1
Visiedocument
Visiedocument
Davy de Lepper 299723 Deeltijd Verkort 4 FHK, 2017
2
Visiedocument
3
Visiedocument
Visiedocument
Davy de Lepper 299723 Deeltijd Verkort 4 FHK, 2017
4
Visiedocument
Inhoudsopgave
Een onderwijs dat bijdraagt aan de toekomst van het individu.
Kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs is toe aan vernieuwing.
De invulling van kunstonderwijs op het voortgezet onderwijs is niet meer van deze tijd.
De vorm van het vak beeldende vorming moet veranderd worden.
Het kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs draagt niet bij aan de toekomst van
p. 21-23
De Toekomst
p. 18-20
De Vorm
p. 14-17
De Invulling
p. 12-13
Visiedocument
p. 6-11
Onderwijsvisie
het individu.
De docent is de aangewezen persoon om vernieuwing te brengen binnen het
p. 24-27
De Vernieuwer kunstonderwijs.
Een afsluitende conclusie en bibliografie.
p. 28-31
Tot slot.
6
Visiedocument
Onderwijsvisie Doel van het Onderwijs Basiskennis, zelfontplooiing en een toekomstgericht onderwijs.
Inhoud van het Onderwijs Leren in het informatietijdperk.
Methode De ontwikkeling van vaardigheden vewerken binnen de fasering.
Beoordeling Kritisch kijken naar de ontwikkeling van vaardigheden.
Relatie met de Leerling De leraar als architect en coach.
Pedagogisch Handelen Het onderwijs waar ik voor sta. Een motiverend en activerend onderwijs.
Psychologie in het Onderwijs Het sociaal-contructivisme als uitgangspunt voor mijn onderwijs.
7
Visiedocument
Inleiding De aanleiding voor mijn onderwijsvisie is de snel veranderende maatschappij om ons heen. Technologie en maatschappelijke veranderingen volgen elkaar op in een hoog tempo. Het klassieke onderwijs moet daarom geschrapt worden en er moet ruimte gemaakt worden voor het onderwijs van de toekomst. In het onderwijs van de toekomst zal de nadruk gaan liggen op het aanleren van vaardigheden die in de nabije toekomst meer van pas gaan komen. Hierdoor moet de klemtoon in het klassieke onderwijs zich gaan verplaatsen. De onderwijsvisie die ik heb geschreven zal zich toespitsen op de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, maar heeft ook raakvlakken met het hoger onderwijs zoals MBO en HBO.
Doel van het onderwijs De kernwoorden die mijn visie over het doel van onderwijs omschrijven zijn basiskennis, zelfontplooiing en toekomstgericht. Zo denk ik dat het belangrijk is dat het onderwijs een bepaalde basiskennis bijbrengt die gebaseerd is op wetenschappelijke kennis. Naast deze basiskennis moet de leerling, of het kind, ook de kans krijgen voor zelfontplooiing. Het is belangrijk om als mens jezelf te leren kennen en het onderwijs kan hierin sturing geven en dienen als basisfundament. Kennis over de eigen persoon en maatschappij zorgt voor een empathische samenleving. Basiskennis en zelfontplooiing zijn echter niet genoeg. Het is ook belangrijk de leerling voor te bereiden op de toekomst. Zoals in de inleiding vernoemd leven wij in een maatschappij die zich in een hoog tempo ontwikkelt. Zo leiden we momenteel mensen op voor banen die nog helemaal niet bestaan. Daarom is basiskennis alleen niet genoeg en is het belangrijk leerlingen in nieuwe manieren te leren denken en vaardigheden bij te brengen die dit ontwikkelen.
Inhoud van het onderwijs De inhoud van mijn onderwijsvisie neigt naar die van Rousseau, geschreven in de 18e eeuw tijdens de Verlichting. Hierin stelt Rousseau de vraag: Hoe kun je leren?
Wat je leert is natuurlijk belangrijk, maar hoe je het leert misschien nog wel interessanter en belangrijker. Vaardigheden staan hierbij centraal. In de tijd waarin we leven is met één druk op de knop informatie overal beschikbaar. Wanneer informatie altijd beschikbaar is kunnen we beter kijken naar hoe men deze opneemt. Het bijbrengen van mediawijsheid (figuur 1, pagina 8) is bijvoorbeeld één van de vaardigheden die belangrijk is te leren in een digitaal tijdperk. Het is belangrijk dat men kritisch leert kijken naar de informatie die tot zich wordt genomen om te kunnen participeren in een digitale maatschappij. Waar het onderwijs zicht vroeger vaak op richtte was de voorbereiding op het vak/beroep. Echter blijkt uit onderzoek (Thijs, 2014) dat door de snel veranderende wereld om ons heen banen tegenwoordig vragen om flexibiliteit en probleemoplossend vermogen. Hierdoor kunnen mensen vaak niet meer voor een exact beroep opgeleid worden en is het de taak aan het onderwijs om men 21st century skills (21e eeuwse vaardigheden) bij te brengen die de hen later zullen helpen. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar wat de vaardigheden voor de toekomst nou precies inhouden. Hieruit zijn verschillende modellen zijn ontstaan, waaronder het model hieronder dat gemaakt werd door Kennisnet (figuur 2, pagina 8). Het model geeft een goed overzicht van de 21 eeuwse vaardigheden zoals deze in het nieuwe onderwijs verwerkt zullen worden. Met deze vaardigheden in het achterhoofd zal het onderwijs dienen als vormingsconcept die vertrekt vanuit de alledaagse cultuur, politiek, beschaving en wetenschap met het doel de maatschappij verder te ontwikkelen: de toekomst.
Methode Het verwerken van 21e eeuwse vaardigheden binnen opdrachten en projecten zou de methode zijn voor een toekomstgericht onderwijs. Hierbij krijgt de leerling een opdracht waarbij het voor hem of haar niet direct zichtbaar is dat het stapsgewijs is opgebouwd uit een aantal fases. De fases zouden onbewust een manier van aanpak kunnen ontwikkelen bij de leerling die in de toekomst toegepast zou kunnen worden bij projecten. Binnen de opdracht worden er verschillende vaardigheden verwerkt zoals samenwerking, communicatie en creativiteit. Voorbeelden van leermethodes waar ik momenteel zelf mee werk zijn Leren in vijf dimensies (Marzano & Miedema, 2010)
8
Visiedocument
en de nieuwe leermethode Contrast (Groenendijk, Elders, School, Sjamsoedin, & Den Uyl, 2017) voor het vernieuwde CKV. Op deze leermethodes zal ik later terugkomen.
Beoordeling Niet langer zal het resultaat alleen moeten zorgen voor een voldoende of onvoldoende beoordeling. Er zal kritisch gekeken moeten worden naar het leerproces en de rol van de student binnen het project. De beoordeling zal gebaseerd moeten worden op de ontwikkeling van vaardigheden: zijn deze voldoende ontwikkeld? Het resultaat zou hierbij als bewijsstuk kunnen dienen, maar daarnaast is het de taak van de docent ook goed te kijken naar de ontwikkeling van A naar B die de leerling heeft doorgemaakt. Ook zou de student hier een actieve rol in kunnen spelen door te reflecteren op zijn eigen doen. Door reflectie wordt men bewuster van het eigen leerproces waardoor er zelfkennis ontstaat. Deze zelfkennis kan de volgende keer helpen om bepaalde fouten te vermijden en obstakels te omzeilen. Men zal hierdoor een eigen leermethode ontwikkelen die past bij de kwaliteiten van het individu.
Relatie met de leerling In het onderwijs van de toekomst is de leraar de architect, die binnen de gegeven kaders zijn lessen ontwerpt en inricht op basis van de 21e eeuwse vaardigheden. De relatie die hij hierbij aanneemt ten opzicht van zijn leerlingen is die van een begeleider, een coach. Hierbij wordt er meer verantwoordelijkheid neergelegd bij de leerling en zijn eigen leerproces. De leraar zal als coach naast de zijlijn staan en zijn leerlingen aanmoedigen en enthousiasmeren om de eigen leerweg in te slaan. Hierbij wordt er weer een koppeling gemaakt naar de manier van beoordelen waarbij de leerling zelf reflecteert op het eigen leerproces. De relatie tussen docent en leerling berust op samenwerking en onderlinge acceptatie binnen het onderwijs als vormingsconcept.
Pedagogisch handelen Het onderwijs waar ik voor sta is een motiverend en ac-
tiverend onderwijs. Deze visie gaat gepaard met die van de school als vormingsconcept. Waar ik voorheen praat over vooruitgang, een school die op de toekomst is gericht, doet het vormingsconcept dit ook. Dit vertrekt vanuit de alledaagse cultuur en wetenschap met het doel de maatschappij verder te ontwikkelen (lees: vooruit te helpen). Kennis vergaren alleen is niet genoeg om later mee te kunnen draaien in de samenleving. Het is belangrijker vaardigheden aan te leren die je later kunnen helpen weer nieuwe kennis te vergaren. Echter ben ik wel van mening dat deze kennis en vaardigheden stapsgewijs verwerkt moeten worden in het onderwijssysteem; een methode die overeenkomt met het scholingsconcept. Stapsgewijs betekent echter niet systematisch. In Leren in vijf dimensies van Marzano en Miedema (2010) worden er vijf dimensies besproken die verwerkt kunnen worden binnen het leerproces: (1) motivatie, (2) nieuwe kennis verwerven en integreren, (3) bestaande kennis verbreden en verdiepen, (4) onderzoek doen en (5) reflectie. Zelf verwerk ik deze dimensies binnen het ontwerpen van mijn lessen om een actieve en motiverende leeromgeving te creĂŤeren die op de leerling niet overkomt als systematisch maar juist speelse stapjes in het proces. Binnen deze dimensies kunnen er interdisciplinaire projecten worden gerealiseerd die zorgen voor nieuwe verbindingen in het denkproces van de leerling. In dit motiverend en activerend onderwijs is de leerling de producent van zijn eigen kennis. De leerling wordt begeleid door middel van verschillende media als films, powerpoints, Kahoot!, Wordpress en hand-outs. Hierdoor worden er meerdere zintuigen geprikkeld. Het is echter de taak van de leerling om zelf naar de leraar te komen voor persoonlijke begeleiding waardoor zij zelf hun eigen leerproces beheren. De toetsing vindt plaats via een systeem dat niet alleen kijkt naar het eindresultaat, maar vooral het proces en de ontwikkeling die hij/zij heeft doorstaan, gebaseerd op de verwerkte dimensies en vaardigheden binnen het ontwerp van de lessen.
Psychologie in onderwijsvisie De leertheoretische stroming die past bij mijn visie over het onderwijs, gericht op het voortgezet onderwijs, is die
9
Visiedocument
Figuur 1: Mediawijsheid Model Retrieved from: https://www.mediawijzer.net/van-mediawijzer-net/competentiemodel/
Figuur 2: De vaardigheden voor de 21e eeuw, zoals geconceptualiseerd door Kennisnet. Retrieved from: https://www.kennisnet.nl/artikel/nieuw-model-21e-eeuwse-vaardigheden/
10
Visiedocument
11
Visiedocument
van het sociaal constructivisme. Het sociaal constructivisme kun je samenvatten als een mix van twee theorieën over het onderwijs: de handeling psychologie en het meta-cognitivisme. Sociaal constructivisten zien het leerproces als een actief proces van kennisverwerving, waarbij de kennis ontstaat en gedeeld wordt met anderen. Eén van de principes is dat leren een proces is van kennis construeren. Waar ik het in mijn onderwijsvisie eerder over heb gehad, is het leren in fases en een basiskennis bijbrengen. Het sociaal constructivisme doet dit ook. Na het aanbrengen van deze basis verschuift de verantwoordelijkheid van het leerproces naar de leerling toe: deze wordt steeds meer de baas over wat hij of zij wilt leren. Bij het toenemen van het leervermogen van de leerling zal deze verschuiving plaatsvinden. De leraar verandert in dit proces van kapitein naar coach in een motiverend onderwijs. De rol van coach vergelijk ik met het een gymdocent die de benodigde attributen klaarzet in de gymzaal en aankondigt dat men apenkooi gaat spelen. De leraar zorgt voor de rijke leeromgeving waarin een thema wordt aangekondigd. Het is aan de leerling zelf hier actief op in te gaan en zijn eigen kennis te construeren: leren door te doen. Als coach kun je vanuit de zijlijn aanmoedigen en tips geven. Deze tips kunnen zijn in de vorm van kapstokjes, ezelsbruggetjes, die in het permanente geheugen opgeslagen worden en in de toekomst bij andere thema’s misschien weer van pas komen. De leerling leert dus door zelf dingen te ondernemen, iets wat overgenomen is uit de handelingspsychologie (leren is doen en handelen in dialoog). Waar men nog meer van leert in de theorie, is het reflecteren op het handelen: Wat ging er goed en wat kon beter? Door hier bewust van te worden weet men in de toekomst welke handelingen extra aandacht nodig zullen hebben, of misschien welke handelingen in groepsverband verdeeld kunnen worden (ik ben goed in…). Het geeft de leerling de kracht om te zeggen: Hier ben ik goed in! Reflectie is in dit leerproces bewustwording van het doen en handelen. De leerling reflecteert op zijn proces en de leraar neemt deze weer mee in zijn beoordeling (heeft hij of zij de vaardigheden voldoende ontwikkeld?). Een leermethode die aansluit op het constructivisme en mijn visie is die van het connectivisme. In 2005 schreef George Siemens een artikel genaamd “Connectivism: A Learning Theory for the Digital Age”. De leermethode is van toepassing in mijn visie op het onderwijs omdat deze
zich richt op de effecten van technologie in de digitale samenleving waarin wij leven. In de huidige tijd is niet alleen informatie met slechts één druk op de knop beschikbaar, het is ook de tijd waarin wij als mensen continu verbonden zijn met elkaar. Denk bijvoorbeeld maar aan social media en hoeveel uren wij per dag hier op besteden. We leven in het netwerktijdperk en dit neemt het connectivisme als uitgangspunt: netwerken is leren. Men creëert een netwerk waarbij men van alle verbindingen, de connecties, kan leren. Dit kan een boek zijn, het internet, maar ook personen zoals medeleerlingen of de leraar. De leermethode sluit aan op die van het het constructivisme waarbij de leraar zorgt voor een rijke leeromgeving. In mijn situatie zijn er bijvoorbeeld ook altijd computers en laptops voor de leerlingen beschikbaar die hen helpen nieuwe connecties te maken die wellicht weer nieuwe kapstokjes worden in het permanente geheugen: zo is de cirkel weer rond.
Tot slot De theorieën en methodes van mijn visie zorgen er voor dat het onderwijs een generatie klaar stoomt voor banen die nog niet bestaan. Banen waar men flexibel voor moet zijn, kritisch moet kunnen kijken, creatief moet kunnen denken en bewust is van zijn eigen ik. Een motiverend onderwijs waarbij men leert hoe er geleerd kan worden, nieuwe connecties en verbindingen worden gelegd en men een stabiele identiteit kan ontwikkelen. Het onderwijs waarbij de leraar slechts een coach naast de zijlijn is en men getoetst wordt op de eigen ontwikkeling. Dit is het moderne onderwijs, het onderwijs van de toekomst.
12
Visiedocument
Kunsteducatie in het voortgezet onderwijs is toe aan vernieuwing.
Inleiding Als creatieveling van zestien jaar besloot ik na de middelbare school te gaan voor een carrière in de kunst. Ik werd toegelaten op de kunstacademie in Breda waar het mijn doel was om illustratie te studeren. Tekenen sloot ik op de middelbare school af met een negen, dus het moest iets zijn waar ik goed in was. Eenmaal gesetteld in mijn nieuwe schoolleven op de academie werd ik geconfronteerd met mijn propedeuse jaar. De propedeuse was een jaar waar men nog vrij was van richting en experimenteerde met verschillende disciplines binnen de kunst. Waarom is dit nodig dacht ik. Ik wil toch tekenen, ik wil illustratie studeren. Vijf jaar later studeerde ik af van de academie. Ik had mijn bachelor fotografie behaald. Ik studeerde af met een serie 3D renders die de grenzen van het fotografisch medium opzochten.
13
Visiedocument
Op een middelbare school zijn er een aantal vakken die te maken hebben met kunst en design. Deze vakken zijn techniek, handvaardigheid, tekenen, ckv en kunstgeschiedenis. Wanneer men vervolgens voor een kunst, vormgeving of designopleiding kiest komt men terecht in een totaal ander scholingssysteem waar deze vakken niet meer van toepassing zijn. Het gaat op een MBO of HBO opleiding vaak om strategieĂŤn en technieken die toegepast kunnen worden om tot verbeelding te komen van een concept. Er wordt niet alleen naar het eindresultaat gekeken, maar ook naar de totstandkoming: het proces. Het gaat om het ontwikkelen van vaardigheden en het ontdekken van disciplines. Als jongen van zestien was ik niet voorbereid op de kunstacademie en voelde ik me onderontwikkeld. Altijd had ik gewerkt binnen ĂŠĂŠn discipline waar ik binnen de lijntjes moest kleuren. Had ik met meerdere disciplines kennisgemaakt, dan had ik meerdere vaardigheden ontwikkeld en een beter zelfbeeld gehad. Het had me ook een jaar kunnen schelen, een jaar dat ik moest overdoen omdat ik niet kon schakelen in het nieuwe scholingssysteem. De vraag die ik mezelf stel is waarom het middelbaar onderwijs nog steeds werkt met vakken waar men binnen de lijntjes moet kleuren. Waarom kunnen de kunstvakken in het voortgezet onderwijs elkaar niet overlappen? Een opdracht of thema kan vanuit meerdere disciplines benaderd worden (tekenen, kleien, photoshop, fotografie). Zijn de kunstvakken in het middelbaar onderwijs verouderd en toe aan vernieuwing? Beeldhouwen kun je tegenwoordig ook met een 3D-printer en tekenen kan op een computer of tablet. Als docent zie ik het belang van de ontwikkeling van meerdere vaardigheden binnen kunst, vormgeving en design. Niet iedereen gaat naar een kunstopleiding, maar iedereen zal hoe dan ook later in zijn leven de vormgeving moeten doen voor een werkstuk of onderzoek. Mijn visie over het kunstonderwijs op het voorgezet onderwijs is, dat de kunstvakken toe aan vernieuwing zijn. Weg met tekenen, weg met handvaardigheid. Beeldende vorming kent geen kaders en verbeelding kent meerdere disciplines. Dit visiedocument is een voortzetting op mijn onderwijsvisie waar ik praat over een toekomstgericht onderwijs.
14
Visiedocument
De invulling van kunstonderwijs op het voortgezet onderwijs is niet meer van deze tijd.
Oude stijl VS. Nieuwe stijl Het verschil in exameneisen van kunstvakken in het voortgezet onderwijs. Het nieuwe jasje van Tehatex: Beeldende Vorming.
Discipline Based Art Education Een nieuw soort kunst onderwijs gefocust op kunstgeschiedenis, kritisch kijken, productie en esthetiek
Het nieuwe CKV Een onderverdeling in dimensies als thema’s die dialoog starten over kunst en cultuur.
15
Visiedocument
Oude stijl VS. Nieuwe stijl Als we kijken naar de huidige examenprogramma’s van de kunstvakken in het voortgezet onderwijs, dan zien we dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de ‘oude’ en de ‘nieuwe’ stijl. De oude stijl van het examenprogramma richt zich nog op de exacte vakken: handvaardigheid, tekenen, textiele vormgeving (tehatex) en muziek. De vakken worden afgesloten met een schoolexamen - waar men het praktijk gedeelte afsluit - en een centraal examen waar men zich focust op theorie uit de kunstgeschiedenis. In het nieuwe kunst examenprogramma doet men examen in één van de volgende disciplines: beeldende vorming, dans, drama of muziek. Het mengen van de vakken tehatex onder de benaming beeldende vorming is een stap in de goede richting. Echter ben ik nog steeds van mening dat de invulling van kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs verouderd is, ondanks het nieuwe jasje dat men er aan probeert te geven. Waar ik me graag op wil focussen is het examenprogramma beeldende vorming en een potentiële nieuwe invulling hiervan.
Discipline Based Art Education Het vak beeldende vorming is een vernieuwende benaming voor een combinatie van de vakken tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving. Echter maken zij nog steeds voornamelijk gebruik van analoge vaardigheden die niet serieus worden genomen, omdat zij in de toekomst van het individu - de leerling - vaak weinig betekenen. Waar we ons bij de kunstvakken op zouden moeten focussen is Discipline Based Art Education. In het hoofdstuk Discipline Based Art Education as an Approach to Art Instruction: The Case of Standard Seven Curriculum in Botswana (Mannathoko, 2016) wordt uitgelegd wat DBAE nu precies inhoudt en waar het zich op focust. DBAE is een benaming voor een nieuw soort kunstonderwijs gefocust op kunstgeschiedenis, kritisch kijken, productie en esthetiek. De methode laat leerlingen kennis maken met verschillende soorten media en ontwikkelt vaardigheden op meerdere gebieden. De productie als onderdeel van de leermethode is het praktijkgedeelte waar men handelingen toepast voor het eigen werk, terwijl zij een kritisch oog voor esthetiek ontwikkelen. Ondertussen in het proces stellen
zij zich filosofische vraagstukken terwijl zij hun inspiratie halen uit (kunst)historische context. Dit zijn de vier domeinen die verwerkt worden binnen de lessen van Discipline Art Based Education. De domeinen zorgen ervoor dat de leerling op meerdere terreinen binnen de kunst geprikkeld wordt en geeft men een solide fundering van kennis over de beeldende kunsten. DBAE wordt door velen kunstdocenten gezien als de meest effectieve benadering in het lesgeven in, en leren over kunst. Om een beter beeld te geven van het curriculum van DBAE zal ik de vier domeinen en het belang hiervan kort uitleggen. Productie focust zich simpelweg op hoe we kunst maken. Het gaat hierbij om het creatief gebruiken van tools op een innovatieve manier. Het domein productie resulteert in een product dat het verbeeldende proces en kritisch denken van de student demonstreert. De productie van kunst is een belangrijk component in elke kunstopleiding. De student ontwikkelt zijn eigen esthetiek en drukt zichzelf uit met een visueel medium. In het proces worden studenten aangemoedigd om een hoop verschillende soorten media te ontdekken, hiervan de eigenschappen te leren en deze in te zetten voor hun werk. De werkwijze zorgt ervoor dat de student techniek ontwikkelt, leert wanneer hij deze kan inzetten en kan omzetten tot een eigen handtekening. Het domein kritisch kijken draait om het praten over kunst en is net zo belangrijk als productie. De student leert tijdens dit onderdeel te discussiëren, evalueren, interpreteren en analyseren over verschillende onderwerpen zoals stijl, media, kunstelementen en designprincipes. Het praten over kunstelementen en designprincipes ontwikkelt begrip en kennis over kunst als een middel van visuele communicatie. Ook draagt het domein bij aan de ontwikkeling van andere vaardigheden zoals kritisch denken, probleemoplossend vermogen, zelfbewustheid, zelfverzekerdheid en creatieve skills. Domein drie, Kunstgeschiedenis, behandelt tijdsperiodes en kunstenaars die iets hebben bijgedragen aan de samenleving, geschiedenis en cultuur. Het bestuderen van kunstgeschiedenis draagt bij aan het begrijpen van kunst en visuele communicatie en laat zien hoe deze zich door de jaren heen heeft geëvalueerd. Studenten leren de beweegredenen van een kunstenaar te begrijpen door te kijken naar de omgeving waarin hij/zij functioneerde, de historische periode en de gebeurtenissen die toen plaatsvonden. Het domein verklaart de evolutie van kunststij-
16
Visiedocument
len en factoren die daar invloed op hadden. Door over de geschiedenis te leren, krijgen we tegelijkertijd informatie over het heden. Als laatste hebben we het domein esthetiek. Waar kunstgeschiedenis zich richt op de historie van kunst en kunstenaars, focust esthetiek zich op het fenomeen schoonheid. Schoonheid kan al snel als iets oppervlakkigs gezien worden, maar is eigenlijk vrij filosofisch. Esthetiek brengt ons terug naar de aard van schoonheid: Waarom vinden we iets mooi? Iedereen heeft een emotionele reactie op kunst. Onze normen en waarden, gedachtes en meningen over schoonheid beĂŻnvloeden dus de manier waarop wij naar een kunstwerk kijken. Door het analyseren van esthetiek en kritisch te kijken naar de context en het concept, leert men anders te kijken naar kunst. Het draagt ook bij aan de ontwikkeling van smaak bij de student, die weer verwerkt kan worden in het productieve proces en eigen kunstenaarschap. De domeinen van DBAE zie ik momenteel te weinig terug in de beeldende vakken in het voortgezet onderwijs. Er wordt wel een poging gedaan deze domeinen te verwerken binnen de vakken tehatex of beeldende vorming, maar zij blijven vaak op de vlakte. Informatie en kennis over kunst worden op wiskundige wijze gebracht aan leerlingen, waardoor het gevoel achterwege blijft en er geen bewustwording ontstaat over bijvoorbeeld een kunstwerk of stroming. Wanneer de leerling geen bewustwording heeft over kennis en vaardigheden zal hij of zij zomaar iets doen en geen overzicht hebben over het eigen leerproces. Hierdoor is het ook belangrijk regelmatig te reflecteren en evalueren met de leerling, zodat deze bewustwording ontstaat. Ik ben van mening dat er een nieuwe didactische inrichting van het kunstcurriculum moet komen die gebaseerd zou kunnen zijn op de principes van Discipline Based Art Education.
Het nieuwe CKV De fasering en thematiek van het nieuwe CKV zou toegepast kunnen worden bij DBAE, en dus het nieuwe ontwerp van het vak beeldende vorming op het middelbaar onderwijs. Sinds dit jaar, 2017, is het curriculum van CKV nationaal veranderd. Om mij te verdiepen in het vak schafte ik het boek Contrast aan (Groenendijk, Elders, School, Sjamsoedin & Den Uyl, 2017); een nieuwe leermethode,
vers van de pers. De leermethode deelt kunst en cultuur in onder dimensies die contrasterende begrippen van elkaar zijn, bijvoorbeeld: Schoonheid & Lelijkheid. De dimensies bieden een houvast voor zowel de docent als de leerling; het is een thema waar men vanuit kan vertrekken, een thema dat een dialoog start. Naast een onderverdeling in dimensies, thema’s, wordt er ook de nadruk gelegd op leren in stappen (te verstaan onder verkennen, verbreden, verdiepen en verbinden). Leerlingen worden bewust gemaakt van disciplines waarmee men een thema kan benaderen. Deze disciplines zijn dans, theater, fotografie en nieuwe media, film, architectuur, design, beeldende kunst en muziek. Het nieuwe CKV legt naast kunst en cultuur ook de nadruk op onderzoek en andere vaardigheden zoals reflecteren en presenteren; iets wat we terug zien bij DBAE waar men een kritisch oog ontwikkelt ten opzichte van kunst. Wat we kunnen leren van het nieuwe CKV is de didactische manier van werken. De goede onderverdeling tussen de thematiek, soorten disciplines, media en vaardigheden zorgen ervoor dat het curriculum van het vak goed in elkaar zit. Als we het vak beeldende vorming zouden vernieuwen zouden we er een soortgelijk curriculum in kunnen verwerken, gecombineerd met de methodieken van DBAE.
17
Visiedocument
18
Visiedocument
De vorm van het vak beeldende vorming moet veranderd worden.
Nieuwe Werkvormen Het belang van nieuwe werkvormen binnen de creatieve vakken op het voortgezet onderwijs.
Flipping the Classroom Een leermethode aansluitend op de rijke leeromgeving. Flipping the Classroom geeft de leerlingen kans op feedback voorafgaand aan de les.
Knowmad Society Een product voortgekomen uit een wereld gedreven door continue verandering op het gebied van technologie en globalisatie.
19
Visiedocument
Nieuwe Werkvormen Een lesje beeldende vorming of tehatex ziet er op een middelbare school, ongeacht de invulling, hetzelfde uit. De les duurt 50 minuten en begint vaak met een introductie en instructie van de leraar. Net wanneer men lekker aan het werk is, gaat de bel alweer en moeten de leerlingen naar de volgende les. Ze worden abrupt uit hun flow gehaald en moeten de volgende keer weer opnieuw starten met het creatieve denkproces. Wanneer de leerlingen naar een vervolgopleiding gaan, krijgen ze te maken met lessen die soms wel twee en een half uur duren. Juist het vak beeldende vorming kan hen voorbereiden op de werkvorm van een les in de vervolgopleiding. Hierdoor vind ik dat niet alleen de invulling van de lessen beeldende vorming moet veranderen, maar ook de vorm van de les. We kunnen niet verwachten van elke school dat er een blokuur wordt besteed aan de creatieve vakken, dus moet er creatief worden omgegaan met de invulling en vorm van de beschikbare tijd. Hierdoor moet er gekeken worden naar nieuwe werkvormen waarin de leerlingen kunnen werken; werkvormen die het creatieve proces gaande houden.
Flipping the Classroom In mijn onderwijsvisie praat ik over een rijke leeromgeving. Deze rijke leeromgeving kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een website waaruit men alle informatie kan halen; een online leeromgeving. De online leeromgeving bevat alles wat de leerling nodig heeft om thuis zelfstandig aan de opdracht te kunnen werken: powerpoints, tutorials, uitleg etc. Een leermethode die aansluit op deze online leeromgeving is Flipping the Classroom. Flipping the Classroom is een model dat leerlingen de kans geeft feedback te krijgen voorafgaand aan de les. Leerlingen zullen het voorbereidende werk - zoals het maken van een onderzoeksvraag - thuis doen, zodat zij in de les productieve feedback krijgen. De invulling van de les focust zich vervolgens op het proces, het werkgedeelte. Bij beeldende vakken krijgt men momenteel amper huiswerk omdat alle tools die men nodig heeft in het klaslokaal liggen. Door het ontwerpen van een rijke leeromgeving die online is, is dit niet meer het geval. Het onderzoek kan thuis worden voortgezet zodat het werk dat men maakt meer diepgang
krijgt. Hierdoor zal het creatieve denkproces zich voortzetten buiten het klaslokaal.
Knowmad Society Knowmad Society (Moravec, 2013) is een product, voortgekomen uit een wereld gedreven door continue verandering op het gebied van technologie en globalisatie. Steeds meer vraagt onze maatschappij naar creatieve- en context gedreven innovaties. Het geeft ons meer kansen, uitdagingen en verantwoordelijkheden. Knowmad Society - afgeleid van de bevolkingsgroep nomaden die geen vaste woonplek hebben - haakt in op de toekomst van het individu; een toekomst die nog onzeker is. Een Knowmad wordt dan ook opgeleid tot een innovatief persoon die altijd, overal, met iedereen kan werken. Dit is dan ook noodzakelijk in een tijd waarin alle grenzen vervagen door de ontwikkeling van technologie en globalisatie. Knowmads zijn speciaal door de persoonlijke kennis die zij bezitten, kennis die ze een voorsprong geeft in bepaalde situaties. Ze zijn verantwoordelijk voor het ontwerpen van hun eigen toekomst. Dit is het gevolg van de verschuiving in werk van agrarisch naar industrieel naar informatie gebaseerd werk waar onze relatie en verantwoordelijkheden statisch waren en werden gedefinieerd door anderen. Belangrijk om te weten is dat Knowmads onderscheid maken tussen een baan en werk. Banen zijn posities, optredens, in dienstverband. Het woord werk refereert naar de creatie van een betekenisvol resultaat. In het boek Knowmad Society (Moravec, 2013) wordt er onderscheid gemaakt tussen drie soorten samenlevingen. Deze samenlevingen, societies, beschrijven hun tijdsbestek en hoe deze weer invloed hebben op het onderwijs. Samenleving één weerspiegelt de normen en praktijken van de pre-industriële tot industriële beschaving. Samenleving twee verwijst naar de radicale sociale transformaties die we vandaag meemaken, grotendeels als gevolg van technologische veranderingen. Samenleving drie, de Knowmad Society, verwijst naar een staat van de samenleving die zich ontwikkelt naar onze nabije toekomst, waar wordt verwacht dat versnelde tech-
20
Visiedocument
nologische veranderingen enorme transformatieve implicaties zullen hebben. Wat kunnen we leren van de Knowmad Society en dit verwerken in de vorm van de lessen beeldende vorming in het voortgezet onderwijs? We kunnen veronderstellen dat de digitale leeromgeving erg belangrijk is en noodzakelijk om te verwerken in de vorm van onze lessen. Volgens de Knowmad Society zal de leerling van de toekomst later geen typische kantoorbaan meer krijgen. Door digitalisering en globalisatie zal men vaak vanuit huis, een koffietentje of bibliotheek werken. Men zal her en der een baan hebben waar men betekenisvol werk maakt, totdat de groeimogelijkheden ophouden. Wat Knowmad Society doet is vertrekken vanuit een tijdsbestek, kijken wat de toekomst te bieden heeft en dit verwerken binnen het educatieve ontwerp. Juist de lessen beeldende vorming kunnen hierop inspelen en de leerling voorbereiden op werkvormen in hun nabije toekomst. Zoals eerder vernoemd kunnen de leerlingen meer vanuit huis werken door de digitale, rijke leeromgeving (Flipping the Classroom), zodat er in de les meer aandacht is voor productieve feedback. Naast het verwerken van een digitale leeromgeving kunnen we hen ook nieuwe vaardigheden aanleren die inspelen op deze nieuwe werkvormen.
21
Visiedocument
Het kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs draagt niet bij aan de toekomst van het individu. Een Brief aan de Tweede Kamer Een verschuiving binnen het onderwijs.
Onderwijs 2032 Een nieuw platform dat werkt naar een onderwijs gericht op de toekomst.
21st Century Skills Wat zijn de 21st Century Skills en welke rol gaat creativiteit spelen in het onderwijs van de toekomst?
22
Visiedocument
Een Brief aan de Tweede Kamer Dat er een verschuiving gaat plaatsvinden in het onderwijs is niet langer een geheim. In een brief naar de Tweede Kamer uit januari 2015 wordt duidelijk gemaakt dat er een nieuw curriculum wordt opgezet voor het onderwijs. Dit nieuwe curriculum wordt verstaan onder de naam Onderwijs2032. Het nieuwe toekomstgericht onderwijs zal zich gaan focussen op de ontwikkeling van vaardigheden zoals creativiteit, kritisch denken en samenwerken. Ik ben van mening dat wachten tot 2032 te lang is en we nu al een aantal van deze vaardigheden kunnen verwerken binnen de invulling en vorm van de creatieve vakken in het voortgezet onderwijs. De ontwikkeling van digitale vaardigheden, mediawijsheid en 21st Century Skills zijn nu belangrijker dan ooit. Het kunstonderwijs draagt nu te weinig bij aan de toekomst van het individu.
Onderwijs 2032 Het platform Onderwijs2032 bestaat uit experts die zowel binnen als buiten het onderwijs werken om zoveel mogelijk invalshoeken te krijgen. Op basis van een aantal wetenschappelijke inzichten zijn zij bezig met het samenstellen van een nieuwe curriculum voor het onderwijs. De totstandkoming hiervan is gebaseerd op de volgende factoren: • Inzichten over relevante kennis en vaardigheden • Inzichten op het gebied van effectief leren • Kennis en ervaring die in andere landen is opgedaan • Opvattingen en ideeën over het onderwijs van de toekomst uit ons eigen land Onderwijs2032 heeft inmiddels een website en social media waar mensen actief mee kunnen denken door reacties achter te laten. Eind 2015 startte de ontwerpfase van het nieuwe curriculum. Een belangrijke vraagt die inmiddels beantwoord is: Welke kennis en vaardigheden zijn nodig om ervoor te zorgen dat leerlingen optimaal worden voorbereid op het vervolgonderwijs en de toekomstige arbeidsmarkt?
De uitkomsten van deze vragen zijn gevisualiseerd in Figuur 3. Het model komt op sommige vlakken overeen met het model van de 21st Century Skills (figuur 4), maar heeft een aantal andere benamingen. De twee voornaamste componenten waar beeldende vorming in bij kan dragen zijn ‘Taal & Cultuur’ en ‘Digitale Geletterdheid’. Als we vervolgens kijken naar het model dat Kennisnet maakte over de 21st Century Skills (Figuur 4) dan zien we dat vrijwel alle componenten van het figuur te verwerken zijn binnen opdrachten van het vak beeldende vorming. Dit geeft voor mij duidelijk het belang aan van het vak, want niet elk vak in het voortgezet onderwijs heeft zoveel overeenkomsten. Dit concludeert voor mij waarom we niet langer moeten wachten en de vaardigheden nu al moeten verwerken binnen ons vak.
21st Century Skills In De 21e eeuwse vaardigheid creativiteit in relatie tot theorieën over kunstonderwijs (Domke, 2016) wordt onderzocht of de vaardigheid creativiteit, of creatief denken, zoals vernoemd in het figuur van 21st Century Skills overeenkomt met het beeld dat wij als kunstdocenten hebben over de vaardigheid. De algemene 21st Century Skills, bekeken uit verschillende modellen, zijn samenwerking, communicatie en ICT- gebruik, sociaal en/of cultureel bewustzijn (inclusief burgerschap), creativiteit, kritisch denken en probleemoplossende vaardigheden. Echter wordt de vaardigheid creativiteit in alle modellen zeer verschillend gedefinieerd. Kijk bijvoorbeeld maar naar het figuur hiernaast van Kennisnet, waar het als creatief denken wordt geformuleerd. De vaardigheid creativiteit zou bijdragen aan de toekomstige economische groei. Echter is deze aanname onjuist omdat hier geen concreet bewijs voor is. Creativiteit zou leiden tot innovatie, terwijl de invulling in het onderwijs juist in het teken staat van verbeelding. Een interessante uitkomst van Domke haar onderzoek is dat creativiteit in het onderwijs verschillend wordt ingevuld en dat de onderliggende bedoelingen van het vak ook lijken te verschillen. Dit geeft voor mij aan waarom we als kunstdocenten eens opnieuw rond de tafel moeten gaan zitten en kijken wat we als doel moeten stellen voor ons vak. Dat de invulling verschilt is in mijn ogen niet slecht; iedere docent geeft op zijn of haar manier les.
Visiedocument 23
Figuur 3: Het nieuwe curriculum volgens Onderwijs2032 Retrieved from: http://onsonderwijs2032.nl/advies/
Figuur 4: De vaardigheden voor de 21e eeuw, zoals geconceptualiseerd door Kennisnet. Retrieved from: https://www.kennisnet.nl/artikel/nieuw-model-21e-eeuwse-vaardigheden/
24
Visiedocument
De docent is de aangewezen persoon om vernieuwing te initiĂŤren in het kunstonderwijs. De Vernieuwer Wie is de vernieuwer? Wie initieert de vernieuwing binnen het onderwijs?
Het Ontwerpproces Een stappenplan om vernieuwing mogelijk te maken binnen het eigen onderwijs.
Noodzaak en Motivatie Waarom is vernieuwing mogelijk? Waarom is de docent de aangewezen persoon om dit proces in gang te zetten?
25
Visiedocument
De Vernieuwer Voordat alle docenten zich laten afschrikken door alle componenten die verwerkt moeten worden binnen het vak, zonder de kunst en creativiteit te verliezen, onthoud het volgende: als kunstdocent ben je ook een ontwerper. In Vernieuwen ≠ Dogma (Meewis, 2017) wordt er ingegaan op de vernieuwing van het educatieve ontwerp en hoe dit hoort bij het vakgebied van de docent. We moeten namelijk altijd up to date blijven, dus her en der een verandering binnen het curriculum hoort daarbij. Meewis beschrijft in haar stuk dat diverse onderzoeken laten zien dat het een betekenisvolle leeractiviteit is voor de docent om zelf geïnitieerde vernieuwing op de eigen werkplek uit te voeren. De docent zet de leerstof naar eigen hand en is daarmee de schepper en ontwerper van zijn eigen curriculum. De docent is de aangewezen persoon om vernieuwing te brengen binnen het kunstonderwijs. Echter maakt het artikel ook duidelijk dat we af en toe even stil moeten staan bij wat we gecreëerd hebben zodat we hierop beter kunnen reflecteren en evalueren als docent.
Het Ontwerpproces Om terug te komen op mijn visie, dat het kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs toe is aan vernieuwing, zijn er een aantal stappen die ondergaan moeten worden. Om als docent een nieuw educatief curriculum te ontwerpen zullen we een ontwerpproces moeten ondergaan volgens een aantal stappen: analyse, ontwerp, ontwikkeling, implementatie en evaluatie. In tabel 1 (pagina 24) zien we een uitgebreid schema over wat deze stappen nu precies inhouden. De stappen zijn gebaseerd op het ontwerpproces zoals gevisualiseerd door Vischer-Voerman. Naast dit ontwerpproces worden er nog een aantal dimensies genoemd die als context dienen. Deze dimensies zijn als volgt: De inhoudelijke dimensie Hier wordt bepaald wat er precies ontwikkeld wordt. Men kan hier denken aan een lessenreeks, een projectweek of rondleiding.
De sociaal-politieke dimensie Hier wordt bepaald wie er betrokken worden en welke rol zij hebben. De technisch-professionele dimensie Hier wordt bepaald hoe iets ontwikkeld wordt. Als vernieuwer is het belangrijk rekening te houden met persoons- en contextgebonden factoren. Met persoonsgebonden factoren worden iemands biografie, leergeschiedenis, opleiding, werkervaring, leeftijd en beroepsopvatting bedoeld. De contextgebonden factoren zijn het type leerling waaraan je les geeft, de status van het vak, eventuele samenwerking met collega’s, de visie van de school, en de vaardigheden die bij het vak horen. Op basis van deze factoren hangt de effectiviteit van de verandering af. Ook zijn er nog randvoorwaarden van de werkplek, de schoolcultuur, het type leiderschap, faciliteiten en budget, onderlinge communicatie en kennisdeling factoren waar rekening mee gehouden moet worden. Verandering is dus met andere woorden niet zomaar gedaan. Toch ben ik van mening dat een goed docent beschikt over de communicatieve vaardigheden om verandering voor elkaar te krijgen: waar een wil is, is een weg! Wanneer vernieuwing plaats vindt is de docent de enige die echt kan testen of deze werkt in de praktijk. Tenslotte staat de docent voor de klas en is hij degene die goed in kan schatten wat wel of niet werkt bij de doelgroep, gekeken vanuit praktijkervaring. Bij vernieuwing vanuit de docent spelen twee componenten een rol: de visie op het vak en de exameneisen. Wat natuurlijk belangrijk is als docent, is om te kijken naar de belevingswereld van de doelgroep. Als kunstdocent is het interessant om naar hun beeldtaal te kijken: waar liggen de interesses? Je wilt iets ontwerpen dat inhoudelijk goed is, afgestemd is op het niveau en nog belangrijker; iets dat oprechte interesse heeft vanuit de klas. Als vernieuwer moet je dus op de hoogte zijn van je doelgroep en hun belevingswereld. Contact met je klas kan je dus op nieuwe ideeën brengen. Een voorbeeld hiervan komt uit mijn eigen ervaring voor de klas. Mijn leerlingen houden een online portfolio bij in de vorm van een website. Ik zag hen veel Gif’jes plaatsen op deze website. Een Gif’je is een bewegende afbeelding. Als reactie hierop besloot ik hen een Gif’je te laten maken van een kunstwerk. In deze
26
Visiedocument
Het Ontwerpproces
Analyse of Voorondezoek
Tijdens het vooronderzoek definieert de ontwerper het probleem en voert zij een contextanalyse uit. Dit resulteert in een overzicht van kritische factoren in de probleemsituatie, proces- en productvoorwaarden en een overzicht van mogelijke rollen van personen. Het vooronderzoek resulteert in een probleemdefinitie.
Ontwerp en Ontwikkeling
Tijdens deze activiteiten krijgt het product langzamerhand vorm, op basis van de probleemdefinitie uit de vooronderzoeksfase. De ontwerper genereert, vergelijkt en evalueert alternatieven en selecteert vervolgens de meest belovende oplossing. Ontwerpactiviteiten resulteren in een blauwdruk van een product dat vervolgens in de ontwikkelfase nader geconcretiseerd wordt.
Evaluatie
Tijdens evaluatieactiviteiten beproeft de ontwerper (een deel van) het product met bijvoorbeeld experts of gebruikers om de kwaliteit van het product vast te stellen en om revisiemaatregelen te genereren. Vaak zal blijken dat de ontwerpers terug moeten keren naar ĂŠĂŠn van de voorgaande fasen, net zolang tot ze een aanvaardbare oplossing vinden.
Implementatie
Tijdens de implementatie voert men het eventueel bijgestelde en verbeterde product in de praktijksituatie in. Dit houdt onder meer in dat aan alle voorwaarden voor een optimaal product is voldaan.
Tabel 1. Kernactiviteiten in het ontwerpproces (gebaseerd op Visscher-Voerman, z. d.)
27
Visiedocument
opdracht koppelde ik techniek, inhoud en de belevingswereld van mijn doelgroep. Naast het luisteren naar de doelgroep kan het voor een vernieuwer ook interessant zijn te luisteren naar inbreng van andere professionelen. Dit kunnen organisaties zijn, maar ook mede collega’s van dezelfde of andere school. Samenwerken leidt tenslotte tot nieuwe inzichten, visies van anderen. Inspiratie kan uit alle hoeken komen: filosofie, kunstgeschiedenis, grafisch ontwerp, illustratie, audiovisueel, fotografie: noem het maar op! De resultaten van vernieuwing werken misschien niet altijd, maar zijn wel altijd leerzaam. In Vernieuwen ≠ Dogma (Meewis, 2017) wordt er gevraagd wat vernieuwing nu precies oplevert. Op scholen geeft vernieuwing meestal het resultaat van een vakinhoudelijk en didactisch product. We moeten hierbij denken aan een curricula, (doorlopende) leerlijnen, lessenseries, lesmateriaal, methodes, vakoverstijgende projecten en spellen. Deze producten zijn dus het resultaat van de vernieuwers - kunstdocenten - die inspelen op actuele ontwikkelingen, samenwerkingen en contact met de klas. Als we naar vernieuwing kijken die buitenschools afspeelt dan kunnen deze leiden tot meer globale producten binnen de educatie. Deze producten zijn zoal onderwijs- en lesprogramma’s, leerlijnen, lesmateriaal, handboeken, gastlessen, workshops, projecten, festivals, scholingsdagen, trainingen, cursussen, apps, games, eBooks en eLearning. Buitenschools worden er dus vooral instrumenten ontwikkeld die docenten binnenschools kunnen gebruiken voor vernieuwing.
Noodzaak en Motivatie Waarom vernieuwing noodzakelijk is en hoe het geïnitieerd kan worden hebben we inmiddels beknopt besproken. Maar hoe zit het met onze motivatie? Wat motiveert ons om te vernieuwen? In het onderzoek van Meeuwis onder docenten kunsteducatie komen drie categorieën naar voren: de doelgroep, ontwikkelingen in het heden en de toekomst en professionele ontwikkeling. De belangrijkste motivatie komt vanuit de doelgroep. In het middelbaar onderwijs zullen dit dus de leerlingen zijn. Als docent wil je natuurlijk maar al te lief dat de lessenreeks ervaren wordt als positief: iets leuks en leerzaams. Een essentieel onderdeel van je curriculum moet dus va-
riatie zijn, zodat er voor elke lerende iets is dat bij hem of haar past. Je kunt er natuurlijk niet voor zorgen dat iedereen alles leuk vind, maar dat is oké. Door variatie in het ‘script’ toe te passen zorg je ervoor dat er altijd wel iets bijzit dat iemand leuk vind en tegelijkertijd inspeelt op nieuwe talenten en andere onderwijsvormen. Met variatie kunnen we tenslotte ook meerdere disciplines en media verwerken in ons lesontwerp. Een andere drijfveer komt uit de noodzaak mee te gaan met ontwikkelingen in het heden en de toekomst. Kunsteducatie in het voortgezet onderwijs is ten slotte ook een voorbereiding op een eventuele kunstopleiding of carrière in de kunst. Door technologische ontwikkelingen is deze professionele kunstwereld ook aan vernieuwing onderhevig. Als docenten kunnen we hierop inspelen en onze leerlingen voorbereiden op deze ontwikkelingen. Zoals eerder vernoemd is het als kunstdocent dus zeer belangrijk up tot date te blijven met ontwikkelingen die gaande zijn in het werkveld. Ook ontwikkelingen binnen de samenleving kunnen belangrijk zijn om te verwerken binnen kunsteducatie. Denk bijvoorbeeld maar aan Onderwijs2032 dat eerder vernoemd is; een nieuw onderwijs dat zich zal richten op vaardigheden in plaats van exacte vakken. Volgens het onderzoek van Meeuwis schrijven respondenten ook dat zij vernieuwen om meer aandacht en respect te genereren voor kunst, cultuur en creativiteitsontwikkeling. Als laatste drijfveer voor vernieuwing komt de eigen professionele ontwikkeling van de docent kijken. Als opleiding tot docent krijgen we altijd te horen dat professionalisering gepaard gaat met de woorden groei, (zelf ) ontwikkeling, competenties, actueel blijven, uitdagingen aangaan, scherp blijven, jezelf fris houden en nieuwsgierigheid. Dit motivatiepunt heeft dus alles te maken met de drijfveer een goede docent te zijn van deze tijd. Het is tenslotte je doel als docent om mensen te inspireren, dus zelf geïnspireerd blijven hoort daar ook bij!
28 Visiedocument
Tot slot. Kunsteducatie in het voortgezet onderwijs is toe aan vernieuwing.
Tot slot Kunsteducatie in het voortgezet onderwijs is toe aan vernieuwing. Dat is de visie waarmee ik mijn betoog startte en waarmee ik hem zal eindigen. Er zijn verschillende beweegredenen om op te treden als vernieuwer van het eigen curriculum. We hebben inmiddels gekeken naar de invulling van het vak, de vorm van de les, de vaardigheden die iets zullen betekenen voor de toekomst van het individu. Ook hebben we gekeken hoe de docent de aangewezen persoon is om als vernieuwer op te treden.
29
Visiedocument
De Invulling
De Vorm
Mijn betoog begon met het kijken naar de huidige eindexamenprogramma’s van de beeldende vakken in het voortgezet onderwijs. Hieruit konden we al opmerken dat er enige onverschilligheid is wat betreft de invulling op het vak. Nederland heeft nog twee verschillende eindexamenprogramma’s: de ouderwetse (tehatex) en de vernieuwde (beeldende vorming). Echter kwamen we tot de conclusie dat het nieuwe jasje van tehatex - beeldende vorming - nog steeds de invulling had van oude curricula en dat er ondanks de naam niet veel vernieuwends aan was. Analoge technieken spelen nog een grote rol binnen de lessen, technieken waar men in de toekomst weinig aan heeft. We hebben gekeken hoe we deze invulling het best kunnen benutten: een kunstonderwijs gericht op de toekomst waarin alle aspecten van het vak worden behouden, maar gecombineerd met vernieuwende, digitale vaardigheden. Discipline Based Art Education (DBAE) was één van de leermethodes die hier goed op aan zou sluiten. DBAE focust zich binnen de methode op een aantal domeinen genaamd productie, kritisch kijken, kunstgeschiedenis en esthetiek. Het verwerken van deze elementen binnen één kunstvak in het voortgezet onderwijs zou zelfs kunstgeschiedenis als apart vak overbodig maken en het vak beeldende vorming meer samenhorigheid geven. De domeinen focussen zich alle vier op een aparte invalshoek van de kunst, maar wanneer deze didactisch goed verwerkt worden binnen de invulling van het vak zal het de leerling ook meer bewustzijn geven over waar hij of zij nu precies mee bezig is. Een ander aspect waar we naar hebben gekeken is de invulling van het vernieuwde CKV. Het nieuwe CKV is namelijk onderverdeeld in dimensies die een houvast bieden voor zowel leraar als leerling om vanuit te vertrekken. De dimensies van het nieuwe CKV zijn twee contrasterende begrippen die dienen als thema voor bijvoorbeeld een opdracht of periode. De dimensies starten een dialoog tussen de leerling, docent en het onderwerp. Naast deze dimensies focust het nieuwe curriculum van CKV zich ook op leren in stappen (verkennen, verbreden, verdiepen en verbinden), iets waar men later na het voortgezet onderwijs ook mee te maken krijgt; een onderwijs met nieuwe werkvormen waar een eindresultaat niet langer centraal staat.
Hiermee kom ik direct aan bij de vorm van het vak. De vorm van het vak beeldende vorming wordt namelijk niet optimaal benut en sluit niet meer aan bij de technologie van deze tijd, en dus ook de toekomst. Een onderwijs gericht op de toekomst, en vooral ons beeldende vak, zou het informatietijdperk waarin wij leven moeten omarmen en verwerken binnen de didactische middelen. Het ontwerpen van een leeromgeving is dan ook essentieel. Door de rijke leeromgeving digitaal te maken hebben de leerlingen nu ook de middelen om vanuit huis te werken. Er kan hierdoor voorafgaand aan de les feedback worden gegeven die zich omzet tot productiviteit binnen de lesuren. Deze leermethode wordt verstaan onder de naam Flipping the Classroom en heeft als gevolg dat het creatieve proces op gang blijft. De methode sluit tevens ook aan op didactische lesvormen van vervolgopleidingen. Het belang van de online leeromgeving blijkt opnieuw belangrijk als we kijken naar onderzoeken van de Knowmad Society. Zij laten ons kijken naar drie type samenlevingen gebaseerd op het verleden, heden en toekomst. Wat Knowmad Society doet, is vertrekken vanuit een tijdsbestek, kijken wat de toekomst te bieden heeft en dit verwerken binnen het educatieve ontwerp. Juist de lessen beeldende vorming kunnen hierop inspelen en de leerling voorbereiden op werkvormen in hun nabije toekomst; de leerling heeft later namelijk geen typische kantoorbaan meer door digitalisering en globalisering.
De Toekomst We hebben gemerkt dat er een hoop mensen bezig zijn met de vernieuwing van het onderwijs. Zo is er in Nederland een platform opgezet genaamd Onderwijs2032 bestaande uit experts van binnen en buiten het vak die een kritisch nieuw curriculum aan het opzetten zijn voor het Nederlandse scholingssysteem. In het nieuwe curriculum zullen de exacte vakken worden vervangen voor onderdelen die het ontwikkelen van vaardigheden stimuleren. Het belang van deze vaardigheden komt opnieuw terug als we kijken naar de 21st Century skills. Een hoop van de vaardigheden uit figuur 4 van Kennisnet (samenwerking, communicatie en ICT- gebruik, sociaal en/of cultureel
30
Visiedocument
bewustzijn (inclusief burgerschap), creativiteit, kritisch denken en probleemoplossende vaardigheden) overlappen namelijk de vaardigheden die al verwerkt zijn binnen ons vak. Het is dus belangrijk deze ook mee te nemen in het vernieuwende ontwerp van beeldende vorming. Een interessante wending echter is de discussie over de 21st Century Skill creativiteit, die door velen anders wordt gedefinieerd. Creativiteit zou bijdragen aan innovatie en economische groei, terwijl hier geen concreet bewijs voor is. De vaardigheid creativiteit gaat in de beeldende vakken meer over de ontwikkeling van verbeelding. Ook heeft het kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs volgens het onderzoek van Domke niet dezelfde doelstellingen, terwijl deze naar mijn mening wel op één lijn moeten liggen. Vernieuwing is in die zin dus ook noodzakelijk om deze doelstellingen weer recht te trekken.
De Vernieuwer Wanneer de doelstellingen eenmaal helder zijn is het de taak van de docent deze te introduceren op de school. De kunstdocent zal moeten optreden als vernieuwer en ontwerper van het nieuwe curriculum in zijn of haar werkomgeving. Wanneer vernieuwing plaatsvindt is een docent de enige die dit in de praktijk kan testen. Om een nieuwe invulling te creëren zal de vernieuwer een ontwerpproces moeten ondergaan. Tijdens dit proces zal hij of zij rekening moet houden met een aantal dimensies en factoren die meespelen bij de ontwikkeling van nieuw materiaal.
Hierbij moet men denken aan bijvoorbeeld de omgeving, de doelgroep, maar ook de achtergrond van de docent zelf. Voor een nieuw ontwerp is het belangrijk om als docent goed te kijken naar de belevingswereld en beeldtaal van de doelgroep. Het nieuwe product moet namelijk een combinatie zijn van het juiste niveau, vaardigheden en oprechte interesse. Een goede mix hiervan is het recept voor een effectieve lessenreeks, of ander product. Ook kan het helpen te kijken bij medecollega’s of anderen in het vak voor inspiratie. Samenwerken leidt tenslotte tot nieuwe inzichten, visies van anderen. Vernieuwing kan leiden tot verschillende producten die inspelen op actuele ontwikkelingen, samenwerkingen en contact met de klas. Voorbeelden van deze producten zijn leerlijnen, lessenseries, lesmateriaal en methodes. Inmiddels weten we dat vernieuwing noodzakelijk is, maar dat het niet zo simpel is als het klinkt. Toch zijn er een hoop docenten en experts gedreven genoeg het te initiëren. Onze motivatie halen we namelijk uit onze doelgroep, ontwikkelingen in het heden en onze eigen professionele ontwikkeling. Vernieuwing van kunsteducatie in het voortgezet onderwijs is noodzakelijk en mogelijk. We hebben inmiddels gekeken welke invulling het gegeven kan worden, welke vorm het kan aannemen, hoe het beter kan aansluiten bij de toekomst van de leerling en welke rol de docent als ontwerper heeft in dit proces. Wees niet bang vernieuwing te initiëren; vernieuwing begint bij jou als expert!
31
Visiedocument
Bibliografie •
Brame, C. (2013). Flipping the classroom. Retrieved, August, 29, 2013.
•
Groenendijk, J., Elders, Z., School, P., Sjamsoedin, H., & Den Uyl, F. (Reds.). (2017). Contrast. Haren, Nederland: Staal & Roeland.
•
Mannathoko, M. C. (2016). Discipline Based Art Education as an Approach to Art Instruction: The Case of Standard Seven Curriculum in Botswana. In ORG. International Journal of Learning, Teaching and Educational Research (Red.), Vol 15, No 1 (2016) (pp. 14-29). Geraadpleegd van https://www.ijlter.org/index.php/ijlter/article/view/539
•
Marzano, R., & Miedema, W. (2010). Leren in vijf dimensies (moderne didactiek voor het voort gezet onderwijs). Assen, Nederland: Koninklijke Van Gorcum BV.
•
Meewis, V. (2017). Vernieuwen ≠ dogma. In W. Admiraal, P. van Geert, M. Hogenes, K. Hooge veen, L. de Jong, M.-T. H. van de Kamp, . . . A. de Vugt (Reds.), Cultuur+Educatie 47 (pp. 149- 167). Utrecht, Nederland: LKCA.
•
Moravec, J. W. (2013). Knowmad Society. Minneapolis, Amerika: Education Futures Llc.
•
Onderwijs2032. (z.j.). Geraadpleegd van http://onsonderwijs2032.nl/
•
Siemens, G. (2014). Connectivism: A learning theory for the digital age.
•
Simons, P.R.J. Ruimte geven voor zelfstandig leren
•
Thijs, A., Fisser, P., & Van der Hoeven, M. (2014). Digitale geletterdheid en 21e eeuwse vaar digheden in het funderend onderwijs: een conceptueel kader. Digital literacy and 21st century skills in primary and secundary education: a conceptual framework, SLO nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, Enschede.
•
Van de Kamp, M. (z.j.). CKV Nieuw: De waarde van kunst en cultuur leren begrijpen en ervaren. CKV Gids, 2017(1), 4-7.
Visiedocument
Davy de Lepper 299723 Deeltijd Verkort 4 FHK, 2017