Praktijken en reflecties
Praktijken en reflecties
Postbus 481, 3440 AL Woerden I Houttuinlaan 5a, 3447 GM Woerden T 0348 74 41 00 I F 070 - 361 60 52 I E info@vkonet.nl I www.vkonet.nl
Colofon
Vieren in het voortgezet onderwijs, praktijken en reflecties is de tweede, herziene druk, van het eerder verschenen boek Vieren in het voortgezet onderwijs. Praktijkboek. Den Haag: Bond KBVO. Eindredactie Dr. Ton Roumen Productiebegeleiding Irma Verbeek Omslagbeeld Hans Fijn van Draat Vormgeving www.edauwdesign.com ISBN: 978-90-5543-060-4 Uitgave van Vereniging Katholiek OnderwijsŠ Woerden, november 2012
November 2012
Praktijken en reflecties
pagina
Voorwoord - Dick Wijte
5
Inleiding - Aad de Jong
7
Deel I
Door het schooljaar heen
Viering van Allerzielen: niet meer weg te denken! - Hans Debets Elementen van een viering van Allerzielen Passion of the Christ - Bill Banning Een vlinder is van ons heengegaan - Bill Banning Dankviering diploma-uitreiking Vasten en Pasen - Hettie Oudelaar Brieven van leerlingen
13 15 16 17 19 22 25
Deel II Ontwikkelen en vormgeven
Genres van vieringen - Bert ten Berge, s.j. Van Streek geraakt, een kunstproject in Bennekom over lijden - Taco Visser Ali B. en de gewijde stilte - Margot de Zeeuw De blik van een theatermaakster: ‘Plezier staat voorop’ - Margot de Zeeuw Zonder randvoorwaarden geen viering - Simon Bakker ‘Saamhorigheid is de kern’- Gerrit-Jan Meulenbeld Heilige hangplek - Ineke Schaap Kanjers realiseren een stiltecentrum - Eugène Brussee
29 34 36 38 40 42 45 50
Deel III Reflecties en verkenningen Een verkenning vanuit de wetenschap - Piet Post Proeftuin voor de multiculturele samenleving - Gerrit-Jan Meulenbeld Wat valt er te vieren op school? - Frans van der Knaap en Cil Wigmans In gesprek over interreligieus vieren - Cockie Gerritsen Vieren en verbinden - Hanneke Huibers De rol van docenten - Marcel Elsenaar Do’s en don’ts - Peter de Haan en Bert de Reuver Register Overzicht van schoolvieringen Personalia
Vieren in het voortgezet onderwijs
53 61 64 67 73 77 81 85 86
3
4
foto: hans fijn van draat
Als aan confessionele scholen wordt gevraagd om een duidelijk en herkenbaar identiteitsmoment te noemen, dan denken ze vaak als eerste aan het vakgebied levensbeschouwelijke vorming. Maar daarnaast wordt ook gedacht aan vieringen als een duidelijk kenmerk van identiteit. Met het organiseren van vieringen op school wordt een belangrijke, culturele dimensie van identiteit vormgegeven. Maar er is meer. Vieringen horen immers bij het leven. Ze zijn belangrijk op scharniermomenten, als we stilstaan bij de ups en downs van het leven. Als we vieren, geven we op een rituele manier zin aan bijzondere en belangrijke momenten. Het gaat dan om traditionele gebeurtenissen, zoals Kerstmis en Pasen. Het gaat bijvoorbeeld ook om eigentijdse rituelen zoals stille tochten bij tragische gebeurtenissen. Bij rituele vormgeving grijpen mensen vaak terug op oude en vertrouwde rituelen. Soms ook ontwikkelen ze nieuwe riten. Vieringen hebben ook een belangrijke betekenis voor scholen. Ze dragen in belangrijke mate bij tot de versterking van de onderlinge betrokkenheid. Vanuit die verbindende werking leveren ze een bijdrage aan de ontwikkeling van de school als een gemeenschap. Vieringen zijn bovendien rituelen waarin een schoolgemeenschap haar identiteit en missie tot uitdrukking brengt. Tegen deze achtergrond heeft de Vereniging Katholiek Onderwijs tien jaar geleden een project geĂŻnitieerd om de praktijk van vieren onder de aandacht te brengen van scholen en schoolbesturen in het voortgezet onderwijs met als inzet: versterking van beleid en praktijk. Dit initiatief werd vooral ook mogelijk dankzij de inzet van dr. Bert de Reuver en dr. Peter de Haan van Kadans, bureau voor levensbeschouwing en cultuur. Zij brachten ideeĂŤn en praktijken in kaart en hebben deze vervolgens veredeld en vorm gegeven in een boek over vieringen. Dit boek, dat in 2006 werd gepubliceerd, voorziet in praktijkverhalen, suggesties en reflecties en wil naast een leesboek vooral ook een praktijk- en reflectieboek zijn. Het boek heeft inmiddels zijn weg gevonden naar beleidsverantwoordelijken in en rond het onderwijsveld. Dit succes heeft ertoe geleid dat we een tweede, herziene druk kunnen presenteren. VKO hoopt dat ook deze nieuwe druk inspirerend en bruikbaar is voor besturen, schoolleiders en docenten en dat het waardevolle handreikingen en reflecties biedt om de praktijk van vieren te versterken of om er (opnieuw) werk van te maken. Dit praktijk- en reflectieboek steunt op het werk van veel mensen die op de een of andere wijze een bijdrage hebben geleverd. Zonder de deskundigheid en het enthousiasme van al deze personen was dit boek niet tot stand gekomen. Namens VKO wil ik daarom graag allen van harte bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van dit boek. Een lijst met de personalia van medewerkers is achter in deze uitgave opgenomen. Mr. drs. Dick Wijte, Voorzitter Vereniging Katholiek Onderwijs
Vieren in het voortgezet onderwijs
5
6
foto: ineke schaap
Aad de Jong
Die lijken daar tegengesteld aan te zijn. Zo blijkt uit de artikelen duidelijk een zoeken naar meer persoonlijke, eigentijdse en reële vieringen op scholen. Ook dat wil ik hier iets uitvoeriger laten zien. Het belangrijkste is echter dat men in dit boek probeert om die schijnbaar tegengestelde tendensen met elkaar te verbinden. Men probeert juist dat persoonlijke karakter van vieringen te combineren met de waarde die katholieken plegen te hechten aan gemeenschap. Er wordt geprobeerd de eigentijdse vorm en inhoud van vieringen te laten samengaan met traditiegegevens, die in het katholicisme gewoonlijk zwaar wegen. Men wil in elk geval de zorg voor voldoende realiteitsgehalte van vieringen verbinden met de oerkatholieke zin voor ‘sacramentaliteit.’ In hoeverre die pogingen slagen moet de gebruiker van dit boek uitmaken. Omdat het zoeken naar die verbindingen zo belangrijk is, wil ik in deze inleiding vooral laten zien om welke punten die pogingen in dit boek precies draaien.
Typisch katholiek Ik sluit aan bij gedachten van de protestante theoloog Langdon Gilkey. In de jaren zestig van de vorige eeuw kreeg die een merkwaardige uitnodiging van katholieke theologen in Chicago. Zoals in heel de katholieke wereld worstelden ook zij toen met de crisis in het katholicisme. Die zagen zij als het gevolg van de confrontatie met de moderniteit. Zij hadden de indruk dat protestanten eigenlijk al een stap verder waren in het oplossen van die crisis. Daarom vroegen ze Gilkey om in een aantal lezingen uiteen te zetten hoe de katholieken volgens hem het beste konden reageren op die crisis. In dat kader formuleerde hij vijf kenmerken die volgens hem niet alleen centraal staan in de katholieke traditie, maar die zijns inziens ook grote power en relevantie kunnen hebben voor de huidige tijd. Hij noemde daarbij onder andere veel aandacht voor caritas en rationaliteit (met name in geloofsverantwoording). In dit verband doen die misschien iets minder ter zake, al herken ik die gerichtheid op caritas toch ook duidelijk in vieringen, die in dit praktijkboek genoemd worden. De paasviering Get up, Stand up in het Citycollege verbindt verrijzenis bijvoorbeeld heel uitdrukkelijk met een actie voor steun aan een jeugdhuis in Bethlehem. Waar het me hier echter vooral om gaat is de sterke gerichtheid op gemeenschap, op traditie en op ‘sacramentaliteit’. Volgens Gilkey bestaan op die drie punten duidelijke verschillen met de protestanten. Die leggen immers veel meer nadruk op het persoonlijke geloof van individuele mensen, op het gezag van de Bijbel en op de verkondiging van het woord. De sterke nadruk op gemeenschap wordt bijvoorbeeld duidelijk in de bijdragen die laten zien dat vieren iets van de hele school is of voor kleinere, meer overzichtelijke groepen, voor klassen
Vieren in het voortgezet onderwijs
7
of voor alleen het personeel. Maar ook dan wordt vaak het gemeenschapskarakter ervan beklemtoond. Die nadruk op gemeenschappelijkheid betreft vooral de inhoud, dus datgene wat gevierd wordt. De aandacht voor gemeenschappelijkheid is herkenbaar in andere voorbeelden, zoals vieringen rond het overlijden van medeleerlingen of docenten. Kennelijk wordt vieren toch vooral opgevat als iets van een gemeenschap en als het vieren van gemeenschappelijk geloof of minstens van gemeenschappelijke overtuigingen, herinneringen, ervaringen, verlangens en gevoelens. Een tweede typisch katholieke karaktertrek van dit praktijkboek is het gewicht van traditie. Zo is het opmerkelijk dat kerst- en paasvieringen blijkbaar nog steeds hoog scoren. Het wordt belangrijk gevonden om ook in dit soort vieringen tot uitdrukking te brengen dat men in de grote christelijke traditie wil staan. Maar ook meer specifieke elementen uit de christelijke traditie wil men aandacht blijven geven, zoals blijkt uit de jaarlijkse Franciscusdag op het Citycollege St. Franciscus in Rotterdam, waarover enkele artikelen vertellen. Ook Allerzielen wordt in dit boek nog genoemd. Het meest tekenende voorbeeld van deze katholieke waardering van de traditie is echter misschien wel de verwijzing door Bill Banning naar ‘de middeleeuwse versie van onze videoclip: ‘De kruisweg’. Katholieken grijpen kennelijk toch graag terug op dergelijke traditiegegevens, ook in verband met hun vieringen op school. Hoewel in een aantal artikelen Bijbelteksten genoemd worden als inhoudelijke elementen van vieringen op school is het gewicht van de traditie verhoudingsgewijs toch groter in dit boek. Hoe zit dat nu met wat Gilkey de typisch katholieke ‘zin voor sacramentaliteit’ heeft genoemd? Hij bedoelt daarmee dat katholieken minder dan protestanten gericht zijn op verkondiging van Gods Woord, maar meer aandacht plegen te besteden aan beleving van ‘de levende aanwezigheid van God, van het transcendente en heilige mysterie van God, door concrete materiële, esthetische en verbale symbolen.’ Centraal daarin staat het besef, dat die symbolen genade bemiddelen voor ieder stadium en iedere crisis in alle gewone levensgebieden van mensen. De publicatie van Vieren in het voortgezet onderwijs is daar al een teken van. Het blijkt alleen al uit het feit dat daarin nieuwe aandacht wordt gevraagd voor vieringen, ook op een tamelijk seculier geworden instituut als de school en dat men door de beschrijving van en reflectie op bestaande praktijken van vieren scholen wil stimuleren om nieuwe praktijken van vieren te introduceren of verder te ontwikkelen. Het vieren is zelf al een uiting van de door Gilkey bedoelde zin voor sacramentaliteit. Blijkt het echter ook uit de inhoud van de vieringen die hier gepresenteerd en bereflecteerd worden of uit de inhoud van de reflectie? Woorden als sacrament of sacramentaliteit vallen namelijk nauwelijks in dit boek. God of het goddelijke komt er niet zo heel vaak in ter sprake, althans niet uitdrukkelijk. Bovendien is men opvallend terughoudend ten aanzien van de sacramentele viering van de eucharistie op school, hoewel Bert ten Berge in zijn artikel over genres van vieringen terecht opmerkt ‘dat je daarmee tot de kern komt van het katholieke geloof.’ Wat in dit verband echter toch opvalt, is de geweldige nadruk die veel artikelen leggen op het belang van symbolen in vieringen. Op die manier lijkt het of er geprobeerd wordt in het gewone schoolleven tot uitdrukking te brengen wat meer is dan het observeerbare en wat mensen daarin heilig is.
Persoonlijk, eigentijds, reëel Van de andere kant blijkt onder andere precies op dit punt dat dit praktijkboek ook recht probeert te doen aan de ontwikkelingen die zich de laatste decennia hebben voorgedaan in en rond geloof, religieuze vorming en katholiek onderwijs. Blijkbaar wil men de verworvenheden van die ontwikkelingen uitdrukkelijk verwerken in de vorm en inhoud van de vieringen op school. Ik bedoel hier de implicaties van de hele vernieuwing die in de jaren zestig startte met de antropologische omslag, waarin de gelovige mens centraal werd gesteld in plaats van de geobjectiveerde geloofsleer van de kerk. Dat impliceerde voor vieringen aan-
8
vankelijk vooral een streven naar meer persoonlijke vormen van de gebruikelijke kerkgebonden liturgie. Later is dat in die zin verbreed dat men meer oog kreeg voor de wisselwerking tussen onze hedendaagse maatschappelijke context en het persoonlijke geloof van mensen. Voor vieringen op school leidde dat tot pogingen om die maatschappelijk relevanter te maken en vooral eigentijdser. De laatste jaren groeit evenwel sterk het besef dat de kloof tussen het vaak wereldvreemde idealisme van christenen en de concrete realiteit van het profane leven in deze wereld vaak nog groot is. Bovendien blijken in die wereld naast christenen mensen te leven van andere godsdiensten en met andere, vaak ook niet-godsdienstige levensbeschouwingen en leefwijzen. Dit levensbeschouwelijk pluralisme en deze secularisatie werken uiteraard eveneens door in scholen, ook al zijn die katholiek of zeggen ze dat te willen zijn. Daarom doet men veel moeite om eventuele vieringen op die scholen reëler te maken zodat ze beter aansluiten bij die plurale en seculiere werkelijkheid. Dat verklaart in belangrijke mate, waarom ook in dit boek blijkt dat men uitdrukkelijk probeert om de vieringen een zo hoog mogelijk realiteitsgehalte te geven. Op het eerste gezicht lijken veel vieringen daardoor nogal profaan of in elk geval sterk gericht op niet zo duidelijk religieuze aspecten van het (school)leven. Tussentitels in het interview met de directie van het Citycollege en in de bijdrage over de rol van docenten, is in dat opzicht veelzeggend: ‘van eucharistieviering naar schoolviering.’ In veel andere bijdragen van dit boek zal blijken dat men de vieringen toch vooral niet schoolvreemd wil laten zijn, laat staan wereldvreemd. De eenzijdige nadruk van vroeger op het bovennatuurlijke en transcendente heeft blijkens dit boek definitief plaats gemaakt voor het serieus nemen van immanentie en het natuurlijke. Men zou dat ‘seculier vieren’ kunnen noemen. Omdat de schoolbevolking feitelijk niet alleen bestaat uit katholieken of christenen, maar ook uit niet-gelovigen, moslims en soms ook hindoes krijgen die vieringen tegenwoordig vaak uitdrukkelijk een multi-levensbeschouwelijk karakter. Men wil geen kerk in de school meer. Vieringen moeten inhoudelijk vooral aansluiten bij concrete ervaringen van mensen in deze school en deze wereld. Anders slaat die inhoud nergens op, gaat het nergens over of althans onvoldoende over wat de leerlingen concreet meemaken of zich concreet kunnen voorstellen. Ze moeten er in hun gewone leefwereld iets mee kunnen. Daarbij blijkt ook een tweede component van de vernieuwing duidelijk door te werken in dit boek. Dat is het streven naar meer relevantie en naar meer eigentijdse vorm en inhoud van vieringen. Vieringen hoeven niet altijd hetzelfde te blijven en men hoeft het niet te doen zoals het altijd al gedaan is. Zo wijst Paul Post in zijn wetenschappelijke verkenning op de actuele tendens tot ‘evenementialisering’ en ook uit de brieven aan Wilma Moerkerk blijkt dat de paasviering Get up, Stand up op het Citycollege van Rotterdam een mooi voorbeeld is van pogingen om Pasen te actualiseren en de hedendaagse relevantie van Pasen tot uitdrukking te brengen. Vieringen moeten leerlingen hier en nu iets te zeggen hebben, lijkt een belangrijk refrein in de verschillende artikelen. Niet alleen qua vorm, maar ook qua inhoud moeten ze passen bij deze tijd en de historisch-maatschappelijke context van de leerlingen, en bij hun leeftijd. Ze moeten niet alleen ergens over gaan wat bij hun huidige leefwereld hoort, maar ze moeten ook iets waardevols te bieden hebben daarover en daarvoor. De leerlingen moeten er nu iets aan kunnen hebben. Vieringen moeten echter vooral de leerlingen persoonlijk aanspreken. Daarom moeten ze een persoonlijk karakter hebben, vindt men. Dat is het derde effect van de vernieuwing van de laatste decennia dat in dit boek sterk doorspeelt. Dat geldt uiteraard vooral voor vieringen bij gebeurtenissen die de leerlingen persoonlijk sterk raken, zoals het overlijden van een medeleerling of docent. Maar ook bij andere vieringen moet de inhoud persoonlijk (‘authentiek’) zijn of kunnen worden. Alleen wat leerlingen zelf echt kunnen meemaken is van belang, ook als die leerlingen (en leraren) niet godsdienstig zijn of bijvoorbeeld moslim. Paul Post noemt dat “het primaat van de toe-eigening.” Niet iedereen hoeft hetzelfde te geloven of de vieringen op dezelfde manier te beleven, zo benadrukt men in verschillende
Vieren in het voortgezet onderwijs
9
artikelen. Het gaat om de persoonlijke beleving. In dat verband is overigens ook interessant, dat dit boek in drie bijdragen aandacht besteedt aan stilte- of meditatieruimten, ‘primair gericht op de eigen ervaring van het individu’.
Inspiratie delen Zoals gezegd is echter het allerbelangrijkste dat men probeert die moderne nadruk op het persoonlijke te combineren met de typisch katholieke nadruk op gemeenschap, waar we in participeren. Daarbij gaat het er tevens om het moderne streven naar relevantie en eigentijdsheid in vieringen, dus de hedendaagse beklemtoning van actualiteit en actuele beleving, te koppelen aan de langere geschiedenis en de traditie, waar we nu deel van uitmaken en waar we aan kunnen bijdragen zodat die doorgaat op een nieuwe manier. Juist in vieringen is dan cruciaal dat men de realiteit verbindt met de zin voor het religieuze, ook in de sacramentele betekenis daarvan. Die verbinding wordt gelegd door participatie, dus door vieringen te benaderen vanuit de verhouding tussen deel en geheel, en precies dat probeert men ook in dit boek. Het woord participatie is daarin eigenlijk het sleutelwoord. Dat blijkt bijvoorbeeld hieruit dat men het persoonlijke niet beperkt tot het particuliere, individuele, maar dat men dat persoonlijke meteen ook ziet als de gerichtheid van individuele leerlingen en docenten op collectieve doelen en overtuigingen. Het vieren zelf is een collectieve activiteit. Dat betekent niet dat het een activiteit is van een (school-, klas- of andere) gemeenschap, want het zijn allemaal individuen die vieren. Een gemeenschap als zodanig viert niet. Maar individuen kunnen wel samen vieren en wel zo dat ieder op een eigen manier eraan bijdraagt en er zijn of haar eigen aandeel in heeft. Voor werkelijke participatie is dan nodig, dat dit een bijdrage en aandeel is in de gezamenlijkheid van die viering. Dat impliceert een wij-bedoeling en veronderstelt een wij-besef, een coöperatieve instelling en sociale vaardigheden. Inhoudelijk moet het dan ook niet alleen gaan om gedeelde overtuigingen of ervaringen, maar om eventueel ook heel verschillende particuliere overtuigingen en ervaringen die niettemin een bijdrage kunnen leveren aan het grotere geheel. Trouwens, ook het omgekeerde is het geval. Aan de gezamenlijke viering kan men juist door die gezamenlijkheid op een heel eigen manier zijn eigen particuliere aandeel hebben. Bij de herdenking van een overlijden bijvoorbeeld kan de gezamenlijke gerichtheid individuele leerlingen en docenten helpen dat op een heel persoonlijke manier te verwerken. Daarom beklemtoont men in dit boek zo sterk dat de gezamenlijke vieringen leerlingen persoonlijk moeten aanspreken en dan niet alleen in particuliere zin, maar ook als deel van grotere gehelen. Dat kan leiden tot ‘legorituelen’, zoals Paul Post terecht opmerkt of tot ‘voor elk wat wils’. Dat hoeft echter geen probleem te zijn als de stukjes maar deel uitmaken van een werkelijk geheel in de zin van samen vieren. Participatie betekent dan dat men het eigentijdse niet beperkt tot het actuele, maar eveneens blijft opvatten als deel van de langere geschiedenis en dus ook als bijdrage aan die geschiedenis. Een viering moet door kunnen werken en heeft een voorgeschiedenis. Daarom is inhoudelijk van belang dat het verleden herdacht wordt en dat aspiraties en toekomstperspectieven verbonden worden met het heden. Dat kan op school bijvoorbeeld gebeuren door jubileumvieringen van de school of van mensen, waar in dit boek ook naar verwezen wordt. Het is echter vooral van belang dat vieringen inhoudelijk traditie naar nu vertalen en actuele ontwikkelingen in het licht van traditiegegevens interpreteren. Vieringen moeten leerlingen niet alleen richten op het heden maar ook op de geschiedenis, waar ze feitelijk al deel van uitmaken, maar waar ze nu ook aan bijdragen. Ze moeten er niet alleen nu iets mee kunnen, maar ook later. In dat licht zijn de brieven van leerlingen aan Wilma Moerkerk illustratief. Daaruit blijkt dat het soms inderdaad ook lukt.
10
Het allerbelangrijkste lijkt me hier evenwel participatie in religieuze en zelfs sacramentele zin. Blijkens dit praktijkboek probeert men het reële inderdaad niet te verengen tot het aardse en binnenwereldse of binnenschoolse, maar die realiteit te benaderen als deel van het grotere geheel dat voor gelovigen ook godsdienstig van aard is. De zinvolheid van vieringen op school voor de leerlingen betreft niet alleen de zin voor het profane leven en de profane geschiedenis, maar ook voor de bijdrage die wij mensen daarin leveren aan de grotere zingehelen, die voorzichtig en symbolisch soms als religieus worden aangeduid. Dan gaat het niet alleen om actieve participatie in de zin van onze bijdrage daaraan, maar ook om participatie in meer receptieve zin. In vieringen op school kan men op een heel reële, aardse wijze deel krijgen aan dat zingeheel. Dat wordt ook wel inspiratie genoemd. Christenen geloven dat daarin Gods Geest werkzaam is. Zo opgevat is dit boek eigenlijk één groot pleidooi om op katholieke scholen ook in vieringen inspiratie te delen. Dat pleidooi lijkt me zeer terecht!
Literatuur Gilkey, L. (1975). Catholicism Confronts Modernity. A Protestant View. New York: Seabury Press.
Vieren in het voortgezet onderwijs
11
12
foto: jan beesems
Hans Debets
De vieringen zijn een mix van drama, cabaret, muziek en een stukje verdieping. Belangrijkste pilaar: betrokkenheid van leerlingen, zowel het publiek als de performers. Tweede belangrijke element: laat de leerlingen het maken. Dan wordt de goede toon getroffen en de juiste taal gesproken, de taal van het schoolplein. Wees niet bang om hen de artistieke vrijheid te geven die ze nodig hebben. Natuurlijk, leerlingen gaan graag over de schreef, maar daar zitten ook goede en uitdagende kanten aan. Oud-rector Jaap Schlötjes zei: “Voor de beste lunchpauzediensten heb je vaak ‘boefjes’ nodig. Die spreken het publiek aan.” Op deze manier hebben vieringen een plaats op onze school. Bij deze aanpak moge echter duidelijk zijn dat het niet meer gebeurt in de vorm van klassieke kerkelijke vieringen. Maar we hebben wél een vieringencultuur. Leerlingen vinden het vaak erg als er bijvoorbeeld een lunchpauzedienst niet doorgaat. Ik krijg dat meteen op mijn brood! Binnen dit klimaat groeide begin jaren negentig de behoefte om ook aandacht te besteden aan Allerzielen. Toen wij op school te maken kregen met een aantal diep ingrijpende sterfgevallen van collega’s en leerlingen werd dit versterkt. Mijn voorgangers streefden bij deze viering vooral eenvoud na: de dingen moesten voor zichzelf spreken. Tot op de dag van vandaag is er vrijwel niets veranderd aan deze opzet. Het lijkt daarom van een degelijkheid die je alleen in het Missale Romanum tegenkomt. De volgende elementen zitten erin en zijn nog steeds ijzersterk. • Leerlingen mogen namen opgeven van mensen die zij willen gedenken. Het gaat dan niet alleen om mensen van school: zij mogen iedereen opgeven die hen dierbaar is. Veel familieleden worden natuurlijk genoemd, maar ook mensen uit de straat, vrienden en vriendinnen, iemand van de basisschool, soms meer algemeen: slachtoffers van natuurrampen of terreur. (Wanneer ik de lijsten verwerk, kom ik ook wel eens dierennamen tegen. Dat is soms ontroerend en dan moet je tactvol optreden. Meestal zeg ik dat het op dat moment niet kan, maar dat we aansluitend aan de viering een kaarsje voor het huisdier kunnen opsteken.) • Tijdens de viering worden deze namen voorgelezen. De aanvrager komt dan naar voren, krijgt een devotiekaarsje aangereikt, ontsteekt dit aan de grote kaars en plaatst dit op de tafel. • Wij vragen elk jaar aan een leerling of medewerker die iemand heeft verloren, om hierover te vertellen. Sommigen willen dat en kunnen dat. De een benadrukt bijvoorbeeld het verlies, de ander de verwerking, weer iemand anders haalt de steun van de omgeving naar voren, terwijl een ander iemands unieke waarde belicht die nooit verloren gaat. Dit persoonlijke verhaal is een heel belangrijk terugkerend element van onze viering van Allerzielen. Het moet echter ook uitermate zorgvuldig worden voorbereid. • Wanneer je er twijfels over hebt, kun je beter zelf iets vertellen op dat moment. • We formeren elk jaar ad hoc een koor van leerlingen en medewerkers. Dat is vaak een enorme klus: hoe krijg je ze bij elkaar? Waar en hoe ga je repeteren? Is er een geschikte dirigent? Elk jaar lijkt het te gaan mislukken maar we komen er altijd uit en het resultaat is geweldig. Er worden één of twee meerstemmige koorwerkjes gezongen. In de beginjaren klonk er ook het gregoriaanse Requiem.
Vieren in het voortgezet onderwijs
13
• Gebruik een popsong of andere aansprekende muziek (Bløf, Robbie Williams). • Gedichten of teksten naar keuze, maar pas op om het niet te ‘vol’ te maken. Wees erop bedacht dat mensen juist op deze momenten ruimte nodig hebben! • Wees niet te verkondigend, maar laat dingen voor zichzelf spreken. • Vermijd het opkloppen van emoties. Liever te sober dan te geladen. • Na de viering is er thee en koffie en alle ruimte om na te praten of nog een extra kaars op te steken. • Het bijwonen van de viering is vrijwillig. Alle lessen van het zevende en achtste uur vervallen. Vaak wordt er gevraagd naar het effect van de viering: hoeveel namen zijn er opgegeven? Hoeveel mensen zijn er gekomen? Ik vind dat niet de juiste vragen. Wel merk je dat er nog steeds een grote behoefte is op school aan deze viering. Daarom houdt Allerzielen een vaste plek in ons jaarplan! Wij kunnen het niet missen. Mijn voorgangers hebben destijds een prachtig initiatief genomen.
Allerzielen Soms loopt er door een drukke straat ineens een oude kameraad of reisgenoot Je weet zodra je hem begroet: het kan niet dat ik hem ontmoet, want hij is dood. Eerst ben je nog een tijd verbaasd omdat die levende toch haast die dode was.
Heb je de zaak dan afgedaan, dan komt er weer zo’n dode aan, met flinke pas. Thuis van het dodencarnaval zie je de spiegel in de hal, je schrik is groot: Die man daar in het spiegelglas, met die bekende regenjas, was die niet dood?
Willem Wilmink (1936-2003). Uit de bundel: Ernstig genoeg
14
Lyceum Sancta Maria Haarlem Woord van welkom
Lezing uit het boek Openbaring
Harpmuziek
Harpmuziek
Kort woord
Gedicht
Muziek: Bløf, Barcelona
Liefdeslied (Liselore Gerritsen)
De 30ste verdieping was voor mij niet hoog genoeg ik keek uit over de stad, over het water ik zocht naar iets van jou, maar vond alleen iets van mezelf het zei me niets, dat was voor later
Mijn moeder zong een lied mijn vader raakte zacht de toetsen aan het was een melodie die een levenlang met mij is meegegaan ik weet nog niet hoe het kon maar alles wat verkeerd was, kwam weer goed als zij dat liedje zong en haar lied op zijn akkoorden droeg.
Ik zat in Parc Guell tussen Gaudí’s mozaïeken zo gebroken en zo bont en blauw als alles in mijn hoofd en in mijn hart de Ramblas op en neer, ik hoorde wel muziek maar ik wist dat die voorgoed veranderd was en er was niets in Barcelona, niets in Barcelona er was niets in Barcelona, niets in Barcelona Meer dan eens dacht ik dat ik je zag in deze stad dat je ergens heel even op me wachtte aan een tafel in het midden, maar toen ik goed keek was er niets een visioen breekt zo in twee bij een gedachte Ik at op straat en dronk door diepe dalen liet me rijden door de stad langs de hoeren en de kroegen en de havens van noord naar zuid, maar nergens iets te halen en ik wist dat ik voorgoed veranderd was en er was niets in Barcelona, niets in Barcelona er was niets in Barcelona, niets in Barcelona Ooit kom ik terug ga ik Picasso achterna de harde rake streken van een zinderend penseel een herinnering vooraf de herinnering aan jou aan hoe je er niet was en hoe je er nooit komen zou geschilderd in je favoriete geel dan is er iets in Barcelona, iets in Barcelona Er was niets in Barcelona, niets in Barcelona
Wij noemen de namen van degenen die wij niet willen vergeten.
Mijn moeder zingt een lied mijn vader raakt de toetsen niet meer aan maar zij, zij zingt door al is hij nog zo ver van haar vandaan ik herinner me nog goed zo’n weeë pijn die ik nauwelijks verdroeg als mijn moeders lied zo verloren om akkoorden vroeg. Nu zij er niet meer zijn zingt haar stem me dikwijls uit mijn slaap ze zijn weer bij elkaar want ik hoor hoe hij haar lied op handen draagt en al weet ik soms niet goed wat ik in of met dit leven moet denk ik toch: ‘t komt vast wel goed met wie van zo’n mooi liedje is gemaakt. Mijn broer is dood (Ted van Lieshout) Mijn broer is dood. Ik ben verbaasd, het kan niet kloppen, want ik zie dat ik nog leef. Wij zijn van meet af aan altijd bij elkaar geweest en waren dan ook zo ongeveer precies gelijk. Hoe kan het dan dat ik zomaar in mijn eentje overblijf? Alsof iemand in het wilde weg gekozen heeft, niet opgelet heeft wie van ons het was. Hoe dichterbij kan nog de dood? Slotwoord
Koor: ‘The Lord is my Shepherd’ (Psalm 23)
Vieren in het voortgezet onderwijs
15
Bill Banning
Tja, daar sta je dan met een klas die je al drie jaar lesgeeft. Was ik zelf niet tekort geschoten? We hebben alle mogelijke levensvragen bedacht en besproken, maar het lijdensverhaal? Nee, dat was er nooit van gekomen. Dus ik besloot het lijdensverhaal maar eens voor de dag te halen. Zou het niet godsdienstig, dan zou het toch op zijn minst cultureel waardevol zijn. Mijn leerlingen luisterden geboeid. Viel me reuze mee. Er kwam af en toe zelfs een heilige ernst over de grootste kerels. Dat gedrag stimuleerde me om te vertellen over een middeleeuwse versie van onze videoclip: de kruisweg. In veertien plaatjes wordt het hele lijdensverhaal voor het voetlicht gebracht. En als je je hoofd heel snel heen en weer beweegt, dan zie je iets van wat wij een film noemen. Al loop je dan wel het risico van een whiplash. Ze snapten dat wel, die plaatjes. Beetje simpel, maar ja, ze hadden toen nog geen andere mogelijkheden. Overmoedig door hun goedwillendheid, schoot me een gewaagd idee te binnen. Al jaren wilde ik de school in de Goede Week in paasstemming brengen. Wie weet kon dat via een kruiswegstatie. Daarom vergrootte ik de miniatuurversie uit een oud vroom boekje tot A-4-formaat en deelde die uit als kleurplaten aan al mijn klassen. Facultatief wel te verstaan. En wie zijn best deed kon een bonuspunt voor de inzet krijgen. Er was maar één voorwaarde: de Jezusfiguur moest in goud gekleurd worden. Wonder boven wonder, of gewoon nuchter rekenwerk (een bonuspunt spaart immers leerwerk voor het volgende proefwerk), wie zal het zeggen. Feit is dat ik een honderdvijftigtal schitterend gekleurde platen binnenkreeg. De kruiswegkleurplaten haalden het uiteraard niet bij de bloeddoorlopen beelden van de Passion of the Christ. Maar aangezien de kruisweg op een gemiddelde katholieke school inhoudt: ‘Kruis wég’, leek me dit resultaat voor een zich eindeloos repeterende kruiswegstatie door de school niet slecht. Met een stel vrijwilligers heb ik op de vrijdagmiddag voor Palmpasen alle platen opgehangen. Maandagochtend kon niemand meer om onze eigen Passion of the Christ heen. Een paar notoire critici vonden het wel wat overdone: ‘Banning moet zeker weer zo nodig.’ Maar de meeste collegae en leerlingen keken hun ogen uit. De meest gehoorde collegiale vraag was: “Hoe kreeg je die kinders zo gek, want ze hebben er toch echt hun best op gedaan.” Het antwoord op die vraag laat ik in het midden. Toch is de welwillendheid van deze leerlingen voor mij opnieuw een teken dat zij – zo af en toe – openstaan voor religieus en zelfs gelovig getinte acties. Mits het maar met enige ontspanning wordt gebracht.
16
Bill Banning Sanne is overleden Op een maandag in februari zaten we met vijfentwintig intens verdrietige leerlingen bij elkaar in lokaal 10. Sanne was overleden, hun klasgenootje en vriendin. De vrijdag ervoor was ze heel plotseling aan nekkramp gestorven. Pas vijftien jaar, zomaar weggerukt uit het leven. Kapot waren we ervan. We hebben waxinelichtjes voor haar aangestoken bij het Raam der Herinneringen, gehuild en getroost. Teruggekomen in de klas was er een aangeslagen sfeer. Eerlijk gezegd wisten we er niet goed raad mee. Thee drinken Afdelingsleider meneer Van Eeten kwam op het gouden idee om een paar potten thee te halen. We schonken thee in en gaandeweg kwamen we weer wat los. De gesprekken over Sanne kwamen weer op gang. Een paar leerlingen gingen mooie kaarten kopen. Een ander stel waxinelichtjes, want die waren bijna op. Hartsvriendin Laura vroeg aan de klasgenoten of ze brieven, gedichten wilden schrijven, want ze wist dat de ouders dat op prijs stelden. Opeens stak een meisje haar vinger op. Ze vroeg: “Meneer, mogen we een sigaretje roken?” De klas keek gespannen toe, want dat mag normaal nooit en te nimmer. Ik moest even denken. “Nou”, antwoordde ik, “deze situatie lijkt me een goede uitzondering op de regel.” “Mag het echt, meneer?”, werd herhaald. “Ja, op mijn verantwoording”, herhaalde ik. Dat was een grote opluchting en binnen de kortste keren zag de lucht blauw. Weihrauch Later die dag tijdens de eerste herdenkingsdienst vertelde ik dat het roken mocht om verschillende redenen. Onder andere vanwege de stress en de verslaving. Maar ook om een veel diepere reden: deze rook was wierook! In het Duits is de betekenis daarvan duidelijker: Weihrauch, gewijde rook. Heilige rook, want deze rook is geheiligd door de emoties, de vriendschap, het troosten en de verbondenheid met Sanne. Wet en Genade (verbod en opluchting) Jarenlang heb ik me als theoloog (werkzaam in het onderwijs) afgevraagd hoe ik dit thema pedagogisch relevant zou kunnen maken. Vandaag kreeg ik het in mijn schoot geworpen. De enorme opluchting die zich van de kinderen meester maakte, toen ze mochten roken, was een ervaring van genade! Deze ervaring was nooit geboren, als ze altijd al mochten roken in een lokaal. Juist door de wet van het absolute verbod was het nu heel bijzonder dat ze wel mochten roken. Door de wet werd de ervaring van genade mogelijk. “Dank u wel, meneer, dat is lief van u”, klonk het door de klas. Een wonder Later hebben de kinderen me nog vaak verteld hoe blij ze waren dat we zo goed voor hen gezorgd hebben. En eerlijk gezegd, daar zaten ook dames bij die soms wel eens heel anders kunnen reageren. Maar die week zijn ze boven zichzelf uitgegroeid: een wonder, te midden van alle verdriet en ellende. Er werden prachtige brieven en gedichten geschreven, sociaalemotioneel groeiden ze tegen de verdrukking van het moment in. En tijdens de afscheidsdienst vonden ze de kracht om de gedichten voor te dragen. Naar mijn idee zijn er nooit betere ‘schoolonderzoeken’ Nederlandse spreekvaardigheid geweest. Wat mij betreft verdienden ze een tien!
Vieren in het voortgezet onderwijs
17
De brief van Laura Laura had ons gevraagd of we brieven, gedichten wilden schrijven. Iedereen vertrouwde, met tranen in de ogen, de liefste woorden toe aan het papier. Van Laura mocht ik haar brief voorlezen. Iedereen was diep onder de indruk. Op hetzelfde moment viel mijn oog op een vlinder die Laura op de brief getekend had. Stuur me een teken! Er schoot me een verhaal van Herman van Veen te binnen. Jaren geleden, zo vertelde hij in de schouwburg van Hilversum, zat hij aan het sterfbed van zijn beste vriend. “Je weet”, zei Herman, “dat we veel hebben gediscussieerd of er leven na de dood is. Zou je me, als er een overkant is, een teken willen sturen? Bijvoorbeeld in de vorm van een vlinder in de kleur van je bruine ogen?” Zijn vriend had de kracht al niet meer om te antwoorden, maar knikte moeizaam ‘Ja’. “En nu, een jaar later”, zei Herman van Veen tegen zijn publiek, “heb ik nog steeds geen teken van de overkant ontvangen. Ik moet u dus helaas in het ongewisse laten.” Op datzelfde ogenblik kwam er een bruine vlinder aanvliegen, die zich neerzette op zijn muziekstandaard. Herman en de zaal keken ademloos toe. Het was hartje winter. Dressuur, timing, fake, toeval of synchroniciteit? De volgende dag ging Herman naar de vrouw van zijn overleden vriend. Hij vertelde over de vlinder die op het podium verschenen was. Zij trok wit weg. “Wat is er?”, vroeg Herman. “Hoe laat gebeurde dat?”, vroeg de vrouw van zijn vriend. “Na de pauze, ik denk zo tussen half en kwart voor tien”, antwoordde Herman. “Het is niet te geloven!”, antwoordde de vrouw weer. “Ik ging op dat moment naar de slaapkamer van onze zoon. Je weet, hij heeft nogal slaapproblemen na het overlijden van zijn vader. En wat zag ik: hij lag vredig te slapen, met een bruine vlinder op zijn voorhoofd.” Na dit verhaal vertelde Laura dat Sanne’s moeder haar een vlindertje noemde. Ze fladderde altijd achter haar aan. Een vlinder bij Sanne’s foto Een uur later hadden we de eerste herdenkingsdienst voor Sanne. Haar foto kreeg een ereplaats, kaarsen werden aangestoken, brieven voorgelezen, zelfgemaakte bloemstukken neergezet. Opeens was er consternatie bij een groepje leerlingen. Wat bleek? Er fladderde een klein geelbruin vlindertje rond de herdenkingstafel. Was het een teken van Sanne? De volgende dag belde ik naar haar vroegere basisschool De Wilgen. Juffrouw Margot van groep 8 vertelde me het volgende: “Toen ik hoorde dat Sanne overleden was, heb ik de grote foto van de groep schoolverlaters van dat jaar gepakt. Daar stond zij ook op: Sanne met twee staartjes. Met een groen T-shirt aan en een blauwe vlinder erop.”
Haar verhaal blijft leven Bovenstaande gebeurtenissen speelden zich af in het voorjaar van 2002. Ofschoon alle betrokken leerlingen inmiddels van school af zijn, leeft ‘de vlinder van Sanne’ nog steeds. In de vorm van verhalen over haar en haar vlinder. In de betrokkenheid op school rondom verdriet en rouw. Vandaar dat ik Sanne, ons vlindertje, hier hartelijk wil groeten: dag Sanne! Dit verhaal heb ik in al mijn klassen weer eens verteld. De kinderen zijn als altijd weer zeer betrokken. Je ziet ze meeleven en bij sommigen zie je hun eigen verdriet tevoorschijn komen. Stoere knullen krijgen iets volstrekt ontwapenends over zich. Het vermogen om mee te leven groeit met het verhaal. Voor mij is het steeds weer een intens dankbare ervaring om het te vertellen en de emotionele reacties te mogen ontvangen. De afsluiting is iets uitvoeriger dan in bovenstaand verhaal. Dat is gaandeweg spontaan zo gegroeid vanuit de bewogenheid die ik zag bij de leerlingen. Omdat ik veel positieve reacties heb gekregen op deze afsluiting geef ik hier de tekst ervan weer.
18
“Vandaar dat ik Sanne, ons vlindertje, hier hartelijk wil groeten en eren. En in haar groet en eer ik alle leerlingen en collega’s van onze school die ons de laatste jaren zijn ontvallen: … (ik noem alle namen) … Ik hoop en bid dat ze in vrede mogen leven. Ook denk ik aan en bid ik voor alle ouders, broers, zussen, vrienden en familieleden van deze overledenen, dat ze kracht en liefde mogen vinden met dit blijvend verlies in hun leven. Ik bid voor alle leerlingen, hier in de klas en bij ons op school, voor mijn collega’s en voor allen die een dierbaar iemand verloren hebben en met stil verdriet rondlopen, dat zij veel liefde en vriendschap mogen ondervinden en de herinnering aan hun dierbaren altijd in ere houden. Dank jullie voor jullie ontroerende aandacht en eerbied. Merci.”
P.S. Een ontroerender moment hebben we hier op de school nog niet meegemaakt. Sceptici zouden zeggen: toeval. Maar wij stonden daar. En die vlinder heeft ons tot in de ziel geraakt. Die ontroering laten we ons niet afnemen door een of andere eendimensionale toevalstheoloog. Zo, dat moest er even uit.
Vieren in het voortgezet onderwijs
19
Welkom
Overweging
Verhaal
De club geslaagden hier in de zaal is in die zin het prachtige product van toeval, inzet, inspiratie, vrijheid en betrokkenheid. Toevals-tréffers die meer dan toeval zijn. Wij hebben het getroffen met jullie. Jullie hebben het getroffen met je ouders en met alle mogelijkheden die jullie hebben gekregen én hebben opgepakt. Wat de toekomst brengen zal, staat niet vast. Laat het geen willekeurige toevalstreffer worden, maar iets zinvols. Mogen jullie je daarbij gesteund en geïnspireerd weten door zoveel mensen om je heen die met jullie meeleven. Laat je inspireren door de natuur, door het wonder van de evolutie. Draag je deel daar aan bij. Dan draag je bij aan de schepping van een nieuwe menselijke cultuur. In die zin wens ik jullie van harte een mooie toekomst toe met een oud kerklied. Je mag de wens uiteraard naar eigen inzicht interpreteren. Voor de een zal het religieuze kerkelijkheid bevatten, laat het voor de ander een metafoor zijn: wat de toekomst brenge moge, mij geleid des heren hand!
In de shit .... uit de shit ... In de zesde eeuw voor Christus deporteerde koning Nebukadnessar de Joden naar Babylon. Hun tempel verwoest, hun geloof en eigenwaarde naar de knoppen. In de shit. Toch brachten ze in deze crisis de kracht op elkaar moed in te spreken: door te luisteren naar elkaars verdriet én door oude verhalen over bevrijding op te halen. Onder andere over Mozes die ooit de Joden uit Egypte had bevrijd. U weet wel: de Exodus. Zo kwamen ze wat op adem. Dat interpreteerden zij religieus als een geschenk van God: God gaf hen lucht! Toen de Perzische koning Cyrus Nebukadnessar versloeg en de Joden liet terugkeren naar hun vaderland, interpreteerden ze dat als een vingerwijzing van God. Blijkbaar kon God ook door de hand van heidenen werken. God kon blijkbaar overal werken en inspireren. God haalde hen uit de shit en maakte hen weer méns! Dat staat in de Bijbel braaf neergeschreven als: God maakte van klei de mens en blies hem de levensadem in. Helaas is dit geloofsverhaal omgezet in een dogma. Toen was het niet langer een menselijk proces waarin mensen iets aanvoelden van het goddelijk mysterie. Geloven werd toen het voor-waar-moeten-aannemen dat God alles geschapen heeft. En met die waarheid slaat men elkaar dan om de oren. Iets soortgelijks zien we overal waar mensen persoonlijke inzichten verabsoluteren. Dan móet de ander daar aan geloven. Dan is er geen sprake meer van op adem komen, lucht krijgen en inspiratie bieden. Intelligent Design vraagt altijd om vrijheid in denken en voelen. Vrijheid die zinvol ingevuld wordt, al weet je nooit van tevoren hoe dat uitpakt. Je neemt zelfs het risico dat het verkeerd uitpakt. Om een echte evolutie mogelijk te maken is vrijheid een noodzaak.
Muzikale flits Voorbeden Laten we bidden: voor elkaar, dat wij open en eerlijk met elkaar mogen omgaan, dat wij onze ogen, onze oren en ons hart openstellen voor al het goede in de wereld; voor ouders en opvoeders, die hun liefde en verwachtingen meegeven aan een nieuwe generatie, dat ze ondanks eventuele teleurstellingen toch overeind blijven voor hun kinderen; voor alle geslaagden, hun familieleden en vrienden, dat zij niet alleen omzien naar het mooie wat is geweest, maar met vertrouwen de toekomst tegemoet zien, omdat wij steeds onderweg zijn naar een nieuwe horizon; bidden we ook voor degenen die ons afgelopen schooljaar zijn ontvallen: … (namen noemen), familieleden en kennissen, die van ons zijn heengegaan. Dat hun namen gegrift blijven in ons hart.
20
Bidden we een ogenblik in stilte voor wat er onuitspreekbaar leeft in ons hart …
Lieve kracht (afsluitend gedicht van Toon Hermans)
Dankpsalm: het wonder van het leven! Psalm 139: Er is meer tussen hemel en aarde. U kent me, en U weet wat er ten diepste in me omgaat. U ziet me waar ik ga of sta. U weet ook waarmee ik me bezig houd. Of waarom ik aan rust toe ben. U lacht me toe met een vriendelijke glimlach. In stilte: Ik dank U uit de grond van mijn hart voor het wonder van mijn leven. Want alles wat in me leeft, heeft met U te maken. Uw liefde en goddelijke kracht heeft me in de moederschoot mee gevormd. Ik dank U uit de grond van mijn hart voor het wonder van mijn leven, voor alle fantastische dingen die U mogelijk hebt gemaakt. In stilte: Ik dank U uit de grond van mijn hart voor het wonder van mijn leven. U weet ook wat me blij maakt en zorgen baart. Niets is voor U verborgen, bij U is het veilig en vertrouwd.
Wie was het die de zon verzon toen de allereerste dag begon die sterren aanstak voor de nacht het eerste vlokje sneeuw bedacht wie blies de wind zijn adem in gaf mens en dier hun wezen wie schreef de teksten, welke pen voor merels en voor mezen. Je voelt als iemand lacht of huilt of als de regens zingen dat zich een grote lieve kracht verbergt in alle dingen. Overal waar een mens iets over heeft voor een ander, kan het leven ervaren worden als intens zinvol als een meer dan toevallig wonder.
Vanaf het moment dat ik op zo’n wonderlijke manier groeide in de moederschoot, toen mijn cellen, weefsels, organen en lichaamsdelen op zo’n prachtige manier tot ontwikkeling zijn gekomen. Ik dank u dat zich rondom mij een sociaal weefsel heeft gevormd waardoor ik me bemind en gewaardeerd voel. In stilte: Ik dank U uit de grond van mijn hart voor het wonder van mijn leven.
Vieren in het voortgezet onderwijs
21
Hettie Oudelaar
De veertigdagentijd is opgenomen in ons brugklascurriculum Levensbeschouwing. Enkele lessen wijden we aan de vastentijd, de vastenactie en Pasen. In hogere leerjaren komt dit alles wel ter sprake, maar gerelateerd aan andere onderwerpen. Dit jaar behandelde ik bijvoorbeeld in 3-vwo op Goede Vrijdag de kruisiging van Jezus aan de hand van een schilderij van Dali, Christ of Saint John of the Cross, als onderdeel van het thema ‘Lief en Leed’. Een korte quiz aan het begin van deze les diende ter opfrissing van de aanwezige voorkennis met betrekking tot de personen en gebeurtenissen rond de Stille Week. Het belangrijkste wisten ze nog wel: op welk dier Jezus Jeruzalem binnen reed, wie de verrader was, waar Jezus gevangen werd genomen. Alleen met Pontius Pilatus hadden velen moeite, want keizer Nero bleek Jezus gekruisigd te hebben.
Vasten Aktie Show Niet alle leerlingen zijn dus met Pasen bezig, maar onze schoolbrede vastenactie gaat aan niemand op school ongemerkt voorbij. De werkgroep VAS (Vasten Aktie Show) begint ruim op tijd met audities voor de grote show die meestal op een vrijdag- en zaterdagavond in de vastentijd wordt opgevoerd. Veel leerlingen en docenten willen hierin graag optreden, zodat er een selectie gemaakt moet worden waardoor er altijd druk gerepeteerd wordt. Uit het muzieklokaal klinkt de hele dag muziek, want leerlingen met een tussenuur bereiden zich voor op de grote avond. Deze VAS met zang, dans en toneel, wordt altijd goed bezocht. Grote publiekstrekkers zijn de nummers die worden uitgevoerd met en door docenten. Je moet er op tijd bij zijn om een kaartje te bemachtigen. De opbrengst van de kaartjes gaat uiteraard naar de vasten-actie. Het doel voor de vastenactie wordt elk jaar door een werkgroep en de schoolleiding bepaald. Onze school heeft een voorkeur voor het steunen van kleinschalige projecten waarbij docenten, oud-docenten of familieleden van docenten op een of andere wijze zijn betrokken. Deze betrokkenen komen in de brugklassen voorlichting geven over het project. Ze vertellen over hun betrokkenheid bij het project, hun eventuele bezoek en laten vooral veel beelden zien, zodat leerlingen weten waar hun donatie naar toe gaat. Aan de overige leerlingen in de school wordt het doel van de actie niet uitgebreid meegedeeld.
Nog meer acties De grote show brengt niet als enige geld op. Alle leerlingen doen mee aan de zogenaamde grote loterij. Leerlingen krijgen opdracht zoveel mogelijk lootjes te verkopen. Iedere leerling krijgt tien lootjes die aan familie en bekenden verkocht kunnen worden. Een lot kost vijftig eurocent, dus elke leerling brengt vijf euro binnen. Wie wil, kan meer verkopen en wie de meeste lootjes verkoopt, krijgt een prijs. Ook aan de loterij zelf zijn leuke prijzen verbonden. De VAS en de loterij zijn vaste pijlers van de vastenactie. Elk jaar wordt daar wel wat aan toegevoegd, soms door een klas, soms door een groep leerlingen. Zo is er dit jaar een lesmarathon georganiseerd door de leerlingenraad: 24 uur lang konden leerlingen op school blijven en lessen
22
Vasten Aktie Show Bisschoppelijk College Broekhin.
foto's: hettie oudelaar
volgen van docenten die ze wilden geven. De leerlingen bleven echt 24 uur actief - van vrijdagmiddag tot en met zaterdagmiddag -, de docenten konden zich inschrijven voor een aantal uren lesgeven. Er was veel animo voor de actie die daarom flink wat opgebracht heeft. De leerlingenraad had onder meer sponsoren geworven onder particulieren en bedrijven en zelfs een bakker zo ver gekregen om op zaterdagmorgen broodjes te brengen voor het ontbijt. Ten slotte heeft een tweede klas zich dit jaar laten sponsoren om het natuurgebied bij Asenray te ontdoen van jonge dennenbomen. Deze boompjes nemen met hun lange wortels te veel plaats in de grond in waardoor andere planten niet kunnen groeien. De ‘ontdane’ dennenbomen dienden vervolgens als een soort ‘dijk’, waar vogels hun nesten in kunnen bouwen.
Van pas komen Vast onderdeel van het thema Vasten en Pasen in de brugklas zijn de Bijbelverhalen over de intocht in Jeruzalem, het Laatste Avondmaal, het verraad, de kruisiging en de opstanding. Er zijn in de jaarplanning vier lessen voor ingeruimd. Elk jaar zoek ik een aansprekende manier om het thema te behandelen. Dit jaar heb ik het als volgt aangepakt. Ik heb de eerste les een stukje van een vastenkalender uitgedeeld. Deze kalender had ik uit een kerk meegenomen met de gedachte: “Die kan ik nog wel eens gebruiken”. De kalender besteedt elke dag van de veertigdagentijd aandacht aan een wereldprobleem en geeft een suggestie tot verlichting daarvan. Bijvoorbeeld: veel mensen op de wereld weten niet wanneer ze hun volgende maaltijd hebben, geef dus deze week tien eurocent voor elke maaltijd die je gebruikt. Zo kwamen we te spreken over wat vasten is, waarom mensen dat doen in de veertigdagentijd en of de leerlingen zelf iets kunnen bedenken waarvan ze gedurende deze tijd kunnen en willen afzien. Vervolgens heb ik ze in tweetallen een vragenlijst laten maken waarmee ze iemand - een ouder, grootouder
Vieren in het voortgezet onderwijs
23
of buurman/vrouw - moesten interviewen over vasten. Het verslag van het interview moesten ze inleveren samen met hun antwoord op de vraag: wat zou je zelf kunnen opgeven in deze periode? Ik had uit diezelfde viering een vastenpotje meegenomen en hun de bedoeling ervan uitgelegd: het geld van hun ‘vasten’ in het potje doen en aan het eind van de vastentijd aan de vastenactie geven. Zo heb ik geprobeerd de leerlingen vertrouwd te maken met vasten.
Hongerdoeken maken In een volgende les heb ik bovengenoemde Bijbelverhalen gelezen en de vastenactie toegelicht, beide als opstap naar het volgende lesonderdeel: het maken van hongerdoeken. Twee jaar geleden was er een tentoonstelling over hongerdoeken in het klooster in Wittem. Ik had al eens vaker hongerdoeken met leerlingen gemaakt, maar het bezoeken van de tentoonstelling leverde veel betere ideeën op voor lessen over hongerdoeken. Alle tot nu toe gemaakte hongerdoeken waren in Wittem te zien en bovendien goed gedocumenteerd. Ze konden als A-4 posters besteld worden, evenals een speurtocht voor jongeren bij de tentoongestelde doeken. Beide zaken wilde ik combineren. Ik bestelde de posters, liet ze uitvergroten en plastificeren en maakte in mijn lokaal een eigen tentoonstelling compleet met speurtocht. “Wat zijn dat voor plaatjes juf?”, vroegen de leerlingen toen ze binnenkwamen. Hun nieuwsgierigheid was gewekt. Ik begon de les met een korte introductie over oorsprong en doel van een hongerdoek en daarna begonnen de leerlingen hun speurtocht langs de doeken. Na deze activerende kennismaking met het fenomeen hongerdoek heb ik alle leerlingen in groepjes van vier verdeeld en de opdracht gegeven een hongerdoek te ontwerpen en te presenteren aan de klas. Leerlingen konden kiezen uit verschillende onderwerpen: een Bijbelverhaal, een wereldprobleem (lijden gerelateerd aan het lijdensverhaal) of het doel van de vastenactie. Zodra het ontwerp bij het onderwerp goedgekeurd was, kreeg een groepje een lap stof waarop ze hun ontwerp konden overbrengen. Daarvoor konden ze zelf allerlei materiaal meenemen: lapjes, garen, kraaltjes, watten, hout, enzovoorts. De bedoeling was dat de doeken in een lesuur gemaakt werden, maar uiteindelijk waren er twee lesuren voor nodig, inclusief troep opruimen. De leerlingen hebben al met al erg enthousiast gewerkt! Op de dinsdagavond in de Stille Week werden de hongerdoeken tijdens de paasviering voor brugklasleerlingen en hun ouders getoond. Daarbij heb ik kort verteld over oorsprong en doel van een hongerdoek en een aantal leerlingen heeft hun hongerdoek toegelicht.
Kingsize Met veel genoegen kijk ik terug op de lessen over Vasten en Pasen. De leerlingen hebben er veel geleerd. Dat bleek uit de evaluatie maar vooral tijdens een bezoek aan de kathedraal in Roermond. Elk jaar gaan we met brugklassers op excursie naar de kathedraal, synagoge en moskee en dit jaar toevallig in de vastentijd. Toen ik met mijn groep de kathedraal binnenkwam, riepen enkele leerlingen “Kijk eens wat daar hangt juf! Een hongerdoek uit Haïti: leven onder de regenboog. Maar dan wel in kingsize!” Dit artikel is eerder verschenen in Narthex nummer 3, jaargang 10, 2010.
24
Beste mevrouw Moerkerk, Ik zit nu al bijna een jaar niet meer op het Citycollege en ik kijk er met heel veel plezier op terug. Vooral denk ik vaak aan u en de vieringen. Ik zat laatst de dvd van de paasviering te bekijken en toen kwamen er veel gedachtes terug uit die tijd. Wat mij het meest geraakt heeft in de paasviering was het moment van stilte waarin er zinnen op het scherm verschenen die ik heel erg ontroerend vond, omdat ze echt krachtig waren en ze je aanzetten om erover na te denken. Ook heeft het me geraakt dat onze paasboodschap en de paasgedachte over de hele viering terug te vinden was: opstaan was ons thema, zoals Jezus opgestaan is uit de dood. Er werd verteld door de leerlingen dat Mozes ook is opgestaan tegen zijn leiders omdat zijn volk slecht behandeld werd, en ook Gandhi en Martin Luther King zijn opgestaan voor waar zij in geloven. In dat stuk, en natuurlijk het paasverhaal zelf, vind ik dat de paasgedachte het beste naar voren komt. Ook moet ik vaak nog denken aan de voorbereidingen die wij altijd deden voordat de paasviering er was. Het repeteren voor de liedjes was altijd leuk en de vergaderingen vond ik altijd bijzonder. Daar zaten we met een groepje mensen bij elkaar dingen te verzinnen die in de viering kwamen, zoals het gedicht van een meisje. Het gedicht dat zij geschreven had, is zo mooi en heel bijzonder. Ze las het voor de eerste keer voor tijdens zo’n vergadering en ik persoonlijk vond het heel erg mooi en ik ben blij dat het in de viering is gekomen. Het gaat over de pijn in de wereld en de hoop dat het goed komt. Het gaat ook om het vragen van steun voor de actie die we toen hadden, om een jeugdhuis op te richten in Bethlehem. Wat ik ook altijd zo leuk vond aan de voorbereiding was dat iedereen er zin in had en we altijd vol zaten met ideeÍn om het weer een succes te laten worden. Ik zit inmiddels al bijna een jaar op een nieuwe school en het is dus ook al een tijd geleden sinds de paasviering. Als ik erop terugkijk, vind ik het bijzonder dat wij op deze manier de vieringen deden. Ook omdat ik van andere mensen hoor dat zij op hun school helemaal niet ons soort vieringen hebben gehouden. Dan weet ik des te meer dat dit heel bijzonder is wat wij doen en het geeft me nog steeds een goed gevoel als ik eraan terugdenk. Wij probeerden bij de paasviering iedereen een gedachte mee te geven over Pasen, en het idee dat iedereen op kan staan voor zijn of haar idealen, of dat het soms heel slecht met je kan gaan en dat je daaruit weer op moet staan, met of zonder de hulp van anderen. Ik ben heel blij dat ik als oud-leerling van het Citycollege dit heb mogen meemaken al die jaren. En vooral werkt u er altijd heel hard aan en ik vind dat u het geweldig doet! Ik kom snel weer langs op school en natuurlijk kom ik kijken naar de vieringen! Groetjes en veel liefs, Deborah van der Waals
Vieren in het voortgezet onderwijs
25
Geachte mevrouw Moerkerk, Onlangs bekeek ik de paasviering Get up, Stand up opnieuw. Vanaf het begin zat ik er meteen al helemaal in. De clip die getoond werd bij binnenkomst, was ook heel indringend. Het waren levensechte beelden over de situatie in Palestina. We horen hier natuurlijk dagelijks over op het nieuws, maar door deze beelden drong het veel meer tot me door wat daar gebeurt. Daarom ben ik ook blij dat het Citycollege een steentje heeft kunnen bijdragen aan het project Vrede in Bethlehem. Daar ging de viering dan ook over: opstaan, opstaan tegen het onrecht in de wereld. Net zoals Jezus opstond voor de armen en zieken, die aan hun lot werden overgedragen. Hij liet niet toe dat dit gebeurde. Jezus liet ook anderen opstaan. Hij liet ze geloven en liet hen het geloof overbrengen aan anderen. Het Citycollege is ook opgestaan. Wij hebben door de verkoop van ballonnen geld verzameld, zodat er een jeugdhuis opgericht kan worden in Bethlehem. Ik vond het leuk dat Toine van Teefelen, een oud-leerling van het Citycollege die het project opgezet heeft, bij de viering aanwezig was. Zijn verhaal vond ik heel indrukwekkend. Hij vertelde over zijn leven in Bethlehem, met zijn vrouw en kinderen. Ik begrijp ook heel goed dat hij een jeugdhuis wil oprichten. Door dit jeugdhuis zullen Palestijnse jongeren beseffen dat ze er niet alleen voor staan. Ze zullen ook leren samen te leven met mensen van andere culturen en dat is natuurlijk heel belangrijk. Door dit jeugdhuis zal er meer licht komen in hun leven. In het verhaal van deze oud-leerling vond ik daarom ook de paasgedachte het beste naar voren komen. Ik vond het heel plezierig om ernaar terug te kijken. Ik vond de viering ook heel bijzonder. Dat komt vooral door de voorbereiding en de gebeurtenissen die eraan vooraf zijn gegaan. Het leuke van de voorbereiding was dat je als leerling ook mocht meedenken en suggesties doen. Iedereen werkte samen. Leerlingen van verschillende klassen deden mee aan de vergaderingen. Ook oefenden we de liedjes die gezongen werden. En dan kom je uiteindelijk tot een resultaat waar iedereen wel tevreden mee is. Vorig jaar waren er ook bijzondere gebeurtenissen. In maart was er een bijeenkomst met drie religieuze leiders, mensen van vredesbewegingen en docenten en leerlingen van het Citycollege. Het onderwerp was uiteraard vrede. Ook hebben we geprotesteerd tegen het vluchtelingenbeleid van minister Verdonk. Leerlingen van het Citycollege werden ook getroffen door dit beleid. Daarom is er een handtekeningenactie geweest en hebben we een brief verstuurd naar minister Verdonk. En dan was er natuurlijk de ballonnenverkoop voor een jeugdhuis in Bethlehem. Op deze gebeurtenissen werd teruggeblikt tijdens de paasviering. Het zijn namelijk allemaal tekenen van protest. We zijn opgekomen voor onze en andermans rechten. En door middel van onze bijdrage proberen we Palestijnse jongeren een nieuw leven te geven. En dit is waar Pasen om draait. Ik heb veel geleerd op het Citycollege. Maar door alle verschillende culturen die je in de school tegenkomt heb ik vooral geleerd hoe belangrijk het is om jezelf open te stellen voor anderen. Dit is in het belang van iedereen. Je groeit er zelf van en alleen zo kun je in vrede leven. Door samen te werken bereik je veel meer. Wat de docenten en leerlingen van het Citycollege vorig jaar bereikt hebben, had natuurlijk niet gekund zonder samenwerking. De manier waarop er met elkaar omgegaan wordt op het Citycollege, zal ik wel missen. De persoonlijke omgang tussen docenten en leerlingen en de mix van nationaliteiten, zorgen voor een vertrouwelijke sfeer. Die zal ik niet gauw tegenkomen op de universiteit Door de grootte van de school en de hoeveelheid studenten ben je in principe een nummer. Maar we leven natuurlijk wel in vrede met elkaar en er is geen sprake van onderdrukking, zoals in Palestina en andere delen van de wereld. Nu ik de paasviering weer bekeken heb, besef ik weer dat niet iedereen kan leven zoals wij doen en dat we blij moeten zijn met wat we hebben. Ik besef ook dat het wel mogelijk is om de situatie van anderen te veranderen of te verlichten. Dat we niet moeten denken dat we toch niks kunnen doen aan het onrecht dat mensen wordt aangedaan. Toine van Teefelen heeft laten zien dat er wel iets aan te doen is. En het Citycollege heeft hier ook aan meegeholpen. Ik hoop dat meer mensen zullen beseffen dat het wel mogelijk is om vreedzaam te leven met verschillende volkeren. Alleen zo kunnen onderdrukte
26
volkeren een nieuw leven beginnen. Ik ben erg benieuwd naar de verdere ontwikkeling van de oprichting van het jeugdhuis. Ik hoop er gauw wat van te horen. Met vriendelijke groet, Cherise Romney
Beste mevrouw Moerkerk, Mijn schooltijd op het City is toch alweer bijna een jaar voorbij, maar vergeten doe ik het toch niet zo snel. Zo bleek maar weer toen ik een essayopdracht kreeg. Ik moest namelijk voor mijn studie een essay schrijven over mensen die voor elkaar opkomen. Toen ik deze opdracht te horen kreeg, moest ik direct denken aan een van de vele vieringen die ik samen met u en met nog vele andere leerlingen op het City meegemaakt heb en waaraan ik mijn medewerking verleend heb. De viering die hier specifiek mijn aandacht trok, was de laatste paasviering, die Get up, Stand up heette, zoals u natuurlijk weet. Om wat inspiratie op te doen voor mijn essay heb ik de dvd die ik bij mijn slagen gekregen heb, nogmaals bekeken. Bij het openingslied bekroop mij direct het gevoel en de sfeer die er die dagen aan voorafgaand en de dag zelf heerste in de kapel. Een gemoedelijke sfeer waarin iedereen zijn best deed om er het beste van te maken. Daarnaast was het naar mijn idee ook altijd gezellig om met zijn allen naar zo’n uiteindelijke viering toe te leven. Het kostte vaak wat moeite en tijd, maar op het moment dat het kwart voor één was en wij klaar waren met de vieringen, was dit allemaal vergeten. Aangezien er tegenwoordig nog steeds vele groepen in de gehele samenleving zijn die wel wat extra hulp kunnen gebruiken bij het opkomen van hun rechten, was het thema van die betreffende viering erg gepast. Wat mij - en ik denk iedereen wel - erg geraakt heeft, zijn de beelden die vertoond werden deze dag. Op die momenten besef je naar mijn idee maar weer eens goed dat wij het niet zo slecht hebben. En ik denk dat ook juist de beelden van geweld en verdriet van de mensen het thema van de viering Get up, Stand up duidelijk vertegenwoordigen. Ik denk ook dat juist door samen te werken bij het in elkaar zetten van een viering, en deze ook met zijn allen te beleven een gevoel van saamhorigheid doet opleven. Als er overal wat meer gevoel van samenzijn was, denk ik dat de mensen die het nodig hebben om voor hun rechten op te komen daar iets meer hulp bij zouden krijgen. Iedereen heeft naar mijn idee en ik weet zeker dat ik niet de enige ben, het recht op een waardig bestaan en op de rechten die daarbij horen. Als het misschien niet de volwassenen zijn die het gevoel oproepen, gebeurt dit wel door het vele leed dat wij zien van de kinderen. Door een redelijk zwaar thema in de viering te verwerken worden de leerlingen toch weer even met de neus op de feiten gedrukt. Ik vond het echter altijd wel heel goed dat er naast een zware ook altijd een luchtigere kant aanzat, zodat niet iedereen bijna depressief de kapel na afloop weer verliet. Daarnaast vond ik het ook wel enigszins speciaal dat wij als leerlingen toch een grote vorm van vrijheid hadden. Bepaalde dingen moesten verwerkt worden in de viering. De nummers die wij wilden zingen tijdens de vieringen, mochten wij vaak zelf uitkiezen, natuurlijk wel met enig overleg. Vooral deze aspecten maakten het zo leuk om aan de vieringen mee te werken. Mijn zes jaar op het City heb ik dan ook met plezier beleefd en mede door de vele activiteiten waaraan wij deel konden nemen en ons voor konden inzetten. Met alle plezier heb ik mijn bijdrage geleverd aan de vieringen, waarvan deze misschien wel de bijzonderste en ingrijpendste was die ik heb meegemaakt. Veel succes met het voorbereidingen van de vieringen die komen gaan en wellicht kom ik nog eens een keertje kijken. Met vriendelijke groet, Manon Nöllen
Vieren in het voortgezet onderwijs
27
28
foto: bill banning
Bert ten Berge, s.j.
Momenten en gelegenheden 1. In aansluiting op godsdienstige feesten Op christelijke scholen vormen de advent met het kerstfeest en de veertigdagentijd met de Goede Week en het paasfeest aanleidingen tot schoolvieringen. Of scholen ook ter gelegenheid van het pinksterfeest een viering houden is mij onbekend. Wel zijn er scholen die Allerheiligen en Allerzielen vieren en de naamdag van de schoolpatroon. Op scholen met een levensbeschouwelijk pluriforme populatie wordt ook aandacht besteed aan het Suikerfeest op het einde van de ramadan en aan Divali. Sommige scholen geven deze twee feesten een plaats binnen de kerstviering.
2. Op het ritme van het (school)jaar Behalve naar aanleiding van christelijke feesten wordt het tijdstip van een viering ook sterk bepaald door de ritmiek van het schooljaar. Het begin van het schooljaar vormt een natuurlijke aanleiding tot een viering, waarin de bezieling en de idealen waarmee men dit nieuwe jaar ingaat worden uitgedrukt. Hetzelfde geldt voor het einde van het schooljaar, waarbij dankbaar wordt teruggekeken op wat het jaar heeft gebracht of waarbij vooruitgeblikt wordt op de komende vakantie. Ook de uitreiking van het eindexamendiploma blijkt op scholen aanleiding tot een viering voor eindexamenleerlingen, ouders en leerkrachten. Op het Stanislascollege in Delft wordt sinds een paar jaar op de eerste schooldag na Nieuwjaar een identiteitsdag voor het personeel gehouden die begint met een viering. Op deze school wordt de Griekenlandreis van 5 gymnasium en de TaizĂŠreis begonnen met een viering met reiszegen in de kapel.
3. Bijzondere gelegenheden Op talloze scholen wordt een viering georganiseerd bij het overlijden van een leerling, docent of medewerker. Ook het afscheid van een personeelslid van de school kan - zeker als deze er zelf om verzoekt - aanleiding tot een viering zijn. Ook zijn er scholen die ter gelegenheid van een reĂźnie van oud-leerlingen een viering organiseren.
Vieren in het voortgezet onderwijs
29
Voor wie? Het genre van een viering hangt ten nauwste samen met de soort en de grootte van de doelgroep waarvoor de viering bestemd is. Daarbij is de leeftijdscategorie van belang, het onderwijstype, en of er ouders bijkomen. Bij de nu volgende systematisering van vieringen gaan we van grote naar steeds kleinere groepen.
1. Grote groepen op vrijwillige basis In dit boek worden voorbeelden genoemd van vieringen voor grote groepen leerlingen, leerkrachten en ouders. Deze massale vieringen hebben alleen kans van slagen als ze op vrijwillige basis worden aangeboden. Meestal vinden ze dan ook buiten de schooluren plaats, op een tijd als ook ouders kunnen komen. Dergelijke vieringen, voorbereid door docenten, leerlingen en ouders, worden onder andere op het Augustinianum in Eindhoven gehouden aan het begin en einde van een schooljaar en ter gelegenheid van de diploma-uitreiking.
2. Kleinere groepen met een verplichtend karakter Omdat massale vieringen, zeker als deze een verplichtend karakter hebben, vaak rommelig verlopen, organiseren scholen vieringen in schooltijd voor kleinere en meer overzichtelijke groepen zoals onder- en bovenbouw, een afdeling (gymnasium, atheneum, havo, vmbo) of een jaarlaag. Dit kan inhoudelijk steeds dezelfde viering zijn, maar ook verschillend in overeenstemming met de leeftijd en andere hoedanigheden van de doelgroep.
3. Personeel Op de locatie Westplantsoen van mijn school in Delft wordt het schooljaar - voorafgaand aan de lectio brevis door de directeur - geopend met een meditatieve bijeenkomst in de kapel alleen voor het personeel. Elk jaar is een andere sectie aan de beurt om hier vorm aan te geven. Zie verder onder de paragraaf ‘Inhoudelijke genres’. Dezelfde school, maar dan breed, biedt - zoals hierboven al gezegd- een viering aan voor het personeel op de eerste schooldag in januari.
4. Klassen Op mijn school bestaat eveneens de traditie van klassikale vieringen aan het begin van het schooljaar in de kapel en onder leiding van de mentor. Het voordeel van deze vieringen is dat ze meer intimiteit garanderen dan vaak in een grotere groep het geval is.
30
Inhoudelijke genres De inhoud van een viering en met name het sacrale en religieuze gehalte ervan kan enorm variëren afhankelijk van de context en de doelgroep. Ik ga een aantal vormen op katholieke scholen langs.
1. Eucharistieviering Een aangepaste eucharistieviering behoort op katholieke scholen nog steeds tot de mogelijkheden, maar het spreekt vanzelf dat deze alleen op vrijwillige basis kan worden aangeboden. Het voordeel van een eucharistieviering is dat je daarmee tot de kern komt van het katholieke geloof. Het nadeel is dat een waarschijnlijk grote groep van de schoolgemeenschap van deelname uitgesloten wordt, niet omdat men niet welkom zou zijn, maar omdat de drempel voor andersgelovenden te hoog is om hieraan te kunnen participeren.
2. Gebedsviering Door de toegenomen pluriformiteit op katholieke scholen (en bij gebrek aan voorgangers) is de vroegere eucharistieviering veelal vervangen door een gebedsviering, die wordt geleid door leken. Bij zo’n viering wordt gebruik gemaakt van toepasselijke teksten en songs. Het religieuze karakter komt, afgezien van de gekozen ruimte (kerk, kapel), tot uiting in Bijbelteksten, voorbeden, een zegenwens, het aansteken van kaarsen of in andere, eenvoudige rituelen.
3. Algemene vieringen met een religieus element Hieronder versta ik vieringen die geen gelijkenis meer vertonen met een kerkelijke viering en die laagdrempelig zijn voor alle leden van een schoolgemeenschap, maar toch duidelijk religieuze elementen in zich hebben. De klassikale vieringen op mijn school aan het begin van het schooljaar hebben een dergelijk algemeen karakter, zodat leerlingen en mentor er goed mee uit de voeten kunnen. Bij de brugklasviering wordt het leven van Stanislas ten voorbeeld gesteld en wordt een gesprekje gevoerd naar aanleiding van de parabel van de talenten (Mat. 25, 14-30). Bij de viering voor de tweede klassen wordt het verhaal over de droom van koning Salomo (1 Kon. 3) in een luisterspel voorgedragen. Aan leerlingen wordt gevraagd uiting te geven aan hun eigen wensdromen. Bij elke geuite wens steken zij een kaars aan. De viering voor de derde klassen is gecentreerd rond voorwerpen van persoonlijke betekenis die mentor en leerlingen meenemen en waarover ze in de kring in de kapel vertellen. Of zo’n viering besloten wordt met een gebedje, hangt weer van de keuze van leerlingen en mentor af. Bij de viering op onze school voor eindexamenleerlingen en ouders maakt een groepje eindexamenleerlingen van gymnasium, atheneum en havo aan de hand van teksten, songs en persoonlijke inbreng duidelijk hoe zij op hun schoolperiode terugkijken en met welke idealen ze de toekomst ingaan. Aan het slot van deze viering wordt, terwijl men een kringetje vormt rond de paaskaars, een zegenwens uitgesproken. Op Allerzielen kunnen docenten en leerlingen van mijn school een theelichtje kopen voor een overledene. Het geld is ten bate van onze partnerschool in Nicaragua. Men schrijft de naam van de overledene op een gekleurd kaartje. De theelichtjes worden bij het Stanislasbeeld in de hal geplaatst. De naamkaartjes komen erboven te hangen.
Vieren in het voortgezet onderwijs
31
4. Min of meer ‘profane’ vieringen Met deze paradoxale uitdrukking doel ik op vieringen waarin wel reflectie plaatsvindt op idealen en waarden, maar waarbij het religieuze aspect heel bescheiden of zelfs afwezig blijft. Zo bijvoorbeeld de al eerder genoemde meditatieve viering aan het begin van het schooljaar voor het personeel van het Stanislascollege. Leden van een bepaalde sectie geven met teksten, songs, zelfs stukjes cabaret, eigen muziek en persoonlijke – soms ludieke – inbreng en uiting aan de onderwijsidealen waarmee zij het komende schooljaar ingaan. De ruimte van de kapel waarin deze viering wordt gehouden, geeft fijntjes de grenzen aan van waar een viering ophoudt een viering te zijn. Afgezien van het feit dat deze viering in de kapel plaats vindt, hangt een verdere inbreng van religieuze elementen er helemaal vanaf of de betreffende docenten en medewerkers van zo’n sectie dat kunnen of willen. Onze docenten en medewerkers die bijna compleet hier naar toegaan, ervaren zo’n begin van het schooljaar als iets weldadigs. Een ander voorbeeld van zo’n profane viering is de nationale dodenherdenking op 4 mei. Leerlingen die daarbij de school vertegenwoordigen door mee te lopen en een bloemstuk bij het monument neer te leggen, ervaren dit als een indrukwekkende rite. Zo kunnen ook de minuten stilte die door leerlingen en personeel in acht genomen zijn na 11 september 2001 en na de moord op docent Hans van Wieren van het Terracollege in Den Haag in 2004 of ter nagedachtenis aan de slachtoffers van de tsunami, als profane, maar zeer indringende rituelen of vieringmomenten beschouwd worden.
Ruimtes Het spreekt vanzelf dat het karakter van een viering ten zeerste meebepaald wordt door de ruimte waarin de viering wordt gehouden.
1. De school zelf als ‘heilige’ ruimte In zijn boek Metabletica van God (1995) toont de auteur J.H. van den Berg aan dat ieder nieuw cultureel en religieus tijdperk het eerste zichtbaar is in de architectuur en daardoor zelfs bepaald wordt. Toegepast op een school: de ruimtelijke indeling van de school is het eerste continue ritueel, waarin de school haar identiteit en missie uitdrukt. Ik geef een voorbeeld. Je komt een school binnen en wordt in de hal meteen getroffen door een mooi kruisbeeld, een icoon of een intentiekaars. Dan is dus alleen al de ruimtelijke ordening een verwijzing naar het hogere doel van de school en een soort vieringcontinuüm van dat doel.
2. Een kapel Helaas hebben de meeste scholen in Nederland die de beschikking over een kapel hadden, deze voor andere dan religieuze doeleinden ingericht. In de geest van het boek van Van den Berg vindt hiermee een aardverschuiving van de identiteit plaats. Bij scholen die nog wel een kapel in stand houden is de kapel een continue verwijzing naar het hogere doel van de school. Op het Stanislascollege is men nu dankbaar dat de ernaast wonende paters streng waren en blijven wat het gebruik van de kapel voor andere dan religieuze doeleinden betreft. Alleen het koor en het orkest mogen er, gezien het klassieke repertoire, oefenen. Een kapel maakt het organiseren van vieringen laagdrempelig, want de ruimte heb je al. Ook als een viering weinig religieuze inhoud heeft, zorgt alleen al de ruimte van de kapel voor een sfeer van eerbied en zijn leerlingen er gemakkelijk op aanspreekbaar zich anders te gedragen dan in een klaslokaal. Op verzoek van leerlingen staat de kapel van het Stanislascollege sinds kort tijdens schooluren weer open, zodat zij er terecht kunnen voor een moment van rust of om een kaarsje aan te
32
steken. Leerlingen die van Taizé terugkwamen hebben er hun eigen zijkapelletje ingericht. Scholen die zelf geen kapel (meer) hebben kunnen voor hun vieringen gebruik maken van een kerk in de buurt met het voordeel van de sacrale ruimte en het nadeel dat de viering buiten de school plaats vindt.
3. Stille ruimte Verschillende scholen in Nederland, zoals het Sint Ursulacollege te Horn, het St. Bonifatiuscollege te Utrecht, het Teylingencollege te Oegstgeest, het Sint-Laurenscollege te Rotterdam, de Katholieke Pabo Zwolle hebben een stille ruimte ingericht voor rust en bezinning. Het gaat om een ruimte niet groter, zelfs eerder kleiner dan een klaslokaal. Als richtpunt bevindt zich in de ruimte een icoon of een kruis of een andere religieuze afbeelding. Er ligt een opengeslagen Bijbel, soms ook heilige boeken van de andere grote wereldgodsdiensten. Op de vloer staan Taizébankjes of liggen kussens. Er ligt een schrift om je gedachten in te noteren. Er kan een kaars aangestoken worden of wierook gebrand. Leerlingen en personeel kunnen er terecht voor rust en bezinning. Als docenten levensbeschouwing een les over meditatie willen geven, doen ze dat bij voorkeur in de stille ruimte. Bij ernstige omstandigheden kan de stille ruimte een plek zijn om ruimte te geven aan verdriet en rouwverwerking. Op het Sint Ursulacollege in Horn komt een Zengroep van leerlingen en docenten op vaste tijden in de week in de stille ruimte samen voor meditatie. Nogmaals: het hebben van zo’n speciale religieuze ruimte, die voor geen andere doeleinden wordt gebruikt, heeft op zich al iets van een continue rite waarin de school haar identiteit uitdrukt.
4. Heilige plek Op steeds meer scholen komt een heilige plek. Op het St. Bonifatiuscollege in Utrecht bestaat al een lange traditie dat kaarsjes aangestoken kunnen worden bij het beeld van de H. Bonifatius, ergens op een kruispunt in het gebouw. Vooral in de examentijd is er een zee van lichtjes. Kort na de Bijlmerramp in 1992 is Bert de Wit, directeur van de vmbo-afdeling van het Stanislascollege in Delft begonnen met het plaatsen van een paaskaars in de hal van de school die op verzoek van docenten en leerlingen bij vreugdevolle en droevige gebeurtenissen aangestoken kan worden. De intentie wordt naast de kaars op een bordje vermeld. Steeds meer scholen in Nederland en Vlaanderen nemen deze rite over. De kaars krijgt een plek bij het beeld van de patroon van de school, of bij een kruis of icoon of bij een andere religieuze afbeelding soms met bloemen erbij of met een tafeltje met een schrift waarin leerlingen hun gedachten en gevoelens kunnen schrijven. De ervaring van deze scholen is dat leerlingen deze heilige plek respecteren en waarderen en er gebruik van maken als ‘een plaats om even stil te staan en met je gedachten bij een ander te zijn’, zoals een leerling mij zei.
Besluit Deze bijdrage heeft niet de pretentie volledig te zijn ten aanzien van de vieringmomenten en de vormgevingen daarvan op scholen. Maar hopelijk reikt het hier gegeven overzicht voldoende ideeën aan om met een bepaalde vorm van viering op school te beginnen of om met nieuwe vormen te experimenteren.
Vieren in het voortgezet onderwijs
33
In gesprek met Beja Toonen en Hessel Keegstra
Een kunstproject in Bennekom over lijden Taco Visser
Twee dominees uit Bennekom, Hessel Keegstra en Jaap Meijer, hebben het project ‘Bennekom geraakt’ twee jaar geleden bedacht. Samen met een project-groep vertaalden zij de veertien statiën uit het lijdensverhaal van Jezus in veertien woorden waarmee emoties (kunnen) worden uitgedrukt: smart, op je nemen, koesteren, troosten, kracht, veroordeling, bezwijken, ontluistering, ondersteunen, hoop, zwakte, marteling, overlijden en vernedering. Vervolgens hebben ze veertien plaatselijke kunstenaars gevraagd om de woorden nader te interpreteren en te verbeelden in een kunstwerk. Deze kunstwerken waren - telkens met een toelichting van de kunstenaar - in de lijdenstijd 2010 in veertien winkels en instellingen in Bennekom te zien. Het grote publiek kon via een kunstroute langs de kunstwerken wandelen. Voor de basisscholen was toegankelijk educatief materiaal gemaakt, dat ook gebruikt kon worden in het voortgezet onderwijs.
Verbondenheid Godsdienstdocente Beja Toonen-Meijer haalde het project de locatie vmbo-tl van de christelijke scholengemeenschap Het Streek in. Ik ontmoet haar en dominee Keegstra vlak voor de bovenbouw paasviering met het thema ‘Geraakt’. Hessel Keegstra over de motieven voor het projectthema: “We wilden als kerk in gesprek met mensen buiten de kerk. De kerk heeft niet alleen een boodschap voor de wereld. Andere mensen hebben ons ook wat te zeggen. We zochten dus een thema waarmee we een gevoel van verbondenheid konden creëren. Het werd ‘geraakt-zijn’ door het lijden. Want we leven allemaal in een harde wereld met vele vormen van lijden. Wat doet dat met ons? Worden we geraakt door wat we zien? Verbindt lijden ons met mensen of gaan we eraan voorbij? Laten we ons hart spreken of spreken we harde woorden? Om moderne mensen aan te kunnen spreken, hebben we het lijdensverhaal in eigentijdse woorden vertaald, overigens samen met de kunstenaars die we bij het project betrokken.” Beja Toonen vult aan: “Het project is breed aangepakt in Bennekom. Naast de kunstroute waren er talloze activiteiten in de lijdenstijd en is er een filmpje van de veertien woorden en kunstwerken gemaakt met een heartbeat eronder als beat. Het filmpje is bij de opening van het project vertoond. De burgemeester van Ede hield er ook een gevoelige toespraak die mij en mijn teamleider, die met me mee was gegaan, diep raakte. We besloten gedurende die avond het project naar onze school te halen. Onze paasviering wordt geopend met dezelfde film en ook de toespraak van de burgemeester zal worden voorgelezen.”
34
foto: cees van beukering
Smart, een van de veertien kunstwerken in de kunstroute ‘Bennekom geraakt’. “Oerbeeld van verdriet. In pijn gevouwen handen. Versteend verdriet.” (Cees van Beukering)
Schoolviering De viering die ik daarna meemaakte, was door Beja Toonen tot een mooie schoolviering gemaakt. Ze organiseerde deze viering samen met vele collega’s die hun medewerking verleenden en drie bovenbouwleerlingen, die er een maatschappelijke stage mee vervulden. Zo speelde een collega prachtig op haar harp het ‘I don’t know how to love him’ uit Jezus Christ Superstar, nadat ervoor een filmscene uit The Passion was vertoond waarin Jezus ‘in het zand schreef’. Een van de drie stageleerlingen las een door Beja Toonen geschreven paasverhaal voor dat het thema lijden aan de christelijke hoop verbond. Mentoren en leerlingen droegen indrukwekkende gedichten voor over eigen vormen van lijden (waar uiteraard spontaan voor werd geklapt). En een ander van de drie stageleerlingen hield ten slotte de in de inleiding genoemde toespraak waarin de veertien woorden op een goede manier verbonden hadden moeten worden met de gebeurtenissen in het lijdensverhaal van Jezus. Ontzettend knap dat Beja Toonen deze toespraak vooraf niet verbeterd had en de jongens tijdens de viering tot het inzicht konden komen dat ‘bezwijken en ontluistering’ niet bij de paaszondag hoorden. Het had anders uit kunnen pakken, maar nu was het een echt leermoment. En volgens mij een genademoment. Beja Toonen glunderend: “Prachtig toch, die toespraak en de PowerPoint van die jongens!”
School en kerk De viering was niet het enige dat de school overnam van het project ‘Bennekom geraakt’. In de school hingen gedurende de lijdenstijd allerlei foto’s van gezichten en gedichten over lijden. Brugklasleerlingen hadden de foto’s gemaakt van hun eigen gezichten waarin ze de emoties vertoonden die bij de veertien woorden pasten. Leerlingen uit de tweede klas hadden onder leiding van hun mentor gedichten over lijden gemaakt (en sommige daarvan kwamen terug in de viering). Verder werd in de derde klassen bij godsdienst dieper ingegaan op het lijdensverhaal en hebben alle examenleerlingen voor CKV de kunstroute in Bennekom gelopen en hun eigen indrukken bij de kunstwerken verwoord. Een hele organisatie voor Beja Toonen en haar collega-teamleider, maar door goed overleg met de schoolleiding en de collega’s van de verschillende teams, de goede samenwerking met het kerkelijke projectteam en het kloppend hart van de gedreven godsdienstdocente, is het een prachtig voorbeeld geworden van een geslaagd educatief paasproject waarin lijden op een christelijke en eigentijdse manier vertolkt is. Beja Toonen: “Onze directeur Jan Haasjes heeft de christelijke identiteit gelukkig hoog in het vaandel.” Dit artikel is eerder verschenen in Narthex nummer 3, jaargang 10, 2010.
Troosten
foto: ellen bouter
Vieren in het voortgezet onderwijs
“Soms als je verdrietig bent, dan wil je wel wegkruipen en niet gevonden worden. En toch ook weer wel. Dan wil je getroost worden. Zacht en voorzichtig. Als een open deken om je heen. Zodat je echt gezien wordt met al je verdriet. Soms mis je iemand die niet meer bij je is, zo erg. Maar toch is deze mens niet echt ver weg. In je ziel is hij of zij afgedrukt. Je weet nog precies hoe hij of zij er uit zag en was. Onuitwisbaar. En dat kan troosten.” (Ellen Bouter)
35
In gesprek met Aad van Endhoven
Margot de Zeeuw
Interreligieus vieren Van Endhoven steekt veel tijd en energie in de vieringen, omdat hij vindt dat ze een belangrijke functie hebben: “Ik laat alle religies meedoen die op school zijn vertegenwoordigd. We leggen bijvoorbeeld niet alleen de Bijbel open tijdens de vieringen, maar ook de Koran en de Veda’s. En als ik de paaskaars ontsteek, dan vertel ik dat ik dat doe omdat God, Allah, Shiva nu in ons midden is. Interreligieus vieren betekent voor mij dat de leerlingen verhalen horen uit andere tradities en zich realiseren dat deze heel dichtbij hun eigen traditie liggen”, legt Van Endhoven uit. “We lezen dus niet alleen uit de Bijbel, maar ook uit de Koran en de Veda’s. Ik probeer daarbij raakpunten en overeenkomsten te vinden. We noemen bijvoorbeeld Ibrahim en Mozes regelmatig en ik laat duidelijk merken dat het verhaal over Jezus zowel in de Koran als in de Bijbel uiteindelijk goed afloopt, namelijk in de hemel. Leerlingen reageren vaak verbaasd als ze zich realiseren dat er grote parallellen tussen de verschillende godsdiensten zijn. Dat kan met recht een openbaring zijn.” De voorbereidingen voor de vieringen beginnen al ruim van tevoren. Van Endhoven: “Al aan het begin van het schooljaar bedenk ik de thema’s voor de vieringen. Ik baseer ze altijd op ideeën van de leerlingen of op zaken die voor hen op dat moment leven. Zo hadden we eens het thema ‘Een huis om in te wonen’. Daarin konden we actuele onderwerpen als vluchtelingen kwijt, maar ook thema’s als echtscheiding en verhuizen naar een andere stad. Tijdens de lessen nemen we stukjes van die thema’s bij de kop, de kinderen discussiëren, schrijven teksten, gedichten. Op een gegeven moment neem ik al het materiaal bij elkaar en gebruik het om er een viering van samen te stellen. Ik probeer de leerlingen tijdens de viering overigens wel zoveel mogelijk hun eigen teksten te laten voorlezen. Dat doe ik niet alleen omdat herkenning tijdens de viering nu eenmaal belangrijk is, maar ook omdat ze zich dan realiseren dat we hiermee al die tijd bezig zijn geweest.”
Geloofsbelijdenis Van Endhoven evalueert alle vieringen met de leerlingen. Dat levert vaak waardevolle informatie op. Hij begint bovendien het schooljaar altijd met een speciale viering waarin afspraken worden gemaakt over wat er gaat gebeuren tijdens de lessen en hoe dat wordt uitgevoerd. “We stellen dan in feite een geloofsbelijdenis met elkaar op”, zegt Van Endhoven. “Ik kan de leerlingen daaraan houden, maar zij mij ook. Deze afspraken en uitgangspunten komen dan ook regelmatig terug. Van collega’s hoor ik dat zelfs in andere lessen onderwerpen terugkomen die we in deze afspraken hebben vastgelegd. Dat kan bijvoorbeeld als de sfeer in de klas sterk wordt beïnvloed doordat sommige medeleerlingen onvoldoende ruimte krijgen. We herinneren de klas dan aan de startvie-
36
ring. Het woord respect komt in die startviering vaak terug en ook daaraan herinneren we de leerlingen geregeld. Overigens herinneren leerlingen ook de docenten aan dat wederzijdse respect en daarvoor is gelukkig ook ruimte!”
Gewijde sfeer Er is ook veel aandacht voor de ‘aankleding’ van de vieringen. “Ik kies altijd voor een gewijde, liturgische sfeer”, zegt Van Endhoven. “De leerlingen steken zelf de kaarsen aan, een bekende Rotterdamse organist speelt op het pijporgel en ik besteed veel aandacht aan de liturgie en aan de muziekkeuze. Ik zing bijvoorbeeld vaak een keer solo tijdens de vieringen, maar we gebruiken ook muziek van Ali B. en Marco Borsato. Dat laatste is vooral ontstaan na de komst van onze muziekdocente. Zij heeft veel feeling met de leerlingen, begeleidt ons heel goed op de piano en ze heeft bovendien ook een uitstekende stem. De meeste leerlingen zijn iedere keer weer erg onder de indruk en dat heeft alles te maken met die gewijde sfeer. Zelfs de grootste druktemakers worden stil!” Van Endhoven onderhoudt regelmatig contacten met de geloofsgemeenschappen buiten de school. “Ik ga er regelmatig langs. We bespreken dan onder andere de inhoud van de vieringen en vaak neem ik de teksten mee. Ik merk dat er vanuit de verschillende gemeenschappen veel waardering is voor het feit dat we niet proberen te bekeren en dat we respect hebben voor de verschillende religies. Onlangs hebben we bijvoorbeeld ook een speciale geloofsdag georganiseerd. We hebben toen eerst op school met elkaar gepraat en daarna zijn we naar een moskee gegaan. De week daarna hebben we een pandit geïnterviewd. We hebben aan de hand van allerlei orthodoxe, nogal uitdagende stellingen, heel open met elkaar gediscussieerd en dat was een geweldig goede ervaring.”
Eigen koers Van Endhoven merkt wel dat het belangrijk is om je eigen koers te blijven varen en je eigen identiteit vast te houden: “Er was een periode dat scholen de dominee, iman en pandit binnenhaalden om hen lessen en vieringen te laten verzorgen. Ik ben blij dat ik dat altijd zelf ben blijven doen: als je het uit handen geeft aan de ene partij, is de andere partij boos. Nu is iedereen van harte welkom bij ons, maar wij bepalen zelf hoe we de vieringen inrichten en welke thema’s we behandelen.”
Zingen Hoewel Van Endhoven ziet dat zijn inspanningen op school gewaardeerd worden en de leerlingen raken, realiseert hij zich steeds meer dat het erg moeilijk is om concrete resultaten te bereiken. “Toen ik dertig jaar geleden als pastor en leraar begon, was ik vol idealisme. Nu ben ik een stuk realistischer. Zo heb ik jarenlang mijn eigen domein, mijn eigen geloof, zeer kwetsbaar willen opstellen om andere religies tegemoet te komen. Dat doe ik nu niet meer. Ik hoopte dat mijn inspanningen meer tolerantie en begrip voor andere religies zouden opleveren, maar het gaat erg langzaam. Soms merkt een leerling op dat hij misschien toch wel anders denkt dan zijn ouders, maar dat dat van zijn geloof niet mag. Dat vind ik mooie, maar ook moeilijke momenten, want het zijn zulke kleine stapjes. Ik wil mijn leerlingen niet losmaken van hun geloof, maar ik hoop wel dat ik ze kan leren kritisch te zijn. Van daaruit kun je immers verder. Laatst zat er een moslimmeisje te zingen in de aula. Ik ging naast haar zitten om te luisteren en ik hoop dat ze heeft gevoeld dat ik het mooi vond wat ze deed. In feite hoop ik uiteindelijk te bereiken dat ze allemaal op hun eigen, prachtige manier zullen zingen en naar elkaar zullen leren luisteren.”
Vieren in het voortgezet onderwijs
37
In gesprek met Eva Goossens
Margot de Zeeuw
foto: ben dijkmans
Kerstviering 2011, Adelbert College in Wassenaar. Voorstelling, viering of presentatie? Goossens constateert onmiddellijk al verschil tussen een ‘voorstelling’ en een ‘viering’: “Dit is echt een viering. Dat geeft een andere dynamiek dan een voorstelling, waarbij je je veel meer op je publiek richt. Een viering is in mijn beleving iets intiems; je publiek is meer ‘getuige’ en de communicatie op het altaar of podium is niet in eerste instantie op het publiek gericht.” Op dat punt liggen nog wel kansen vindt Goossens: “Ook een viering is in ieder geval een presentatie. Je hebt immers publiek uitgenodigd en dat wil je laten weten wat je te zeggen hebt. Ook tijdens vieringen moet je dus rekening houden met een aantal basisprincipes op het gebied van presentatie. Zo sprak het merendeel van de leerlingen niet naar het publiek toe en maakte geen contact met de zaal. En als je bijvoorbeeld snel wegloopt als je klaar bent met je tekst, ontneem je je publiek de kans het even te laten bezinken. Als jij wegloopt, loopt met jou ook je tekst weg!” Contact maken zit ook in andere dingen: “Veel van de zangers staan met hun liedboekjes in de hand op het toneel”, constateert Goossens. “Dat is natuurlijk heel veilig en geeft houvast, maar de meesten keken in hun boekjes in plaats van naar hun publiek. Niet alleen maak je dan geen oogcontact, maar je zingt ook naar beneden waardoor je muziek niet overkomt. Bovendien staat het ongastvrij; je sluit je publiek immers buiten.” Ook als je applaus goed in ontvangst neemt, zorg je voor een moment van contact met je publiek: “Ren niet meteen weg, maar neem je applaus in ontvangst”, adviseert Goossens dan ook. “Het zorgt bovendien voor een goede, duidelijke afronding van een bepaald onderdeel.”
Vuistregels Een van de ijzeren vuistregels op presentatiegebied betreft de hoeveelheid informatie die je publiek aankan: “Die is beperkt”, aldus Goossens. “Mensen kunnen maar een beperkte hoeveel-
38
heid informatie verwerken, dus maak het niet te bont. Zorg ook voor voldoende rustmomenten in een viering, zodat je je publiek de gelegenheid geeft alles rustig te verwerken. Dan denk ik niet alleen aan grotere rustmomenten als een officieel moment van stilte, maar las ook af en toe een korte stilte in, bijvoorbeeld voordat je begint met praten. Loop ook niet onmiddellijk weg als je klaar bent, maar geef je publiek even een moment om alles wat je hebt verteld, rustig tot zich te nemen.” Overigens is stilte ook écht stilte vindt Goossens: “Een gedicht voordragen of teksten voorlezen bij een diapresentatie, vormt weliswaar een rustiger moment in de viering, maar het is geen stilte. Ik begrijp dat het eng kan zijn om een langere tijd stilte te laten vallen, maar het effect is groot. Je geeft je publiek immers de gelegenheid even bij zichzelf te rade te gaan en je laat ze de viering veel beter voelen en ondergaan.” Dit betekent dus dat je in inhoud en thematiek heldere keuzes moet maken. “Een thema zoals het Citycollege St. Franciscus dat gekozen heeft - de Palestijnse kwestie, muren bouwen, oorlog en vrede - is heel groot en voor zo’n relatief korte viering is het eigenlijk teveel”, vindt Goossens. “In dit geval merkte je dat doordat het concrete thema - een project voor Palestijnse jongeren - in de viering zelf nauwelijks werd uitgewerkt. Het thema werd in de breedte getrokken en er werd in abstracte termen gesproken over ‘muren tussen mensen’. Dat is jammer, omdat juist concrete voorbeelden uitstekend geschikt zijn om je boodschap over te brengen tijdens dit soort bijeenkomsten.”
Eigenheid “Ik merk aan de manier waarop de leerlingen zingen en voorlezen dat zij zich de teksten goed hebben eigen gemaakt,” merkt Goossens op. “Hun dictie en articulatie waren bijvoorbeeld heel goed: ze weten waarover ze zingen en spreken, en dat was heel mooi.” Een viering of presentatie wint aan eigenheid, aan ‘authenticiteit’, als je zoveel mogelijk je eigen woorden gebruikt, vindt ze: “Zeg wat je te zeggen hebt maar in je eigen woorden, dan wint je presentatie veel aan authenticiteit. Je wint daarmee ook aan autoriteit en het komt beter over dan de moeilijke woorden van een ander te gebruiken.” Verder kan een voorstelling voor en door leerlingen aan eigenheid winnen door ook echt alle onderdelen door de leerlingen zelf te laten uitvoeren: “Ook de rol van ‘voorganger’ of gastheer of gastvrouw zou ik door een leerling laten doen”, zegt Goossens. “Dat zorgt voor die eigenheid, maar ook voor eenheid.” Eenheid en extra rust kunnen ook gevonden worden in wat Goossens de ‘eenheid van vorm’ noemt. “Dan bedoel ik natuurlijk mooie bruggetjes tussen de verschillende onderdelen van je viering, maar je creëert ook extra rust door in de vorm zoveel mogelijk eenheid te creëren. Dat kun je zoeken in kleding bijvoorbeeld en in je decor. Probeer eens alle betrokkenen in het wit te kleden of bijvoorbeeld in liturgische kleding van verschillende godsdiensten.”
Dynamiek met drama Drama kan in een viering ook heel functioneel zijn vindt Goossens: “Daar liggen echt mogelijkheden om bepaalde thema’s op een heel authentieke manier uit te werken. Een onderwerp als die muur die gebouwd wordt in Israël kun je uitstekend uitwerken in een korte scène, waarin je leerlingen de verschillende gezichtspunten laat spelen en ze op elkaar laat reageren. Door drama in je viering in te lassen, breng je dynamiek aan, maar het is ook weer een kans op authenticiteit: je kunt de leerlingen in hun eigen woorden laten vertellen hoe zij in bepaalde situaties zouden reageren.”
Vieren in het voortgezet onderwijs
39
Simon Bakker “To make a prairie, it takes a clover and a bee, one clover and a bee, and reverie. The reverie alone will do if bees are few.” Emily Dickinson
Een algemeen kader • Er zijn lessen godsdienst/levensbeschouwing die een bedding vormen voor de vieringen. De school(leiding) is duidelijk in haar missie: vieringen zijn daarvan afgeleid. • Er is een werkgroep vieringen die daarvoor gefaciliteerd wordt met LVE’s en/of normjaartaak. • Er is voeling met kerkelijke organisaties uit de buurt. Speciale vieringen (Kerstmis, Pasen, communie, vormsel, doop) worden op de een of andere manier onder de aandacht gebracht. • Met scholieren bezoekt men bijzondere kerken, gebeurtenissen, bijvoorbeeld Eglise Wallone, English Church, EO-jongerendag, processie, paaswake, feesten van andere religies. • Men besteedt bijzondere aandacht aan christelijke hoogtijdagen: Kerstmis, Pasen, Pinksteren en aan de start van het schooljaar. Hiervoor bestaat een draagvlak binnen de school. Er is minimaal sprake van acceptatie bij leerlingen en docenten. • Er is een redelijk budget voor identiteitszaken. • Iemand uit de werkgroep moet boeken aanschaffen, artikelen lezen, radio/televisieprogramma’s volgen/opnemen. • Er is technische apparatuur (geluid – projectie/beamer – video). • Voor schoolbrede vieringen is er een geschikte ruimte in de school aanwezig.
De werkgroep Allereerst moet er een werkgroep komen, die een goede taakverdeling kent, met mensen die meerdere disciplines beheersen. Het mag echter geen te kleine club worden, want dan wordt de belasting te groot en bij uitval valt er haast niet over te nemen. Te denken valt aan een groep van ongeveer vier mensen.
40
Voorwaarden: • vogels van diverse pluimage (qua godsdienstige achtergrond); • een vertegenwoordiger uit de creatieve/ dramatische hoek; • een muzikale enthousiasteling; • ICT-vaardige mensen in verband met tekstverwerking en PowerPoint-presentatie; • een technisch iemand die de diverse apparatuur bedienen kan; • mensen die kunnen presenteren (goed in de school liggen en overwicht hebben); • een directielid dat adviseert, en de lijn naar de schoolleiding open houdt; • een paar leerlingen als klankbord voor muziek en teksten.
De viering • De ervaring heeft geleerd dat de volgende punten belangrijk zijn. • Niet langer dan een half uur (met komen en gaan een lesuur van vijftig minuten). • Visueel aantrekkelijk (actueel, modern kijkspul: filmfragmenten, mooie plaatjes). • Aansprekende muziek, als het even kan live. • Goede teksten, door meerdere personen gebracht, bijna altijd met leerlingen. • Op een goed moment, dus niet aan het eind van de dag. • Alle docenten dragen op de één of andere manier hun steentje bij, al was het alleen maar door in de zaal waar nodig te corrigeren. • Ruime inbreng van leerlingen uit zoveel mogelijk afdelingen, van hoog tot laag. • Ondersteund door dramatische componenten, bijvoorbeeld sketches. Een of meerdere personen die (zie samenstelling werkgroep) kunnen presenteren. • Tijdens de viering zitten de collega’s tussen leerlingen in om eventuele ordeproblemen direct aan te kunnen pakken.
“Het maken van een wei, vereist wat klaver en een bij, één klavertje, een bij, en dromerij. Genoeg is enkel dromerij, bij weinig bij.” Viering Allerzielen, Alfrink College in Zoetermeer.
foto: leon links
Vieren in het voortgezet onderwijs
41
In gesprek met Lou Harings en Petra Bongers
De opbrengst van de schoolcultuur van Trevianum in Sittard Gerrit-Jan Meulenbeld
De carnavalsmis is een meer dan dertigjarige traditie, ontstaan op het voormalige Bisschoppelijk College dat veertien jaar geleden samen met het Serviamlyceum de Trevianum Scholengroep werd. De mis is voor de schoolcarnavalsvereniging De Klaeverte de start van de carnaval op zondag1. De Klaeverte doet ieder jaar mee aan de carnavalsoptocht. Weken zijn leerlingen en docenten bezig om het gekozen thema en de kleding uit te werken, daarbij ondersteund door ouders en oud-ouders. Op zondag begint de dag met verkleden en schminken, daarna de mis gevolgd door een gezamenlijke maaltijd en ´s middags deelname aan de optocht, het hoogtepunt van de dag. “Met de mis willen we stilstaan bij de betekenis van carnaval, vooral bij de periode erna, de vasten, ons bezinnen, maar benadrukken we ook de verbondenheid die we met de Sittardse gemeenschap hebben. De stadsprins met zijn gevolg en familie is ieder jaar onze hoofdgast”, vertelt Harings. “We houden van deze traditie - ik zie de deelnemers ieder jaar weer genieten - en willen die graag doorgeven aan de jongere generatie.” Petra Bongers is daar een voorbeeld van.
Stadsprins Funs II, oud-leerling van het Trevianum “De carnavalsmis was voor mij een moment van bezinning in de rollercoaster waarin je als stadsprins op carnavalszondag al een paar weken zit. Het is goed om stil te staan bij de betekenis van carnaval. Carnaval is niet alleen feestvieren, het belangrijkste is het gevoel van saamhorigheid.”
Als leerlinge was ze al betrokken bij de voorganger van De Klaeverte en nam ze deel aan de mis. “Die hoorde er voor mij echt bij en nog vormt ze de vanzelfsprekende start van carnaval. Het gaat niet alleen om het feestvieren. Voor mij persoonlijk is de saamhorigheid tussen mensen de kern van carnaval. Ik trek nu met een aantal andere collega´s met heel veel plezier de
1 De Klaeverte is de carnavalsvereniging van de school. De naam heeft een dubbele betekenis, een 'klaever' is een plakker, iemand die achter je aan blijft lopen, maar ook een meikever.
42
foto: maurice heffels
kar van De Klaeverte. We hebben al vaker een prijs gewonnen met de optocht, maar daar doen we het niet voor. Leerlingen vinden dat natuurlijk wel leuk. Zij kiezen ook het thema.”
Groepsfoto De Klaeverte, Trevianum.
Eucharistieviering De mis vindt plaats in de aula die wordt ingericht als gebedsruimte met altaar, en gevierd door ongeveer tweehonderd mensen: genodigden, ouders, de leerlingen die meedoen aan de optocht, collega´s en oud-collega´s, maar ook belangstellenden die niet direct iets met de school te maken hebben. “Iedereen die zich betrokken voelt bij onze schoolgemeenschap en de mis een goed begin van carnaval vindt”, zegt Harings. De laatste vijf jaar gaat hulpbisschop mgr. Everard de Jong voor in deze bijzondere eucharistieviering. De Jong volgt de liturgie van die zondag. Hij verzorgt ook de bezinning. Alleen het openings- en slotwoord en een paar liederen zijn in het dialect. De vormgeving van de mis wordt door een oud-docent gedaan, oprichter van de voorganger van De Klaeverte en dialectkenner. Hij onderhoudt het contact met het bisdom en overlegt over het thema en de invulling. Regel is dat degenen die een actieve rol hebben in de mis niet zijn verkleed en geschminkt. Toen de school nog een moderator had was hij degene die in de carnavalsmis voorging.
Sterke gemeenschap De carnavalsmis staat niet op zichzelf. Trevianum Scholengroep heeft tal van extra activiteiten. Een kerstviering en een passiebezinning op Goede Vrijdag. Een paar keer acties voor goede doelen. De school beschikt over een kapel die onder andere dienst doet bij momenten van rouw. Een keer in de twee jaar organiseert de school een musical waarbij ongeveer honderdvijftig deelnemers zijn betrokken. Verder presenteren leerlingen die daarvoor door hun docent zijn
Vieren in het voortgezet onderwijs
43
genomineerd hun profielwerkstukken. Daar komen veel ouders en docenten op af. Harings: “Als school vormen we een hechte gemeenschap, maar we zijn ook sterk gericht op onze omgeving. Uit onderzoek blijkt dat ouders trots zijn op de school en dat uitdragen. De Sittardse samenleving leeft daarom mee met onze school, beschouwt de school als van haar. Sittard gunt ons dat het ons goed gaat.” De scholengroep kent een ouderraad en heeft per afdeling klankbordgroepen van ouders. Volgens Petra Bongers dragen de extra activiteiten bij aan het welbevinden van leerlingen. “Wat je als leerling bindt aan een school zijn niet zozeer de lessen, maar alle bijkomende aspecten, zoals vriendschappen en activiteiten. Wanneer leerlingen bovendien hun docenten op een andere manier bezig zien, krijgen ze een andere blik op docenten, worden ze meer van vlees en bloed. Door alle extra activiteiten zijn leerlingen niet alleen bezig met de stof, maar worden ze breder gevormd, krijgen ze extra bagage voor hun persoonlijke leven.” Harings vult aan: “Als je met allerlei activiteiten zorgt voor een prettige leefomgeving in die mooie, maar ook kwetsbare leeftijdsfase, daag je leerlingen op allerlei terreinen uit en dat moet wel tot betere prestaties leiden. Als dat ook nog eens wordt voorgeleefd door de docenten, ontwikkel je een cultuur waarin allerlei interesses en talenten kunnen gedijen. Al gaan we de kant op van het digitaliseren van onderwijsprocessen, de rol van de docent blijft essentieel. Het zal altijd gaan om de wisselwerking tussen de leerling en de docent.”
Dit artikel is eerder verschenen in Schoolbestuur nummer 3, jrg. 32, 2012.
44
foto: ineke schaap
Ineke Schaap Bijna twintig jaar ben ik aan het Teylingen college, locatie Duinzigt in Oegstgeest verbonden als godsdienstdocente, vertrouwenspersoon en schoolpastor. Vanuit die functie ben ik eigenlijk al vanaf het eerste jaar tot nu zeer nauw betrokken bij vreugde en verdriet van onze leerlingen, ouders en collega’s. In de loop der jaren zoeken leerlingen in toenemende mate een veilige plek in de chaos van gebroken gezinnen en andere ellende. Voor hen is de rol van thuis minder belangrijk en zij zoeken veel meer op school naar steun. Leerlingen komen dagelijks op zeer verschillende momenten bij mij langs, ook terwijl ik met een andere klas midden in een les zit. En dan moet je keuzes maken. Luister je direct naar de leerling en zet je maar even de ‘automatische piloot’ of de video aan? Of doe je dat straks in de pauze? Stuur je de veelal verdrietige leerling weer terug naar zijn eigen les of ga je op zoek naar een plek waar de leerling weer zichzelf kan worden? En dat was een probleem. Op woensdag was er een directiekamertje vrij. Dan moest je wel eerst een aantal spullen weg leggen. Op andere dagen vond je af en toe een lokaal waar toevallig net geen les was. Maar hoe vaak was er geen rustig plekje te vinden en stuurde je een kind naar de aula. Min of meer te koop voor de hele school. Daarnaast zijn er ook leerlingen die gebaat waren met gewoon even rust omdat ze voor een proefwerk of examen stonden en door de spanning geen zin hadden in de herrie van de aula of het achterplein. Waar is stilte, time out, rust te vinden?
Nieuwbouw als kans Het gat in de markt vond ik met de plannen voor een partiële nieuwbouw in onze school. De houten noodbouw was al jaren aan vervanging toe en nu zeker acht jaar geleden begonnen de eerste plannen vorm te krijgen voor het bouwen van een nieuwe vleugel naast het huidige gebouw. Er werd een maquette gemaakt en op een avond kwam de architect zijn plannen rond het nieuwe gebouw uitleggen aan de medezeggenschapsraad. Er kwamen prachtige nieuwe lokalen, een mediatheek, een nieuwe docentenkamer. Bij de rondvraag vroeg ik hem waar het stiltecentrum gepland was. En je begrijpt: toen werd het stil. Maar het was wel de start van denken in mogelijkheden. In de nieuwbouw was het niet te realiseren maar in het oude gedeelte gingen wel dingen verschuiven. De voormalige decanenkamer schuin tegenover mijn lokaal verhuisde naar de nieuwbouw. Daarmee kwam een prachtige plek vrij voor het realiseren van ons stiltecentrum. Maar dat ging niet zo snel als ik in deze bijdrage kan verwoorden. Zelf benutte ik de tijd met zoveel mogelijk stiltecentra te bezoeken in scholen, ziekenhuizen en luchthavens.
Vieren in het voortgezet onderwijs
45
Ook volgde ik bijvoorbeeld mandala cursussen om ideeën op te doen wat leerlingen zoal in het stiltecentrum konden doen. Op 18 juni 2003 werd de nieuwbouw ingezegend door bisschop Van Luyn van Rotterdam, voorafgegaan door het aansteken van een nieuwe paaskaars voor het nog te realiseren stiltecentrum. Een delegatie van de zustercongregatie van de franciscanessen, oprichters van onze school, was daarbij aanwezig. Zij vroegen om het banknummer van het schoolpastoraat en daarop kreeg ik een aantal weken later een donatie van drieduizend euro voor mijn werk. Toen wist ik natuurlijk al heel snel dat dat voor het stiltecentrum was. Dus niet voor glas, inrichting en schilderwerk. Dat moet de school maar zelf betalen. Het geld was bestemd voor de aanschaf van een trompe l’oeil. Dankzij een collega kwam ik aan het adres van de Italiaanse kunstenares Maria Spaargaren die gespecialiseerd was in het maken van ‘oogbedriegertjes’. Het lijkt een echt raam maar is in werkelijkheid een groot paneel met uitzicht op, ja waarop?
Uitzicht op de duinen Het stiltecentrum zou geen kapel worden. Het moest immers toegankelijk zijn voor alle duizend leerlingen. Maar het mocht natuurlijk ook geen museum worden. En zo kwamen we op het idee om de naam van onze school Duinzigt te verbeelden met een uitzicht op de duinen. Toen onze school in 1850 werd opgericht, gaven de zusters franciscanessen les aan schipperskinderen in het oude klooster. Als je toen naar buiten keek had je werkelijk zicht op de duinen. Wat is er mooier en rustgevender om stilte te verbeelden? Maria maakte drie ontwerpen waaruit we konden kiezen en ook nog mochten aanvullen met eigen ideeën. Een jaar lang hingen ze op mijn bord. Ik had alle leerlingen gevraagd er af en toe eens naar te kijken en me te vertellen wat zij erop zouden willen hebben. Zo ontstaan leuke ideeën. “Juf, er moet een richtingaanwijzer op met de naam van onze school en er moeten ook vogels en konijntjes komen!” Maria kon aan de slag. In het bovenlicht van het zijraam maakte zij glas-in-lood met daarin de symbolen van de nieuw aangeschafte paaskaars. Twee visjes in stromend water, erboven de letters PX met het alpha- en omega-symbool ernaast. Die kaars staat nu rechts naast het paneel. Onder het paneel hebben we een soort podium laten maken waarop precies dezelfde spulletjes liggen die Maria nageschilderd had in haar vensterbank. Ons eigen Duinzigt kopje, een leesboekje, een wereldbol, lucifers en kaarsjes waarmee straks de leerlingen op verzoek de grote kaars mogen aansteken.
foto: ineke schaap
46
De inrichting Met de inrichting ging het minder vlot. In september zouden we ermee starten. De ruimte was zo groot als een half klaslokaal. Belangrijk was een houten wandje te doorbreken waardoor een doodlopend stukje gang erbij betrokken kon worden en de ruimte diepte kreeg. Dat leverde een jaar vertraging op. Het moest door allerlei commissies heen. De houten tussenwand had namelijk brandvertragende panelen maar middenin zat gewoon een deur en daarboven glas. Moet ik warempel nog aan vijf mannen (de Arbo-commissie, kerndirecteur, architect, uitvoerder) duidelijk maken dat bij een eventuele brand het glas al zo gesprongen is en een houten deur ook. Na een jaar sukkelen konden we uiteindelijk een jaar later van start gaan. Weer hadden we pech toen de conciërge ziek werd en vervangen moest worden door een andere conciërge die voorheen in de bouw zat en de klus zou klaren. In het voorjaar was er ineens een betalingsstop waardoor het blauwe glas voor de onderramen niet besteld mocht worden. Deze eenvoudige ingreep was nodig om sfeer in de ruimte te brengen en ook privacy zodat de leerlingen die in de lokalen aan de overzijde les hadden, niet konden volgen welke leerlingen de ruimte bezochten. Vier keer ben ik ervoor teruggekomen in de grote vakantie. Voor de openingsvieringen van september was Maria Spaargaren uitgenodigd om het nieuwe paneel te presenteren. Het leek me wel slim om het daarna veilig weg te zetten in de kamer van de directeur en ook als reminder het proces te bewaken. De eerste weken verliepen voorspoedig. Een aannemer had het voorwerk gedaan in de grote vakantie. Er was een nieuw plafond en nieuwe verlichting met twee spots op het schilderij. De tussenwand was weggehaald en aan de zijkant was een glazen wand aangebracht zodat je buiten altijd zicht hebt op wat er binnen gebeurt, zonder dat de leerlingen dat in de gaten hebben. De conciërge maakte een lange doorlopende vaste bank zodat je de ruimte ook kunt gebruiken voor bijvoorbeeld een meditatieles. Van het restant hout maakte hij een boekenrekje dat we overigens niet voor boeken maar voor de meditatiebankjes uit Taizé gebruiken. Het staat decoratief en de leerlingen kicken erop.
Oase Op een verlate middag had ik een gesprek met het echtpaar van de schoonmaak. Zij leefden enorm mee en gaven me op een gegeven moment een waardevolle tip. Zij maakten ook schoon in bedrijven. Die hebben nogal eens bij de entree hun naam in de vloer aangebracht. “Dat moet jij ook doen!”, zeiden ze. Noem het bijvoorbeeld sjalom of stilte. Maar het eerste vond ik te Joods en het tweede te veel een Duits commando. En zo lig je ’s nachts te piekeren over een naam en kwam ik gaandeweg op oase. Uitnodigend, inspirerend en rustgevend tegelijk en het is bovendien een naam waar niemand aanstoot aan kan nemen. De contrastletters liet ik op de wand bevestigen. Een collega, docent verzorging, zorgde voor een echte palmboom en ook beloofde hij mij de tuin voor de ramen zo te maken dat je de ramen van de lokalen aan de overzijde definitief wegwerkt en je boven het blauwe glas alleen nog maar groen ziet. Prachtig toch! Zo werd het 24 december. Het stiltecentrum was klaar!
Klaarmaken voor gebruik In de kerstvakantie ging ik opnieuw aan de slag. Ik heb een Godslampje aangeschaft dat tegenover de entree hangt en van buitenaf te zien is. Elke ochtend steek ik daar een nieuw kaarsje aan. Leerlingen die de grote kaars willen aansteken kunnen dat vanuit die kaars op aanvraag doen. Vervolgens ben ik alle details nagegaan. Mijn eigen huiskamerfonteintje met stromend water paste er heel goed in, alleen het snoertje moest ik laten verlengen. In een schaaltje heb ik vruchtenhartjes gelegd, nog niet wetende dat ze later bijna niet aan te slepen waren. Toen
Vieren in het voortgezet onderwijs
47
heb ik vier mappen gemaakt. Een met foto’s over het ontstaan van het stiltecentrum en het paneel. Het is heel leuk om te zien hoe het was en wat ervan geworden is. In de zomervakantie was ik bijna dagelijks bij Maria om het ontstaan van het paneel van drie stukken hout tot schilderij stap voor stap vast te leggen. Voor de openingsviering van september heb ik daar een presentatie van gemaakt en Maria uitgenodigd om erover te vertellen. Ook al was het centrum nog niet af, de leerlingen vonden het prachtig om dat te zien. De tweede map heb ik ingericht voor leerlingen die iets willen schrijven. Dat werkt momenteel heel goed. Het begon met heel positieve reacties over het stiltecentrum, daarna kwamen allerlei stukjes van leerlingen over het al-dan-niet-lukken van vriendschappen, mensen die ze moesten missen en wat voor gevoel dat dan is, of leerlingen die met zichzelf in de knoop zitten. Een leerling schreef zelfs iets te hebben gestolen, gewoon voor de fun. Hij werd gepakt en geeft nu medeleerlingen het advies om nooit zoiets doms te doen. Naast verdrietige stukjes schrijven leerlingen over hun wensen, dromen of gewoon omdat ze blij zijn over iets. Map drie gaat over mandala ’s en de betekenis ervan. In map vier zitten voorbeelden van mandala’s die de leerlingen kunnen inkleuren. Ze kiezen welke ze mooi vinden, bijvoorbeeld: licht, kracht, liefde of concentratie. Bij mijn uitleg over het stiltecentrum vertelde ik de leerlingen dat kleuren niet iets is voor kinderen op de basisschool, maar voor iedere leeftijd. Zeg maar van 8 tot 88. Het is heel rustgevend en je kunt er iets van jezelf in kwijt. Deze map wordt nu heel intensief gebruikt.
Officiële opening Zo werd het januari van een nieuw jaar. Op die maandag hadden we een studiedag en waren alle collega’s aanwezig. Daarnaast waren allerlei schoolgeledingen en leerlingen uitgenodigd om het stiltecentrum officieel te openen. Onze pastoor was er om de ruimte in te zegenen. Bij het vullen van het emmertje water twijfelde ik over de benodigde hoeveelheid. Ik wilde niet te weinig hebben maar het restant na afloop weggooien vond ik ook niets. En toen gebeurde er iets grappigs. De pastoor doopte de wijwaterkwast in het fonteintje en daarmee was voor mij een hoop opgelost. In zijn woordje benadrukte de pastoor het raam op het paneel dat openstond en als symbool diende voor degene die een uitweg zocht. Casper, een leerling die in de medezeggenschapsraad zit, stak voor het eerst de paaskaars aan in het nieuwe centrum. Een mooi symbool om iets van de christelijke traditie van de school tot uitdrukking te brengen, maar daarnaast ook door elke leerling als mooi en sfeerverrijkend wordt ervaren. Veel collega’s kwamen met positieve reacties. Degenen die dat niet deden, vond ik wel op de dagen die volgden in het stiltecentrum om eens rond te kijken en de boeken door te nemen. Daar werd best tijd voor genomen, wat op mij een indruk van betrokkenheid achterliet: als het je niet interesseert was je al lang weggegaan of helemaal niet gekomen. Op 11 januari begonnen de lessen weer. Alle klassen kregen de hele week een uur les in en over het stiltecentrum. De leerlingen vonden het prachtig. Opmerkelijk vond ik dat ze in de ruimte vanzelf stil werden. Door de inrichting van de ruimte is de sfeer zodanig dat het uitnodigend is om er naar toe te gaan.
Gebruik Vanaf toen tot nu is er nooit misbruik gemaakt van het brandende kaarsje bij de entree om daarmee ongevraagd de grote kaars aan te steken. Zelf was je erop bedacht dat er ook nog wel eens eentje kon zijn die daarmee stiekem een sigaretje aanstak. Maar ook dat gebeurde
48
foto: ineke schaap
niet. Slechts twee keer heb ik in de eerste weken leerlingen weggestuurd omdat ze een boterham aten en het als een soort restaurant dachten te gebruiken. Ook kwam een keer een leerling vertellen dat het veel te druk was in het stiltecentrum. Toen ik ging kijken wat ze bedoelde heb ik gelijk mijn camera gehaald. Wat bleek? Een stuk of tien tweedeklassers zaten hand in hand op de Taizé-bankjes naar het schilderij te kijken. Daarachter zat een even groot aantal leerlingen gewoon te genieten van alles. Ook al was het toen even niet stil, ik heb ervan genoten. Nog mooier vond ik dat leerlingen ook kwamen om de grote kaars te mogen aansteken. Niet alleen de kleintjes maar juist ook de ouderen. Aan het eind van een les vroeg een jongen van zeventien of hij de dag erna de kaars aan mocht steken voor zijn vader. “Natuurlijk”, zei ik, “kom maar als het zover is.” Hij kwam om kwart over twaalf. Om half één werd zijn vader geopereerd en al die tijd zat hij bij die brandende kaars. Later kwamen jongens uit een derde klas waarvan een vriendje was overleden met dezelfde vraag. De kaars is al menig keer aangeweest op de meest uiteenlopende momenten.
Visitekaartje Op de open dagen en bij de rondleidingen door de school voor nieuwe leerlingen of mensen die de school om andere redenen bezoeken, wordt nu ook een kort bezoek aan het stiltecentrum gebracht. Daar zitten uiteraard vaak mensen bij die weinig of geen kerkelijke achtergrond hebben. Ieder is heel positief, alleen al omdat ieder mens een verlangen heeft naar rust en stilte. Men waardeert het stiltecentrum en de mogelijkheden die het biedt. Ik durf wel te zeggen dat het een visitekaartje is geworden van de school. Artikelen in kranten, met name in Trouw, zorgden voor reacties uit het land. Thom Breukel, de schrijver van de Stilte Atlas van Nederland, gaat het ook een plekje geven in de nieuwe druk van zijn boek. Terugkijkend op de afgelopen jaren kan ik alleen maar zeggen: het kost veel tijd en energie, maar het is zozeer de moeite waard, dat ik dat nu helemaal vergeten ben. Een stiltecentrum is het mooiste dat ik de leerlingen ooit heb kunnen geven.
Vieren in het voortgezet onderwijs
49
Eugène Brussee
Voor mij zitten drie jonge meiden, Sharon Bernael (15), Thirsa Spit (16) en Sandra Kuijpers (15), een beetje giechelend, maar toch ook heel serieus betrokken bij hun project op de Tabor scholengemeenschap in Hoorn. Met nog een klasgenoot vertegenwoordigen ze de andere leerlingen van de klas en hebben ze overleg gevoerd met directie, bouwbedrijven, architecten en de ouderraad over de vormgeving van hun stiltecentrum. Ze hebben in verschillende kranten gestaan en zijn zelfs een keer op SBS 6 geweest. Vandaag is het af. Thirsa: “We hebben onze ideeën samengevoegd en daar is dit ontwerp uitgekomen.” Sandra vult aan: “De reacties zijn verschillend. De een vindt het stom en anderen zijn positief.” En Thirsa weer: “Ik heb het nog een paar keer moeten meemaken dat een familielid overleden is van een vriendin of iemand in mijn eigen omgeving. Dan ben je er meer mee bezig.” Ze zijn best een beetje zenuwachtig voor de officiële opening. Thirsa: “Toch is het ook een moment om dingen af te sluiten.” En Sharon: “We hebben nooit afscheid kunnen nemen van ons klasgenootje, maar nu kan dat wel.”
Permanent stiltecentrum Van de dood van dat klasgenootje en de begrafenis in Marokko, hoorden de leerlingen van groep 2N in de zomervakantie. Dat was een grote schok. Na de vakantie werd er, zoals gebruikelijk als een leerling of docent overlijdt, ergens in de school een hoekje ingericht om stil te kunnen staan bij het verlies. Maar toen de onvermijdelijke dag kwam dat het hoekje moest worden opgeruimd, klonk er protest alom vanuit klas 2N. Ze kwamen met een eigen vraag: een permanent stiltecentrum voor alle leerlingen en docenten, waar je heen kunt met je verdriet of als je even alleen wilt zijn. Marjo Kuypers, docente levensbeschouwelijke vorming (Levo) pakte dit op: “De volgende lessen Levo werden besteed aan dit antwoord. Leerlingen kregen de opdracht om in een paar zinnen en met een paar plaatjes weer te geven wat ze graag wilden. Het resultaat was verbluffend. Hele werkstukken kwamen terug en ze wilden graag zien hoe op andere plaatsen vorm was gegeven aan stiltecentra.” De leerlingen lieten er geen gras over groeien. De parochiekerk, een ziekenhuiskapel en vele andere stilteplekken werden bezocht, een pastoraal werkster kwam in de klas en kreeg honderdvijftig vragen voorgeschoteld, gedichten werden geschreven, docenten geïnterviewd, handtekeningen verzameld. Marjo Kuypers: “Ook schroomden de leerlingen niet om bij de directie binnen te lopen om vragen te stellen of om te kijken hoe daar werd vormgegeven aan de identiteit van de school. De pers werd ingelicht en daar werd goed op ingesprongen. Als hoogtepunt kregen de leerlingen van 2N van de directie de opdracht om alles wat ze hadden bedacht te presenteren aan de directie, docenten, ouders, pers en ook het bouwbedrijf. Zij moesten alles zelf regelen tot en met de plaats, uitnodigingen en catering aan toe. De belofte werd gedaan, dat er met de bouw zou worden begonnen en dat er een permanent stiltecentrum zou komen.”
50
Beslotenheid en intimiteit In de voorbereiding werd ook contact gezocht met het bisdom Haarlem. Via de bisschoppelijk gedelegeerde kwam de klas in contact met architecten van het bisdom Haarlem. Marjo Kuypers: “Het waren jonge mensen en dat hadden ze hier niet verwacht. Bovendien hadden wij het idee dat ze met zware eikenhouten deuren kwamen aanzetten om de plek af te sluiten, maar het werd een soort schelp die open staat naar de school.” De architecten hebben kosteloos hun ontwerp aangeboden en werden daarvoor ook uitdrukkelijk bedankt tijdens de opening. Paul van Geel, één van de architecten van het bisdom, toont zich zeer tevreden over de afwerking: “Het is een besloten ruimte, maar niet gesloten. Je denkt snel aan deuren als het om een intieme ruimte gaat, maar er moet ook toezicht zijn. Tegelijk is het belangrijk dat het stil is en dat er geen glazen deuren zijn die de intimiteit wegnemen.” De officiële sprekers spreken tijdens de opening lovend over dit initiatief van de leerlingen zelf. Tineke van der Zelm, die indertijd als pastoraal werkster de klas bezocht, noemt de leerlingen “kanjers met inzet en doorzettingsvermogen”. Ze hoopt dat als de leerlingen er voor elkaar zullen zijn, ook God er voor hen zal zijn. Tweede Kamerlid Jan de Vries, van het CDA, vindt het een groot voorrecht aanwezig te mogen zijn bij dit unieke moment. Hij spreekt over de school als een gemeenschap waar ook ruimte is voor geloofsvragen. “Dat is juist nodig op een katholieke school. Dat je niet alleen in naam katholiek bent, maar ook in de praktijk. Dat herken ik ook op deze school.” Hij spreekt de hoop uit dat het stiltecentrum een plek mag zijn om in contact te komen met God en met elkaar. Inzet Özkon van de stichting Islam en Dialoog, spreekt als een van de vijf uitgenodigde wereldreligies namens de islam. Hij noemt het stiltecentrum heel belangrijk, maar gaat eigenlijk alleen in op de waarde ervan voor moslims. Fred Deen, een stagiaire van de plaatselijke parochie in Hoorn is een van de aanwezigen in de zaal. “Ik vind het fantastisch dat jonge mensen dit zelf hebben ontplooid. Dat moet je van harte steunen als kerk.”
Een plek voor iedereen Ook Marjo Kuypers is erg blij met het resultaat. “Het is een stiltecentrum geworden waarop iedereen trots kan zijn. Een stiltecentrum met de symbolen van de vijf wereldreligies. Zo wijst het glas-in-lood op de bewuste stilteplek naar het oosten. Samen met de zes kleitableaus vormt het een kruis, maar staat het ook symbool voor de zevenarmige kandelaar. En dan heb je de lotusbloem op de vloer en de zon op het plafond. Een plek om je gedachten op papier te zetten of alleen te zitten. Een plek voor iedereen.” Adjunct-directeur Schaaf heeft nogal eens verbaasde blikken gekregen van collega’s: “Sommigen vonden het niet passen op een vmboschool. Vmbo-scholen hebben bij velen een negatief imago, maar hier zie je dat het ook anders kan.” En de leerlingen zijn blij dat er nu eindelijk een plaats is waar ze heen kunnen als ze iets ergs hebben meegemaakt of misschien ook als ze heel blij zijn. Mitchell en Alexander vinden het wel een goede plek en vooral een rustgevende plek. “Het is niet te druk”, zegt Mitchell. En Alexander: “Ik krijg er een ontspannen gevoel.” Thirsa gaat straks naar een andere school, maar is zeker van plan eens terug te komen hier: “We hebben een sterke band gekregen met elkaar door hier samen aan te werken.”
Onder de titel ‘Leerlingen zorgen zelf voor stiltecentrum op school, verscheen dit artikel eerder in: Samen Kerk, november 2005, nr 9.
Vieren in het voortgezet onderwijs
51
52
foto: charissa bakema
Paul Post
Door de aard van die plaatsen is men genoodzaakt de rituelen te hechten aan een groepscultuur die bij uitstek een exponent is van de actuele cultuur. De connecties tussen cultus en cultuur zijn aldus onontkoombaar. Terwijl de klassieke binnenkerkelijke liturgie voor een belangrijk deel afstand kan houden van rituele dynamiek in onze cultuur, staat men in de genoemde categoriale situaties als het ware aan het front. Men tast daar naar nieuwe passende rituele vormen. Die worden vooral gevonden op terreinen als taal, handelen, ruimte, rol voorganger, nieuwe vormen van interactie individu/gemeenschap, muziek, symboliek, gebruik media, et cetera. Het zijn kortom situaties waar liturgie geconfronteerd wordt met thema’s en kwesties die in wezen voor al onze vieringen gelden, of gaan gelden. Schoolvieringen zijn, aldus zou men kunnen zeggen, exemplarisch of voorbeeldig.
Schoolvieringen als exemplarisch ritueel Enige tijd geleden kreeg ik de beschikking over een reeks opnames van vieringen op middelbare scholen (Den Haag, Rotterdam; bij gelegenheid van Kerstmis, Pasen, jaarsluiting). Ik was helaas nog niet in staat ze in te brengen in een uitgewerkt project (het is mooi materiaal voor een afstudeer- of promotieproject). Wel bekeek ik het materiaal globaal en kon het in algemene zin verbinden met ander lopend onderzoek naar rituele repertoires aan de rand of buiten de strikt kerkelijke rituele context. In deze bijdrage geef ik kort, enigszins impressionistisch een reeks van kenmerken of kwaliteiten aan van die schoolvieringen als exponent van actuele rituele tendenties. Die impressies verbind ik soms impliciet, soms meer expliciet met meer evaluatieve of ook aanbevelende notities. Ik bezie de schoolvieringen dus vooral onder het perspectief van actuele rituele tendenties. Het algemene beeld daarvan kan ik hier slechts kort oproepen. Er is op het moment in ons land een enorme dynamiek op het terrein van rituelen, ritueel handelen. Velen beschrijven die dynamiek als een paradox. Aan de ene kant is er de crisis van het christelijk ritueel. De kerken lopen leeg. En aan de andere kant zijn er rituelen in overvloed. Vooral de dynamiek in het publiek domein valt in het oog, vooral vanaf de jaren negentig. Er zijn tal van nieuwe rituelen en symbolen, ze komen en gaan. Sport brengt ons bij tijd en wijle in rituele extase. Vooral de repertoires van feesten en herdenken vallen hier op. Wat dat laatste repertoire betreft, de herdenking, is er de succesvolle opkomst en vestiging van de stille tocht als een soort van standaardrepertoire bij een plotselinge onverdiende dood. Na de begrafenis van Diana en de riten bij de dood van Pim Fortuyn was er recent de Arena-herdenkingsdienst voor volkszanger AndrĂŠ Hazes en de lawaairituelen na de ritueel genoemde moord op Theo van Gogh. Vooral de herdenkingsdienst voor Hazes was een fascinerend ritueel waarover trendwatchers, wetenschappers, intellectuelen en journalisten net als destijds bij Diana en Fortuyn zich het hoofd braken. Wat is hier toch letterlijk in het spel? In algemene zin kunnen we stellen dat vroeger vastliggende repertoires in beweging zijn geko-
Vieren in het voortgezet onderwijs
53
men en dat grenzen vloeiend zijn, dat er allerlei grensverkeer en tussenwegen bestaan tussen de te onderscheiden grote sporen van christelijk/kerkelijk, algemeen-religieus en profaan/ seculier repertoire. Soms wordt daaraan een multicultureel/religieus of interreligieus repertoire toegevoegd. De schoolvieringen in mijn dossier lijken zich in eerste instantie te bewegen vanuit het algemeen religieuze spoor. Alvorens onze typerende notities ten aanzien van het repertoire van de schoolvieringen te presenteren, passen nog enkele begripsmatige plaatsbepalingen in de vorm van werkdefinities van gebruikte centrale concepten. Allereerst ritueel. Voor mij is dat hier minder of meer geformaliseerd, gestileerd symboolhandelen. Onder ritueel repertoire versta ik het geheel aan rituelen die een zekere coherentie vertonen qua vormgeving, participatie, aanleiding en context; rituele repertoires staan groepen mensen ter beschikking voor de symbolische expressie van ideeën en idealen, identiteiten en mentaliteiten van individuen en/of gemeenschappen. Liturgie is meer toegespitst christelijk ritueel; liturgie is het symboolhandelen waarmee christelijke geloofsgemeenschappen hun geloof tot expressie brengen. Ik gebruik graag het vreemde samenstel ritueel-liturgisch of ook wel liturgisch-ritueel waarmee ik aangeef dat liturgie steeds onontkoombaar gezien moet worden in het bredere kader van ritueel, aldus is elke liturgische studie onontkoombaar een rituele studie. Een schoolviering (de term ‘viering’ ontleen ik aan het woordgebruik op de scholen zelf) is een bij grote momenten op de as van het jaar gemeenschappelijk ritueel waarmee de school haar christelijke en/of algemeen-religieuze oriëntatie tot uitdrukking brengt.
Zeven notities 1. Evenementieel Een eerste aspect betreft de actuele sterke tendens tot ‘evenementalisering’. Rituelen worden meer en meer in onze cultuur sterk verbonden met topmomenten. Met grote feesten, ceremonies bij speciale gelegenheden op de assen van jaar en leven. Rituelen zijn sterk verbonden geraakt met evenementen. Ritueel hoort bij events als een ramp, een ongeluk, een huwelijk, een begrafenis, bij een feest of herdenking dus. Het gebruik van de term ‘viering’ is hier veelzeggend. Daarmee wordt ritueel sterk in de richting van feest getrokken. Dat heeft enigszins geïsoleerde vieringen tot gevolg, vieringen uitgelokt door het moment van het evenement, en ook vieringen waarin alles dus moet gebeuren, enorm geconcentreerd op dat ene moment. Dat vraagt veel van een dergelijk ritueel, vaak te veel. De teleurstelling is dan ook vaak groot. Vroeger waren rites de passage ingebed in een breed geheel van grotere en kleinere riten ervoor en erna. Schoolriten delen in deze tendentie. Gemeenschappelijke vieringen zijn nagenoeg uitsluitend verbonden met topmomenten zoals de opening van het schooljaar, de sluiting ervan, Kerstmis en Pasen. Een ander spoor zijn de herdenkingsvieringen uitgelokt door een dramatisch voorval, meestal een plotselinge onverdiende dood van een leerling of leraar. In onze huidige scholengemeenschappen is er nauwelijks nog ander kleiner belendend ritueel. Nu al zou ik willen opperen dat we met massale schoolvieringen ritueel gezien misschien te hoog inzetten. Dat kleinere deelvieringen misschien een betere optie zouden kunnen zijn. In mijn slot kom ik hierop terug. 2. Legoritueel Een tweede in het oog springend aspect van ons ritueel handelen dat ik zeer prominent terugzie in de schoolvieringen is dat het collages zijn. De meeste vieringen in mijn opnamencollectie zijn een aaneenschakeling van losse stukjes of schetsjes. Schoolvieringen zijn hiermee een ‘schoolvoorbeeld’ van (laat- of post)modern ritueel. Velen
54
Kerstviering 2011, Adelbert College in Wassenaar.
foto: ben dijkmans
doen badinerend hierover. Men plakt en knipt, men zapt en leent, en bricoleert een ritueel bijeen. Men spreekt wel van legoritueel. Soms gaat dat erg ver. Het is een kwestie van vraag en aanbod. “Meneer, weet u nog een mooi ritueel voor ons?” Vanuit die vraag plukt men dan uit verschillende culturen van Ieren, Germanen, Kelten, Indianen, het Verre Oosten natuurlijk, tot ronduit verzonnen tradities en plakt dat aaneen tot een postmodern geheel. De al genoemde herdenkingsdienst in de Arena voor André Hazes is hier een mooi voorbeeld van. Hazes werd herdacht in een stadiondienst die in wezen was opgebouwd uit een reeks bewuste en onbewuste ontleningen. We spreken hier in jargon van rituele referenties. Er was het stadionconcert in de avonduren, het geliefde popconcert met lichtjes en waves, er was de herdenkingsdienst na een ramp, er was de sportmanifestatie, meer in het bijzonder de gewonnen voetbalwedstrijd compleet met ereronde, er was de in Nederland zo geliefde samenkomst met samenzang door de EO nieuw leven ingeblazen met jongeren- en ouderendagen, maar in wezen een oud onderdeel van het rituele publieksrepertoire van verzuild Nederland, en er was natuurlijk de uitvaart met in stemmig licht de kist met foto, de toespraken en muziek. Er is dus geplakt en ontleend. In schoolvieringen zie ik parallelle referenties. Duidelijk is er bijvoorbeeld de referentie aan de open podiumavonden of ook toneel- en muziekavonden die veel scholen voor eigen intern talent organiseren. Duidelijk is ook de referentie aan de tv-uitzending, het nieuwsjournaal bijvoorbeeld als referentiekader voor de toneelmatige vertelling of performance van het kerstverhaal. Vaak wordt met deze signalering van legoritueel een waardeoordeel gegeven, een diskwalificatie. Op dat punt wil ik wel een algemeen tegengeluid laten horen. Men dient te beseffen dat veel geroemd traditioneel ritueel in belangrijke mate ook legoritueel is, een vaak uiterst complex en grillig samenstel van uiteenlopende delen met uiteenlopende herkomst. Christelijke liturgie is hiervan een sprekend voorbeeld. Het eucharistisch gebed is een complex samenspel van zeker negen verschillende onderdelen en genres (dankzegging, acclamatie, epiclese, instellingsverhaal, consecratie, anamnese, oblatio, intercessiegebed, slotdoxologie). Het Ex(s)ultet, de oude paasjubelzang, is een grillig samenspel van zeer uiteenlopende delen die in de loop van drie, vier eeuwen improviseren en ontlenen een eenheid werden. Eigenlijk geldt het voor al onze liturgieën. Dit relativeert voor mij althans de actuele klacht over bricolage op voorhand. Er zijn wel vragen, fundamentele vragen. Hier dringt zich eerst en vooral de vraag naar het verband op. Een ritueel als collage vraagt om een verband, om een verbindend kader. Daar hangt eigenlijk alles van af. Daaraan is in onze actuele cultuur – zo meen ik - in algemene zin een enorme behoefte: men zoekt naar samenhang, naar een verbindend kader. Hier ligt in mijn
Vieren in het voortgezet onderwijs
55
ogen de grote kracht van religie in het algemeen en van het christendom in het bijzonder, veel meer dan op het terrein van de rituele performance, vormgeving en aanbod van repertoires zoals we zelf vaak geneigd zijn te denken (en hoe belangrijk dat alles ook is). Hier ligt ook voor mij het punt van de uiteindelijke identiteit van het ritueel. Bezien we bijvoorbeeld het christelijk ritueel dan is er door de anamnetische basisstructuur van het paasmysterie en de ‘Christusmythe’ een hecht en onvervreemdbaar verband. Daar ligt de hechte samenhang van rite en mythe. Van belang is hier vanuit de ritentheorie erop te wijzen dat dat verband niet zozeer van buiten rationeel wordt ingebracht, maar juist in het ritueel zelf besloten ligt en wordt aangereikt. 3. Verstaanshorizon Elk ritueel wordt voorts bepaald door een culturele symbolische code. Daarom is het zo gevaarlijk rituelen klakkeloos uit andere culturen over te nemen. Je verstoort dan de culturele codering. Vroeger werd die code in een (deel)cultuur als vanzelf, veelal in het rituele spel zelf, overgedragen. Nu ontbreekt die minimale verstaanshorizon dikwijls, of is die sterk opgedeeld in een reeks van kleine vaak vluchtige deel- en groepsculturen. Dat geldt ook voor de school. Hoewel er bij een school sprake is van een zekere afgebakende groepscultuur met bepaalde schooleigen codes en symbolen, overheerst niettemin ook hier het beeld van een complex geheel van kleinere subculturen. Denk hier alleen maar aan de onderscheiden klassen en lesgroepen, culturele en religieuze groepen, lifestyle-groepen, muziekoriëntaties, meisjes en jongens, etc. Kortom: grotere gemeenschappelijke schoolvieringen staan voor de uitdaging een gedeelde teken- en symboolhorizon te vinden waarin het rituele repertoire een plaats kan krijgen. Hier worden nu tal van strategieën gevolgd: • Men jammert, men klaagt en stelt dat het niet verwonderlijk is dat de rituele participatie aan religieus ritueel terugloopt, dat schoolvieringen gedoemd zijn te mislukken: men weet immers niets meer, wat engelen zijn, waar Pinksteren voor staat (er zijn werkelijk jongeren die menen dat woord en feest zijn afgeleid van het Limburgse muziekfestival Pinkpop). Men vlucht in catechetische trajecten zonder de geheel eigen aard van het rituele leerproces te beseffen. ‘Levende kerststal’, viering lichtjesavond 2011, Alfrink College Zoetermeer.
foto: leon links
56
foto: keon links
• Veelal volgt men een tweede weg en kiest men voor uitleg in het ritueel zelf, commentariërend als bij een voetbalwedstrijd de voltrokken handeling uitleggen, toelichten. Een fatale stap die meer en meer vieringen binnendringt en die dan ook in mijn dossier schoolvieringen dominant aanwezig is. De rol van een commentator, uitlegger en toelichter is soms direct van de tv overgenomen. Soms ensceneert men de viering veelzeggend als een tv-uitzending. • Of men kiest meer en meer voor aanpassing van het ritueel. Men saneert het repertoire tot op algemeen verstaanbare basale symbolische grondlijnen. Die lijnen zijn bekend: ritueel handelen gedragen door de archetypische symbolen van licht, water, aarde, vuur. • Of men verlaat het spoor van ritueel handelen en schakelt over naar een ander register, naar dat van het theater, van de schooltoneelavond met liedjes en schetsjes. Hoewel de grens tussen theater en ritueel een onderwerp van discussie blijft in de rituele studies, is en blijft er een onderscheid. Een viering is anders dan een toneelproductie de symbolische expressie van een gezamenlijke spiritualiteit. Dit raakt meteen het belangrijke punt van voorgangers en toeschouwers. In veel schoolvieringen wordt de theaterreferentie direct ook opgeroepen door de ruimtelijke opstelling, er wordt gevierd in de ruimte van de schooltoneelavond en de stoelenopstelling is dezelfde. Ook zijn de leerlingen vaak alleen toeschouwers en publiek. Door een andere ruimtelijke dispositie en een actieve inbreng en participatie van de leerlingen kan deze tendens worden omgebogen. 4. Individu en gemeenschap Die participatie hangt weer nauw samen met een ander kernaspect: de delicate verhouding van individu en gemeenschap in onze moderne cultuur in het algemeen en in ritueel en school in het bijzonder. Ritueel is vrij massief verbonden geraakt met gemeenschap, met collectiviteit. Maar ook hier past nuance. Het gaat steeds om een samenspel van individu en gemeenschap. Er is kleiner, meer privaat gericht ritueel, en groter met een meer collec-tief accent. En binnen de performance zijn er weer onderscheiden accenten. Maar vooral is er, zeker in kringen van school en kerk, de neiging gemeenschap te idealiseren. Ritueel zou voortdurend en altijd gedragen worden door een solidaire gemeenschap, bij christelijke liturgie zou het gaan om een hecht Volk Gods dat door de wereld gaat. In de praktijk blijkt er echter steeds vaker sprake te zijn van zogenoemde momentane gemeenschappen, deelgemeenschappen die - zoals we zagen - samenkomen rond een gebeurtenis, een aanleiding, een evenement. Oude socioculturele kenmerken van gemeenschap zoals nabijheid in wonen, nauwe familiebanden, sterke lokale bindingen hebben plaats gemaakt voor wisselende tijdelijke mobiele deelgemeenschappen. De school is zo’n deelgemeenschap, en de schoolviering zo’n momentane rituele groep. 5. Media, idealisering en beeldvorming Eveneens verbonden met de opmerkelijke relatie van individu en gemeenschap in onze moderne cultuur en met idealisering van actueel ritueel dient gewezen te worden op de grote invloed van de media in onze cultuur. Er is door media een enorme kennisneming van riten en symbolen. Elke avond kun je al zappend moeiteloos een paar huwelijksvieringen en uitvaarten in bijvoorbeeld films en documentaires zien, maar vooral ook kleiner ritueel, huisritueel, naar-bed-breng-ritueel, verzoeningsritueel tussen partners, welkomst- en afscheidsritueel, bezoekritueel en schoolritueel. Maar die media bemiddelen op een zeer specifieke wijze: ze componeren, er is altijd sprake van een selectie, van een bewerking, van shots. De media zijn zelf ook ‘mythisch’, de scripts van de soaps reiken eigen mythische trajecten aan, vol van beeldvorming en fantasie. De media bieden een schijnwereld los van zintuiglijke rituele performance. Voor authentiek ritueel handelen heeft dat alles vergaande gevolgen, men idealiseert het ritueel handelen. Mensen hebben door riten in de media hoge verwachtingen van rituelen, terwijl de rituele werkelijkheid van alledag meestal grauw en doorsnee is. Niet elk
Vieren in het voortgezet onderwijs
57
huwelijk is een sprookjeshuwelijk en niet elke begrafenis verdraagt media-aandacht, onze gezinsrituelen zijn niet gesneden naar het model van de familie Huxtable (Cosby Show). De alom aanwezige beeldcultuur (tv, video, film) is niet alleen de leverancier van vervangend fantasieritueel, maar ook van vergelijkende ritualiteit, met als gevolg: teleurstelling en gemis aan kwaliteit. De invloed van tv-liturgie, koninklijke doopjes, huwelijken en begrafenissen, grootse herdenkingsdiensten, riten in soaps en series is niet te overschatten en dan vooral qua beeldvorming en idealisering. En vooral ook weer op het niveau van gemeenschap. Voortdurend zoemt de camera bij de afscheidsdiensten voor Claus en Hazes in op de verzamelde gemeente, suggereert aldus een hecht verbonden solidaire groep. Hier is letterlijk beeldvorming in het spel. De band van die solidaire gemeenschap blijkt uiteindelijk misschien wel flinterdun. Voor leerlingen geldt de impact van media in hoge mate. De muziek- en beeldcultuur zijn hierdoor sterk bepalend. In de vieringen zie ik hoe men in vormgeving aansluiting zoekt bij die muziek- en beeldcultuur. Het is de vraag of dit een goede weg is voor inculturatie van rituelen. Mij zet de ervaringen met open jongerenkerken op dit punt aan het denken. Men gaat daar op zoek naar een eigen vorm voor jongerenvieringen. Ik neem nu even een Apeldoornse oecumenische gemeente als voorbeeld. Eerst was er een eigen band, droegen de pastores ook repertoire (doorgaans popmuziek) aan waarvan zij dachten dat het wel passend zou kunnen zijn. Maar het werkte niet. Jongeren wilden zelf de muziek bepalen en de band bleek ook niet te voldoen, de live muziek was te dominant en de band te belastend qua organisatie. Onthullend voor mij is vooral het gegeven dat samen zingen niet werkte. Samenzang was onhaalbaar. Het enige wat af en toe lukte was Taizé-muziek. Samenzang was te veel opgelegd, te geforceerd. Wat wel soms kon was een concertachtige inbreng van muziek. Wat gezocht werd was stemmige, rustige muziek. Toen de band definitief van het toneel was verdwenen werkte men ook veel met cd’s. Aanvankelijk vreesde men een terugval, maar het tegendeel bleek het geval: er was meer rust, men was flexibeler in het afstemmen op het thema en de sfeer van de viering. Een aparte muziekgroep richt zich nu op die muzikale inbreng, het is een groep die ervaring had in het verzorgen van disco’s. Muziek heeft aldus in de Apeldoornse viering een ondersteunende rol. 6. Differentiaties en configuraties Ik vervolg onze schets van actuele rituele aspecten met een trend die verbonden is met wat in de recente literatuur ‘configuraties’ worden genoemd. Het gaat hierbij om variaties vooral betreffende openheid en geslotenheid qua vorm en inhoud. Ook raakt dat direct gemeenschap en verband. Configuraties zou men kunnen typeren als rituele repertoires waarin bepaalde categorieën van met name vorm en inhoud (bijvoorbeeld in termen van openheid en identiteit) samenkomen. Er zijn configuraties die qua vorm en inhoud exclusief zijn, waar een eigen onvervreemdbare identiteit van de gesloten groep voorop staat, zoals bij de vrijmetselarijriten of orthodox joods repertoire, Latijnse eredienst of oosters orthodoxe liturgie. En er zijn configuraties die een inclusieve vormgeving bezitten, dat wil zeggen: open, gastvrij, uitnodigend en aldus ‘modern/eigentijds’. De inhoud en boodschap kunnen exclusief zijn in de zin van een duidelijke eigen identiteit (zoals Taizé) of meer inclusief (vergelijk hier bepaalde meditatiediensten). Wat nu opvalt is dat beide typen van configuraties - dus de open inclusieve, en de meer gesloten exclusieve - momenteel aantrekkelijk kunnen zijn, ook voor jongeren. Onze nieuwe publieksrituelen zijn doorgaans open en inclusief van vorm en inhoud. Maar ook interessant is het te zien hoe zeer exclusieve configuraties als abdijliturgie of byzantijnse eredienst zeer attractief kunnen zijn voor mensen juist in hun gesloten exclusiviteit. Wat schoolvieringen betreft zou vooral gedacht moeten worden aan inclusiviteit, aan openheid, toegankelijkheid en gastvrijheid. En dat perspectief hangt weer samen met een belangrijke hermeneutische sleutel die ik in dit kader graag apart aan de orde stel als laatste aspect: de toe-eigening.
58
7. Primaat van de toe-eigening In de cultuurwetenschappen en rituele en liturgische studies wordt al langere tijd gewerkt met het hermeneutisch principe van benoeming en toe-eigening. Bedoeld is dat betekenis wordt ‘geproduceerd’ doordat mensen en groepen zich cultuurvormen zoals ritueel toe-eigenen. Er zijn nu wisselende niveaus van betekenisgeving waarbij de persoonlijke toe-eigening door mensen kan worden onderscheiden van de meer officiële benoeming. Deze benadering van toeeigening stelt ons in staat allerlei contextwisselingen en dynamiek ten aanzien van ritueel en liturgie qua vorm en inhoud een plaats te geven. Van belang is nu te zien hoe veel ritueelrepertoire leerlingen zich op zeer specifieke wijzen toe-eigenen. Zo is voor de meeste kinderen de Eerste Communie tevens de laatste communie, maar tegelijk blijvend gewild omdat kinderen zich het ritueel niet als christelijk eucharistisch initiatieritueel toe-eigenen, maar als rite de passage, als volwassenwordinginitiatie en bezweringsritueel in een context waar domeinen van huis, stad, dorp, wijk of school geen passend initiatieritueel bieden. Ook wordt veel ritueel steeds vaker apart toegesneden op deze open toe-eigening. We betrappen hier een belangrijke rituele tendentie. De rituele grondvorm wordt open en basaal benaderd, het is een hermeneutisch open ruimte, de deelnemers staan als betekenisgever, als toe-eigenaars centraal. Woorden worden gerelativeerd en muziek, beelden en vooral stilte en sfeer komen naar voren als centrale gewaardeerde rituele expressievormen. Het gaat hier om nieuw op deze toe-eigeningstendens geënte ritueel-liturgische vormen, maar ook om bestaande traditionele vormen. Het succes van deze rituele vorm verklaart in mijn ogen ook de aantrekkingskracht van kloosterliturgie en pelgrimages naar Santiago de Compostela. Immers klooster- en abdijliturgie en pelgrimage worden door velen als zo’n zelfde open ruimte ervaren. De zojuist besproken configuraties, gesloten of open, exclusief of inclusief, worden hiermee tot op zekere hoogte gerelativeerd. Vertaald naar schoolvieringen zou men een belangrijke slag gewonnen hebben als men in staat zou zijn in ritueel opzicht de viering als zo’n open ruimte te kunnen presenteren. Het moge duidelijk zijn dat behalve kansen en uitdagingen, hier ook een vraag ligt. De vraag namelijk naar het verband tussen benoeming en toe-eigening, of anders gezegd: hoe groot kan en mag de kloof tussen benoeming en toe-eigening worden? Ik laat het nu even bij die vraag en noteer dat veel afhangt van de relatie, het verband tussen rituele inhoud en vorm, tussen wat ritueel officieel mensen laat doen, wat mensen zeggen dat ze in ritueel doen en wat mensen feitelijk doen in ritueel handelen.
Ritueel handelen Bij wijze van slotakkoord blijf ik graag bij dat ritueel handelen staan. Daar zit qua schoolvieringen voor mijn gevoel de clou. Veel vieringen die ik zag en meemaakte zijn eigenlijk misschien helemaal geen ritueel. Het zijn eerder opvoeringen. Dat heeft zoals gezegd te maken met de interactie, de hele opzet, de afstand van commentaar en toelichting. Misschien zou men zich moeten concentreren op het ambacht van het rituele spel. Het onbevangen kwalitatief hoogstaand spelen. Volgens de regels van het spel. Misschien moet men zich beperken tot enkele basale presentaties: een stuk muziek, een goed gekozen tekst, een gedicht. Meer niet. Misschien moet men op school vanuit kleinere vieringen langzaam een soort ritueel milieu opbouwen waarin grotere vieringen kunnen voortkomen. Ik geef een analogie die ik nog steeds treffend vind. Na het neerstorten van een Herculestransportvliegtuig bij Eindhoven (1996), waarbij 34 soldaten de dood vonden, werd een grote herdenkingsdienst georganiseerd met daarin een religieus gedeelte. Daarvoor waren een dominee, een katholieke aalmoezenier en een humanistisch raadsman verantwoordelijk. Het was qua ritueel ambacht een wonderlijk samenstel. De dominee had er een heuse kleine kerkdienst van gemaakt met Bijbellezing en
Vieren in het voortgezet onderwijs
59
preek, de katholieke pastor herdacht de doden in een vloed van woorden en metaforen. Maar verreweg de meeste indruk maakte de raadsman. Hij ging naar voren en droeg zonder enige aankondiging, toelichting of afkondiging een kort gedicht voor, meer niet: De steen is sterk, maar het ijzer breekt hem. Het ijzer is sterk, maar het vuur smelt het. Het vuur is sterk, maar het water blust het. Het water is sterk, maar de zon verdampt het. De zon is sterk, maar de wolk verduistert haar. De wolk is sterk, maar de wind drijft hem voort. De wind is sterk, maar de mens weerstaat hem. De mens is sterk, maar de dood slaat hem neer. De dood is sterk, maar sterker dan de dood is de liefde. De liefde vergaat nimmer meer. Vooral op jongeren, de soldaten in de kazernes maakte dit optreden grote indruk. Het gedicht werd gekopieerd en overal opgehangen. Ik vermoed dat we hier een schoolvoorbeeld van rituele performance hadden. Trefzekere tekstkeuze, korte krachtige performance met alle nadruk op de presentatie.
Literatuur Frijhoff, W. (1997).Toe-eigening: van bezitsdrang naar betekenisgeving. In: Trajecta 6, 99-118. Grimes, R. (2000). Deeply into the bone. Re-inventing rites of passage. Berkeley, etc.: University of California Press. Heitink, G. & H. Stoffels (Eds.) (2003). Niet zo’n kerkganger. Zicht op buitenkerkelijk geloven. Baarn: Ten Have. Hendriks. P. & T. Schoemaker (2004). Het hemels gelag. Vernieuwend vieren tot op de bodem. Zoetermeer: Meinema. Lukken, G. (1999). Rituelen in overvloed. Een kritische bezinning op de plaats en de gestalte van het christelijke ritueel in onze cultuur. Kampen: Gooi en Sticht = Ritual in abundance. A critical reflection on the place and shape of Christian ritual in our culture. Liturgia condenda, Leuven/Paris/Dudley MA: Peeters. Post, P. (2000). Het wonder van Dokkum. Verkenningen van populair religieus ritueel. Nijmegen: Valkhof Pers. Post, P. (2004). Een ideaal bevraagd: actuele kritische notities bij het adagium van bewuste actieve deelname van de gemeenschap in de liturgie. In: Tijdschrift voor liturgie 88, 2-14. Post, P. (2004). Actueel panorama van ritueel-liturgische inculturatie en participatie in Nederland: schets en perspectief. In J. Lamberts (Ed). De actieve deelname aan de liturgie herbekeken. Honderd jaar na Pius X en veertig jaar na het Concilie (Nikè-reeks 50). Leuven/Voorburg: Acco, 41-79. Post, P. et al. (Eds.) (2003). Disaster ritual. Explorations of an emerging ritual repertoire. Liturgia condenda 15. Leuven/Paris/Dudley MA: Peeters. Post, P., Nugteren, A. & Zondag, H. (2002). Rituelen na rampen. Verkenning van een opkomend repertoire. Meander 3. Kampen: Gooi en Sticht.
60
In gesprek met Willem Vonk en Tiny Uyttewaal
Gerrit-Jan Meulenbeld
Rector Willem Vonk en conrector Tiny Uyttewaal waren beiden langere tijd aan de school verbonden en hebben de ontwikkeling van een mono- naar een multiculturele school meegemaakt. Zij hebben duidelijke opvattingen over de plaats en de rol van vieringen binnen hun school. “We hebben de tijd wel mee, door de islam is religie een gespreksonderwerp en levensbeschouwing een makkelijk vak om te geven.”
Van eucharistieviering naar schoolviering Willem Vonk: “Vieringen zijn voor ons onlosmakelijk verbonden met de katholieke identiteit van de school. Ze maken integraal onderdeel uit van onze school. In de loop der jaren is de betekenis wel veranderd. Toen ik hier op school kwam, twintig jaar geleden, gingen we naar de eucharistievieringen in de kerk in de buurt, die lagen in het verlengde van de geloofsopvoeding, van ‘zieltjes winnen’, nu hebben we vieringen in de school omdat we het belangrijk vinden om op belangrijke momenten bij elkaar te komen en stemmen we de vieringen af op de schoolpopulatie. Vieringen moeten voor de leerlingen wel zin hebben. Ik denk dat wij er in geslaagd zijn om vanuit onze katholieke identiteit op alle belangrijke christelijke feest-dagen vieringen te hebben en tegelijkertijd recht te doen aan de religieuze beleving van onze leerlingen. Wij hebben vieringen met Kerstmis, Pasen, aan het begin en het einde van het schooljaar en de Franciscusdag.” Tiny Uyttewaal: “We hebben ook binnen de school eucharistievieringen gehad, maar de betekenis van bijvoorbeeld de hostie ging volledig voorbij aan een deel van de leerlingen. De aandacht was er absoluut niet bij en docenten moesten als een soort ordebewaker voortdurend door de kerk. Toen hebben we besloten ermee te stoppen en zijn we gaan zoeken naar een vorm die enerzijds past bij onze katholieke traditie en ook betekenis heeft voor leerlingen die daarin niet zijn opgegroeid. Wij vinden dat we de evangelieverhalen die bij de christelijke feesten horen aan de vieringen moeten koppelen. Op Franciscusdag bijvoorbeeld kiezen we een facet uit het leven van Franciscus. Maar we zijn wat meer nadruk gaan leggen op muziek, teksten en gedichten. Dat doen we nog steeds zo, afhankelijk van wie in de voorbereidingsgroep zit. We gaan ook nog steeds naar de kerk, maar in kleinere groepen. De leerlingen zijn meer belangstellend, rustiger en meer doordrongen van de betekenis van wat geloof voor mensen kan betekenen.”
Franciscus ging ook met iedereen in gesprek Willem Vonk: “Tegelijkertijd met de nieuwe opzet van de vieringen, zijn we ook meer aandacht gaan besteden aan andere culturen. We hadden een onderzoek laten doen met de vraag ‘Hoe
Vieren in het voortgezet onderwijs
61
gaat de school veranderen?’ Daaruit kwam naar voren dat we helemaal zouden verkleuren en stonden we voor de keuze of we een katholieke school zouden blijven zoals we waren of dat we ons zouden richten op de leerlingen in de binnenstad. We hebben voor dat laatste gekozen, maar ook benadrukt dat het belangrijk is dat je een geloof hebt. Wij zeggen niet meer dat het katholieke geloof het enig zaligmakende geloof is, maar wel dat het een voordeel is wanneer je gelovig bent als je leerling bent van het Citycollege. Die keuze is ook bepalend geweest voor de inrichting van de vieringen. Maar onze katholieke traditie blijft het uitgangspunt, we zullen onze afkomst nooit verloochenen. Daarover hebben we ook wel discussie gehad, want in het aandacht hebben voor andere religies kun je ook doorslaan. Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen de verschillende religies, dat zullen we ook blijven benadrukken, maar we zullen ervoor waken dat het één grote grijze brij wordt.” Tiny Uyttewaal: “Kinderen die geen religieuze achtergrond hebben, hebben het moeilijker op deze school. Twintig jaar geleden hebben we de paar islamitische leerlingen die we toen hadden gevraagd mee te doen aan de vieringen. Na enige aarzeling is dat gebeurd en vond iedereen het geslaagd. Wanneer we het met Pasen hebben over de opstanding en nieuw leven, geven we ook voorbeelden uit andere godsdiensten. Maar kerst is niet alleen maar samen eten. Dat vinden we niet genoeg. Het moet voor iedereen duidelijk zijn wat de betekenis is van het kerstfeest voor christenen. We staan als school duidelijk in de franciscaanse traditie. Met die traditie in de hand vinden we het ook makkelijker om uit te leggen wat we doen. Dat sluit namelijk naadloos aan op de franciscaanse spiritualiteit. De verhalen van Franciscus spreken alle leerlingen aan: zijn ontmoeting met de sultan, zijn opkomen voor de zwakkeren, het ter discussie stellen van buitensporige rijkdom. Dat is niet alleen een inspiratiebron voor onze vieringen, maar ook voor onze regels. Een basisgegeven voor Franciscus en onze school is dat we met iedereen om willen gaan. We scheiden ons niet af in afzonderlijke groepen, maar we willen in gesprek met elkaar blijven, omdat dat de enige mogelijkheid is om goed samen te leven. Dat passen we dus ook toe in de school. Onze katholieke traditie vraagt ons in dialoog te gaan. De vieringen hebben daarin een belangrijke rol. Ze brengen ons met elkaar in gesprek en dragen bij aan het hebben van begrip en respect voor elkaar. Dat gaat ook door nadat de leerlingen de school verlaten hebben.” Willem Vonk: “De vieringen zijn momenten van verbroedering. De vieringen zijn weliswaar verplicht, maar iedereen vindt dat normaal. Onze school kent weinig groepsvorming met een etnische achtergrond. Daaraan dragen de vieringen, maar ook de lessen levensbeschouwing bij. We doen er alles aan om groepsvorming te voorkomen. Daardoor zijn we een soort multiculturele proeftuin. We vragen ons ook wel eens af waarom het in de wijk niet zo kan als op school. Uit enquêtes blijkt dat ouders en leerlingen dat ook zo ervaren. Ook collega’s zijn steeds enthousiaster om mee te doen aan de vieringen. Ik heb daardoor ook een overschot aan docenten godsdienst/levensbeschouwing. Er zijn verschillende mensen die de fakkel zouden kunnen overnemen. De meeste docenten zijn sterk maatschappelijk betrokken, daar zijn ze ook op aangenomen, en dat betekent in ons geval ook een sterke religieuze betrokkenheid.”
De vieringen Willem Vonk: “De vieringen worden samengesteld door de werkgroep vieringen. Die wordt gevormd door een docent levensbeschouwing, leerlingen, muziekdocenten. De leerlingen spelen een belangrijke rol. Zij kiezen meestal de teksten en de muziek. Een viering heeft meestal dezelfde opbouw. Zij begint met een beeld- of muziekfragment passend bij het thema van de viering. Dat is om de deelnemers in de juiste sfeer te brengen. Daarna volgt het welkomstwoord en een uitleg van de viering. Dan spreken meestal leerlingen enkele teksten afgewisseld door muziek en een gebed, dat wisselend door een docent of leerling wordt uitgesproken. Een vast ritueel met Kerstmis en Pasen is het aansteken van de kaars. De muziek wordt verzorgd
62
st. josephs catholic church in macon, georgia, usa.
door een leerlingenkoor begeleid door een (erg goed) orkest van docenten. Aan het eind spreek ik een slotwoord. Steeds vaker proberen we leerlingen iets tastbaars mee te geven in de vorm van een paasei, een kerstgroet. Een viering duurt ongeveer veertig minuten. We proberen ook steeds leerlingen met verschillende achtergronden aan het woord te laten. Maar wanneer een leerling eenmaal in de werkgroep zit, zie je vaak dat hij zijn hele schoolcarrière mee blijft doen. Een viering wordt vier keer herhaald zodat alle leerlingen, in groepen van tweehonderd, de viering kunnen meemaken. Het is belangrijk dat in het management mensen zitten die met volle overtuiging vieringen willen en alert blijven. En met een aantal voortrekkers. Dat straalt uit naar andere mensen, naar de hele school. Dan komen er vanzelf mensen die meegaan in die sfeer en mee willen doen, terwijl ze vroeger enigszins lacherig deden over de vieringen.” Tiny Uyttewaal: “Ik vind ook dat wanneer docenten sceptisch blijven, je met hen in gesprek moet. Zij hebben gekozen om op deze school te gaan werken en de vieringen maken van die school een wezenlijk onderdeel uit. Maar er zijn steeds meer mensen die spontaan met ideeën komen en meedenken en zeker wanneer je het ze vraagt. We hebben op deze school het voordeel dat we nog een mooie oude kapel hebben die zich natuurlijk uitstekend leent voor de vieringen. We zouden de vieringen nog wel meer willen koppelen aan andere activiteiten in de school, speciale activiteiten die afgesloten worden met een viering. Of de geloofsgemeenschappen in de omgeving willen betrekken bij de school. Voor de uitvoering van die ideeën ontbreekt echter de tijd.”
Vieren in het voortgezet onderwijs
63
Cil Wigmans en Frans van der Knaap
Op nogal wat scholen wordt getracht met kunst en vliegwerk orde te houden in die chaotische diversiteit van de jeugdcultuur. Men houdt vooral vast aan het aloude adagium: ‘Wie niet leert, zit hier verkeerd.’ In de praktijk komt het er maar al te vaak op neer dat het beoordelen van leerprestaties een middel wordt om gedrag te reguleren en leerlingen te disciplineren. Wat valt hier te vieren? Levensbeschouwelijke vorming, maar ook muzische vorming, lichamelijke opvoeding, beeldende vorming zijn binnen een schoolse structuur de onderdelen van het curriculum die een sterk appel doen op de intrinsieke motivatie van leerlingen. Het zijn juist deze onderdelen van het curriculum, waar dus nadrukkelijk van ‘vorming’ of ‘opvoeding’ sprake is, die het minst in aanzien staan, ook al wordt met de mond precies het tegenovergestelde beleden. Die impliciete boodschap krijgen leerlingen dagelijks mee. Het tast het vertrouwen aan, het vermindert hun motivatie. Je moet als school niet met twee monden spreken. Je kunt niet een afrekencultuur hebben, een selectieapparaat zijn en tegelijk een waardegemeenschap, een leeromgeving waar
‘We tekenen voor vooroordelen en discriminatie.’ Themaviering Racisme, Alfrink College in Zoetermeer.
foto: leon links
64
jonge mensen met vallen en opstaan in alle opzichten en in alle veelzijdigheid samen meer en meer mens kunnen worden. De meerwaarde van de school bij waardeontwikkeling en bij het bevorderen van moreel consistent gedrag bij jongeren neemt toe naarmate de school zelf meer de kenmerken draagt van een echte waardegemeenschap.
Vieren in gemeenschap Vieren is vooral een activiteit voor mensen die essentiële ervaringen met elkaar delen. Vieren doe je in een echte gemeenschap. Gedwongen deelname aan een viering is een contradictio in terminis. Vieren doe je dus eigenlijk alleen als er wat te vieren valt en alleen met mensen die de vreugde, het verdriet, het succes of het falen, het gedenken en het verwachten met jou kunnen delen. Daarom is een viering in schoolverband van een andere orde dan in kerkverband, gezinsverband of staatsverband. Wanneer een schoolviering wordt losgemaakt van de ervaringen die we op school met elkaar delen, dan dreigt de viering een leeg ritueel of plat vermaak te worden, een kerststal op het podium van de houseparty. Wat moeten we op school met een kerstviering, wanneer het verhaal van een kwetsbaar kind, geboren in de marge van de wereldgeschiedenis, van een God die blijkbaar als twee druppels water lijkt op kleine, onaanzienlijke, gemarginaliseerde mensenkinderen, in de school geen enkele rol speelt? Wat moeten we met een paasviering wanneer het verhaal van de Levende wordt doodgezwegen?
Leren en vieren Maar leren en vieren kunnen heel wel op elkaar worden betrokken. Sterker nog, het is didactisch heel wijs om de bereikte leerresultaten, de in het leerproces opgedane ervaringen en inzichten, de gemaakte producten, met elkaar te delen in feestelijke bijeenkomsten als afronding, als iets waar je naar toe leeft, waar je naar uitziet en waar je je samen op voorbereidt. Het is veelbetekenend dat een groot aantal religieuze feesten hun oorsprong hebben in de oogst, de vrucht van de geleverde inspanning, van zaaien en maaien van planten en bevloeien. Het glas heffen is dan wel het minste wat je doet. We ontdekken in het onderwijs hoe belangrijk het is dat onze jongeren zin beleven in wat ze leren. We merken hoe belangrijk het is dat leerlingen concrete resultaten zien van wat ze al lerende doen. Als je je samen voorbereidt op de opvoering van een toneelvoorstelling, met zelf gemaakte decors en kostuums, met teksten die je aan het denken zetten, met oefensessies waarin je sociaal en emotioneel van alles beleeft, dan gebeurt er veel meer dan in ‘gewone’ lessen. Voor vmbo-leerlingen is er al haast geen andere manier van leren denkbaar dan dat ze samenwerken aan levensechte opdrachten en al doende leren reflecteren, leren samenwerken, leren communiceren, analyseren, berekenen. Maar ze leren ook rekening houden met elkaar. Ze leren delen, ze ervaren samen succes en mislukking, ze zijn samen nerveus voor een presentatie en genieten samen van de geoogste lof. In zo’n leeromgeving is vieren geen Fremdkörper, maar een vanzelfsprekend deel van het schoolse ritme. Een viering komt dan niet uit de lucht vallen, maar vormt het hoogtepunt, de afsluiting van een weg die je samen bent gegaan. Wat is Kerstmis zonder advent en Pasen zonder vastentijd? In een school waar het leren van jonge mensen centraal staat en waar men nadenkt over het ritme dat een lerende en werkende gemeenschap nodig heeft, ziet men ook de zin van het aloude verhaal van de schepping, van het vieren van de sabbat na zes dagen werk: ‘En zie het was zeer goed’. “Tof!” zouden jongeren zeggen, zonder te weten dat dat precies het Hebreeuwse woord is dat zo vaak in Genesis 1 klinkt.
Vieren in het voortgezet onderwijs
65
Rituelen voor de school In een school waar het leren van jonge mensen centraal staat, hoort het tot de professionaliteit van alle leerkrachten om samen creatieve, spannende, spirituele vormen van vieren te vinden. Dat kan niet zonder leerlingen zelf daar volop bij te betrekken en hen er verantwoordelijk voor te maken. Het voorbereiden van een feestelijke viering is het type praktische opdracht waarmee men in veel scholen best wel raad weet. Hebben wij het dan nog wel over vieringen in de klassieke zin van het woord. Gaat het dan nog om vormen die iets zichtbaar maken van de identiteit van katholieke of christelijke scholen? Wat is nu precies de bedoeling van de klassieke vormen van vieren? Al te vaak waren en zijn het afgeleiden van kerkelijke rituelen. Ze moeten nog iets zichtbaar maken van verbondenheid met de geloofsgemeenschap van alle tijden en alle plaatsen. Maar een school is geen kerk en de identiteit van de school bestaat in de boodschap die geleefd en beleefd wordt in het alledaagse schoolleven. De dragers van de school als waardegemeenschap zijn de professionele werkers, de leerkrachten en onderwijsondersteuners, onder aanvoering van inspirerende en spirituele schoolleiders. Zij kunnen zo nodig gebruik maken van vormen, verhalen, symbolen die in de christelijke geloofsgemeenschap als inspirerend worden beleefd. Maar de centrale vraag luidt: helpen deze vormen, verhalen en symbolen onze leerlingen om de zin van wat ze leren te verankeren in hun bestaan? Het doorgeven van inhouden uit de geloofstraditie staat of valt met de vraag of wij die inhouden waardevol kunnen maken in het licht van de problemen, de vragen, de opgaven waar een nieuwe generatie zich voor gesteld ziet. Zonder transformatie naar de praktijk van wat leerlingen daadwerkelijk bezig zijn te leren, blijven de schatten die verborgen liggen in de rituelen, symbolen en verhalen, onopgemerkt. Maar het is zeer de moeite waard om die schatten op te diepen en te integreren in de schoolpraktijk. We hebben een nieuwe symboolbeleving, een rijke verhaaltraditie, een arsenaal aan diepzinnige rituelen hard nodig om jonge mensen taal en teken te geven om hun diepste vragen, hun angst en onzekerheid te boven te komen, hun vreugde en verdriet te kunnen delen. Pas in diepe verbondenheid met elkaar en met verleden en toekomst, ontwikkelen ze hun eigen identiteit en leren ze dat zij het verschil maken en dat hun leven de moeite meer dan waard is. Onze kinderen hebben er recht op verder te komen dan zwaaien met een aansteker in een vol stadion. Er ligt voor hen die bij uitstek weet hebben van die verborgen schatten een prachtige taak. Het ontwikkelen van schooleigen rituelen, van voor deze bijzondere school kenmerkende vieringen, van voor leerlingen herkenbare en beleefbare symbolen en gebruiken, schept een band die een leven lang meegaat. We kunnen de waarde ervan nauwelijks overschatten. Stel je eens voor dat leerlingen speciaal naar school komen en blijven terugkomen voor de bijzondere vieringen waar je tranen van in je ogen krijgt, waar je hart sneller van gaat kloppen, waar je het gevoel krijgt: hier hoor ik bij, hier liggen mijn wortels, hier heb ik voor het eerst ontdekt wie ik mag zijn en waartoe ik ben geroepen. Maar zo iets moois ontstaat niet vanzelf. Om met wijlen Fons Jansen te spreken: “Je moet net zo lang oefenen tot het spontaan gaat.�
66
Cockie Gerritsen
Deelnemers en gespreksleider De deelnemers aan het groepsinterview hebben een christelijke, hindoeïstische en islamitische achtergrond. • Bouchra Asabdoun, moslim, werkzaam bij De Heuvel, adviesbureau voor jeugden jongerenwerk in Rotterdam. • Kierti Autar, hindoe, pandit vanuit de Bedische stroming in Dordrecht. • Elbert Grosheide, christen (Protestantse Kerk in Nederland), predikant en project-leider religieuze identiteit van het Melanchton College in Rotterdam. • Sjanie van Maanen, christen (Protestantse Kerk in Nederland), werkzaam bij het project ‘Veelkleurige religies’ in Rotterdam. • Marianne Vorthoven, moslim, werkzaam bij de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) en vrijwilliger bij Stichting Islam en Dialoog en het project ‘Veelkleurige religies’ in Rotterdam. espreksleider is Han Raeijmaekers. Met zijn jarenlange ervaring als docent levensG beschouwing geeft hij af en toe een aanvulling vanuit de katholieke kerk. De deelnemers aan het interview benadrukken dat zij niet als vertegenwoordigers van hun religie gezien moeten worden, maar dat zij hun persoonlijke mening geven, ieder vanuit hun religieuze achtergrond. Als inleiding op het groepsinterview kijken de deelnemers naar een video die gemaakt is tijdens de paasviering van het Citycollege in Rotterdam, een kleurrijke school met een katholieke identiteit. In de viering wordt een link gelegd met het project Open Windows, waarvoor de leerlingen in de veertigdagentijd actie hebben gevoerd. Open Windows is de naam van een Youth House in Bethlehem, waar Palestijnse jongeren, christenen en moslims, bij elkaar kunnen komen. De deelnemers geven een eerste reactie op deze viering en belanden daarmee in het hart van de discussie: is een viering een schoolaangelegenheid en wat is het uitgangspunt bij interreligieus vieren? Wat is het verschil tussen een viering en het vak- en vormingsgebied levensbeschouwing? Tijdens het gesprek wordt duidelijk dat voor de deelnemers vorm en inhoud van een viering mede bepaald worden door: • het pedagogisch klimaat van de school; • de ervaringswereld van de leerlingen; • de instituten als moskee, mandir, kerk; • de kennis van/over een religie.
Reacties op de paasviering De deelnemers geven een eerste reactie op de viering. Voor Elbert is de keuze van de school helder: “Het is een christelijke viering, waarin, in verband met de leerlingenpopulatie, gezocht is naar verbreding om andere geloofsuitdrukkingen te integreren. Deze viering heeft voor mij een weldadige uitstraling. Er is duidelijk gekozen vanuit het christendom. In contacten met
Vieren in het voortgezet onderwijs
67
moskeeën merk ik dat zij ongegeneerd hun eigen verhaal laten staan - geen concessies aan het moment waarop zij hun viering vieren. Misschien moeten we wat minder zoeken naar een grootste-gemene-deler-viering. Scholen zoeken steeds meer naar hun eigen identiteit. Deze hoeft niet in mindering te komen op het interreligieus besef.” Hij vindt het idee om de viering aan een project te koppelen ijzersterk. Kierti is het met hem eens: “Het Citycollege is een christelijke school. De christelijke identiteit is sterk en moet dat ook blijven, anders wordt het onecht. Als dat door iedereen goed begrepen wordt, is er al veel gewonnen. Vroeger waren vieringen meer liturgisch. Uit deze viering spreekt een andere manier van beleving, waarin de tijdgeest en het stadsdeel meeklinken. Heel mooi.” Ook Sjanie vindt dat er mooie linken gelegd worden tussen het project en de manier waarop er gevierd wordt. Ze vraagt zich wel af in hoeverre de teksten uit de leerlingen zelf komen. Soms lijkt het of de docenten de teksten geschreven hebben. Sjanie: “Er zou meer de neiging moeten zijn om vanuit de leerlingen zelf te werken. Aan zo´n viering moet een heel traject vooraf gaan.” Marianne vindt het een knappe en integere invulling van een paasviering in een kleurrijke school: “Er wordt rekening gehouden met de diverse populatie. Er worden voorbeelden gegeven uit verschillende religies, maar wel geplaatst in een christelijke visie op God.” Daarnaast vindt zij het dapper dat kleur (geen partij!) is gekozen voor een lastig actueel vraagstuk: de bezetting van de Palestijnse gebieden. “Daarmee wordt voor jongeren het geloof gerelateerd aan rechtvaardigheid in deze wereld.” Tevens worden er kritische vragen gesteld. Kierti vraagt zich af of het bij de viering blijft of dat er wat van blijft hangen bij de leerlingen. Wordt het wel echt door hen gedragen of laten zij het over zich heen komen? Marianne vraagt zich af hoe grondig de Bijbellessen zijn op het Citycollege: “Anders is een viering als deze cognitief voor moslimleerlingen echt niet te volgen.”
Vieren op school Er wordt verder gepraat over het belang van vieren op school. Hierbij wordt allereerst gesproken over de functie van de school. Voor Kierti is de school een vormingsinstituut, met een meerwaarde voor de vorming als mens. Zij vindt het heel belangrijk om normen en waarden aan te leren en de leerlingen te laten ontdekken dat ze niet in een hokje leven. Ze vertelt over haar eigen ervaring als kind op een christelijke school: “Mijn ouders hebben destijds bewust de keuze gemaakt om mij naar een katholieke school te sturen, omdat leerlingen daar leren zelf hun gedachten te leren vormen en als mens zelf een keuze leren maken. Ik heb daar geleerd dat je als mens een verplichting hebt: to love and to serve.” Ook Bouchra ziet de school niet alleen als een plaats om te leren, maar ook om te ‘levensleren’: “Juist in deze tijd van verharding is het van belang dat jongeren, die over een aantal jaren toch de beslissingen moeten nemen, elkaar leren kennen en respecteren.” Vieren ziet zij als een mogelijkheid om een gemeenschapsgevoel te ontwikkelen. Maar wat is nu eigenlijk vieren en waarom is het zo belangrijk? Elbert heeft op deze vraag een duidelijk antwoord: “De mens is geschapen om te vieren. Rituelen kunnen veel gevoelens weergeven. Een ritueel doet het altijd goed; het geeft verdieping en zingeving. Een viering draagt bij om die verdieping te geven. Tijdens de viering is de verbroedering/verzustering anders.” “Dat heeft dan wel alles te maken met hoe er het hele schooljaar mee wordt omgegaan”, vindt Sjanie. “Ook tijdens andere momenten moet je ruimte krijgen om wat jij gelooft onder woorden te brengen. Anders doe je het alleen voor de vorm.” Kierti ziet in vieren wel een duidelijk verschil met het vak- en vormingsgebied levensbeschouwing: “Een viering is meer, het gaat om invoelen en inleven.” Elbert knikt instemmend: “Het heeft met gevoelens te maken. Een viering beleef je veel meer vanuit je geloof, vanuit het gevoel. Het gaat erom emoties te kanaliseren, op te roepen en te verwerken.” Han vindt dat jongeren zelf moeten leren vieren: “We moeten hen de gelegenheid geven om dat wat ze
68
foto: leon links
‘Door wie worden we geïnspireerd?’ Themaviering Inspiratie, Alfrink College in Zoetermeer. geloven ook te kunnen beleven en zelf uit te dragen. Het leren leven in een multireligieuze samenleving kun je het meest intens doorgeven door dit soort ervaringen.”
Interreligieus vieren Nu het belang van vieren op school is aangegeven, wordt nader ingegaan op de manier waarop hieraan invulling gegeven moet worden. Met andere woorden: moet je dit doen door interreligieuze vieringen te organiseren? Marianne heeft geen bezwaar tegen interreligieus vieren, maar ze is er wel wat gereserveerd in: “Het is moeilijk te realiseren. Je ziet dat vaak bij de dialoog tussen christenen en moslims. Dan is het: o, wat hebben we veel gemeen. Maar er zijn ook verschillen en juist daar moet je met elkaar over praten. Je moet niet je eigen religie verloochenen of het gevoel hebben dat je dat moet doen. Juist bij vieren wordt het intiem. Het is geen probleem om samen een mooi lied te zingen of een gebed uit je eigen traditie te gebruiken dat je samen kunt uitspreken. Maar echt samen bidden, is iets anders. Dan zullen mensen zeggen: bidden we wel tot dezelfde God? Echt samen beleven, is een brug te ver. Daar moet je echt heel voorzichtig in zijn. Ik zie samen vieren meer in de zin van: ik vertel iets uit mijn traditie, jij iets uit de jouwe.” Ook Bouchra lijkt het moeilijk om een echt gezamenlijke viering te creëren. Zij ziet een viering meer als kennismaken met elkaar: “Als docenten en schoolleiding moet je je afvragen wat het doel van de viering is. Er moet ruimte zijn om jezelf te mogen zijn. Dat moet via het beleid van de school zichtbaar worden.” Op de vraag of een islamitische school ook vieringen organiseert, kan zij niet direct een antwoord geven: “Volgens mij zijn er geen echte vieringen. Dat wordt gezien als iets van thuis, van de familie, van de moskee. Er wordt wel aandacht besteed aan de feesten. Op de basisschool wordt bijvoorbeeld spelenderwijs de hadj gedaan met de kinderen in verschillende lokalen.”
Vieren in het voortgezet onderwijs
69
Feesten uit andere religies Uit het gesprek blijkt, dat alle deelnemers een meerwaarde zien in het vieren van feesten die bij de identiteit van de school horen. Maar moet een school ook ruimte geven aan feesten uit andere religies? Elbert constateert dat er wel steeds meer op wordt ingegaan: “Dan wordt er bijvoorbeeld een iftar-maaltijd gehouden op school. Je moet dan zelf vaststellen welke positie je zo’n maaltijd geeft. Wat mij betreft moet je op een school met een christelijke identiteit kiezen voor de christelijke traditie, waarbinnen je ruimte geeft aan andere geloven. Andere religies hebben een volwaardige plaats. Maar het is niet de bedoeling dat je naar een panreligieus gevoel gaat.” Voor Marianne is het niet nodig om op een christelijke school samen de ramadan te vieren: “Het is sympathiek, maar verwarrend.” Ze kan zich wel voorstellen dat je bij je eigen traditie elementen zoekt uit andere religies die daaraan raken. Kierti sluit zich daarbij aan: “Ouders maken een keuze voor een christelijke school. Dan kunnen er best alleen christelijke feesten gevierd worden.” Toch ziet ze wel mogelijkheden. Op sommige hindoescholen wordt bijvoorbeeld wel kerstfeest gevierd, nog vanuit de Surinaamse traditie. “Als kind heb ik Maria gespeeld in een kerstspel”, herinnert ze zich. “Later ga je dan op zoek naar raakvlakken in je eigen religie.” Bouchra kan zich niet voorstellen dat op een islamitische school het kerstfeest gevierd wordt, misschien komt dat ook omdat de schoolpopulatie minder pluriform is. Ze geeft aan dat op islamitische scholen openheid is naar andere religies, al is de mate van openheid afhankelijk van iedere afzonderlijke school. Er wordt bijvoorbeeld verteld over andere godsdiensten, mensen worden uitgenodigd om iets te vertellen. Elbert ziet het als een gunstige ontwikkeling dat christelijke scholen weer zoeken naar het expliciteren van een specifiek christelijke traditie: “Maar we kunnen niet terug naar vroeger, dan doen we de werkelijkheid geweld aan.”
D'Oultremont College, Drunen
foto: bill banning
70
Kansen en belemmeringen Welke kansen voor de ontwikkeling van de religieuze identiteit van de leerlingen liggen er voor de school? Voor Sjanie moeten de elementen van de vieringen niet alleen daar voorkomen; ook de lessen moeten een gemeenschapsgevoel oproepen: “Dat zegt iets over de manier van lesgeven. Ik zie in ontmoetingen tussen tieners dat het voor christelijke jongeren heel moeilijk is om iets onder woorden te brengen, bijvoorbeeld over wat dopen betekent, wat doodgaan inhoudt. Het lijkt wel of dat hindoes en moslims gemakkelijker afgaat. De kennis van christelijke jongeren is heel gering. Daar kun je op school wat aan doen.” Bouchra beaamt dat: “In Nederland is geloven not done. Jongeren zeggen: het lijkt wel of het erg is dat je gelooft. Het is moeilijk voor jongeren om aan te geven dat God belangrijk voor hen is. Maar het is niet alleen iets voor thuis in de huiskamer; het is een deel van jezelf.” Marianne vindt dan ook dat scholen hun religieuze identiteit niet moeten verbergen, maar er juist trots op moeten zijn: “Met vieringen kun je voor je identiteit uitkomen.” Maar naast kansen worden ook belemmeringen gezien. Bouchra geeft aan dat voor tachtig tot negentig procent van de Marokkaanse gemeenschap de gedachte leeft dat je als moslim alleen islamitische vieringen mag bijwonen. Anders doe je mee aan iets dat niet tot de islam behoort: “Het is een gevoel van: dat moeten we maar niet doen. Als op een christelijke school een christelijk feest gevierd wordt, gaan ze daar dus niet naar toe - als moslim kun je nu eenmaal geen kerstfeest vieren.” Marianne vult aan dat de islamitische gemeenschap niet centraal georganiseerd is: “De moskeeën zijn heel verschillend. Als je met een vraag zit, ga je naar een imam en krijg je antwoord. Maar bij iedere imam kun je een ander antwoord krijgen. In het algemeen mag iedereen meedoen in de islamitische viering; andersom is het anders. Neem het bijwonen van een christelijke viering. Mensen hebben het gevoel dat het niet mag, maar vragen dat niet na. Er zijn instanties en cyberimams die er uitspraken over hebben gedaan en argumenten aandragen dat het niet toegestaan is om deel te nemen aan zo’n viering. Maar er is verschil tussen er niet bij aanwezig mogen zijn of er alleen niet aan mogen meedoen. In Nederland bestaat geen orgaan voor religieuze zaken.” Bouchra wijst op de islamitische raad van Europa, die nadenkt over situaties waarin moslims in West- Europa mee te maken hebben en daarover fatwa’s uitschrijft: “Dat leeft totaal niet in Nederland.” Op de meeste scholen is de grootste groep jongeren niet religieus. Hoe ga je daar mee om als school? Kierti vraagt zich af of vieringen niet juist voor hen een meerwaarde hebben: “Een les over geloof is maar een les. Een viering is meer dan dat. Mijn gevoel zegt dat je leerlingen in zo’n viering eerder meekrijgt. Het iets met elkaar doen en beleven geeft toch een gemeenschapsgevoel, ook als je niets gelooft. Dan gaat het om solidariteit en betrokkenheid, om de sfeer.” Aan de andere kant kan een viering de leerlingen ook afstoten, vindt Sjanie, vooral als het op een heel stellige manier gebracht wordt.
De rol van geloofsgemeenschappen Het is de vraag of geloofsgemeenschappen van kerk, mandir of moskee een rol kunnen spelen bij de totstandkoming van de viering. Hoe is eigenlijk de binding tussen school en geloofsgemeenschap? Han geeft aan dat voor veel scholen de duidelijke officiële binding met de katholieke kerk verdwenen is, maar dat school en kerk nu weer elkaars inspiratie volop zoeken. Het is wel zo dat liturgische vieringen vanuit de katholieke kerk aan regels gebonden zijn. Een eucharistieviering op school bijvoorbeeld is niet vanzelfsprekend. Marianne legt uit dat een islamitische school in ieder geval niet gebonden is aan een moskee. De meeste islamitische scholen zijn gemengder
Vieren in het voortgezet onderwijs
71
dan de moskeeën, er zitten bijvoorbeeld Turkse, Marokkaanse en Surinaamse moslims, die ieder naar hun eigen moskee gaan. Er is dus weinig directe binding. Ze ziet wel mogelijkheden om als christelijke school een moskeebestuur te betrekken in een viering om samen te kijken hoe je in een viering aandacht kunt besteden aan de islam. Ze waarschuwt dat het wel zoeken is naar de juiste contacten: “Vaak is de imam toegankelijker dan het moskeebestuur.” Kierti vertelt dat zij vaak wordt gevraagd om iets over het hindoeïsme te vertellen: “Daar heb ik leuke ervaringen mee. Er leven zoveel vragen. Het is belangrijk om in een multireligieuze samenleving belangstelling op te wekken voor andere religies en met elkaar raakvlakken te zoeken.”
Mogelijkheden Over de vraag wat de mogelijkheden zijn om als school samen te vieren, hoeft Elbert niet lang na te denken: “Er zijn zoveel mogelijkheden in de school. Denk bijvoorbeeld aan beeldende kunst, drama of dans tijdens de viering, waarbij je de aanwezigen in de zaal kunt betrekken. Dat is in de praktijk alleen heel moeilijk. Docenten zien weinig mogelijkheden. Ze zien de meerwaarde voor de viering, erkennen deze – en daar blijft het bij. De schoolleiding moet veel meer sturing geven in dit proces. Maar de prioriteiten bij de schoolleiding liggen anders. Verder is er veel expertise bij verschillende organisaties, daar wordt weinig gebruik van gemaakt. De school kan zelf een voorganger uit kerk of moskee uitnodigen.” Sjanie oppert het idee om met de leerlingen verschillende gebedshuizen langs te gaan, zoals bij het project ‘Veelkleurige religies’ in Rotterdam. Bouchra ziet als mogelijkheid om als school twee willekeurige data te prikken in het jaar waarbij je de leerlingen laat kennismaken met verschillende feesten in de vorm van een viering. Elbert haakt daarop in door te vertellen dat bij hem op school eens een viering gehouden is rond een aardbeving. “Als school moet je al die momenten aangrijpen”, vindt hij. “Het gaat om het ritueel.” “Maar als je als school een religieuze identiteit hebt, dan moet je wel je eigen feesten vieren”, werpt Marianne tegen. “Je kunt aansluiten op de dagelijkse belevingswereld”, verduidelijkt Elbert.
Conclusies Het belang van vieren op school wordt door alle deelnemers onderschreven. Vanuit de verschillende tradities wordt veel belang gehecht aan de eigen identiteit van de school. De school moet een duidelijk standpunt innemen, zodat alle leerlingen weten wat ze kunnen verwachten. Dit betekent dat de ‘eigen’ religieuze feesten gevierd moeten worden, waarbij naar raakvlakken gezocht kan worden bij de andere religies en de belevingswereld van de leerlingen. Daarnaast wordt het belang van het pedagogisch klimaat en aandacht voor zingevingsvragen onderstreept: een viering betekent niets als deze niet is ingebed in de dagelijkse praktijk van de school. Voor de leerlingen moet geloven iets zijn waar je vrijuit met elkaar over kunt spreken. Daarbij heeft het vak- en vormingsgebied levensbeschouwing een cruciale rol, namelijk om kennis over de eigen en andere religies over te dragen. De relevante belemmeringen zijn helder benoemd, waarbij een aantal vragen open gebleven zijn. De rol van geloofsgemeenschappen wordt gezien als complementair aan de rol van de school, waarbij het initiatief van de laatste uitgaat.
72
Hanneke Huibers
Het leren omgaan met emoties lijkt mij van groot belang in het onderwijs. In deze levensfase ontwikkelen jongeren een manier van denken, die van grote invloed is op hun verdere leven. Jongeren ontwikkelen veel ‘onbewuste overtuigingen’ die een groot effect kunnen hebben op hun mensbeeld en levenshouding. “Ik val buiten de groep, ik stel niks voor”, “Mijn ouders houden alleen van mij als ik goede cijfers haal”, “Ik word populair in de groep, als ik dat stille meisje pest”, enzovoorts. Hoe kunnen we hier als docenten op een effectieve en respectvolle manier mee omgaan en leerlingen bewust maken van dit soort gedachten en gevoelens? Hoe kunnen we leerlingen laten beseffen dat ze er mogen zijn? Hoe kunnen we hen helpen om zelfvertrouwen te ontwikkelen? Hoe kunnen we hun duidelijk maken dat het belangrijker is wie ze echt van binnen zijn dan wat ze kunnen en hebben? Rituelen, en vooral het zelf vormgeven daarvan, zijn hierbij naar mijn mening van groot belang.
Wat is een ritueel? Er zijn erg veel definities mogelijk voor het woord ‘ritueel’. Ik heb als rituelenbegeleidster ervaren dat het woord bij iedereen een andere betekenis en associatie oproept. De definitie die ik zelf hanteer, is deze: een ritueel is een symbolische handeling die met veel aandacht binnen een bepaald tijdsbestek wordt uitgevoerd en die je stil laat staan bij een bepaald gevoel. Een symbolische handeling wil zeggen dat er een extra betekenis aan de handeling verbonden wordt. Zo is bijvoorbeeld het ‘ritueel’ aansteken van een kaars niet voor de gezelligheid, maar staat het aansteken symbool voor iets anders. Het aansteken heeft op dat moment een speciale betekenis waar bij stil gestaan wordt. Deze symbolische betekenis van een handeling wordt van tevoren vastgesteld en afgesproken tussen de betrokkenen, zodat het ritueel echt bewust ervaren kan worden. Een ritueel is verder niet alleen een kwestie van het hoofd, het gaat voornamelijk om de kanalisering en bewustwording van een gevoel (op een dieper psychologisch en emotioneel niveau). Een ritueel kan helpen om je gevoel de ruimte te geven, op een moment dat daar de aandacht en de tijd voor is. Aandacht en betrokkenheid zijn daarbij van belang om een ritueel te laten ‘werken’. Als je een kaars aansteekt om in gedachte bij iemand te zijn die het moeilijk heeft, dan werkt het niet als je bedenkt wat voor beleg je zo dadelijk op je boterham gaat smeren. Dan heeft het ritueel geen kracht en voegt het niets toe (zowel voor de uitvoerder, als de ontvanger). Een ritueel impliceert ten slotte altijd iets religieus. Religieus in de betekenis van het woord religie (religare), namelijk ‘verbinden’: een verbinding met jezelf en je eigen gevoel, een verbinding met je eigen zingeving, een verbinding met anderen, een verbinding met … het Andere. Een ritueel kan je boven de dagelijkse bezigheden uit tillen. Het raakt aan een andere werkelijkheid. Je zet de tijd even stil en je staat open voor iets anders. Dit andere is iets mysterieus en iedereen kan dat verschillend ervaren. Tijdens een ritueel kan er wellicht een soort ‘heilige’ sfeer ontstaan, waarin mensen geraakt kunnen worden. Door zichzelf, door de ander, of door het Andere.
Vieren in het voortgezet onderwijs
73
Traditie In het voorgaande heb ik voornamelijk geschreven over zogenoemde ‘vrije’ rituelen, die men zelf vorm kan geven naar eigen inzicht. Alle godsdiensten kennen echter min of meer vaste rituelen. Op het moment dat rituelen meerdere malen herhaald worden, kunnen ze namelijk uitgroeien tot een traditie. Bijvoorbeeld het halen van een askruisje op Aswoensdag (binnen de rooms-katholieke traditie). Dit ritueel wordt jaarlijks herhaald en is een traditie geworden. Een traditie hoeft echter niet altijd een ritueel te zijn. Zo is carnaval zeker een traditie, maar geen ritueel (meer). Het is geen symbolische handeling die binnen een bepaald tijdsbestek vol aandacht plaatsvindt en die je stil doet staan bij een bepaald gevoel. Dat zou het kunnen zijn, als men heel bewust stil zou staan bij de oorspronkelijke symbolische betekenis ervan. Maar aangezien de meeste mensen zich simpelweg verkleden en gaan feesten zonder besef van de symbolische betekenis, is carnaval geen ritueel. Voor veel scholen geldt hetzelfde onderscheid tussen tradities en rituelen. Scholen kennen vaak wel tradities - een dagopening, een weekopening, een kerstviering, enzovoorts -, maar zij hebben amper de aard en functie van rituelen. Hieronder wil ik een aanzet geven hoe een school wel met rituelen kan werken, ook binnen de bestaande tradities. Elke school kan deze rituelen vormgeven binnen de eigen levensbeschouwelijke identiteit. Mij gaat het hier vooral om het belang van rituelen in de school duidelijk te maken. Bovendien wil ik de lezer inspireren.
Rituelen in de klas Hoe kan een ritueel op een middelbare school een zinvolle bron van bewustzijn, beleving en inspiratie worden? Allereerst wil ik aandacht geven aan het bewust werken met rituelen, zodat leerlingen leren om zelf rituelen vorm en inhoud te geven. Vervolgens bespreek ik hoe er meer aandacht kan zijn voor rituelen binnen de school. Voor een docent GL is het zinvol om een aantal lessen te besteden aan het thema ‘rituelen’. Op deze wijze kunnen leerlingen kennis maken met wat rituelen zijn en hoe rituelen werken. Dat is naar mijn ervaring nodig, want voor veel jongeren zijn rituelen een volstrekt onbekend gebied. De docent kan rituelen uit verschillende godsdiensten en culturen aan bod laten komen, bij voorkeur gepaard gaand met veel beeldmateriaal. Verder kan de docent voorbeelden geven van ‘vrije’ rituelen, zodat leerlingen beter begrijpen welke rol rituelen kunnen spelen. Maar vooral is het van belang om als docent leerlingen te leren bij het zelf vormgeven van rituelen.
Zelf vormgeven Hoe kun je rituelen zelf vormgeven? Wat is daarvoor nodig? Als je als docent leerlingen wilt leren zelf een ritueel vorm te geven, wijs hen dan op de tien punten die daarbij een belangrijke rol spelen: 1. Waarvoor wil je een ritueel? Wat is de aanleiding? (bijvoorbeeld het verlies van een dierbare) 2. Wat wil je er mee bereiken? Wat is de inhoudelijke kant van het ritueel? (verwerking) 3. Welke gevoelens en emoties spelen er allemaal mee rondom die inhoud? (verdriet, eenzaamheid, kwaadheid) 4. Welke symbolische voorwerpen kun je gebruiken? (foto’s van die persoon, een voorwerp van die persoon) 5. Wie gaat het uitvoeren? Wie is erbij? (alleen jijzelf) 6. Waar ga je het ritueel uitvoeren? (op een plaats waar je graag kwam met die persoon) 7. Welke handeling vindt er plaats rondom het symbolische voorwerp? (de foto’s in mooie vormen knippen, in een boek plakken, en daar bijzondere herinneringen inschrijven)
74
8. Wat ga je zeggen, denken en/of doen tijdens het ritueel? (op een rustig tijdstip naar die plaats, in stilte een ‘gesprek’ voeren met die persoon om nog wat dingen te zeggen, dan het boek maken, en dan in gedachten nog iets tegen de overleden persoon zeggen voordat je gaat) 9. Waar sluit je het mee af? (de betreffende persoon bedanken voor alle mooie herinneringen en belevenissen, vervolgens het boek goed verpakken en mee naar huis nemen) 10. Welke praktische zaken zijn van belang? (iemand laten weten dat je naar die plek gaat op dat moment, en verder foto’s, een mooi leeg opschrijfboek, schaar, pen en lijm meenemen). Bovenstaande tien punten zijn een goede leidraad bij de totstandkoming van een ritueel. Het is belangrijk leerlingen te leren hier serieus mee om gaan, zodat ze ook zelf rituelen leren vormgeven. Er kunnen verschillende opdrachten worden gemaakt om leerlingen hiermee te laten oefenen. Creativiteit is daarbij van groot belang. Zo krijgen leerlingen gevoel voor de betekenis en de toegevoegde waarde van een ritueel, en worden ze gestimuleerd om het zelf te proberen. De lessenserie kan afgesloten worden met een gezamenlijk voorbereid ritueel. Het spreekt voor zich dat hierbij de juiste instructie en de juiste sfeer in de groep erg belangrijk is. Bereid deze lessen dan ook zorgvuldig voor. Probeer leerlingen in te laten zien wat het verband is tussen hun gevoel en de symbolische handeling, die ze vanuit hun gevoelsbeleving uitvoeren. Op deze wijze kan het ritueel hen echt raken.
Schoolrituelen Nu de rol van rituelen binnen de school zelf, die tijdens schoolvieringen plaats zouden kunnen vinden. Deze rituelen vragen echter om een zeer goede voorbereiding waaraan mijns inziens docenten GL een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Verder kan er ook meer met rituelen gewerkt worden op zeer emotionele momenten binnen een school, bijvoorbeeld na het overlijden van een leerling. Op de meeste scholen wordt dan wel goede opvang geregeld, maar laat men het verder bij een tafel met kaarsjes voor de overledene. Goed doordachte rituelen kunnen hierbij juist een waardevolle aanvulling zijn. Ze kunnen veel troost bieden en voor verbondenheid tussen leerlingen zorgen.
Vieren in het voortgezet onderwijs
75
Verliesmuur Ik geef enkele voorbeelden van rituelen rond het overlijden van iemand op school. Natuurlijk zou men ook een ritueel kunnen uitvoeren bij de opening van een nieuw gedeelte van de school, of bij een lustrum. Er zijn tal van momenten te bedenken waarop rituelen ingezet kunnen worden met als doel stil te staan bij gevoelens die er leven of om de bewustwording van een gebeurtenis te stimuleren. Ik beperk mij in het voorbeeld tot een sterfgeval. Tijdens een herdenkingsbijeenkomst voor de overleden leerling of medewerker kunnen leerlingen aan het begin van de bijeenkomst een kaartje krijgen. Op een speciaal moment, na een stilte en wat mooie muziek, schrijven alle leerlingen op het kaartje wat ze zelf ervaren en kwijt willen over dit verlies. Aan het einde van de bijeenkomst loopt iedereen in volgorde langs een centrale plaats, waar de kaartjes worden neergelegd. Die kaartjes krijgen een speciale plaats in de school. Een ander ritueel zou kunnen zijn, dat de school aan de leerlingen vraagt om allemaal op de avond van de herdenking op een bepaalde tijd een waxinelichtje te branden voor de overleden leerling. Dat kan ook een gevoel van troost en verbondenheid geven. Een laatste voorbeeld, los van een herdenkingsbijeenkomst: open een ‘verliesmuur’ in de school, een wand waar men tekeningen en teksten kan plaatsen. De leerlingen moeten wel een duidelijke instructie bij deze muur krijgen, dat ze er alles op kwijt kunnen over wat het verlies bij hen los maakt. Dat kan dus ook het verlies van een oma of opa zijn. Vooral het verlies van een medeleerling is erg ingrijpend en maakt vaak andere verlieservaringen los bij leerlingen. Hier kan aandacht aan besteed worden in een klassengesprek in combinatie met deze verliesmuur. De kracht van de muur is dat leerlingen die het moeilijk vinden om hun gevoel te uiten in de groep, ook een uitingsvorm hebben. Bepaal als docenten onderling hoe lang deze muur blijft staan, en zorg dat iemand verantwoordelijk wordt gesteld voor de muur (zowel voor de praktische kant, als voor de begeleiding van leerlingen).
Verbondenheid Waarom is de aandacht voor rituelen en gevoelens op school nodig? Simpelweg, omdat jongeren het tegenwoordig elders amper leren. De school is de aangewezen plek om jongeren te leren verdriet en vreugde met elkaar te delen, en het leven te herdenken en te vieren. De school kan jongeren doen beseffen dat opleidingsniveau en merkkleding niet het belangrijkste zijn op momenten die er echt toe doen in het leven. De school kan leerlingen leren om verbondenheid te voelen en te beleven, zodat zeer kwetsbare gevoelens een weg kunnen vinden in hun leven. Juist op moeilijke momenten kan de school leerlingen een gevoel van eigen identiteit doen beleven, en hen tegelijk doen ervaren een schakel te zijn in een groter geheel. Door gezamenlijke rituelen op school leren leerlingen hun eigen gevoel en eigen identiteit te beleven, maar ervaren zij tegelijkertijd deel te zijn van een gemeenschap. Zo’n gevoel van verbondenheid, troost en liefde doet veel met leerlingen. Zoiets nemen ze de rest van hun leven met zich mee. Zou het niet waardevol zijn om als school deze (levens)ervaring mee te geven aan leerlingen? Docenten GL kunnen aan dit leerproces bijdragen vanuit hun professionaliteit, te beginnen met het bespreekbaar maken van het onderwerp ‘rituelen’ in de eigen klas en in de school als organisatie. Als zij dat doen, dan kunnen rituelen leerlingen helpen bij het verwerken van hun gevoelens en hen meer in verbinding brengen met zichzelf en de wereld om hen heen. Op deze wijze werkt de school mee aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen en de zelfwaardering van jongeren. Een prachtig geschenk om mee te mogen geven aan mensen die nog zo aan het begin van hun levensweg staan. Dit artikel is eerder verschenen in Narthex, nummer 5, jaargang 10, 2010.
76
Marcel Elsenaar
Voor iedere genoemde groep is een goede argumentatie te vinden, dus één goed antwoord is er niet. Misschien moet je de vraag dan ook anders stellen: wat maakt dat mensen zich betrokken en verantwoordelijk gaan voelen en van daaruit verantwoordelijkheid nemen voor de vieringen? De eerste, impulsieve antwoorden, zijn competenties (kennis en vaardigheden hebben), ruimte om te experimenteren (vertrouwen genieten), samenwerking (het niet alleen hoeven doen). Na iets langer nagedacht te hebben kwam ik erachter dat een van de belangrijkste factoren ligt in het bestaan van gezamenlijke uitgangspunten en doelstellingen voor de vieringen, die aansluiten bij de identiteit van de school als geheel.
Identiteit van onderaf Om bij het laatste te beginnen, want daar komt dat lastige woordje identiteit om de hoek kijken. In onderzoek dat ik deed naar aanleiding van de brief van de bisschoppen uit 1996, bleek dat er een grote behoefte was om de identiteit van de school van onderaf te formuleren: welke waarden, visie, normen delen wij, en wat is daarbij onze gemeenschappelijkheid? Welke verhalen uit het verleden horen daarbij? Welke personen zijn daarvoor iconen? Vanuit dat soort vragen kun je uitkomen bij de verschillen tussen mensen en bij de gemeenschappelijkheid. Gesprekken hierover worden door velen beleefd als verhelderend en samenhang versterkend. Of die identiteit dan uiteindelijk katholiek kan worden genoemd, bleek er minder toe te doen voor de deelnemers, maar voor een minderheid was dat wel een belangrijke stap in het proces; als een toetsing om te kijken of we niet iets wezenlijks vergeten zijn. Deze benadering is interessant als je nadenkt over het fenomeen vieringen op scholen. Want in de meeste gevallen zijn vieringen op scholen los komen te staan van de kerkelijke vieringen. Er zijn nieuwe vormen ontstaan. Het is vaak niet meer in een kerkgebouw. Er is vaak geen priester of dominee, dus ook geen avondmaal of eucharistie. Maar er zijn wel vieringen. Los van de kerkelijke achtergrond blijkt er een behoefte te zijn om samen te vieren, om momenten in het jaar te markeren en leerlingen, docenten en ouders te verzamelen voor een moment van bezinning. Ik zeg los van de kerkelijke achtergrond, maar ik hoor de collega´s al die hiertegen in opstand komen omdat voor hen de kerkelijke achtergrond en eigen betrokkenheid bij de kerken wél een belangrijke drijfveer is. Wat ik echter wil benadrukken, is dat er ook andere drijfveren bestaan binnen de school die het bestaan van de vieringen mogelijk en wenselijk maken.
Gedeelde uitgangspunten De identiteit van scholen wordt steeds minder geformuleerd vanuit geloof, en steeds meer vanuit pedagogische idealen en didactische concepten. Op welke manier willen wij leerstof overbrengen? Waartoe willen wij leerlingen vormen (welk ideaaltype leerling hebben we onbewust met elkaar gemeen)? Wat zijn onze vooronderstellingen achter de inrichting van het onderwijs? Dat zijn vragen die een school moet kunnen beantwoorden, en de activiteiten die worden ontplooid moeten passen in het kader van de antwoorden. Je zou kunnen zeggen dat er wel aanzetten zijn voor een mensen wereldbeeld, maar er is niet zoiets als een gezamenlijke
Vieren in het voortgezet onderwijs
77
levensbeschouwing. Dat betekent voor het vieren dat er een basis ligt in die twee aspecten mens- en wereldbeeld. Vanuit kerken geredeneerd kun je zeggen dat de scholen niet meer aan catechese doen, maar aan precatechese. Als je constateert dat op een school geen gezamenlijke levensbeschouwing is, maar wel gedeelde uitgangspunten in mens- en wereldbeeld, dan is het interessant dat je daaruit ook de volgende conclusie kunt trekken: de inhoud van de viering is niet meer gebonden aan degenen die vanuit de kerk of levensbeschouwing verantwoordelijk gehouden worden (schoolleiding en sectie godsdienst/levensbeschouwing), maar daaraan kan elke docent zijn en haar bijdrage leveren, vanuit de kennis en vaardigheden die hij en zij bezitten en waarvoor zij aangesteld zijn aan de school.
Hoe het werkt in de praktijk Laat ik het concreet maken. Op de school waar ik werk heeft in de afgelopen tien jaar geleidelijk enige verandering plaatsgevonden Toen ik elf jaar geleden aangesteld werd als docent godsdienst was het vanzelfsprekend dat ik plaatsnam in de commissie vieringen, waar naast mijn collega-vakgenoot ook de rector, de muziekdocent, een docent klassieke talen - die het gregoriaans koor leidde - en een docent Nederlands plaats hadden. De rector had de verantwoordelijkheid om de commissie bij elkaar te roepen, de godsdienstsectie ging voor in de viering en was ook de regisseur. Vanuit de andere leden werden bijdragen geleverd die ingepast werden in het geheel. Concreet betekende dit dat de docent godsdienst uiteindelijk in zijn eentje voor het grootste deel verantwoordelijk was voor de inhoud van de viering. Wat is er veranderd? Achteraf kan ik zeggen dat ik mij in het begin behoorlijk onzeker voelde over de inhoud. Niet of die goed was of niet, ik kon er zelf helemaal achter staan. Nee, het was een onzekerheid of de inhoud wel gedeeld werd. Een belangrijk moment was de paasviering in 1997. Een groep leerlingen had een Zip your lip actie1 georganiseerd, met een nacht samen overnachten op school, zodat je elkaar ook kon controleren. Aan het eind van die nacht, de volgende ochtend, hadden we een paasviering voor de hele school in de aula. Er waren veel leerlingen, en maar drie collega docenten. In de personeelsvergadering die volgde, heb ik gevraagd of men de vieringen wel van belang vond, en voorgesteld dat ik er anders mee zou stoppen, omdat het geen persoonlijke hobby van mij is, maar iets dat ik doe voor de hele school. Misschien een beetje dramatisch, maar wel een belangrijk moment: ik doe dit niet vanuit mijzelf maar vanuit de gemeenschap van de school. Een ander belangrijk moment was een gesprek met collega’s naar aanleiding van het teruglopende aantal leerlingen en ouders dat de slotviering bezocht. Omdat we een katholieke school zijn was dit een eucharistieviering in de kapel aan de Hobbemakade. Na afloop van die viering was er de rapportenuitreiking op school. De discussie ging erover wat nu belangrijker is: vieren op basis van wat uit het verleden is meegegeven aan de school, of vieren met zoveel mogelijk leden van de schoolgemeenschap. Het bleek namelijk dat leerlingen en ouders die van huis uit niet katholiek waren zich niet geroepen voelden om naar deze eucharistieviering te komen. Het deed mij zeer dat er zoveel werk moest worden verzet om een viering te organiseren waar een groot deel van de mensen zich niet bij aan kon sluiten.
1 Actie waarbij leerlingen zich laten sponsoren om vierentwintig uur niet te eten, waarbij het opgehaalde bedrag
naar regio´s gaat waar hongersnood heerst.
78
Van eucharistieviering naar schoolviering Vanuit deze laatste discussie hebben we ervoor gekozen om het jaar erna een andere opzet te kiezen: een slotviering waarin literatuurprojecten, enkele belangrijke gebeurtenissen van het schooljaar, en een interview met een afscheid nemende examenleerling, gepresenteerd werden. In combinatie met muziek, evangelielezing en een overweging bleek dat heel goed te werken. En er konden meer collega´s inhoudelijk bij betrokken worden. Deze vorm hebben we sindsdien gehandhaafd, telkens aanpassend aan de actualiteit van het schoolleven en de rest van de wereld. Vervolgens speelde dezelfde problematiek ook rond de openingsviering. Die was op de woensdagavond van de eerste schoolweek. Het is altijd een lastige viering om voor te bereiden, omdat het direct na de vakantie was. Meestal was dit dan ook een eucharistieviering omdat een zodanig viering een duidelijk kader heeft, en weinig eigen inbreng nodig heeft. Het bleek echter een gouden greep om deze viering te verplaatsen naar de eerste schooldag voorafgaand aan de eerste lessen. Het werd een feestelijk welkom aan de nieuwe eersteklassers. Het was een moment om stil te staan bij het nieuwe begin, en een thema te ontlenen aan de situatie in de wereld, aan de betekenis van leren, aan verlangens. De keuze voor een ander moment was voor iedereen op school betekenisvol en heeft tevens geleid tot een andere themakeuze. Voortaan konden en wilden ook andere docenten een bijdrage leveren. Een docent Nederlands hield een prachtige overweging over elkaar helpen. De gymdocent bouwde daarbij met een acrobatiekgroep een menselijke piramide (in de kerk!) waarbij de groten de kleintjes droegen. Het jaar daarop ging het over het ontwikkelen van je eigen kracht, met een verhaal over een vlinder die op eigen kracht uit een cocon moest komen. Het hele verhaal werd verbeeld door de acrobatiekgroep in een strakke choreografie met salto’s en andere trampolinesprongen. Na twee jaar met deze opzet te hebben gewerkt is een probleem ontstaan: de kerk waar we de viering organiseren is eigenlijk te klein geworden. Samengevat kun je zeggen dat de vieringen meer gericht zijn op de school en de activiteiten die mensen daarbinnen met elkaar delen, en dat het transcendente een kleinere plaats in is gaan nemen. Daarmee is tegelijk de participatie van leerlingen en de inzet en participatie van docenten toegenomen.
Samen vieren Natuurlijk roept dit de vraag op of dit wenselijk is, of je dit kunt verantwoorden. Het zou goed zijn om de inhoud van de vieringen van een paar jaar samen eens te evalueren en ook tegen het licht van het evangelie te houden. Dan verwacht (en hoop) ik dat het met de katholiciteit van de vieringen niet zo verkeerd gaat, tenzij je die wilt vaststellen aan de hand van specifieke kerkelijke vormen. De waarde van vaste vormen wil ik daarmee niet ontkennen, integendeel. Maar ik ben van mening dat een katholieke school in eerste instantie een school is, en geen kerk. De taak van de school in de geloofsopvoeding is met het veranderen van het levensbeschouwelijke denken in Nederland veranderd. Van catechese is het zoals ik al zei prĂŠcatechese geworden. Het beste dat wij voor de leerlingen en voor de kerken kunnen doen is met elkaar de waarde ervaren van het samen vieren, samen aandacht verzamelen voor de gemeenschappelijke vragen van het leven, de gemeenschappelijke problemen in de wereld in een liturgische vorm. Door daarin te verwijzen naar de traditie, die het fundament vormt van de school, leg je een verbinding die in het leven van de leerling kan zorgen voor een gang naar de kerk, met of zonder ouders. Het is wel te hopen dat de mensen die hij daar ontmoet evenzeer bereid zijn om aan te sluiten bij de dagelijkse leefwereld, en de vieringen zo kan vormgeven dat mensen zich erin herkennen en er een bijdrage aan kunnen leveren.
Vieren in het voortgezet onderwijs
79
80
foto: hans fijn van draat
Peter de Haan en Bert de Reuver De bijdragen in dit boek laten zien dat schoolvieringen bijzondere gebeurtenissen markeren. In vieringen kunnen bijzondere gevoelens worden gekanaliseerd. Vieringen kunnen leerlingen en docenten op een andere manier bij elkaar brengen. De bijdragen in dit boek laten ook zien dat een aantal scholen de mogelijkheden van een schoolviering opnieuw aan het ontdekken zijn. Deze scholen zien het experimenteren met vieringen als innovatie. Maar de bijdragen in dit boek laten vooral ook zien dat er nog heel veel land is te winnen. Daarvoor is durven experimenteren en het uitwisselen van de kennis die experimenteren oplevert onontbeerlijk. Dit praktijkboek is een eerste stap om die kennisuitwisseling op gang te brengen en daardoor innovatie te verbreden en te verdiepen. Ter afsluiting geven wij hieronder enkele samenvattende conclusies die behulpzaam kunnen zijn bij het verder ontwikkelen van vieringen op school. Onze conclusies baseren we op observaties tijdens het onderzoek dat voorafging aan dit boek en op lezing van de voorgaande bijdragen. Eerst geven we tien suggesties in de vorm van do's en don'ts die helpen bij het realiseren van een succesvolle, stimulerende aanpak van vieringen. Daarna geven we een lijstje met tien eisen die de kwaliteit van een schoolviering bepalen.
Tien suggesties om met succes inspirerende en uitdagende vieringen te ontwikkelen binnen een school. 1. Belangrijk is het koesteren en werken aan de eigen traditie van schoolvieringen. Zorg dat er aandacht is voor verschillende genres en voor vieringen bij verschillende evenementen in de loop van een schooljaar. Zoek naar een regelmaat van vieringen die synchroniseert met andere activiteiten in de school en met het ritme van het schooljaar. Voor elke school zal dat repertoire van vieringen er anders uitzien. 2. Durf te experimenteren met inhouden, maar vooral ook met stijl en vorm. Met beeld, geluid en muziek: the medium is the message. Benut de liturgische rituelen uit de verschillende religieuze tradities, want de mogelijkheden van schoolvieringen zijn zeker nog lang niet uitputtend beproefd. Er is nog heel veel land te winnen. Maak voor de verdere ontwikkeling kennisnetwerken: zoek contact met andere scholen. Leer van feedback en van de ervaringen en experimenten van anderen. 3. Vieringen op school zijn geen vanzelfsprekendheid meer. Dat vraagt om een nieuwe legitimatie, om visie; in ieder geval van de kant van de directie. Conditio sine qua non voor een eigen traditie van vieringen op een school is dan ook dat de directie voor de volle honderd procent achter de vieringen staat. Dat blijkt uit het stimuleren en faciliteren van een directie. Zorg ook dat de schoolgemeenschap als geheel de vieringen gaat dragen. 4. Vieren doe je samen, het voorbereiden ervan ook. Werk met een team van docenten, van wie één persoon de regie heeft en de eindverantwoordelijkheid draagt. Maak subgroepen van leerlingen onder leiding van een docent. Niets is dodelijker dan een vast ‘alibigroepje’ dat of – nog erger – ‘de vaste ceremoniemeester’ die elke keer weer opdraait voor een viering. Spreidt heel bewust de participatie van docenten en leerlingen. Geef iedereen een kans.
Vieren in het voortgezet onderwijs
81
5. Maak een liturgische werkplaats. Mobiliseer het talent dat onder leerlingen en docenten aanwezig is. Betrek de leerlingen uitdrukkelijk bij alle fasen van de voorbereiding en uitvoering. Benut de ideeën en de creativiteit van leerlingen. Creëer situaties waarin leerlingen en docenten kunnen brainstormen en creatief kunnen ontwerpen. Elkaar stimuleren en van elkaar leren zijn belangrijke trefwoorden. 6. Geef leerlingen heel bewust een eigen, zelfstandige taak bij het uitwerken van onderdelen: laat hen teksten schrijven, foto’s maken, videofilmpjes maken. Laat hen muziek uitkiezen. Laat hen zich oriënteren op mogelijkheden voor actie. Geef andere leerlingen eigen verantwoordelijkheden bij de opbouw van de ruimte en het verzorgen van de beeld- en geluidproductie. 7. Leerlingen leven in een muziek- en beeldcultuur. Zoek daarbij aansluiting zonder te forceren. Gebruik beelden ook om het woord te ondersteunen en te versterken. Kijk welke elementen uit de steeds wisselende jeugdcultuur ingebouwd kunnen worden in een viering. 8. Door de tv-cultuur en andere moderne media ligt de lat voor vormgeving hoog. Zorg dat leerlingen trots kunnen zijn op wat zij maken. Waardeer hun bijdragen. 9. Schakel om de vereiste hoge kwaliteit te bereiken expertise van buiten de school in om vooral de kwaliteit van de vormgeving te versterken: deskundigen onder ouders en uit het brede netwerk van een school. Het ontlast bovendien drukbezette docenten en het stimuleert hun creativiteit. Reserveer voldoende tijd voor oefenmomenten van presentatievormen. 10. Evalueer systematisch. Leg de leerpunten kort vast ten behoeve van het volgende schooljaar. Betrek bij de evaluatie niet alleen de ontwikkelaars maar ook personen van binnen of buiten de school die frisse feedback kunnen geven.
82
Tien kwaliteitseisen voor vieringen in het voortgezet onderwijs.
Een goede schoolviering … 1 … gaat uit van de schoolcontext met zijn typische kenmerken. Een schoolviering kan geen imitatie zijn van liturgische rituelen die plaatsvinden binnen religieuze gemeenschappen. Wel kunnen onderdelen en genres van dergelijke rituelen worden benut. 2 … is niet eendimensionaal. Een viering kent expliciete momenten van verwijzing naar het transcendente. Een goede viering wordt gestuurd door geloof, hoop en liefde. Er is ruimte voor bijvoorbeeld stilte, getuigenis en bezinning. 3 … houdt terdege rekening met en respecteert de levensbeschouwelijke en religieuze heterogeniteit van de leerlingen. Een viering zorgt dat leerlingen met uiteenlopende achtergronden zich aangesproken voelen door inhoud van een viering en gebruikt archetypische symbolen. Wanneer er een verwijzing plaatsvindt naar een concrete religieuze traditie dan gebeurt dat op een manier die uitnodigend is voor personen van buiten die traditie. 4 … heeft een thema dat actie en contemplatie met elkaar weet te verbinden. Het is een uitwerking van dat thema waarin bezinnen en doen elkaar versterken. 5 … biedt een doordachte artistieke expressiviteit: een variatie en afstemming van diverse presentatievormen in taal, beeld, lichamelijke expressie en muziek. 6 … benut voluit de mogelijkheden van de moderne technische middelen: projecteren van teksten, beelden en teksten av-producties met een beamer en geluidsapparatuur. 7 … schept voorwaarden voor actieve betrokkenheid van alle aanwezigen. Een viering is iets anders dan een toneelproductie. Bij een viering zijn er geen toeschouwers. Het is de symbolische expressie van een gezamenlijke spiritualiteit. 8 … stelt specifieke eisen aan de vormgeving en stelt specifieke eisen aan de ruimte. De vormgeving en aankleding van de ruimte bepaalt in hoge mate de sfeer. Denk na over een opstelling die uitnodigt tot actieve betrokkenheid. 9 … heeft voor leerlingen en docenten samen een actieve rol bij de voorbereiding en presentatie. 10 … roept nieuwsgierigheid op. Biedt elk jaar opnieuw verrassende, spraakmakende elementen.
Vieren in het voortgezet onderwijs
83
84
pagina
Opening schooljaar
Margot de Zeeuw Bert ten Berge s.j. Marcel Elsenaar
Ali B. en de gewijde stilte Genres van vieringen De rol van docenten
36 29 77
Franciscusdag Gerrit-Jan Meulenbeld
Proeftuin voor de multiculturele samenleving
61
Allerzielen
Viering van Allerzielen Genres van vieringen
13 29
Kerstmis Gerrit-Jan Meulenbeld
Proeftuin voor de multiculturele samenleving
61
Nieuwjaar
Bert ten Berge s.j.
Genres van vieringen
29
Carnaval
Gerrit-Jan Meulenbeld
Saamhorigheid is de kern
42
Pasen Deborah van der Waals Cherise Romney Manon Nรถllen Bill Banning Gerrit-Jan Meulenbeld Bert ten Berge s.j. Cockie Gerritsen Marcel Elsenaar Hettie Oudelaar Taco Visser
Brieven van leerlingen Brieven van leerlingen Brieven van leerlingen Passion of the Christ Proeftuin voor de multiculturele samenleving Genres van vieringen In gesprek over interreligieus vieren De rol van docenten Vasten en Pasen Van Streek geraakt
25 26 27 16 61
Diploma-uitreiking
Bill Banning Bert ten Berge s.j.
Diploma-uitreiking Genres van vieringen
20 29
Afsluiting schooljaar
Bert ten Berge s.j. Marcel Elsenaar
Genres van vieringen De rol van docenten
29 77
Overlijden Bill Banning Paul Post Bert ten Berge s.j.
Een vlinder is van ons heengegaan Een verkenning vanuit de wetenschap Genres van vieringen
17
Reiszegen
Genres van vieringen
29
Hans Debets Bert ten Berge s.j.
Bert ten Berge s.j.
Vieren in het voortgezet onderwijs
29 67 77 22 34
53 29
85
Auteurs Simon Bakker was docent godsdienst/levensbeschouwing aan het interconfessioneel Makeblijde College te Rijswijk en maakte deel uit van het management. Drs. Bill Banning is theoloog, docent godsdienst/levensbeschouwing op het d’Oultremontcollege en identiteitsbegeleider te Drunen. Dr. Bert ten Berge s.j. was schoolpastor op het St. Stanislascollege in Delft en geestelijk adviseur AOb-Bonaventura. Eugène Brussee was pastoraal werker in de Nicolaasparochie te Amsterdam en redacteur van ‘Samen kerk’ (bisdomblad Haarlem). Thans is hij promovendus aan de Universiteit Tilburg. Drs. Hans Debets is docent godsdienst/levensbeschouwing en coördinator identiteit op het Lyceum Sancta Maria, Haarlem. Marcel Elsenaar was docent godsdienst en levensbeschouwing aan het Ignatiusgymnasium te Amsterdam en coördinator Vorming en toerusting bij het Dekenaat Amsterdam. Hij is nu programmacoördinator Benedictushof en projectleider bij bureau Kadans, Levensbeschouwing en cultuur. Dr. Peter de Haan is partner van het bureau Kadans, Levensbeschouwing en cultuur te Amsterdam. Drs. Hanneke Huibers is ritueelbegeleidster van beroep en heeft een eigen rituelenpraktijk, Vievare, te Utrecht. Prof. dr. Aad de Jong was bijzonder hoogleraar aan de theologische faculteit van de Radboud Universiteit Nijmegen met als opdracht: de grondslag en de identiteit van het katholiek onderwijs. Frans van der Knaap MME is directeur-bestuurder bij CSW, Christelijke Scholengemeenschap Walcheren. Voorheen was hij algemeen directeur van de scholengroep Kwadrant en voorzitter van de kring voor christelijk geïnspireerde schoolleiders (KVSC). Manon Nöllen is oud-leerlinge van het Citycollege St. Franciscus te Rotterdam. Drs. Hettie Oudelaar is docente Levensbeschouwing aan het Bisschoppelijk College Broekhin te Roermond. Prof. dr. Paul Post is hoogleraar Liturgische en Rituele Studies aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de Universiteit Tilburg. Dr. Bert de Reuver is partner van het bureau Kadans, Levensbeschouwing en cultuur te Amsterdam. Cherise Romney is oud-leerlinge van het Citycollege St. Franciscus te Rotterdam. Dr. Ton Roumen is onder meer adviseur identiteit bij de Vereniging Katholiek Onderwijs, Woerden Ineke Schaap is docente godsdienst/levensbeschouwing, vertrouwenspersoon en schoolpastor aan het Teylingen College, locatie Duinzigt te Oegstgeest.
86
Drs. Taco Visser is onder meer adviseur identiteit bij de Besturenraad, Woerden. Deborah van der Waals is oud-leerlinge van het Citycollege St. Franciscus te Rotterdam. Dr. Cil Wigmans is voorzitter van het college van bestuur van de Scope Scholengroep in Alphen aan den Rijn, lector aan de Stenden Hogeschool en lid van de KVSC.
Geïnterviewden Bouchra Asabdoun is werkzaam bij De Heuvel, adviesbureau voor jeugd- en jongerenwerk in Rotterdam. Kierti Autar is pandit vanuit de Vedische stromingen in Rotterdam. Aad van Endhoven is docent godsdienst/levensbeschouwing aan het Melanchtoncollege te Rotterdam. Gissi Lima Mendes, Joani Lima Mendes, Ilse Hoekveen en Rianne Nöllen zijn leerlingen van het Citycollege St.Franciscus te Rotterdam. Eva Goossens is theatermaakster. Ze is docente drama bij CREA (Universiteit van Amsterdam) en aan de internationale school te Hilversum. Elbert Grosheide is predikant en projectleider religieuze identiteit van het Melanchton College te Rotterdam. Sjanie van Maanen is werkzaam bij het project Veelkleurige religies te Rotterdam. Wilma Moerkerk is docente godsdienst/levensbeschouwing en coördinator vieringen aan het Citycollege St. Franciscus te Rotterdam. Han Raeijmaekers is oud-docent godsdienst/levensbeschouwing te Schiedam/Vlaardingen. Drs. Tiny Uyttewaal was conrector en docente godsdienst/levensbeschouwing aan het Citycollege St. Franciscus te Rotterdam en is nu rector van het St Bonifatiuscollege, Utrecht Dr. Willem Vonk was rector van het Citycollege St. Franciscus te Rotterdam. Marianne Vorthoven is werkzaam bij de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR) en vrijwilliger bij Stichting Islam en Dialoog en het project Veelkleurige religies te Rotterdam.
Interviewers Cockie Gerritsen is partner bij Duo Decimo, Advies & Redactiebureau te Hilversum. Drs. Gerrit-Jan Meulenbeld was hoofd communicatie van de Bond KBVO te Den Haag. En werkt nu bij Meulenbeld communicatie & concept. Drs. Margot de Zeeuw is zelfstandig freelance tekstschrijver en eindredacteur.
Vieren in het voortgezet onderwijs
87
88
Praktijken en reflecties
Praktijken en reflecties
Postbus 481, 3440 AL Woerden I Houttuinlaan 5a, 3447 GM Woerden T 0348 74 41 00 I F 070 - 361 60 52 I E info@vkonet.nl I www.vkonet.nl