarover ‘kan
‘Heb lief en doe verder wat je wilt, zei kerk-
angst worden overwonnen en ze verrijkt onze
vader Augustinus, want eigenlijk kun je dan
gedachten over de spirituele tradities van
niet meer verkeerd doen. Je handelt dan na-
andere mensen. Leraren zijn daarom altijd
melijk volgens je geweten, volgens je goede
verplicht de mens te respecteren die naar de
hart. Deze liefdevolle houding heeft te maken
waarheid van zijn eigen bestaan zoekt, even-
met de centrale plaats die de mens inneemt
als de grote culturele tradities te waarderen
in het christelijk geloof, al bij de Schepping
die open staan voor God. Van hen wordt ver-
2
is dat zo. God heeft de mens geschapen naar
wacht dat zij het verlangen naar vrijheid en
Tussenweg zijn
Zijn gelijkenis. Bedenk daarbij: God is liefde.
waarheid aanwakkeren.’ Maar, gaat de nota
Ik sprak monseigneur Hendriks in een tijd
Hij heeft daarom de mens bedoeld als een
verder, het gaat niet louter om deze kennis
van het jaar getekend door symboliek, de
sociaal wezen, een inter-persoonlijke mens,
maar om de gelegenheid die ze biedt tot
tijd van Pasen, Koningsdag, de Dodenher-
niet een individualistische mens. Dit sluit
dialoog. ‘Hoe rijker deze kennis, des te beter
denking op 4 mei, Bevrijdingsdag en wat
de wegen af naar relativisme en fundamen-
onze dialoog verloopt en het samenleven
later: Hemelvaart en Pinksteren. Het is, de
talisme; het christelijk geloof biedt een tus-
met mensen met andere opvattingen. In een
dagen zo bij elkaar genomen, een tijd waarin
senweg. Aan de ene kant gaat het over hele
open dialoog tussen mensen met verschil-
wij kunnen beleven dat rouw in vreugde kan
belangrijke waarden die aan de mens zijn
lende achtergronden, kunnen verschillende
veranderen, dat energie kan vrijkomen, dat
meegegeven, die in zijn natuur zitten. Waar-
geloven een beslissende bijdrage geven aan
wil zeggen dat bindende krachten ontstaan
den waarnaar we zouden moeten leven en
de vorming van het besef dat er gemeen-
waardoor wij, hoe gebrekkig wij ook blijven,
die dus niet betrekkelijk zijn. Aan de andere
schappelijke waarden zijn.’(pp.16)
in staat zijn kwaad te vergeven, schade te
kant is het weer niet de bedoeling dat we ze
herstellen en elkaar beter te verstaan. Maar
opleggen. God is liefde in vrijheid!’We staan
Onderwijs kan daaraan bijdragen. Gemak-
het is moeilijk met elkaar een sociale orde
stil bij iemand die voor deze waarden stond,
kelijk is dat niet, want een dialoog voeren
op te bouwen, vooral als er eerst zoveel
pater Van der Lugt die enkele maanden
betekent niet dat je het met elkaar maar op
kapot wordt gemaakt. Lees het verbeten
geleden in Homs werd vermoord. Hendriks:
een akkoordje gooit en waarden relativeert.
relaas van wijlen Jacques Presser over de
‘Hem ging het om de mens en hij maakte
Het is niet ‘multiculturalisme’, wederzijds
vervolging van de joden in ons land tijdens
daarbij geen onderscheid. Pater Van der Lugt
ontzien, maar zoals de nota zegt, het is
de Tweede Wereldoorlog.1 Bijvoorbeeld zijn
droeg het christelijk humanisme uit.’
een integratie van culturen waarvan de
verslag van de ‘scheiding bij het onderwijs’,
10
mensen elkaar juist erkennen. De dialoog
het joodse kind dat van zijn school af moest
Gevormd zijn
biedt daarvoor het raamwerk waarbinnen
‘en binnen een heining geperst, waarin het te
Hendriks vervolgt: ‘Dit humanisme gaat over
mensen van elkaar kunnen leren. (pp. 29)
zijner tijd erfasst kon worden.’
respect, gemeenschapszin, subsidiariteit en
Hendriks: ‘De eerste kerkgemeenschappen
over een grote openheid naar de ander. Men-
waren samenkomsten van liefde, mensen
Er is nog een reden om de bisschop te wil-
sen willen niet als groep worden weggezet.
hadden elkaar lief, beleefden de waarden die
len spreken, namelijk een publicatie van de
Doe dat dan ook niet! Tegelijkertijd roept het
zij samen belangrijk vonden. Die sfeer in de
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
Mgr. Hendriks aan tafel bij Pauw en Witteman, 19 maart 2013 school scheppen, betekent dat mensen open
Om een brug te kunnen slaan, zagen we,
verwacht wordt dat je je neutraal opstelt.
voor elkaar zijn, en daarmee voor God. Op
moet je gevormd zijn. In de Vaticaanse nota
(pp.33) Daar hoort een programma bij
zo’n moment beleven zij ‘kerk’ met elkaar,
wordt aangedrongen op een versterking van
waaruit een katholieke geest spreekt en
een gemeenschap waarbinnen waarden met
de katholieke school door meer aandacht
een gemeenschappelijke visie. (pp.36-38)
elkaar doorleefd worden. Daar gaat Pinkste-
te hebben voor de basale pedagogische
Een programma waarin op een verstandige
ren over. Op zo’n moment ontvangen mensen
zienswijze (in de nota ‘paradigma’ genoemd)
manier de blik gericht is op de mondialise-
de heilige Geest en kunnen elkaar verstaan,
dat begrip van intermenselijke relaties zowel
ring: wij zijn burgers van deze wereld. Waarin
ondanks allerlei onderlinge verschillen. Dat
middel als doel is van de ontwikkeling van
zelfbewustzijn wordt ontwikkeld door te
wens ik de katholieke school toe, dat wens ik
iemands zeer persoonlijke identiteit. De
reflecteren op ervaringen en eigen gedrag.
natuurlijk elke school toe.’
congregatie:‘Dit paradigma gidst de dialoog
Waarin de waarden van andere culturen en
als idee, ervoor zorgend dat de samenspraak
religies worden gerespecteerd en begre-
Bruggen slaan
noch abstract, noch ideologisch is, maar
pen. Waarin wordt uitgenodigd tot delen en
Velen blijven verstoken van religieuze
eerder door respect, begrip en wederkerige
verantwoordelijkheid. Kortom, het gaat om
ervaringen omdat, aldus de nota van de
ondersteuning gekenmerkt wordt. Op die
een programma waarmee katholieke scholen
congregatie, die in de dominante mind-set
wijze wordt het onderlinge contact gevoed
hun leerlingen aanmoedigen tot wijsheid – in
zijn gemarginaliseerd. ‘De antropologische
door de gedachte dat onze cultuur met
een samenleving die een kennismaatschappij
vraag is geruisloos uitgeschakeld, dat wil
geschiedenis te maken heeft en dynamisch
heet te zijn. n
zeggen: de vraag naar de volle waardigheid
is, en weigeren we de ander in een soort cul-
en bestemming van mensen. De cultuur is
turele gevangenis te duwen.’ Dit paradigma
ontdaan van religieuze expressie.’ (pp.11)
(dus: inzicht in intermenselijke relaties is
Hendriks: ‘Toch is het mogelijk om bruggen
een manier om je eigen identiteit te ontwik-
te slaan, zoals The Passion lijkt te doen.
kelen, waarmee het tevens doel is van deze
Vanuit het Evangelie wordt contact gezocht
ontwikkeling en daarom van grote betekenis
Educating to Intercultural Dialogue in
met de geseculariseerde samenleving, zoals
in het onderwijs) is een uiterste poging om
Catholic Schools. Living in Harmony for a
wij ook met Voorhof Amsterdam proberen te
een cultuur van dialoog voeren te versterken.
Civilization of Love, 2013.
doen. Wij willen daar een breed gesprek aan-
Om zo bij elkaar begrip te kweken, je aan te
gaan met mensen van goede wil.’ Hij vertelt
passen, net zoals de ander dat doet, waar-
over Arsacal in Algerije, waarvan hij titulair
door we in staat zijn het algemeen welzijn te
bisschop is. Onder moeilijke omstandighe-
dienen. (pp. 27-28) Deze zienswijze omvat
den zijn daar de laatste tijd tienduizenden
dus veel meer dan terugdringing van ego- en
mensen die zich tot het christendom hebben
etnocentrisch denken en doen.
1 Dr.J. Presser Ondergang. De vervolging en de verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945, 1965. 2 Congregation for Catholic Education,
bekeerd. Hendriks: ‘Nogmaals, het is de tussenweg die het christelijk geloof biedt, een
De nota betekent een oproep aan de ka-
weg tussen fundamentalisme en relativisme
tholieke school om een getuige te zijn van
in.’
dit paradigma, zeker in een cultuur waarin
11
THEMA INTERVIEW
in gesprek met --- professor dr. taco brandsen Scholen tussen staat en markt
Hybride instellingen Jan van Oers In Schoolbestuur van december 2013 vraagt
onderwijsinstellingen binnen. Overheid en
kijkt. Kijk je naar schoolbesturen of naar
professor Gert Biesta zich af of ouders en
brancheorganisaties leggen hun kwaliteits-
allerlei vrijwilligerswerk in en rond de school.
leerlingen nog wel zeggenschap hebben over
eisen op aan het onderwijs. Alles moet zo
Brandsen: ‘Als mensen betrokken zijn is
de richting en inhoud van het onderwijs. Ver-
effectief en doelmatig mogelijk! Maar waar
dat op een andere manier dan vroeger. Het
antwoording wordt volgens hem niet langer
blijft in deze ontwikkeling een dragende
moet passen in hun dagelijks ritme. Als het
afgelegd aan hen, maar aan de overheid. In
gemeenschap? Doet die er nog toe? Over de
om ouders gaat, zijn dat mensen die gezien
de conceptuele driehoek van de wetenschap-
verschuiving van grenzen spreken we met
hun leeftijd druk zijn met werk en thuis, die
pers Wim van de Donk en Taco Brandsen
professor dr. Taco Brandsen, hoogleraar
carrière moeten maken maar die best ook
(2005; zie afbeelding) behoren onderwijs-
bestuurskunde aan de Radboud Universiteit
wel wat willen doen.’ Brandsen wijst dan op
instellingen met onder andere ziekenhuizen,
in Nijmegen.
meer projectmatige activiteiten met een dui-
sportclubs en welzijnsinstellingen tot het
delijk einddoel, die flexibel kunnen worden
maatschappelijke middenveld, voortgekomen
Gemeenschap
opgepakt. Dit soort activiteiten onderscheidt
uit een particulier initiatief en gedragen door
We starten het gesprek met de vraag of het
zich van het zitting nemen in een schoolbe-
een (lokale) gemeenschap. De contacten
heldere schema uit 2005 nog steeds opgeld
stuur dat minstens vier uur per week kost
worden gekenmerkt door korte lijnen en een
doet, waarop professor Brandsen antwoordt:
en om een specifieke deskundigheid vraagt.
interactieve communicatie: meespraak in
‘Eigenlijk kun je de sectoren nog steeds zo
Het gesprek komt dan op de veelsoortigheid
plaats van inspraak.
onderscheiden, ook al voltrekt zich in het
aan burgerinitiatieven die onze samenleving
Tegelijkertijd constateren we dat het krach-
middenveld een opschaling en is er een be-
op dit moment kent. Gaan die een beetje aan
tenveld tussen de verschillende sectoren
weging gaande richting staat en markt’. Bij
het onderwijs voorbij? Brandsen: ‘Je moet
binnen de driehoek sterk in beweging is.
de vraag of de gemeenschap er nog toedoet
niet alleen kijken naar de mensen maar ook
Grenzen vervagen en markt en staat dringen
is het volgens hem belangrijk waar je naar
naar de scholen zelf. Hoe creatief zijn die op dit terrein? Lokken ze ook echt participatie
non
I
zich zelf moeten stellen. Ouders zijn zeker
pro fit
-pr
inf
el me for eel orm
ofi t
uit? Dit is een kritische vraag die scholen bij basis- en voortgezet onderwijs betrokken; zij voelen zich expert als het om hun eigen kind gaat en hebben daarnaast ook
staat
vaak deskundigheid en bepaalde middelen
dwang/voice
in huis.’
publiek privaat
IV
a
III
b
Staat en markt Sinds de onderwijswetgeving uit het begin van de 20ste eeuw, zo stelt Brandsen, vindt
II
er in het onderwijs een verschuiving plaats richting staat. Er komt een steeds grotere
c
d
reglementering op gang. Brandsen: ‘Als je
gemeenschappen
markt
liefde/loyalty
ruil/exit
geld aanpakt, pak je ook de regels aan.’ Tegelijkertijd vraagt hij zich wel af of scholen als groep richting overheid niet iets moeten doen in verband met die enorme regeldruk die het werk nodeloos ingewikkeld maakt.
persoon
Maar desondanks zijn scholen (nog steeds) geen instellingen met een statelijk karakter.
12
Figuur: de derde sector, een intermediaire sector tussen staat, markt en vierde sector
Naast reglementering is er ook sprake van
(Van de Donk, 2001; mede gebaseerd op Pestoff, 1992; Zijderveld, 1999).1
een steeds grotere professionalisering. Er ko-
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
experimenten, zeker in het beroepsonderwijs.’ Nu horen we al over ziekenhuizen die winst (moeten) maken, gebeurt zoiets straks ook met scholen? Brandsen: ‘Winst moeten we hier ruim opvatten. Het gaat niet om een commerciële winst die je straks uitkeert. Het gaat om een winst die zich vertaalt in gebouwen en bepaalde voorzieningen.’ Hij voegt er nog aan toe: ‘Geen megalomane gebouwen’. De meest relevante vraag voor de toekomst is niet langer ‘winst of geen winst’, maar hoe zorgen we ervoor dat kleinschaligheid binnen grootschaligheid behouden blijft. Brandsen acht die vraag belangrijker dan de vraag of een instelling hybride wordt of niet. Zelf denkt hij dat het met grootschaligheid en winst in onderwijs en zorg wel mee zal vallen. Brandsen: ‘Onderwijs en zorg dienen een bepaald publiek belang, hebben eigen ideeën (waarderationaliteit) en schaal. Het primair proces voltrekt zich ook in een min of meer gesloten setting.’ Maar, luidt zijn slotopmerking: ‘Je weet het nooit!’
Participatie Actieve en ondernemende burgers. Je hoort erover op menig maatschappelijk terrein. We hebben het dan over de participatiemaatschappij. Brandsen: ‘Het begrip is in diskrediet geraakt, doordat het gepaard gaat met allerlei bezuinigingen. Maar er is niets mis mee dat mensen zelf meer gaan doen en meer grip krijgen op de manier waarop
Taco Brandsen
ze verzorgd worden of hun kinderen les krijgen.’ Voor school en ouders voorziet hij toch een lange weg van toenadering, ofschoon er men aparte bestuurders die zich afscheiden
van opkijken maar dat het ons stoort als het
bij ouders een hoop committment bestaat.
van de praktijk van het onderwijsveld. Ook
over zorg en kinderen gaat. Brandsen: ‘We
Brandsen: ‘School en ouders hebben zich
beweegt het onderwijs zich richting markt.
moeten niets op voorhand uitsluiten, maar
lange tijd van elkaar afbewogen en zullen nu
Markt in een vaak milde vorm. Brandsen:
proberen nieuwe vormen te vinden die goed
weer naar elkaar toe moeten bewegen. Hoe
‘Wie wil je in je school hebben? Vroeger ging
aansluiten bij de behoeften van de praktijk.
zorg je er weer voor dat ouders zich mede-
het vooral om gelijkgestemdheid. Nu wil je
Dat worden waarschijnlijk gemengde of
eigenaar gaan voelen van het onderwijs aan
de beste leerlingen aantrekken en ga je in
hybride vormen. De oude modellen werken
hun kinderen?’ Tot slot: nog één keer school
bepaalde klassen lessen Chinees aanbieden.’
niet meer. We kunnen niet meer terug. Ook
en staat. Gaan we de kant op van onderwijs-
Een dergelijke ontwikkeling zie je ook in de
het geld is er daarvoor niet meer.’
instellingen die steeds meer centralistisch
zorg. Denk maar aan het ziekenhuis met
worden aangestuurd? Brandsen: ‘Op dat
een commerciële instelling dat zich richt op
Grootschaligheid
punt zijn we nog niet en dat gaat ook niet zo
een goed functionerende dienstverlening.
Betekent het introduceren van een zekere
gemakkelijk gebeuren. Ik verwacht dat het
Brandsen: ‘We moeten af van het romanti-
marktwerking tegelijkertijd ook niet het
weer de andere kant opgaat. Meer die van de
sche idee dat toen het publiek was, het goed
streven naar grootschaligheid? Vaak is dit
decentralisatie en niet die van de ongebrei-
was. Marktwerking heeft nadelen, maar ook
wel het geval en Brandsen wijst op ketenvor-
delde groei. Het ‘oude’ model raakt stoom
voordelen: het betekent ook de mogelijkheid
ming in het buitenland, waar marktpartijen
kwijt!’ n
om kapitaal aan te trekken, te zoeken naar
investeren in onder meer goede scholen.
nieuwe mogelijkheden en een prikkel om het
‘Moet je daar op voorhand tegen zijn? Nee!
nog beter te doen.’ Verder merkt hij op dat
In principe ben ik niet voor marktwerking
we daar bij een concertzaal en museum niet
op dit terrein, maar ik sta wel open voor
1 Uit: Meervoudig bestuur, 2006
13
THEMA INTERVIEW
in gesprek met toezichthouders frans leijnse en eric rijnders
14
Toezichthouder moet geen waakhond zijn, maar inspirator
Gerrit-Jan Meulenbeld1 De intern toezichthouder staat in de belangstelling. Naar aanleiding van incidenten in het onderwijs (Amarantis, Ibn Galdoen) en daarbuiten (Meavita, Vestia) stelde de Minister van Economische Zaken de commissie Behoorlijk Bestuur in. Deze had tot taak gedragsregels op te stellen voor professioneel en ethisch handelen van bestuurders en intern toezichthouders. In het rapport Een lastig gesprek kwam de commissie met aanbevelingen over de vormgeving van codes en gedragsregels. Tegelijkertijd gaf zij aan daarin geen waarborg voor goed gedrag en goed bestuur te zien. Daarvoor is een open cultuur van belang waarbinnen ‘een lastig gesprek’ niet uit de weg wordt gegaan.
ook nog leren, liefst iedere dag en liefst over
er ook harde kwantitatieve doelstellingen
de kwaliteit van onderwijs. Als financiën het
gesteld worden. Onderlinge visitatie tussen
belangrijkste onderwerp was geweest, had ik
scholen binnen een bestuur en externe, on-
het niet gedaan’. Rijnders was als ouder van
afhankelijke auditing zijn voor kwaliteitszorg
drie jonge kinderen direct betrokken bij een
belangrijke hulpmiddelen’.
van de fusiepartners toen Aves op zoek was
Rijnders: ‘Elk incident in het onderwijs leidt
naar toezichthouders. Hij stak zijn vinger
tot een nieuwe taak voor de inspectie waar-
op. Na eerst twee jaar lid te zijn geweest
door ieder initiatief in het onderwijs wordt
werd hij voorzitter. ‘Bij ons was de identiteit
weggenomen. Het is voor ons als toezicht-
aanvankelijk het belangrijkste thema, maar
houders aanleiding geweest om het bestuur
dat is opgeschoven naar het gesprek over de
voor te stellen de inspectie zelf uit te nodi-
kwaliteit van onderwijs. De meeste ouders
gen voor een gesprek met de vraag: waar kij-
hebben liever een goede school in het dorp
ken jullie naar en vooral ook: hoe kijken jullie
dan een school van een bepaalde denomina-
daarnaar? Dat geeft al een andere blik op het
tie. De vraag is dus waar we voor gaan. Is de
werk van de inspectie. Dat heeft de discussie
Cito-score leidend, het inspectierapport of
verder losgemaakt over kwaliteit. Het leidt er
moet je de lat hoger leggen?’
in ieder geval toe dat je zelf bewuster wordt waar je voor staat: wat is Aves-kwaliteit?
Refererend aan zijn ervaringen in het hoger
Dat gesprek moet vooral gevoerd worden
onderwijs stelt Leijnse dat organisaties die
door de leerkrachten en geëntameerd door
‘kwaliteit’ als speerpunt van hun beleid
het bestuur. Dat had aanvankelijk vooral de
Schoolbestuur sprak hierover met toezicht-
maken een voorsprong hebben, ‘alleen al het
neiging te kijken naar de data, zat sterk op
houders Frans Leijnse en Eric Rijnders.
denkproces en gesprek erover zijn een motor
de controlfunctie. Logisch, net na een fusie,
Leijnse is voorzitter van de raad van toezicht
tot kwaliteitsverbetering. Daarnaast is het
maar inmiddels vinden we met z’n allen de
van de Stichting Carmelcollege en in het
belangrijk dat je je eigen criteria stelt en de-
sturing van het proces belangrijker. Wat zet
dagelijks leven universiteitshoogleraar aan
ze niet van buitenaf laat voorschrijven. Wan-
de docenten in beweging? Wat leidt tot beter
de Open Universiteit. Eerder was hij onder
neer een overheid criteria vastlegt, slaat de
onderwijs, elk jaar opnieuw beter?’
andere politicus (PvdA) en voorzitter van
eigen discussie over kwaliteit dood en gaan
de HBO-raad (tegenwoordig Vereniging Hoge-
mensen gedrag vertonen dat erop gericht is
scholen). Rijnders is voorzitter van de raad
de externe criteria te halen. Zo frustreer je
Rol en legitimatie van de toezichthouder
van toezicht van Aves in Emmeloord, een
de intrinsieke motivatie. Door de kwaliteits-
Hoe zien zij hun rol als toezichthouder? Wie ver-
groot fusiebestuur van katholiek en open-
zorg zelf ter hand te nemen heeft het hoger
tegenwoordigen zij? En: van wie is de school?
baar onderwijs, toezichthouder bij een aoc
onderwijs de inspectie buiten de deur weten
Rijnders geeft aan het gesprek met het
en directeur van een grootschalig gebieds-
te houden. De verantwoording is transparant
schoolbestuur vooral lastig te vinden omdat
ontwikkelingsproject.
en wordt uitgevoerd door onafhankelijke
de verhouding asymmetrisch is: de toe-
derden via visitatie. Bij Carmel hebben we
zichthouder is werkgever van het bestuur,
Kwaliteit van onderwijs
nu dezelfde discussie. Hebben we dezelfde
toezichthouder èn adviseur-gesprekspartner.
Leijnse is nu twee jaar toezichthouder en
opvattingen over kwaliteit als de inspectie?
‘Mijn rol als toezichthouder is het bewaken
werd voor de functie benaderd door een
Ja, in de basis, maar verder? Dat gesprek
van het belang van de organisatie. De kwa-
headhunter. Hij was zeer geïnteresseerd,
moet gevoerd worden door de leraren en
liteit van onderwijs staat daarbij centraal.
zeker, omdat identiteit en de professionalise-
als dat niet gebeurt geïnitieerd worden door
Die organisatie krijgt steeds meer een eigen
ring en kwaliteit van de leraren de belang-
het bestuur. De raad van toezicht moet erop
identiteit en opvatting over kwaliteit. Toe-
rijkste thema’s van Carmel zijn. ‘Ik wil zelf
toezien dat dat goed gebeurt. Soms moeten
zicht houden is dan ook iets anders dan de
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
stakeholders vertegenwoordigen, zoals je wel eens hoort. Natuurlijk luister ik ook naar wat de diverse stakeholders vinden, maar dat is niet leidend. Overigens zie ik wel steeds meer maatschappelijke vragen op scholen afkomen. Zeker in een omgeving als waarin Aves opereert is een school een maatschappelijk baken in een steeds kalere dorpskern. Het schoolbestuur moet oog hebben voor die positie en het gesprek aangaan met de maatschappelijke omgeving. Ideaal gesproken gaat dat gesprek vanzelf, maar soms moet je als toezichthouder oliemannetje zijn’. Volgens Leijnse heeft de raad van toezicht maar één legitimatie: ‘het algemeen, publiek belang van goed onderwijs. Andere legitimaties zijn er niet. Het eigenaarschap van de school ligt bij de leraren en leerlingen. Ouders staan meer op afstand. Scholen zijn niet van de gemeente of in het geval van katholiek onderwijs van bisschoppen. Iedere school zou daarom in mijn ogen bijzonder moeten zijn. Als Carmel staan we in de voet-
Eric Rijnders, toezichthouder Aves
Foto: NFP/Marijn van Rij
sporen van het karmelitaanse gedachtegoed. Daaruit putten we ook in de verdere professionalisering van onze leraren. De Karmelorde ziet zichzelf echter niet als eigenaar van onze scholen. De diverse Carmelscholen hebben alle ook hun eigen identiteit en traditie.
‘Soms moet je als toezichthouder oliemannetje zijn’
Het bestuur faciliteert in dat proces vooral, reikt concepten aan. Bovendien bestaan identiteit en kwaliteit niet in vaste formules, maar in dat mensen ‘het goede doen’ en zich daar bewust van zijn. Toen ik decaan was van de Faculteit Bedrijfskunde van de Erasmus Universiteit had ik te maken met een internationale visitatiecommissie die zei dat er geen internationale definitie is van wat goede bedrijfskunde is. ‘Dus daarop kunnen we u niet beoordelen, wel op uw missie en of die begrijpelijk is, gedragen en ernaar gehandeld wordt.’ Dat is bij scholen vaak het
15
toezicht houden, maar er was nog geen vertrouwensbasis en daarmee ook nauwelijks een basis voor gesprek. In de asymmetrie van de relatie kun je alleen tegengas geven als er vertrouwen is. Toen ik voorzitter werd, heb ik voorgesteld elkaar wat beter te leren kennen in enkele sessies op de hei. Dat heeft tot een doorbraak geleid. Maar je moet de twee rollen in balans houden. Je moet jezelf enerzijds niet in laten pakken door goede bedoelingen en daadkracht van het bestuur, maar anderzijds wel het initiatief voornamelijk aan die kant laten liggen. Het is het bestuur dat de mensen in de organisatie op sleeptouw moet nemen. Leijnse is het daarmee eens: ‘Ik vind het karakterologisch soms moeilijk om die verschillende rollen te scheiden. Ik hou niet van afstand. Ik weet dat er een paar harde, formele eisen gesteld worden voor goed toezicht. Ik check ieder jaar of de beloning van bestuurders en toezichthouders niet hoger is dan de wettelijke normen, of de declaraties aan alle eisen voldoen. Maar voor het debat vind ik de rol van sparring partner, adviseur, extern deskundige veel interessanter en vaak effectiever. Als de bestuurder een goed verhaal heeft waarom hij afspraken niet is nagekomen of anders heeft gedaan, ben ik tolerant. In de bedrijfsvoering zijn overigens makkelijker scherpe criteria voor goed gedrag te formuleren dan als het op de kwalitatieve, inhoudelijke kant van onderwijs aankomt, tenzij je je baseert Foto: NFP/Marijn van Rij
Frans Leijnse, toezichthouder Stichting Carmelcollege
op de criteria van de inspectie. Maar het werkt wel om bovenop die bedrijfsvoering te zitten. Dat schept bovendien meer ruimte voor het inhoudelijke gesprek’.
‘Ik wil zelf ook nog leren, liefst iedere dag en liefst over de kwaliteit van onderwijs’
In een eerder interview met Schoolbestuur waarschuwde Leijnse voor al te daadkrachtige bestuurders: ‘ik heb op veel plekken gezeten en veel bestuurders gezien die te zeer voor de troepen uit liepen. Dat werkt niet in organisaties waar hoogopgeleide mensen
zwakke punt. De doorleving van een heldere
Het is aan het bestuur om het gesprek met
werken, wel overtuiging, vertrouwen, overre-
en inspirerende missie in de dagelijkse les-
die belanghouders goed te organiseren en
ding en het gevoel dat er iets gebeuren moet.
praktijk, daar moet je als raad van toezicht
aan de raad van toezicht om te zien of dat
In ons soort organisaties moet je sturen op
naar streven.
ook gebeurt’.
concepten, op inspirerende gedachten, dat
De raad vormt in zijn geheel het interne toehet meer deskundigheid en normen van
Verhouding tussen bestuur en intern toezicht: afstand en nabijheid
Regelgeving
buiten haalt. Ik spreek liever over belang-
Rijnders vertelt dat er in de beginfase enige
Ondanks de waarschuwing van de Commis-
houders dan over stakeholders. De belangen
spanning was in de verhouding tussen beide.
sie Behoorlijk Bestuur om niet te reageren
kunnen immers heel uiteenlopend zijn. Een
De uitwisseling was minimaal. De oude be-
met regels, zet het kabinet in rap tempo in
ouder heeft een ander belang dan de ge-
stuurders gingen door als leden van de raad
op aanscherping van regelgeving voor intern
meente, een stagebedrijf of de werknemer.
van toezicht. ‘Waar afstand is, kun je prima
toezicht en op beheersing van de financiële
zicht. Intern toezicht wordt sterker naarmate
16
het beter kan’.
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
risico’s . Wat vinden Leijnse en Rijnders?
totale onderwijsaanbod. Soms moet je dat
Leijnse zijn bij ouders kwaliteit en identiteit
Leijnse zet de incidenten in een historisch
soort keuzes maken, om te voorkomen dat
anders aan elkaar gekoppeld dan bij bestu-
perspectief. ‘Toezichthouders in het onder-
een categorie leerlingen tussen de wal en
ren, ‘waar het vaak een demarcatielijn is.
wijs kwamen lang uit het onderwijs zelf. Met
het schip terechtkomt. Ik beschouw dat ook
Bij ouders staat de kwaliteit voorop en is de
schaalvergroting en het toenemen van de
niet als verwatering van onze identiteit, juist
identiteit een middel om de kwaliteit te ver-
budgetten was er ook de behoefte om de
niet. Het is heel katholiek om je opdracht in
beteren, een school is goed omdat ze weet
bedrijfsvoering beter op orde te krijgen, dus
de wereld breder te trekken. En dat gaat des
waar ze voor staat. Daar ligt een interes-
werden mensen uit het bedrijfsleven binnen-
te beter als je zelf weet waar je als Carmel
sante taak voor de raad van toezicht, om de
gehaald in het hoger en beroepsonderwijs.
staat en het belang van de leerling voorop
bestuurder bij de les te krijgen en houden’.
Die kwamen met hun eigen normen. Zij von-
stelt. Ook Rijnders is blij met de kanteling
De raad van toezicht heeft ook een voorhoe-
den over het algemeen de prestaties van de
in het onderwijs – van een tijd waarin het
derol, vinden Leijnse en Rijnders. ‘Omdat de
bestuurders veel beter dan ze op voorhand
primaat lag bij de bedrijfsvoering naar het
raad vrijer kan denken en spreken, kan hij
hadden gedacht en de beloning daarom
heden waarin het primaat bij het publiek
het bestuur op nieuwe gedachten brengen’,
veel te laag voor het werk dat zij deden. Dus
belang ligt. ‘Dat is de kern van deze ontwik-
zegt Rijnders, ‘het bestuur zit strakker in zijn
ging de beloning omhoog. Vervolgens gingen
keling, al vertaalt zich dat momenteel in
rol. Bovendien brengt de raad van toezicht
sommige bestuurders zich er naar gedragen,
gedetailleerde regelgeving en gedragscodes.
de buitenwereld binnen. Maar daarom is
met dienstauto en dito declaratiegedrag. Tot
Dat is soms vervelend, maar zet zich ook
het voor de raad wel van belang dat ze het
de samenleving vond dat het genoeg was.
wel weer recht. En natuurlijk is het niet altijd
inhoudelijke gesprek kan voeren’.
Sommigen hebben zich verzet, maar de
duidelijk wat het publiek belang is, dat kan
politiek heeft terecht paal en perk gesteld.
soms ook te abstract zijn’.
Toezicht op de toezichthouder
Door eenzijdig mensen uit het bedrijfsleven
Leijnse: ‘Het publiek belang is een goed
Volgens Rijnders en Leijnse is het de Inspec-
in de raden van toezicht te benoemen was
evenwicht in het totale onderwijsaanbod in
tie van het Onderwijs die uiteindelijk toeziet
het evenwicht zoek. Op een gegeven moment
de regio. De vraag is welke rol jouw bestuur
op de toezichthouders. Leijnse: ‘De inspectie
was er nauwelijks nog iemand die uit het
daarin speelt, wat je kunt bieden en hoe je
is er voor het verticaal toezicht, dat is prima.
onderwijs zelf afkomstig was. Daar moet
anderen kunt helpen, maar dat betekent niet
Ik pleit er alleen voor dat de inspectie veel
dus een balans in zitten. Onderwijs is geen
altijd dat je jouw belangen moet opofferen
minder bepalend wordt voor de kwaliteitsdis-
commercieel bedrijf, kan niet functioneren
aan andere. Wij zijn altijd bereid het gesprek
cussie en zich bezighoudt met de randvoor-
op basis van marktwerking’.
aan te gaan en ja, soms moet je pragmatisch
waarden. Hoe meer de inspectie bezig moet
Rijnders meent dat het vooral een reactie op
zijn. Dat past ook in onze traditie. Zo zijn we
zijn met criteria, hoe groter het probleem
incidenten is. ‘In negentig procent van de
in Eindhoven akkoord gegaan met een inte-
is. Dat kun je onder andere voorkomen door
gevallen is de schaalvergroting en professi-
graal huisvestingsplan, omdat we daardoor
als school zelf duidelijke opvattingen over
onalisering in het onderwijs goed gegaan. In
rechtstreeks over een deel van de middelen
kwaliteit te ontwikkelen. Dat ligt bij de do-
enkele gevallen is het gierend uit de klauwen
voor huisvesting kunnen beschikken. We
centen en kun je bevorderen door onderlinge
gelopen door een mix van al te ambitieuze
hadden er ook een principieel punt van kun-
visitatie en onafhankelijke auditing. Criteria
bestuurders en te volgzame toezichthouders.
nen maken, zoals sommige collega’s, dus
die ontwikkeld worden door peers, worden
Hetzelfde zie je bijvoorbeeld bij de woning-
geen overeenkomst als er niet volledig wordt
veel serieuzer genomen. Dat bevordert het
corporaties, ook daar lijdt nu de welwillende
doorgedecentraliseerd. Maar dan heb je
eigenaarschap van kwaliteit’.
meerderheid onder het wanbeleid van enkele
misschien artikel 23 Grondwet gered, maar
Rijnders: ‘Het inspectietoezicht zal blijven
instellingen. Het gaat echter om heel veel
niet het belang gediend van de Eindhovense
bestaan, wordt vaak ingegeven door de
geld. Dan begrijp ik dat de overheid wil
scholen en leerlingen in goede gebouwen.’
Haagse waan van de dag, maar geeft geen
ingrijpen. Wetgeving reageert nooit op de
impulsen aan de noodzakelijke kwaliteitsspi-
brave gemiddelden, maar op de boeven en
Rijnders: ‘In ons fusieproces hadden we heel
raal. Daarvoor is intern toezicht, onderlinge
uitschieters. Het is een stok achter de deur
duidelijke afspraken over de zelfstandigheid
visitatie en auditing, bij uitstek het instru-
maar het slaat soms door’.
en identiteit van de scholen. Die afspraken
ment. Laat de inspectie de APK-keuring
waren behoorlijk in beton gegoten, maar we
zijn. Dat garandeert nog niet dat je goed
Publiek belang
zijn ingehaald door de zienswijze van ouders,
onderwijs hebt, dat moet je zelf maken. Als
Leijnse is blij met de opmerking van de
die de scholen kleiner zagen worden en liever
raad van toezicht moeten we geen waakhond
Onderwijsraad dat intern toezicht gebaseerd
hadden dat die een zekere omvang behiel-
zijn, maar inspirator’. n
moet zijn op het publiek belang, de publieke
den, ook met het oog op de onderwijskwali-
moraal. Leijnse wijst op een situatie in Oss
teit. Het bestuur wist niet hoe ze dat aan ons
waar een Carmelschool is betrokken in een
moest uitleggen, maar was opgelucht toen
Davids (VKO-adviseurs) die het gesprek
fusieproces met een openbare school, omdat
wij daarmee akkoord gingen. Het was ook
hebben voorbereid.
die dreigde om te vallen en het gemeentebe-
een gewetensvraag: konden we zo snel na de
stuur een beroep deed op het Carmelcollege.
fusie al terugkomen op eerdere afspraken?
‘Dat is misschien niet in het directe belang
Ouders vonden dat de identiteit ook binnen
van Carmel, maar wel van de regio, van het
een groter geheel vorm kon krijgen’. Volgens
1 Met dank aan Thérèse Penders en Ron
17
KARIN MELIS
Our ways to belonging In de eerste weken van het nieuwe schooljaar weet iedere leraar intuïtief dat het van levensbelang is dat de leerlingen, die zij of hij tegenover zich heeft, een groep gaan vormen. Want alleen als er een gemeenschap is, kan er geleerd worden. De leraar haakt hiermee in op een basale drijfveer, namelijk ons verlangen naar toe-
behoren. Dit verlangen staat vandaag de dag echter onder grote druk, opgeroepen door de dwingende eis tot excelleren, een dwang die dropouts produceert. Sterker nog, dit verlangen wordt geëxploiteerd door de huidige economische norm, die zegt dat we er alleen toedoen als we bovengemiddeld presteren. Dit is tegenwoordig dus onze startkwalificatie tot deelname aan het maatschappelijk leven. In een serie artikelen neemt Karin Melis ons verlangen erbij te horen vanuit verschillende gezichtspunten onder de loep en laat zien hoe dit verlangen vandaag de dag gekrenkt kan worden. Maar ook welke wegen leiden tot heilzaamheid. Foto: Pieter Magielsen/NFP Photography
Woorden van wapens of woorden van genade? Vroeger, toen ik nog jong was, zei mijn moeder weleens dat schelden geen pijn doet. Of, nog moeilijker: dat je er boven moet staan – negeren, zouden we nu zeggen. Sindsdien vraag ik me af waarom het dan pijn doet als iemand harde woorden over me spreekt. Hoe kan ik die nou negeren en waarom kan het me wel schelen? Het zijn toch maar woorden en geen mitrailleurs? Zelfs als je achter je rug over de tong gaat – roddelen noemen we dat en roddelen heeft vaak iets smalends – gebeurt er iets onbetamelijks. Woorden kunnen krachtige wapens zijn. Ze bezitten de macht om beelden op te trekken. En beelden op hun beurt nestelen zich in je systeem alsof ze daar altijd gestaan hebben. Probeer 18
iemand dan maar eens in een ander licht te zien. Mensen kunnen een leven lang knokken tegen de beelden die zij van hun ouders hebben of tegen de beelden die ouders, leerkrachten en aanverwanten van hen hebben. Verlossing daarvan is nog geen gemakkelijke zaak. En is daarbij vaak pijnlijk. Immers, beelden zijn de diep verankerde, emotionele richtingswijzers van ons bestaan, zij verslaan de TomTom met zijn ‘keer om bij de eerste beste mogelijkheid’. Onze innerlijke beelden zijn forten gelijk. Beelden, ze zijn de humus van de meest schitterende romans. In een vorig leven was ik gedurende enige tijd schooldirecteur. Ik herinner me nog als de dag van gister dat bij het middageten de deur van de teamkamer openzwaaide
en ik middenin een verhit gesprek viel. Woorden buitelden over elkaar heen: ‘het komt nooit meer goed met Jantine’, ‘geen wonder met zulke ouders’, ‘wie kan er nog grenzen stellen vandaag de dag’, ‘nou?’ ‘nou?’. ‘Even stoom afblazen,’ riep iemand die me opmerkte, ‘we zijn nu toch onder ons. Doe die deur dicht, anders horen ze ons.’ Deur dicht. Ietwat bedremmeld en met een angstige vraag in mijn hart: hoe kan Jantine haar levensweg vervolgen als zij op deze manier gedwarsboomd wordt? Krijg ik de kleine meid ooit nog helder in beeld, zodat zij nog alle kanten uit kan? Of is zij gebrandmerkt en mijn blik nu vertroebeld door ‘het komt nooit meer goed’. En dan nog iets anders: welke normen regeren hier? Zekere normen? Waarmee alles wat daar niet aan voldoet, wordt verwor-
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
pen? Waarmee de pas wordt afgesneden? Misschien is het toch niet voor niets dat velen, onder wie ik, zijn opgegroeid met de angst inboezemende waarschuwing: wat zullen de mensen er wel niet van denken? We zien het als teken van groei, volwassenheid en soevereiniteit als mensen zich niet laten overheersen door gedachten, verwachtingen en beelden van anderen. Iedereen die weleens tegenover een rechter heeft gezeten, en daar hoef je geen misdadiger voor te zijn, weet hoe bedreigend diens gedachten voor je bestaan kunnen zijn. Zelf heb ik daar onlangs gezeten. En van een onafhankelijke moeder die naar eer en geweten en bovenal met liefde haar dochter naar de volwassenheid begeleidt, belandde ik in een risicogroep: alleenstaande moeder. Dat ik hoogopgeleid ben, kon zo maar kantelen in het frame ‘hoogmoed’. Zoals ik daar een verweerschrift van zeven kantjes indiende tegen de aanvraag tot ondertoezichtstelling. Al was de rechter zonder meer vriendelijk en betamelijk, ik voelde me toch volledig overgeleverd aan de blik waarmee hij me ontving. De blik, die perceptie van de ander, ja die kan inderdaad zijn wat de Franse filosoof Jean Paul Sartre de hel noemde. Levensbedreigend. Het maakt dus, zeker in de rechtszaal, maar ook op andere plaatsen, wel degelijk uit wat anderen denken. Die gedachten voeden innerlijke, met gevoel en oordelen beladen beelden en bepalen onwillekeurig hoe we onze naaste bejegenen. Tegenwoordig zeggen we met klem: dat is jouw perceptie. Zo zie jij die mens of gebeurtenis. Waarom zeggen we dat eigenlijk? Willen we ons reeds bij aanvang van een gesprek distantiëren van wat die ander vindt, omdat we bang zijn voor wat die perceptie dan wel interpretatie met ons doet? Behoort die perceptie, anders gezegd, ondeelbaar te zijn, volledig privaat, louter en alleen van mij? (Wat mij overigens ook een hel lijkt.) Of heb ik juist iets in de aanbieding, een ander perspectief dat een ervaring of mens in een ander daglicht
kan stellen? Iets om met elkaar te delen en te overwegen. Ik blijf het wonderlijk vinden, die dubbelheid waarmee we leven: fanatiek beoefenen we de vrijheid van meningsuiting, onderwijl elkaar terechtwijzend dat die mening zo particulier is dat ze voor eigen rekening komt. Mijn perspectief moet kennelijk buiten beschouwing blijven. Dat van jou trouwens ook. Is mijn perspectief, zienswijze, opvatting dan wel bevinding zo bedreigend? Zou ik ermee in staat zijn om die van anderen aan het wankelen te brengen, en vice versa, ben ik bang dat ìk iets moet herzien? Of, ook een mogelijkheid, is het zo dat we deep down weten hoe woorden beelden scheppen en dat die beelden kunnen stollen, mensen kunnen opsluiten, isoleren, beschimpen, op afstand houden. Ergens las ik dat er gevangenissen bestaan waar het niet mogelijk is dat de gevangenen hun dierbaren zien. De blik van de dierbaren zouden de gevangenen weleens in een genadevol licht kunnen stellen. De menselijkheid die dan verschijnt, zou zomaar eens de veilige, objectiverende afstand van de bewaker teniet kunnen doen. Deze gevangene is klaarblijkelijk meer dan de som van zijn daden, hij heeft een geborgen heenkomen in de blik van zijn liefhebbende naaste en verschijnt als een beminde zoon of dochter. Het is relatief gemakkelijk om je blik ondoordringbaar te maken, maar een liefdevolle blik kun je niet faken. Sterker nog, je eigen blik verraadt jezelf. Zo’n blik overkomt jezelf net zo goed als de blikvanger. Je kunt het werkelijk niet helpen dat je zo kijkt. Getuige ook het verhaal van koning Salomo die om een zwaard vroeg om de baby – waar twee vrouwen in het gerechtshof om streden –door midden te hakken. ‘Nee, nee’, gilde een van de vrouwen, ‘geef het kind aan haar, maar maak het alsjeblieft niet dood.’ De hartenkreet van een moeder.
Terug naar de kracht van woorden die wapen, schild of genade kunnen zijn. Als zij zonder context, dus zonder verhaal, de wereld in gestrooid worden, kunnen ze meedogenloos zijn. Huizen van liefde vernietigen. Dat meisje Jantine op die school waar ik directeur was, had een vader en een moeder, een broer, opa en oma en ze beschikte over een grote fantasie waarmee ze huizen bouwde als kastelen, maar waardoor ze wel elders was, ze had haar aandacht er niet altijd bij. Als een leerkracht, en leraren hebben een niet te onderschatten rol in een kinderleven, dan zegt ‘dit wordt nooit wat’, dan worden de Jantines van deze wereld op voorhand al en harteloos teruggebracht tot een label, dat als een estafettestokje wordt doorgegeven aan welke vervolgopleiding dan ook. Ingesloten, geïsoleerd met alle gevolgen van dien. Ga dan maar eens anders kijken. Toen ik tegenover de rechter zat, met mijn dochter achter mij, voelde ik me breken onder zijn genadevolle blik, gepaard met de woorden: ‘ik heb alle vertrouwen in dit gezin’. De woorden hebben mijn hart getroffen. Ik voelde ons recht gedaan. Het woord van genade dat opkomt, doet innerlijk gebouwde forten instorten – een heenkomen van geborgenheid scheppend. Iemand zei me ooit eens: ‘Je bestaat in de blik van de ander.’ Hij had het over die blik die jou ziet en jou welkom heet. Vandaar die van God gegeven woorden: Mijn oog is op u. Niet als een camera die genadeloos registreert dat je te hard rijdt, niet als de likes van de contextloosheid van Facebook, maar als een blik zo wijd dat je je door duizenden armen omarmd voelt. n
19
DE ZIEL VAN DE SCHOOL
‘Ieder kind gelukkig, dat is mijn streven’ Anton de Wit Wie de school voor het eerst bezoekt, wordt makkelijk in verwarring gebracht. Wat is precies de voor- en de achterzijde van het gebouw? En waar is de hoofdingang? Door een zij-ingang naar binnen dan maar? En dan? Eenmaal in het hart van het gebouw, de multifunctionele aula, veert directeur Irma Smits op om haar bezoekers hartelijk te begroeten. ‘Konden jullie het vinden? Ik weet het, het is hier nogal een doolhof.’ Ze lacht gul. ‘Ik heb wel eens meegemaakt dat een bezoeker na tien minuten terug in mijn werkkamer kwam, omdat ze de uitgang niet kon vinden.’
geen ander: als geboren en getogen ‘Heulse’ ging ze zelf als kind naar deze school, en zij werkt er inmiddels al dertig jaar. Eerst zestien jaar als leerkracht in de onderbouw,
De ziel van de school
daarna in de middenbouw, en ook nog eens als intern begeleider. Waarin zit het eigene
Waarin toont zich de eigenheid van een
van de school, de identiteit?
school? Wat maakt een school méér dan
‘Die vraag heb ik meteen bij mijn aantreden
de som der delen? Publicist Anton de Wit
ook aan het team gesteld. Wat zeg je, vroeg
gaat in een reeks interviews op zoek naar
ik, als je een ouder rondleidt, en die vraagt
de ziel van het katholieke onderwijs.
naar de identiteit van de school? Ik schrok van de antwoorden die de leerkrachten gaven. De meesten begonnen direct over catechese, over lesmethoden. Ze hanteren een
Aflevering 3: Irma Smits, directeur van
smalle definitie van identiteit: het gaat dan
Basisschool Andreashof in Kwintsheul.
puur over het religieuze. En vervolgens zijn er natuurlijk ook altijd mensen die zeggen: zíjn we wel zo katholiek, moeten we dat willen? Ik vind dat een heel beperkte manier van denken over wie je bent. Ik ben op zoek naar een
Brede identiteit
bredere identiteit. Een sfeer van vertrouwen,
Dat hadden er misschien 400 kunnen zijn;
Welkom op R.K. Basisschool Andreashof in
veiligheid. Je moet die voelen zodra je hier
die dertig gaan dan naar openbare of pro-
Kwintsheul. Een school zonder hoofdingang –
de deur binnenloopt.’
testantse scholen in omringende gemeenten.
‘maar we zijn nog volop aan het verbouwen,
20
Maar de meeste mensen kiezen haast auto-
dus daar komt verandering in’, voegt Smits
Krimp
matisch voor onze school, simpelweg omdat
daar monter aan toe. Het is echter meer dan
Geen enkele school is een eiland, maar
we de enige school in het dorp zijn.’
een architectonische trivialiteit. Smits: ‘We
Andreashof zeker niet: het lot van deze
Ondanks de weinig florissante vooruitzich-
hebben drie ingangen, en willen daarmee
basisschool is nauw verweven met dat van
ten, is de school aan het bouwen – niet
ook zeggen: het maakt niet uit langs welke
de lokale gemeenschap. Kwintsheul ligt inge-
alleen aan het verbouwen, maar zelfs nieuw
weg je hier binnen komt. We willen een open
klemd tussen twee grote steden, Rotterdam
aan het bouwen. Waarom? Smits: ‘Ik ben
school zijn, waar iedereen zich welkom en
en Den Haag, en maakt deel uit van wat wel
een positief ingesteld mens. Ik denk niet
veilig voelt, waar kinderen gelukkig kunnen
de ‘Glazen Stad’ wordt genoemd: de uitge-
in problemen, maar in uitdagingen. Als we
leren.’
strekte kastuinbouw van het Westland. Met
bijvoorbeeld slechte cijfers hebben met de
iets meer dan drieduizend inwoners blijft
Cito-toets, dan loop ik niet te balen maar
Een keerzijde kent de symboliek ook, weet
‘De Heul’ echter een dorp, met alle bekende
denk ik: hoe kunnen we dit verbeteren? Zo is
Smits. In het doolhof van gangen was de
hedendaagse plattelandsproblematiek van
het ook met het teruglopen van de voor-
school zichzelf ook een beetje kwijtgeraakt.
dien: het verdwijnen van winkels en voorzie-
zieningen hier. Ik leg me daar niet bij neer,
‘We hebben een rottige periode gehad, waar-
ningen, het wegtrekken van jonge gezinnen
maar kijk liever wat we zelf kunnen bijdra-
bij de gehele directie wegviel. Eén overleed,
naar de grote stad, vergrijzing.
gen aan het verbeteren ervan. Ik hou van
een ander kreeg hartklachten en moest
Het gevolg: Kwintsheul krimpt, en dat merkt
de verbinding, dat hoort óók bij die bredere
stoppen.’ Sinds een jaar is Smits directeur,
de school maar al te goed. ‘Wij krijgen
identiteit waar ik het over had. We zijn niet
en zij is vastbesloten om de school zichzelf
steeds minder leerlingen’, zegt Smits. ‘Mo-
alleen een school, maar bieden bijvoorbeeld
te laten hervinden. Zij kent Andreashof als
menteel hebben we ongeveer 370 kinderen.
ook onderdak aan de plaatselijke muziekver-
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
Irma Smits, directeur R.K. Basisschool Andreashof, Kwintsheul
Foto: William Moore
21
eniging. We hebben praktijken voor ergothe-
ik bijvoorbeeld toen onze adjunct-directeur
dat ze zich happy voelen in de klas? Het zou
rapie, logopedie en fysiotherapie hier in huis.
ziek werd en overleed. Wij zijn samen bezig
vanzelf moeten spreken, maar er komen
Ik ben druk bezig een bibliotheek hierheen te
geweest om de afscheidsviering te maken,
zoveel randzaken bij dat je dit soms wel eens
halen. Ik zoek verbinding met de plaatselijke
dat wilde zij ook graag. We hebben een
vergeet.’
parochie. Dat alles vind ik heel belangrijk.
koor met collega’s opgericht, en hebben
We zijn zo een kleine kern, en wij kunnen en
daarmee bij haar avondwake en uitvaart
Blije gezichten
moeten als school daarom op veel gebieden
gezongen. Ook onze ‘papaband’ – een band
Moest ze een bijbelverhaal kiezen dat het
een rol spelen.’
van vaders van leerlingen – speelde bij de
beste bij haar school past, zo zegt Irma
avondwake. Geen muziek die je daar zou
Smits, dan zou dat het eerste hoofdstuk van
Diepste motivatie Het verwezenlijken van een brede identiteit vergt op de eerste plaats een cultuuromslag in het team, beseft Smits. ‘Ik heb eerst de vraag op tafel gelegd: wie zijn we nu echt,
‘Maar ik zie elke dag toch veel heerlijke, blije gezichten op het schoolplein. Ik denk dat we goed bezig zijn.’
wie ben je zelf? Waarom doe je het werk dat je doet? Durf je eigen verhaal te vertellen
verwachten. Het was een feest, precies
Genesis zijn – het scheppingsverhaal. Ook
aan collega’s.’ Het zijn vragen waar in de
zoals zij dat wilde. Hoe verdrietig het ook
Andreashof is, als God in dat verhaal, dag in
praktijk van alledag maar nauwelijks ruimte
was, we hebben er ook mooie momenten
dag uit aan het scheppen, bouwen, ordenen:
voor is, weet zij. Daarom verlies je makkelijk
beleefd, en het team is er hechter van
om een school met een ingang te worden,
het zicht op wat je diepste motivatie is om
geworden.’
met een duidelijke, brede identiteit. …En Hij
onderwijs te geven.
En een gelukkig team, zo weet ze, is een
zag dat het goed was.
Weet Smits zelf nog waarom zij koos voor
voorwaarde voor het eigenlijke doel: geluk-
dit werk? ‘O ja, heel goed. Ik heb een leuke
kige kinderen. ‘Ieder kind gelukkig, dat is
Smits: ‘Aan het einde van de dag ga ik altijd
lagere-schoolperiode gehad. We mochten
mijn streven. Daar nemen we de tijd en
even op het schoolplein staan, om naar de
soms gaan voorlezen bij de kleuters, dat
ruimte voor, met diverse projecten. Zo is
gezichten van de kinderen te kijken. Als ik
vond ik toen al leuk. Ik genoot van de sponta-
er de afgelopen tijd een cameraman in
een verdrietig gezicht zie, ga ik er altijd even
ne reacties van kinderen, van de verhalen, de
de klaslokalen geweest, om de lessen te
naar toe. Natuurlijk, je kunt niet verwachten
gesprekken. Anderzijds had ik toen al duide-
filmen. Achteraf kijken we dan samen met
dat ieder kind hier ’s ochtends gelukkig
lijke opvattingen over leerkrachten die het in
de leerkracht naar de film, en gaan we het
binnenkomt en ’s middag even gelukkig ver-
mijn ogen niet goed aanpakten, wiens lessen
gesprek aan. Doet iedereen goed mee?
trekt. Maar ik zie elke dag toch veel heerlijke,
mij niet inspireerden. Dat is mij wel bijgeble-
Kijk eens naar het gezicht van dat ene
blije gezichten op het schoolplein. Ik denk
ven en ik herinner mij dat ik dan dacht: dit
kind, vind je dat kind nou gelukkig ogen?
dat we goed bezig zijn.’ n
moet ook op een ander manier mogelijk zijn.
Vindt hij de som gewoon moeilijk, of heb je
Daarom heb ik de keuze gemaakt om het
hem even niet de aandacht gegeven die hij
onderwijs in te gaan.’
nodig had? Wanneer je les aan het geven
In de praktijk van alledag is maar nauwe-
bent, kun je dat soort dingen niet allemaal
lijks ruimte voor gesprekken over dergelijke
overzien. Als je het terugziet op film, zie je
beweegredenen, weet Smits. ‘We regelen
zo veel meer dan normaal.’
hier als leerkrachten zelf het overblijven.
‘Aanvankelijk reageerden leraren aarzelend
Daardoor zitten we hier niet met elkaar te
op dit idee. Dat snap ik ook, het kan voelen
eten tussen de middag. We hebben geen
alsof je op de vingers gekeken wordt. Maar
moment met elkaar. Daarom heb ik nu gere-
zo is het zeker niet bedoeld, het gaat er
geld dat we om 3 uur een half uurtje samen
ook niet om of het goed of fout is wat je
koffie drinken. In het begin was dat moeilijk,
doet. Inmiddels is de scepsis verdwenen,
onwennig. Iedereen begon gelijk aan z’n
en pakt men het heel positief op. We heb-
nakijkwerk. Nu zie ik dat de belangstelling
ben zelfs een Andreasbioscoop ingesteld,
groeit, en er steeds meer mensen aanschui-
waarbij we vragen aan de leerkracht: vind
ven om even een praatje te maken over hoe
je het goed als we jouw filmpje met het
de dag was.’
hele team bekijken en bespreken? Dat levert hele inspirerende bijeenkomsten op.
22
Kern
Eigenlijk gaan we dus naar de kern van
‘We vormen zo als team steeds meer een
het lesgeven terug. Leren observeren, hoe
gemeenschap. Hoe dat kan werken, merkte
zitten kinderen in elkaar, hoe zorg je ervoor
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
De nieuwe lichting SCHOOL EN GELOOF
Liesbeth Stalmeier In het bisdom Rotterdam zijn er twee pabo’s waar studenten de ‘Akte van bekwaamheid voor het vak godsdienst/levensbeschouwing’ kunnen halen: de Thomas More Hogeschool in Rotterdam en de Hogeschool Leiden. De studenten schrijven een eindwerkstuk en lichten dit toe tijdens een mondeling examen. Op beide plaatsen ben ik bij deze examens te gast als gecommitteerde. In de gesprekken geven de studenten aan hoe zij zichzelf zien als leerkracht in het katholiek onderwijs. Ze gunnen mij een blik in de toekomst. Ken jezelf! Op de pabo worden studenten uitgenodigd na te denken over identiteit. Wie ben je, als mens? Wie ben je, als leerkracht? Wie wil je zijn? De persoonlijke en de professionele identiteit zijn niet los van elkaar te zien, maar vallen niet altijd samen. Het is belangrijk te ontdekken waarin zij overeenkomen en waarin zij van elkaar verschillen, juist als het gaat om werken in het katholiek onderwijs. Vrijwel alle studenten beginnen dan ook met het noemen van hun levensbeschouwelijke achtergrond. Sommigen komen uit een actief katholiek gezin en voelen zich als jongvolwassenen ook nu verbonden met de Kerk. Ze kunnen goed verwoorden wat hun geloof voor hen betekent en hoe ze dit willen laten meeklinken in hun werk als leerkracht. Zij zijn de uitzonderingen. Het merendeel van de studenten is niet of nauwelijks vertrouwd met het katholiek geloof. Het ontwikkelen van de professionaliteit om godsdienst-levensbeschouwing te geven en de identiteit van de school te ondersteunen vergt dan de nodige inzet. Verschillende studenten zeggen dat ze behoefte hebben aan kennis, om goed beslagen ten ijs te komen. Maar dat is niet het enige, zoals een jonge vrouw in haar essay aangeeft: ‘Het is van belang dat de leerkracht ook op zoek is naar zijn eigen spirituele identiteit.’ Voor haar is dit een voorwaarde voor authenticiteit.
Het belang van continuïteit Een van de observaties die door studenten wordt gemaakt is dat er op hun stageschool weinig regelmaat zit in de aandacht voor de katholieke identiteit. Soms gaat het met pieken: een piek met Kerstmis en een piek met Pasen. Het komt ook voor dat de lessen godsdienst-
levensbeschouwing soms wel en soms niet worden gegeven. Een studente uit Leiden merkte dat de kinderen hierdoor geen samenhang zagen: ‘Ze vonden het moeilijk om de losse onderdelen tot een geheel te vormen.’ De stof beklijft zo niet. Een andere studente pleit ervoor ook buiten de lessen godsdienst-levensbeschouwing aandacht te geven aan hoe je vanuit het geloof met elkaar om wilt gaan. Op haar stageschool had een stel kinderen de fietsen van een paar klasgenoten vernield. De directeur heeft de leerlingen en hun ouders hierover aangesproken, zonder te verwijzen naar de identiteit van de school. Zij vond dat jammer.
Uitdaging Alle studenten geven aan dat de leerlingenbevolking van katholieke scholen zeer divers is. Op sommige stagescholen zijn er 30 tot 40 nationaliteiten. Er zijn soms maar twee kinderen in de groep met een katholieke achtergrond. Het is de taak van een leerkracht om elk kind in zijn identiteit te ondersteunen en te begeleiden. Hoe doe je dat, met zo’n gevarieerd publiek? Een studente uit Rotterdam vertelde dat er allerlei spanningen waren in haar stageklas, vanwege de verschillen. Zij heeft in die groep regelmatig de tijd genomen voor een levensbeschouwelijk gesprek. Dat haalde de kou uit de lucht. Een studente uit Leiden werkte op een school met veel verschillende achtergronden graag met bijbelverhalen. Zij merkte dat de kinderen door de verhalen werden geraakt: ‘Leerlingen zijn vaak gevoelig voor verhalen en kunnen zich goed inleven in de personages. Normen en waarden worden op deze wijze niet klakkeloos aangeboden of aangeleerd, maar worden in een context aan de leerlingen aangereikt.’ Bovendien merkte zij dat de
Foto: Marijn van Rij/NFP Photography
verhalen ruimte boden voor onderlinge uitwisseling.
Sint Franciscus Een mooi voorbeeld van een katholieke insteek die toegankelijk is voor alle kinderen, is het examenwerkstuk van twee Rotterdamse pabostudenten. De één liep stage in Delft, de ander in Rotterdam. Onafhankelijk van elkaar merkten ze dat kinderen uit hun groep thuis te maken hadden met armoede. De twee studenten besloten samen een lessenreeks te maken over Franciscus van Assisi, de heilige die al zijn bezittingen weggaf en zijn leven wijdde aan de armen. Zo wilden ze het thema armoede bespreekbaar maken, in materiële en niet-materiële zin. In de praktijk bleek dat de leergesprekken niet te lang moesten duren, maar een werkvorm als bibliodrama sloeg erg aan. Door de raakvlakken met de maatschappij van nu konden alle kinderen zich bij het onderwerp betrokken voelen. n
SCHOOL EN GEL O O F Het katholiek onderwijs in ons land is wel eens een reus op lemen voeten genoemd. Het is alom aanwezig, maar zijn ‘k’ lijkt voor kwaliteit te staan, niet voor katholiek. Terwijl zijn scholen dankzij hun succes blijven bestaan, lijkt het
katholiek onderwijs uit Nederland te verdwijnen. Maar is dit wel zo? In een nieuwe serie columns doet Liesbeth Stalmeier, medewerker van het bisdom Rotterdam en een voormalig docent Frans, verslag van haar vele contacten die zij met allerlei mensen op verscheidene niveaus in het katholiek onderwijs heeft. Waar hebben zij het over en wat merken de mensen in de scholen ervan?
23
THEMA INTERVIEW
katholiek onderwijs in friesland
Bisschop Möllerstichting zoekend op weg Nico Dullemans In de provincie Friesland wonen minder mensen dan in Amsterdam, rond de 650.000. Naar verwachting zal over ongeveer tien jaar de bevolkingsomvang een beetje afnemen. Het is een karakteristiek gebied dat veel recreanten en vakantiegangers aantrekt. Dit toerisme verschaft de bewoners werk. Kenmerkend is dat kleine en middelgrote bedrijven de regionale arbeidsmarkt domineren, wat ongetwijfeld van invloed is op het onderwijs. Ik spreek er met een vooraanstaand schoolbestuurder, Dick Lieftink.
liet, hoogopgeleide jongeren trekken weg.
onderwijs’.’ Hij verfoeit het labelen van men-
Tegenover mij zit een onderwijsman. Een
sen vanwege stoornissen omdat een mens
voormalig leraar Nederlands, iemand die
niet tot zijn afwijking herleid mag worden.
directiefuncties in het middelbaar beroeps-
‘Je mag zijn wie je werkelijk bent’. Lieftink
onderwijs vervulde en sinds september 2011
gaat het om ‘heel de mens’ en veroordeelt
bestuursvoorzitter is van deze stichting.
fabrieksmatig onderwijs, een tendens die hij
Lieftink vertelt geïnspireerd te worden door
meent waar te nemen in het onderwijsbeleid
de waardigheid van de schepping, van mens
van de overheid.
en natuur. Hij zegt: ‘Daarom gun ik ons land dat we niet bang zijn voor kinderen, maar
Hij vertelt dat ze op zoek zijn naar een
dat we vertrouwen in opvoeding hebben en
gezamenlijke grondtoon van de Bisschop
het geloof in de waarde ervan.’ De Neder-
Möllerstichting. Theo van der Zee, theoloog
landse leraar zou meer waardering moeten
en onderzoeker aan de Radboud Universiteit
krijgen, zoals in de Scandinavische landen
en Agda Wachter, theoloog en identiteits-
waar dit beroep veel meer gewicht heeft,
begeleider van Onderwijsbureau Meppel,
Evenwicht
vindt hij en zegt de instrumentele invalshoek
werken samen met tien schooldirecteuren
Lieftink houdt kantoor in een klein vooroor-
van het Nederlandse onderwijsbeleid te
om de kernwaarden van de stichting, zoals
logs gebouw in een eenvoudige straat, de
schuwen. Lieftink noemt de functiemix als
spiritualiteit, te verbinden met keuzen voor
Schoolstraat, even buiten het centrum van
voorbeeld, die er ‘met de kracht van een tor-
het goede in het onderwijs. Dergelijke keuzen
Sneek. Een deel staat te huur, een ander deel
pedo is ingejaagd.’ Het kan anders volgens
moeten geborgd worden, ze raken de ziel van
is in beslag genomen door een klas met kin-
hem en hij vertelt over de academie die zij
het onderwijs. ‘Ze maken duidelijk wat wij
deren. Op de bovenverdieping is het school-
een klein jaar geleden zijn begonnen en die
samen kunnen, willen en zijn’, zegt Lieftink,
bestuur gehuisvest waaraan hij leiding geeft,
nauwelijks overhead heeft, en veelal gebruik
die vindt dat katholiek onderwijs ‘juist in
de Bisschop Möllerstichting die alle (31) ka-
maakt van eigen mensen. Het programma
dit tijdsgewricht, waarin zoveel verandert,
tholieke basisscholen in Friesland onder haar
komt in samenspraak met leraren tot stand,
enorm veel kan betekenen.’
hoede heeft. Bijna 6.000 leerlingen bezoeken
maar zonder dwang tot het volgen ervan. De
de scholen, 10% van de leeftijdscohort.
respons is groot, de academie belooft een
Subsidiariteit
Lieftink kiest zijn woorden zorgvuldig wan-
succes te worden.
Ook de externe verantwoording van de stich-
neer hem gevraagd wordt het sociale klimaat
24
ting is een zoektocht, vertelt Lieftink, die
van Friesland te typeren. ‘Ik ben geen Fries,
Tijdsgewricht
daarbij wel een ankerpunt heeft: subsidiari-
ik woon hier niet. Als ik de sfeer gemoedelijk
Lieftink hoopt dat leraren voorleven, dat
teit. ‘Die moet overeind gehouden worden en
noem, wek ik al snel een verkeerde indruk.
zij het leven voordoen. Kinderen namelijk
mag niet ingewisseld worden voor de plan-
Ik bedoel ermee dat het leven hier even-
moeten hun innerlijk leren kennen, zodat
ning en control-cyclus.’ Maar hoeveel ruimte
wichtig is. Tenminste, dat ervaar ik zo. Dat
zij zelfvertrouwen ontwikkelen en zich zelf
hebben schoolbestuurders nog, nu de druk
kinderen niet naar school gaan bijvoorbeeld,
leren sturen. ‘Dat is fundamenteel. Mensen
op hen toeneemt? Zij lijken ingeklemd te zijn
komt hier nauwelijks voor. In Leeuwarden en
met zelfvertrouwen zijn niet angstig, voelen
tussen een opdringerige overheid en leraren
Heerenveen is wel wat loos, maar daar blijft
zich onbedreigd en zijn niet reactief,’ zegt
die niet veel anders kunnen dan vasthouden
het dan ook bij.’ Hij verwacht daarom dat
hij en schakelt soepel naar zijn achterlig-
aan de logica van hun beroep. Lieftink haalt
Passend Onderwijs er zonder grote aanpas-
gende gedachte hierbij. ‘God heeft in ieder
zijn schouders op en zegt: ‘Zo ervaar ik het
singen kan worden ingevoerd. Wel noemt hij
kind Zijn licht ontstoken, een uitspraak van
niet. Deze club beschikt over eigen kracht,
de werkgelegenheid kwetsbaar, zeker nu er
Maria Montessori. Vandaar onze nadruk op
we leren van elkaar. Daar maken we gebruik
zoveel tegenzit. Bedrijven zijn daardoor fail-
menselijke waardigheid, vandaar ‘passend
van en niet van een externe agenda. Daarom
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
verbindt en voor wie de bedoeling van de natuur, namelijk dat ze tot bloei komt, de inspiratiebron is om de samenleving vorm te geven. Vandaar wellicht dat op de omslag van de programmabundel van deze dag een bloemengieter staat waarmee water wordt gegeven. Hooghiemstra, die tegenwoordig directeur Onderwijs en Kwaliteit van de stichting is, gebruikt in zijn introductie ‘groei’ om de bedoeling van onderwijs te verbeelden en kondigt aan dat na afloop elke leraar een plantje krijgt aangeboden. Ruim 400 leraren zijn aanwezig, vooral vrouwen. Zij luisteren naar Mark Mieras, een wetenschapsjournalist en natuurkundige die over hersenonderzoek publiceert. Hij legt de wisselwerking uit tussen ontwikkeling van hersenen en de stimulering thuis en op school. ‘Hersenen gaan naar je leven staan, denk aan het blinde kind dat een fenomeis onze interne samenwerking zo belangrijk
Mar, het Sneekermeer, met zijn bekende
naal gehoor ontwikkelt’, vertelt hij, ‘en het is
en zijn we dáár op gericht. Scholen, bestuur,
week in augustus, de Sneekweek. Ongetwij-
daarom maar beter ze snel aan te spreken.
GMR en raad van toezicht zijn een verband
feld zal ook dit jaar in de zomermaanden het
De kleuterjuf is dus veel belangrijker dan
en trekken samen op. Maar het is nog een
stadje drukbezocht worden. In het schijnsel
de professor.’ Eigenlijk zien we de hersen-
puzzel om ons contact met externe belang-
van waterig zonlicht zie ik de Sint Martinus-
ontwikkeling in het gedrag van kinderen
hebbende instanties goed te laten aansluiten
kerk aan de Singel liggen, een van de kerken
weerspiegeld (in hun behoefte om te spelen
op onze eigen interne gang van zaken.’
van Pierre Cuypers. In het voorportaal hangt
bijvoorbeeld), hersenen sturen en het is de
een bord vol met boodschappen, gebeden tot
bedoeling dat we kinderen helpen met deze
Afsluitend vertelt hij nog dat de structuur
God. Een dankwoord vanwege een gewonnen
impulsen om te gaan, niet om ze te onder-
van het bisdom, de dienstverlening van
sportwedstrijd, een schreeuw om hulp van-
drukken. Mieras’ gepassioneerde verhaal
Onderwijsbureau Meppel en de minderheids-
wege de crisis in een gezin. Terug de straat
komt erop neer dat wij gehoor moeten geven
positie van de katholieken in Friesland, die
op, op weg naar de Waterpoort. Daar vlakbij
aan de natuurlijke drang om te blijven spe-
in enclaves woonden, ervoor hebben gezorgd
ligt de school, is mij verteld.
len, en aan de drang om door te geven aan
dat de katholieke basisscholen elkaar heb-
de jongste generatie. Interactie, volgens hem
ben opgezocht en onder het gezag van een
Thomas
gaat het daar om, al onze zintuigen zijn erop
gezamenlijk bestuur zijn komen te staan. Het
De Stichtingsdag is in de Thomas van
gericht.
katholiek onderwijs heeft een goede naam in
Aquinoschool, in een groot, nieuw gebouw
Friesland, het aantal leerlingen neemt toe,
waarin ook andere diensten aan kinderen
Na Mieras’ optreden verspreidt de groep zich
vorig jaar met 2%, en de Inspectie van het
worden verleend. De school draagt de naam
over de zestien workshops die titels hebben
Onderwijs heeft alle scholen het zogenoemde
van de heilige Thomas voluit en de letters
zoals Gelukskoffertje, Kindpsychiatrische
basisarrangement toegekend. Lieftink
zijn opvallend groot aan de gevel boven
beelden, Hoogbegaafdheid, Gebruik je brein
vermoedt dat het positieve imago met name
de ingang bevestigd. Met opzet, vertelt
en Feedback in de les. Bijna allemaal hebben
te danken is aan de gemeenschapszin op de
Dominicus Hooghiemstra en hij wijst op een
ze betrekking op het opvoedingsoptimisme
scholen en het speelse vieren.
bescheiden beeldje van deze kerkleraar, het
dat het handelsmerk van de Bisschop Möl-
enige dat zijn zoon op Marktplaats heeft
lerstichting zou kunnen zijn. n
We beëindigen ons gesprek en ik wandel
kunnen vinden. Hij wilde per se een beeltenis
door het centrum van Sneek op weg naar de
van Thomas bij de ingang van de school die
Met dank aan Gonnie Opheikens van Onderwijs-
school waar deze middag de Stichtingsdag
hij, toenmalig directeur, heeft laten bouwen.
bureau Meppel, een van de organisatoren van
wordt georganiseerd, een periodieke onder-
Thomas is de patroon van alle katholieke
de dag. Zij wees mij op de Stichtingsdag.
wijsmanifestatie van en voor de leraren. Het
scholen. Een kerkleraar zoals gezegd, die in
is maart, er staat een straffe wind. Rond het
de dertiende eeuw leefde, in een overgangs-
middaguur zijn de winkelstraten verlaten. De
tijd waarin hij op zoek ging naar een systeem
winkeliers moeten het hebben van de Snitser
dat geloof en rede (wetenschap) met elkaar
25
Dacapo college sittard
SCHOOLBEELD
De gymzaal als centrum van school Gerrit-Jan Meulenbeld ‘Het concept van de Topsport Talentschool past heel goed binnen het schoolconcept van het DaCapo College, waarin talentontwikkeling en loopbaanbegeleiding centraal staan. We proberen als school de optimale combinatie te maken tussen de sport- en onderwijscarrière’, vertelt directeur Pim van Heumen. ‘De andere leerlingen zien hoe hard de topsportleerlingen werken, dat heeft invloed op hun eigen inzet’, meent topsportcoördinator Jan Paulissen.
Basis voor topsportklimaat
status is, behalve de vertegenwoordiging
Het initiatief om ‘topsportvriendelijk on-
van meerdere sporten, dat in de betrokken
derwijs’ in de regio Sittard te ontwikkelen
school alle niveaus vertegenwoordigd zijn,
lag in 1993 bij Jan Bovendeerd, docent
van praktijkschool tot gymnasium. In de
lichamelijke oefening van het Bisschoppelijk
beginfase ging het bij het DaCapo louter om
College, een van de voorlopers van het hui-
het faciliteren van individuele leerlingen en
dige Trevianum College. Hij stond ook aan de
was de school topsportvriendelijk, wat vaker
basis van de LOOT-scholen in Nederland, nu
problemen opleverde met de inspectie. Toen
de Topsport Talentscholen, negenentwintig
een talentvol tennisster, Demi Schuurs, leer-
in totaal, waarvan vier in Limburg.
ling was van de school, kwam het geheel in
‘Sittard en omgeving was in die tijd al een
een stroomversnelling en kreeg het DaCapo
regio met veel sportverenigingen die op hoog
College in 2008 de LOOT-licentie. Dat bete-
niveau speelden: atletiek, voetbal, handbal,
kent onder andere dat de school een leerling,
volleybal. Er was vanuit die verenigingen een
zonder het raadplegen van de inspectie, mag
duidelijke behoefte om voor jonge sporters
vrijmaken voor wedstrijden en trainingen en
binnen het onderwijs faciliteiten te creë-
ontheffingen voor bepaalde vakken kan ge-
ren en het onderwijs wilde daar graag aan
ven. Inmiddels heeft de school 35 leerlingen
meewerken’, vertelt Jan Paulissen. ‘Sittard
die topsport bedrijven, wat veel is voor alleen
was de derde sportstad van Nederland en
een vmbo. Het Trevianum heeft daarnaast
had een echt topsportklimaat. Veel docen-
nog 60 topsportleerlingen. De meerderheid
ten lichamelijke oefening van middelbare
is voetballer, maar Sittard kent een aantal
scholen waren ook coach van topteams bij
sporten. Hun status als topsporter wordt
verenigingen. Zulke mensen zorgen voor
bepaald door NOC/NSF.
een cultuur waar de gymzaal het centrum van de school wordt, waar leerlingen ook
‘Op iedere locatie hebben wij een topsport-
tijdens pauzes en tussenuren te vinden zijn.
begeleider. De topsportleerlingen maken
Deze mensen staan uiteindelijk aan de basis
deel uit van de gewone mentorgroep. Dat
van een topsportcultuur. Dat Zweden zulke
willen we veranderen, een mentor voor alleen
fantastische tennissers heeft voortgebracht,
de topsportleerlingen, zodat de begeleiding
lag aan het feit dat tennis onderdeel uit-
nog intensiever wordt en de mentor ook
maakte van het curriculum op scholen. Dan
eens kan spreken met een coach’, zegt Van
ontstaat er een brede basis en kan een top
Heumen. ‘Deze kinderen kiezen niet voor een
groeien.’ ‘Topsport zit een beetje in de genen
schoolcarrière, maar voor een sportcarrière.
van Zuid-Limburg’, zegt Pim van Heumen.
Maar wij weten dat de piramide steil is en
Volgens de heren is het een combinatie van
maar weinigen de echte top zullen halen.
Jan Paulissen is coördinator van de Topsport
de aanwezigheid van de mijnen, die wilden
Ons doel is dat de leerling die topsport
Talentschool van het DaCapo College in Sittard en
dat hun werknemers gezond waren en een
bedrijft dat voluit kan doen, maar ook dat hij
daarnaast werkzaam voor de jeugdopleiding van
geestelijkheid die uitging van de gedachte:
een diploma verwerft, want in het beste geval
voetbalvereniging Fortuna Sittardia. Van oorsprong
een gezonde geest in een gezond lichaam.‘Er
moet hij rond zijn vijfendertigste stoppen.
is hij leraar lichamelijke oefening. Hij was sport-
is in deze regio sowieso een sterk vereni-
Alleen heel talentvolle voetballers hebben
instructeur in het leger, maar keerde weer terug
gingsleven’.
dan genoeg geld verdiend om zonder beroep
naar het onderwijs. Pim van Heumen is boven-
26
verder te gaan’, aldus Van Heumen. ‘We pro-
schools directeur van het DaCapo College en lid
Snelle groei
beren als school dus de optimale combinatie
van de ledenraad van de Topsport Talentscholen.
Het DaCapo College raakte betrokken bij
te maken tussen de sport- en onderwijscar-
Hij werkte vijfentwintig jaar als leraar lichamelijke
het topsportvriendelijk onderwijs toen het
rière, denken met de topsportleerlingen
oefening en is nog een steeds een fervent sporter.
Trevianum College de status van LOOT-school
mee. Dat betekent een lesprogramma op
wilde. Een van de voorwaarden voor de LOOT-
maat en veel zelfstudie. Dat vraagt van de
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
Trainende deelnemers/talenten van de Nationale Handbalacademie, waaronder de leerlingen van
Foto: Wim Coolen
de Topsport Talentschool betrokken leerlingen veel discipline, die ook
een aantrekkelijke sportregio te maken. De
Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, waar
volop aanwezig is en van de docenten dat ze
bovenbouw van het DaCapo College ligt in de
het denken van Thomas van Aquino (die pa-
doordrongen zijn van dat doel’, vult hij aan.
zogenaamde Sportzone, tegenover het voet-
troon is van docenten lichamelijke opvoeding)
‘Het valt me op dat topsportleerlingen vaak
balstadion en in de buurt van allerlei andere
veel meer invloed heeft gehad.’ ‘In Neder-
zelf heel bescheiden zijn’.
sportfaciliteiten, in een indrukwekkend ge-
land’, meent Van Heumen, ‘is het denken veel
‘De andere leerlingen zien hoe hard de
bouw dat het deelt met twee roc’s en waarin
meer gekleurd door kerkvader Augustinus,
topsportleerlingen werken, dat heeft invloed
ook uiteenlopende sportfaciliteiten te vinden
dat wil zeggen dat alles wat met het lichame-
op hun eigen inzet’, meent Paulissen, ‘de
zijn. De eigenaar van het gebouw is een com-
lijke te maken heeft, verwerpelijk is’.
aanwezigheid van topsportleerlingen en de
merciële partij. ‘De combinatie met de roc’s,
nieuwe locatie hebben hun uitstraling op
waar onder andere de afstudeerrichtingen
Talentontwikkeling
de andere leerlingen en potentiële leerlin-
sportleider, dans, veiligheid, zorg en welzijn
Het concept van de Topsport Talentschool
gen. Topsportleerlingen zijn een voorbeeld
en horeca gevestigd zijn, maakt niet alleen
past heel goed binnen het schoolconcept van
voor de anderen, maar ook voor elkaar. De
een doorlopende leerlijn mogelijk, maar ook
het DaCapo College, waarin talentontwikke-
voetballer ziet ook wel dat de handballer en
dat er dwarsverbanden tussen vakken gelegd
ling en loopbaanbegeleiding centraal staan.
zwemmer net iets harder moet werken’.
kunnen worden. De investeringen hebben er
‘Wij vertrekken vanuit de gedachte van meer-
Oud-topsportleerlingen verlenen graag hun
in ieder geval toe geleid dat veel sportbonden,
voudige intelligentie. Ieder kind heeft zijn ta-
medewerking aan open dagen. ‘De band met
ook buitenlandse bonden, hebben geko-
lenten. Al in het eerste jaar is het curriculum
de school blijft, maar is vooral een band met
zen voor Sittard als trainingscentrum. Dat
erop gericht dat leerlingen ontdekken waar
de oud-begeleiders, die heel erg gewaar-
betekent ook weer nieuwe leerlingen voor de
hun talenten liggen. In het tweede jaar kun-
deerd worden door de topsportleerlingen’,
Topsport Talentschool. Sommige leerlingen
nen ze vijf keer een zes weken durende prak-
zegt Van Heumen. ‘Deze leerlingen beseffen
verblijven ook intern op de school’, aldus Van
tische sectororiëntatie doen en een zesde
heel goed dat de school heeft bijgedragen
Heumen.
keer een sectororiëntatie die hen het meeste
aan hun carrière of er in ieder geval voor
‘Wat we nog willen regelen is de overgang
aanspreekt. Wat geldt voor topsporttalent-
gezorgd heeft dat ze naast hun sportcarrière
naar een vervolgopleiding. Het beroepsonder-
leerlingen proberen we ook voor elkaar te
een diploma hebben’.
wijs kent geen faciliteiten voor topsporters,
krijgen voor andere leerlingen, bijvoorbeeld
laat staan Topsport Talentscholen. De keuze
iemand die heel muzikaal is. Als zo’n leerling
Kwaliteitsimpuls
voor een vervolgopleiding is daarom beperkt.
voor een concert een paar dagen naar Praag
De laatste jaren heeft de gemeente Sittard-
Dat kan en moet anders’, vindt Paulissen.
moet, zullen wij dat proberen te faciliteren.
Geleen met hulp van de provincie Limburg
‘Het topsportklimaat in Nederland is sterk
Waar leert die leerling meer, op zo’n concert
veel geïnvesteerd om van Sittard en omgeving
verbeterd, maar steekt schril af bij landen als
of in de klas?’, besluit Van Heumen. n
27
INTERVIEW
Ontmoetingsruimte creëren voor onderwijs en opvang Rob Pinkse Sinds dit schooljaar werkt Stichting Katholiek Onderwijs De Beerzen, Oirschot en Spoordonk (SKOBOS) intensief samen met Korein Kinderplein in kindcentrum De Bongerd aan de Montfortlaan in Oirschot. Er is daar één directeur aangesteld die leiding geeft aan zowel de Antoniusschool voor Daltononderwijs als de kinderopvang. Deze bijzondere samenwerking wordt vormgegeven door een detacheringcontract tussen SKOBOS en Korein Kinderplein. Daarmee kan de directeur ook juridisch gezien leiding geven aan de medewerkers van Korein. Wat is de meerwaarde van deze constructie? Hoe werkt dat in de praktijk?
voorstel van John samen gedaan. ‘Door zo’n
en kinderen laten samenwerken, vinden
kerstvieringprobleempje zal ik maar zeggen,
wij belangrijk. Welke van die elementen
maak je een grote stap in het samensmelten
kun je terugleggen naar de opvang en hoe?
van de culturen. De kans is namelijk groot
Andersom ook: welke elementen ervaren zij
dat op een ander terrein mensen elkaar
die wij in ons schoolsysteem zouden moeten
gaan opzoeken. Ik probeer zelf steeds de
toepassen?’
verbinding te maken. Als ik in gesprekken met het onderwijsteam bijvoorbeeld hoor
Van Assouw vervolgt: ‘In beide organisaties
dat de rekenresultaten tegenvallen, denk ik
werken mensen die in de kern bewust geko-
meteen aan wat er bij de opvang aan reken-
zen hebben voor het werken met kinderen. In
voorwaarden wordt gedaan. Andersom werkt
de opvang denken ze van nature meer vanuit
het hetzelfde. Dat moet als een olievlek gaan
ontwikkelingslijnen, terwijl het onderwijs
werken op alle terreinen in de hele organi-
meer geneigd is om veel bezig te zijn met de
satie.’
leerstof. Die twee zou je met elkaar moeten
Dan moet je ook invloed uitoefenen op wat er in
verbinden. Ik denk, zonder te willen stigma-
de opvang gebeurt.
tiseren, dat de ingekaderde leerkracht en de
John van Assouw: ‘Wij zijn een Daltonschool
out of the box denkende opvangmedewerker
en het eerste wat ik met de medewerkers van
elkaar prima kunnen aanvullen en iets van el-
de opvang heb besproken is hoe we de pe-
kaar kunnen leren. Daar moeten we dan wel
dagogische en didactische lijn van de school
de ontmoetingsruimte voor creëren. We heb-
Praktisch
kunnen vertalen naar de opvang. We gaan
ben daarom het rooster van de opvang gelijk
Ga maar gewoon beginnen en blijf in
daarom dezelfde structuur van werken invoe-
laten lopen met het rooster van de school.
gedachte houden dat dit twee bestaande or-
ren met een planbord en een betekenisvol
Op die manier kunnen de medewerkers ook
ganisaties met een bestaande cultuur zijn.
aanbod van activiteiten. In de vertaling naar
pauze nemen, ook al hebben ze daar in hun
De bedoeling is wel dat het één organisatie
de dagopvang en de naschoolse opvang zit
cao niet per se recht op. Doordat ze een
wordt met één cultuur, met een doorgaande
ook een inhoudelijke component. Wanneer
half uur bij het team van de school zitten,
lijn voor kinderen van één tot twaalf jaar.
je kinderen volgens de Daltonvisie een breed
gebeurt er iets in persoonlijke zin. Mensen
‘Dat is de opdracht die ik van het bestuur
aanbod doet waaruit ze zelfstandig kunnen
ontmoeten elkaar en leren elkaar kennen.
kreeg. Het is een brede opdracht en dat
kiezen, zullen ze meer betrokken zijn en dus
Maar ook in inhoudelijke zin: ze horen hoe
vond ik best spannend’, aldus John van
beter leren. De opvang heeft van nature een
anderen denken en durven op een gegeven
Assouw, de kersverse directeur. ‘Ik kende de
meer verzorgende taak. Waar ik naar op zoek
moment ook mee te praten. Dan ontstaat die
school nog niet en ik had ook geen binding
ben is de balans van die twee.’
wisselwerking.’
vanuit de gedachte dat dit één organisatie
Behalve een inhoudelijk aspect, is er ook een
Gezamenlijk
moet worden, ga je denken in kansen en kijk
pedagogisch aspect.
De opvangmedewerkers geven aan dat ze het
je op welke punten je ze met elkaar kan ver-
‘Dat is wel een essentiële’, zegt John. ‘Er
prettig vinden om onderdeel uit te maken
binden. De beleidsarme invoering is direct
wordt snel gedacht dat wij als leerkrachten
van een groter geheel. Ze voelen dat er een
succesvol gebleken. Je begint namelijk op
perfect weten hoe wij dat moeten doen en
gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Als een
het praktisch niveau.’
het zou fijn zijn als de medewerkers van de
opvangmedewerker tegen het gedrag van een
opvang het precies op onze manier doen,
kind aanloopt, voelt ze zich vrij om aan de
Het organiseren van de jaarlijkse kerstvie-
want dan is het goed. Ik probeer juist om
leerkracht hulp te vragen.
ring is daarvan een voorbeeld. Er waren
vanuit de gedachte ‘het kind centraal’ te kij-
John van Assouw: ‘De opvangmedewerkers
twee groepen actief om de viering voor te
ken waar wij elkaar kunnen vinden in de ma-
geven zelf aan dat ze te veel werden opge-
bereiden en het gebouw te versieren: voor
nier waarop we met het kind gaan werken.
slokt door de ‘verantwoordingsroep’. En die
de opvang en voor de school. Dit werd op
Zelfstandigheid, zelfverantwoordelijkheid
is in de kinderopvang echt doorgeslagen. Zij
met de opvangorganisatie. Maar gestuurd
28
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
is voor deze organisatie met de visie ‘allemaal samen voor het kind’. Je krijgt zaken veel sneller georganiseerd en laat de principes van opvang en onderwijs elkaar bevruchten, zou ik bijna zeggen. Er vindt een natuurlijke ontmoeting plaats.’ Jullie zijn nog niet zo heel lang bezig, maar zie je al effecten bij de kinderen? ‘Ja, die zie je al of die beginnen te komen. De kinderen merken dat de opvangmedewerker van de leerkracht weet hoe het gaat en andersom. De lijntjes zijn veel korter. We hebben hier bijvoorbeeld een leerling die het best wel lastig heeft. Doordat de samenwerking tussen de opvangmedewerker en de leerkracht veel closer is geworden, gaat het met dit kind minder vaak mis bij de opvang. De ambulant begeleider van deze leerling heeft inmiddels ook eenzelfde traject bij de opvang gedaan. Dat had voorheen niet gekund, want dan had de opvangorganisatie gezegd: wij willen graag dat onze eigen medewerker komt. Ik heb gezegd dat deze ambulant begeleider, die al zoveel met dit kind heeft gedaan, gaat meekijken bij de opvang. Dit kind moest veel structuur hebben. We
John van Assouw, directeur
Foto: Rob Pinkse
hebben daarom de dagindeling zoals die op school in gebruik is, meegenomen naar de opvang. Dan maak je een stap met elkaar en
hebben protocollen van wel vijftig bladzijdes,
spreek en over de opvang met de andere
krijg je een doorgaande lijn. Anders blijven
waarop ze van alles moeten verantwoorden,
groep, is op zich niet vreemd, maar er zijn
er twee verschillende processen naast elkaar
omdat de overheid de kwaliteit wil garan-
veel onderwerpen die beide organisaties
lopen en dat is niet goed voor het kind.’ n
deren. Ze moeten weer terug naar het vak,
aangaan. Daarin kunnen we veel effectie-
betekenisvol bezig zijn. Nu ze in een groter
ver zijn als we gezamenlijk optrekken. Er
geheel participeren en een bredere verant-
is daarom een integraal overleg gepland,
woordelijkheid krijgen voor het kind, zie je
waarin we apart en met elkaar vergaderen
het gevoel voor hun vak weer terugkeren.’
op dezelfde avond, in de hoop dat er een wij-gevoel ontstaat. Maar ook dat je veel
Bij het samenkomen van onderwijs en opvang,
meer in onderlinge betrokkenheid vanuit
heb je ook te maken met de ouders. Hoe betrek
een organisatie werkt. Het voorbereiden van
je die hier bij?
de Open Dag bijvoorbeeld. Wat vinden beide
‘We hebben een MR van de school en een
organisaties en wat wordt het uitgangspunt?
oudercommissie van de opvangorganisatie.
Al deze aspecten van het beleid beginnen
Dat ik met de ene groep over schoolse zaken
op de werkvloer en daar bepaal je wat goed
29
VKO-RADBOUD UNIVERSITEIT
lmc praktijkschool talingstraat in rotterdam
School, leerlingen en ouders gaan het samen maken Theo van der Zee en Maria Venhuizen Ook de school lijkt niet te ontkomen aan getallen. Denk aan slagings- en doorstroompercentages, eindexamencijfers en toetsscores. Door de school te vatten in getallen wordt geprobeerd ontwikkelingen te begrijpen of zelfs te sturen. De jacht op big data is geopend. Toch, een school is meer dan een slagingspercentage, een leerling meer dan een toetsscore, en een ouder meer dan een respondentnummer van de tevredenheidmonitor. Hoe slaagt een school erin om zich niet te verliezen in de wereld van getallen?
werpen: ouders worden steeds meer betrok-
krijgen. Deze vormen als het ware het ene
ken bij onze school en bij het leerproces van
brandpunt van de ellips van de vorming van
hun kind. Naast de algemene informatie-
leerlingen. Het andere brandpunt is dat wat
avonden, hebben we individuele contacten
de school en in bredere zin de samenleving
met ouders opgezet. Zo komt de mentor
van waarde vindt om leerlingen mee te
bij iedere leerling voor de herfstvakantie op
geven. Vorming veronderstelt beide: de ont-
huisbezoek. De mentor betrekt de ouders
wikkeling van de leerling én dat wat we van
actief bij de totstandkoming van het indivi-
waarde vinden om mens te zijn. De ontwik-
duele ontwikkelingsplan, gebaseerd op de
keling van sociale vaardigheden bijvoorbeeld
eigen behoeften, interesses en talenten van
krijgt immers pas betekenis als je weet wat
hun kind. Het start met een interview door
van waarde is om mens te zijn samen met
kinderen met hun ouders. Dit levert bouwste-
andere mensen. Beide brandpunten zijn
nen op voor het ontwikkelingsplan. Ouders
nodig. Het is nodig dat school en ouders met
worden vervolgens uitgenodigd voor de
elkaar in gesprek gaan over de behoeften,
eerste bespreking en officiële overhandiging
interesses en talenten van leerlingen én over
van het plan, dat het kind zelf presenteert.
dat wat van waarde wordt gevonden om leer-
Een school die voorbij de uitstroom- en
Daarna bespreken we met de leerling en hun
lingen mee te geven. De vraag is dan: hoe
uitvalpercentages heeft willen kijken, is het
ouders – en minimaal drie keer per school-
voer je dat gesprek? Of, nog fundamenteler:
LMC Praktijkonderwijs Talingstraat in Rotter-
jaar – de voortgang. We doen dit omdat het
hoe creëer je de ruimte om dat gesprek mo-
dam. Leerlingen van allerlei nationaliteiten,
belangrijk is dat ouders en school elkaar als
gelijk te maken? In een wereld van getallen
culturen en talen bezoeken deze school. De
gelijkwaardige partners goed begrijpen om
en big data lijkt deze ruimte beperkt. Welke
Rotterdamse school stond voor de uitdaging
hun kind en leerling goed voor te bereiden op
vrijheid en ruimte heb je om zelf pedago-
om het tij van de hoge uitstroom en uitval
hun toekomst’.
gische keuzes te maken? Welke manieren
te keren. Ze heeft deze uitdaging aan willen
30
en middelen staan je ter beschikking om
gaan door niet alleen het gesprek met de
De sleutel van het succes van de aanpak van
de keuzes te kunnen maken en invulling te
leerlingen, maar ook met hun ouders te
het LMC Praktijkonderwijs Talingstraat lijkt
geven? Het is communicatie en participatie.
voeren.
te zijn dat én leerling én ouders serieus wor-
Teamleider Cees de Haij vertelt erover op de
den genomen. De leerling wordt als persoon
De eerstvolgende Masterclass School Ouders
Masterclass School Ouders Partnerschap die
aangesproken: waar zit jouw passie? Leerlin-
Partnerschap gaat met schoolleiders, be-
onlangs door de VKO – Radboud Universi-
gen halen het beste uit zich zelf wanneer ze
leidsmedewerkers en anderen na hoe op de
teit Nijmegen is georganiseerd. ‘Ons doel
op hun passie worden aangesproken. Ouders
eigen school ruimte kan worden gecreëerd
is de leerling te helpen met het ontdekken
worden op hun ouderschap aangesproken:
en benut om zelf pedagogische keuzes te
en waarmaken van zijn of haar passie. En
wat is het beste voor je kind en hoe kunnen
maken. Wat vinden we van waarde om onze
daarbij hoort een goede samenwerking met
we als school en ouders dat samen mogelijk
leerlingen mee te geven? Wat delen school en
ouders. Gemakkelijker gezegd dan gedaan,
maken? Het gaat de Rotterdamse school
ouders in waarden rond vorming en opvoe-
want: hoe doe je dat? Door vaak met hen in
niet enkel om het gesprek maar ook om echt
ding? Wat inspireert hen? Hoe kunnen ze
gesprek te gaan, en ook door hun kinderen
meedoen: het is communicatie en partici-
elkaar daarin ondersteunen en versterken?
met hen in gesprek te laten gaan. Leerlingen
patie. De school kijkt op deze manier verder
Het zijn vragen die voorbij de vele getallen
worden gevraagd hun ouders te interviewen.
dan de getallen, en probeert met vallen en
kijken: hoe brengen we onze kinderen groot?
Dat lijkt eenvoudig, maar is best moeilijk.
opstaan school te zijn in een situatie waarin
En ook: wat geeft ons het vertrouwen om dat
Het kost tijd, energie en vooral: uithou-
veel van haar wordt gevraagd.
te doen? Op verschillende plekken kun je het
dingsvermogen. Na een periode van drie
Het is belangrijk om de behoeften, interes-
zien gebeuren, namelijk daar waar scholen
jaar begint de aanpak echt vruchten af te
ses en talenten van de leerling in beeld te
en ouders ruimte maken voor verhalen. Het
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
zijn verhalen over vallen en opstaan, over
manier werkt. Vanuit de verhalende bena-
De 2e Masterclass School-Ouders partnerschap
individuen en deel uitmaken van een groep,
dering denken experts uit wetenschap en
vindt plaats op woensdag 17 september, op
over vreugdevolle en droevige momenten.
school mee met schoolleiders, beleidsmede-
de Radboud Universiteit in Nijmegen. Nadere
Door verhalen te vertellen, te verzamelen en
werkers en anderen over hun vragen en prak-
informatie is te verkrijgen bij Maria Venhuizen:
met elkaar te verbinden ontstaat ruimte voor
tijkvoorbeelden rond ontwikkeling, vorming
m.venhuizen@ftr.ru.nl of 024-3611147 / 06-
eigen pedagogische keuzes. De verhalende
en opvoeding. n
11768371.
Twee beroepszaken RDDF JURISPRUDENTIE
mr. Janet Ranke Op het moment van het schrijven van dit artikel wordt door veel schoolbesturen de laatste hand gelegd aan het bestuursformatieplan. Heel veel besturen hebben moeten constateren dat de inkomsten zijn verminderd en in het primair onderwijs daalt op veel plaatsen het aantal leerlingen. Voorgaande betekent dat schoolbesturen noodgedwongen afscheid moeten gaan nemen van leerkrachten en/of ondersteunend personeel. De schoolbesturen die hebben gekozen voor werkgelegenheidsbeleid zullen het DGO -overleg moeten ingaan, de schoolbesturen die hebben gekozen voor ontslagbeleid zullen werknemers in het RDDF (Risicodragend deel van de formatie) moeten plaatsen. In de cao en de geldende afvloeiingsregeling is beschreven hoe een schoolbestuur hierbij te werk moet gaan. Op grond van de cao po moeten schoolbesturen voor elk van de schoolsoorten een afvloeiingslijst per functiecategorie hanteren: directie, OP en OOP. Veel schoolbesturen zullen nog de afvloeiingsregeling moeten hanteren, zoals die is vastgesteld in 1985. Anno 2014 is er echter veel veranderd en dat zet schoolbesturen vaak voor problemen. Inmiddels heeft de commissie van beroep voor
het katholiek primair onderwijs enkele uitspraken gedaan inzake de RDDF-plaatsing. In dit artikel zal ik op een tweetal uitspraken nader ingaan. In beide uitspraken hebben personeelsleden beroep aangetekend, omdat zij van mening zijn ten onrechte in het RDDF te zijn geplaatst op basis van hun positie op de afvloeiingslijst. Het eerste geval betreft een schoolbestuur voor speciaal onderwijs. Het schoolbestuur heeft terecht één afvloeiingslijst voor al het onderwijsgevende personeel. De school voor speciaal onderwijs biedt onderwijs aan leerlingen van 4 tot ongeveer 18 jaar. Op de school in deze casus wordt vmbo-t en havo aangeboden. Desondanks is de cao po van toepassing. Het schoolbestuur is genoodzaakt een aantal leraren in het RDDF te plaatsen. Voor het vmbo-t en havo heeft het schoolbestuur verschillende tweedegraads leraren nodig. Het toeval wil dat deze leraren onderaan de afvloeiingslijst staan. Deze leraren kunnen echter niet worden gemist en ze worden overgeslagen op de afvloeiingslijst. Het schoolbestuur heeft daarom een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Hiertegen hebben de leraren die in het RDDF zijn geplaatst beroep aangetekend. De commissie van beroep heeft het beroep ongegrond verklaard. De commissie heeft geoordeeld dat het schoolbestuur zich in deze situatie terecht heeft kunnen beroepen op de hardheidsclausule. Het tweede geval betreft een bestuur voor primair onderwijs. Hier is het OOP in het
RDDF geplaatst. Voor het onderwijsondersteunende personeel is conform de geldende regels een aparte afvloeiingslijst gemaakt. Op de lijst voor het OOP komen alle mensen van het OOP te staan en er wordt geen onderscheid gemaakt in functies. De klassenassistenten, de conciërges, de ICT-er en de algemeen directeur staan op volgorde van diensttijd en niet per functie. Het zal daarom vooral bij het OOP voorkomen dat er een beroep op de hardheidsclausule moet worden gedaan. Het bestuur in de tweede zaak heeft hier een beroep op gedaan, al is dit niet als zodanig genoemd. De werknemers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. (Zij hebben ook nog andere bezwaren aangevoerd). Ook dit beroep is ongegrond verklaard. Het bijzondere in de tweede zaak is dat de werknemers zich niet willen neerleggen bij de uitspraak van de commissie. Namens de werknemers is een dagvaarding uitgebracht en zal ook de kantonrechter zich over deze zaak buigen. Op dit moment is de afloop nog niet bekend. In beide beroepen zijn de schoolbesturen bijgestaan door een jurist van de juridische afdeling van VKO. Gezien de ingewikkeldheid van de materie adviseren wij de schoolbesturen tijdig advies te vragen. Wanneer werknemers op correcte wijze in het RDDF zijn geplaatst, zullen besturen goed beslagen ten ijs moeten komen bij de commissie van beroep voor het geval er beroep wordt aangetekend en kunnen financiële tegenvallers worden voorkomen. n 31
VKO DIENSTVERLENING
Over werkdruk en verlichting van werkdruk Ton Roumen Regelmatig verschijnen er in de media berichten over hoge werkdruk in het onderwijs. Zeer recent is er de onderzoeksuitkomst dat 46 procent van de startende leraren op basis- en middelbare scholen overweegt het onderwijs te verlaten. Als belangrijkste reden voor de dreigende onderwijsuittocht noemt 73 procent van de twijfelaars de werkdruk. Deze onderzoeksbevinding staat niet op zichzelf. Een jaar geleden publiceerde de onderwijsbond CNV de resultaten van een groot onderzoek naar werkdruk in het onderwijs. Aan docenten in het voortgezet onderwijs werd gevraagd hoe het de afgelopen drie jaar gesteld was met de werkdruk. Van de onderzochte groep docenten zei 33.5 procent dat deze een beetje is toegenomen en 57.5 procent zei zelfs dat deze fors is toegenomen. Aan leraren in het primair onderwijs werd ook de vraag naar werkdruk gesteld. Ruim 85 procent van deze categorie leraren zei dat ze inderdaad werkdruk ervaren. En op de aanvullende vraag of het onderwijzend
Ton Roumen
personeel deze werkdruk als een probleem ervaart, antwoordde 80 procent bevestigend. Zoveel docenten hebben dus last van hoge werkdruk. Dit beeld is niet langer uitzonderlijk, maar geeft een trend aan, en die is zorgwekkend. Werkdruk is echt een probleem. Wat zijn de consequenties? Het heeft een negatieve uitwerking op de kwaliteit van het werk, maar ook op het privĂŠleven en zelfs de gezondheid. Je kunt van jezelf vervreemd raken en geen of onvoldoende vreugde en vrijheid in je werk ervaren.
De last van de extra taken De oorzaken van hoge werkdruk zijn inmiddels genoegzaam bekend. Niet het lesgeven zelf, maar de grote hoeveelheid extra taken veroorzaken deze. Leraren klagen over een grote hoeveelheid administratieve taken en papierwerk, zoals het bijhouden van leerlingvolgsystemen. Ook wordt er te veel vergaderd
32
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
en er is te veel bureaucratie. Maar er zijn nog
een antwoord te vinden op de vraag hoe
de week, het jaar, kun je balans creëren in je
meer taken die niet in overeenstemming zijn
je je leerlingen nog beter kunt begeleiden.
werk, je leven. Dan kun je het juiste midden
met de core business van het onderwijs. Heb-
Een veelgebruikte remedie is het beoefenen
bewaren tussen te veel en te weinig activitei-
ben scholen nou echt een taak als het gaat
van timemanagement. Dat blijkt vaak een
ten. Wie een goede balans kan vinden, ver-
om lesprogramma’s over obesitas, aandacht
probaat hulpmiddel om privéwereld en
mijdt overmatigheid, want dat veroorzaakt
voor drugs en alcohol, schoolzwemmen,
werkwereld van elkaar te scheiden. Want
druk en stress. Wie daarentegen de juiste
de avondvierdaagse, de Koningsspelen, het
deze lopen tegenwoordig in elkaar over.
maat weet te hanteren, krijgt ademruimte en
boerderijbezoek, het lentefeest, Werelddie-
De onderwijzer van vijftig jaar geleden was
heeft plezier en zin in zijn of haar werk. Het
rendag, de excursie naar de schouwburg, het
op de woensdagmiddag vrij. En bij de intro-
hanteren van de juiste maat houdt in dat er
afsluitend Cito-feest, seksuele voorlichting,
ductie van de vrije zaterdag, koesterde een
bezuinigd moet worden op een te omvangrijk
ontbijtfaciliteiten en de jaarlijkse sportdag?
groot deel van Nederland dit vrije week-
takenpakket. Daardoor ontstaat een beter
In deze opsomming wordt duidelijk hoe
einde, en werd er liefst niet gewerkt. En je
evenwicht tussen inspanning en ontspan-
groot het curriculaire en extra-curriculaire
werd hier ook niet toe verleid, omdat je niet
ning. Nu eens werken met je hoofd, dan weer
aanbod op scholen is geworden. Het maken
in contact stond met je werk. En dat is nu
bezig zijn met je handen, individueel werk en
van keuzes ligt voor de hand. En dit vraagt
met internet bepaald anders. We leven in
groepswerk afwisselen evenals maatschap-
om een gelaagde aanpak. De politiek en de
een cultuur waarin we 24/7 werken en het
pelijk bezig zijn met persoonlijk actief zijn.
overheid hebben hierin een belangrijke taak.
nooit goed genoeg is. Het lastige van hard
En daarbij hoort ook de balans bij tussen
Maar ook scholen zelf moeten scherpe keu-
werken is dat er geen grenzen aan zijn. Je
werk en vrije tijd.
zes maken om ervoor te waken dat niet elk
werk is nooit af, je bent nooit klaar. En er is
Het aanbrengen van een ritme betekent dat
maatschappelijk probleem op het bordje van
niemand die je tegenhoudt. Daar komt bij
er rituelen nodig zijn. Rituelen zijn prak-
scholen wordt gelegd. Docenten weten zelf
dat de nieuwe sociale media ervoor zorgen
tijken die in de tijd worden gesitueerd en
doorgaans best goed waar de schoen wringt,
dat de grenzen tussen werk en vrije tijd
mensen dragen. Denk maar weer aan het
maar het is soms lastig hun intuïtieve ideeën
vloeiend is geworden.
klooster waar het werk regelmatig wordt onderbroken door momenten van verstilling
om te zetten in daden. Er is weerbarstigheid en het doorbreken van bestaande patronen
Het verlies van ritme
en contemplatie. Als je ernaar vraagt, zijn er
blijkt lastig.
Een van de oorzaken van hoge werkdruk is
altijd ook wel rituelen te noemen die er op
het gebrek aan ritmes. Wie eet er nog drie
scholen zijn. Denk bijvoorbeeld maar aan
Prioriteiten stellen
keer per dag met elkaar? Wie begint de dag
het gezamenlijke begin van de schooldag
‘Nee’ zeggen is een bekende en beproefde
met een verstillend of bezinnend moment?
met het team in de koffiekamer, of het einde
remedie en kan helpen om je grenzen te
Wie sluit de dag nog op rituele wijze af? In
van de werkweek afsluiten met een hapje en
bewaken en ademruimte te creëren. Het is
onze moderne samenleving zijn we het ge-
een drankje voor het personeel. Maar ook de
de eeuwenoude kunst om, in het licht van
voel voor een persoonlijk en collectief ritme
weekopening, de weeksluiting, Kerstmis en
je missie, een onderscheid te maken tussen
kwijtgeraakt, zegt Marli Huijer (filosoof
de jaarlijkse diploma-uitreiking zijn voorbeel-
wat belangrijk is en wat niet. Het gaat erom
en hoogleraar). Religies hebben vanouds
den van rituelen die de school dragen.
dat de school wordt aangemoedigd een on-
de functie om ritme aan te brengen in ons
derscheid te leren maken tussen wat er écht
leven: een vaste rustdag, feestdagen en
Net als religies ervoor zorgen om ritme aan
toe doet en wat niet. Zo kun je je core busi-
vastliggende werktijden op basis van het
te brengen in het leven, zijn zij van oudsher
ness bewaken, en dat is toch vooral lesgeven.
kloosterritme. Mensen die tegenwoordig
ook leverancier van rituelen. Reflectie op
Scholen kunnen een weloverwogen keuze
een paar dagen in een klooster verblijven
de betekenis van ritme en rituelen kan de
maken uit de veelheid aan lespakketten die
zijn aangenaam verrast door het heilzame
school - naast de vormgeving van identiteit
worden aangeboden door allerlei instanties.
ritme dat wordt gevolgd en dat bestaat
- vooral ook helpen bij de verlichting van de
En meewerken met de avondvierdaagse en
uit de afwisseling van bidden en werken.
hoge werkdruk. n
schoolzwemmen heeft vast een veel lagere
Geïnspireerd door dit kloosterritme kun je
prioriteit.
je afvragen of er niet vaker een pauze, ook
Vaker ‘nee’ zeggen en prioriteiten stellen zijn
al is die maar kort, kan worden ingelast in
evidente oplossingen die simpel kunnen wor-
je werk. Het hebben van een ritme betekent
den ingezien of aan de orde kunnen komen
dat je momenten markeert zoals eten,
in een cursus werkdrukverlichting. Maar er
opstaan, slapen, mediteren, werken en
is meer. Het gaat ook over de balans tussen
ontspanning. Deze zich herhalende mo-
werk en privé. Het handhaven van een duide-
menten, krijgen een ritueel karakter en een
lijke scheidslijn tussen werk en privé kan de
ritueel draagt mensen. Je hoeft niet iedere
werkdruk verminderen. En we weten dat het
keer opnieuw het wiel uit te vinden, want
werk gemakkelijk mee naar huis wordt geno-
dit zou ook doodvermoeiend zijn.
tonroumen@planet.nl
men. En als het huiswerk van de leerlingen is gecorrigeerd gaat het werk in het hoofd
Maat houden
van de leraar nog vaak door, bijvoorbeeld om
Als je meedeint op het ritme van de dag,
33
VKO-PROJECT ‘HET VERHAAL VAN DE SCHOOL’
Identiteit tot leven brengen INTERVIEW
Chantal Faasen Als kind groei je op met verhalen. Denk bijvoorbeeld aan de verhalen die je werden voorgelezen voor het slapengaan of aan de verhalen in de Walt Disney films die je op een regenachtige zondag bekeek. Ook als volwassene worden we omringd door verhalen, op het werk, tijdens verjaardagsfeestjes en via de sociale media, eigenlijk overal en iedere dag. Verhalen inspireren ons, bieden houvast of verbinden mensen met elkaar. Verhalen die herkenning of emoties oproepen, blijven ons bij en delen we met onze omgeving. Verhalen gaan over waarden. Daarom boeien ze ons. En ook organisaties, zoals scholen delen het eigen verhaal met hun omgeving, via reclame of andere media. Scholen kunnen met behulp van het VKO-project Het Verhaal van de School hun identiteit op verbeeldende wijze tot leven brengen.
van een school moet immers geen individuele
over het project leken bijna naadloos op
handeling worden van een bevlogen directeur,
elkaar aan te sluiten, dat was erg prettig’.
dat is iets van de gehele school.’
Ilse licht toe: ‘We zijn ook heel bewust de dialoog aangegaan over de verwachtingen en
Profiel
wensen, wat past bij de school? Hoe gaan we
Toen Jan Hovens het idee van de pilot voor-
dat naar de teamleden toe communiceren?
legde bij zijn team reageerden zij niet direct
En hoe gaan we dat met elkaar inrichten?
enthousiast. ‘En dat begrijp ik ook wel’, zegt
Van daaruit hebben we dan ook de richtlijnen
Jan. ‘Leerkrachten hebben het enorm druk,
van het project uiteengezet en een plan van
ze worden overladen met werk en er was in
aanpak opgesteld’.
het begin geen helder beeld over de opzet van het project. De grote vraag die we toen
In de volgende stap van de pilot was het de
gezamenlijk hebben besproken was: ‘Willen
beurt aan de leerkrachten, Ilse ging indivi-
wij onze identiteit bespreken en willen wij
dueel met hen in gesprek over wat zij van
toewerken naar een concreet tastbaar pro-
waarde vonden, uit persoonlijk oogpunt,
duct waarmee we ons naar buiten toe kun-
maar ook voor de school. ‘Ik moest ook
nen profileren?’ Al snel waren het team en
maar afwachten hoe de interviews zouden
Jan Hovens het met elkaar eens: ben je een
lopen’, vertelt Ilse, ‘maar ik heb het uitein-
school met een katholieke grondslag, dan
delijk echt fantastisch gevonden. Tijdens de
moeten we het met elkaar eens zijn over wat
interviews heerste er een open en eerlijke
we dan belangrijk vinden en wat we belang-
sfeer, er kwam heel veel op tafel. Je kwam
rijk moeten vinden. ‘Daarnaast vonden we
tot de kern. Gezien de persoonlijke aspecten
het ook van belang om onze school vooral in
tijdens de interviews werden deze achteraf
Ik sprak met Jan Hovens, directeur van basis-
de omgeving nadrukkelijker te positioneren
uiteraard anoniem verwerkt.’
school de Gemmaschool in Venlo over zijn
richting ouders, kinderopvang en sportver-
ervaringen met het project in een dubbelin-
enigingen, dat was toen nog een gemis.’
terview met VKO-adviseur Ilse Bakker, die het
een enorme tijdsinvestering, maar wel een
Positief
erg goede start van het project. Het team
Na het gezamenlijke besluit om deel te ne-
stond positief en enthousiast tegenover de
Affiniteit
men aan Het verhaal van de school zag Jan
interviews en heeft deze dan ook als zinvol
Het initiatief voor dit project was afkomstig
Hovens het enthousiasme onder zijn team
en prettig ervaren. Nou heb ik daar ook wel
van de identiteitsgroep, bestaande uit de
groeien. ‘De houding van het team ging van
het team voor. Op het moment dat de ver-
voorzitters van de colleges van bestuur van
een neutrale houding over naar een positieve.
houdingen onderling niet goed zouden zijn,
de Stichting Fortior en Stichting Kerobei, twee
Ze gingen dan ook actief op zoek naar de
dan zou dat de interviews kunnen blokkeren.
schooldirecteuren, geestelijken uit de regio
mogelijkheden om zelf te kunnen bijdragen
De mensen hier werken hard en met plezier
Venlo en Theo van der Zee (VKO Radbout Uni-
aan het project. Ze zagen het belang in van
en dat zorgt direct voor een positieve lading.
versiteit Nijmegen). De identiteitsgroep houdt
het onderwerp, identiteit. Wel heb ik vanaf
De interviews vormden een essentieel en
zich bezig met de identiteit van de scholen en
het begin bij Ilse duidelijk aangegeven dat we
onmisbaar onderdeel voor het vervolg.’
hoe haar vorm te geven. Het VKO-project Het
er maar twee studiemiddagen voor konden
verhaal van de school kwam hierin aan de orde.
inplannen. We wisten dus van te voren dat
De interviews individueel waren dus succesvol,
Tijdens een directieoverleg werd vervolgens
de tijd om het project uit te voeren beperkt
hoe verliep het daarna?
geïnventariseerd welke school van Stichting
zou zijn.’
‘Na de interviews werd het pas echt interes-
project ‘Het verhaal van de school’ begeleidt.
sant’, glimlacht Jan: ‘Ilse haalde de rode
Fortior interesse had om deel te nemen aan
34
Jan: ‘Het afnemen van de interviews bleek
een pilot van dit project. Jan Hovens stak toen
De pilot kon van start. Hoe begon dit proces?
draad uit de interviews en deze werd tijdens
direct zijn hand op. ‘Ik gaf aan affiniteit te
Jan: ‘In de gesprekken met Ilse Bakker en
de twee studiemiddagen steeds verder
hebben met het onderwerp, maar voor verdere
Theo van der Zee werden de school, leerlin-
uitgediept en vertaald in bouwstenen voor
stappen eerst het draagvlak bij het team te wil-
gen, leerkrachten, omgeving en de plussen
ons eigen verhaal. Ook werd er een aparte
len verkennen. Het vormgeven van de identiteit
en minnen uitvoerig besproken. Onze ideeën
projectgroep geformeerd die bestond uit
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
De kleine grijze rups, uitwerking van ‘Het verhaal van de Gemmaschool’ een betrokken ouder, een leerkracht, Ilse
wat we doen en waar we met de leerlingen
kunt afmeten wat wij van een aantal zaken
en ik. Voor, tijdens en na elke studiemiddag
naartoe willen meegenomen’. ‘Wat ook erg
vinden, hoe wij er tegen aan kijken en hoe
gingen we even kort met elkaar rond de tafel
van belang is geweest’, vertelt Jan, ‘is dat
wij daar mee omgaan of mee aan de slag
zitten om te bespreken: waar staan we nu,
we zo gevarieerd in werkvormen zijn bezig
willen gaan. Vervolgens behoort het wel tot
wat hebben we gehoord en waar willen we nu
geweest. Er is individueel gewerkt aan de
mijn taak als directeur om daar geregeld
naar toe? Op deze manier werd iedere mid-
identiteit, in subgroepen en gezamenlijk, dat
naar terug te grijpen. Alle bijkomende zaken
dag goed geëvalueerd en konden we geen
vind ik achteraf erg succesvol. Dat maakte
zijn dan ook meegenomen in het activitei-
belangrijke aspecten vergeten mee te nemen
de drempel voor het geven van je eigen input
tenplan van het jaar 2014-2015. En gezien
in de uitwerking.’
en mening laag. Zo heeft iedereen de kans
het positieve verloop en de uitkomst van de
gekregen om iets in te brengen. Ook degenen
pilot is er stichtingsbreed ook een vervolg te
‘Tijdens de tweede studiemiddag ontstond
die wat minder haantje de voorste zijn. Op
verwachten. Wij zijn in ieder geval nog lang
ons eigen verhaal, De kleine grijze rups!,
deze manier hebben we erg veel uit de pilot
niet klaar.’ n
een eindproduct in de vorm van een boekje.
kunnen halen.’
Hierin werden alle bouwstenen en elementen
Jan: ‘Het verhaal van de Gemmaschool is
Breng ook het verhaal van uw school tot
zoals onze persoonlijke waarden, normen en
niet alleen een opsomming van afspraken,
leven. Voor meer informatie: Ilse Bakker,
gemeenschappelijke waarden, wie we zijn,
maar ook een concreet product waaraan je
T 0348-744 114, E i.bakker@vkonet.nl.
35
TOKE ELSHOF
Katholiciteit als uitdaging van de school Als ik met bestuurders of leraren van
intellectuele gaven harmonisch te ontwik-
te vinden in het Vaticaanse denken over de
katholieke scholen spreek over de identiteit
kelen, en hierbij houdt men rekening met
katholieke school.
van hun school, wordt geregeld onderscheid
de vooruitgang van de psychologie, de
gemaakt tussen expliciete en impliciete
pedagogie en de didactiek. Langs deze weg
‘Deze beoogt even goed als de andere scho-
vormen. Bij expliciete vormen denken we
zullen zij geleidelijk een dieper verantwoor-
len de culturele doeleinden en de menselijke
dan aan lessen godsdienst of levensbeschou-
delijkheidsbesef opdoen bij hun voortdurend
vorming van de jeugd. Maar haar eigen
wing, vieringen, een stiltecentrum of een
streven om aan hun leven de juiste ontplooi-
kenmerk is, dat ze op de school een sfeer
reis naar Taizé. Het zijn direct herkenbare
ing te geven en bij het zoeken van de ware
schept, die bezield wordt door de evangeli-
manieren waarmee een school laat zien dat
vrijheid, ondanks de moeilijkheden, die zij
sche geest van vrijheid en liefde, dat ze de
ze aandacht heeft voor haar godsdienstige
edelmoedig standvastig zullen overwinnen.
jonge mensen helpt om bij de ontwikkeling
wortels.
Met het toenemen van de jaren moeten zij
van hun persoonlijkheid uit te groeien tot de
een positieve en verstandige seksuele voor-
nieuwe mens, die zij door het doopsel zijn
Bij impliciete vormen ligt dat anders. Daarbij
lichting ontvangen. Bovendien moeten zij zó
geworden, en dat ze de gehele menselijke
gaat het om een verband tussen de school
worden ingeleid in het sociale leven, dat zij,
cultuur uiteindelijk zó oriënteert op de heils-
en het geloof dat aan de oppervlakte niet
toegerust met de noodzakelijke en geschikte
boodschap, dat de kennis die de leerlingen
goed zichtbaar is, maar dat op een dieper
hulpmiddelen, actief hun plaats kunnen
geleidelijk opdoen omtrent de wereld, het
niveau aanwezig is, namelijk in de waarden
innemen in de verschillende groepen van de
leven en de mens, wordt verlicht door het
die in de school belichaamd worden. Zo is
mensengemeenschap, openstaan voor de
geloof. Zo voedt de katholieke school, door
de gerichtheid in de school op onderwijs
dialoog met anderen en graag bijdragen tot
zich en gelijk ook haar plicht is, open te
dat bijdraagt aan de persoonlijke ontplooi-
de groei van het algemeen welzijn. (GE )’.
stellen voor de moderne vooruitgang, haar
1
ing en aan de maatschappelijke vorming,
36
leerlingen op om het welzijn van de aardse
direct verweven met de katholieke visie op
Heel de mens
stad doeltreffend te bevorderen en bereidt
opvoeding en onderwijs zoals de katholieke
Dat katholieke scholen aandacht willen heb-
ze hen tevens voor op het dienstbetoon bij
kerk die bepleit in Gravissimum Educationis,
ben voor de leerling als persoon en dat ze bij
de uitbreiding van het koninkrijk Gods, zodat
de verklaring over de christelijke opvoeding
willen dragen aan de cognitieve ontwikkeling,
zij door een voorbeeldig en apostolisch leven
van Vaticanum II (1962-1965).
maar tegelijkertijd ook de sociaal-emotione-
als een heilzaam zuurdeeg worden van de
le, de creatieve en de religieuze ontwikkeling
mensengemeenschap (GE8)’.
‘Alle mensen, van welk ras, van welke stand
hoog in het vaandel voeren, is dus nauw
en leeftijd dan ook, hebben vanwege hun
verweven met de kerkelijke opvatting over het
School en geloof
waardigheid als persoon een onvervreemd-
recht van mensen op opvoeding en onder-
Binnen katholieke scholen zie ik op allerlei
baar recht op een opvoeding, die aan hun
wijs. Het eigene van die kerkelijke opvatting
manieren overeenkomsten tussen school en
bestemming beantwoordt, die op hun eigen
ligt enerzijds in de visie dat opvoeding en
geloof, en dan met name binnen opvattingen
aard, op het verschil in sekse, op hun cultuur
onderwijs aan moet sluiten bij de eigen
over wat goed onderwijs is, over de school
en voorwaardelijke tradities is afgestemd
kwaliteiten van de leerlingen, en anderzijds
als waardengemeenschap, over de school die
en die ook de mogelijkheid schept voor een
dat het onderwijs die persoonlijke kwaliteiten
gericht is op het bijdragen aan het algemeen
broederlijk samenleven met andere volken,
een richting geeft, namelijk de gerichtheid
welzijn. Katholiciteit wordt voor een groot
teneinde de ware eenheid en vrede op aarde
op het bijdragen aan het algemeen welzijn.
gedeelte belichaamd in een waardeoriëntatie
te verzekeren. De ware opvoeding beoogt
Ik merk geregeld dat katholieke scholen niet
die heel het schoolleven kleurt en krijgt dus
de vorming van de menselijke persoon met
weten hoe hun eigen opvatting over goed
voor een belangrijk deel impliciet vorm.
betrekking tot zijn laatste doel en tevens met
onderwijs, verweven is met de kerkelijke
betrekking tot het welzijn van de gemeen-
opvatting. Dat geldt ook voor een ander
Heeft het zin om te kijken naar zulke over-
schappen, waarvan de mens deel uitmaakt
thema binnen het katholiek onderwijs en dan
eenkomsten tussen school en geloof? Ik denk
en waarin hij als volwassene een taak zal
bedoel ik de opvatting dat het godsdienstige
het wel. Ik denk dat het gesprek binnen de
hebben te vervullen.
binnen de school niet een losstaande di-
school over de eigen godsdienstige wortels
Daarom moet men de kinderen en de jonge
mensie is, maar een integraal onderdeel van
baat heeft bij informatie over de kerkelijke
mensen helpen om hun fysieke, morele en
het dagelijkse schoolleven. Ook dat is terug
visie op onderwijs. Bovendien denk ik dat
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
is: dat ze zich ervan bewust is dat ze in haar
loosheid, wat die grote woorden betekenen
hele manier van school zijn en met name in
voor nu, voor het leven van mensen nu en
de waardeoriëntatie die daarbinnen wordt
voor het leven van de school nu. En de kans
uitgedrukt, in feite oorspronkelijk katholieke
bestaat dat dit gesprek verstomt zo gauw die
waarden belichaamt. Zo’n school, die drager
K uit de naam of van de gevel wordt gehaald.
is van een godsdienstige erfenis, kan echter besluiten om afstand te doen van dat speci-
Bereid zijn
fiek godsdienstige van die erfenis en van de
Het lijkt me in dat verband goed om onder-
erflater, de katholieke traditie. Zo’n school
scheid te maken tussen een persoonlijke en
vindt dan bijvoorbeeld dat het om principes
een professionele betrokkenheid bij de iden-
of waarden gaat die algemeen menselijk
titeit. Het feit dat een school als instituut de
zijn, of algemeen religieus. Zo’n school wil
keuze maakt om katholiek te zijn betekent
dat niet meer verbinden met de katholieke
niet, dat iedereen zich daar persoonlijk hele-
godsdienst. In feite houdt zo’n school dan
maal voor de volle 100 % in hoeft te kunnen
op, een katholieke school te zijn. Ze wordt
vinden. Volgens mij is dat niet realistisch en
dan een voormalig katholieke school, en
volgens mij is dat ook niet nodig om ergens
dat kan een goed doordachte en volstrekt
te kunnen werken en samenwerken. Wat
legitieme beslissing zijn.
nodig is, is de professionele bereidheid van alle betrokkenen om zich respectvol en open
Toke Elshof
Foto: Hans Berends
Dat neemt niet weg, dat ik er wel een risico
te verhouden tot de katholieke traditie, om
in zie. Het risico namelijk als de verbinding
erover in gesprek te gaan en om de identiteit
met de godsdienst vervalt, dat dan ook de in-
beroepshalve in grote lijnen uit te dragen.
zulke inzichten het gesprek over het katho-
spiratie verdwijnt die met die godsdienstige
Wat daar nauw mee verband houdt is, dat
liek zijn in deze tijd, verder kan brengen. Er
verhalen, rituelen en levenswijzen meekomt.
het binnen katholiciteit om een traditie gaat
zit echter ook een hele groot ‘maar’ aan.
Waar baseert een school zich nog op als ze
waar je geen klant of consument van bent
Want katholiciteit kan in onze tijd niet meer
zich van haar wortels ontdoet? Waar put ze
maar betrokkene, participant. Het katholiek-
van boven af opgelegd, of van buiten af
inspiratie uit, als de op het Evangelie geori-
zijn van een school nodigt alle betrokkenen
aangepraat worden. Ik spreek vaak docenten
ënteerde mensenlevens, verhalen, rituelen
bij die school uit om stil te staan bij de inspi-
die zeggen: dat wat jij katholiek noemt, is
en gemeenschappen geen bron meer kunnen
ratie die van het Evangelie uit gaat en om na
voor mij algemeen menselijk, eigenlijk vooral
zijn? Daar zou ik me als school dan wel
te gaan of en op welke manier die inspiratie
humanistisch. Of algemeen religieus. Ik vind
zorgen over maken. Maar mijn zorg daarover
binnen het onderwijs betekenisvol zou kun-
dat ze daarmee een belangrijke uitdaging
neemt niet weg dat een dergelijke keuze
nen zijn. De antwoorden zijn niet voorhan-
voor het katholiek onderwijs naar voren bren-
goed doordacht kan zijn en passend bij de
den, die moeten gezocht worden, ontstaan in
gen. De uitdaging namelijk om te kiezen hoe
situatie van een bepaalde school.
onderling gesprek en respect. Want traditie
je als school om wilt gaan met je godsdien-
gaat niet over het bewaren van de as maar
stige wortels en met de verschillende gelui-
Gesprek
den daaromtrent binnen de school. Zo kan er
Een volgend aandachtspunt is de kans dat
een stroming zijn die het belangrijk vindt dat
met het verdwijnen van de K uit de naam van
de katholieke godsdienst expliciet aandacht
de school, ook het gesprek over de identiteit
Verklaring over de christelijke opvoeding,
krijgt, omdat dit van waarde wordt gevon-
binnen de school verstomt. Het aardige van
28 oktober 1965.
den voor het schoolleven. Maar er kunnen
scholen die katholiek zijn is, dat iedereen er
ook stromingen zijn die daar niet zoveel van
wel wat van vindt: ouders, docenten, leer-
moet hebben of die daar huiverig voor zijn,
lingen, enzovoorts. Het aardige is ook, dat
bijvoorbeeld omdat het mensen die niet ka-
iedereen daar wat anders over vindt. Het feit
tholiek zijn, zou buitensluiten of vanwege de
dus dat er een identiteit is, terwijl die iden-
argwaan dat de school dan een instrument
titeit niet zomaar voorhanden en duidelijk
van de kerk wordt. Scholen hebben allerlei
en beschikbaar is, zorgt er dus met andere
redenen om hun eigen waardeoriëntatie, hun
woorden voor dat binnen de school het ge-
eigen ‘verhaal’ wel of juist niet in verband te
sprek gevoerd wordt, over wat nou eigenlijk
brengen met de verhalen, rituelen en levens-
voor mensen van het grootste belang of van
houdingen en levenswijzen van mensen die
heilige waarde is. De K in de naam of op
geïnspireerd zijn door het Evangelie.
de gevel nodigt er in zekere zin toe uit, dat
over het brandend houden van het vuur. n 1 Gravissimum Educationis.
mensen met elkaar gaan praten over wat de
Erfenis
grote woorden als liefde en trouw, zonde en
Dat betekent dat een school zich ervan be-
vergeving, jezelf geven of opgeofferd worden,
wust kan zijn dat ze ‘van huis uit katholiek’
goed en kwaad, God en geloof, hoop en zin-
37
THEMA INTERVIEW
Meer inhoud, minder procedures Bert van der Kruk Kees Boele, bestuursvoorzitter van Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), moet niks hebben van modieuze grillen. Of het nou gaat over een hogeschool of een kerk, een organisatie moet doen waarvoor zij op aarde is. De rest is bijzaak.
Halverwege het gesprek op de derde verdieping van de HANvestiging in Arnhem kijkt Kees Boele (52) verbaasd naar zijn rechterschoen. De hak ligt eraf. ‘En dat terwijl ik hem gister nog geplakt heb. Die lijm is ook niet meer wat het geweest is.’ Het is duidelijk: hier is een degelijk man aan het woord, die waarde hecht aan zaken die vele anderen achter zich hebben gelaten. Vorig jaar promoveerde Boele tot doctor in de theologie aan de Vrije Universiteit, op een proefschrift over de hervormde theoloog Oepke Noordmans (18711956). Het was zijn tweede promotie; eerder werd hij al doctor in de economie. Tijdens de afronding van zijn onderzoek maakte hij als bestuurder de overstap van de Christelijke Hogeschool Ede naar de HAN. Je vraagt je af: waar haalt zo iemand de tijd en energie vandaan?
Schadelijke invloed
Hij spreekt op zachte toon en weegt zijn woorden: ‘Ik heb van huis uit een dubbele belangstelling meegekregen: een wat zakelijke, ondernemende en bestuurlijke interesse en een sterk beschouwelijke, intellectuele. Die twee strijden zo nu en dan om de voorrang en vullen elkaar mooi aan. Toen ik bijvoorbeeld in militaire dienst ging, wilde ik graag officier worden. Tegelijkertijd rondde ik mijn studie filosofie af.’
Hij verklaart zich nader: ‘Filosofie zoekt altijd naar dingen achter de dingen, naar principes en essenties. Terwijl het Evangelie zegt: God is zichtbaar gekomen in Jezus, Hij is het beeld van God. Laat het daar nou bij, ga daar geen beginselen of platonische eeuwige ideeën achter zoeken. Dat neemt niet weg dat het goed is dat theologen kennis hebben van de filosofie, omdat daarin duidelijk naar voren komt hoe het intellectuele klimaat is waarin het Evangelie zijn werk moet doen. Maar ze moeten de principes niet toelaten in hun werkveld.’
Promoveren naast een drukke baan was geen opgave. ‘Ik was al jaren geboeid door Noordmans, dus het herlezen van zijn werk was een feest. Na een intensieve dag als bestuursvoorzitter kan ik thuis bij de kachel gaan zitten en een beetje zappen. Ik kan ook nog drie kwartier
Boele spitst zijn idee toe op christelijk leiderschap, iets wat in zijn ogen helemaal niet bestaat. ‘Al dat gepraat over christelijk leiderschap ergerde me al langere tijd. Het is een vorm van filosofische beïnvloeding waardoor bijvoorbeeld de persoon van de predikant en zijn vaar-
Dubbele belangstelling
38
Noordmans’ werk onderzoeken alvorens om acht uur de jongste met wiskunde te helpen. Dat is voor mij veel meer ontspanning, omdat ik in een heel andere modus zit.’ Voor wie hetzelfde overweegt, heeft Boele nog een tip: ‘Eén heel goed idee kan veel informatie ordenen. Als je een idee hebt, een boodschap of centrale gedachte, dan heb je richting in je werk. Dat is belangrijk, voor zowel een bestuurder als een promovendus. Zonder richting kan ik de HAN niet leiden, dan word ik procedureel of technocratisch. Ik moet een essentie hebben. Dat is met een proefschrift niet anders; daardoor kun je heel snel en systematisch werken. In dit geval was het een heel eenvoudig idee, namelijk: filosofie is een gevaar voor de theologie.’
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
digheden belangrijker worden dan zijn ambt. Het leidt tot dominante leidersfiguren, haantjesgedrag, harde koppen, machtsmisbruik. Het staat ook haaks op de Bijbel en de traditie van de vroege eeuwen van de kerk: ‘bisschop’ betekent letterlijk opletter, hij heeft overzicht en wijsheid. Dat heeft niet de connotatie van leadership en power; de leidersfiguur zoals we die kennen uit de managementliteratuur, kom je in het Nieuwe Testament niet tegen hoor.’ Maar die managementliteratuur is volgens Boele inmiddels overal doorgesijpeld. Hij noemt een recent voorbeeld uit De Waarheidsvriend, het blad van de Gereformeerde Bond. ‘Ik schrok me een hoedje. Daarin schreef een organisatieadviseur hoe goed een SWOT-analyse kerkenraden kan helpen. Kerken hebben het moeilijk, de jongeren lopen weg, moeten we modern worden of klassiek blijven? Nou, maak een SWOT: waar ben je goed in, waarin zwak, waar liggen kansen, bedreigingen? Maak er een matrix van en bepaal je koers. Schadelijk vind ik het.’ Hij gaat door, lekker op dreef inmiddels: ‘Het onkritisch toepassen van modellen in een veld waar die niet thuis horen, is gevaarlijk. Het tast de essentie van de kerk aan. Paulus zegt: ‘Als ik zwak ben, dan ben ik machtig; God zelf geeft mij kracht.’ Dat past nooit in een SWOT. Als baas van Akzo of bestuurder van de HAN moet je zoiets niet zeggen, maar voor een kerk ligt dat anders. Bovendien: vandaag is het SWOT, morgen is het een ander modelletje, en dan moet de kerk dat weer repareren omdat ze anders achterloopt. Dat moet een kerk niet doen, die moet het Evangelie verkondigen.’
Dure plicht De parallel met de onderwijswereld is gauw gemaakt, ook daar vormt het managementdenken een bedreiging. Boele: ‘Onderwijs is bedoeld om jonge mensen te vormen voor het leven, waaronder het beroepsleven. Op dat doel moet alles geconcentreerd zijn. Managementmodellen, vaak afkomstig uit de commerciële Angelsaksische wereld, leiden snel af van die missie. Je hebt ze wel nodig, maar ze moeten ten dienste staan van de essentie, de inhoudelijke missie en ambitie.
Foto: CHE
Kees Boele
Natuurlijk moet ik wel een beetje ordentelijk met de begroting omgaan, dat snap ik ook wel, want in deze hogeschool gaat 300 miljoen per jaar om, maar we zijn er in essentie om jonge mensen goed op te leiden.’ Hij vindt het ‘de dure plicht’ van bestuurders om het vizier weer te richten op het onderwijs zelf. Hoe dan? Boele loopt naar de flipover en wijst op de woorden inhoud, zelfstandigheid en sfeer. ‘Waarom werken mensen in het onderwijs? Het hoogst, 90%, scoort de inhoud van het vak, zo blijkt uit onderzoek. Logisch, je wilt iets overdragen, dat had ik zelf als docent economie ook. Daarna komt zelfstandigheid, de eigen verantwoordelijkheid, niet te veel gedoe in mijn nek. En vervolgens de sfeer onder collega’s en in de klas.’ Zo simpel is het, lijkt hij te zeggen. ‘Daar moeten we dus vooral op sturen, en minder op dingen in de periferie. We gaan de inhoud weer belangrijk maken, en de procedures daaraan dienstbaar maken.’ Daarnaast laat Boele zich graag inspireren door Caspar Barlaeus, die in 1632 op het net
geopende Athenaeum Illustre in Amsterdam een toespraak hield over Mercator sapiens, de wijze koopman. ‘We leiden hier allerlei mensen op, ook voor commerciële beroepen. Maar ze moeten niet alleen maar geld willen verdienen, ze moeten ook een beetje wijs worden. Dus: meer structurele aandacht voor Bildung, beroepsethiek, welsprekendheid, debatteren, schrijven – allemaal heel belangrijk vandaag.’ Het idee spreekt HANmedewerkers aan; binnen de kortste keren meldden zich dertig docenten om er verder over na te denken. Waarom? ‘Omdat het over de inhoud gaat, over het doel van onderwijs. Ik krijg echt geen dertig docenten bij elkaar als ik een nieuwe projectmanagementmethode lanceer.’ n
Dit artikel verscheen eerder in het magazine SBM, van de Besturenraad (vanaf 21 mei Verus) 39
DE LOBBY
Vertekening Aan het advies ligt de overzichtsstudie van dr. Melanie Ehren ten grondslag, die zowel in Nederland als Engeland aan een universiteit werkt en in 2006 promoveerde op haar onderzoek naar schooltoezicht. Scholen beoordelen aan de hand van toetsresultaten (van vooral rekenen en taal) heet in haar wereld test – based accountability. Enkele ‘uitkomstmaten’ worden door instanties, bijvoorbeeld de overheid, gebruikt voor een classificatie van instellingen. Onderzoek hiernaar heeft haar duidelijk gemaakt dat deze vorm van verantwoording tot ongewenst strategisch gedrag van scholen zal leiden(selectie aan de poort, frauduleus handelen met toetsen, overconcentratie op bepaalde vakken). Dit vanwege het belang dat ze hebben bij het eindrapport van hun beoordelaar die bevoegd is sancties op te leggen. Het is erop of eronder. Daarom is het streven een zo hoog mogelijke score in plaats van elke leerling de aangepaste zorg te bieden die nodig is.
Nico Dullemans
De duivel uitdrijven met Beëlzebub Nico Dullemans De Onderwijsraad vindt dat de uitslagen van toetsen die leerlingen maken niet geschikt zijn om een school op te beoordelen. Vandaar dat hij bepleit om de betekenis van deze uitkomsten minder gewicht te geven bij toezicht.1 Eindelijk, dit advies, dat misschien nog net op tijd komt.
Ehren wijst verder op het gevaar dat uitkomstmaten ook kunnen vertekenen omdat ze te grof zijn samengesteld. De gegevens die zij produceren zijn te ruw, ze behoeven correctie, verfijning. De classificatie van scholen met dergelijke grove maten is onbetrouwbaar en ongeldig. Bijvoorbeeld omdat onvoldoende gedetailleerd rekening wordt gehouden met de opleiding en etniciteit van de ouders, of omdat toetsen worden gebruikt die voor een ander doel zijn opgesteld (om te selecteren of om de vooruitgang van de leerling vast te stellen). Deze twee gebreken kunnen voor een belangrijk deel worden verminderd door de maten te verfijnen, maar bedenk daarbij dat de kans op meetfouten toeneemt. Complexere uitkomstmaten zijn bovendien minder informatief voor scholen en hun omgeving.2
Verleiding Een verrassing zijn deze bevindingen niet. Hoe vaak is niet gewaarschuwd voor gebrekkige beoordelingsmaten en pervers gedrag van scholen (gedrag dat immers strijdt met de bedoeling van onderwijs), niet in de laatste plaats door de vereniging die dit tijdschrift uitgeeft? Vlak voordat de Onderwijsraad met zijn advies kwam, stelde ze opnieuw: ‘Meten is goed maar gebruik de uitkomsten van de metingen alleen op school en in gesprekken met ouders.’3 Maar je zou de leraren die ondermaats presteren de kost moeten geven en het is kennelijk toch een aanlokkelijke gedachte om dit kwaad te bestrijden met deze uitkomstmaten, ondanks de grote bezwaren die eraan kleven. We zien dit in Amerikaanse steden, in Engeland en ook in ons land. Dit denken overheerst nu eenmaal. Onverstandig, want zo wordt kwaad met een groter kwaad tegengegaan. Ehren en de Onderwijsraad zijn tot de conclusie gekomen dat de maten die de inspectie gebruikt te smal zijn voor het doel waarvoor ze gebruikt worden,
40
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |
colofon
de classificatie van scholen. De raad wijst erop dat scholen bovendien erdoor geprikkeld worden kwetsbare leerlingen niet te plaatsen. Hij vindt het ongewenst als de overheid met één maat de school beoordeelt. Te veel blijft dan buiten beschouwing, waardoor de school van een evenwichtig oordeel onthouden wordt.
Terugkoppeling Sluit daarom niet uit dat er scholen zijn die ten onrechte als zwak of zeer zwak zijn geclassificeerd. Desondanks zal het nog moeilijk zijn om het heersende denken om te buigen, dit vanwege de verleidingskracht van stereotypering, van generalisering en daarmee van transparantie en stuurbaarheid. De paradox is dat de scholen er verstandig aan doen zelf een goed databeheer op te zetten waarmee de groei van de individuele leerling en de bijdrage van de school daaraan kan worden uitgedrukt, puur om opbrengstgegevens op het niveau van het leerjaar, de klas, de afdeling en het vak te kunnen terugkoppelen. De aanname is namelijk, aldus Ehren, dat betrouwbare en geldige performance feedback mensen motiveert om hun werk doelgericht te verbeteren. Dit stimuleert tot een weloverwogen praktijk van doelen, beslissingen en evaluatie. Zo’n data-managementsysteem is beslist geen sinecure, maar is nodig voor een goede beleidsanalyse op school en voor een goede instelling van leraren en schoolleiders. Het biedt een basis voor gerechtvaardigde beslissingen op school, niet over instructie en lesplannen (daar zijn de methodegebonden en de eigen toetsten en opdrachten van de leraren geschikt voor), maar over doelen voor verbetering van het onderwijsaanbod en het onderwijspersoneel.4 Het is ook een manier om het gewicht van intuïtieve oordelen op school binnen de perken te houden. Denk aan wat Daniel Kahneman daarover heeft gezegd: het gaat om snel en langzaam denken. En het heeft misschien als neveneffect dat overheidsinstanties hun heilloze praktijk van de beoordeling van instellingen aan de hand van uitkomstmaten stopzetten. n
Uitgave VKO Houttuinlaan 5a 3447 GM Woerden T 0348 744 100 F 0348 412 025 E info@vkonet.nl www.vkonet.nl Omslag 123RDF, stockfoto Medewerkers aan dit nummer Rob Pinkse Toke Elshof Karin Melis Jan van Oers Gerrit-Jan Meulenbeld Anton de Wit Theo van der Zee Maria Venhuizen Janet Ranke Liesbeth Stalmeier Chantal Faasen Ton Roumen Jessica Bouva Bert van der Kruk Dick Wijte (hoofdredacteur) Nico Dullemans (eindredactie) Beeldredactie en productiebegeleiding Chantal Faasen Redactieadres Nico Dullemans Postbus 481, 3440 AL Woerden T 0348-744 118 E n.dullemans@vkonet.nl Abonnementen Voor de aangesloten schoolbesturen en hun scholen zijn de abonnementskosten begrepen in de contributie. Overige abonnementen: 27,- per jaar excl. verzendkosten. Losse nummers: 3,50. Abonnementenadministratie Marja Schelvis, T 0348-744 163 Lay-out Publish Impuls Alphen aan den Rijn Druk Ten Brink, Meppel ISSN: 0924-8129 Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of overgenomen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de redactie.
1 Onderwijsraad, Toegevoegde waarde: een instrument voor onderwijsverbetering – niet voor beoordeling, 2014, pp. 28-32. 2 M.C.M. Ehren, Startdossier toegevoegde waarde, 2013, pp. 6, 7, 9, 13, 15-16. 3 Vereniging Katholiek Onderwijs, Zijn ‘leerwinst’ en ‘toegevoegde waarde’ bruikbare maten? Nieuwsbrief VKO 12, 2014. 4 In 2012 sprak dit blad met dr. Kim Schildkamp (Universiteit Twente) over de door haar ontwikkelde datateammethode, die voor deze twee verbeteringsdoelen bestemd is. Zie:vkonet.nl/ interviewkimschildkamp
Deze aflevering van de Lobby verscheen eerder in de nieuwsbrief van VKO, 1 mei 2014 41
Identiteit op het witte doek ARKADE
Jessica Bouva De cameravrouw en de art-director zijn de filmlocaties aan het bekijken. Twee actrices bereiden zich voor op hun rol. ‘Ik krijg m’n haar niet goed in een knotje. Kun jij het doen?’ Later, want nu buig ik me samen met de regisseur over het scenario. Er staan nog een paar woorden in die versimpeld moeten worden. Het is de missie van Stichting Flore, een stichting met 32 scholen in omgeving Heerhugowaard: ‘Stichting Flore is een vooruitstrevende en interconfessionele onderwijsorganisatie die met persoonlijke aandacht een bijdrage levert aan de ontwikkeling van kinderen vanuit de waarden kwaliteit, daadkracht en duurzaamheid.’ Het updaten van de visie en missie stond gepland in het koersplan van de stichting. Samen met een communicatiemedewerker van bureau Rosenmullers, een managementadviseur van BMC en onderwijsadviseurs van Arkade pakten zij dit op. Zo vormde Stichting Flore een hernieuwd eigentijds koersplan dat aansluit bij de idealen van de stichting. ‘Weet jij een ander woord voor vooruitstrevend?’, vraag ik de regisseur. Ik lees de tekst voor die erbij is geschreven: ‘… wegen wij de maatschappelijke ontwikkeling. We pakken kansen en durven….’ ‘Oh je bedoelt gewoon dat we modern zijn.’ ‘Ja, zoals de Ipads bij ons op school,’ voegt de actrice toe die even om de hoek komt kijken of ik haar al kan helpen. Zo zoeken we voor elke waarde een makkelijk woord. Kwaliteit, daadkracht, duurzaamheid…‘en interconfessioneel? Welk woord kunnen we daarvoor gebruiken?’
Interconfessioneel Voor de betekenis van de waarde interconfessioneel heeft Flore zich door verschillende mensen laten inspireren. De term ‘ongebonden spiritueel’ spreekt de schooldirecteuren aan (uit een lezing van Manuela Kalsky). De band met mensen 42
springt voor de mensen uit het verhaal van pastor Paul Vlaar. Lady Gaga laat hen zien dat zingeving ook in deze tijd een rol speelt in het leven van jonge mensen. Interconfessioneel wordt door Flore vertaald als ‘inspiratie door mensen’. Als ruimte voor levensvragen en zingeving in het onderwijs. De schooldirecteuren voegen gelijk de daad bij het woord en bezoeken kloosters in Egmond en omgeving en gaan in gesprek met een dominee en een broeder. Ik zie de regisseur nog nadenken over mijn vraag. Ook de actrice is er maar even bij komen zitten. ‘Eigenlijk gaat het dus gewoon over mensen, verschillende mensen’, zegt ze. Zo kun je het ook stellen! Het scenario is gelukt…de knot van de actrice iets minder.
En dat doet Flore ook door kinderen de kans te geven om een film te maken van hun school. Van scenario schrijven tot de laatste ‘cut’. De filmmaker en de leerkrachten zien de kinderen groeien op de set. Van verlegen meisje tot daadkrachtige opnameleider. Van los filmproject maar duurzame filmvaardigheden voor kinderen en leerkracht. De kinderen groeien nog meer als hun eigen oneminute film op het witte doek schittert in de bioscoop in Heerhugowaard. Flore is geïnspireerd en geeft een aantal van de kinderen de kans om hun talenten te laten bloeien, om hen te laten worden wie zij zijn. Déze kinderen zitten nu even te lunchen: de regisseur, de art-director, de cameravrouw, de opnameleider en de actrices, één zonder knot. Ze hebben even pauze, maar straks gaan ze weer verder met het maken van het Flore identiteitsfilmpje. n
Groeien en bloeien De visie wil stichting Flore aan de buitenwereld laten zien. ‘Kopiëren en uitdelen’, acteert het college van bestuur. ‘Dat leest toch niemand…,’ reageert de algemeen directeur. ‘Een lezing!’ ‘Dat blijft toch niet hangen. We willen dat iederéén kan zien dat we kinderen willen laten groeien en bloeien!’
Jessica Bouva is onderwijsbegeleider identiteit en levensbeschouwing bij Arkade. De Flore identiteitsfilm is gemaakt door leerlingen van basisschool De Brug en De Willibrord in samenwerking met filmdocent Jasper Vreken.
Schoolbestuur | nummer 3 | mei 2014 |