T EC H N I E K M A A K T J E W E R E L D
DE INGENIEUR nummer 1 | jaargang 131 | januari 2019
Leven uit het lab Nederlandse wetenschappers bouwen werkende cel
5
18 MAART
2019 Op maandag 18 maart 2019 organiseert het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) de Dag van de Ingenieur. Met deze dag wil KIVI zichtbaar maken welke meerwaarde ingenieurs hebben voor de maatschappij. Tijdens deze dag wordt de Prins Friso Ingenieursprijs uitgereikt aan de Ingenieur van het Jaar. Naast deze prijs wordt ook de KIVI Academic Society Award uitgereikt.
Meer informatie: www.kivi.nl/dagvandeingenieur
illustratie BaSyC
12 CELLEN BOUWEN Nederlandse onderzoekers proberen met man en macht in het lab een werkende cel in elkaar te zetten. Ze hopen dat er met zulke synthetische cellen allerlei mooie toepassingen in het verschiet liggen en willen via deze weg ontdekken wat leven nu écht is. ‘Als wetenschappers moeten we echter wel nederig blijven.’
22 OP HET RANDJE Voor de zelfrijdende auto en het Internet of Things volstaan datacenters aan de andere kant van de wereld niet meer. Edge computing biedt uitkomst.
34 GEDRAAIDE WIND Op Goeree-Overflakkee lieten bewoners dertig jaar geleden al moderne turbines bouwen. De nieuwste plannen op het gebied van windenergie stuiten echter vooral op verzet.
38 DUURZAAM MAAR NIET DUUR De gebouwde omgeving moet 3,4 megaton aan CO2 gaan besparen. Maar dat hoeft geen operatie te worden die de burger geld kost, zegt Diederik Samsom, die aan het hoofd zat van de verantwoordelijke klimaattafel.
Geknipt Aftrap Focus Giesen Cel uit het lab Möring Edge computing To do Bouwen met natuur Grip op techniek Goeree-Overflakkee Quote Inbox Eureka Rolf zag een ding Podium To do Metamaterialen Aldus Punt Media Kopstuk Voorwaarts Passie
T EC H N I E K M A A K T J E W E R E L D
DE INGENIEUR nummer 1 | jaargang 131 | januari 2019
Lees het laatste technieknieuws op www.deingenieur.nl facebook.com/deingenieur.nl @de_ingenieur
Leven uit het lab Nederlandse wetenschappers bouwen werkende cel
42 TOOLTRACKER Een Deens bedrijf bedacht een systeem om gereedschap en materieel met kleine tags te traceren. Ook in Eureka: een opblaasboot die zonder pompen of blazen is te vullen, een fiets die met je kind meegroeit en een herbruikbaar rietje dat gemakkelijk is schoon te slingeren.
illustratie Mieke Roth
EUREKA
jaargang 131 nummer 1 januari 2019
Binnen de waterbouw kun je prima uit de voeten met zand, mangrovebossen en zeegras, zo blijkt op allerlei plekken ter wereld.
illustratie Peter Welleman
INHOUD
26 GRAS VERSUS WATER
2 3 4 5 12 21 22 25 26 30 34 38 41 42 47 48 48 49 52 55 56 60 62 64
COLOFON
GEKNIPT
ABONNEMENTEN Leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) ontvangen De Ingenieur uit hoofde van hun lidmaatschap. Abonnement voor niet-leden (inclusief btw): • magazine € 128,50 per jaar • digitaal € 69,- per jaar • losse nummers € 15,- (inclusief verzending) Abonnementen worden tot wederopzegging aangegaan en ten minste voor de vermelde periode. Het abonnement kan na deze periode per maand worden opgezegd. U kunt uw opzegging het beste via onze website doorgeven: www.deingenieur.nl/lezersservice
ABONNEESERVICE DE INGENIEUR Ga voor (cadeau)abonnementen, adreswijzigingen en het laten nazenden van niet ontvangen nummers naar het webformulier op de site, te vinden onder het kopje ‘Abonneeservice’. www.deingenieur.nl adres Postbus 30424, 2500 GK Den Haag e-mail abonneeservice@ingenieur.nl tel. 070 39 19 850 (bereikbaar op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9 tot 14 uur)
DE INGENIEUR ALS PDF Abonnees die De Ingenieur willen downloaden als pdf-bestand, kunnen daarvoor terecht op de website: www.deingenieur.nl/pdf
REDACTIE ir. Frank Biesboer, drs. Pancras Dijk (hoofdredacteur), ir. Jim Heirbaut, drs. Jean-Paul Keulen (eindredacteur), Marc Seijlhouwer MSc
VORMGEVING Hannie van den Berg Grafische Vormgeving & DTP, Houten
REDACTIEADRES Prinsessegracht 23 2514 AP Den Haag Postbus 30424 2500 GK Den Haag tel. 070 391 9885 e-mail redactie@ingenieur.nl website www.deingenieur.nl
ADVERTENTIES Delia Appelman tel. 070 391 9851 e-mail delia.appelman@kivi.nl
DRUK Bariet Ten Brink, Meppel
De Ingenieur verschijnt 12 maal per jaar. © Copyright 2019 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Niet in alle gevallen is na te gaan of er op de illustraties in dit nummer nog copyright rust. Waar er nog verplichtingen zijn tot het betalen van auteursrecht is de uitgever bereid daar alsnog aan te voldoen. ISSN 0020-1146
LIDMAATSCHAP KONINKLIJK INSTITUUT VAN INGENIEURS
‘DNA is zo hopeloos slecht ontworpen dat we dachten: dat kunnen we beter.’ Moleculair biofysicus en biochemicus Steven Benner werkt in zijn lab aan DNA met sterkere bindingen en nieuwe baseparen (New Scientist).
‘Als consument kun je ook zeggen: hé, die LEGO-doos of die sapcentrifuge kan ik voor een tientje extra bij de winkel op de hoek kopen. Daar werken mensen.’ Columnist Michael Persson constateert dat gigantische techbedrijven als Amazon de kleine middenstanders de nek omdraaien, maar dat de consument daar zelf ook een rol in heeft (Technisch Weekblad).
‘Als het in de winter ’s ochtends langer donker blijft, gaat dat gewoon ten koste van de productiviteit. En dat kan ik niet doorberekenen aan de klant. Voor elk bouwbedrijf in Nederland zal dat een probleem worden.’ Iwan Seegers van aannemingsbedrijf W&J Molenaar B.V. moet er niet aan denken dat Nederland de wintertijd afschaft (Cobouw).
‘Kunstmatige intelligentie kan in plaats van te leiden tot ofwel een technologische utopie ofwel het einde van de mensheid ook een versteviging van de status quo opleveren, door over consumptie aan te jagen en ongelijkheid te vergroten.’ Andrew Simms van Scientists for Global Responsibility ziet het feit dat we met robots ‘veel spullen met weinig mensen’ kunnen maken als het grootste gevaar van de aankomende automatisering (New Scientist).
‘Als kernfusie een impact op de klimaatverandering wil hebben, kunnen we niet wachten tot het einde van de eeuw.’ Fusiefysicus Martin Greenwald is blij met een rapport gemaakt in opdracht van het Amerikaanse ministerie van energie dat adviseert niet alleen te investeren in de internationale kernfusiereactor ITER, maar ook in MIT’s compacte reactor SPARC, die sneller gereed kan zijn (MIT News).
Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is de beroepsvereniging voor hoger opgeleide technici in Nederland. Iedereen die hoger technisch onderwijs volgt, heeft gevolgd of een sterke affiniteit heeft met techniek, kan lid worden van KIVI. Leden ontvangen vanuit het lidmaatschap technologietijdschrift De Ingenieur. Kijk voor meer lidmaatschapsvoordeel op www.kivi.nl/lidmaatschap.
‘De uitbreiding van steden is al decennia niets anders dan een aaneenschakeling van tuinwijken in allerlei vormen en structuren.’
CONTRIBUTIE 2019 Regulier lidmaatschap: € 137,50 Afgestudeerd in 2018/2019: € 69,Studentlidmaatschap: € 44,Seniorlidmaatschap: € 108,De contributie voor leden in het buitenland is gelijk aan die voor leden woonachtig in Nederland. Een lidmaatschapsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Bij lidmaatschappen die in de loop van het jaar ingaan, wordt de contributie naar rato berekend. Aanmelden voor het lidmaatschap kan via www.kivi.nl/lidworden.
Jeroen van de Ven, senior planoloog bij de gemeente Venlo, pleit voor een efficiëntere en slimmere vormgegeving van Nederlandse steden (NL Magazine).
OPZEGGEN LIDMAATSCHAP Het lidmaatschap wordt jaarlijks automatisch verlengd. Beëindiging van het lidmaatschap kan per het einde van het kalenderjaar. Er geldt een opzegtermijn van ten minste één maand; een schriftelijke opzegging per brief of e-mail dient uiterlijk 1 december in ons bezit te zijn. Na ontvangst van de opzegging en eventueel verschuldigde contributie verstuurt de ledenadministratie een bevestiging. CORRESPONDENTIEADRES Koninklijk Instituut Van Ingenieurs t.a.v. Ledenadministratie Postbus 30424 2500 GK Den Haag tel 070 391 98 80 ledenadministratie@kivi.nl
‘Ik heb meer verstand van techniek dan wie dan ook.’ President Donald Trump probeert duidelijk te maken waarom je zijn plannen voor een muur langs de Mexicaanse grens serieus moet nemen (Twitter).
‘Een voldoende geavanceerd Internet of Things-huis is niet te onderscheiden van een behekst huis.’ Android-programmeur Richard Gaywood, naar aanleiding van een tweet over een huis waarin de lampen in de keuken aangingen nadat een be wegingssensor de zich automatisch openende deur van de vaatwasser had gedetecteerd (Twitter).
DE WERELD BETER MAKEN
A
Drs. Pancras Dijk (1973) is met ingang van januari 2019 hoofdredacteur van De Ingenieur. Eerder werkte hij voor het persbureau Associated Press en het tijdschrift National Geographic.
Ik was pas net aan de slag gegaan voor De Inge nieur en door me grondig te verdiepen in de wereld van de techniek probeerde ik me voor te bereiden op het overnemen van het hoofdredacteurschap.
Ingenieurs de schuld geven van allerlei ellende vind ik onzinnig
gen hebben, maar in eerste instantie proberen de onderzoekers vooral te begrijpen het dat nu werkt, die ongrijpbare abstractie die we ‘leven’ noemen. Een ander verhaal waarop ik graag uw aandacht vestig, zou kunnen dienen als antwoord op de boute bewering waarmee ik deze redactionele column begon. Het is een persoonlijk essay van Frank Biesboer, die op een feestelijke bijeenkomst kort voor het einde van het jaar afscheid nam als hoofdredacteur. Technologie is geen autonome grootheid die ons overvalt, maar komt voort uit een samenleving die aangeeft welke kant ze op wil, schrijft Biesboer. Dit blad heeft daarin een duidelijke rol. ‘Nieuwe technologische ontwikkelingen agenderen, laten zien wat die voor ons gaan betekenen en welke keuzes we daarbij kunnen maken.’ Namens de hele redactie dank ik Frank voor zijn inspirerende hoofdredacteurschap. Afgelopen jaar wees een groot lezersonderzoek uit dat u de koers van het tijdschrift waardeert. Dat sterkt mij in de overtuiging om de missie van mijn voorganger voort te zetten. We hopen dat u dat De Ingenieur in 2019 met evenveel enthousiasme zult blijven lezen.
Af en toe kwam daarbij die uitspraak over de ingenieurs als oorzaak van zoveel ellende weer in me op. Ik vond hem onzinnig, maar begon te vermoeden dat hij misschien wel was bedoeld als oproep. Ondanks de negatieve toonzetting sprak er immers een enorm ontzag uit voor het vermogen van ingenieurs. En als gebrekkig ingenieurswerk aan de bron staat van grote problemen als wereldwijde armoede, klimaatopwarming en noem maar op, dan valt met net zoveel stelligheid te beweren dat het ook ingenieurs zullen zijn die er de oplossingen voor kunnen vinden. Die stapje voor stapje de wereld een beetje beter maken. En daar geloof ik wél in. Ook dit jaar zullen we in dit blad elke maand weer laten zien op welke manier technologie kan helpen om onze wereld vooruit te helpen. In het omslagverhaal van deze editie belichten we bijvoorbeeld de Nederlandse ingenieurs en biowetenschappers die zichzelf de op het oog bijkans onmogelijke taak op de hals hebben gehaald om in het lab een levende bacterie na te bouwen. De synthetische cellen die ze in elkaar hopen te sleutelen, zullen ooit vast nuttige, praktische toepassin-
foto Robbert Vermue
AFTRAP
lle grote maatschappelijke problemen van deze tijd zijn te wijten aan ingenieurs, zo luidde de strekking van een post die ik afgelopen najaar op social media tegenkwam. Of de bekende ontwerper die hem had geplaatst hiermee zijn mening gaf of slechts een discussie op gang wilde brengen, is me onduidelijk, maar ik besloot de opmerking te negeren – wat in mijn ogen wel vaker verstandig is als het gaat om wat er allemaal online wordt geroepen.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 3
Algen voorkomen corrosie
Lift voor vissen
Hoe promoot je techniek?
Lees het laatste technieknieuws op www.deingenieur.nl
Dit viaduct bij Kampen, hier tijdens de aanleg, is volledig uit elkaar te halen en elders weer op te bouwen.
FOCUS
EERSTE CIRCULAIRE VIADUCT Op 14 januari heeft minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat vlakbij Kampen het eerste circulaire viaduct van Nederland geopend. Op het eerste gezicht lijkt het viaduct een gewoon betonnen viaduct waar het werkverkeer bij de aanleg van de Reevesluis in het Drontermeer overheen rijdt. Het is echter een bijzondere constructie, want als de werkzaamheden aan de sluis zijn af gerond, is het bouwwerk volledig uit elkaar te halen en ergens anders weer op te bouwen. Dit eerste circulaire viaduct van Nederland is ontworpen en gebouwd door aannemer Van Hattum en Blankevoort, in samenwerking met Rijkswaterstaat en prefab-betonleverancier Consolis Spanbeton. ‘Het viaduct is opgebouwd uit veertig betonnen blokken en kan volledig en ongeschonden worden gedemonteerd. Daarna zijn de blokken meteen ergens anders opnieuw in te zetten’, zegt ing. Dick Egas, projectmanager bij Van Hattum en Blankevoort. ‘Ze zijn ontworpen voor een levensduur van tweehonderd jaar. De meeste viaducten in Nederland worden na dertig à veertig jaar gesloopt, dus de blokken kunnen wel vijf of zes keer worden toegepast.’
onder redactie van Marc Seijlhouwer MSc redactie@ingenieur.nl m.m.v. drs. Pancras Dijk, ir. Jim Heirbaut en ir. Judith Robbe
4 | de ingenieur 1 | januari 2019
Blokken vormen balken Het viaduct bij Kampen heeft een overspanning van 20 m lang en is 7,5 m breed. De onderbouw is gemaakt van traditionele damwanden. ‘Dat is een bewuste circulaire keuze, want deze zijn eruit te trekken en opnieuw te gebruiken’, aldus Egas. De bovenbouw bestaat uit losse betonblokken van 2,5 m lang, 1,5 m breed en 1 m hoog. In de blokken zitten gaten waar voorspankabels doorheen lopen. Door het aanspannen van die kabels vormen de blokken balken. Die liggers zijn met vrachtwagens naar de bouwlocatie gebracht. ‘Daar zijn ze naast elkaar gelegd en is de dwarsvoorspanning aangebracht. Net als
de betonblokken zijn ook die voorspankabels na demontage opnieuw inzetbaar.’ Een van de grote uitdagingen was het maken van een goede aansluiting tussen de blokken. ‘Om de krachtoverdracht tussen de blokken te borgen, hebben we onder meer gekeken naar epoxy’, laat Egas weten. ‘Maar dan zijn de blokken bij het demonteren nauwelijks van elkaar te krijgen. Bovendien is de afgeschraapte epoxy echt afval; dan is het dus geen circulaire oplossing. Uiteindelijk zijn we uitgekomen op een cement gebonden gietmortel. Daarmee kunnen we de voegen tussen de elementen goed vullen. Ook is het materiaal geschikt om krachten over te dragen. Bij het demonteren van het viaduct komt het materiaal weer vrij en is het op te vangen. De hoeveelheid is marginaal, want de voegen zijn slechts 5 mm breed. Helaas is het materiaal niet herbruikbaar. In het vervolgtraject gaan we onderzoeken of er ook voor dit onderdeel een circulaire oplossing mogelijk is.’ De drie samenwerkingspartners gaan het gedrag van het circulaire viaduct de komende maanden uitgebreid monitoren. Die testgegevens zullen ze eveneens meenemen bij de doorontwikkeling. (JR) In het februarinummer van De Ingenieur leest u meer over circulair bouwen.
RoboHouse is een openbaar testcentrum dat voortkomt uit het besef bij bedrij ven dat ze winst kunnen boeken door onderdelen van het bedrijfsproces te automatiseren, maar niet weten waar ze moeten beginnen. ‘Zo’n bedrijf kan bij ons langskomen om te zien wat er allemaal bestaat op roboticagebied. Vervolgens helpen wij om te identifi ceren waar repetitieve taken zitten die zijn te robotiseren. Ten slotte bepalen we samen de technische haalbaarheid van de robotoplossing’, vertelt ir. Jaimy Siebel, oprichter en algemeen manager van RoboHouse. Ontwikkelaars kunnen lid worden van RoboHouse en voor een maandelijks bedrag van 99 euro gebruikmaken van de robotfaciliteiten en de werkplaats. Daarnaast biedt RoboHouse cursussen
Deelnemers aan een cursus bij het testcentrum RoboHouse leren in een paar uur hoe ze een eenvoudige robot zo kunnen programmeren dat hij autonoom een route langs gekleurde kegels kan afleggen.
aan die voor elke doelgroep betaal baar worden gehouden. ‘Dat zijn heel praktisch toepasbare cursussen, waarin je bijvoorbeeld leert om een sensor aan een neuraal netwerk te koppelen. Of je leert hoe je een robotarm programmeert in een robotbesturingssysteem. Er zijn niet veel plekken waar je dat snel kunt leren’, vertelt Siebel. Kruisbestuiving Het RoboHouse is een initiatief van de TU Delft, TNO, InnovationQuarter, Robo Valley en de bedrijven Festo en ABB. Daarnaast doen er nog andere partners
BEURS VOOR SCHRIJFTALENT
mee uit de hoek van de automatisering, robotica en machine vision. Het centrum heeft geen winstoogmerk en pusht geen producten van bepaalde bedrijven. Bij RoboHouse komen bedrijven die met een vraag zitten in aanraking met robot specialisten en programmeurs. De hoop is dat tussen die groepen kruisbestuiving ontstaat. Het centrum wil nadrukkelijk alleen een rol spelen in het voortraject van de robotisering van bedrijven. Siebel: ‘We zijn geen integrator die een kant-enklaar eindproduct aflevert, maar zetten een organisatie op het juiste spoor. Daar is duidelijk behoefte aan.’ (JH)
GIESEN illustratie Matthias Giesen
Bedrijven en organisaties kunnen op een laagdrempelige manier in aanraking komen met robotica oplossingen in het RoboHouse, dat deze maand zijn deuren opent op de campus van de TU Delft.
foto RoboHouse
CENTRUM TOONT MOGELIJKHEDEN ROBOTISERING
Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) heeft de Frank Biesboer Beurs in het leven geroepen, bestemd voor journalistiek talent op technisch gebied. Hiermee eert KIVI ir. Frank Biesboer, die eind december afscheid nam als hoofdredacteur van De Ingenieur. Als geen ander wist Biesboer in zijn journalistieke werk voortdurend relevante maatschappelijke kwesties te benoemen en te duiden, zegt KIVI-president ir. Gerald Schotman. ‘Daarmee maakte hij het maatschappelijk debat rijker, gebalanceerder, interessanter en beter.’ KIVI heeft een geldbedrag van 10.000 euro gereserveerd voor de beurs, voor een periode van twee jaar. Aankomende, talentvolle journalisten op het gebied van de technologie kunnen er aanspraak op maken. De precieze voorwaarden hiervoor worden in het voorjaar opgesteld, in samenspraak met de oud-hoofdredacteur zelf. Dan zal ook een oproep voor kandidaten volgen. Biesboer wekte in totaal veertien jaar voor De Inge nieur, waarvan de laatste vijf als hoofdredacteur. (PD) januari 2019 | de ingenieur 1 | 5
FOCUS
Wat gebeurt er met batterijen? We gebruiken in Europa een heleboel batterijen en die zijn in principe goed te recyclen. Bij sommige batterijen gebeurt dat echter beter dan bij andere, zo blijkt uit een studie van de Europese Commissie. Auto-accu’s, gebruikt voor het starten van de auto en de verlichting, worden allemaal ingezameld, maar voor draagbare batterijen valt de inzameling nog tegen.
Van product tot recycling De loodaccu zorgt voor de grootste massa in de batterijwereld. De (auto)industrie gebruikt deze soort erg veel. Onder draagbare batterijen hebben ze een verwaar loosbaar aandeel (3 % van het geheel), net als nikkelcadmiumbatterijen (2 %). Het grootste deel van de draagbare batterijen bestaat uit alkalinebatterijen (61 %), gevolgd door lithiumionbatterijen (21 %). Batterijen van die laatste soort zitten vooral in ebikes en elektrische auto’s. loodaccu’s (Pbacid) nikkelcadmiumbatterijen (NiCd)
overige batterijen kwijtgeraakt
export van gebruikte batterijen hamsteren
Draagbare batterijen
gemeenteafval
35.000 t
201.331 t Product
72.519 t
Verlies 3945 t
6724 t
5300 t
6182 t
4671 t 5779 t 3329 t 4196 t
442.211 t Product
Verlies
Recycling NiCd batterijen
Inzameling
42.866 t 5944 t
426.349 t 5090 t
1.103.556 t
1.083.031 t
Product
Recycling overige batterijen
13.000 t 59.804 t
Inzameling
Industriële batterijen
Autobatterijen
disposal
restanten
Verlies
3776 t
398.622 t 28.000 t 1.012.598 t
Recycling loodaccu’s (Pbacid)
Inzameling
70.000 t 21.000 t
Zweden zamelt de meeste draagbare batterijen in Het percentage draagbare batterijen dat wordt ingezameld verschilt sterk per EUland. Zweden scoort het hoogst met 61 %. Nederland zit met 46 % net boven de middenmoot.
Zweden 61 %
Inzamelingspercentage in 2015, per land 0%
100 %
46 %
Nederland België
Duitsland 56 %
Frankrijk
illustratie Ymke Pas
39 %
Bron: Evaluation of the Directive 2006/66/EC on batteries and accumulators and waste batteries and accumulators
6 | de ingenieur 1 | januari 2019
45 %
FOCUS
CORROSIE TE LIJF MET ALGENSKELETTEN De microscopisch kleine skeletten van kiezelwieren lijken geschikt om stoffen in op te slaan die corrosie remmen. Verwerkt in een coating kunnen de corrosieremmers een alternatief zijn voor het vaak gebruikte, maar kankerverwekkende chroom-6.
v erwerkt. Die stoffen komen dan langzaam vrij via de poriën en beschermen zo het metaal dat onder de coating zit. Met dit idee gingen Garcia en zijn promovendus Paul Denissen MSc aan de slag. Die laatste toonde de haalbaarheid aan tijdens zijn afstuderen; er was dus voldoende potentie om ermee verder te gaan.
tekst ir. Jim Heirbaut
Voldoende potentie De crux van Garcia’s idee is dat je de algenskeletten vult met corrosie remmende stoffen en in een coating
Zelf kweken Uit recente proeven blijkt nu dat de alternatieve coating goed corrosie tegen kan gaan. Op proefstukken van een aluminiumlegering bracht Denissen krassen aan van 1 mm breed, waarna hij de samples onderdompelde in een zeer corroderende zoutoplossing. Tot zijn verrassing bleven de proefstukken dertig dagen lang beschermd tegen corrosie; langer dan bij alle andere chroom-6- vervangers. Een meevaller, omdat het systeem nog lang niet is geoptimaliseerd. Denissen gebruikt bijvoorbeeld nog steeds dezelfde algenskeletten. Aangezien er meer dan 100.000 verschillende vormen bestaan, lijkt het niet meer dan logisch dat daar opties tussen zitten die nog beter functioneren. Denissen en Garcia proberen de op algen
Flinke veranderingen Het zal nog wel een paar jaar duren voordat de nieuwe coating op vlieg tuigen zit, schatten de onderzoekers in. Eerst moet duidelijk zijn hoe duurzaam zo’n coating is, of hij voldoende bescherming biedt, maar ook of hij bestand is tegen de flinke temperatuursveranderingen die een vliegtuig ondervindt.
foto Paul Denissen/TU Delft
Om corrosie van de materialen in onder meer vliegtuigen te voorkomen, zit op de gebruikte aluminiumlegering vaak een coating die chroom-6 bevat. Treden er na verloop van tijd scheurtjes op, dan komt het chroom-6 vrij. Dat vormt een beschermend laagje chroomoxide op de blootgelegde aluminiumlegering, waardoor de beschadiging zich niet verder kan voortzetten. Chroom-6 is dus een goede corrosie remmer, maar al een paar decennia is bekend dat de stof kankerverwekkend is. Dat is vooral een probleem bij het aanbrengen en verwijderen van de coatings. Wetenschappers zoeken daarom naar alternatieven voor chroom-6. Die zijn er wel, maar het nadeel is dat andere corrosieremmende stoffen, zoals die gebaseerd op cerium, vaak maar één keer kunnen oxideren. Chroom-6 kan zich blijven herverdelen om een oxidehuid op een beschadiging te vormen. Daarom gooien onderzoekers van de TU Delft het over een andere boeg. Universitair hoofddocent dr.ir. Santiago Garcia van de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek kwam op een conferentie in aanraking met diatomeeën, ook wel kiezelwieren genoemd, een algensoort die in grote aantallen in de natuur voorkomt. Deze eencellige organismen hebben als bescherming een hard (exo)skelet. ‘Zo’n algenskelet is micrometers groot en heeft talloze nanoporiën. Ik besefte ineens dat je zo’n s kelet kunt gebruiken om corrosie remmende stoffen in op te slaan.’
gebaseerde coating nu verder te ver beteren. Daarbij zoeken ze eerst de beste vorm en afmetingen van de diatomeeën. Ook denken ze aan nanogates die de poriën afsluiten. Bij een verandering in de zuurgraad gaan die open en komt de corrosieremmer vrij. Een andere uitdaging is waar de skeletten vandaan moeten komen. ‘Op dit moment verkrijgen we ze van mijnbouwbedrijven; daar zijn ze een bij product’, vertelt Garcia. ‘Maar we kunnen nooit kiezen welke vormen we krijgen. Bovendien hebben we nog geen techniek om de verschillende vormen te scheiden. Daarom zijn we begonnen de diatomeeën zelf te kweken, zodat we volledige controle hebben over de vorm van de structuren.’
Microscoopopname van diatomeeën. De diameter van het cilindervormige object in het midden is ongeveer 12 µm. In de skeletten van deze eencelligen zijn corrosieremmende stoffen op te slaan.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 7
FOCUS
PULS ALS WAPEN Een van de scenario’s binnen de moderne oorlogsvoering is het tot ontploffing brengen van een atoombom hoog in de hemel om zo een krachtige elektro magnetische puls op te wekken. Die puls moet dan vervolgens vitale elektronische apparatuur uitschakelen om zo het aangevallen land lam te leggen. Militairen wapenen zich tegen zo’n aanval door hun apparatuur voor dergelijke elektromagnetische pulsen af te schermen. Om te testen of die afscherming voldoet, beschikt het Amerikaanse Sandia National Laboratory – ontstaan vanuit het Manhattanproject dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de atoombom ontwikkelde – over een generator die dat soort pulsen kan opwekken. Het hart van het apparaat is een zoge heten marxgenerator, vernoemd naar de Duitse ingenieur Erwin Otto Marx. Die bedacht in 1924 een elektronisch circuit van condensatoren dat korte pulsen van hoge spanning kan genereren. De elektromagnetische straling die daarmee g epaard gaat, wordt vervolgens via een coaxiale transmissiekabel (links op de foto, met wit omhulsel) naar een hoornantenne (blauw) geleid. Die zorgt voor een net pulsfront waarmee bijvoorbeeld de kop van een atoomraket is te testen op elektromagnetische stress bestendigheid. De testkamer is echovrij: alle straling die op de wanden komt, wordt geabsorbeerd, zodat de testpuls volledig onder controle is. Een eerdere versie van de testfaciliteit deed dienst tussen 1978 en 1994. Na de 9/11-aanslagen werd besloten hem opnieuw in gebruik te nemen. De afge lopen jaren werd apparatuur vernieuwd en onlangs begon de Electromagnetic Environments Simulator weer met zijn werk.
tekst ir. Frank Biesboer foto Sandia National Laboratories/Randy Montoya
8 | de ingenieur 1 | januari 2019
FOCUS
januari 2019 | de ingenieur 1 | 9
FOCUS
Het lukt nog altijd onvoldoende om jongeren te interesseren voor een loopbaan in de techniek sector. Dat kan te maken hebben met de manier waarop er over techniek wordt geschreven en gesproken, zo blijkt uit nieuw onderzoek. ‘Taal is niet alleen een middel om de wereld te beschrijven, maar ook om een wereld te scheppen’, zegt taalstrateeg en framingexpert drs. Sarah Gagestein. ‘De manier waarop we ergens over horen spreken, heeft invloed. Hoe vaker we een bepaald frame tegenkomen, des te dieper het inslijt in ons brein.’ Op verzoek van TechniekTalent.nu, een samenwerking binnen de technieksector om jongeren te verleiden voor techniek te kiezen, deed Gagestein onderzoek. Ze bestudeerde talloze bronnen, van kranten en opleidingsbrochures tot posts op sociale media. Een van de frames die ze steeds tegenkwam, was het ‘niet-voor-meisjes-frame’. ‘Het stereotiepe beeld dat techniek een echt mannenbolwerk is, zagen we overal terug’, stelt Gagestein, ‘maar dat gebeurde vooral door het te ontkennen.’ Veel technische opleidingen, legt ze uit, proberen meiden te verleiden door te benadrukken dat techniek echt niet alleen voor jongens,
maar heus ook voor meisjes is, en dat het echt geen zwaar of vies werk hoeft te zijn. ‘Maar door dat zo expliciet te stellen, wordt het bestaande beeld juist versterkt. Door het frame te ontkennen, ben je het juist aan het bestendigen.’ Oftewel: herhaal niet tien keer dat het echt niet alleen nerds zijn die een technische opleiding volgen, want dan wordt de associatie tussen nerds en techniek alleen maar sterker.
foto TechniekBeeldbank.nu
TAALGEBRUIK BEPAALT IMAGO TECHNIEK
Veelzijdig werk Wat wel werkt, zijn ervaringsverhalen van vrouwen in de techniek. En dan niet vanuit de invalshoek hoe het is om als enige vrouw in een mannenwereld te werken. ‘Laat haar vertellen wat ze mooi vindt aan de techniek’, zegt Gagestein. ‘Precies wat je ook aan een man zou vragen.’ Positieve frames kwam de onderzoeker ook tegen. Zo heerst er een beeld dat een keuze voor techniek een keuze voor zekerheid is. ‘Met een technische opleiding zit je goed voor de rest van je leven; alsof je een garantie hebt op een goedbetaalde baan.’ Een ander frame dat ze vond: dat werken in de techniek ontzettend leuk en veelzijdig is. ‘Combineer je die twee positieve frames, dan lijkt het er dus op dat je met een technische opleiding voor de rest van je leven
WENTELTRAP IN HET WATER Een nieuwe vispassage kan zijn stroomsnelheid aanpassen aan de soort en hoeveelheid vis die langskomt. Ondertussen maken binnenkomende data deze Smart Vislift steeds slimmer.
foto Vislift BV
De eeuwige noodzaak in ons land om de waterstand te beheren, heeft geresul-
10 | de ingenieur 1 | januari 2019
teerd in talloze sluizen, stuwen en gemalen. Deze ingrepen in de natuurlijke stroming van rivieren en beken gaan vaak ten koste van vispopulaties, die hun migratieroutes geblokkeerd zien. Om daar iets tegen te doen, zijn er al gemalen van vistrappen voorzien, maar die werken zelden voor alle soorten.
In een polder nabij Almkerk werd onlangs de eerste slimme vislift in gebruik genomen.
Het bedrijf Vislift ontwierp in samenwerking met Waterschap Rivierenland een vispassage die is voorzien van sensoren, camera’s en kunstmatige intelligentie. De ronde passage, grotendeels met een 3D-printer gemaakt van gerecycled kunststof, detecteert vissen, herkent en telt ze, en past per vissoort de stroomsnelheid aan. Passerende vissen zwemmen dan via een soort wenteltrap naar boven en kunnen de ‘lift’ daar weer veilig verlaten. Daarbij leert het apparaat voortdurend bij van de data die het binnenkrijgt. ‘Volgens de theorie verplaatst een glasaaltje zich met 0,1 m/s en een snoek met 0,6 m/s. De Smart Vislift meet met welke snelheid de soorten daadwerkelijk de lift binnenzwemmen en past de water inlaat daarop aan, waarbij beschermde vissoorten altijd voorrang zullen krijgen’, zegt ontwerper John van Boxel. Bij komend voordeel is dat er maar een beperkte hoeveelheid kostbaar zoet
FOCUS
COMPUTER HERKENT LICHAAMSTAAL Het jonge Nederlandse bedrijf Kepler Vision Technology heeft software ontwikkeld die kan vaststellen wat mensen op video beelden aan het doen zijn en hun lichaamstaal kan lezen.
water wordt verspild en het verpompen van water minder energie kost. In november is de eerste slimme vislift in gebruik genomen in een polder nabij het dorp Almkerk, ten oosten van de Biesbosch. De vissen wisten de weg snel te vinden, zegt Van Boxel. ‘De lift werkt naar verwachting. Inmiddels zijn nu al, buiten het migratieseizoen, honderden vissen gepasseerd.’ Onbekende verbanden De Smart Vislift meet ook de waterkwaliteit en -temperatuur, het debiet en de stroomsnelheid. ‘En alle verbanden daartussen die we nu nog helemaal niet kennen’, stelt Van Boxel. De resultaten worden gedeeld met waterbeheerders en ecologen. Ondanks alle technologie is de Smart Vislift niet duurder dan andere vistrappen en bovendien onderhoudsarm, stellen de bedenkers. Ook andere waterschappen hebben al belangstelling getoond. (PD)
Dominante houding Hoewel de software zijn werking kan illustreren door een draadfiguur op de gefilmde personen te tonen, is dat voor de analyse niet nodig. Een
Privacy Maar levert dit dan geen problemen op voor de privacy van mensen? ‘Dat valt mee, denken wij. Een verpleeg kundige die steeds onverwacht binnenkomt, zou je ook een inbreuk op je privacy kunnen noemen’, zegt Snoek. Voor de veiligheid zijn de videobeelden, die in de cloud – dus ergens op servers – worden geanaly seerd, versleuteld. Nu het product van Kepler aan de wereld is gepresenteerd, ver wacht Snoek dat de eerste klanten snel zullen volgen. ‘Dan gaan we ons systeem nog beter trainen op locatie, want elke omgeving is natuurlijk weer anders.’ (JH)
foto Kepler Vision Technology
een fantastische baan zult hebben.’ Gagestein verwacht dat opleidingen en werkgevers in de techniek hun voordeel zullen doen met haar bevindingen. ‘We hopen dat de sector met deze inzichten een extra krachtig verhaal kan vertellen over techniek en daarmee nog meer jongeren kan enthousiasmeren.’ (PD)
Eerder deze maand toonde Kepler Vision Technology tijdens de Consu mer Electronics Show in Las Vegas zijn nieuwe software. Die analyseert in realtime videobeelden en kan de activiteiten van de personen in beeld herkennen. Daar zit geen echt begrip achter; de algoritmes die de software gebruikt, zijn vooraf getraind met duizenden beelden van mensen die zitten, staan, lopen, eten, drinken of roken. Op dit moment kan de software met behulp van nieuwe videobeelden van een persoon met 79 % betrouwbaar heid zeggen wat die aan het doen is. Dat is nog verre van perfect, maar ‘als je niets monitort, zit je op 0 %’, zegt prof.dr. Cees Snoek, hoogleraar intelligent sensory information systems aan de Universiteit van Amsterdam en Chief Scientific Officer van Kepler Vision.
gebruiker van de software krijgt de cijfers voorgeschoteld op een dash board, zoals: ‘In het afgelopen uur was persoon X 75 % van de tijd aan het zitten, 10 % aan het lopen en 15 % aan het eten.’ Of: ‘Het program ma constateert met 97 % zekerheid dat persoon Y een dominante hou ding aanneemt.’ Het is ook mogelijk om een alarm in te stellen. Als een bejaarde bewoner bijvoorbeeld al twee uur niets heeft gedronken, gaat er een melding naar de verplegers, zodat die even langs kunnen gaan. Zo kan de technologie helpen om te gaan met de personeels tekorten waar de zorg mee kampt.
Op het dashboard van de software van Kepler Vision Technology is onder meer te zien hoeveel tijd geobserveerde personen met bepaalde activiteiten bezig zijn geweest.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 11
Ingenieurs en biowetenschappers p roberen met man en macht zelf een werkende cel te maken. Om te begrijpen wat leven nu eigenlijk is én omdat s ynthetische cellen waarschijnlijk allerlei nuttige dingen kunnen doen. Een cel schroef je echter niet zomaar in elkaar. tekst ir. Jim Heirbaut
NEDERLANDSE ONDERZOEKERS BOUWEN LEVENDE CEL
MEER DAN EEN MACHINE
Illustratie Mieke Roth
CELLEN BOUWEN
BOTTOM-UP OF TOP-DOWN?
B
af! Met een welgemikte zwiep van de vliegenmepper is die irritante bromvlieg uitgeschakeld. Daar hebben we geen last meer van. Maar meteen begint een schuldgevoel te knagen. Daarnet leefde het beestje nog, trippelde het – knappe prestatie! – zijwaarts hangend over de ruit. Nu ligt het levenloos in de vensterbank. In de vlieg zitten nog dezelfde onderdelen, weefsels en materialen, maar toch weten we zeker dat hij nooit meer door de kamer zal vliegen. Iets is weg. Maar wat ís dat iets; wat ís leven? Op die vraag proberen Nederlandse wetenschappers een antwoord te vinden. Sinds vorig jaar loopt het project BaSyC, Building a Synthetic Cell. Daarin werken onderzoekers van de Vrije Universiteit Amsterdam, de TU Delft, de Rijksuniversiteit Groningen, de Radboud Universiteit Nijmegen, Wageningen UR en onderzoeksinstituut AMOLF samen om een eenvoudige bacterieachtige cel van een paar micrometer lang in elkaar te sleutelen. Deze cel moet zichzelf een tijdje in leven kunnen houden, goed functioneren en zich delen.
Waar de wetenschappers van BaSyC vanuit onderdelen een werkende, levende en zich replicerende cel in elkaar proberen te zetten – de bottom-up-aanpak – kun je het ook andersom aanvliegen. Deze top-down-aanpak is vooral bekend van de Amerikaanse pionier J. Craig Venter. Die neemt een bestaande bacterie en sloopt er het DNA uit om er vervolgens synthetisch DNA in te stoppen. Zo wil hij meer leren over de functies die in het genetische materiaal zijn vast gelegd. Het verschil is dat Venter uitgaat van een levend organisme uit de natuur, terwijl de Nederlanders met dode onderdelen een levende cel hopen te bouwen. Dat laatste klinkt haast nóg ambitieuzer. Overigens werken de top-downers en de bottom-uppers hier en daar al samen. Zo gaat Wilhelm Huck van de Radboud Universiteit samen met John Glass van het J. Craig Venter Institute proberen een werkende bacteriecel samen te stellen. Die moet bestaan uit een blaasje van lipide, met daarin het kunstmatige minimale DNA van Venter (zie ‘Minimaal DNA’ op pagina 16), en een paar cruciale onderdelen uit een bacterie die nodig zijn om eiwitten te maken.
nen weliswaar de onderdelen die de cel moet hebben en wat die op zichzelf doen, maar we hebben geen handleiding die ons vertelt hoe we de cel in elkaar moeten zetten. We begrijpen van een levende cel uit de natuur nog niet waardóór die leeft.’ ‘We weten in elk geval zeker dat een cel niet alleen maar een mechánische machine is’, zegt BaSyC-onderzoeksleider prof.dr. Marileen Dogterom, hoogleraar bionanoscience aan de TU Delft. ‘Daarnaast vinden er chemische processen plaats; de gewone chemische reacties, maar ook processen van zelforganisatie.’ Denk aan membranen die schijnbaar als
illustratie Gijsje Koenderink
In Nederland lopen we mee voorop in dit vak gebied, maar ook in onder meer Duitsland en de Verenigde Staten proberen wetenschappers en bio-ingenieurs levende cellen in elkaar te zetten. Daarmee volgen ze allemaal een veelgeciteerde uitspraak van de beroemde natuurkundige Richard Feynman: ‘Ik begrijp iets pas echt als ik het kan bouwen.’
Geen handleiding Een ingenieur die iets nieuws gaat bouwen, zal eerst een pakket van eisen opstellen, dan de machine ontwerpen, vervolgens de afzonderlijke onderdelen identificeren, die tekenen en vervaardigen, en ten slotte het hele bouwpakket in elkaar schroeven. Lijkt dat een beetje op hoe men binnen BaSyC een cel wil maken? Ja en nee. Natuurlijk gaan de onderzoekers systematisch en analytisch te werk. Maar een levende cel is veel meer dan een machine. ‘Bij het bouwen van een machine heb je een klassiek ingenieursprobleem. Als het bouwen van een synthetische cel klassiek ingenieurswerk was, hadden we het al lang gedaan’, vertelt de Nijmeegse chemicus prof.dr. Wilhelm Huck, die zich voor BaSyC richt op de chemische netwerken in de cel. ‘We ken14 | de ingenieur 1 | januari 2019
Deze buizenstructuren ontstaan schijnbaar spontaan in een cel, vervullen daar een mecha nische functie en worden vervolgens weer afgebroken: een voorbeeld van zelforganisatie.
CELLEN BOUWEN
illustratie BaSyC
Schematisch overzicht van de cel die onder zoekers binnen project BaSyC aan het bouwen zijn. In groen de onderdelen die te maken hebben met de energievoorziening, voeding en bouwstenen voor de biosynthese van stoffen. In blauw een ring van eiwitten die zorgt voor insnoering bij de celdeling. In oranje en rood de onder delen die zorgen voor het aflezen van DNA, wat resul teert in mRNA (stukjes code), en voor het deco deren van dit mRNA om de juiste eiwitten te maken.
vanzelf ontstaan en eiwitdraden die de cel insnoeren tijdens de cel deling. Bovendien is een cel uit de natuur verbazingwekkend stabiel, zegt Dogterom. ‘Hij is enorm robuust en zelfcorrigerend.’
Alle losse onderdelen bij elkaar stoppen levert geen levende cel op Zelfs het bouwen van een relatief eenvoudige cel is daarom enorm ingewikkeld. ‘Moeilijker dan het bouwen van een Boeing 747, zeg ik weleens tegen mijn studenten’, vertelt de Groningse biochemicus prof.dr. Bert Poolman. ‘Zo’n vliegtuig heeft 6 miljoen onderdelen, een Escherichia coli-bacterie een paar miljoen eiwitten. Dat is dan vergelijkbaar, zou je zeggen. Maar in zo’n eencellige zijn alle componenten – van losse moleculen tot eiwitten, draden en blaasjes – dynamisch. Ze verplaatsen zich en werken op elkaar in. Deze dynamiek snappen we echt nog niet goed. Om bij de analogie van het vliegtuig te blijven: bij ons valt er steeds een vleugel af als we iets net niet helemaal goed doen.’
Het is ook ergens wel logisch dat wetenschappers grote moeite hebben om zelfs maar een onderdeeltje van een cel te bouwen. De natuur heeft hier al miljarden jaren mee kunnen experimenteren: er traden allerlei willekeurige mutaties op en er hebben waarschijnlijk miljoenen soorten en varianten van cellen bestaan. Daarbij verloren de onhandige of slecht werkende systemen het van betere cellen en onderdelen. Zo zijn gaandeweg de cellen overgebleven die helemaal zijn afgestemd om optimaal te functioneren onder bepaalde omstandigheden. De BaSyC-wetenschappers hebben echter aanzienlijk minder tijd tot hun beschikking dan de natuur. Poolman: ‘Wij willen het graag zo snel mogelijk goed hebben. We gaan dan ook binnen BaSyC een relatief eenvoudige cel bouwen. Zeg maar een soort T-Ford, de allersimpelste uitvoering van een auto.’ Daarbij staat één ding wel vast. Als je alle losse onderdelen voor een werkende cel zou hebben en je zou die bij elkaar stoppen, dan is de kans dat je een levende cel krijgt nihil. Binnen het project januari 2019 | de ingenieur 1 | 15
CELLEN BOUWEN
illustratie Siewert Jan Marrink
Een celmembraan van dichtbij. In grijstinten en in groen zijn ver schillende lipiden te zien die samen het membraan vormen. In rood en oranje zijn de eiwitten afgebeeld die zorgen voor het trans port van moleculen en die dwars door het membraan heen gaan. Hierdoor kunnen ze ook moleculen van buiten de cel naar binnen halen en andersom.
BaSyC gaan de onderzoekers de verschillende modules waar ze aan werken dan ook niet in één keer samenvoegen. In plaats daarvan proberen ze steeds een simpele module werkend te krijgen. Die maken ze vervolgens stapje voor stapje iets uitgebreider.
Grijphandjes Welke onderdelen hebben de onderzoekers tot hun beschikking? Om te beginnen het celmembraan, dat de buitenkant wordt van de synthetische cel. Bij bacteriën bestaat dat uit lipiden: vetachtige stoffen waarvan de identieke moleculen zichzelf spontaan aaneenrijgen tot een membraanstructuur. Het membraan dat door de lipiden wordt gevormd, houdt de boel weliswaar prima bij elkaar, maar sluit de cel niet hermetisch af. Het is namelijk belangrijk voor een cel dat er stoffen in en uit kunnen. Om die functie te simuleren, hebben Poolman en zijn mensen in Groningen een modelsysteem gebouwd. Dat bestaat uit een membraan met hier en daar zogeheten transporteiwitten. ‘Dat zijn een soort grijphandjes’, vertelt Poolman. ‘Zo’n handje pakt een molecuul van een bepaalde stof aan de buitenkant vast en trekt dat de cel in. Vervolgens neemt hetzelfde grijphandje een molecuul dat in de cel is gevormd met een vloeiende draaibeweging mee naar buiten. En dat gaat de hele tijd zo door. Voeding erin, afval eruit.’ Poolmans Groningse collega prof.dr. Arnold Driessen zoekt ondertussen naar betere mate rialen om het kunstmatige celmembraan mee te bouwen. ‘Binnenkort gaan we samen voor het eerst de lipiden van een groep heel sterke organismen gebruiken die verwant zijn aan bacteriën: 16 | de ingenieur 1 | januari 2019
de archaea’, vertelt biofysicus prof.dr. Gijsje Koenderink van de VU Amsterdam en AMOLF. Deze eencelligen overleven in de natuur bij de meest extreme omstandigheden. Ze worden bijvoorbeeld gevonden in geisers, bij meer dan 100 °C, maar ze blijven ook in leven bij extreme kou, of in zure en basische milieus. Binnen BaSyC heeft Koenderink vooral als taak om de hele mechanische machinerie van de cel te verzorgen. Die bestaat behalve uit het celmembraan ook uit een cytoskelet (‘cyto’ betekent cel). Dat zorgt net als ons eigen skelet voor stevigheid, zodat een cel niet als een plum-
MINIMAAL DNA De onderzoekers van het project BaSyC, dat het bouwen van een synthetische cel tot doel heeft, willen uiteindelijk ook zelf een compleet stuk DNA ontwerpen met de codes voor alle benodigde componenten in de cel. Op dit moment zijn wetenschappers nog niet in staat een werkende cel te m aken met DNA dat ze helemaal zelf hebben ‘verzonnen’. Dat bleek onder meer uit onderzoek van het Amerikaanse J. Craig Venter Institute. Dat slaagde er in 2010 wel in het DNA van een bacterie uit de n atuur te vervangen door synthetisch DNA, gemaakt naar voorbeeld van natuurlijk DNA. En in 2016 sloopten wetenschappers van het instituut zoveel mogelijk stukjes uit het synthetische DNA van een bacterie, terwijl hij toch bleef leven. Zo probeerden ze het ‘minimale DNA’ te achterhalen dat een levende bacterie nodig heeft. Van de 473 genen in dat minimale DNA vielen echter 149 genen niet aan een functie te koppelen. ‘Dat we van zoveel genen hun rol in de cel niet kennen, kwam als een grote verrassing’, zegt prof.dr. John Glass van het J. Craig Venter Institute. ‘De afgelopen twee jaar hebben we geprobeerd te achterhalen wat deze onbekende eiwitten doen.’ Deels is dat gelukt, maar de rol van sommige eiwitten blijft onbekend. Daardoor kunnen we nog geen cel inclusief DNA from scratch bouwen: we snappen nog niet elk lijntje code van de software die DNA is.
illustraties BaSyC
CELLEN BOUWEN
pudding in elkaar zakt. Het cytoskelet zit binnen in de cel en is opgebouwd uit draadjes die vertakkende structuren vormen (zie de figuur op pagina 18). De draadjes bestaan op hun beurt weer uit eiwitten. Deze eiwitten gedragen zich als de bekende speelgoedmagneetjes: identieke bolletjes die gemakkelijk aan elkaar kunnen klikken. De bolletjes kunnen ook snel weer losschieten en dan een andere structuur vormen. Dankzij deze flexibele structuur kan het cytoskelet veranderen van een sterk vertakte structuur, die heel stevig is, in een structuur met minder vertak kingen, voor als de cel zich moet vervormen om bijvoorbeeld te delen of bewegen.
Wirwar van activiteit Zo’n overgang naar een andere structuur voltrekt zich in een paar minuten en Koenderink wil uitvinden hoe de natuur dat voor elkaar krijgt. Hoe weten de eiwitten dat ze zich moeten herschikken? Het antwoord is dat ze dat natuurlijk niet weten – het zijn geen voorgeprogrammeerde robotjes. Maar wat is dan de drijvende kracht die zorgt dat een structuur schijnbaar ineens van vorm verandert?
Heb je een deel van een proces werkend, dan gaat verderop iets mis ‘Dat is nog knap ingewikkeld’, zegt Koenderink. ‘Het draait allemaal om een soort klok die in de cel loopt.’ Deze klok is een cyclus die de cel doorloopt. De concentratie van een bepaalde stof neemt tijdens die cyclus op een plek toe, terwijl die even verderop laag blijft. Zo ontstaat een gradiënt in de concentratie van die stof. Eiwitten reageren op zo’n gradiënt door bepaalde ruimtelijke structuren te gaan vormen. Valt het concentratieverschil weg, dan worden deze ook weer afgebroken. Een natuurlijke cel zit vol met dit soort chemische netwerken. ‘Neem het dag- en nachtritme of het metabolisme van gist bij de omzetting van suiker’, vertelt Huck. Met collega’s heeft hij al een eenvoudig voorbeeld hiervan nagebouwd: een oscillerend netwerk dat draait om enzymen in een reactor. Na verloop van tijd zorgen die enzy-
Deze animatie laat zien hoe een ringvormige eiwitstructuur (de blauwe ring) de bacteriecel afknijpt en zo bijdraagt aan de celdeling.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 17
CELLEN BOUWEN
VOOR GOD SPELEN? Rond het bouwen van een synthetische cel komen allerlei ethische en filosofische vragen op. Zoals: is het wel aan de mens om uit dode materie leven te maken? Binnen het project BaSyC zit naast verscheidene biowetenschappers, chemici en natuurkundigen ook een filosoof: prof.dr. Hub Zwart van de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij heeft de taak om de inhoudelijke wetenschappers lastige vragen te stellen. Een zelfgebouwde levende cel laat nog jaren op zich wachten, maar Zwart hamert erop dat we nu al over de gevolgen moeten nadenken. Want we doen dit met de beste bedoelingen, ‘maar er is mogelijk ook een duistere kant. Misschien kan dit ook destructief uitwerken.’ Pas als het lukt om een robuuste versie van de synthetische cel te b ouwen, worden ook de risico’s duidelijk, zoals: kunnen we de cel op een verantwoordelijke en doordachte wijze inzetten of gaat hij letterlijk een eigen leven leiden? Zwart: ‘Een nieuwe technologie heeft altijd de mogelijkheid van dual use in zich. Je kan haar zowel voor het goede als
men voor de toename van een chemische stof, die ze vervolgens ook weer afbreken. Na een tijdje begint de hele cyclus opnieuw.
foto Marjolein Vinkenoog-Kuit
Het moeilijke punt is dat in een cel heel veel van dit soort chemische netwerken door elkaar heen werkzaam zijn, die elkaar ook nog eens beïnvloeden. Dat maakt het begrijpen van de wirwar van chemische activiteit al lastig, laat staan om zoiets zelf goed te ontwerpen in de nog te bouwen kunstmatige cel. Het is misschien wel de lastigste
voor minder aantrekkelijke doelen inzetten.’ De toekom stige kunstmatige cel kan leiden tot fabriekjes die betaalbare en goede geneesmiddelen produceren, maar iemand kan er ook levensgevaarlijke stoffen mee maken. ‘We zien dat nu ook bij de technieken voor het bewerken van DNA. In mijn vak is het dilemma vaak: op welk moment moet je hierover gaan nadenken bij een nieuwe technologie die in ontwikkeling is? We denken tegenwoordig: zo vroeg mogelijk.’ Een vraag die voor de hand ligt is: met het bouwen van levensvatbare cellen lijkt de mens in staat om uit dode materie leven te maken. Dat was tot nu toe voorbehouden aan de natuur, of aan God voor wie het vanuit een religie bekijkt. Mag de mens dit wel doen? ‘Gaat de intrinsieke waarde van het leven dan niet verloren?’, vult Zwart de vraag aan. ‘Of is het juist de ultieme vorm van bewondering: het feit dat je wilt weten hoe het leven werkt? Ik begrijp heel goed dat mensen leven willen maken, en daar is ook niets op tegen, mits wij wetenschappers nederig blijven.’
klus van project BaSyC: hoe regel je de plaatselijke concentraties van alle verschillende moleculen in de cel, zodat die goed samenwerken? ‘Om dat voor elkaar te krijgen, hebben we niet alleen biochemici en biofysici aan boord, maar ook informatici en biofysisch chemici’, vertelt Huck. ‘Zij modelleren de kinetiek van complexe chemische netwerken: hoe verlopen de chemische reacties die met elkaar samenhangen.’
Duw- en trekwerk Terug naar Koenderink, die de mechanische basis van de kunstmatige cel bouwt en onderzoekt. Met behulp van microfluidics, instrumenten met smalle kanaaltjes, brengt ze de eiwitten die later het celskelet gaan vormen binnen in een schil van lipiden. Aan die eiwitten zijn licht gevende moleculen vastgemaakt, zodat deze later goed zichtbaar zijn onder de microscoop. De grote vraag die Koenderink probeert te beantwoorden, is hoe de mechanische eigenschappen van de cel afhangen van de ordening van de eiwitten in het celskelet. Hoe sterk moeten de eiwitdraden zijn verknoopt om de cel te verstevigen en hoe sterk moeten ze zijn verankerd aan het celmembraan?
Een met fluorescentiemicroscopie gemaakte foto van cellen en hun cytoskelet. De eiwitdraden die het cytoskelet vormen zijn groen, de celkern is blauw.
18 | de ingenieur 1 | januari 2019
Om daar zicht op te krijgen, bekijkt de Amsterdamse hoogleraar die eiwitstructuren onder een microscoop. In een ander experiment onderwerpt ze de cel aan wat subtiel duw- en trekwerk. Door met behulp van een pipet een klein beetje aan een cel te zuigen, vervormt deze. Meet de vervorming als functie van de kracht en je hebt de mechanische eigenschappen van de cel gekarakteriseerd. Het zal werktuigbouwers bekend voorkomen, maar ‘een cel gedraagt zich heel anders dan de meeste materialen. Hij vervormt elastisch bij kleine krachten, maar kan ook blijvend vervormen’, aldus Koenderink.
foto Rafael Philippen/NWO
CELLEN BOUWEN
Marileen Dogterom, onderzoeksleider van het project BaSyC, dat een synthetische cel wil bouwen: ‘We moeten echt stap voor stap dingen uitproberen en goed kijken wat er gebeurt.’
elkaar verbonden. Het product van de ene chemische reactie is bijvoorbeeld de grondstof voor de andere reactie. De energiecentrale van Poolman doet het inmiddels heel aardig. ‘We kunnen de vorming van ATP ongeveer een dag op een hoog niveau houden.’ Die ATP wordt voor van alles gebruikt in de cel. Bijvoorbeeld om van ATP de lipiden te maken die nodig zijn voor het celmembraan. Poolmans Groningse collega Driessen heeft dit proces buiten de cel onder de knie; samen willen zij dat nu ook heel graag ín de cel kunnen.
Steigerpijpen Een van de eisen die BaSyC stelt aan de te bouwen cel is dat hij minstens één keer kan delen. Daarmee halen de onderzoekers zich een hoop op de hals, want de celdeling is in de natuur een knap ingewikkeld proces, dat uit vele stappen bestaat. Eerst wordt het DNA, dat opgerold zit,
Een eigenschap van de cel die doet denken aan een machine, is het feit dat hij energie nodig heeft om te functioneren. Waar een machine op benzine draait, gebruikt een natuurlijke cel ATP (adenosinetrifosfaat) als brandstof. De tweede vorm van energie in cellen zijn ionengradiënten, wat is te vergelijken met elektriciteit als energiebron. ‘Neem een membraan dat ionen kan doorlaten. Als je daar ionen doorheen laat gaan, bijvoorbeeld protonen, dan komt er een elektrische potentiaal over dat membraan te staan’, legt Poolman uit. Dat spanningsverschil is essentieel voor de cel, want het kan de trigger zijn voor een bepaalde actie of het opstarten van een chemische reactie. Denk aan het transport van voedingsstoffen in de cel of de uitscheiding van afvalproducten. Ook de beweging van een bacterie wordt meestal door een elektrische potentiaal gedreven. De brandstof ATP is nodig bij het vormen van stoffen en structuren in de cel. Poolman en collega’s hebben een systeem gemaakt dat zowel ATP als elektrische energie maakt, maar op een eenvoudigere manier dan levende cellen in de natuur doen. Deze ‘energiecentrale’ bestaat slechts uit vijftien componenten. Zelfs dat kleine aantal stelde Poolman echter al voor verrassingen, zoals het onverwacht – en ongewenst – veranderen van de zuurgraad. Dit is een algemeen probleem waar alle BaSyC-onderzoekers op zijn tijd mee te maken hebben: heb je een deel van een proces werkend, dan gaat er verderop iets mis. In een levende cel zijn namelijk veel van de chemische en mechanische processen met
Lange buizen ontstaan als vanzelf en breken zichzelf ook weer af uitgelezen en gekopieerd. De kopie van het DNA zit nog aan het origineel vast, dus die moet eerst worden losgeknipt. Nu zijn er twee identieke stukken DNA. Die bewegen zich naar de uiteinden van de cel, die inmiddels wat langer is geworden. Verschillende soorten eiwitten vormen nu samen een ring aan de binnenkant van de cel. Die ring wordt steeds kleiner zodat de cel wordt ingesnoerd en uiteindelijk zelfs in tweeën splitst. Zo zijn er, na ongeveer dertig minuten, twee cellen ontstaan. Een speciale rol is hierbij weggelegd voor buizenstructuren die zorgen voor het transporteren van onderdelen en het uit elkaar trekken van chromosomen tijdens de celdeling. BaSyC-onderzoeksleider Dogterom doet onderzoek naar deze buizen, een soort steigerpijpen, die zichzelf heel knap in elkaar zetten en weer afbreken waar dat nodig is. ‘We onderzoeken nu of we deze buis januari 2019 | de ingenieur 1 | 19
CELLEN BOUWEN
foto Haalbeeld Photography
Op initiatief van pro ject BaSyC kwamen eind augustus 2018 aan de TU Delft 160 onderzoekers uit de hele wereld bijeen om kennis uit te wis selen over het bou wen van een kunst matige cel. Tweede van rechts is de Groningse biochemi cus Bert Poolman.
vormige structuren in onze synthetische cel kunnen gebruiken.’
NUTTIGE BIJVANGST
De buisjes groeien door zelfassemblage: identieke bouwsteentjes gaan als vanzelf aan elkaar zitten, met een vrij losse binding. Deze zogeheten supramoleculaire binding laat gemakkelijker los dan een covalente binding (waarmee atomen aan elkaar vastzitten in een chemische verbinding) en dit
Project BaSyC zal in totaal tien jaar lopen en officieel in 2027 worden beëindigd. Een lange periode, maar toch denkt niemand van de voor dit artikel geïnterviewde onderzoekers dat er op dat moment al een perfect werkende kunstmatige cel is. Wel verwachten ze dan een heel eind op weg te zijn. ‘Ons einddoel is wat mij betreft ook niet zozeer het maken van die synthetische cel. We willen vooral weten hóé de cel werkt’, zegt onderzoeksleider Marileen Dogterom. Bovendien wordt van al dit onderzoek nuttige bijvangst verwacht, ofwel kennis die is toe te passen in andere vakgebieden, zoals de geneeskunde. ‘Wij maken echt een nieuwe soort cel. Misschien is die wel te gebruiken om lokaal, dus in het lichaam, een medicijn te produceren.’ Wellicht maken we een bacterie die het heerlijk vindt om vervuilde grond schoon te maken. Of actueler: eentje die CO2 uit de lucht haalt en er een nuttige grondstof van maakt.
Het wordt steeds duidelijker hoe ingewikkeld een cel in elkaar zit maakt snelle en dynamische vorming van de buizenstructuren mogelijk. ‘Die zelfassemblage wordt in de natuur aangestuurd door ‘gewone’ chemische reacties’, vertelt chemicus prof.dr. Bert Meijer van de TU Eindhoven, die veel onderzoek doet naar zelfassemblage van synthetische stoffen, maar niet betrokken is bij het BaSyC-project. Alles draait om de concentratie van bepaalde stoffen die nodig zijn voor de zelfassemblage. Is er voldoende aanwezig van een stof, dan ‘klikken de kralen aan elkaar’. Meijer: ‘De buisvormige structuren ontstaan op het juiste moment, op de juiste 20 | de ingenieur 1 | januari 2019
plek. Is er niet genoeg van een stof, dan groeit er niets.’ Just-in-time- management uit de natuur. Nu het BaSyC-project ruim een jaar loopt, wordt steeds duidelijker hoe ingewikkeld een levende cel in elkaar zit. Het zelf bouwen kost daardoor vereende inspanningen, niet in de laatste plaats omdat een handleiding node wordt gemist. Niemand weet in welke volgorde je de onderdelen in elkaar moet zetten. In de woorden van Bert Poolman: ‘Het is elke keer weer improviseren.’ Onderzoeksleider Dogterom formuleert het iets anders: ‘We moeten echt stap voor stap dingen uitproberen en goed kijken wat er gebeurt. Dat levert nieuwe inzichten op. We zullen gaandeweg de spelregels van de cel leren kennen.’ |
SLIJPTOL
O
MÖRING
mdat mijn drie meter hoge boekenkasten niet in mijn nieuwe appartement kunnen, zit er niets a nders op dan ze door te zagen. Ik heb ze al meer dan een half leven: profielen van gegalvaniseerd staal, een mooi simpel systeem. Architecten zijn er zo dol op dat je geen foto kunt zien van een architectenbureau of daar staan ze. Ik ben er ook zo op gekomen, via mijn vriend M. Terwijl de verhuizers af en aan liepen met dozen, zette ik daadkrachtig eerst de decoupeerzaag en, toen dat niet lukte, de hoogfrequente multitool op het staal. Zelfs een inderhaast nieuw aangeschaft en behoorlijk prijzig blad maakte nauwelijks een krasje. ‘Dat moet u met een slijptol doen, mijnheer’, zei een van de verhuizers. Die zou ik later dan maar huren. Eerst alles naar boven, dat wil zeggen: de twee trappen op naar mijn nieuwe appartement. De volgende dag, te midden van stapels dozen, zocht ik naar een te huren slijptol. De goedkoopste was 32 euro voor twee dagen, 90 euro borg. Uit nieuwsgierigheid keek ik even hoe duur die dingen eigenlijk zijn. Een uur later stond ik in de bouwmarkt en rekende er een af voor 20 euro. Ik weet niet of ik ooit nog een slijptol nodig heb en het is onduidelijk hoe lang dat ding van mij meegaat, maar ik heb er nu een en ik kan hem zelfs uitlenen aan vrienden en bekenden. Vreemd, dat het voordeliger is om een apparaat te kopen dan te huren. Ik snap wel hoe dat in elkaar zit: dat die slijper van de bouwmarkt van veel betere kwaliteit is, dat de bouwmarkt meer kosten heeft, noem maar op. Maar ergens wringt het. Al was het maar omdat ik met die slijptol in mijn hand ineens aan mijn dochter moest denken.
Marcel Möring is schrijver, bekend van romans als In Babylon (1997), Dis (2006), Louteringsberg (2011) en Eden (2017).
We liepen door de supermarkt, terwijl zij uitlegde dat ze probeerde verpakt eten te vermijden, fruit en groente los kocht, enzovoort. Alles om zo weinig mogelijk plastic te gebruiken. Ze is niet bepaald een milieuactivist, maar ze behoort tot de generatie die te maken heeft met de gevolgen van de consumptiemaatschappij waarvan we in de jaren zestig en later zo hebben genoten: plastic in de oceanen, rivieren vol chemicaliën uit de textiel industrie in Indonesië, de onvoorstelbare verspilling die fast fashion met zich meebrengt. Vooral dat laatste. Weinig mensen weten het, maar de modewereld staat broederlijk naast de
olieproductie in de top vijf van meest vervuilende industrieën. Bedrijven als Zara, H&M en al die anderen brengen soms wekelijks nieuwe collecties uit. Dat spul ligt heel kort in de winkel, want de volgende collectie staat al weer te wachten. Wat niet wordt verkocht, gaat zelden naar de recycling en meestal gewoon op grote afvalhopen. De Britse journalist Stacey Dooley maakte er een schokkende reportage over. Onderdeel daarvan was de prijs van katoen, de meest verkochte textielsoort. Op een plein in een Engelse stad had ze enorme containers met water neergezet. Vervolgens vroeg ze winkelende mensen of ze konden schatten hoeveel water
Plastic mag dan een hoop problemen opleveren, het is ook geweldig materiaal voor verpakkingen nodig was voor hun T-shirt of spijkerbroek. De reacties waren vol ongeloof en schaamte. Voor de productie van een T-shirt is pakweg 1500 liter water nodig, voor een spijkerbroek soms wel 15.000. Er waren mensen die zich ter plekke voornamen om anders te gaan winkelen. Maar hoe doe je dat als een T-shirt 2,99 kost? En wat is het alternatief? Met het goede voorbeeld van mijn dochter voor ogen winkel ik nu anders, maar ik kan niet zeggen dat het makkelijk is. Plastic mag dan een hoop problemen opleveren, het is ook geweldig verpakkingsmateriaal: licht, sterk, luchtdicht, noem maar op. Het pakje zuurkool dat altijd in mijn voorraadkast ligt, blijft alleen maar zo lang goed dankzij plastic. En waarin verpakken we vloeibaar wasmiddel als we plastic willen vermijden? Glas? Ik dacht het niet. Ondertussen zit ik hier met een slijptol die ik heb gekocht omdat hij eigenlijk te goedkoop was. Dat is het echte probleem: de prijs. Je kunt nauwelijks verwachten dat mensen hun consumptiegedrag veranderen als er geen of een veel te duur alternatief is. De markt is dwingend en overheden grijpen nauwelijks in. Misschien moeten we onze hoop vestigen op slimme ingenieurs die oplossingen bedenken voor de rotzooi die we zelf hebben gemaakt. januari 2019 | de ingenieur 1 | 21
foto Alticom
Eén manier om de cloud dichter bij huis te brengen, is door datacenters in zendmasten te verwerken.
EDGE COMPUTING MAAKT CLOUD DECENTRAAL
Op het randje van de wolk Edge computing brengt computerkracht zo dicht mogelijk bij de gebruiker. Dat is niet alleen cruciaal voor nieuwe technologieën zoals het Internet of Things en zelf rijdende auto’s, er zijn ook voordelen op het gebied van privacy. tekst Tom Cassauwers MA MSc
S
tel: over twintig jaar rijd je naar het werk. Je zit natuurlijk niet meer zelf aan het stuur, want je hebt een zelfrijdende auto. Maar wat als er plots een voetganger voor je auto verschijnt? Met de huidige technologie zou die auto eerst sensordata naar een datacenter moeten sturen. Daar analyseert een algoritme de gegevens en dan krijgt de
22 | de ingenieur 1 | januari 2019
auto pas het commando om te remmen. En dat is in echt gevaarlijke situaties simpelweg niet snel genoeg. Edge computing kan uitkomst bieden door de gegevensverwerking dichter bij apparaten plaats te laten vinden en zo het hele proces flink te versnellen. Ook het Internet of Things, waarbij allerlei apparaten direct met internet zijn verbonden, heeft edge
computing nodig om werkelijkheid te kunnen worden. Edge computing belooft dus een drukke markt te worden, waar ook de huidige cloud- industrie op in moet spelen.
Vallende bejaarden Maar wat is edge computing precies? Daarvoor moeten we beginnen met cloud computing. ‘De cloud zweeft niet
5G EN EDGE COMPUTING Edge computing en 5G, de nieuwste generatie mobiel internet, vullen elkaar mooi aan. 5G verhoogt mobiele internetsnelheden, maar vereist meer zendmasten, dichter bij de gebruikers. Die nieuwe infrastructuur biedt mogelijkheden voor edge computing. Op de 5G-masten zijn namelijk datacenters te plaatsen die het verrichten van lokale rekentaken mogelijk maken. ‘In 2020 en 2021 wordt 5G uitgerold’, zegt Stijn Grove, directeur van de Dutch Data Center Association. ‘Dan pas zullen we zien welke partijen er vol op edge computing inzetten.’
ergens rond’, vertelt drs. Stijn Grove, directeur van de Dutch Data Center Association. ‘Alle cloudbedrijven staan in datacenters. Alles wat online gebeurt, gaat daarnaartoe om te worden verwerkt. Het is het fundament van onze digitale economie en samenleving. Vrijwel alle apps en websites staan ergens opgesteld in een datacenter.’ ‘Bij edge computing breng je rekenkracht en data echter zo dicht mogelijk bij de gebruiker, aan de rand van het netwerk’, vertelt Grove. En dat is nodig omdat ons datagebruik constant toeneemt en omdat we technologieën bouwen die snelle reactietijden verwachten. ‘Bij toe passingen zoals de zelfrijdende auto heb je niet de tijd om alles door te sturen naar een centraal punt’, zegt prof.dr.ir. Bart Dhoedt van de Universiteit Gent. Edge computing heeft twee grote voordelen tegenover cloud computing. Ten eerste werkt deze technologie sneller. Waar een toepassing in de cloud bijvoorbeeld enkele tientallen milliseconden nodig heeft, is dat in de edge minder dan één milliseconde. Daarnaast vereist groeiend dataverkeer dat meer data lokaal blijft om ‘opstoppingen’ te vermijden. ‘Edge computing geeft minder congestie dan wanneer je traditionele datacenters bijbouwt’, zegt Grove.
Een onverwacht extra voordeel van edge computing is meer privacy. Als je data niet meer naar een ver datacenter hoeft, houd je meer controle over wie de data ziet. ‘Als er in een bejaardenhuis een bewoner valt, kan een slimme camera dat bijvoorbeeld opmerken en alarm slaan. Met edge computing hoef je die gevoelige beelden niet door te sturen naar een datacenter, waar je er minder controle over hebt’, vertelt Dhoedt. En dat kan heel wenselijk zijn. Recent werd bijvoorbeeld bekend dat China mogelijk extra onderdelen aan chips heeft toegevoegd om de netwerken van Amerikaanse bedrijven te bespioneren. Zulke acties zijn moeilijker voor elkaar te krijgen als er minder data over het netwerk gaat.
Slimme koelkasten Het dichtbij brengen van het rekenwerk kan op verschillende manieren. Enerzijds moeten kleine, decentrale datacenters zo dicht mogelijk bij de gebruiker staan. Denk aan kleine servers die gegevens verwerken naast zendpalen voor mobiel internet. Anderzijds zie je hoe, zeker bij het Internet of Things, lokale apparaten zelf gegevens beginnen te verwerken. Dhoedt werkt aan edge computing van die laatste soort. ‘In dit geval doe je zoveel mogelijk van de dataverwerking op toestellen waar die data voorhanden is. Slimme camera’s registreren bijvoorbeeld steeds vaker nummerplaten. In plaats van die naar een centraal verwerkingspunt te sturen, kun je die data eerst lokaal verwerken en daarna pas doorsturen.’
Als iets ‘in de cloud’ wordt uitgerekend, gebeurt dat feitelijk in een datacenter. Dat brengt vertraging met zich mee en zorgt bij groeiend dataverkeer voor opstoppingen.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 23
illustratie WrightStudio/Depositphotos
Bij edge computing gaat de data naar een ‘buurtcloud’ in plaats van naar een ver datacenter. Daardoor is het risico op lekkende gegevens minder groot.
Edge computing neemt dus verschillende gedaantes aan. ‘Edge is een relatief begrip’, vertelt drs. Robin Verlangen, directeur marketing en sales bij datacenterbedrijf Alticom. ‘Voor een grote multinational kan één datacenter per land al de ‘rand’ van hun netwerk zijn. Maar de rand kan ook reiken tot het microniveau, bijvoorbeeld bij gegevens verwerking in slimme apparaten zoals koelkasten.’ ‘In beide gevallen breng je zoveel mogelijk computercapaciteit terug naar de plek waar de data wordt gegenereerd’, vat Dhoedt het samen. ‘In het extreme geval is dat de sensor, in een minder extreem geval is dat een gsm-mast of een punt met veel connectiviteit.’ Het Vlaamse Smart Highway-project past edge computing toe. ‘Dit project gaat over geconnecteerd rijden, een belangrijke bouwsteen van zelfrijdende wagens’, vertelt dr. Bart Lannoo, coördinator van het project. ‘Op een Belgische snelweg rollen we nu een proefproject uit, waarin edge computing een rol speelt.’ Zo wil Lannoo bijvoorbeeld dat zelfrijdende auto’s en slimme camera’s een deel van de dataverwerking lokaal doen. ‘Als alles nog langs de netwerkoperator moet, zit er veel vertraging op het signaal. En dat is bijvoorbeeld tijdens een plotselinge remmanoeuvre niet gewenst.’
Perfecte ervaring Maar ook de datacentersector zet in op edge computing. Multinational Alticom bouwt bijvoorbeeld datacenters in hun 24 Nederlandse mediatorens. En in de toekomst wil het bedrijf kleine datacenters op zendmasten plaatsen. ‘Dat we data steeds meer in de buurt van de gebruiker verwerken en opslaan, is logisch. Er is een enorme groei van ons dataverbruik. Alleen die beweging al betekent dat je je datacenters dicht bij de gebruiker moet plaatsen’, vertelt Verlangen van Alticom. Wat zal edge computing betekenen voor cloudgiganten zoals Amazon? 24 | de ingenieur 1 | januari 2019
‘Ik denk niet dat edge computing cloud computing zal vervangen’, stelt Dhoedt. ‘De techniek maakt eerder nieuwe toepassingen mogelijk die je met de cloud moeilijk kunt doen.’ Grove: ‘Elke decentrale groei betekent dat een centraal datacenter uitbreidt, omdat al die decentrale datacenters ook met elkaar moeten praten. Het levert centraal én decentraal groei op.’ Cloud-giganten zetten trouwens zelf ook in op edge computing. Zo lanceerde Amazon al AWS Greengrass, een eigen edge-computing-dienst gericht op Internet of Things-applicaties. Het blijkt vooral een kwestie van de sterke punten van cloud en edge beide benutten. ‘Alle toepassingen waar de reactietijd relatief groot mag zijn en waar je niet wakker ligt van privacy, kun je via cloud computing doen. Als je toepassingen hebt die snel moeten gebeuren of waar privacy erg belangrijk is, moet je meer naar edge computing kijken’, vertelt Dhoedt. Wat vaststaat, is dat deze markt verder zal groeien. ‘De belangrijkste drijfveer voor de industrie is dat de gebruiker een perfecte ervaring wil op het internet’, zegt Grove. ‘We moeten naar de edge gaan omdat de hoeveelheid internetverkeer groter wordt. Gebruikers haken al af als ze vier seconden op een app moeten wachten. Als we hoge snelheden willen blijven garanderen, moeten we dichter bij de gebruiker gaan zitten.’ |
TO DO
foto TU Delft Library/Bijzondere Collecties
SAMEN WONEN | t/m 2 juni
foto Herman Hertzberger
De kilogram gaat eindelijk op de schop! Vanaf 30 mei is deze eenheid niet meer gelijk aan de massa van een specifieke cilinder van platina en iridium in een Parijse kluis. In plaats daarvan wordt hij gekoppeld aan een natuurconstante: de constante van Planck, die centraal staat in de quantummechanica. Voor de mol, de ampère en de kelvin staan vergelijkbare veranderingen op stapel. Ter gelegenheid van deze stap is in de Aula van de Technische Universiteit Delft de tentoonstelling The Age of Standards ingericht. Verwacht niet alleen een vooruit blik op de aankomende herdefinitie, maar ook de nodige historische objecten, zoals een ijzeren meter uit 1789 en een vergulde, messing kilogram uit het begin van de twintigste eeuw. Ook is er aandacht voor de invoering van het SI-stelsel en de opleiding tot ijker aan de voorlopers van de TU Delft. The Age of Standards is gratis te bezoeken. Op 24 januari is er bovendien een symposium in de TU Delft Library over hetzelfde onderwerp. tentoonstelling The Age of Standards, Aula TU Delft, t/m 1 maart 2019
Nu Amsterdam verdicht en verduurzaamt, is collectief bouwen en wonen in opkomst. Maar dat is in de naoorlogse geschiedenis geen unicum: ook in de jaren 1965 tot 1985 hielden architecten zich al bezig met het ontwerpen van gedeelde ruimtes en voorzieningen. Wel zat daar destijds een heel andere reden achter: toen reageerden de architecten op de woningen uit de wederopbouw, die ze monotoon, indivi dualistisch en saai vonden. Bovendien constateerden ze dat er groepen in de samenleving waren die wel degelijk dicht bij elkaar wilden wonen, zoals tweepersoonshuishoudens of alleenstaande moeders. De tentoonstelling Collective Comeback van het Architectuurcentrum Amsterdam laat mooie voorbeelden zien van beide ‘collectiveringsperiodes’. Tentoonstelling Collective Comeback, Architectuurcentrum Amsterdam, t/m 23 juni 2019
VAN HET GAS AF | 7 februari
foto Depositphotos.com
Onder invloed van de klimaatverandering en de aardbevingen in Groningen heeft Nederland besloten dat we ‘van het gas af’ moeten. In onze kantoren en wonin-
gen zal het verwarmen van water en lucht straks niet meer gebeuren door aardgas te verbranden, maar met duurzaam opgewekte elektriciteit of – wie weet – met ketels op waterstof. Maar hoe bouw je het beste een woning zonder gasaansluiting die toch comfortabel is? Wat betekent de politieke keuze voor een ‘gas-exit’ voor de buizen en elektriciteitsnetwerken onder en boven de grond? Kunnen we die blijven gebruiken en zo ja: wat moeten we eraan veranderen? En wie gaat al die extra kosten betalen? Op deze vragen wil het KIVI-symposium ‘Moet Nederland van het gas af?’ antwoorden geven.
Die antwoorden komen onder meer van Luc Drost, projectleider bij een van de eerste gasloze wijken van het land, in het Limburgse Beesel. Over de infrastructuur (kabels, buizen) spreekt Albert van de Molen van STEDIN. En voor het financieren van het ombouwen van bestaande woningen presenteert John Nederstigt, voormalig wethouder in Haarlemmermeer, op persoonlijke titel een innovatief plan. Symposium Moet Nederland van het gas af?, KIVI, Prinsessegracht 23, Den Haag, 7 februari, 13.00-18.00 uur Opgeven via www.kivi.nl/el
tekst ir. Jim Heirbaut en drs. Jean-Paul Keulen
januari 2019 | de ingenieur 1 | 25
De Houtribdijk wordt versterkt door aan beide kanten miljoenen kubieke meters zand te storten; een voorbeeld van bouwen met de natuur.
WATERBOUW MET ZAND, MANGROVEN EN ZEEGRAS
De Houtribdijk, die van Enkhuizen naar Lelystad loopt, krijgt op dit moment een noodzakelijke opknapbeurt. Niet met stenen, maar met zand. Ook op andere plekken blijkt bouwen met de natuur een uitkomst. tekst ir. Rob Buiter
H
oe maak je een hoeveelheid van 10 miljoen m3 zand een beetje inzichtelijk? ‘Het is inderdaad wel héél erg veel’, erkent ir. Rinse Wilmink, projectleider onderzoek en monitoring van Rijkswaterstaat voor het project Versterking Houtribdijk. ‘Zie het zo: iedere seconde wordt hier nu één kuub puur zand gestort. Op die manier kun je binnen tien minuten een gemiddeld rijtjeshuis tot de nok vullen. Om de hele versteviging van de dijk in één keer te realiseren, zou je dan ruim 115 dagen 24 uur per dag zand moeten storten.’ Uiteindelijk ligt hier straks evenveel zand als nu jaarlijks op de Nederlandse Noordzeekust wordt gesuppleerd. Maar dan aan weers zijden van een stuk dijk van 12 km in een zoetwatermeer. ‘Een wereld primeur!’, voegt Wilmink daar met gepaste trots aan toe. Enkele honderden meters verderop is een zandzuiger van de Combinatie 26 | de ingenieur 1 | januari 2019
Houtribdijk, een samenwerking van de baggermaatschappijen Van Oord en Boskalis, in het Markermeer geankerd. Van een diepte van een meter of veertig onder water zuigt het schip zand van de bodem dat vervolgens vermengd met water door een dikke stalen buis naar de dijk wordt geperst. Via een brug over de provinciale weg N307 komt het zand 5 km verderop als een dunne sliert naar buiten. Nadat het meeste water eraf is gelopen, rijden enorme bulldozers met stalen rupsbanden over het vers gestorte zandpakket, waardoor ook het laatste beetje water eruit wordt geperst. ‘Vóór die tijd moet je er echt niet op gaan lopen’, waarschuwt Wilmink. ‘Die bordjes ‘Drijfzand!’ staan hier niet voor niets.’ De versterking van de Houtribdijk met zand in plaats van met de gebruikelijke stortstenen is een schoolvoorbeeld van bouwen met de natuur, zegt milieukundige Fokko van der Goot MSc
van onderzoeksconsortium EcoShape. ‘De dijk moest worden versterkt; dat was het uitgangspunt. Daar is uiteindelijk een oplossing voor gekomen die niet alleen de waterveiligheid op orde brengt, maar ook de problemen met de waterkwaliteit van het Markermeer aanpakt. Bovendien is het slib, dat vaak als restproduct van baggerwerken wordt gezien, hergebruikt door er een ecologisch waardevol natuurgebied mee te creëren. De kracht van natuurlijke processen is hier ingezet als integraal onderdeel van het werk.’
Snackbar voor vogels De Houtribdijk werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw aangelegd als begrenzing van de toekomstige IJsselmeerpolder Markerwaard. Die polder kwam er uiteindelijk niet, maar de dijk kreeg wél een rol in de waterhuishouding van het IJssel- en Markermeer, en het omliggende land. Wilmink: ‘Het IJsselmeer kent sinds
foto Peter Leenen/Combinatie Houtribdijk
Moeder Natuur als bouwmeester
de aanleg van de Afsluitdijk natuurlijk geen getij meer. Onder invloed van de wind kan er wel een behoorlijke scheefstand in het water ontstaan. Bij een westelijke wind bijvoorbeeld staat het water voor de kust van Friesland zomaar enkele decimeters hoger dan voor de kust van Noord-Holland. Door de Houtribdijk wordt de scheefstand van het water in de beide meren aanzienlijk gedempt. Maar de dijk voldeed
Dankzij de brede, zandige oever kan de natuur veel beter haar zuiverende werk doen niet meer aan de veiligheidsnormen die in de Waterwet zijn vastgelegd. Er moest dus wat gebeuren.’ Ten westen van de Trintelhaven, halverwege de dijk, is het Markermeer relatief ondiep. Vandaar dat die helft geschikt leek voor de wereldprimeur die Wilmink vandaag met trots laat zien. ‘De afgelopen vier jaar hebben we met EcoShape gekeken of het überhaupt mogelijk was om de dijk voldoende sterk te maken door middel van een zandpakket aan weerszijden. Die proef heeft goed uitgepakt. Een voldoende breed ‘strand’ voor de dijk blijkt de golven voldoende te dempen. Met
de 10 miljoen kuub die we nu aan het storten zijn, kan de dijk stormen aan zoals die statistisch gezien eens in de tienduizend jaar voorkomen. We gaan nu met deze grootschalige toepassing van pilot naar engineering practice.’ Maar er is meer dan die versterking alleen, benadrukt Wilmink. ‘Om bij zand van voldoende kwaliteit te komen, onder in het Markermeer, moest eerst een dikke laag slib en veen worden verwijderd. Dat is in een gebied van 370 hectare ter hoogte van de Trintelhaven aan de Markermeerzijde in grote bezinkbakken gestort. Op die manier is een nieuw natuurgebied gecreëerd dat vergelijkbaar is met de Marker Wadden, die je daar achter de zandzuiger ziet liggen. Dat nieuwe gebied, het Trintelzand, moet een kraamkamer worden voor vis, en daarmee een soort snackbar voor de vogels die nu al ieder voorjaar op de Marker Wadden broeden.’ Bovendien zorgt een brede, zandige oever in plaats van een steile, harde dijk voor een glooiende overgang, waar de natuur met planten en schelpdieren veel beter haar zuiverende werk kan doen, vervolgt Wilmink. ‘We verwachten dan ook dat deze zandige dijk een belangrijke rol januari 2019 | de ingenieur 1 | 27
foto Boskalis
In het noorden van Java wordt een 100 m lange dam van wilgentakken aangelegd, waarachter mangroven makkelijker kunnen ontkiemen.
kan spelen in de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit in het Markermeer.’
Exportproduct Bouwen met de natuur is volgens Van der Goot van EcoShape met name bij waterbouwkundige werken een optie om rekening mee te houden. Als consortium van NGO’s, private en overheidspartijen heeft EcoShape een stappenplan op gesteld om tot de beste oplossing te komen voor een waterbouwkundig probleem. ‘De kern van dat stappenplan is dat je heel goed moet denken vanuit het lokale systeem. Daar moet je niet alleen ingenieurs bij betrekken, maar ook ecologen, planologen, sociologen en vertegenwoor digers van de lokale overheid.’ Bouwen met de natuur is hard op weg om, net als het veel geroemde Nederlandse Water management, een exportproduct van formaat te worden. Aan de noordkust van het Indonesische eiland Java heeft EcoShape bijvoorbeeld laten zien dat een natuurlijk mangrovebos een prima verdediging is tegen de kracht van de zee. Waar die mangrovebossen door oprukkende bebouwing en aquacultuur verloren zijn gegaan, kunnen de bomen met hun kenmerkende, sterk 28 | de ingenieur 1 | januari 2019
ertakte luchtwortels weer worden teruggebracht door de juiste v omstandigheden te creëren, vertelt Van der Goot. ‘Mangrovebossen aanplanten, wat ook op grote schaal wordt gedaan, heeft als risico dat de fysieke omstandigheden op de plek waar je de planten zet niet geschikt zijn, waardoor ze uiteindelijk sterven. Voor de kust van Java hebben wij de juiste luwe omstandigheden gecreëerd, met als doel dat de mangrovezaden op een natuurlijke wijze weer opkomen. De mangrovebossen die zo ontstaan, hebben een sterk dempende werking op de kracht van de golven en zijn bovendien een belangrijke kraamkamer voor vis.’ ‘Maar dat is alleen de fysische en ecologische kant van het verhaal’, waarschuwt Van der Goot. ‘De mangrovebossen zijn ooit verdwenen doordat boeren land wilden vrijmaken voor hun garnalen- en viskwekerijen. Wanneer je die sociale context geen aandacht geeft, is ook een oplossing via bouwen met natuur gedoemd te mislukken.’
Mobiele goot Langs de kusten van de Caribische Zee hebben Nederlandse en Mexicaanse biologen en ingenieurs onlangs beschreven hoe zeegrasvelden de rol van natuurlijke kustbeschermer kunnen spelen. In het wetenschappelijk tijdschrift BioScience schrijven zij dat een natuurlijke vooroever met daarop een gezond zeegrasveld een uitstekende bescherming is tegen erosie van het strand. Bioloog Rebecca James MSc, promovendus aan het Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) in Yerseke, deed op de bodem van de Caribische Zee experimenten met een soort
foto Rebecca James/NIOZ
Onder een zeegrasveld kan zand een drie keer zo grote stroomsnelheid weerstaan als op een kale zeebodem.
mobiele stroomgoot. Op stukken met geen, een beetje of juist veel zeegras bepaalde zij bij welke stroomsnelheid de zandkorrels op de bodem aan de wandel gingen. Daaruit bleek overduidelijk dat het zand onder een gezond zeegrasveld drie keer zoveel stroomsnelheid kan weerstaan als op een kale bodem. ‘De potentie van zeegrasvelden is enorm’, zegt haar promotor, prof.dr. Tjeerd Bouma van het NIOZ. ‘Bij een inventarisatie langs verschillende stranden aan de Caribische kust zagen we dat op plekken waar het zeegras was verdwenen de kosten voor dure strand suppleties vrijwel direct toenamen. Het is daarom meer dan de moeite waard om bestaande zeegrasvelden te beschermen tegen
‘In drukke stedelijke gebieden is bouwen met de natuur lastig’ ijvoorbeeld vervuiling en misschien zelfs verdwenen zeegrasvelden b te herstellen. De beschermende werking is extra te versterken wanneer er op het zeegras ook kalkvormende algen voorkomen. Op die manier krijg je een kustverdediging die het zand niet alleen vasthoudt, maar het zelf ook nog vormt.’
Kitesurfers Langs de Caribische Zee wordt een aanzienlijk deel van het bruto binnenlands product verdiend in het toerisme, voornamelijk aan de stranden. In die zin vertegenwoordigen zeegrasvelden die erosie voorkomen en dure suppleties onnodig maken – nog helemaal los van de natuurlijke waarde – een enorme economische waarde. Ook voor de kust van Nigeria heeft bouwen met de natuur finan cieel goed uitgepakt, zegt Van der Goot. ‘Daar is onlangs een soort zeewering gebouwd met behulp van zand, dat daar ruimschoots voorhanden was. Eerder maakte men daar waterbouwkundige werken met
stenen die helemaal uit Noorwegen kwamen. De natuurlijke oplossing was niet alleen beter, maar ook een stuk goedkoper.’ Toch is het de vraag of bouwen met de natuur altijd de beste oplossing is, zegt Van der Goot. ‘In dicht bebouwde gebieden, zoals rond steden, kan het bijvoorbeeld lastig zijn om ruimte vrij te maken voor bouwen met de natuur.’ Bij de Zandmotor, een van de eerste grote Nederlandse ‘natuurbouwprojecten’ voor de kust ter hoogte van Den Haag, lijkt het plaatje voor de maatschappelijke kosten en baten voorlopig goed uit te pakken. Bij de oplevering van het project in 2011 werd geschat dat de Zandmotor, een kunstmatig eiland bestaande uit 20 miljoen kuub zand (kosten: 50 miljoen euro), twintig jaar zou blijven liggen. In eerste instantie leek de motor het zand echter veel sneller te verspreiden. Inmiddels zijn de ramingen flink bijgesteld en is de schatting dat de motor juist langer kan blijven draaien dan de geplande twintig jaar. Bovendien profiteren kitesurfers, wandelaars en natuurliefhebbers van de toegevoegde toeristische waarde die de Zandmotor biedt. Op de Houtribdijk schat Wilmink van Rijkswaterstaat dat de directe kosten voor de helft van de Houtribdijk die nu met zand wordt versterkt niet wezenlijk anders zullen zijn dan die voor de andere helft, ten oosten van Trintel haven, die op de traditionele manier met stortstenen en asfalt wordt versterkt. ‘Maar het uiteindelijke kostenplaatje kun je pas na lange tijd bepalen, wanneer je bijvoorbeeld weet hoe vaak je het zand moet aanvullen.’ | januari 2019 | de ingenieur 1 | 29
PLAATS TECHNOLOGIE NIET BUITEN DE MENS
Zijn we nog in control? In dit tijdvak van snelle technologische ontwikkeling is een veelgehoorde vraag: hebben we er nog wel greep op? Die vraag is verkeerd geframed, stelt Frank Biesboer in het essay waarmee hij afscheid neemt als hoofdredacteur van De Ingenieur. Technologische ontwikkeling overvalt ons niet van buiten, maar komt voort uit de samenleving – en die stelt uiteindelijk zelf de kaders. tekst ir. Frank Biesboer
W
ie weleens een summit van de Singularity University heeft meegemaakt, zal het beamen: je wordt er ondergedompeld in een waterval van overweldigende techniekontwikkeling. Medische apparaten zullen ons continu monitoren en op basis van ons genetisch profiel geeft de digitale cloud adviezen voor een gezond leven. Bij mediagebruik peilt een hoofdband onze geestelijke gemoedstoestand en stemt daar het aanbod van muziek en film op af. Met het Internet of Things zijn alle apparaten om ons heen digitaal ontsloten; we laten ze aangepast aan onze gewoontes aansturen door kunstmatige intelligentie. En ga zo maar door. Dat alles vanuit het idee dat technologie al het bestaande zal ontwrichten, waarbij digitale techniek, nanotechnologie en biotechnologie met elkaar versmelten tot een revolutionair veranderende kracht. Welkom het tijdperk van converging and exponential technologies, heet het dan. Laat dit alles over je heen gaan en de vraag bekruipt je: waar blijf ik? Wat is nog de plek van de mens in deze technologie race? Hebben we er nog wel greep op of zijn we gedoemd ons eraan te onderwerpen? Ingenieurs klinkt die vraag wellicht vreemd in de oren. Zij zijn als scheppers van technische toepassingen degenen die er juist wél greep op hebben, of zijn er op zijn minst op uit om alle technische en praktische barrières te overwinnen om er greep op te krijgen, en dat vaak met succes. Dit tijdschrift etaleert dat in volle glorie, of het nu gaat om de nieuwste chipmachine van ASML waarmee structuurtjes met een nauwkeurigheid van enkele nanometers zijn te maken, of detectoren voor zwaartekrachtgolven die de miniemste lengteverandering kunnen registeren.
30 | de ingenieur 1 | januari 2019
De vraag ‘hebben we er nog greep op’ gaat dan ook niet zozeer om de technische artefacten zelf, maar om wat ze teweegbrengen in de samenleving. De rol van technologie is daarin onmiskenbaar. Zo vinden we het vanzelfsprekend dat we in een auto of een trein kunnen stappen om ons te verplaatsen, dat we social media gebruiken om contact te hebben, dat we met een zonnepaneel zelf energie opwekken enzovoorts. Haal dat allemaal weg en we voelen ons vreselijk ontheemd. Techniek doet er dus toe; we willen niet zonder. Tegelijk verandert techniek de manier waarop we leven; hoe we onszelf als mens zien. Wie heeft daarbij de touwtjes in handen?
Totalitaire macht Een gangbare opvatting is dat technologie de drijvende kracht is, met als een van de varianten dat de mens uiteindelijk op een negatieve manier het onderspit delft. Iemand die dat scherp verwoordde, is columnist Maxim Februari. Hij deed dat bij een bijzondere gelegenheid, de Rudy Kousbroeklezing, vernoemd naar de schrijver die de P.C. Hooftprijs won voor zijn essays, een liefhebber van (auto)techniek en enige tijd ook columnist in ons tijdschrift. Februari tapt echter uit een heel ander vat, zo blijkt uit de kernzin van zijn betoog over het amalgaam van kunstmatige intelligentie en big data. ‘De technologie verzelfstandigt zich, verspreidt zich even onverwijderbaar als asbest, verwerft intelligentie, leest de omgeving, leest u, denkt over u na en neemt uw beslissingen.’ Februari’s antwoord is een hartstochtelijke oproep aan de alpha’s om het bètabeest te temmen.
Februari is met zijn onheilspellende boodschap niet uniek. De essentie ervan is al te vinden bij de Franse socioloog Jacques Ellul, grondlegger van de moderne technologie kritiek. Hij beschouwt technologie als een totalitaire en autonome macht; een systeem dat zichzelf voortdurend uitbreidt en de wereld onderwerpt aan zijn eigen logica. De enige rol die de politieke elite speelt, is ervoor te zorgen dat de mensen zich naar dit systeem schikken en het willoos ondergaan; sterker nog, zich ermee identificeren en het beschouwen als de zelfgekozen biotoop waarin ze zich vrij en gelukkig voelen. In zijn boek Le Buff Technologique (1988) schrijft Ellul: ‘Waar met de techniek alles mogelijk is, wordt ze een noodzakelijkheid. De vooruitgang stop je niet. Het is nieuw absolutisme waaraan de mens moet gehoorzamen. Wie zegt er nee tegen genetische manipulatie? Het is de wanhoop van de mens dat hij er niets aan kan doen.’ Er is ook een heel andere kijk op technologiedominantie mogelijk. Met provocerende boektitels als Out of control (1994) en What technology wants (2010) maakt de Amerikaanse auteur Kevin Kelly onomwonden duidelijk welke rol hij technologie toebedeelt. Maar zijn boodschap is opgelucht positief: ‘Technologie verwerft een steeds grotere autonomie en zal in toenemende mate zijn eigen agenda bepalen, maar die agenda omvat in zijn uiterste consequentie maximalisatie van onze keuzevrijheid en mogelijkheden.’ Laat technologie zijn gang maar gaan op zijn zegenrijke tocht; het enige wat de mensheid heeft te doen, is zich te voegen naar wat zij nodig heeft. Wat beide opvattingen gemeen hebben, is dat ze technologie buiten de mens plaatsen. Er zijn geen makers van tech-
niek, geen ingenieurs, geen bedrijven die in techniek ontwikkeling investeren, geen onderzoeksprogramma’s, nee: technologie wordt neergezet als een zichzelf voort stuwend systeem dat van buitenaf de samenleving binnendringt. Met technologie die zo is geframed, heeft de mens geen andere keuze dan zich er willoos bij neer te leggen, om er vervolgens al naar gelang de insteek blij of somber van te worden.
Vervlochten Dit frame klopt niet. Technologie is een product van de samenleving en is onlosmakelijk verbonden met wat mensen belangrijk vinden. Deugden als gemak, het opheffen van lichamelijke beperkingen, arbeidsbesparing, toegang tot informatie, keuzevrijheid, comfort: we zien ze vrijwel letterlijk belichaamd in allerhande technische artefacten. Technologie dient wat we in de samenleving belangrijk vinden en tegelijkertijd creëert zij mogelijkheden waar we al dan niet gebruik van maken. Een actueel voorbeeld is het ontstaan van consensus over het belang van een duurzame energietransitie. Parallel daaraan wordt een breed scala aan duurzame technieken ontwikkeld. Tegelijk maken sommige van die technieken, denk aan een zonnepaneel, het mogelijk je eigen energie op te wekken. Techniek doet dat niet uit eigen wil, maar ontstaat omdat we die duurzaamheid belangrijk vinden. Nu is de samenleving geen grote kibboets of commune waar iedereen gelijk is en hetzelfde belang dient. De samenleving kent een verscheidenheid aan machtsposities, belangen en
januari 2019 | de ingenieur 1 | 31
illustratie Depositphotos
Technologie dient wat we in de samenleving belangrijk vinden en creëert tegelijkertijd mogelijkheden waar we al dan niet gebruik van maken
De samenleving kent een verscheidenheid aan machtsposities, belangen, lobby’s, en ook dat zien we in de techniekontwikkeling terug
lobby’s, en ook dat zien we in de techniekontwikkeling terug. Productietechniek gestuwd door ondernemersbelang is vaak gericht op besparing en disciplinering van arbeid. De lopende band is daarvan het meest sprekende voorbeeld. Staatsmacht bevordert techniek die burgers in de gaten houdt, of dat nu gebeurt met camera’s, vingerafdrukken, het aftappen van informatie of het gebruik van algoritmes voor bijstandsgerechtigden. Techniek kan ook een middel zijn om mensen aan bepaalde producten te binden, of dat nu is met toevoegstoffen in sigaretten of hoe social-media-apps je zo veel mogelijk aan het scherm van je smartphone vastklinken. Technologie is op nog een andere manier een product van de samenleving. Een innovatie kan nog zo vernuftig zijn, zonder maatschappelijke inbedding eindigt hij als een mislukking. Die inbedding gaat over behoeften van klanten, maatschappelijke infrastructuur waarop de techniek zijn weg kan vinden, concurrentie met bestaande technologie, en standaarden, regelgeving en instituties. Techniekontwikkeling komt dus niet van buiten, maar is onlosmakelijk vervlochten met het complexe weefsel van de samenleving.
Snelweg door Utrecht Vanuit deze visie is de vraag of de mens nog greep heeft op technologie veel vruchtbaarder en verfijnder te beantwoorden dan vanuit de technologie-is-autonoom-benadering. Vaak is aan te geven vanuit welke belangen en waarden een bepaalde techniek wordt ontwikkeld en wie of welke instantie dus in control is. Soms is dat tamelijk rechttoe, rechtaan. Henry Ford wilde goedkoop produceren en arbeid efficiënt inzetten en bedacht daarvoor de lopende band. Henk Lagerwey ging ten tijde van de oliecrisis experimenteren met zijn wind
32 | de ingenieur 1 | januari 2019
turbine als alternatieve en duurzame energiebron. Soms zijn die belangen en waarden veel onduidelijker; denk aan de uitvinding van de laser. Of ze verschuiven. Zo werd de techniek achter internet uitgevonden voor robuuste militaire communicatie, maar werd internet al snel een instrument dat iedereen zich kon toe-eigenen. Het omgekeerde gebeurt ook. Zoiets onschuldigs als de Museumjaarkaart, niets anders dan een platform om museumbezoek te koppelen aan een speciale toegangsprijs, is nu door de Belastingdienst gebruikt om na te gaan of iemand wel of niet in het buitenland verblijft. De waarden en belangen van waaruit techniek wordt ontwikkeld, zijn dus zelden algemeen en vaak genoeg in strijd met andere waarden en belangen. Dan ontstaat maatschappelijke controverse over die techniek. Grote groepen mensen vinden windturbines lelijk omdat ze landschappelijke waarden aantasten. De industrie wil ondergrondse opslag van CO2, de milieubeweging is ertegen. Maar ook dan is nog steeds duidelijk vanuit welk belang een bepaalde technologische ontwikkeling al dan niet wordt ondersteund. En het antwoord op de vraag wie er greep op heeft, wordt bepaald door de uitkomst van de controverse. Lastiger wordt dat bij effecten die sluipenderwijs optreden of veel complexer zijn. Zo kan een techniek intrinsieke neveneffecten hebben, die bij de eerste toepassingen ervan helemaal niet duidelijk zijn. Het lijkt dan alsof het gebruik van de techniek de samenleving een bepaalde kant op dwingt. Neem de auto: indertijd was die de mechanische vervanging van het paard en niet veel meer dan dat. Toentertijd is nooit beseft dat een van de structurerende effecten ervan het ontstaan van snelwegen is: daar kan de auto zijn snelheid optimaal benutten met maximale veiligheid. En dat ging zo ver dat Amsterdam op een gegeven moment seri-
Samenlevingen doen niet anders dan het stellen van kaders; zonder kunnen ze niet bestaan. Voor techno logie geldt geen uitzondering
euze plannen had om de negentiende-eeuwse wijken te vervangen door snelwegen en de gemeente Utrecht zijn Catharijnesingel in een kort stukje snelweg veranderde. In de toekomst kan techniek om snel en goedkoop iemands DNA vast te stellen en er met CRISPR-Cas9 aan te sleutelen ertoe leiden dat de medische wetenschap de mens vooral gaat beoordelen op zijn of haar DNA-samenstelling.
Reflectie Wat techniek vooral bijzonder maakt, is dat ze functioneert als vehikel van allerhande nieuwe mogelijkheden; ze creëert een nieuwe maatschappelijke dynamiek. Zo zijn sommige technieken geschikt om er heel andere dingen mee te doen dan waar ze oorspronkelijk voor zijn bedacht, met maatschappelijke gevolgen die meestal niet zijn voorzien. Toen Newcomb de stoommachine uitvond om daarmee mijnwater weg te pompen, voorzag niemand dat daarmee de grondslag werd gelegd voor de mechanisering van de Engelse textielindustrie. Bij de lancering van de iPhone realiseerde Steve Jobs zich niet dat de bijbehorende techniek zou worden gebruikt om de Amerikaanse verkiezingen te manipuleren. De bedenkers van het internet zien nu met afschuw hoe hun vinding wordt gebruikt als instrument voor vrijwel ongrijpbare cybercrime. Dupont, de uitvinder van nylon, heeft nooit het idee gehad dat er visnetten mee zouden worden gemaakt die nu als plastic soep de oceanen verzieken. Technologie lijkt dan al gauw de moloch die de samen leving in zijn greep heeft. Maar het zijn nog steeds de bedrijven, instanties of talenten die de potentie van nieuwe techniek voor hun doel aanwenden. De textiel baronnen kozen er indertijd zelf voor om op kosten van de arbeiders rijk te worden, Facebook besloot om zijn businessmodel gebaseerd op het vergaren en verkopen van
persoonsgegevens ten volle uit te nutten. En onze algehele onverschilligheid en gemakzucht zorgden ervoor dat het ons lange tijd niet interesseerde wat we met ons plastic het milieu aandoen. Het logische antwoord is kaders stellen aan de mogelijke toepassingen. Daarbij gaat het niet zozeer om het technologiebeest zelf, als wel om hoe we het gebruiken. En dan komen we op bekend terrein, want samenlevingen doen niet anders dan het invoeren van kaders, regels en beperkingen; zonder kunnen ze niet bestaan. Voor technologie geldt geen uitzondering. Soms gaat die regulering vooraf via het zogeheten voorzorgprincipe, al zijn bij het nut ervan vraagtekens te zetten. Vaak gebeurt het achteraf: omdat we de gevolgen niet overzien, consequenties pas veel later zichtbaar worden, of de samenleving gaandeweg van gedachten verandert. Zo kwamen de snelwegen in de negentiende-eeuwse wijken van Amsterdam er niet en is de Catharijnesingel in Utrecht weer in ere hersteld. Be drijven als Google en Facebook zullen niet ontkomen aan regelgeving over het gebruik van persoonsgegevens en hun rol als massamedium. De samenleving zal dus zelf moeten dealen met de techno logie die ze voortbrengt. Aangrijpingspunten zijn er genoeg; er is geen reden tot slaafse onderschikking. Dat miskent niet dat technologie soms een eigen dynamiek creëert waarmee ze haar eigen gang lijkt te gaan. Reflectie daarop is gewenst, positief of negatief; de samenleving heeft die nodig om zich een oordeel te vormen. Waar technologie zo’n belangrijke vormgever is van de wereld waarin we leven, kan die niet zonder maatschappelijke discussie. Het is ook de rol die ik dit tijdschrift heb willen geven: nieuwe technologische ontwikkelingen agenderen, laten zien wat die voor ons gaan betekenen en welke keuzes we daarbij kunnen maken. |
januari 2019 | de ingenieur 1 | 33
Windpark Battenoert, bij oprichting het grootste windpark van Nederland, kwam tot stand doordat bewoners van Goeree-Overflakkee de bouw van windmolens grootschaliger aan wilden pakken.
ZUID-HOLLANDS EILAND GOOIT DE KONT TEGEN DE KRIB
De wind uit de zeilen
De bewoners van Goeree-Overflakkee begonnen enthousiast met de bouw van windenergie moet komen. Nu hebben bewoners, recreatiesector en politici er genoeg van en wordt er gezocht naar alternatieven. tekst drs. Amanda Verdonk
H
et waait hard rond de vier windturbines van Windpark Battenoert, gelegen ten westen van Oude-Tonge. De 100 m hoge gevaartes staan op de zuidoostelijke rand van het eiland, slechts door een dijk gescheiden van het Grevelingenmeer, en draaien op volle toeren. Molenaar Arie de Lint houdt de turbines in de gaten, rapporteert storingen, onderhoudt het park en verzorgt rondleidingen. Hij gaat me voor en opent de zware stalen deur aan de voet van een van de windmolens. De turbines zijn het tastbare bewijs van het feit dat men op Goeree-Over flakkee al decennialang flink aan de weg timmert op het gebied van windenergie. Maar inmiddels stuiten plannen in diezelfde richting vooral op verzet. Wat is er gebeurd? En zijn er ook andere manieren om duurzame energie op te wekken op het eiland? Het Zuid-Hollandse Goeree-Over flakkee (49.000 inwoners) heeft uitgestrekte polders met weidse vergezich34 | de ingenieur 1 | januari 2019
ten, kleine dorpjes en veel akkerbouw. Door de invloed van de Noordzee waait het er vaak hard. Ruim dertig jaar geleden bouwden particulieren hier al de eerste moderne windturbines. ‘Voor 80.000 gulden kon je toen een windmolentje kopen’, vertelt ir. Monique Sweep, directeur van de lokale energiecoöperatie Deltawind. ‘Er waren nog geen regels, dus je kon ze overal neerzetten.’
schaliger aan te pakken en werd Deltawind opgericht. Zeven jaar later, in 1996, kwam Windpark Battenoert van de grond, destijds het grootste van Nederland. Het park had toen nog zeven windmolens, maar die zijn enkele jaren geleden vervangen door vier grotere, krachtigere exemplaren. Aan waardedaling van de nabijgelegen woningen is gedacht: de direct om wonenden ontvangen planschade. Ook
‘De bevolking is veel te laat wakker geworden’ Voor de landeigenaren, vaak boeren, was het een interessante bijverdienste naast de akkerbouw. De toenmalige lokale energieleverancier EMGO was bereid de stroom af te nemen. Al gauw kwam een groep bewoners op het idee om de bouw van windmolens groot-
is er een lokaal windfonds waaruit de omwonenden binnen 900 m van een windmolen een jaarlijkse vergoeding ontvangen. Binnen in de molen toont een controlepaneel de actuele statistieken: een windsnelheid van 12 m per s en een
foto Herman Maas
windmolens op hun eiland. Totdat de provincie bepaalde dat er 225 MW aan
opbrengst van 3000 kW. ‘300.000 lampen van 10 W kunnen daarop draaien’, zegt molenaar De Lint. Samen zijn de vier windmolens goed voor 40 miljoen kWh per jaar, genoeg voor 11.000 huishoudens. De motor maakt een oorverdovend lawaai. Maar ook buiten verstaan we elkaar nauwelijks vanwege de wind. De Lint hoort weleens mensen klagen. ‘Men praat elkaar na en zegt bijvoorbeeld dat de turbines herrie maken. Maar dan neem ik ze mee en laat ik ze luisteren op 400 m afstand. Dan zeggen ze dat het geluid best meevalt.’ Turend over de dijk zijn ook de 34 windmolens – een enkeling is nog in aanbouw – van Windpark Krammer goed zichtbaar. Met 180 m zijn deze nog een stuk hoger. Ze staan echter op Zeeuws grondgebied en tellen daarom niet mee voor de Zuid-Hollandse ‘windopgave’ die de provincie en de gemeente Goeree-Overflakkee hebben afgesproken.
Proeftuin Onder de windmolen-enthousiastelingen van het eerste uur bevonden zich enkele mensen die, aangewakkerd door de Tsjernobyl-ramp en het rapport De grenzen aan de groei van de Club van Rome, alternatieven zochten voor fossiele brandstof en kernenergie. Maar het waren vooral pragmatisch ingestelde mensen die van niemand afhankelijk wilden zijn en die een kans zagen voor een goede bijverdienste. Die wens tot onafhankelijkheid zit wel een beetje in de aard van de bewoners, denkt Sweep. Zelf is ze ‘van de overkant’, zoals men dat noemt, maar ze woont inmiddels al weer acht jaar op het eiland. ‘Het was nooit bewust ons doel om de geesten rijp te maken voor de energietransitie. Idealisme speelt niet zo’n grote rol; wel de behoefte
van de eilanders om in hun eigen energie te voorzien; om voor zichzelf te zorgen.’ Zo ging de bouw van windmolens op het eiland altijd redelijk bottom-up, totdat de provincie Zuid-Holland in 2013 besloot dat er op het eiland in 2020 in totaal 300 MW aan windenergie moest komen; bijna de helft van de provinciale opgave. De gemeente wist echter af te dwingen dat ze zelf de locaties mocht bepalen en dat er ‘slechts’ 225 MW hoefde te komen, ongeveer 75 windmolens. Alleen al met deze windopgave zou het eiland meer stroom opwekken dan het zelf nodig heeft en daarmee energieneutraal zijn. De gemeente maakte van de nood een deugd en besloot het eiland dan ook maar gelijk als ‘Energy Island’ te profileren; naast zonne- en windenergie moest het een proeftuin worden voor duurzame innovaties zoals getijdenenergie en waterstof (zie ‘Energie-eiland’ op pagina 32).
Pispaal Sinds de eilandbewoners zich met deze wind opgave geconfronteerd zagen, is de sfeer lang zamerhand omgeslagen. Er wordt geklaagd, er worden actiegroepen opgericht en er wordt januari 2019 | de ingenieur 1 | 35
ENERGIE-EILAND Omdat zonneparken en windmolens hun beperkingen hebben, proberen de gemeente Goeree-Overflakkee en de energiecoöperatie ook andere energievormen op het Zuid-Hollandse eiland te ontwikkelen. Goeree- Overflakkee profileert zich daarmee als een Energy Island. Eén optie die wordt verkend, is een getijdecentrale. In maart 2018 maakte het kabinet bekend 75 miljoen euro te reserveren voor het maken van een doorlaat in de Brouwersdam, die de Noordzee van het Grevelingenmeer scheidt. Deze ingreep zou de water kwaliteit van het meer moeten verbeteren. Nu wordt onderzocht of die doorlaat is te combineren met een turbine die energie opwekt uit het hoogteverschil tussen eb en vloed. De kosten van zo’n combinatie van doorlaat en turbine worden geschat op 163 tot 350 miljoen euro. Een stuk duurder dan windenergie, maar het voordeel van getijdenenergie is dat die
a ltijd aanwezig is, in tegenstelling tot zonne- en windenergie. Een andere manier om te dealen met het grillige karakter van zon en wind is door waterstof als buffer te gebruiken. Een stroomoverschot kan dankzij elektrolyse of thermolyse in de vorm van waterstof worden opgeslagen. Eind 2017 tekenden overheden, b edrijfsleven en kennisinstellingen een convenant om op Goeree-Overflakkee een proeftuin voor waterstof te ontwikkelen. Er komen een productiefaciliteit voor ‘groene’ waterstof en een waterstoftankstation, en er wordt onderzocht of met waterstof woningen zijn te verwarmen en of er ammoniak en kunstmest mee is te produceren. Daarnaast onderzoekt men of er een regionale waterstofrotonde kan komen van het eiland naar de Rotterdamse haven om waterstof te leveren en af te nemen.
bezwaar aangetekend. Vanwege die bezwaarprocedures is nog maar 78 van de 225 MW gerealiseerd, waardoor 2020 niet wordt gehaald. Wel hebben de geplande windparken al een voorlopige vergunning gekregen, waardoor ze waarschijnlijk in 2021 alsnog gereed zullen zijn. Geen man overboord, vindt mr. Erik Roeland, programmamanager duurzaamheid bij de Gemeente Goeree-Overflakkee. ‘Dat is gewoon de realiteit. Het is ieders goed recht om in beroep te gaan bij de Raad van State.’ Ook Sweep benadrukt dat ze de sentimenten van bewoners goed begrijpt, maar tegelijkertijd frustreert de gang van zaken haar. ‘Een handjevol mensen dat de media goed weet in te zetten, kan een proces totaal platleggen. Dat is hun goed recht, maar het tekent wel het dilemma van de noodzakelijke snelle verduurzaming.’ Deltawind is daarbij als lokale coöperatie vaak het mikpunt van protestacties. ‘In tegenstelling tot andere ontwikkelaars op het eiland, zoals Eneco of Nuon, zijn wij veel zichtbaarder. Voor de tegenstanders zijn wij daardoor de pispaal, terwijl wij de enige partij zijn die eigendom is van de lokale bevolking, waardoor de inkomsten ook op het eiland blijven.’ Ook de politieke partijen spreken zich nu uit tegen windenergie. In het nieuwe coalitieakkoord van mei 2018 spraken de SGP, VKGO, CDA en VVD af dat er, bovenop de 225 MW, geen nieuwe windopgave
komt. ‘We hebben al een behoorlijke opgave voor de kiezen gekregen’, aldus Roeland. Onlangs nog werd in de gemeenteraad een motie ingediend om Oude- en Nieuwe-Tonge met allerlei gebiedsmaatregelen te compenseren voor de ‘overlast’ door windmolens.
Schurvelingen Zijn er dan geen alternatieven voor windenergie? In de badplaats Ouddorp zocht de plaatselijke recreatiesector een uitweg. Het dorpje met de karakteristieke rode kerktoren, vele slinger wegen en kleine akkers met zandwallen eromheen heeft nog geen zesduizend inwoners maar toeristen boeken er jaarlijks een paar miljoen overnachtingen. Het deel van het eiland waar Ouddorp zich bevindt, is nog geheel windmolenvrij. Deels heeft dat te maken met het Natura 2000-natuurgebied dat niet mag worden bebouwd, maar het is ook het resultaat van een succesvolle lobby van de recreatiesector. In 2005 ontstonden er plannen om een windmolenpark op de Kop van Goeree, even verderop, te realiseren. De plaatselijke recreatiesector kwam daartegen in verzet. ‘Mensen komen hier voor de natuur. Die willen ze niet vervuild zien met windenergie’, vertelt Jeroen den Hollander, directeur van vakantiepark De Klepperstee, camping De Magneet en initiatiefnemer en grondeigenaar van een Landal-park in Ouddorp.
Dit zonnepark werd aangelegd op een perceel bij vakantie park De Klepperstee. De gasten van het vakantiepark reageren er positief op, maar een toeristische trekpleister zijn de rijen zonnepanelen nooit geworden.
36 | de ingenieur 1 | januari 2019
foto Sky Pictures
Coöperatie Deltawind uit Goeree-Overflakkee is een van de initiatiefnemers van het Windpark Krammer. Helaas staan de 34 turbines van het park op Zeeuwse grond, waardoor hun energie niet meetelt voor de Zuid-Hollandse ‘windopgave’.
De vader van Den Hollander, toen nog directeur, kwam met een alternatief: een zonnepark. Hij bezat een perceel van 1,3 hectare naast hun vakantiepark, dat in gebruik was als paardenwei. De gemeente was gelijk enthousiast over het plan voor het zonnepark, maar de provincie gooide roet in het eten omdat die vermoedde dat het perceel tussen eeuwenoude ‘schurvelingen’ was gelegen; dijkjes die boeren in de middeleeuwen aanlegden als erfafscheiding. Pas toen duidelijk werd dat het om zandwallen uit de twintigste eeuw ging, kreeg Den Hollander groen licht om het zonnepark te realiseren. Toentertijd, in 2011, behoorde dat tot de drie grootste van Nederland. Deltawind nam vervolgens de bouw en het beheer van het park op zich, ondanks slechte financiële vooruitzichten. ‘Financieel kan de exploitatie van het zonnepark net uit’, aldus Sweep. ‘Windenergie is veel efficiënter, maar onze leden wilden graag verduurzamen in de breedte.’
Onoverkomelijk De toepassing van zonneparken is beperkt; er komen er maar vier op het eiland. ‘Dat vinden wij voorlopig wel het maximale’, aldus Roeland. ‘We willen niet dat de winning van zonne-energie ten koste gaat van vruchtbare landbouwgrond.’ De gasten van De Klepperstee reageren weliswaar positief op het zonnepark, aldus Den Hollander,
maar veel bekijks trekken de rijen zonnepanelen in het veld niet. Den Hollander is in ieder geval blij dat Goeree vooralsnog windturbinevrij is. ‘Er is enorm veel weerstand tegen windenergie momenteel. De bevolking is alleen veel te laat wakker geworden.’ De ondernemer is al eerder met een soortgelijke ontwikkeling geconfronteerd, door de aanleg van de Tweede Maasvlakte, die vanaf het Ouddorpse strand goed te zien is. ‘Toeristen kiezen toch het liefst voor een strandvakantie zonder uitzicht op industrie. En windmolens zie ik ook als een vorm van industrie.’ Volgens Sweep zijn meer windmolens op het eiland echter onoverkomelijk. ‘Als je kijkt naar het klimaatakkoord, dan moet je vast stellen dat we in Nederland nog vijf keer zoveel wind op land nodig hebben. Met alleen wind op zee redden we het niet. Ik snap dat bewoners opkomen voor hun woonsituatie, maar het verduurzamen van Nederland gaat nu eenmaal pijn doen.’ | januari 2019 | de ingenieur 1 | 37
DIEDERIK SAMSOM OVER VERDUURZAMING GEBOUWEN
‘Trek niet meteen de g Ook onze woningen moeten een bijdrage leveren aan het terugdringen van onze CO2-uitstoot. Maar dat hoort de burger geen bakken met geld te gaan kosten, stelt Diederik Samsom, hoofd van de klimaattafel gebouwde omgeving. ‘We hebben aan onze tafel het nodige financieel ingenieurswerk verricht om verbouwingen
QUOTE
goedkoper te maken.’
tekst drs. Pancras Dijk foto Robert Lagendijk
38 | de ingenieur 1 | januari 2019
A
l bij voorbaat excuseert ir. Diederik Samsom zich dat hij soms even op zijn telefoon zal kijken. Als De Ingenieur met hem spreekt, is het klimaatakkoord op een haar na rond. ‘Het gaat om de laatste loodjes en vanmiddag zijn er een paar deadlines.’ De voormalige PvdA-leider zat aan het hoofd van de klimaattafel over de gebouwde om geving. De verduurzaming vereist een omslag in het denken, stelt de aan de TU Delft als kernfysicus afgestudeerde Samsom, en daarbij liggen er grote kansen voor ingenieurs. ‘De maakindustrie zat in de verdomhoek; iedereen werd bankier of consultant. Maar de klimaatuitdagingen brengen een enorme revival teweeg. Er is een grote behoefte aan technisch geschoold personeel.’ Hoe ziet een verduurzaamde woonwijk eruit? ‘Wil je de gebouwde omgeving verduurzamen, dan zijn er twee dingen die moeten gebeuren. Ten eerste moet de warmtevraag omlaag. Dat betekent: isoleren. Ten tweede moet er een ander soort warmte worden aangedragen dan de warmte die nu wordt opgewekt door onze gasketels. Dat laatste vergt geothermie, elektrische warmte en restwarmte vanuit de industrie, om maar wat voorbeelden te noemen.’ Is groen gas ook een oplossing? ‘Niet voor woningen en kantoren. Duurzaam gas moeten we inzetten bij industrieën waar verhitting tot 1000 °C nodig is. Met geothermie help je die
industrie niet, maar een woonkamer verwarmen met geothermie lukt uitstekend. Welbeschouwd is het ook bizar een woning met gas te verwarmen. Met een vlam van 1000 °C stook je water op tot 100 °C om daarmee de woonkamer tot 20 °C te verwarmen. Elke ingenieur zal het met me eens zijn dat dit totaal niet efficiënt is. Het energieverlies is enorm. Ik snap dat het zo is gegroeid, maar het is niet zo’n gek idee een keer met dat gas op te houden. Zeker nu de nadelen van de winning manifest zijn geworden.’ Wie zaten er bij u aan de klimaattafel? ‘Wie niet, zou ik bijna zeggen. In weerwil van mijn selectieve uitnodigingsbeleid praatten er 28 partijen mee. Van de Woonbond, Vereniging Eigen Huis, de Consumentenbond en de Vereniging Nederlandse Gemeenten tot en met de netbeheerder, corporaties, energieleveranciers, banken, de vastgoedsector en Techniek Nederland, het vroegere Uneto-VNI.’
asketel van de muur’ grote eieren. De gebouwde omgeving moet 3,4 megaton aan CO2-reductie voor haar rekening nemen, hebben we met elkaar afgesproken. Daarvan vinden we 1 megaton in de utiliteitssector: de scholen, de bakkers, de advocatenkantoren. Om die overige 2,4 megaton te halen, is het voldoende om nog anderhalf miljoen woningen intelligent te verbouwen. In dat ‘intelligent’ zit hem de crux. Want je hoeft niet vóór 2030 overal de gaskraan dicht te draaien. Je kunt de grootste slag slaan door woningen te isoleren tot energielabel B.’ Alleen isoleren is toch niet genoeg? ‘Een woning die niet langer label F heeft maar label B, verbruikt per jaar een paar honderd kuub gas minder. Brengen we elke F-woning terug naar B, dan wordt de doelstelling voor 2030 ruimschoots gehaald en daarvoor is niet veel meer nodig dan goed isoleren. De gasleiding kan gewoon blijven zitten tot er ooit een warmtenet komt, ook al is dat mogelijk pas na 2030.’
Viel dat te managen? ‘Al met al was de dynamiek aan mijn tafel vrij complex. Voor de zomer had het overleg het karakter van een Poolse landdag, maar dan in de positieve zin van het woord. We organiseerden een reeks ‘marktdagen’ met vijf werkgroepen die elk een cruciaal onderdeel van het systeem voor hun rekening namen. Zo waren er aparte werkgroepen voor wijkgerichte aanpak, financiering en warmtenetten. Na de zomer werd er gerichter gewerkt. Het was minder chaotisch en zo konden we secuur enkele cruciale afspraken maken.’
U klinkt optimistisch. Wat zijn de struikelblokken? ‘Vooral de schaal is een uitdaging. Feitelijk moeten in 2050 alle 7 miljoen woningen zijn verduurzaamd. Dat zijn er achthonderd per dag; een bizar aantal. Maar op een andere manier bekeken wil dat zeggen dat elke woning de komende dertig jaar één keer onder handen moet worden genomen. Dat klinkt al meteen een stuk haalbaarder. Sterker nog: dat gebeurt toch wel. Er worden keukens geplaatst, bad kamers gerenoveerd. Dan is de duurzaamheidsverbouwing ook nog eens de enige verbouwing die geld oplevert: je energiekosten gaan direct fors omlaag.’
Toch gaan we de ‘Urgendadoelstelling’, 25 % reductie in 2020, ook met uw akkoord niet halen. ‘Het jaar 2020 is een moment waarop het kabinet moet afstempelen, maar aan de klimaattafels hebben we daar niets mee te maken. Voor ons golden maar twee meetpunten: 2030, wanneer de CO2-uitstoot met 49 % moet zijn gereduceerd, en 2050, wanneer de CO2-uitstoot met 95 % moet zijn teruggebracht. Dat zijn de momenten waarop wij ons hebben gericht.’
Waarom doen zoveel mensen dit dan nog niet? ‘Er zijn altijd wel redenen te vinden om de verduurzaming uit te stellen. Een afkeer van zaagsel over de vloer of werklui in huis, of misschien wilde men nog op vakantie of zijn er net kinderen geboren. Het hoofd staat er vaak niet naar. De opdracht van de overheid is ervoor te zorgen dat het hoofd er wél naar komt te staan. Dat heeft niets met techniek te maken, wel met goede financiële voorwaarden. De verduurzaming moet zich ook echt terugverdienen.’
Wat is het gouden ei dat u heeft gevonden? ‘De essentie is natuurlijk dat er geen gouden ei is. Er zijn wel een paar
Hoe ziet u dat in de praktijk voor u? ‘Stel dat ik een verbouwing heb van 15.000 euro. januari 2019 | de ingenieur 1 | 39
foto Bert Verhoeff/Hollandse Hoogte
QUOTE
slimmere vormgeving van het systeem is het toch gelukt. Innovatie is lastig te voorspellen en er is geen garantie dat het ook in de gebouwde omgeving kan lukken. Maar er is ook geen garantie dat het onmogelijk is.’
Bouwvakkers brengen dakpannen aan op een huis in Zaandam; later komen hier zonnepanelen op te liggen. Het huis krijgt bovendien isolatiefolie in de strijd om de doelstellingen van het klimaatakkoord te halen.
Daar sluit ik dan een lening voor af waarop ik maandelijks 100 euro af betaal. Gaan mijn maandelijkse energiekosten vervolgens omlaag met slechts 50 euro, dan heb ik dus een tijd lang 50 euro per maand minder te besteden. Dat vinden mensen geen probleem als het om een badkamer gaat, maar wel bij verduurzaming. Aan onze tafel hebben we dus manieren gezocht om de verbouwing goedkoper te maken en de financiering milder. Financieel ingenieurswerk, noem ik het. Waarom niet afbetalen over veertig jaar? Zo lang gaat de isolatie immers ook mee. Dan kunnen we een lening bovendien koppelen aan de woning en niet aan de eigenaar. Dan is de afbetaling nog maar 70 euro in de maand en op zijn minst gelijk aan het uitgespaarde geld op de gasrekening. Dat zaagsel en die aannemer over de vloer moeten we op de koop toe nemen, maar de basis is dat het financieel interessant wordt en geen operatie die de burger geld kost, zoals je vaak hoort. Slimme installatiebedrijven zullen het zo regelen dat zij een woning isoleren zonder dat de eigenaar zijn portemonnee hoeft te trekken. Het bedrag dat hij maandelijks kwijt was aan energie maakt hij dan voortaan over naar dat bedrijf en dat roomt het bespaarde geld af tot de lening is afbetaald. De consument merkt daar verder niets van. Er zijn zeker een miljoen woningen waar je dit principe morgen al kunt toepassen. De grootste winst is te behalen door woningen van label E naar label B te brengen. En dat zijn de meeste woningen in het land.’ Het klimaatprobleem is urgent. Moet er geen dwang worden toegepast? ‘Nee, het blijft de verantwoordelijkheid van de huiseigenaar. We zullen ook niet ineens overal de gaskraan dichtdraaien. Maar de huiseigenaren weten dat er in ieder geval in 2050 geen gasaansluiting meer zal zijn. Voorheen hadden mensen recht op een gasaansluiting. Dat recht verdwijnt; voortaan hebben mensen recht op warmte. Of het elektrisch wordt? Energetisch zou dat nog dommer zijn dan gas. Elektriciteit is een hoogwaardige energie drager waarmee je veel meer kunt doen dan huizen verwarmen.’ Maar juist op het gebied van alternatieve warmtebronnen als geothermie is nog veel innovatie nodig voor ze grootschalig zijn toe te passen. ‘Ja, de ingenieurs zullen hard moeten werken om dit waar te kunnen maken. Net zo hard als ze gedaan hebben bij offshore-wind. Die is in twaalf jaar tijd met een factor twintig gegroeid. Niemand dacht dat dat mogelijk was: staal was immers staal en dat heeft een prijs. Dankzij een 40 | de ingenieur 1 | januari 2019
Wat wordt de warmtebron van de toekomst? ‘In het klimaatakkoord wordt niet één manier van verwarmen gepropageerd. Dat zou ook raar zijn: Nederland telt 12.000 wijken met elk zijn eigen karakteristieken. Tegelijkertijd zijn binnen elk van die wijken de overeenkomsten tussen woningen groot. De kans dat je huis op dat van de buren lijkt, is 96 %. Dat maakt het logisch om per wijk aan de slag te gaan.’ Wat is het beste om als consument nu te doen? Afwachten maar? ‘De boodschap van ons rapport is duidelijk: trek niet in paniek de cv-ketel van de muur af. Wacht af welk warmteplan er voor jouw wijk wordt opgesteld. Als de gemeente besluit een warmtenet aan te leggen, dan zou het onverstandig zijn om nu te investeren in een warmtepomp, want die heb je dan niet meer nodig. Behoud dus gewoon je huidige cv-ketel tot ie op is. Maar wat isoleren betreft, is onze boodschap even duidelijk: begin daar liefst vandaag nog mee. Isoleren tot minimaal label B is altijd verstandig; welk warmtesysteem er ook komt: daar heb je profijt van.’ Waarom niet isoleren tot label A++? ‘Dat mag natuurlijk ook, maar de stap van B naar A is een enorme investering die je niet gauw zult terugverdienen omdat de duurzaamheidswinst uiteindelijk beperkt is. Wie dat wil, moet dat vooral doen, maar dan van eigen geld.’ Voor de praktijk van de verduurzaming is veel technisch geschoold personeel nodig. Dat is er nauwelijks. Hoe lost u dat op? ‘Dat is een probleem waar ik voor de verandering juist erg vrolijk van word. Vijf jaar geleden, midden in de economische crisis, lag ik wakker van de vele werklozen, zeker ook in de bouw. Nu is de situatie volledig omgekeerd. Er moet structureel worden geïnvesteerd in mbo’s en ROC’s. Waarom is er nog geen stad die zich trots afficheert als mbo-stad? Iedere stad zoekt amechtig naar een dependance van een universiteit, maar ik vind het veel gaver als een stad zich met het mbo profileert. Daar wordt de bloem der natie opgeleid. Als die mentaliteit verandert, voorzie ik een revival van de maakindustrie. Veel ingenieurs gebruikten hun analytische verstand liever in de financiële wereld of in de consultancy. Maar we hebben ze hard nodig in de ingenieurswereld. Datzelfde geldt voor de mbo’ers. Die hebben de werk gevers nu voor het uitkiezen. Ze kunnen meer loon vragen. Zo leidt de verduurzaming uiteindelijk ook tot een versterking van de middenklasse.’ |
foto ShinRyu Forgers/CC BY-SA 4.0
INBOX
Dure kernenergie Dat er maar weinig kerncentrales worden gebouwd, ‘komt niet doordat de techniek niet deugt of omdat mensen bang zijn voor kernenergie, maar louter en alleen omdat deze stroom qua prijs niet meer kan concurreren op de elektriciteitsmarkt’. Dat statement in het artikel ‘Kernenergie is te duur’ in De Ingenieur van oktober 2018 behoeft naar mijn mening in elk geval voor Europa wat nuance. Een belangrijke, niet genoemde oorzaak van de uit de pan rijzende kosten in westerse landen is volgens mij ook de continue aanscherping van veiligheidseisen (omdat we er bang voor zijn), en dan niet alleen in de planningfase maar ook tijdens de bouw, hetgeen leidt tot megaoverschrijdingen van het budget. En wat betreft het statement dat de opslag van kernafval niet zo’n probleem
is: we kennen allemaal het verhaal van de lekkende vaten kernafval in de zoutkoepels in Duitsland en de gigakosten van het afvoeren van het kernafval van de Pettense reactor. Ir.ing. Arian van Mourik, Geldermalsen
Klimaatsceptici Ik ben wat laat, maar wil toch nog even reageren op een artikel in het augustusnummer van De Ingenieur met de titel ‘Wind en zon blijven marginale spelers’. Het heeft mij al eerder verbaasd dat de redactie nog steeds klimaatsceptici de gelegenheid geeft hun mening te verkondigen in dit blad, maar in dit verhaal wordt zelfs de rol van de mensheid op het klimaatprobleem gereduceerd tot heel klein, in de richting van 1 %. Kunt u voortaan de schrijvers niet verwijzen naar een of ander obscuur blaadje om hun onzin te verkondigen? Ir. Fried Logemann, Alphen aan den Rijn
Het 5G-gevaar uit 35 landen en de International Society of Doctors for the Environment tot een voorlopige stop op de implementatie van 5G-netwerken. Hun zorgen in combinatie met de vele extra laaggeplaatste zendmasten kunnen opnieuw leiden tot maatschappelijke onrust. Ing. A. Coster en ir. H.E. van der Most
Naschrift redactie:
Het RIVM laat weten dat er op dit moment geen wetenschappelijk bewijs is voor elektrohypersensitiviteit, maar dat dit niet wilt zeggen dat deze aandoening niet bestaat.
illustratie jamesteohart
Het artikel ‘Wachten op 5G’ in het juninummer van De Ingenieur geeft voor zover het mogelijk is inzage in de ontwikkeling van 5G-netwerken. Helaas is een belangrijk thema volledig buiten zicht gebleven, namelijk de effecten van het 5G-netwerk op de volksgezondheid. Er zijn schattingen die aangeven dat 3 tot 5 % van de bevolking zodanig elektrogevoelig is dat deze mensen gezondheidsklachten ontwikkelen. Het is niet onwaarschijnlijk dat een groter aantal mensen gezondheidsklachten heeft, maar zich er niet van bewust is dat zij elektrogevoelig zijn. Vanzelfsprekend moeten de gevolgen van 3G- en 4G- netwerken voor de volksgezondheid op objectieve en deskundige wijze worden onderzocht en beoordeeld voordat besluiten worden genomen over het al dan niet uitrollen van een 5G-netwerk. De ervaring leert echter dat tot op heden de gezondheidsklachten van de elektrogevoeligen worden genegeerd, gebagatelliseerd of niet serieus genomen. Deze constatering wordt versterkt door de oproep van 180 wetenschappers en artsen
Wilt u reageren op een artikel in De Ingenieur? U kunt uw brief, bij voorkeur niet langer dan driehonderd woorden, mailen naar redactie@ingenieur.nl of sturen naar De Ingenieur, Postbus 30424, 2500 GK Den Haag. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten en te redigeren of te weigeren.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 41
illustraties Biomega
EUREKA
DE PRODUCTONTWERPEN VAN MORGEN
TRANSPARANT EN ELEKTRISCH
tekst ing. Paul Schilperoord
42 | de ingenieur 1 | januari 2019
De meeste elektrische auto’s zijn qua uiterlijk niet te onderscheiden van hun tegenhangers met een benzine- of dieselmotor. Jammer, want een elek trische aandrijflijn geeft meer ontwerpvrijheid en maakt nieuwe voertuigconcepten mogelijk. Dat laat de Deense e-bikefabrikant Biomega zien met de SIN CUV (Crossover Utility Vehicle). Deze elektrische auto voor vier personen breekt met het conventionele auto-ontwerp en moet tussen 2021 en 2023 op de markt komen voor een 20.000 euro. De SIN valt op door zijn minimalistische vorm geving. De carrosserie heeft een afgeronde blok vorm waar vier wielen uitsteken, elk met een eigen spatbord. Door de elektrische aandrijflijn met vier wielnaafmotoren is de neus van de auto praktisch leeg. Dit wordt bewust geaccentueerd met een glaspaneel, waardoor de bestuurder direct voor zich op de weg kan kijken. Het gebruik van glas valt ook op in de rest van de auto. De voorruit, het dak en de achterruit vormen één geheel en de vier deuren zijn volledig transparant. Door de aandrijflijnconfiguratie van de SIN zijn er binnen in de carrosserie geen grote componenten die de inzittenden kunnen verwonden tijdens een botsing. Dat maakt een vereenvoudigde bots structuur mogelijk, al is die voor de SIN nog in ontwikkeling. De draagstructuur van de carrosserie is gemaakt van met koolstofvezel versterkte kunststof, verste vigd met aluminium dwarsbalken. Lichtgewicht materialen en zo min mogelijk componenten moeten het gewicht omlaag brengen, tot de hui
dige 950 kg, inclusief 200 kg aan accu’s. Het inte rieur heeft eveneens een minimalistisch ontwerp. Zo bestaat het dashboard uit weinig meer dan een rechthoekig stuur en een tablet-pc. Volgens de voorlopige specificaties die Biomega heeft vrijgegeven, heeft de SIN een vermogen van 60 kW. Daarmee trekt de auto in 13 s op van 0 tot 100 km/h. De maximumsnelheid bedraagt 130 km/h. Het bereik is met het huidige accu pakket 160 km. Dit bestaat uit een vaste accu module van 14 kWh, die in de vloer is verwerkt, en nog enkele verwisselbare accumodules van in totaal 6 kWh achter in de auto.
foto’s Chew Inc
HERBRUIKBAAR RIETJE Ooit waren rietjes van riet, een volledig biologisch afbreekbaar materiaal. Eind negentiende eeuw veranderde dit door de opkomst van industriële productie: eerst werden ze van papier gemaakt, later van kunststof. Nu worden er jaarlijks wereldwijd honderden miljarden plastic rietjes geproduceerd en na gebruik weggegooid. Vele miljarden rietjes vervuilen hierdoor inmiddels stranden, zeeën en oceanen. In reactie op de aankomende verboden op wegwerpplastic, onder meer binnen de EU, introduceert Chew Inc uit Singapore het herbruikbare rietje CHEW. Het rietje zelf bestaat uit twee delen van roestvaststaal, die in elkaar zijn te schuiven. Op het bovenste deel zit nog een gedeelte van siliconen, waardoor de liefhebbers, net als bij een plastic wegwerprietje, eindeloos op het uiteinde kunnen kauwen. Nu zijn er al allerlei herbruikbare rietjes op de markt van verschillende materialen. Die hebben echter als nadeel dat er na gebruik vloeistof in achterblijft. Dit sijpelt er vervolgens uit in je tas, terwijl in het rietje de bacteriën vrij spel hebben. Daardoor is hergebruik af te raden als je het rietje niet eerst goed onder de kraan hebt schoongemaakt. Bij CHEW is dat ondervangen met een speciale opberghoes, die is voorzien van een aantal ventilatiegaten. Door de hoes aan je vinger snel rond te draaien, wordt overgebleven vloeistof uit het rietje door de gaten naar buiten geslingerd. Echt grondig schoonmaken kan thuis onder de kraan met een kleine spiraalborstel. In de afneembare bovenkant van de hoes is ook nog een mesje aangebracht om een sneetje te kunnen maken in het deksel van een drinkbeker. januari 2019 | de ingenieur 1 | 43
foto’s Monkeycycle
EUREKA
MEEGROEIFIETS Kinderen groeien snel. Dat merkte ook de Amerikaanse ingenieur Anthony Webb, nadat hij een houten loopfiets voor zijn zoontje had gekocht. In een mum van tijd was die er alweer te groot voor. Webb bedacht dat een fiets moet kunnen meegroeien met een kind en dus ontwikkelde hij de Monkeycycle. Deze fiets is tijdens de eerste zes levensjaren van het kind eenvoudig om te bouwen van buggy via driewieler tot, uiteindelijk, eerste fiets. De Monkeycycle heeft een modulaire opbouw waardoor er in totaal acht configuraties van zijn te maken. De basis van het ontwerp is een ge kromde centrale framebuis die vanaf het balhoofd naar de achteras loopt. Deze buis is op twee manieren te monteren, waardoor het monta gepunt voor de zadelbuis lager of hoger komt te liggen. Daarnaast is de zithoogte te variëren van 30 tot 65 cm. Op deze basis zijn verdere variaties mogelijk. Aan de voor- en achterkant zijn een of twee wielen te monteren, zodat het fietsmodel kan schake len tussen twee-, drie- en vierwieler. De meest eenvoudige versie is de twee- of driewielige loopfiets. Om de stap naar echt fietsen te zetten, is aan de onderkant van de zadelbuis een framedeel met trappers en een riemaandrijving naar de achteras te bevestigen. De meest uitgebreide versie is de vierwielige quadbike. Het ombouwen van de fiets van de ene naar de andere configuratie duurt slechts enkele minuten. De achtste configuratie van de Monkeycycle, een buggy voor kinderen vanaf negen maanden oud, is nog in ontwikkeling. Het prototype is gebaseerd op het Monkeycycle-frame met een naar beneden gekeerde framebuis. De vierwielige buggy heeft een smalle vooras en een brede 44 | de ingenieur 1 | januari 2019
re achteras voorzien van een handrem. Het frame voor het kinderzitje is gemonteerd op de zadelpen en het balhoofd. Het kinderzitje is afneembaar en kan ook op een gewone fiets worden gemonteerd. Via crowdfunding haalde Webb voldoende geld binnen om de productie op te starten.
EUREKA
foto’s Qwiek
SUSKUSSEN
ademhalingsfrequentie registreert. De muziek wordt aan gepast aan de omstandigheden.’ Vaak is herkenbare muziek heel belangrijk, vervolgt Voncken. ‘Dat kan bijvoorbeeld klassieke muziek of jazz zijn, maar we gebruiken ook eenvoudige melodieën met bepaald ritmes en frequenties om de ademhalingsfrequentie omlaag te brengen zodat de persoon vanzelf in slaap valt. Het aanpassen van de muziek gaat via een zelflerend algoritme.’ Via een app is voorgeprogrammeerde muziek te selecteren of zelfgekozen muziek op te slaan. Ook is het mogelijk om slaapdata in te zien om het effect van de interventie te be palen. Het streven is dat het Qwiek.snooze-muziekkussen medio 2019 in productie gaat.
LUCHTSCHEPPER Tijdens het wandelen in natuurgebieden kom je vaak mooie wateren tegen. Wie het lopen wil afwisselen met varen over meren en rivieren, moet echter goed voorbereid zijn. Een opblaasboot en luchtpomp meezeulen voor het geval dat is voor de meeste mensen geen realistische optie. De Duitse ontwerper Frauke Zoë Taplik MA wil de twee grotendeels gescheiden werelden van wandelen en varen samenbrengen. Als afstudeer project aan de Hochschule für Gestaltung Offenbach bedacht zij een opblaasboot die licht en compact genoeg is om mee te dragen – en zonder luchtpomp of andere hulpmiddelen is te gebruiken. ‘Tijdens mijn experimenten met mock-ups en prototypes kwam ik erachter dat een opblaasboot met een open-luchtkamerconstructie de snelste manier is om de boot te vullen met lucht.’ Het uiteindelijke ontwerp, de Wasserläufer, is een opblaasboot die niet letterlijk hoeft te worden opgeblazen. Het prototype heeft een langer uitlopende achterkant dan een conventio-
nele opblaasboot. Achteraan is deze helemaal open, vergelijkbaar met een grote vuilniszak. Hierdoor is het mogelijk om lucht in de boot te scheppen. Door het langere uiteinde aan de achterkant vervolgens strak op te rollen, wordt de boot luchtdicht afgesloten en op druk gebracht. Dat kost volgens Taplik drie tot zeven minuten. Om het risico van zinken door lekkage te verkleinen, is de boot onderverdeeld in twee aparte luchtkamers. Deze worden tijdens het ‘opblazen’ tegelijk gevuld, maar door het oprollen apart afgesloten.
foto’s Frauke Zoë Taplik
Moeilijk inslapen, intensief dromen of ’s nachts wakker wor den: zulke problemen kunnen verergeren door ouderdom of ziekte, zoals dementie. Het Nederlandse zorginnovatiebedrijf Qwiek ontwikkelde een speciaal muziekkussen om zieken en ouderen ontspannen in slaap te sussen. ‘Vaak kregen we van verpleeg- en verzorgingshuizen te horen dat slaapgedrag van de bewoners een serieus probleem is’, zegt ir. Paul Voncken, algemeen directeur van Qwiek. ‘Muziektherapie is een methode waar je veel mee kunt berei ken. Wij hebben contact gezocht met muziektherapeut Anne mieke Raven-De Vries, die de muziekkusseninterventie bedacht. Daarbij wordt muziek ingezet om het inslapen te bevorderen en nachtelijke onrust tegen te gaan. Dit systeem werkt met twee speakers in een kussen die via een kabel zijn verbonden met een mp3-speler.’ ‘Nadelen voor toepassing in de zorg zijn dat mensen verstrikt kunnen raken in de kabel en dat de mp3-speler handmatig moet worden bediend. We hebben daarom een verbeterde versie van het muziekkussen ontwikkeld’, aldus Voncken. Het Qwiek.snooze slaapkussen is draadloos en wordt onder het gewone hoofdkussen geplaatst. Druksensoren detecteren wanneer er iemand op bed gaat liggen, waarop de muziek interventie vanzelf inschakelt. ‘De druksensnoren registreren vervolgens hoe onrustig iemand is. Daarnaast is er een in gebouwde microfoon die slaapgeluiden zoals snurken en de
Beide luchtkamers hebben een ventiel dat het mogelijk maakt om tijdens het varen lucht bij te blazen of te laten ontsnappen. De leeggelopen boot is oprolbaar tot een pakketje ter grootte van een frisdrankfles van 1,5 l en met een gewicht van 1,2 kg. Hierdoor is het tijdens een wandeling makkelijk in of achterop een rugzak mee te dragen. Kom je een mooi meertje tegen, dan kun je zo het water op. Taplik onderzoekt momenteel de mogelijkheden om de Wasserläufer door te ontwikkelen en in productie te nemen. januari 2019 | de ingenieur 1 | 45
foto’s Nanolink
EUREKA
GEREEDSCHAPSTRACKER Het zoeken naar kwijtgeraakt gereedschap kan thuis al een opgave zijn, laat staan op de bouwplaats. Het Deense bedrijf Nanolink helpt gereedschap en materieel met kleine elektronische tags automatisch te traceren en te beheren, en introduceert dit systeem nu ook in Nederland. Het trackingsysteem werkt met kleine tags die je eenvoudig met bijvoorbeeld een tie-wrap aan gereedschap en materiaal kunt bevestigen. Vervolgens moet je de tag in het online trackingsysteem koppelen aan het gereedschap. De tags bestaan uit een chip in een felgroene, schok- en waterbestendige kunststof behuizing van 38 bij 25 bij 13 mm. De chip zendt met intervallen
46 | de ingenieur 1 | januari 2019
een Bluetooth Low Energy-radiosignaal uit dat via de app op de smartphone van een medewerker naar het tracking systeem wordt verstuurd. Daarin is het tijdstip, de locatie en de afstand tot de bewuste smartphone te zien. Het trackingsysteem is bedoeld om tijd en geld te besparen door efficiënter te kunnen werken. Op een bouwplaats kan de ene bouwvakker bijvoorbeeld snel zien wie van zijn collega’s een bepaald stuk gereedschap gebruikt. Ook is het mogelijk om aan het eind van een klus of werkdag snel te controleren of al het gereedschap in de bestelbus ligt. Het BLE-radiosignaal heeft een bereik van ongeveer 100 m. Dit betekent dat er wel een medewerker met smartphone in de buurt van het gereedschap of mate rieel moet zijn om de locatie ervan te kunnen bepalen. De batterij in de tracker gaat gemiddeld vier jaar mee voordat hij moet worden opgeladen of vervangen. Het trackingsysteem is ook bedoeld voor het beheren van gereedschap en materieel. Alle informatie over een stuk gereedschap of materieel, zoals handleidingen, rapporten en garantiebewijzen, is in de servicemodule op te slaan. Dit kan op locatie worden bij gewerkt, terwijl kantoormedewerkers kunnen inzien waar gereedschap zich bevindt dat moet worden gekeurd of gekalibreerd.
Ik snap opeens waarom ze in Amerika zeggen dat je een douche neemt (to take a shower), terwijl we in Nederland onder de douche gaan staan. Onder Amerikaanse douches kun je namelijk helemaal niet staan! Welke onverlaat vond het een goed idee om de douchekop ongeveer ter hoogte van je oksel uit de muur te laten komen? Ik weet dat Nederlanders het langste volk ter wereld zijn, maar met mijn 1,80 m ben ik nou niet bepaald een professionele basketballer. Als ik mijn haar wil wassen in de bed and breakfast waar ik verblijf, moet ik onder een onmogelijke hoek mijn hoofd omlaag brengen, ondertussen oppassend niet uit te glijden en mijn nek te breken. Het knotsgekke is nog dat er makkelijk 40 cm aan ruimte boven de douchekop is die niet wordt gebruikt.
AEROKRULLER Door de hitte van een krultang kan het haar beschadigd raken, uitdrogen, glans verliezen en afbreken. En eenmaal be schadigd haar herstelt niet meer. De ontwerpers van het Engelse Dyson ont wikkelden daarom een nieuw model krultang dat door gebruik van lucht stroming het haar minder hoeft te verhitten. De Dyson Airwrap werkt met een combi natie van hitte en luchtstroming. De Airwrap is uitgerust met de Dyson V9, een digitale motor die draait met een snelheid van 110.000 omwentelingen per minuut. Hierdoor wordt een lucht stroming met een druk van 3,2 kPa opgewekt, waardoor het coanda-effect optreedt. Door dit aerodynamische ver schijnsel volgt de luchtstroming het aan grenzende oppervlak en ontstaat er een draaikolk van lucht rondom het opzetstuk van de krultang. Die trekt de haren aan en wikkelt ze om het opzetstuk waardoor ze hun gekrulde vorm krijgen. De hitte van de luchtstroom zorgt er tegelijkertijd voor dat de waterstofbruggen – verbin dingen van watermoleculen tussen de keratineketens in het haar – verbreken en het haar de nieuwe vorm kan aan nemen. Er zijn verschillende opzetstukken be schikbaar voor verschillende haarsoorten.
Normaal zou ik hier nu een verhaal houden dat het eigenlijk wel logisch is; dat er goede redenen zijn vanuit een ingenieursoogpunt waarom je toch de douchekraan op okselhoogte hangt. Maar dit keer niet. Die redenen zijn er niet. Soms is een ontwerp gewoon fout en een douche waar je niet onder kunt staan, is, beste Ameri kanen, fout. Veel mensen vinden het moeilijk om een ontwerp ronduit fout te noemen. Het is misschien een Nederlandse gewoonte om te kijken of ergens geen positieve kanten aan zitten. Bij mijn onderwijs loop ik daar ook tegenaan. Bij een klassiek tentamen met vragen en berekeningen is er maar één goed antwoord en is het makkelijk om te zeggen wanneer iets fout is. Bij mijn ontwerponderwijs geef ik de opdracht: ‘Ontwerp en maak een sensor die iets gerelateerd aan water kan meten.’ Daarbij zijn heel veel goede ontwerpen te maken, maar ook veel foute. En daar onderscheid in maken, wordt al snel subjectief. Ik probeer dat te ondervangen door harde eisen te stellen aan de ontwerpen van mijn studenten. Hun ontwerp moet op minstens drie niveaus kunnen meten en zijn meetwaarden online zichtbaar maken. Als dat op de laatste dag van het vak het geval is, hebben ze een voldoende. Dat ze er dan vaak zelf voor kiezen om de lat hoger te leggen, komt door intrinsieke motivatie: de wens uit jezelf om iets erg goed te doen. Hetzelfde zou toch moeten gelden bij douches? Er zijn minimale eisen: mensen van normale lengte moeten er hun haar onder kunnen wassen. Als je daar eenmaal aan voldaan hebt, mag je zoveel toeters en bellen toevoegen als je wilt. Maar een douche waar iemand van 1,80 m niet relaxed onder kan staan, krijgt van mij een onvoldoende. Dus, Amerikaanse ingenieurs die dit hebben bedacht: u bent gezakt. Probeer het in de herkansing nog eens.
ROLF ZAG EEN DING
illustratie Dyson
OKSELDOUCHE
Dr.ir. Rolf Hut is universitair docent aan de TU Delft, maker, spreker en schrijver. In zijn column kijkt hij naar dingen die misschien geen hoogwaardig ingenieurswerk uitstralen, maar wel getuigen van denken als een ingenieur.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 47
CARLO VAN DE WEIJER
VANESSA EVERS
FELIENNE HERMANS
PETER-PAUL VERBEEK
KUNNEN WE ONS TOEVERTROUWEN AAN AI?
PODIUM
Het jaar 2019 wordt het jaar van de ethiek van kunst matige intelligentie. Overal in de wereld werken organisaties aan gedragscodes en ethische richtlijnen. Zo ook de Europese Commissie. Haar High Level Expert Group on Artificial Intelligence publiceerde vlak voor de jaarwisseling een conceptvoorstel voor ethische richtlijnen. Kernbegrip daarin is trustworthy artificial intelligence. Een prachtige vondst: ‘vertrouwenswaardig’, voor zover dat überhaupt een Nederlands woord is.
Prof.dr.ir. Peter-Paul Verbeek is hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan de Universiteit Twente.
Daarmee legt de groep experts de vinger precies op de zere plek. Kunstmatige intelligentie, kortweg AI, vereist namelijk een nieuw soort vertrouwen tussen mens en technologie. En de consequenties daarvan reiken misschien nog wel verder dan de High Level Expert Group voorziet. De maatschappelijke discussie over technologie pingpongt vaak tussen diep wantrouwen en blind vertrouwen. Kunnen we de grote technologiebedrijven wel vertrouwen en vormt technologie uiteindelijk geen bedreiging voor de kwaliteit van ons leven en de samenleving? Of moeten we juist vertrouwen op de technologische vooruitgang als oplossing voor de grote maatschappelijke vragen? Ten aanzien van kunstmatige intelligentie zie je deze twee extremen ook: er is de vrees dat Google en Facebook onze privacy en democratie bedreigen, en tegelijk het vertrouwen dat we ‘ethische AI’ kunnen ontwikkelen. Er is een derde verbinding mogelijk tussen vertrouwen en technologie. Naast ‘vertrouwen’ en ‘wantrouwen’ bestaat er ook zoiets als ‘toevertrouwen’. En dat is in het geval van kunstmatige intelligentie van cruciaal belang. Het is namelijk zeer wel mogelijk dat deze technologie radicale veranderingen zal brengen voor mens en maatschappij. Sommigen spreken zelfs al van de komst van Society 5.0. Na de tijd van de jagers-verzamelaars, de agrarische samenleving, de industriële samenleving en de digitale samenleving ontstaat er nu een super smart society.
AI lijkt een nieuwe stap te zetten in het cognitieve functioneren van de mens. Het schrift heeft invloed gehad op ons geheugen. De boekdrukkunst bracht een democratisering van kennis en legde de basis voor de wetenschappelijke revolutie. Wat zal AI gaan doen met ons denken? Wat gaat er gebeuren met ons begrip van de wereld en van onszelf, onze morele en politieke opvattingen en besluiten, onze existentiële vragen en kwetsbaarheden? Om verantwoord om te gaan met deze nieuwe golf van technologie moeten we voorbij een fundamenteel wantrouwen en een blind vertrouwen. We moeten ons kritisch en creatief leren toevertrouwen. Niet door ons maar gewillig te schikken in een onvermijdelijk lot, maar door daadwerkelijk de interactie met die technologische ontwikkelingen aan te gaan: door techniek ethisch te ontwerpen en door onszelf en de maatschappij opnieuw in te richten rondom de nieuwe cognitieve infrastructuur die AI met zich mee zal brengen. Dit ‘kritisch toevertrouwen’ vergt dat we de eisen van transparantie en traceerbaarheid, die zo centraal staan in veel ethische codes, wat durven te verzachten. Door de verdere ontwikkeling van deep learning wordt het immers steeds minder mogelijk om het gedrag van kunstmatig intelligente systemen te herleiden tot wat er door hun ontwikkelaars in is gestopt. Maar dat betekent nog niet dat er geen ethiek meer mogelijk is. Van onze medemensen verwachten we immers ook geen totale transparantie. Hoewel we niet altijd precies weten waarom mensen doen wat ze doen, hebben we toch ethische en politieke kaders om goed met elkaar om te gaan, zodat we ons aan elkaar en aan de samenleving kunnen toevertrouwen. En juist die vorm van vertrouwen is nodig om kunst matige intelligentie daadwerkelijk ‘ons vertrouwen waardig’ te maken.
BIJZONDERE BAKJES | 20 februari Elke wereldstad kent wel een aantal wolkenkrabbers waarmee de architect zich echt heeft willen onderscheiden. Probleem is dat het lastig kan zijn zo’n gebouw te onderhouden met langs de buitenkant bewegende Building Maintenance Units (BMU’s). Bovendien kunnen deze ‘bakjes’ met werklui of robots de gevel nogal ontsieren. XSPlatforms 48 | de ingenieur 1 | januari 2019
komt met unieke oplossingen voor zulke gebouwen en leverde voor het hoofdkantoor van de National Bank of Kuwait zelfs de meest complexe BMU tot nu toe. KIVI regio zuid organiseert een excursie naar het hoofdkwartier van het bedrijf. Excursie XSPlatforms, Gorinchem, 20 februari Opgeven via www.kivi.nl/wtb
foto XSPlatforms
TO DO
tekst drs. Jean-Paul Keulen
John Pendry: ‘Bij wijze van publiciteitsstunt brachten we de mogelijkheid van een onzichtbaarheidsmantel naar buiten.’
SIR JOHN PENDRY EN ZIJN CONTROVERSIËLE MATERIAAL
‘Ik lag bijna net zo onder vuur als Einstein’ Eerst slaagde Sir John Pendry erin een materiaal te maken met een negatieve brekingsindex, daarna bedacht hij wat voor bijzondere toepassingen zo’n bizar materiaal met zich meebrengt: van een perfecte lens tot een onzichtbaarheids mantel. Aanvankelijk leverde hem dat een storm aan kritiek op, maar inmiddels begint het bedrijfsleven zijn vinding te omarmen. tekst dr. Henk Klomp
‘B
oze brieven heb ik gehad. Ze zouden weleens dit en dat met me doen. Nee, dat was geen prettige tijd.’ Natuurkundige prof.dr. John Pendry van het Imperial College Londen vertelt erover met verwondering. Onlangs bezocht hij de TU Delft, ter gelegenheid van het negentigjarig bestaan van de opleiding technische natuurkunde. In de jaren negentig ontdekte Pendry aan het onderzoekslab van de
Britse Marconi Company dat je lichtof geluidsgolven ook ‘achterwaarts’ door een medium kunt sturen; de golf loopt als het ware de andere kant op dan zijn eigen energie. In fysische termen kun je dan zeggen dat de golf door een medium met een negatieve brekingsindex gaat. De militaire radar wereld waar Pendry voor werkte, moest er echter niets van hebben. ‘Die wereld hangt aan elkaar van belangen, gevestigde reputaties en geldstromen.
En dan zou iemand uit de vastestof fysica hen komen vertellen hoe het zit?’
Patroontjes Pendry’s ontdekking kwam voort uit onderzoek naar militaire camouflage technieken voor boten tegen radar. In de Tweede Wereldoorlog hadden de Britten militaire voordelen behaald dankzij aangepaste scheepswanden die de Duitse radarsignalen de zee in stuurden. Dat was het begin van meer januari 2019 | de ingenieur 1 | 49
onderzoek. ‘In de jaren negentig gebruikten we koolstofvezels die heel lang en dun waren. Ze hadden hierdoor een grote magnetische respons op radar. We ontdekten dat je die magneetvelden als het ware met elkaar kunt laten meetrillen. Met deze vezels kun je zelfs patronen maken en kijken wat de respons is. Eerst lukte het om materialen te maken met een negatieve elektrische respons, daarna met een negatieve magnetische respons, daarna met beide. Als je dat voor elkaar krijgt, heb je een medium met een negatieve brekingsindex gemaakt.’ Een medium met negatieve brekingsindex, een voorbeeld van een zogenoemd metamate riaal, was te maken door patroontjes van geleidende draden en figuren in glas of metalen aan te brengen. Bij het doorrekenen van de consequenties van een negatieve brekingsindex kwam Pendry er al snel achter dat hij op iets bijzonders was gestuit. Het leek zelfs wel een technologische
Sir John Pendry (75) is theoretisch fysicus, verbonden aan Imperial College Londen. Hij is vooral bekend van zijn pionierswerk op het gebied van zogenoemde metamaterialen met een negatieve brekingsindex. In een veelgeciteerd artikel uit 2000 stelde hij dat zulke materialen perfecte lenzen mogelijk maken, in 2006 beschreef hij hoe ze zijn in te zetten als ‘onzichtbaarheidsmantels’. Pendry ontving diverse prestigieuze prijzen, waaronder in 2014 de Kavliprijs op het gebied van nanowetenschappen. Hij is onder meer fellow van de British Royal Society en het Londense Institute of Physics.
50 | de ingenieur 1 | januari 2019
foto Duke University
Fragment van een ‘onzichtbaarheidsmantel’: een ring van materiaal met een negatieve brekingsindex dat licht rond het object in het midden leidt.
droom. Draden die magnetisme geleiden, werden in principe mogelijk, en daarmee ook betere antennes of zelfs onzichtbaarheidsmantels. ‘Ik begreep dat je met een negatieve brekingsindex hetzelfde kunt doen als wat de zwaartekracht doet met licht in de relativiteitstheorie. Einsteins wetten van de ruimtetijdmetriek bleek ik zelfs perfect te kunnen gebruiken in mijn berekeningen aan metamaterialen.’
Armeluislens De ontdekking van het bestaan van een negatieve brekingsindex is misschien wel de grootste vernieuwing in het klassieke elektromagnetisme van Maxwell sinds Einsteins relativiteitstheorie. Die geeft onder meer aan dat licht wordt beïnvloedt door de zwaartekracht, iets wat de wetten van Maxwell uitsluiten. In het Duitsland van na de Eerste Wereldoorlog kreeg Einstein veel kritiek, die pas verstomde toen astronoom Arthur Eddington tijdens de eclips van 1919 waarnam dat het zwaartekrachtveld van de zon inderdaad licht afboog. In 1999 toonde Boeing op Laguna Beach met prisma’s het gelijk van Pendry aan door te demonstreren dat een medium met metamaterialen een negatieve brekingsindex heeft. ‘Dat was een cruciaal experiment. Daarna verstomde de kritiek enigszins.’ Een tweede doorbraak volgde toen Pendry bedacht dat een medium met een brekingsindex van -1 zelfs een perfecte lens zou opleveren. ‘De optica ervan was helemaal niet zo moeilijk. Het doorrekenen kun je doen op een vrije zondagmorgen. Dat was dan ook precies wat ik deed, buiten werktijd.’ Uit Pendry’s berekeningen bleek dat een eenvoudig zilverlaagje alle golven die van een voorwerp uitgingen achter dat laagje in een punt moeten focussen. ‘Tijdens de berekening zat ik als het ware steeds te wachten op golven die moesten wegvallen of worden geabsorbeerd in de lens. Tot mijn verbazing merkte ik dat die er niet waren. Het laagje, mits perfect glad, werkte als een perfecte lens, niet gebonden aan enige limiet. Ik noemde het daarom the poor man’s lense.’ Beducht voor een nieuwe hetze wachtte Pendry hierna lang met publiceren. ‘Ik wist wel dat ik hiermee een enorme flater kon slaan. Ik deed het uiteindelijk toch.’ Het werd een kort artikel met een enorme impact, vergelijkbaar met Einsteins ‘Zur Elektromagnetik bewegter Korper’, waarin de Duitse natuurkundige de speciale relati viteitstheorie introduceerde.
foto Kymeta
De Amerikaanse start-up Kymeta produceert platte antennes van metamaterialen als alternatief voor satellietschotels.
Weer trof een storm van kritiek Pendry. ‘Ik lag haast net zo onder vuur als Einstein indertijd.’ Maar weer kreeg Pendry gelijk. ‘Enkele jaren later lukte het een ander team al een lens te maken met een zes keer zo hoog ruimtelijk oplossend vermogen als andere lenzen.’
Harry Potter In 2006 haalde Pendry groot het nieuws met wat hij nu een ‘publiciteitsstunt’ noemt. ‘Omdat er maar weinig mensen willen luisteren als je ze vertelt over anisotrope materialen, brachten we de mogelijkheid van een onzichtbaarheidsmantel naar buiten. Dankzij de Harry
het luchtledige, doordat er helemaal geen beschikbare materialen waren.’ Pendry verwacht dat het bij metamaterialen snel zal gaan. ‘Ik ben in ieder geval blij dat ze zich na al die jaren uit de militaire wereld hebben losgerukt en nu hun weg lijken te vinden naar het commerciële bedrijfsleven. Maar het blijft natuurlijk zoeken naar een toepassing die rendeert. De laser is bijvoorbeeld aan zijn opmars begonnen in scanapparaten van kassa’s.’
Medische scanners
‘Het blijft natuurlijk zoeken naar een toepassing die rendeert’ Potter-hype sloeg dat idee erg aan. Maar je zou mensen op veel meer manieren optisch kunnen bedriegen met metamaterialen, bijvoorbeeld door dingen dichterbij of juist verder weg te laten lijken. Mensen vertrouwen erg op hun ogen bij de opbouw van hun wereldbeeld. In het Engels betekent ‘I see’ niet voor niets ‘ik begrijp het’.’ Sindsdien heeft het onderzoeksgebied van metamaterialen zich razendsnel uitgebreid en ontwikkeld. De weg van proof of principle naar concrete toepassingen lijkt bovendien kort, omdat de chips industrie het etsen en maken van kleine patronen zo goed in de vingers heeft. ‘De Russische theoreticus Victor Veselago had in de jaren zestig ook al bedacht dat de natuurwetten een medium met negatieve brekingsindex niet uitsluiten. Zijn beweringen vielen toen echter in
Met een investering van Bill Gates ontwikkelt het bedrijf Kymeta in Seattle met behulp van metamaterialen een goedkoper alternatief voor satellietcommunicatie, vertelt Pendry. ‘Satellietschotels moet je vrij precies richten om een goed signaal te krijgen. Met antennes van metamate rialen kun je een goed signaal krijgen met een platte schijf op het dak van een auto. Een grote autofabrikant wil zijn nieuwe modellen allemaal van antennes van metamaterialen gaan voorzien.’ Pendry vroeg patenten aan op deze toepassing en bracht die onder bij Kymeta. Naast de al genoemde microscopen lijken ook medische scanners en beveiligingsapparatuur op vliegvelden te kunnen profiteren van metamaterialen. Maar Pendry kan nu nog niet voorspellen welke concrete toepassingen er zullen komen. ‘Als ik dat zou weten, had ik daar ook wel patenten op genomen.’ | januari 2019 | de ingenieur 1 | 51
SOFT SKILLS STEEDS BELANGRIJKER VOOR TECHNICI
‘Een ingenieur moet om kunnen gaan met gevoelens’ Maakt de digitalisering ingenieurs overbodig? Nee, stelt Eugene Grüter, CEO van adviesbureau Sweco, maar hun werk verandert er wel door. ‘Een ingenieur is straks niet meer iemand die alleen rekent en ontwerpt,
ALDUS
maar een verbinder binnen een technisch en maatschappelijk proces.’
D
e ingenieur schijnt de komende jaren flink te moeten strijden met zijn digitale concurrent. Ons werk kun je in de toekomst net zo goed aan een computer overlaten, is de gedachte. Er bestaan platforms die op basis van data exact kunnen berekenen wat technisch gezien de beste oplossing is voor een vraagstuk. En dan zijn die platforms ook nog eens voor iedereen toegankelijk. Gratis en voor niets. Doet de ingenieur er dan niet meer toe in deze wereld die steeds digitaler wordt? Ik geloof er niets van. Een computer kan veel, in veel opzichten meer dan een mens. Daardoor zou je digitalisering kunnen zien als een bedreiging, maar zelf zie ik deze ontwikkeling juist als een zegen voor ons vak. Digitalisering is geen doel op zich, maar een praktische ondersteuning van ons werk. Het geeft ons als mensen ruimte om te doen waarin wij uitblinken: de techniek verbinden met menselijk gedrag, emoties en de maatschappelijke impact die een oplossing teweegbrengt. Want zonder het creëren van draagvlak is een oplossing nooit compleet. Ik ben er dan ook van overtuigd: mensen maken de stad van de toekomst, digitalisering ondersteunt en biedt de middelen om dat mogelijk te maken.
Maatschappelijke impact
Eugene Grüter is Chief Executive Officer van ingenieursadviesbureau Sweco Nederland.
52 | de ingenieur 1 | januari 2019
Stedelijke gebieden worden steeds drukker: de mobiliteit in en rond die omgeving neemt toe, terwijl de ruimte beperkt is. En dan zijn er ook nog klimaat- en energievraagstukken die om een oplossing vragen. Mensen willen een veilige, gezonde en prettige leefomgeving waarin ze zich flexi-
bel kunnen verplaatsen van huis naar werk, sportschool of familie. Maar hoe dat in de praktijk wordt gerealiseerd, is elke keer anders. Een simpel voorbeeld: een nieuw aan te leggen weg die de verkeersveiligheid in de stad moet vergroten. Digitalisering maakt het mogelijk om met een aantal parameters razendsnel tientallen opties te genereren wat betreft hoe en waar die weg kan komen te liggen. Maar welke moet de gemeente kiezen? Daar komen allerlei vragen bij kijken. Welke belangen
Het clichébeeld van de sociaal zwakke ingenieur bestaat nog steeds
spelen er en wat is de maatschappelijke impact van de beslissing? Hoe creëer je draagvlak bij mensen die van mening zijn dat er helemaal geen weg moet komen? Welke compromissen moeten er worden gesloten om te zorgen dat iedereen achter de plannen staat? Maar ook de vraag hoe je het gedrag van mensen kunt beïnvloeden om een verkeerssituatie veiliger te maken, is interessant. De ingenieur uit het digitale tijdperk weet technische keuzes en maatschappelijke conse-
foto Rawpixel/Depositphotos.coms
Eugene Grütter van Sweco: ‘Een ingenieur anno 2019 is goed in staat om zich in te leven in mensen en weet weerstand om te zetten in draagvlak.’
quenties met elkaar te rijmen. Hij is allang niet meer de techneut die uitsluitend rekent en ontwerpt, maar een verbinder binnen een technisch en maatschappelijk proces. Door allerlei partijen met elkaar in verbinding te brengen, werk je gezamenlijk toe naar de best mogelijke oplossing voor een omgeving waar de mens centraal staat. Een beslissing is het resultaat van een gezamenlijk proces tussen alle betrokkenen. En aangezien projecten steeds complexer worden met meer stakeholders, is er voor de ingenieur een belangrijke taak weggelegd als spil binnen dit proces.
Verkeerspsycholoog Soms merk ik dat het clichébeeld van de ingenieur nog steeds bestaat: een technisch wonder dat op sociaal vlak niet op z’n sterkst is. Als ik voor mijn eigen organisatie spreek, is dat beeld flink achterhaald. Onze adviseurs en ingenieurs organiseren bewonersbijeenkomsten, ontwerpsessies met betrokkenen en excursies door wijken waar aan nieuwe plannen wordt gewerkt. Een ingenieur anno 2019 is goed in staat om zich in te leven in mensen. Gevoelens en meningen van betrokkenen neemt hij serieus, belangen weegt hij af, weerstand weet hij om te zetten in draagvlak. Als je er zeker van wilt zijn dat je er in de toekomst toe doet, focus je dan op het ontwikkelen van je soft skills. Beschouw digitale platforms als welkome assistenten die je werk gemakkelijker maken. Daardoor kun jij je nog beter richten op de menselijke kant van projecten en plannen. Ik word tot nu toe vooral erg enthousiast van de kansen die digitalisering ons biedt. Nieuwe technologieën hebben het onze technische experts mogelijk gemaakt om Bouw Informatie Modellen (BIM) te ont-
wikkelen waarmee we nog effectiever samen kunnen werken en levensechte 3D-ontwerpen kunnen maken. We werken aan de ontwikkeling van Social Data Layer om het sentiment op social media te meten rondom actuele issues in het stedelijk gebied. We zetten virtual reality in om onze klanten rond te leiden door een toekomstige omgeving. En data die vroeger alleen beschikbaar was via de Klimaatatlas en alleen begrijpelijk voor een expert, hebben we vertaald naar een eenvoudig label. Elke gemeente kan daarmee zo zien hoe klimaatadaptief ze is. In de praktijk levert de digitalisering vooral nieuw werk op. Er is behoefte aan functies die technische expertise verbinden met andere vakgebieden. Onze verkeerspsycholoog schuift bijvoorbeeld geregeld aan wanneer het gaat over mobiliteitsoplossingen. Zij buigt zich over de vraag hoe je een technische oplossing zo kunt vormgeven dat die menselijke gedrag gunstig beïnvloedt. Want bij het ontwikkelen van een omgeving staat de mens centraal. De computer kan daar fantastische oplossingen voor creëren, maar alleen de mens kan de variabelen toevoegen die gebruikers van de gebouwde omgeving ook daadwerkelijk tevreden en gelukkig maken. | januari 2019 | de ingenieur 1 | 53
ACTUEEL TECHNIEKNIEUWS vind je op www.deingenieur.nl
Alles wat je zoekt overzichtelijk bij elkaar Wat speelt er vandaag op techno logiegebied? Je leest het op de website van De Ingenieur. Elke dag nieuwe berichten met beeld, filmpjes en links.
www.deingenieur.nl
Ook op onze site: • Activiteiten op techniekgebied in een overzichtelijke agenda • Dossiers over onderwerpen als de quantumcomputer en kunstmatige intelligentie • De interessantste vacatures voor ingenieurs
Buitenlandse experts komen ze graag bewonderen: de enorme fietsenstallingen bij Neder landse stations, waarvan de grootste ter wereld binnenkort wordt geopend bij Utrecht Centraal. Maar eigenlijk is het raar om al die fietsers te lokken naar overvolle stadscentra waar ze helemaal niet moeten zijn, stelt vervoersdeskundige Erik Jongenotter.
‘STUUR FIETSERS NAAR RAND VAN STAD’ diger om daar meer gespreid kleinere fietsen stallingen te realiseren die veel goedkoper zijn te bouwen. Maar er is meer. Op spoorlijnen blijft veel capaciteit onbenut doordat er veel tijd zit tussen opeenvolgende treinen. Op snelwegen is het niet veel beter. Het aantal voertuigen dat wordt verwerkt, is weliswaar groot, maar het aantal mensen dat passeert niet. Hoogwaardige ov-verbindingen op de snelwegen maken het mogelijk om regionale lijnen van het hoofdspoornet af te halen. Hiermee ontstaat op het spoor ruimte voor meer intercity’s en internationale treinen, terwijl ook de snelweg beter wordt benut. Het vraagt slechts beperkte investeringen als je openbaar vervoer op het snelwegnet wil laten rijden. Het gaat alleen om enkele aanpassingen in de wegen infrastructuur en om het creëren van een groot aantal haltes die gemakkelijk per fiets bereikbaar zijn. De grote en bijzondere fietsstallingen zijn eigenlijk een symbool voor het feit dat ProRail/NS en Rijkswaterstaat nog steeds bezig zijn om elk hun eigen problemen op te lossen. Ze kunnen beter gezamenlijk, en vooral ook samen met de steden, optrekken om één efficiënt, 21e-eeuws mobiliteitssysteem te realiseren, waarin zowel de bestaande spoorruimte als de bestaande snelwegruimte optimaal wordt benut. Fietsen moeten we zeker blijven aanmoedigen, maar dan naar de transferia aan de rand van de stad in plaats van naar de stations in het centrum.
illustratie Joost Stokhof
PUNT
Steden zien het aantal fietsers toenemen, vaak als gevolg van actief beleid om het autogebruik te ontmoedigen. Inmiddels wordt ook de keerzijde zichtbaar. Er ontstaan fietsfiles, fietsverkeer geeft hinder en vooral rond treinstations in stadscentra is er een onverzadigbare behoefte aan fietsenrekken. Die wordt nu gestild met de bouw van megastallingen met duizenden plaatsen. Maar hoe verstandig is het al die fietsers die de stad juist uit willen massaal naar het centrum te lokken? Onze mobiliteit is feitelijk verdeeld over drie goeddeels gescheiden systemen. De trein uit de negentiende eeuw, de fiets uit de eerste helft van de twintigste eeuw en de auto uit de tweede helft van de twintigste eeuw. Door onze toegenomen mobiliteit zijn alle drie de systemen inmiddels zwaar overbelast. Hoogste tijd dus om ze met elkaar te verbinden in een modern 21e-eeuws systeem. Hierbij past het beleid van steeds meer steden om de auto aan de randen van de stad te stoppen en de automobilisten te laten overstappen op de fiets of het openbaar vervoer. Met dit beeld voor ogen is het een slimme keuze om de transferia aan de rand van de steden beter met openbaar vervoer te ontsluiten. Een deel van de reizigers zal er dan voor kiezen om direct naar de rand van de stad te fietsen en daar over te stappen. Met goed gekozen haltes op de verbindingen tussen de rand van de stad en het centrum is het veel han-
Ing. Erik Jongenotter is verkeersen vervoersdeskundige bij ingenieursbureau Witteveen+Bos.
januari 2019 | de ingenieur 1 | 55
RECHTLIJNIG EN EIGENWIJS In de nieuwste biografie over Cornelis Lely ligt de nadruk op het persoonlijk leven van de beroemde ingenieur en politicus. De Afsluitdijk. Drie IJsselmeerpolders met een oppervlakte van 1650 km². Een spoorlijn in Suriname. Arbeiderswoningen in Den Haag. Een haven in Scheveningen. De eerste sociale wetten in Nederland, waaronder de Ongevallenwet. En niet te vergeten de witte strepen op perrons langs het spoor, om te voorkomen dat reizigers er in het donker vanaf vallen. Dit is ‘de erfenis van Cornelis Lely’, aldus Cees Banning. Hij schreef de biografie Cornelis Lely, ingenieur van het nieuw Nederland, verschenen honderd jaar nadat het parlement de Zuiderzeewet aannam.
MEDIA
Geweigerd burgemeesterschap Cornelis Lely (1854-1929) is allereerst ingenieur. Hij studeert in 1875 cum laude af in de civiele techniek aan de Polytechnische School in Delft, een voorloper van de TU Delft. Ondanks zijn kwaliteiten bekleedt Lely de eerste tien jaar van zijn loopbaan enkel tijdelijke baantjes. In 1886 komt hij echter in vaste dienst van de Zuiderzeevereniging, waar hij zijn plannen ontvouwt voor afsluiting en gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee. Hierover schrijft hij in 1887 in De Ingenieur ‘Nota betreffende het onderzoek omtrent de afsluiting van de Zuiderzee’. Het zal nog 31 jaar duren voordat de Zuiderzeewet er komt. Na zijn werk bij de Zuiderzeevereniging wordt de ingenieur politicus. Hij is drie keer minister, gouverneur van Suriname, wethouder van Den Haag,
56 | de ingenieur 1 | januari 2019
en lid van de Tweede en de Eerste Kamer. Ook is hij voorzitter van de Zuiderzeeraad, de Mijnraad en KIVI, en staat hij aan de wieg van staatsbedrijven voor de steenkoolwinning, de spoorwegen en de elektriciteitsvoorziening. Hij weigert overigens het burgemeesterschap van zijn geboortestad Amsterdam, om redenen die Banning onbekend zijn. Cornelis Lely, ingenieur van het nieuw Nederland is de derde biografie over Lely. Al in 1948 verscheen Lely, de bedwinger van de Zuiderzee, van de hand van Kornelis Jansma, secretaris van de Zuiderzee raad, die Lely persoonlijk had gekend. Brieven en toespraken van Lely zijn integraal in het boek afgedrukt. Een verdienstelijk boek, dat nu echter een verouderde indruk maakt. In 2007 publiceerde Willem van der Ham het zeer informatieve Verover mij
DIGITALE DILEMMA’S
In zeven meeslepend geschreven essays kaart Roberto S imanowski knelpunten rond digitale technologie aan.
onder redactie van drs. Jean-Paul Keulen m.m.v. drs. Pancras Dijk, ing. Henk Tolsma en drs. Enith Vlooswijk
In 1954 werd er aan de kop van de Afsluitdijk bij Den Oever, Noord-Holland, een standbeeld geplaatst van Cornelis Lely. In 2004 haalde Rijkswaterstaat het weg, om het in 2007 te herplaatsen bij het Vlietermonument op de Afsluitdijk.
Wat is de overeenkomst tussen de atoombom en het duimpje omhoog op Facebook? Het antwoord op die provocerende vraag brengt de Duitse publicist Roberto Simanowski meteen bij de kern van zijn boek The Death Algo rithm and Other Digital Dilemmas. Beide werden, althans in de visie van Simanowski, ooit ontwikkeld om de mensheid ten goede te komen, maar zouden een verwoestende uitwerking hebben – en de makers hadden zich dat veel eerder moeten realiseren.
In onze hedendaagse samenleving neigen we ertoe om ethische, politieke of maatschappelijke kwesties te beschouwen als technologische problemen die met het juiste algoritme zijn op te lossen, stelt Simanowski. Maar intussen is technologie in de ogen van de media- en cultuurfilosoof meer en meer een kracht die ‘steeds het goede wil, maar het kwade doet’, zo parafraseert hij Mefistofeles uit Goethes Faust. Het duimpje bij Facebook is misschien aardig bedoeld, maar doodt iedere nuance, en meningsverschillen escaleren online gauw doordat er geen verzoeningsborrel op volgt. Het leidt er uiteindelijk toe dat we
INTERNETBOOMERS dat land, geschreven in opdracht van Rijkswaterstaat; niet zozeer een biografie, als wel een boek over Lely en zijn erfenis. Bannings biografie is een chique uitgevoerd boek, met een speciaal voor deze uitgave geschilderd portret van Lely op het omslag en een appendix met kaarten van eerdere plannen voor afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee. Banning staat daarbij op de schouders van zijn twee voorgangers; alle drie de boeken kennen vrijwel dezelfde chronologische hoofdstukindeling. In de jongste biografie ligt de nadruk op Cornelis Lely als mens; op zijn leven, zijn gezin, zijn werk. Banning heeft voor dat doel gesproken met Lely’s achterkleinkinderen. Wat levert dat op? Lely is zeer gelovig, overtuigd Doopsgezind. Hij is een work aholic met een gelukkig gezinsleven. Het overlijden van zijn echtgenote in 1914 komt hij maar moeilijk te boven. Dit was echter allemaal al bekend uit de andere twee boeken. Arrogante indruk Wat Banning toevoegt: Lely is geen groot spreker, maar leidt discussies met vriendelijke doch vaste hand. Soms wekt hij een arrogante indruk en hij kan sarcastisch reageren wanneer hij bij zijn opponenten een gebrek aan technische kennis vermoedt. ‘Enige rechtlijnigheid en eigenwijsheid waren hem niet vreemd.’ Zijn hobby’s: wandelen (vooral met het gezin), zwemmen en schaatsen. Lely is niet geïnteresseerd in kunst en literatuur, zoals romans en gedichten. Alleen Multatuli leest hij graag, aldus achterkleindochter en schrijver Charlotte Mutsaers. Op 22 januari 1929 – er is dan 6 km Afsluitdijk aangelegd – sterft Lely plotseling als gevolg van een beroerte, terwijl hij achter zijn bureau werkt aan een brochure over het Amsterdam-Rijnkanaal. De boedelbeschrijving van zijn huis weerspiegelt zijn persoon: eenvoudig, degelijk, geen opsmuk, geen franje, geen kostbaar heden. (HT) CORNELIS LELY, INGENIEUR VAN HET NIEUWE NEDERLAND | 288 Blz. | € 29,90
Valley of the Boom brengt de turbulente beginjaren van het internet tot leven via een combinatie van drama en documentaire. Er was een tijd waarin internetbrowser Netscape de wereld stormenderhand veroverde, waarin het sociale netwerk TheGlobe.com bij zijn beursgang alle records wist te breken en waarin er geen betere videostreamingdienst denkbaar was dan Pixelon. Wel kom in de beginjaren van het moderne internet, die het onderwerp zijn van Valley of the Boom. Deze serie van de tv-zender National Geographic is samengesteld uit archiefbeelden, interviews en nagespeelde scènes. Waar oudere kijkers zich de opkomst van internet nog goed zullen herinneren, zal het voor jonge kijkers een rare ervaring zijn. ‘Wat is dat internet eigenlijk?’, was nog geen 25 jaar geleden een doodnormale vraag, zoals een fragment uit een Amerikaanse talkshow aantoont. De opkomst van de eerste browsers was een cruciaal punt in de ontwikkeling van het web. Er ging ineens een nieuwe wereld open. ‘In 1994 stelde internet niets voor’, zegt Stephen Pater not, een van de oprichters van TheGlobe.com. ‘Ik herinner me dat ik op een bepaald moment in een flits voor me zag hoe de cyberwereld eruit zou kunnen zien. Ik zag een virtuele ruimte voor me waar mensen heen konden komen en gezamenlijk iets konden ervaren.’ Paternot zou uitgroeien tot symbool voor de snelle dot com-miljonairs. Hij haalde een kapitaal binnen bij de beursgang van zijn bedrijf, maar toen de internetbubbel barstte, was daar niets meer van over. TheGlobe.com was nauwelijks ter ziele of een andere whizzkid, Mark Zucker berg, zette een vergelijkbaar sociaal netwerk op. Ook Netscape en Pixelon zou uiteindelijk geen lang leven beschoren zijn; ze gingen slechts de geschiedenis in als voorlopers van Explorer en YouTube. (PD) VALLEY OF THE BOOM | National Geographic | 27 januari t/m 3 februari, 21.00 uur
onze medemensen beoordelen op de aantallen likes en volgers. Het death algorithm uit de titel verwijst naar het bekende probleem van de autonome auto die een aanrijding niet kan vermijden: moet hij uitwijken voor een kind op de weg als hij daardoor een oude man raakt die op de stoep loopt? Het zal niet lang meer duren, vreest Simanowski, of we kunnen bij de aanschaf van de auto naast de kleur, de autoradio en de soort bekleding ook het doodsalgoritme kiezen dat het beste bij ons past. Met zulke uiteenzettingen dwingt Simanowski de lezer om stelling te nemen. Elk van de zeven essays in dit boekje is daarbij meeslepend geschreven en de auteur put uit een enorme kennis van voor namelijk Duitstalige filosofen. Erg de moeite waard. (PD) THE DEATH ALGORITHM AND OTHER DIGITAL DILEMMAS | 208 Blz. |
Een van de markante hoofdpersonen uit de serie Valley of the Boom.
ca. € 17,-
januari 2019 | de ingenieur 1 | 57
MEDIA
TIPS VOOR TECHFOTOGRAFEN Hoe leg je labwerk het beste vast? Dat kan met een dure camera, maar ook met een scanner of smartphone, blijkt uit dit boek van een ervaren wetenschapsfotograaf. Als er een boek verschijnt van iemand die al zo’n 25 jaar foto’s maakt die zijn gepubliceerd in gerenommeerde bladen als Nature en Science, verwacht je vooral een pronkerig koffietafelboek. Maar met Picturing Science and Engineering gooit MIT’s huis fotograaf Felice C. Frankel het over een andere boeg. Doel van haar boek is in de eerste plaats om anderen alle tricks of the trade bij te brengen rond het maken van wetenschappelijk en technisch beeld. Een goed wetenschapsfotograaf heeft niet eens een camera nodig, zo laat Frankel in het eerste hoofdstuk zien; ook een huis-tuin-en-keuken-scanner blijkt heel geschikt om voorwerpen in beeld te brengen. Daarna komen de echte fotografietips aan bod:
Een van Felice Frankels populairste beelden toont een ferrofluid: een vloeistof waarin magnetische deeltjes zijn opgelost.
wat voor camera en lens zijn het meest geschikt als je alleen maar geënsceneerde foto’s van objecten maakt? Hoe ga je om met zaken als compositie, achtergrond en gezichtspunt? Aan belichting wijdt Frankel zelfs een heel hoofdstuk en inderdaad: het verschil tussen een ‘gewone’ foto en eentje met een kleine extra lichtbron kan enorm zijn, zo laten de voorbeelden zien. Relevant zijspoor Dat Frankel ook de mogelijkheden van een smartphonecamera toont, valt op zich te prijzen: niet iedereen die mooie foto’s van zijn werk wil maken, zal de beschikking hebben over dure apparatuur. Jammer is dat ze in dit uitvoerige hoofdstuk haar onderwerp even uit het oog verliest: foto’s van musea en etenswaar winnen het hier van het technische en wetenschappelijke beeld. Een ander zijspoor dat Frankel bewandelt, is echter juist uiterst relevant: als je eenmaal beelden hebt gemaakt, hoe presenteer je ze dan aan een publiek dat nog niet weet wat je ermee wilt zeggen? Hoe geef je veranderingen weer, of de schaal van een object? Waar moeten de slides van een presentatie aan voldoen? En hoe maak je je beeld geschikt voor het omslag van een tijdschrift? Heel nuttige informatie voor wie zijn werk niet alleen wil vastleggen, maar ook onder de aandacht wil brengen. (JPK) PICTURING SCIENCE AND ENGINEERING | 452 Blz. | ca. € 27,-
Het binnenwerk van een horloge, vastgelegd met een scanner.
58 | de ingenieur 1 | januari 2019
foto’s Felice C. Frankel
Met het oog op de compositie is op deze foto niet alleen een robotinsect te zien, maar ook delen van het doosje waarin het werd aangeleverd.
MEDIA
BAKFIETSWIJKEN foto FaceMePLS/CC BY 2.0
In wijken met veel ‘bakfietsmoeders’ wordt er veel op GroenLinks gestemd.
Dit mooi uitgevoerde en rijk geïllustreerde boek brengt een ode aan de tractor, hét symbool van de moderne, emotoriseerde landbouw. g TRACTOR. EEN GESCHIEDENIS | 256 Blz. | € 29,99
Uit de vervoermiddelen die in een wijk staan, is het stemgedrag van de bewoners af te leiden. Maar dat betekent niet dat iedereen in een pick-up rechts en iedereen op een bakfiets links is. Bakfietseigenaren krijgen het de komende tijd zwaar te verduren. De provinciale verkiezingen komen eraan en dus zullen rechtse politici en opiniemakers hen weer gretig opvoeren als symbool van een wegkijkende, GroenLinks-stemmende elite die geen flauw benul heeft van wat zich afspeelt buiten hun hippe wijk vol hoogopgeleide tweeverdieners. Subtiel uitgedrukt door GeenStijl: bakfiets-stalinisten. Electoraal geograaf Josse de Voogd heeft aan dit stereotype ongewild bijgedragen met zijn boek uit 2010, Bakfietsen en rol luiken. Toen hij eens rondliep door zijn wijk in Nijmegen, viel hem plotseling de grote hoeveelheid bakfietsen op. De meerderheid van de bewoners stemde er op GroenLinks, terwijl in de ‘PVV-wijken’ vooral scooters en rolluiken het beeld bepaalden. In andere steden vond hij soortgelijke verbanden. Wetenschappers van Stanford University deden twee jaar geleden vergelijkbaar onderzoek. Ze voerden 50 miljoen Google Streetview-beelden uit tweehonderd Amerikaanse steden aan een computer algoritme dat zichzelf vervolgens leerde de verschillende automerken te herkennen. Daarna trainden ze een ander algoritme om, op basis van geparkeerde auto’s, stemuitslagen en demografische data, allerlei voorspellingen te doen. De uitkomsten waren indrukwekkend.
Door naar de geparkeerde auto’s in een wijk te kijken, wist het algoritme behoorlijk goed de etnische samenstelling, het inkomens- en opleidingsniveau, en de stemuitslagen van die wijk te voorspellen. Zo wijst een wijk vol pick-ups op Republikeinse stemmers, terwijl in straten vol Toyota Priussen de Democraten de overhand hebben. Groene rakkers De wetenschappers waarschuwden nog netjes dat de gevonden verbanden op wijkniveau niets zeggen over individuele auto-eigenaren. Bovendien hoeven die verbanden niet oorzakelijk te zijn. Helaas raken zulke nuances in het geweld van de media altijd snel ondergesneeuwd. Zo ook in het geval van de bakfietsen. De aanwezigheid daarvan in een wijk zegt misschien iets over de grootste partij aldaar, maar niemand weet wat die bakfietseigenaren zelf precies stemmen. Voor hetzelfde geld zijn niet zij, maar hun buren de groene rakkers. Toen ik dit onlangs eens uitploos voor de Volkskrant, bleken grootschalige enquête-uitslagen van het onderzoeks bureau I&O Research het stereotype van de links-progressieve bakfietser inderdaad onderuit te halen. GroenLinks stemmende ouders van jonge kinderen blijken weliswaar ietsje vaker dan gemiddeld een bakfiets te hebben, maar ouders die stemmen op de VVD spannen de kroon. Hoe het werkelijk zit? Vooral ouders met een hoog inkomen hebben vaker een bakfiets, of ze nu links of rechts stemmen. Tip voor GeenStijl: probeer ‘bakfiets-bemiddelden’ eens.
Sinds 2012 probeert Leo Kouwen hoven met majoranadeeltjes een quantumcomputer te bouwen. Regisseur David Kleijwegt maakte er een documentaire over. DE RACE | 4 februari | NPO 2 | 20.25 uur
De landbouw heeft nogal wat negatieve bij effecten met zich meegebracht, maar hoe het anders zou moeten, daarover lopen de meningen uiteen. In deze bundel geven acht auteurs hun kijk op ons voedselsysteem. DE BUIK VAN DE STAD | 128 Blz. | € 16,99
De I-PACE is de eerste volledig elektrische auto van Jaguar. Deze documentaire laat zien hoe dit model tot stand kwam. GOING ELECTRIC | via Amazon Prime, iTunes, Vimeo on Demand en Google Play
In dit vlot geschreven boek vertelt de Vlaamse opiniemaker Fredo De Smet hoe we in tijden van snelle technologische verandering onze menselijkheid kunnen behouden. ARTIFICIAL STUPIDITY | 286 Blz. | € 24,99
Technologiejournalist drs. Enith Vlooswijk schrijft in De Ingenieur elke maand over wat haar opvalt op internet.
(e-book € 19,99)
januari 2019 | de ingenieur 1 | 59
KOPSTUK
Maakt kunstmatige intelligentie een einde aan de mens? Het is een van de vele kwesties waarmee een ethicus in de robotica zich bezighoudt. Aimee van Wynsberghe zit in de voorhoede van deze discussie. Deze ‘briljante duizendpoot’ won afgelopen maand de L’Oréal-UNESCO For Women in Science Award. tekst drs. Desiree Hoving illustratie Marcel Groenen
Robotuitdager H
un kantoorruimtes bevinden zich naast elkaar, maar toch zien ze elkaar nauwelijks op het werk. ‘Ons werk is niet zo gemeenschappelijk als het lijkt, want Aimee is constant overal’, zegt ir. Scott Robins, die zich sinds 2011 de man van dr. Aimee van Wynsberghe mag noemen. Toch schrijven ze wel samen artikelen; ze houden zich allebei bezig met de ethische aspecten van kunstmatige intelligentie (AI). ‘Twee jaar geleden sprak niemand nog over ethiek in de robotica of in de kunstmatige intelligentie, maar nu heeft iedereen het erover’, zegt mr. Catelijne Muller. ‘Europa komt binnenkort zelfs met ethische richt lijnen. Daar heeft Aimee zich echt voor ingezet, als ze al niet de voortrekker is geweest.’ Samen met Van Wynsberghe zit ze in een belangrijke adviesraad over AI van de Europese Commissie, alsmede in het bestuur van ALLAI, de Nederlandse alliantie voor AI. Muller: ‘We zitten in de voorhoede van de discussie en daar ga je best hard voor lopen. Laatst was ik met haar aan het appen, want we zouden elkaar op donderdag in Brussel zien. Ik wist dat ze van een event in Lissabon moest komen, maar ze appte terug: ik zit nu in Parijs. Toen kwam ik erachter dat ze maar liefst drie events in een week deed. Ze reageerde: het is gekkenwerk. Ook Aimee realiseert zich wel dat er grenzen zijn.” En zo niet, dan helpt haar echtgenoot haar daar wel bij. ‘Aimee richtte in 2015 de Foundation for Responsible Robotics op, een organisatie die pleit voor het ethisch ontwerpen en produceren van robots. Ze was toen vier maanden zwanger. Dat is typisch iets voor haar. Waar anderen denken dat ze al voldoende op hun bord hebben, denkt Aimee: als ik het niet nu meteen doe, gebeurt het nooit. Ze ziet de problemen die onvermijdelijk op haar pad komen niet als redenen om iets te laten. Soms adviseer ik haar om iets behoedzamer te zijn, omdat ik me niet kan voorstellen dat ze meer projecten aan kan. Maar steeds laat ze me zien dat ik daarin ongelijk heb.’
Onzekere situaties Haar nieuwste project: het opzetten van een keurmerk voor robots, zodat consumenten straks weten welke techniek ze kunnen vertrouwen. Dat doet ze samen met Marjolein Vlaming MSc van Deloitte 60 | de ingenieur 1 | januari 2019
Naam Aimee van Wynsberghe | Leeftijd 37 | Titel dr. | Opleiding bioethiek (Erasmus Mundus), toegepaste ethiek (Katholieke Universiteit Leuven), celbiologie (University of Western Ontario) | Functies universitair docent ethics and technology (TU Delft), lid High-Level Expert Group on AI van de Europese Commissie, o prichter en bestuurslid van the Netherlands AI A lliance, c oördinator Robotics Taskforce (4TU Center for Ethics and Technology)
Innovation. ‘We hebben eerst een jaar gewerkt om onze organisaties zover te krijgen dat we hier tijd in konden steken’, vertelt Vlaming. ‘Als dat even moeizaam ging, dan belden we elkaar om stoom af te blazen. Aimee is iemand die goed kan omgaan met onzekere situaties. Er bestaat immers geen gids om een keurmerk voor robotica en kunstmatige intelligentie op te richten, dus het is een ontdekkingsreis. Ik vermoed dat ze het ook gewoon leuk vindt om te pionieren.’ Haar leidinggevende bij de TU Delft beaamt dat Van Wynsberghe veel dingen tegelijk doet en een enorme drive heeft. ‘Ze is een briljante duizend poot’, zegt prof.dr. Sabine Roeser. ‘Als promovendus viel Aimee al op door haar enorm sprankelende persoonlijkheid; ze is heel extravert, expressief en innemend. Ook is ze een begenadigd spreker. Bij de opening van het academisch jaar sprak ze in een propvolle aula over superhelden. Ze maakte daar zo’n indruk mee dat de hele universiteit het er nog
AIMEE VAN WYNSBERGHE
steeds over heeft. Aimee weet wat ze wil, heeft veel doorzettingsvermogen, kan goed prioriteiten stellen en daardoor veel ballen in de lucht houden. Ze is een toptalent met wie ik erg blij ben.’
Luxeprobleem Wat betekent zo’n For Women in Science Award eigenlijk? Roeser: ‘Aimee mag een halfjaar lang bij het NIAS (Netherlands Institute for Advanced
De rubriek Kopstuk presenteert een portret van een ingenieur die bijzondere prestaties op zijn of haar naam heeft staan.
Study – red.) zitten om zich op haar onderzoek te focussen. Daar heeft ze tijd om na te denken, ontmoet ze wetenschappers uit veel vakgebieden uit de hele wereld en kan ze zich weer even helemaal voeden met kennis. De verwachtingen omtrent robots zijn enorm hooggespannen: we denken dat de techniek alle tekortkomingen van de mens oplost. Aimee wijst in haar onderzoek juist op de problemen daarmee. Kunnen we de techniek op een andere manier vormgeven zodat ze recht doet aan ethische overwegingen? Dat is de kern van haar onderzoek.’ De grootste uitdaging van de robotethicus is op dit moment: keuzes maken. Roeser: ‘Aimee krijgt van allerlei verschillende vooraanstaande partijen vragen en verzoeken om samen te werken. Dat is natuurlijk een luxeprobleem, maar je moet het wel kunnen bolwerken. Wanneer je op een onderwerp zit dat zo enorm leeft, moet je je activiteiten zo doseren dat je aan de dingen toekomt waar je aan toe wil komen. Ik zeg voor de grap wel eens: Aimee, we zouden je moeten klonen.’ | januari 2019 | de ingenieur 1 | 61
VOORWAARTS
DE EXTREEMSTE NEDERLANDSE POLDERAMBITIES
Noorderzeewerken Eeuwen geleden werd er al een plan gemaakt om de volledige Zuiderzee in te polderen. Later wierpen ingenieurs hun begerige blik op de Noordzee, die in één megalomaan voorstel van onduidelijke herkomst zelfs volledig wordt drooggemaakt. tekst Fanta Voogd
D
e laatste jaren wordt er weer gedroomd van landaanwinning op de Noordzee. Voor een nieuwe luchthaven, om energie te winnen of als offensief antwoord op de zeespiegelstijging. Die droom blijkt echter verrassend oud. Er bestonden zelfs ideeën voor de complete inpoldering van de Noordzee. Het oudste plan voor de droog making van een gehele zee komt van Hendric Stevin. De zoon van de grote ingenieur en natuur- en wiskundige Simon Stevin stelde in het obscure werk Wisconstich Filosofisch Bedryf (1667) voor om de Zuiderzee langs de Waddeneilanden af te dammen en in te polderen. In 1848 kwam de gedachte aan de afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee pas weer opborrelen. Toen verscheen een brochure met een plan voor een afsluitdijk tussen Andijk en Stavoren en de volledige inpoldering van de Zuiderzee. Vele plannen zouden volgen. Pas in 1920, toen inmiddels bij wet was vastgelegd dat de Zuiderzee zou worden afgesloten, werd de futurologische passage van Hendric Stevin herontdekt door neer-
Technologische voorspellingen uit het verleden zijn soms griezelig accuraat; een andere keer slaan ze de plank op vermakelijke wijze mis. De rubriek Voorwaarts verdiept zich in de geschie denis van de toekomst.
62 | de ingenieur 1 | januari 2019
landicus Adriaan Beets, zoon van schrijver Nicolaas Beets. Op een of andere manier speelt de ‘zoon van ...’ telkens de hoofdrol in deze kleine geschiedenis van de ‘Waddenpolder’. Jac. P. Thijsse, jongste zoon van de bekende natuurvorser met dezelfde naam, schreef in 1964 dat het aantal inwoners van Nederland in 2000 zou zijn opgelopen tot 20 miljoen. Om die demografische druk op te vangen, zette hij in op de inpoldering van de Waddenzee. Ook zou er een luchthaven voor supersonische vliegtuigen moeten komen.
Kunstmatig eiland Het was de laatste keer dat iemand serieus opperde de Waddenzee droog te maken. Eveneens in 1964 werd de Waddenvereniging opgericht en stelde de regering de contouren van de toekomstige Maasvlakte vast. De focus van de toekomstige landaanwinning verschoof van de Waddenzee en de voormalige Zuiderzee naar de Noordzee. De rationalisering van de landbouw had verdere vergroting van het landbouwareaal overbodig gemaakt. De toegenomen bestaanszekerheid en de anticonceptiepil hadden ervoor gezorgd dat de gevreesde ‘bevolkingsexplosie’ uitbleef, waardoor ook de bevolkingsdruk niet langer gold als motief. Wat bleef, was een grote behoefte aan extra ruimte voor bedrij-
vigheid, vooral in de transportsector. De commissie-Falkenhagen, die het kabinet adviseerde over de toekomst van de nationale luchthaven, wees in 1971 als eerste op de mogelijkheid van een luchthaven op de Noordzee: op de Maasvlakte of een kunstmatig eiland voor de kust van Goeree. Het idee zou in allerlei gedaantes blijven opduiken. Het meest radicale idee kwam van architectenbureau OMA van Rem Koolhaas. In 1999 presenteerde dat een plan voor de volledige overplaatsing van Schiphol naar een kunstmatig eiland zo groot als Texel op de Noordzee. In onze tijd vormt de verwachte stijging van de zeespiegel een nieuw motief voor landaanwinning op zee. In 2003 werd de zogeheten Haakse Zeedijk gepresenteerd, een dijk van 25 km voor de kust, van Walcheren tot Den Helder. Netbeheerder TenneT wil een eiland op de Doggersbank aanleggen ten bate van de grootschalige windparken midden op de Noordzee. Prof.dr.ir. Stefan Aar ninkhof, kustwaterbouwkundige aan de TU Delft, bepleitte in het novembernummer van De Ingenieur de instelling van een ‘klimaatlab’ om de mogelijk
VOORWAARTS
D
e Duitse ingenieurswereld komt na het reuzeplan van de Zuiderzee-drooglegging nu met het fantastische voorstel om ... de Noordzee droog te leggen! Vooreerst willen deze fantasten een reusachtige dijk leggen van 300 K.M. lengte van de Engelsche naar de Deensche kust! Daarmee is dan de heele Noordzee een stuk polder geworden! Dan nog een sluis bij Calais en de zaak is klaar! Er zal nog heel wat water door de Noordzee loopen, denken we, voordat dit fantastisch plan het ooit brengen zal tot een proefneming! Het Leven – Geïllustreerd (1929).
Het sensatiebeluste weekblad Het Leven – Geïllustreerd publiceerde in 1929 een artikel waarin een plan voor de volledige inpoldering van de Noordzee werd onthuld.
heden van kustuitbreiding tussen Scheveningen en Hoek van Holland te onderzoeken. Ook de zeeluchthaven staat weer op de agenda. Minister Cora van Nieuwenhuizen kondigde in juni aan de mogelijkheid van een lucht haven op de Noordzee opnieuw onder de loep te leggen.
wing blijkt dat de Noordzeebodem is bebouwd met acht steden en wordt doorkruist door wegen en een spoorlijn. Het onderschrift veegt de vloer aan met het plan en stelt de retorische vraag: ‘Hebben de grootsche werken onzer Hollandsche ingenieurs, om aan Nederland een ‘twaalfde provincie’ toe
De Z uiderzeewerken inspireerden tot waterbouwkundige overmoed Nu waterbouwers hun blik steeds vaker op de Noordzee richten, dient de vraag zich aan wanneer er voor het eerst werd nagedacht over landaanwinning op de Noordzee. Heeft het idee van een Noordzeepolder zijn eigen Hendric Stevin? In het weekblad Het Leven – Geïllustreerd (1929) is op een vogelvluchtkaart van de Noordzee een dam tussen de Engelse oostkust en de Deense westkust te zien. Bij nadere beschou-
te voegen door de drooglegging der Zuiderzee, soms de hoofden van andere ingenieurs op hol gebracht?’ Het artikel meldt niet meer over het plan dan dat het afkomstig is uit de ‘Duitsche ingenieurswereld’. Ook elders is niets te vinden over de oorsprong van het plan. Wel duikt hetzelfde idee op in het Amerikaanse populairwetenschappelijke maandblad Modern Mechanics and Inventions van september 1930. Daar wordt het
plan echter niet toegeschreven aan Duitse ingenieurs, maar aan ‘een groep vooraanstaande Engelse geleerden’. Het North Sea Drainage Project moet volgens het blad een oplossing bieden voor de Europese overbevolking. Het plan voor de inpoldering van de Noordzee staat niet op zichzelf. Gigantische projecten zoals de bouw van de Aswandam in Egypte en vooral de Zuiderzeewerken inspireerden tot een golf van waterbouwkundige overmoed. In de Sovjet-Unie ging men vanaf 1933 aan de slag met het plan de loop van grote Siberische rivieren om te keren. De Duitse architect Herman Sörgel werkte vanaf 1927 aan zijn project Atlantropa: de afdamming en gedeeltelijk droogmaking van de Middellandse Zee. Aanvankelijk werd het plan enthousiast ontvangen. Zelfs De Ingenieur wijdde in 1933 een welwillende bespreking aan het plan, dat we in onze tijd zonder pardon als megalomaan zouden afserveren. Maar wie de droom van Hendric Stevin en de werkelijkheid van Cornelis Lely naast elkaar zet, komt tot de onontkoombare slotsom: zeg nooit nooit. | januari 2019 | de ingenieur 1 | 63
PASSIE
W
illie Rutjes (ongeveer 70) en Wilco Lubbers (ongeveer 50) zijn al decennialang kameraden. Ze wonen beiden in de Bannerheerstraat in Zeddam, Willie op nummer 12 en Wilco op nummer 4. Een paar jaar geleden begonnen ze na een bezoek aan Intratuin aan een gezamenlijke hobby: het bouwen van een kerstdorp. Fotograaf Elmer en ik belden aan bij het huis van Wilco, waar de huiskamer inderdaad werd gedomineerd door een zacht zoemend kerstdorp. Zoals dat soms gaat in interviews: ik haalde Wilco en Willie de hele tijd door elkaar. Hoewel ze twintig jaar schelen, lijken ze ook fysiek op elkaar. De een is getrouwd, de ander is al heel lang ‘vrij gezellig’. Logisch dat de kerstopstelling bij de tweede thuis staat en dat de eerste een sleutel van de achterdeur heeft. Het was begonnen met de gezamenlijke aankoop van een huisje. Inmiddels waren ze duizenden euro’s verder. ‘Ja’, zei Willie, ‘en dan denken jullie natuurlijk: wat is daar moeilijk aan? Je zet al die huisjes bij elkaar en klaar. Maar zo is het natuurlijk niet.’ Hij trok het doek weg dat over de tafel lag waarop het kerstdorp was gebouwd. ‘Ta-daa.’ We zagen een wirwar aan snoeren en stekkerdozen. ‘De kunst is’, zei Willie, ‘om dat allemaal buiten het zicht te houden. En je moet zorgen dat de stoppen niet springen.’ Wilco zei dat ze tegenwoordig in november al begonnen met bouwen. ‘Dan kom ik ’s morgens vroeg uit bed, loop de trap af,
64 | de ingenieur 1 | januari 2019
de woonkamer in, en dan zit Willie hier al op z’n knietjes te knutselen. Hé, gezellig, denk ik dan. Ik heb wel een grens aangegeven. Het dorp mag van mij niet uit de huiskamer groeien; niet naar boven met die rotzooi.’ Willie: ‘Na het opbouwen komt het genieten en dan het afbouwen.’ Wilco: ‘Ik ben meer afbouw dan opbouw. Alles in doosjes stoppen, pilsje erbij.’ Willie: ‘Ik ben precies andersom. Ik wil hierbij trouwens ook mijn vrouw credits geven. Zij heeft met watten een sneeuwberg gemaakt waardoor er snoeren zijn weggewerkt. Daar was ik zelf niet opgekomen.’ Wilco zei dat het aantal belangstellenden uit de regio hem tegenviel. ‘Er zijn dit jaar vijf mensen komen kijken. We hebben in Montferland Nieuws gestaan, met mijn telefoonnummer erbij. Veel mensen bellen om te zeggen dat ze langskomen, maar dan komen ze niet.’ Willie: ‘Ik blijf hier voorlopig wel komen. Ik hoop nog heel wat jaren een elektriciteitsplan te kunnen tekenen voor ons dorpje.’ |
tekst Marcel van Roosmalen foto Elmer van der Marel
De regio rond Eindhoven staat wereldwijd bekend om haar high tech bedrijven. In deze stad organiseert Young KIVI Engineers samen met European Young Engineers de “Shaping Future Society” Conferentie. Tijdens deze conferentie zullen nationale en internationale ingenieurs bij elkaar komen om samen te leren tijdens seminars, workshops en ervaringen van andere deelnemers. Ontwikkel je business skills, ontmoet interessante werkgevers en maak nieuwe vrienden. Werk samen met internationale collega’s en bouw samen aan de maatschappij van de toekomst. Er worden drie tracks aangeboden, onderverdeeld in Automotive, Water Management en High Tech. Automotive Track De automotive industrie staat aan de vooravond van grote innovaties. Denk aan o.a. zelfrijdende (vracht-) auto’s, elektrische aandrijvingen. Wat is er mogelijk en welke invloed gaan ze hebben op de samenleving? Volg de Automotive Track en kom erachter. Innovatieve auto industrie Impact op de samenleving
Water Management Rivieren en zee bepalen al honderden jaren het landschap van Nederland. Is het ondanks het stijgende water en extremere neerslagpatronen mogelijk om de kusten te blijven beschermen? Volg de Water Management Track en kom erachter.
High Tech De Nederlandse High Tech industrie concurreert wereldwijd met grote technologiebedrijven. Dankzij de erfenis van het Philipsimperium is het gelukt om enorme groei te genereren en voort te zetten. Hoe zal deze industrie verder groeien? Volg de High Tech Track en kom erachter.
Young KIVI Meeting @EYEConferentie Zaterdagmiddag is er, naast het volgen van het standaard programma, speciaal een Young KIVI meetup! De mogelijkheid voor Young KIVI-leden om elkaar te ontmoeten, ideeën uit te wisselen en te netwerken met andere jonge ingenieurs. Meld je aan op: www.eyengineers.eu/eyeeindhoven-2019
Young KIVI Engineers
ENGINEER YOUR CAREER KIVI helpt je verder in je carrière. Als beroepsvereniging van ingenieurs biedt KIVI carrièreservices. Leden kunnen onder meer gratis gebruikmaken van een cv-check, sollicitatietraining en loopbaancoaching. Ook brengt KIVI aantrekkelijke vacatures onder de aandacht.
HENGELO (GLD)
MECHANICAL ENGINEER Ben jij onze nieuwe enthousiaste leergierige mechanical engineer? Versterk dan ons team bij Reesink Production B.V.
NOORD-HOLLAND NOORD
MAINTENANCE MANAGER HIGH END APPARATENBOUW
Wat ga je doen? Als mechanical engineer werk je in een jong enthousiast team en ben je samen met je collega’s op creatieve wijze bezig om ideeën te vertalen naar nieuwe producten.
Opdrachtgever in speciaal-machinebouw, fijnmechanische foodprocessing machines voor zakelijke markt. Stabiel familiebedrijf, toekomstgericht, middelgroot. Investeren in mensen en techniek. Sales, R&D, Engineering, productie/assemblage en services in eigen huis. Wereldwijde levering aan klanten, 80% export. Talentvolle manager met stevige technische basis in onderhoud van productiemiddelen, gebouwen en bijbehorende installaties. Team van circa 15 vakvolwassen technici. Geeft dagelijkse sturing aan proces en mens, stelt prioriteiten, en denkt actief mee met investeringen in robotisering en productieautomatisering.
Ben je geïnteresseerd? Kijk op: www.reesinkproduction.nl/vacatures/ en solliciteer direct.
Profiel: HTS/TU Werktuigbouw, maintenance-/assetmanagementervaring. Leidinggevend doch dienend naar organisatie. Doorgroeipotentie.
Voor vragen over de functie kan je contact op nemen met Bas Klein Herenbrink via 088 134 2900. Meer informatie over onze organisatie is te vinden op de website www.reesinkproduction.nl.
Nieuwsgierig? www.buildingcareers.nl / Robrecht Bakker / 06 4641 8829
Wij, Reesink Production B.V., zijn producent van complete machines en halffabricaten in de sector landbouw (o.a. Kaweco, Toplift Staja), warehouse (o.a. Lalesse) en Q-load mini-shovels.
DELFT
ERVAREN MECHATRONISCH/ WERKTUIGBOUWKUNDIG INGENIEUR Jong bedrijf dat technologie voor plastic recycling ontwikkelt, breidt multi disciplinair team uit met ervaren mechatronisch/werktuigbouwkundig ingenieur om bij te dragen aan de transformatie van prototype naar product. Werk aan complexe systemen in dynamische R&D- en ontwerpprocessen, gekenmerkt door korte iteratiecycli, met focus op snelle implementatie! Marktconform salaris. www.polytential.eu DEVENTER
CONSTRUCTEUR/PROJECTLEIDER Gezocht: voor JVZ Ingenieurs, projectleider - constructief ontwerper. Je geeft leiding aan een zelfstandig werkend team van constructeurs en modelleurs en bent verantwoordelijk voor een gedragen constructief ontwerp, de planning en financiën en schakelt met de opdrachtgever. Je wordt blij van een open bedrijfscultuur met een hoge mate van zelfstandigheid en waarin je gestimuleerd wordt om vakstudies & seminars te volgen. Bekijk deze en andere vacatures op www.yacht.nl/vacatures Nieuwsgierig? Bel Diana Katuin 06 1028 6670
BuildingCareers werving en selectie voor ingenieurs in de industrie. ALMERE
PROJECT LEADER DEVELOPMENT Do you have strong project management experience? Combined with experience in a mass-production (automotive) industry and a technical background? Then join our organization for your next challenge. Mitsubishi Turbocharger and Engine Europe (MTEE) is a global player in the field of turbochargers for the automotive industry. Did you know that we have a 20% market share in Europe? That means that 1 out of 5 cars in Europe are fitted with a turbo that was made in Almere. For automotive to be able to contribute to global climate objectives, downsizing (a smaller engine with greater power, possibly hybrid) is necessary. Using a turbo charger is the best way to make this technically possible. As our parent company is located in Japan, we work in close collaboration with a culture known for its hospitality. And this shows in everything. From our production line in Almere, we deliver directly to our OEMs all over the world. All of our 800 employees make this possible. Proud and dedicated, that’s what we are. As Project Leader Development you are responsible for leading projects up to finalization. You steer members of the Engineering, Production Engineering, Purchasing and Quality Department, realizing a successful launch of a turbocharger into series production. We ask at least 8 years of project leading/management experience. Experience in automotive development is a big plus. Have we sparked your interest? Visit our website www.mteecareer.eu / Lilian Latul, Corporate Recruiter, 06 4261 0621
Ook uw vacature op deze pagina? Neem contact op met Delia Appelman via 070 391 9851 of delia.appelman@kivi.nl