De Ingenieur augustus 2020

Page 1

TECHNIEK MAAKT JE TOEKOMST

DE INGENIEUR NR. 8 JAARGANG 132

AUGUSTUS 2020

WINDREUS Hoe de grootste turbine in Rotterdam wordt getest

BLOCKCHAIN VOOR ENERGIE

Voorpublicatie De Waddenwolf en de Amelanderdam

|

GOEDE VIRUSSEN

|

CERN: DE GROTE VERBOUWING

Peter Bosman: Evolutionaire algoritmen voor betere zorg

Irma voor horenden Handschoen vertaalt gebarentaal


VERGADEREN OP ANDERHALVE METER AFSTAND IN HARTJE DEN HAAG

Boek nu een werkruimte of een vergaderzaal in ons monumentale pand.

Kijk op www.kivi.nl/zaalverhuur


Redactie Pancras Dijk (hoofdredacteur) Astrid van de Graaf (eindredacteur) Jim Heirbaut Dayinta Perrier

Vormgeving Eva Ooms

Redactieadres Prinsessegracht 23 2514 AP Den Haag Postbus 30424 2500 GK Den Haag TEL. 070 391 9885 E-MAIL redactie@ingenieur.nl WEBSITE www.deingenieur.nl

Advertenties Sandra Broerse TEL. 06 46 61 86 14 E-MAIL sandra.broerse@kivi.nl

Technische eindredactie Martine Segers

Druk Bariet Ten Brink, Meppel

Vooraf

De Ingenieur verschijnt twaalf maal per jaar.

Pancras Dijk is hoofdredacteur van De Ingenieur.

© Copyright 2020 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Niet in alle gevallen is na te gaan of er op de illustraties in dit nummer nog copyright rust. Waar er nog verplichtingen zijn tot het betalen van auteursrecht is de uitgever bereid daar alsnog aan te voldoen. ISSN 0020-1146

Terug naar de toekomst

Abonnementen Leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) ontvangen De Ingenieur uit hoofde van hun lidmaatschap. Abonnement voor niet-leden (inclusief btw): magazine: € 128,50 per jaar digitaal: € 69,- per jaar losse nummers: € 15,- (inclusief verzending)

Een goede opvoeding is niet compleet zonder met de kinderen de volledige Back to the Future-trilogie te hebben gekeken. Twee van onze dochters, jonge tieners, moesten er onlangs aan geloven en ze waren behoorlijk onder de indruk. Dat luchtte me op, want de films raken hier en daar wat gedateerd. Ik vond het ook bewonderenswaardig, want de meiden moesten tijdens het kijken ook nog eens het onophoudelijke commentaar van hun betweterige vader verdragen. In de filmreeks uit 1985-1990, fungeert een sportwagen, DeLorean DMC-12, als tijdmachine. Bij De Ingenieur hebben we een eigen tijdmachine: Voorwaarts. In dit nummer publiceren we de tachtigste aflevering van de rubriek, waarin auteur Fanta Voogd zich maandelijks verdiept in ‘de geschiedenis van de toekomst’. Aan zijn onderzoek- en schrijfwerk gaat steevast een telefoontje naar de redactie vooraf. Dan vertelt hij over een oude toekomstvoorspelling die hij heeft gevonden, zoals deze maand die van de Italiaanse futuristen. Die luidden in 1909 de twintigste eeuw in met een manifest waarin ze op welhaast romantische wijze de liefde verklaarden aan de technologie. De toekomstvoorspellingen komen zelden volledig uit, zoals fans van Voorwaarts zullen weten. Ook Back to the Future II, dat speelt in een toekomst die inmiddels achter ons ligt (2015), zat er op tal van vlakken ver naast. Toch kunnen we er veel van leren. Optimisme en een sterk vertrouwen in de toekomst, bijvoorbeeld. Beide zijn naar mijn smaak ook kenmerken van goed ingenieurswerk. Nu maar hopen dat de kinderen er ook wat van hebben opgepikt.

Abonnementen worden tot wederopzegging aangegaan en ten minste voor de vermelde periode. Het abonnement kan na deze periode per maand worden opgezegd. U kunt uw opzegging het beste via onze website doorgeven: www.deingenieur.nl/lezersservice Abonneeservice Ga voor (cadeau)abonnementen, adreswijzigingen en het laten nazenden van niet ontvangen nummers naar het webformulier op de site, te vinden onder het kopje ‘Abonnement en service’. www.deingenieur.nl ADRES Postbus 30424, 2500 GK Den Haag E-MAIL abonneeservice@ingenieur.nl TEL. 070 39 19 850 (bereikbaar op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 9 tot 14 uur)

De Ingenieur als pdf Abonnees en leden die De Ingenieur willen downloaden als pdf-bestand, kunnen daarvoor terecht op de website: www.deingenieur.nl/pdf De Ingenieur verschijnt twaalf maal per jaar. Lidmaatschap Koninklijk Instituut van Ingenieurs Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is de beroepsvereniging voor hoger opgeleide technici in Nederland. Iedereen die hoger technisch onderwijs volgt, heeft gevolgd of een sterke affiniteit heeft met techniek, kan lid worden van KIVI. Leden ontvangen vanuit het lidmaatschap technologietijdschrift De Ingenieur. Kijk voor meer lidmaatschapsvoordeel op www.kivi.nl.

Bij De Ingenieur hebben we een eigen tijdmachine: de rubriek Voorwaarts

Contributie 2020 Regulier lidmaatschap: € 137,50 Afgestudeerd in 2019/2020: € 69,Studentlidmaatschap: € 20,Seniorlidmaatschap: € 108,De contributie voor leden in het buitenland is gelijk aan die voor leden woonachtig in Nederland. Een lidmaatschapsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Bij lidmaatschappen die in de loop van het jaar ingaan, wordt de contributie naar rato berekend. Aanmelden voor het lidmaatschap kan via www.kivi.nl/lidworden. Opzeggen lidmaatschap Het lidmaatschap wordt jaarlijks automatisch verlengd. Beëindiging van het lidmaatschap kan per het einde van het kalenderjaar. Er geldt een opzegtermijn van ten minste één maand; een schriftelijke opzegging per brief of e-mail dient uiterlijk 1 december in ons bezit te zijn. Na ontvangst van de opzegging en eventueel verschuldigde contributie verstuurt de ledenadministratie een bevestiging. Correspondentieadres Koninklijk Instituut Van Ingenieurs t.a.v. Ledenadministratie Postbus 30424 2500 GK Den Haag TEL. 070 391 98 80 MAIL ledenadministratie@kivi.nl

FOTO : ROBERT LAGENDIJK

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

1


NR. 8 JAARGANG 132

12

AUGUSTUS 2020

foto : tennet

Net in evenwicht Er komt een golf van duurzame energie op ons af, met grote gevolgen voor ons elektriciteitsnet. Om er orde in te brengen, kijken energiebedrijven steeds vaker naar blockchaintechnologie.

18 Snellere deeltjes

26 Windkracht 12

36 Esthetische techniek

De Large Hadron Collider van CERN ondergaat een grote verbouwing. Hoe vernieuw je een van de grootste en meest complexe machines ter wereld? De Ingenieur neemt een kijkje.

Op de Maasvlakte staat sinds kort het prototype van de grootste windturbine ter wereld. De Ingenieur mocht meekijken met het certificeringsproces dat TNO momenteel uitvoert.

Ingenieurs ontwikkelen de beste duurzame technologieĂŤn. Maar die zullen pas breed worden omarmd als ze ook aantrekkelijk ogen.

22 Goede virussen

30 Halte Landschap

Niet alle virussen zijn slecht. Aan de TU Delft wordt onderzoek gedaan naar bacteriofagen, die juist ons leven kunnen redden. Als er geen wetgeving in de weg zou staan.

Veel natuurwandelingen beginnen bij treinstation Driebergen-Zeist. Reden voor de ontwerpers om de nieuwbouw te laten versmelten met zijn omgeving. Het eerste landgoedstation is nu een feit.

W W W. D E I N G E N I E U R . N L

FA C E B O O K . C O M / D E I N G E N I E U R . N L

TWITTER: @DE_INGENIEUR

Hoe test en certificeer je de grootste off-shore windturbine ter wereld? beeld : portpictures . nl I N S TA G R A M . C O M / D E I N G E N I E U R _ K I V I


Rubrieken 4 Nieuws Wat is de betere aankoop: een waterstofauto of een met een stekker?

40 Eureka Een ruimteballon, een robotcamera en andere productontwerpen

56 Media

‘Naarmate computers en robots ons meer uit handen nemen, rest er weinig anders dan ons collectief om te scholen tot coach, storyteller of yogaleraar.’ Jaap Scholten, telg uit de dynastie van machinebouwers Stork, schetst een schrikbeeld in zijn nieuwste roman (Suikerbastaard).

Lezen, luisteren, gamen en kijken

Columns 17 Möring Dromen van een Landrover

39 Enith De innovatieve corona-app

‘Praten over uitslagen en behandelopties kan prima vaker digitaal. Maar als KNOarts kijk ik toch graag fysiek in dat ontstoken oor.’ Peter Paul van Benthem (Federatie Medisch Specialisten) is ervan overtuigd dat digitale zorg een hoge vlucht zal nemen (NRC).

45 Rolf zag iets nieuws Een online kettingreactie

47 Zien & Doen Het lichaam van de toekomst

55 Jims verwondering Als je handen kunnen maken wat je hoofd bedenkt

Persoonlijk 34 Doelen en drijfveren Peter Bosman van het Centrum voor Wiskunde & Informatica

55 Vraag ’t de coach Hoe pleeg je onderhoud aan een monumentaal pand?

‘In het door en door functionalistische Nederland zijn ontwerpers grootmeesters in probleemoplossingen op het scherp van de snede. Is anderhalve meter de norm? Nou, dan maken we toch alles anderhalve meter!’ Journalist Tijs van den Boomen, uitgever Simon Franke en stedenbouwkundige Wouter Veldhuis zijn bang dat we doorschieten (NRC).

GEKNIPT

59 Q&A Kees Aarts over De voetprintariër

62 Werkplek Niels Ramkema van Dura Vermeer Infra

64 Vragenvuur Topschaker Anish Giri

En verder 25 Inbox 33 Podium

‘Nog geen half jaar geleden, tijdens de stikstofcrisis, had het RIVM geen meter gezag. Nu wel. Dat komt doordat het nu gaat over de V van Volksgezondheid en niet over de M van Milieu’ Ex-Denker des Vaderlands René ten Bos betwijfelt of de coronacrisis de wetenschap haar gezag heeft teruggegeven (Trouw).

Vanessa Evers over herontwerpen

48 De Waddenwolf Exclusieve voorpublicatie

52 Quote Ontwerper Ellis Bartholomeus over gamification

60 Voorwaarts Italiaans futurisme

‘We leven in interessante tijden. Toen ik jong was, dacht ik dat we pas zouden stoppen met fossiele brandstoffen als die totaal waren uitgeput. Maar moet je nu eens kijken!’ Onderzoeker Auke Hoekstra (TU Eindhoven) ziet duurzame energiebronnen terrein winnen (Twitter).

FEBRUARI 2020 • DE INGENIEUR

3


xxxx p.22

xxxx p.23

xxxx p. 26

ONDER REDACTIE VAN JIM HEIRBAUT

xxxxx p.18

REDACTIE@INGENIEUR.NL

Catchy vist zwerfafval op Offshore-aannemer Allseas en Rijkswaterstaat en hebben begin deze maand de Catchy geïnstalleerd, een afvalvanger die afval uit de Nieuwe Maas bij Rotterdam vist. Hij maakt deel uit van een programma van het ministerie van Infrastructuur en Milieu voor het voorkomen van zwerfafval in de zee en binnenwateren. Tekst: Dayinta Perrier

Het pilotsysteem ligt in de Vijfsluizerhaven in Schiedam. Hier gaat de Catchy een jaar lang afval opvangen voordat dit het achterliggende natuurgebied en de Noordzee in kan stromen. De installatie bestaat uit een drijvend frame met daarin een opvangbak en twee armen. ‘Het frame zit vast aan drie heipalen, zodat de bak alleen verticaal mee kan bewegen met het getij’, zegt Marijn Dijk van Allseas. ‘De armen vangen het afval op en leiden het naar de opvang-

bak.’ Onderaan de armen zitten doeken gemonteerd. Die vangen tot één meter onder water onder andere grote stukken plastic en wat grotere microplastics af. Dit alles gebeurt passief. Het afval drijft door de stroming van het water en door getij en wind de Catchy in. Is de opvangbak vol, dan wordt deze uit het frame getild en geleegd. Vervolgens wordt het afval na sortering onderzocht. ‘We gaan het opgevangen afval onder andere vergelijken met monsters uit de rivier’, licht Dijk toe. ‘Dit laat zien of de locatie geschikt is voor het verminderen van vervuiling in de rivier.’ Ook worden de hoeveelheden afval bijgehouden. Dit geeft inzicht in de omvang van het vervuilingsprobleem in de haven. En indien mogelijk willen de partijen de bron van het afval herleiden, om die vervolgens aan te pakken. Ook moet uit de pilot blijken hoe het zwerfafval te verwerken is. Naar verwachting presenteren Rijkswaterstaat en Allseas in juni 2021 de resultaten.

Batterij-doorbraak Met een anode van puur silicium heeft het Nederlandse bedrijf LeydenJar een accu met de hoogste energiedichtheid ter wereld gemaakt. Die doorbraak komt geen moment te vroeg, want de huidige lithium-ionaccu zit aan zijn limiet. De anode van grafiet kan niet méér lithiumionen opslaan en daarom kijken wetenschappers naar andere materialen voor de anode. Silicium is daarvoor geschikt, ware het niet dat het materiaal uitzet als het lithiumionen opneemt. LeydenJar heeft dit nu opgelost door de siliciumstructuur poreus te maken, waardoor hij minder hinderlijk uitzet. (DP)

Spiraaltoren geeft uitzicht Nederlandse ontwerpers en ingenieurs hebben de tegenhanger van het reuzenrad bedacht: de Spiral Tower. Die biedt hetzelfde als een reuzenrad – een spectaculair uitzicht over een stad – maar heeft een veel kleinere voetafdruk. De toren, die alleen nog op de tekentafel bestaat, is een cilinder waarlangs cabines via een spiraal omhoog en omlaag gaan. Elke cabine heeft zijn eigen elektromotor. Tijdens de neerwaartse beweging slaat die een deel van de energie op om weer te gebruiken voor de tocht omhoog. ‘Vergelijk het met het regeneratief remmen van een elektrische auto’, aldus Peter Slavenburg van ontwerpbureau NorthernLight. (DP)

Lees het laatste technieknieuws op www.deingenieur.nl

4

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

illustratie : allseas


Zo zal Perseverance in de Marsbodem boren om er een monster uit te halen. illustratie : nasa / jpl - caltech

Nieuwste Marsrover onderweg Met de lancering van de nieuwste Marsrover, Perseverance, op 30 juli hebben NASA en ESA de eerste stap gezet van een grote Marsmissie die uit drie etappes bestaat en vele jaren in beslag zal nemen. Tekst: Jim Heirbaut

Tot verkeersopstoppingen zal het nog niet gaan leiden, maar in februari 2021 komt er wel weer een Marsrover bij. Perseverance gaat foto’s maken van de omgeving, waarmee wetenschappers de ondergrond van Mars kunnen bestuderen. Hij doet dat in Jezero, een krater die waarschijnlijk ooit vol water stond en daarmee een gunstige plek is om te zoeken naar sporen van eenvoudig leven. Minstens zo belangrijk is de boor die het wagentje bij zich heeft voor het nemen van monsters uit de bodem en uit rotsen. De 43 buisjes die moeten worden gevuld, worden later dit decennium opgehaald tijdens een volgende missie. Het robotwagentje Perseverance is gebaseerd op zijn voorganger Curiosity en is 3 meter lang, 2,7 meter breed en 2,2 meter hoog. Door meer verschillende en betere meetinstrumenten is hij wel iets zwaarder, 1.025 kilogram. Sommige meetinstrumen-

ten kunnen een stukje in de bodem kijken, andere voeren een chemische analyse uit van het bodemmateriaal. Wetenschappers zijn benieuwd welke stoffen in de stoffige bodem en in de rotsen zitten. Bepaalde chemische verbindingen kunnen namelijk wijzen op eenvoudig leven honderden miljoenen jaren geleden. Opvallend is de drone Ingenuity, die met de rover meekomt. Dit experimentele helikoptertje moet vanuit de lucht scherpe beelden maken van het Marsoppervlak. ‘Dat is een waanzinnig interessant ding. Zo’n drone vergroot het bereik dat je hebt op Mars enorm. Want zo’n karretje moet heel langzaam en behoedzaam rijden en kan dus vaak per dag maar een paar honderd meter afleggen. Een drone maakt foto’s van het terrein vanuit de lucht en is daarmee een aanvulling op de sonde die om Mars cirkelt’, vertelt Philippe Schoonejans van de European Space Agency (ESA) dat het grote project Mars Sample Return samen met het Amerikaanse NASA uitvoert. Schoonejans werkt voor ESA aan een volgend deel van de mega-operatie: in 2026 gaat een lander van de Verenigde Staten de bodemmonsters ophalen. Die lander neemt ook het Europese wagentje Sample Fetch Rover mee, dat de buisjes met bodemmonsters zal verzamelen, die op verschil-

lende plekken in de krater liggen. Ook de robotarm die op de Amerikaanse lander de buisjes binnenhaalt, wordt van Europese makelij; Schoonejans is hiervan de projectmanager. ‘Ik kan putten uit jarenlange erva-

‘Een drone meesturen vergroot je bereik op Mars enorm’ ring met robottechnologieontwikkeling en een robotarm voor het International Space Station. Mars is relatief nieuw voor me. De grote afstand tot de aarde en de extreme omstandigheden daar zorgen wel weer voor nieuwe uitdagingen.’ Na het ophalen van de monsters moet een raket van NASA een container met de monsters lanceren in een baan om Mars. Een primeur, want er is nog nooit een raket gelanceerd van een andere planeet dan de aarde. De laatste etappe van het project is dan dat ESA’s Earth Return Orbiter de container met monsters ophaalt in de baan om Mars en naar aarde brengt. Dan is het inmiddels 2031. AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

5


NIEUWS

Duurzaam rijden

Een nieuwe auto schaffen de meesten van ons niet zomaar aan. Naast aankoopprijs, energieverbruik en onderhoudskosten kunnen ook milieu- en klimaatkosten van doorslaggevend belang zijn bij het aankoopbesluit. Maar is een verstandige keuze nu ook op lange termijn echt het beste? Enpuls, een organisatie die zich bezighoudt met de energietransitie, liet bureau CE Delft onderzoek doen naar drie middenklassers: een elektrische Volkswagen e-Golf, een Volkswagen Golf op benzine en een Toyota Mirai die op waterstof rijdt. Alles in ogenschouw nemend is voor een personenauto elektrisch nog zeker de komende tien jaar de beste keuze.

Klimaatimpact

Nu al is elektrisch rijden het beste voor het milieu. In 2030 is dat nog steeds het geval, al is het verschil met een waterstofauto wel kleiner geworden, in de verwachting dat er dan meer duurzaam opgewekte waterstof beschikbaar is.

De invloed van de auto op de opwarming van de aarde Benzine

Elektrisch 100%

Waterstof

Beste keuze 86,3%

65,2%

2020

CO2-uitstoot per 185.000 autokilometers (gemiddelde levensduur), in tonnen 40 30 20

100%

57,5%

47,2%

10 0

2030

2020

2030

Grondstofuitputting

Omdat waterstof wordt geproduceerd uit aardgas, verbruikt de waterstofauto nu de meeste grondstoffen. De elektrische auto heeft in de productiefase meer grondstoffen nodig, maar die maakt dat over zijn levensduur meer dan goed.

Fossiele en minerale grondstofverbruik van de productie- en gebruiksfase (185.000 kilometer) 100%

174,1%

37,4%

Grondstofuitputting per 185.000 autokilometers, in euro’s 10 x 1.000 8 6

2020 100%

4 48,3%

31,2%

2030

2 0

2020

2030

Totale kosten

Als het alleen om de aanschafkosten gaat, is de benzineauto de voordeligste keuze. Maar dat beeld kantelt als je ook het gebruik meerekent. Belangrijke posten daarbij zijn energiekosten, motorrijtuigenbelasting (MRB), reparatie, onderhoud en banden (ROB), verzekeringen en afschrijving. ‘Elektrisch’ komt als winnaar uit de bus als je dit ook allemaal meerekent; ‘waterstof’ haalt zijn achterstand de komende tien jaar goeddeels in.

Het bedrag dat de particuliere gebruiker van de auto alles bij elkaar kwijt is, bij vijf jaar rijden, in euro’s 80 x 1.000

Overig Energie ROB MRB Verzekeringen

60 40 20 0

6

H2

Afschrijving 2020

2030

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Infographic: Ymke Pas, Bron: Enpuls


Hebben we echt zonneparken nodig? De NVDE denkt van wel. foto : depositphoto

Aandeel duurzame energie veel te rooskleurig ingeschat Ons land is al aardig op weg met het verduurzamen van energie, denken Nederlanders volgens een recent opinieonderzoek van Motivaction. Het aandeel duurzame energie schatten ze echter flink te hoog in. Tekst: Dayinta Perrier

Nederlanders denken dat de bijdrage van duurzame energie inmiddels gemiddeld 24 procent is. In de werkelijkheid is dit nog geen 9 procent. Het onderzoek is uitgevoerd door Motivaction in opdracht van de ondernemersorganisatie Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE). De ondernemersorganisatie wilde weten hoe de Nederlandse bevolking tegenover duurzame energie staat in de huidige coronatijd. Het rooskleurige beeld van de werkelijkheid moet volgens de NVDE nodig worden aangepakt. Want wie overschat wat de bijdrage is, onderschat het probleem. De overige resultaten van het opinieonderzoek waren volgens Marc Londo, energiedeskundige bij de NVDE, vrij positief. ‘Ongeveer tweederde van de respondenten geeft aan “groener” uit de coronacrisis te willen komen.’ Niet alleen is er een

groot draagvlak voor duurzame energie, ook zien mensen mogelijkheden om zelf een bijdrage te leveren. Het merendeel wil zich inzetten voor het klimaat. Zo willen woningeigenaren hun huis verduurzamen en vinden werknemers het belangrijk om voor een duurzaam bedrijf te werken. Tegengeluid

Toch onderschatten Nederlanders hoeveel er nog gedaan moet worden. Zo denken de ondervraagden dat 12 procent van de energie afkomstig is van biomassa, terwijl het om slechts 5 procent gaat. Het percentage aan windenergie wordt geschat op 16 procent, aanzienlijk meer dan de geproduceerde 2 procent. De overschatting van zonne-energie spant echter de kroon. Van de verwachte 17 procent aan zonneenergie, is pas 1 procent gerealiseerd. De optelsom van deze losse schattingen per energiesoort komt overigens niet overeen met het antwoord op de vraag wat de totale bijdrage van duurzame energie is. ‘Het te optimistische beeld over het aandeel duurzame energie kan een verklaring zijn waarom er bij het publiek zoveel tegengeluid is tegen plannen voor verdere verduurzaming’, stelt Londo. ‘We leven met het idee dat duurzame energie al een relatief grote bijdrage levert. Als we ons

realiseren hoe laag de daadwerkelijke bijdrage is, dan begrijpen we misschien beter dat we nog niet in de luxe verkeren om “minder goede” alternatieven voor duurzame energie af te schrijven. Dat geldt zowel voor biomassa als voor windmolens op land of zonnepanelen in weilanden.’ Op social media is er kritiek geuit op de enquête: de vragen zouden te ingewikkeld zijn. Toch kan dat volgens de organisatie niet het grote verschil verklaren tussen de perceptie en de daadwerkelijke bijdrage

Wie overschat wat de bijdrage is, onderschat het probleem van duurzame energie. De NVDE gaat daarom eerst inzetten op het breder verspreiden van feitelijke informatie. ‘We vinden het belangrijk dat er een geïnformeerde discussie plaatsvindt. Dat kan alleen wanneer iedereen beschikt over de feitelijke kennis’, zegt Londo. ‘Want constateren is één ding, er ook echt wat aan doen, is natuurlijk stap twee.’ AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

7


NIEUWS

Zonlicht oogsten op het water Tekst: Pancras Dijk

Pal naast de Van Brienenoordbrug, op een spaarbekken van drinkwaterbedrijf Evides in de Rotterdamse wijk Kralingen, ligt sinds vorige maand het grootste drijvende én draaiende zonnepark van Europa. De circa drieduizend panelen beslaan met elkaar een oppervlakte van één hectare. Ze zullen naar schat­ ting jaarlijks, samen met een parallel aangelegd landsysteem, circa twee gigawattuur aan duurzame energie op­ wekken. De groene stroom – gelijk aan de energiebehoefte van zevenhonderd huishoudens – wordt volledig door Evides afgenomen. Het zonnepark is uniek om meerde­ re redenen. Het volledig Nederlandse ontwerp is voorzien van speciale sen­ soren die zonnestand, windkracht en een aantal andere parameters volgen. Mede op basis van de data uit deze sensoren draait het hele park zichzelf voortdurend met een liersysteem in de ideale richting, om de maximale hoeveel­ heid zonlicht te vangen. In vergelijking met statische zonnepanelen moet de opbrengst dankzij het meedraaien 20 tot 30 procent hoger uitvallen. ‘Verder is het systeem zo open moge­ lijk gehouden, om het waterleven niet te schaden’, zegt directeur Kees­Jan van der Geer van het jonge bedrijf Floating Solar, dat het park ontwikkelde. ‘Ook de materialen zijn zo gekozen dat er geen ecologische schade of afgifte van ongewenste stoffen kan ontstaan. Voor gebruik in een spaarbekken is dat een eerste vereiste.’ Het prototype van het zonnepark heeft bij tests op de Slufter op de Maasvlak­ te, die enkele jaren duurden, een aantal stevige stormen doorstaan. Zelfs in ruw weer en bij forse golfslag bleef het geheel overeind. Floating Solar heeft inmiddels orders binnen voor meer en grotere drijvende zonneparken. Ook voor netbeheerders is deze technologie interessant. ‘Bij statische zonneparken is er midden op de dag een sterke piek in de opbrengst. Door de panelen te laten meedraaien met de zon is de opbrengstcurve regel­ matiger’, zegt Van der Geer. ‘Die betere spreiding van de opbrengst is prettig voor de netbeheerders.’

8

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

foto : mediataal . com


AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

9


NIEUWS

Delft Hyperloop verbreekt record Met maar liefst 360 kilometer per uur schoot hun Hyperloop-voertuig afgelopen maand over de 386 meter lange testbaan in Hilversum. De studenten van Delft Hyperloop vestigden er een nieuw snelheidsrecord mee. Ook voor de 33 studenten van het Delft Hyperloop-team verliep het jaar anders dan gepland. Ze waren vastbesloten te schitteren in de jaarlijks door Hyperloop-

KIVI zoekt directeur

profeet Elon Musk georganiseerde SpaceX Hyperloop Pod Competition. Toen de editie van 2020 als gevolg van de coronapandemie werd geannuleerd, besloten ze om op hun eigen testbaan in Hilversum te proberen hun snelheidsrecord van 202 kilometer per uur te verbreken. Dat lukte: de pod behaalde een snelheid van 360 kilometer per uur. Anders dan in Los Angeles reed het prototype op schaal ditmaal niet door een vacuümbuis van een kilometer lang, maar in de openlucht op een rail van nog geen vierhonderd meter. ‘De uitdaging was nu nóg groter’, zegt Sasha Ivlev, de hoofdingenieur van het team. ‘Ineens moest de pod ook luchtweerstand overwinnen.’ Het afgelopen jaar spande het team

zich vooral in om het voertuig betrouwbaarder te maken. ‘Bij elke rit wilden we die hoge snelheid kunnen halen. Daarvoor was het belangrijk zo veel mogelijk testkilometers te maken.’ Het team paste daarop het ontwerp aan. ‘Moeten we nu een remschijf vervangen of een nieuwe accu plaatsen, dan kost ons dat nog maar een uur en niet meer een dag. Zo kunnen we snel weer rijden.’ Toekomstbeeld

In het najaar zwaaien de huidige studenten af en komt er een nieuw team. ‘Het afgelopen jaar draaide om topsnelheid en betrouwbaarheid’, zegt Ivlev. ‘Komend jaar ligt de nadruk op het toekomstbeeld: hoe kunnen we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen ons toekomstbeeld van duurzaam transport delen?’ (PD)

GIESEN

Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) is op zoek naar een nieuwe directeur. Het functieprofiel staat inmiddels online op www.kivi.nl. Een benoemingscommissie hoopt in september de sollicitatiegesprekken te kunnen voeren, waarna ze in samenspraak met KIVI-president Joanne Meyboom een van de kandidaten zal voordragen aan het hoofdbestuur. Sinds ruim een jaar staat het bureau van KIVI onder leiding van een interimdirecteur, Bart Struwe. Hij voerde een reorganisatie door op het bureau en ontwikkelde een nieuwe strategie, die inmiddels door de KIVI-ledenraad is omarmd. Van de nieuwe directeur wordt verwacht dat hij of zij de nieuwe strategie verder vormgeeft, waarbij de focus zal liggen op het motiveren en stimuleren van leden, afdelingen en regio’s, op het aantrekken en enthousiasmeren van jongeren en op het bevorderen van collectieve lidmaatschappen. Volgens de profielschets gaat de voorkeur uit naar een charismatisch persoon die communicatief en analytisch sterk is, over groot empathisch vermogen beschikt en goed in staat is anderen te motiveren en te inspireren. (PD) 10

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

foto : delft hyperloop ; illustratie : matthias giesen


Punt

Een scherpe mening over een actueel onderwerp. Deze maand: Jarno Duursma

Is het deepfakeprobleem oplosbaar? Voor de gemiddelde lezer van De Ingenieur is het feno­ meen deepfaketechnologie vast niet onbekend. Velen van ons hebben al eens zo’n nepvideo gezien die ge­ creëerd is met kunstmatige intelligentie. Vaak zien we op dit soort video’s mensen dingen doen die ze in wer­ kelijkheid niet hebben gedaan of dingen zeggen die ze niet hebben gezegd. Nog niet zo lang geleden was dit soort deepfakesoftware vooral speelgoed voor nerds. Inmiddels is de software eenvoudig te downloaden en te gebruiken. Je hoeft geen uitgebreide academische studie te heb­ ben gedaan om te kunnen bedenken waar deze deep­ faketechnologie voor is in te zetten. Je kunt iedere politicus, beroemdheid, klokken­ luider, journalist, burgemeester, direc­ teur of bestuurder in een video iets laten doen of zeggen wat hij of zij niet gedaan of gezegd heeft en daarmee chanteren of in diskrediet brengen. Het vraagt ook geen hogere wiskunde om te bedenken waar dit toe kan leiden. Denk aan mogelijke geopolitieke span­ ningen, sociale onrust, reputatieschade en identiteits­ fraude. Facebook is zich ook bewust van de dreiging van deze technologie en om die te tackelen heeft het een compe­ titie gehouden om deepfakevideo’s op te sporen. Deze wedstrijd trok meer dan tweeduizend deelnemers uit de techindustrie en de academische wereld. Het winnende model detecteerde iets meer dan 82 procent van de deepfakevideo’s uit de vooraf ge­ creëerde database van Facebook. Dat percentage lijkt heel hoog, maar de opsporing is alles behalve waterdicht te noemen. En dat moet wel. Aan een model wat maar 82 procent accuraat is, heb je niet zoveel. Het resultaat is stiekem zelfs nog iets teleurstellen­ der: toen het algoritme werd getest met een compleet nieuwe database met deepfakes daalde de prestatie

van het winnende model tot iets meer dan 65 procent. De moeilijkheid van het deepfakefenomeen zit overi­ gens niet alleen aan de technologische kant. Niet iedere deepfake is immers schadelijk. Er zijn ook deepfake­ video’s die humoristisch, informatief of educatief zijn. Net zoals bij iedere andere vorm van media is de context van het geheel belangrijk. En laat nu juist context voor detectiesoftware moeilijk te vatten zijn. Stel, er zou een deepfakevideo opduiken waarin Arie Boomsma een grap maakt over Johan Derksen of een video van Mark Rutte waarin hij Donald Trump na zou doen. Dat is leuk, dat is satire en heeft dus wel degelijk een functie. Dat soort video’s moet je wat mij betreft dus niet van sociale media verwijde­ ren. Maar stel dat ik een video zou maken waarin anti­Zwarte Pietactivist Jerry Afriyie hele racistische dingen zegt over autochtone Nederlanders. Of dat er twee dagen voor de Tweede Kamerverkiezingen een nepvideo zou uitlekken waarin de fractievoorzitter van de Socialistische Partij Lilian Marijnissen tegen een collega zou verzuchten dat de SP hoe dan ook niet gaat meeregeren na de verkiezingen. En om het nog iets moeilijker te maken: het detecte­ ren van deepfakevideo’s is en blijft een kat­en­muisspel. Een detectiealgoritme is te trainen om een deepfake­ video te herkennen, maar een algoritme dat video’s ge­ nereert kan ook weer getraind worden om deze detectie vervolgens te omzeilen. Een waterdichte oplossing voor het deepfakeprobleem is dus nog ver weg.

Het detecteren van nepvideo’s is en blijft een kat-en-muisspel

Jarno Duursma is TEDx-spreker, auteur en trendwatcher. Zijn meest recente rapporten gaan over ‘Machines met verbeeldingskracht’ en over ‘Deepfake Technologie’. AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

11


Balanceer


kunst

Blockchain kan energienet in evenwicht houden


ENERGIETRANSITIE T E K S T: T O M C A S S A U W E R S

Er komt een golf van duurzame energie op ons af, met grote gevolgen voor het energienet. We gaan van een gecentraliseerd systeem met weinig spelers naar een decentrale situatie met miljoenen zonnepanelen en batterijen. Om dat te kunnen coördineren, kijken energiebedrijven steeds vaker naar blockchaintechnologie. Ons energienet is relatief eenvoudig. Producenten produceren en consumenten consumeren. Maar hoe lang blijft dat nog zo? Consumenten produceren steeds vaker zelf energie, met de zonnepanelen op hun dak bijvoorbeeld. En in de toekomst sluiten we misschien thuisbatterijen aan op het net. Iedereen produceert, consumeert en slaat energie op. Om in zo’n systeem het overzicht te bewaren, kijken onderzoekers en energiebedrijven steeds vaker naar blockchain, de technologie achter bitcoin. Drie grote netbeheerders, waaronder het Nederlandse TenneT, kondigden al aan dat ze onder de naam Equigy hun eigen blockchainsysteem opzetten. In Italië testte het energiebedrijf Evolvere al een blockchainoplossing uit en in Australië lopen er proefprojecten met de technologie. Decentraal grootboek ‘Blockchain is een ICT-tool die digitalisering toelaat van een groeiend aantal decentrale energiebronnen’, zegt Tarek Alskaif, die aan Wageningen University and Research aan smart energy systems design werkt. ‘Het aantal elektrische wagens, zonnepanelen, hittepompen, windturbines en batterijen neemt exponentieel toe. Willen we de flexibiliteit van die bronnen gebruiken en in balans houden, dan hebben we een digitaal platform nodig.’ Maar wat betekent dat? Blockchain is vooral bekend als de technologie achter de digitale munt bitcoin. Dankzij blockchain was het mogelijk een virtuele munt te bouwen, zonder dat die door één persoon of partij wordt gecontroleerd. Geen makkelijk opgave, omdat je digitale objecten doorgaans zoveel kunt kopiëren als je maar wil: je kunt immers duizend kopieën maken van één elektronisch bestand. Dat zou voor een munt die schaars moet blijven funest zijn. Doorgaans is dat op te lossen door

alle digitale munten die in omloop zijn, te registreren in een centrale databank. Eén partij is zo verantwoordelijk voor alle munten en de registratie van transacties. Je kunt dus geen eindeloze kopieën maken van je munten, omdat hun bestaan staat geregistreerd op één centrale plek. Blockchain maakt dit systeem decentraal. In plaats van één partij verantwoordelijk te houden voor het bijhouden van alle transacties, verspreidt het de lijst van transacties onder een netwerk waarin iedereen gelijk is. Het is dus een soort decentraal grootboek waarin transacties worden geregistreerd zonder dat één persoon of partij daar een monopolie over heeft. ‘Een blockchainsysteem blijkt heel nuttig voor hernieuwbare energie. Je kunt grote aantallen verschillende actoren ondersteunen die informatie en markttransacties met elkaar delen op een decentrale manier’, stelt David Vangulick, die voor het Belgische energiebedrijf ORES werkt en een promotieonderzoek doet over blockchain en energie aan de Université de Liège. Balans houden In de toekomst verkoopt een gezin met zonnepanelen bijvoorbeeld zijn overtollige energie aan het net. Een van de buren met een elektrische auto stelt op piekmomenten de batterij open voor het netwerk om energieoverschotten op te slaan en verkoopt die later op de dag weer. Slimme, digitale energiemeters houden al die transacties bij en die worden geregistreerd op een blockchain. ‘De eindgebruikers hoeven niet betrokken te zijn in het hele systeem’, vertelt Alskaif. ‘Ze weten misschien zelfs niet eens dat er blockchain achter zit. Iemand geeft bijvoorbeeld gewoon aan dat zijn elektrische auto op een bepaald tijdstip volledig opgeladen moet zijn, maar in de tussentijd gebruikt een energiebedrijf de bat-

Lokale energiecommunities Blockchain kan het energienet niet alleen beter in balans brengen, maar ook lokaler maken. Het Belgische bedrijf i.LECO werkt daarom samen met de Nederlandse netbeheerder Stedin. Zo bouwen ze local energy communities op basis van wat ze layered energy systems noemen. In hun 14

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

systeem verkopen mensen overblijvende energie van hun zonnepanelen of extra capaciteit van hun batterijen aan andere consumenten of producenten in hun gemeenschap. Zo creëren ze een soort lokaal energiesysteem in hun eigen dorp of wijk. Dat systeem steunt nog op het

centrale energienet, maar deze lokale systemen helpen wel om pieken en dalen op te vangen. Achter de schermen registreert een blockchainsysteem de transacties. Dat systeem wordt al uitgetest in Hoog-Dalem en Woerden. Daarnaast wil i.LECO een extra pilotproject in Eemnes beginnen.


terij om het net in balans te houden. Aan het We zorgen dat terugvallen, zodat het relatief eenvoudig was einde van de maand krijgt hij daar een bedrag om het net in balans te houden. ‘Maar we de frequentie moeten minder afhankelijk worden van die voor op zijn bankrekening.’ op het netcentrales om beter te kunnen balanceren. Dat Een dergelijk systeem bouwen energie­ was voor ons de aanleiding om te kijken naar bedrijven zoals Tennet, nu al in Nederland. werk voortblockchain, want we willen nieuwe elementen ‘We zijn een transmission system operator’, vertelt Martin van ‘t Verlaat van TenneT. durend vijftig inbrengen die energie produceren maar ook ‘We handhaven de balans van het netwerk. opslaan, zoals zonnepanelen, thuisbatterijen, hertz blijft elektrische wagens of warmtepompen. Daar We bouwen en onderhouden bijvoorbeeld zit veel flexibiliteit in, maar momenteel de elektriciteitsmasten die je in velden ziet hebben die geen makkelijke toegang tot de staan. Maar we doen evengoed de systeem­ besturing. We bewaken dus dat de frequentie op het balanceringsmarkt. Daarom proberen we een laag­ netwerk voortdurend vijftig hertz blijft. Dat is een drempelig systeem te bouwen, waarbij een pool van dit continu proces waarbij productie en consumptie in soort apparaten toegang krijgt tot de markt.’ real time op elkaar worden afgestemd. Wanneer er af­ wijkingen zijn, dan gaan de centrales harder of zachter Transparante administratie draaien.’ Door dit soort flexibele elementen nu in te brengen Maar dat systeem staat door de komst van duurzame in het netwerk, hoopt TenneT minder te hoeven in­ energie op het punt te veranderen. ‘In het afgelopen de­ vesteren op langere termijn. Gezinnen krijgen in ruil cennium zagen we een enorme toename van hernieuw­ daarvoor een betaling. Volgens Van ‘t Verlaat gaat het bare energie’, stelt Van ‘t Verlaat. ‘Zon en wind gedragen om enkele honderden euro’s per jaar, hoewel dat sterk zich minder voorspelbaar, wat betekent dat complexiteit afhangt van welke elementen er op het net worden aan­ gesloten, wat de marktomstandigheden zijn en hoe het en dynamiek in het net toenemen.’ Voorheen konden netbeheerders op oude centrales systeem in elkaar zit.

De energiemix wordt steeds diverser. De rol van grote centrales wordt kleiner, terwijl duurzame bronnen, zoals deze windturbines in de Flevopolder, belangrijker worden. foto : tennet

t

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

15


ENERGIETRANSITIE

waar er op elk niveau productie is en heel veel partijen energie afnemen. Daarom kiezen we voor blockchain. Zo kunnen we valideren of onze aanpak daadwerkelijk flexibiliteit oplevert. Als je enorme hoeveelheden actoren hebt, van mensen met zonnepanelen tot grote energiebedrijven, en je wilt een sluitende administratie, dan heb je blockchain nodig.’

Blockchain kan de balans helpen bewaren tussen vraag en aanbod op de elektriciteitsmarkt. foto : tennet

Maar waarom hebben we hier eigenlijk blockchain voor nodig? Kan een gewone databank niet evengoed dienen om dit soort digitale systemen te bouwen? ‘Zoals we het nu opzetten, met een beperkt aantal partijen, hadden we evengoed andere technologieën kunnen gebruiken’, geeft Van ‘t Verlaat toe. ‘Dat zou in sommige gevallen zelfs makkelijker zijn. Maar we geloven in een toekomst waar de energiemarkt ingrijpend verschuift,

Energieslurpende blockchain? Verbruikt blockchain zelf niet enorme hoeveelheden energie? In de zomer van 2019 verkondigde het Cambridge Centre for Alternative Finance bijvoorbeeld nog dat het bitcoinnetwerk destijds evenveel energie verbruikt als heel Zwitserland. Dat verbruik is het gevolg van de manier waarop het netwerk in elkaar zit. Het publieke netwerk heeft namelijk computers nodig om transacties te registreren. Maar die taak mag één partij niet monopoliseren, anders is er opnieuw sprake van een centralisatie van macht. Daarom gebruiken ze het principe van proof of work. Om het privilege te krijgen om een groep transacties te registreren, moet jouw computer eerst een heel complex wiskundig raadsel oplossen, wat zeer veel rekenkracht kost. Als het jou lukt 16

om dat als eerste te doen, krijg je enkele bitcoins ter beloning en mag je een groep transacties registreren. Dat proces herhaalt zich vele keren per dag. Het gevolg is dat één actor het systeem niet kan monopoliseren en bijvoorbeeld transacties kan aanpassen. Maar het leidt er wel toe dat het bitcoinnetwerk veel energie verbruikt. De wiskundige raadsels verwachten namelijk dat je warenhuizen vol met snelle chips hebt om de berekeningen te doen, wat erg veel energie kost. Systemen zoals die van TenneT gebruiken echter een privaat blockchainsysteem om hun transacties te registreren en hun netwerk laat enkel gevalideerde spelers toe. Daarom hoeven ze niet te steunen op proof of work, met de bijhorende hoge energiekosten.

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Schaal en regels Door het grote aantal partijen in het energienet, die elkaar soms niet vertrouwen, is een gewone databank in handen van één speler niet voldoende, is de verwachting. Blockchain levert daarentegen een manier om decentraal alle transacties bij te houden. ‘Zo krijg je transparantie wanneer je grote hoeveelheden spelers toelaat’, stelt Alskaif. ‘Het gaat hier over stakeholders en concurrenten die elkaar niet noodzakelijk vertrouwen, zoals netwerkbeheerders, energieleveranciers, aggregatoren of eindgebruikers. Dan moet je niet steunen op een derde partij. Al die stakeholders moeten op één platform samenkomen, en blockchain biedt die mogelijkheid. Wanneer je dit daarentegen voor één bedrijf zou doen waar iedereen elkaar vertrouwt, dan heb je waarschijnlijk geen blockchain nodig.’ Er zijn nog wel technische problemen op te lossen voordat je met blockchain miljoenen apparaten met het net kunt verbinden. Schaalvergroting is zo’n slepend probleem. Cryptomunten zoals bitcoin hebben al jaren problemen met het snel organiseren van transacties. Soms duurt een simpele overdracht van bitcoins al uren. ‘Hedendaagse blockchain is een beetje te vergelijken met databanken in de jaren 90’, stelt Alskaif. ‘Het is een technologie die nog in ontwikkeling is. Het werkt degelijk op kleinere schaal, maar zodra het gaat om grote volumes en hoge transactiesnelheden, dan schiet blockchain nog tekort.’ Energiebedrijven lossen dit probleem al deels op door een specifiek type blockchain in te zetten. ‘We gebruiken een zogeheten private blockchain’, stelt Van ‘t Verlaat. ‘Enkel gevalideerde partijen mogen deelnemen aan het netwerk, in tegenstelling tot een publieke blockchain zoals die van Bitcoin, waaraan iedereen kan deelnemen. Dat helpt met het handhaven van capaciteit.’ Wetgeving blijkt daarnaast ook een probleem. In heel wat landen mag je bijvoorbeeld niet zomaar energie terugverkopen via het net. ‘Als we dus verder willen gaan dan enkel pilotprojecten zullen de regels moeten veranderen.’ Zwitserland Bij TenneT werken ze ondertussen enthousiast voort aan het proefproject. ‘In Nederland zijn we het verst’, zegt Van ‘t Verlaat. ‘We ronden daar nu de pilot af. Als de resultaten positief zijn, breiden we het volgend jaar uit. Hetzelfde traject willen we in Duitsland en Zwitserland doorlopen.’ Het lijkt erop dat dit soort innovaties stilaan doordringen in de energiemarkt. ‘Het begint nu te groeien’, stelt Vangulick. ‘Ik denk niet dat het onmiddellijk booming zal zijn. Het moet stap voor stap ontstaan. Maar over een jaar of vijf zullen we weten of blockchain nuttig is in deze context.’


Möring

Marcel Möring is schrijver, bekend van romans als In Babylon (1997), Dis (2006), Eden (2017) en Amen (2019).

Excuusmodus De eerste tweehonderd meter zweefden we alsof we Aladin en Yasmine waren op hun vliegend tapijt. De volgende honderd meter zaten we in een boerenkar met houten wielen die over een landweggetje van zwerfkeien hotste en botste. ‘Wat is dat?’, zei mijn geliefde. Ik draaide de auto een stukje weg op dat naar een weiland voerde. ‘De luchtvering is er mee opgehouden’, zei ik. Of dat erg was. Ik onderdrukte hoongelach. Lang geleden bezat ik een Landrover, een Discovery 2, en omdat ik af en toe nog van die auto droom, zoek ik nu, drie Volvo’s verder, naar een opvolger. Ik heb inmiddels met een aantal Landrovers een proefrit gemaakt en als het niet de luchtvering was, dan mankeerde er wel iets anders aan. Het is een fantastische wagen, maar zoals alles op vier wielen dat uit het Verenigd Koninkrijk komt, is het met de betrouwbaarheid slecht gesteld. Of, zoals een deskundige van de Britse Landrover Owners Club het omschreef: ‘Als je paniekerig wordt van waarschuwingslampjes is de Discovery niets voor jou.’ Zo kun je er ook naar kijken. Ondertussen stonden we half in een weiland terwijl ik zonder resultaat probeerde de luchtvering te resetten. Een paar koeien keken in onze richting. Misschien hadden ze meer gestrande Landrovers gezien. ‘Hoe kan dat nou, dat hij het niet doet?’ vroeg mijn geliefde. ‘Hij doet het wel’, zei ik. ‘Alleen de luchtvering…’ Ik merkte dat ik al in excuusmodus was geraakt. Sommige hondenbezitters hebben dat ook. Komt zo’n beest blaffend en grauwend op je af, schuimslierten rond de bek, en dan roepen zij dat-ie niets doet. En als je je dan omdraait om weg te gaan en die hond bijt je in je broekspijp, zeggen ze dat je dat niet moet doen omdat hij dan denkt dat je vlucht. De luchtvering van Landrovers is een elegante oplossing voor iets wat geen probleem is. De meeste wagens van dat soort komen zelden in windstreken waar zoiets nodig is. Maar het hoort nu eenmaal bij het imago van de auto en dus zit het er op en tien tegen een dat het kleine compressortje dat vier balgen in de ophanging oppompt het op een

dag opgeeft. Het is ook niet makkelijk (excuusmodus aan) om tweeëneenhalve ton auto op te tillen. Ik denk dat ik zo’n overdaad aan automobiliteit wil hebben vanwege een jeugdtrauma. Mijn vader wilde de zondagsrust nogal eens ontvluchten met het excuus dat de hond (een piepklein poedeltje) eens flink moest rennen. Ik werd dan altijd meegestuurd door mijn moeder, want die wist ook wel hoe laat het was. De hond was een excuus om diep de Drentse bossen in te trekken, slippend en glibberend over tot blubber gereden bospaden, waar je trouwens helemaal niet mocht komen, maar waar wij toch overheen reden omdat mijn vader beschikte over een zeldzaam soort selectieve blindheid voor verbodsborden. Tijdens een van die tochten – het was koud, het regende, ik sjokte moedeloos achter mijn vader aan die de ontdekkingsreiziger in zichzelf aan het vieren was – kwamen we eindelijk weer bij de auto. Ik liet me met een zucht neerzakken in de bijrijdersstoel, de hond zat op de vloer naar natte hond te stinken en toen mijn vader de wagen startte, kwamen we ongeveer drie meter vooruit en daarna zaten we muurvast. Ik verliet de wagen weer – het regende nu iets harder – en zette mijn handen op de kofferbak. Toen ik ‘gas!’ riep deed mijn vader dat en werd ik tijdelijk aan het zicht onttrokken door een enorme modderfontein. Ik liep naar het bestuurdersportier en tikte op de ruit. Mijn vader wierp een korte blik op mij. ‘We moeten iets onder de wielen leggen’, zei hij. ‘Ik bied me aan’, zei ik. ‘Erger kan het niet worden.’ Het duurde een uur voor we uit het bos geraakten. We kwamen los, zaten weer vast, ik kreeg nog een modderbad, we kwamen los, enzovoort. Toen we thuiskwamen weigerde mijn moeder om mij binnen te laten. Ik moest achterom lopen en mijn kleren in de keuken uittrekken. ‘Jullie zijn getikt’, zei mijn moeder, toen ze de hoop modder die ooit mijn kleding was in ontvangst nam. Mijn moeder is inmiddels dood, mijn vader loopt met behulp van een stok, en ik ga een Landrover kopen.

De luchtvering van Landrovers is een elegante oplossing voor iets wat geen probleem is

FOTO : HARRY COCK

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

17


N AT U U R K U N D E T E K S T: R O E L V A N D E R H E I J D E N

Wetenschappers drijven deeltjesversneller tot het uiterste

Grote beurt voor LHC De Large Hadron Collider van het Europese deeltjeslab CERN ondergaat een grote verbouwing. Zo kan hij ook de komende twee decennia de grenzen van de experimentele deeltjesfysica oprekken. Maar hoe vernieuw je een van de grootste, meest complexe machines ter wereld? De Ingenieur nam een kijkje.

De Compact Muon Solenoid (CMS)detector wordt voorzien van nieuwe instrumenten om de energie van deeltjesbotsingen te meten. foto : roel van der heijden

18

Higgsdeeltje De LHC ligt voor een periode van twee jaar stil. Voor onderhoud, maar ook om de machine krachtiger te maken. Technici passen magneetsystemen en detectoren aan, trekken (supergeleidende) stroomkabels en graven nieuwe tunnels en schachten. Daardoor gieren de deeltjes straks met 7 in plaats van 6,5 tera-elektronvolt door de ring, en met veel meer tegelijk. Ingenieurs mikken met een verhoogde ‘helderheid’ op zo’n vijf keer meer deeltjesbotsingen in het hart van de vier LHCdetectoren: ALICE, ATLAS, CMS en LHCb. In 2021 gaat de machine weer aan voor een meetperiode van vier jaar, waarna er nog meer grote werkzaamheden plaatsvinden. In 2028 is de High Luminosity LHC klaar om tot ongeveer 2040 metingen te doen. Voordat de detectoren in elkaar schuiven en de tunnel op slot gaat, werpt De Ingenieur een blik op de werkzaamheden. Zijn die afgerond, dan vergaart de LHC niet alleen meer informatie over het befaamde higgsdeeltje, maar moet die ons ook een eerste glimp geven van donkere materie.

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Af is deze machine nooit. Jaarlijks – meestal rond de feestdagen – ligt de LHC enkele maanden stil voor onder andere onderhoud aan de koelsystemen en het vervangen van kleine componenten. Eens in de zoveel jaar is er een long shutdown voor ingrijpendere handelingen, zoals de installatie van een nieuwe magneet. Maar wat nu gebeurt is groter: het is een volledige verbouwing. Protonversnellers De veranderingen beginnen al bij het startpunt van de machine: de lineaire versneller die waterstofmoleculen (H2) uit een tank hun eerste zet geeft en ze opbreekt in protonen. De afgelopen tien jaar is er naast de oude lineaire versneller uit de jaren zeventig, een 86 meter lange versneller gebouwd die de deeltjes tot 160 megaelektronvolt aan energie meegeeft – drie keer meer dan de oude versneller – en bijna twee keer meer deeltjes in een ‘deeltjespakket’ stopt (in de orde van 1011 protonen). De protonen komen dan in het ronde parcours van de Proton Synchrotron (PS) terecht, de allereerste versneller van CERN die uit de jaren vijftig stamt. De energie gaat hier niet omhoog ten opzichte van de situatie voor de verbouwing, maar de hogere intensiteit van de bundel vraagt wel om een betere beheersing. Filip Moortgat, LHC-programmacoördinator en onderzoeker bij de CMS-detector van CERN, legt uit dat de machine hiervoor een upgrade heeft gekregen. ‘PS is een oude machine, maar heeft nu een moderne stroomvoorziening, die een hoog vermogen en stabiele stroom aan de magneten levert.’ Ook vlakken grote condensatorbanken de iedere paar seconden wisselende stroomvraag van de versneller af. Dat voorkomt dat omwonenden voortdurend hun verlichting zien flikkeren. De PS-versneller geeft de deeltjes door aan de 6,9 kilometer lange Super Proton Synchrotron (SPS) die ze verder versnelt en op hun beurt aflevert aan de LHC-ring. Ook quadrupoolmagneten die de bundel focussen in de buurt van de experimenten zijn aan vervanging toe. Hoofd operations Rende Steerenberg vertelt dat ze alle nieuwe magneten straks voorzichtig ‘trainen’. ‘Als we de stroom langzaam zouden opvoeren naar de volle 13.000 ampère, dan kunnen windingen in de spoel

t

Langs het busraam glijden mais- en zonnebloemvelden voorbij. In een weide staan een paar ezels tegen een achtergrond van het Jura-massief. In de bebouwde kom, als we net een typisch Franse hypermarché en een McDonald’s zijn gepasseerd, stoppen we voor een nietszeggende loods van geribbelde platen. Bij het Europese deeltjeslaboratorium CERN telt niet zozeer wat er boven de grond staat, maar vooral wat eronder gebeurt. Binnenin de loods sta ik met wat journalisten en begeleiders aan de rand van een duizelingwekkend groot, diep gat in de grond. Het gat verschaft toegang tot een parallelle wereld die zich vanaf hier kilometers onder de grond uitstrekt. Een lift verderop brengt ons naar de bodem van de put, 99,5 meter diep. We staan in de 27 kilometer lange tunnel van de Large Hadron Collider (LHC), de krachtigste deeltjesversneller in de wereld. Hier bij toegangspunt 8, schieten door de twee metalen buizen op heuphoogte normaal gesproken protonen of loodkernen met bijna de lichtsnelheid. Vandaag niet, dat is duidelijk: over een lengte van meters ontbreekt een stuk pijp.


AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

19


N AT U U R K U N D E

Protonafschrapers Een van de belangrijkste ingrepen in de LHC-installaties zijn de nieuwe zogenoemde collimatoren. Een bundel met meer deeltjes heeft de neiging om wat uit te dijen. Dat is potentieel gevaarlijk wanneer deeltjes magneetsystemen of gevoelige plekken in de detectoren raken. Blokken van respectievelijk een wolfraamlegering en molybdeengrafiet houden de bundel in het gareel door te ver afgedwaalde protonen als het ware van de bundel af te schrapen. Ook experimenteren onderzoekers met gebogen kristallen van silicium die verdwaalde protonen richting een collimator sturen. ‘De uiteindelijke bundel past door een oppervlak vergelijkbaar met de afbeelding van Spanje op een munt van één euro’, zegt Rende Steerenberg, hoofd van de Operations Group van de bundelafdeling op CERN. Er zaten al ruim honderd

collimatoren in de machine, en daar komen er nu nog meer bij. Dat leidt tot een logistiek probleem. Waar de ring met een flauwe bocht in de verte verdwijnt, is die voor meer dan negentig procent volgepakt met meetapparatuur en magneten. Daar passen niet zonder meer nieuwe onderdelen in. Een aantal van de nieuwe collimatoren worden midden in de dipoolmagneten geïnstalleerd. Hiervoor hakken ingenieurs deze vijftien meter lange magneetsegmenten in twee stukken, om plaats te maken. Om de buigkracht op de protonen in de machine gelijk te houden moet onvermijdelijk de veldsterkte van de supergeleidende magneten omhoog van zo’n acht naar elf tesla. Het huidige magneetmateriaal (niobiumtitanium) trekt dat niet en maakt plaats voor spoelen van supergeleidend niobiumtin.

Installatie van de collimatoren. foto :

cern

verschuiven en warmte genereren’, zegt hij. ‘Het materiaal kan daardoor zijn supergeleiding verliezen. Om beschadiging van de magneet te voorkomen leiden we de stroom uit de magneet en warmen de magneet in zijn geheel een beetje op. Daarna koelen we opnieuw en voeren de stroom weer op.’ Zo wordt de magneet langzaam getraind tot alle windingen stabiel liggen. De LHC krijgt ook betere en iets grotere ‘remblokken’. Op het punt waar we in de tunnel staan, komen de deeltjes van de voorversneller SPS in de LHC terecht. Als op 20

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

een invoegstrook maken de deeltjes een bocht. Iets grotere grafietblokken dan voorheen vangen protonen op die hier uit de bocht vliegen. Ook de nieuwe dumpblokken worden verbeterd, als de ‘grindbak’ van de LHC waarin de bundel meestal na twaalf uur eindigt. ‘De totale energie van de bundel gaat van 320 naar 600 megajoule. Dat is de energie van een Thalystrein met bijna driehonderd kilometer per uur’, zegt Steerenberg. ‘Die remmen we daar in negen meter af.’ Detectoren Verder wordt er flink aan de vier grote detectoren gesleuteld. Zo krijgt CMS (Compact Muon Solenoid) nieuwe calorimeters die de energie van de brokstukken van deeltjesbotsingen meten. ‘De bestaande lood-wolfraamkristallen kunnen die vijfvoud aan botsingen niet aan. We zouden ze langzaam zwart bakken’, zegt Moortgat. In plaats daarvan komen er detectoren van silicium. Er gaat zo’n 45 miljoen euro aan silicium de detector in. Ook de selectiemethode voor interessante botsingen verandert. Tot nu toe gebeurde die vooral op basis van snelle muondetectoren en calorimeters. Nu komt daar informatie bij van snelle trackers die de richting van de brokstukken van de botsing meten. ‘Hiermee kunnen we meer botsingen beter onderscheiden en opslaan. De beslissing voor opslaan of weggooien wordt binnen tien milliseconden genomen’, zegt Moortgat. Bij ATLAS treffen ze voorbereidingen om het 120 ton zware, negen meter grote New Small Wheel door de schacht naar beneden te takelen. De gigantische ring wordt uitgerust met nieuwe muondetectoren die beter overweg kunnen met veel botsingen. ATLAS is net een scheepje opgebouwd in een kleine fles, zegt een van de werklui in de lift. Als we beneden komen, wordt duidelijk wat hij bedoelt. ATLAS is veel forser dan CMS en past met 25 bij 40 meter net in de caverne. Tussen het apparaat en de muren zitten enkele meters manoeuvreerruimte. Van dit ruimtegebrek weet ook Tristan du Pree, deeltjesfysicus bij het Nederlandse onderzoeksinstituut Nikhef. Hij treft voorbereidingen om elektronische onderdelen te vervangen die informatie van de detectoren doorgeven. ‘Het is de vraag of we er goed bij kunnen en of we speciale stellages moeten aanvragen. Overal lopen buizen en kabels. Ik dacht eerst dat het niet zou lukken, maar de technici hier deinzen er niet voor terug om ergens onder of achter te kruipen om een schroef aan te draaien.’ ATLAS en CMS krijgen nieuwe zogenoemde crab cavities die de pakweg vijftien centimeter lange deeltjespakketjes voor de botsing kantelen zodat ze elkaar met het kleinst mogelijke oppervlak raken. Dat is essentieel om meer botsingen te genereren, tot maximaal twee maal zoveel als voorheen. Elektronica voor deze magneten komt verderop in gloednieuwe tunnels van ongeveer honderd meter lang: goed beschermd tegen straling. Volgens Steerenberg produceert de verbeterde LHC meer straling, zoals röntgenstraling en energierijke neutronen. ‘Elektronica dichtbij de machine heeft ruimtevaartspecificaties en kan daartegen’, zegt hij. Voor de aansturing van de crab cavities is er een primeur. Niet


De lineaire versneller 4 (Linac4) wordt de bron van protonenbundels voor de Large Hadron Collider. foto : cern

alleen de magneten zijn supergeleidend maar In Amsterdam de deeltjesfysica een poort naar onontdekte ook de kabels van de voeding naar de magneet. deeltjes worden.’ kunnen ze Meer botsingen betekent nieuwe wetenMet vijf keer meer botsingen is er in prinschap. Zo komen zeldzamere deeltjesproces- zich opmaken cipe ook vijf keer meer data om te behappen. sen binnen handbereik van de onderzoekers. Dat is een uitdaging. Bij CMS proberen ze voor een Een van die processen is de interactie tussen straks uit de acht miljard protonbotsingen twee higgsdeeltjes. Higgs geeft alle deeltjes datatsunami die er naar verwachting per seconde plaatshun massa, en aangezien het deeltje zelf ook vinden on the fly de tienduizend interessantste massa heeft, reageert het ook met zichzelf. Dit te selecteren en op te slaan. Voorheen selecproces is te bestuderen met een energierijke teerde de detector zo’n duizend botsingen per botsing tussen twee protonen, die uiteindelijk in twee seconde. Als je alle detectorsignalen opslaat, dan zit je kegelvormige ‘sproeiers’ van brokstukken in de detector op ongeveer vijf megabyte per botsing. Dat komt al gauw uiteenspatten. Het is hierbij de kunst om deze gebeurte- neer op vijftig gigabyte per seconde. nis te scheiden van de talloze andere processen die vergelijkbare sproeiers veroorzaken. ‘Om dat goed te doen Tape voor de higgs-higgsinteractie hebben we waarschijnlijk ‘We moeten niet alleen stappen zetten om met nieude gehele LHC-dataset tot 2038 nodig’, zegt Du Pree. we GPU’s (graphics processing units, red) en machine learning snel de interessante botsingen te vinden, maar Poort naar nieuwe deeltjes ook om de data zo efficiënt mogelijk op te slaan’, zegt Ook voor het vinden van donkere materie en andere on- Moortgat. De meeste data belanden uiteindelijk op tape. ontdekte deeltjes zijn veel metingen nodig. Het is moge- In 2017 meldde CERN dat ze op die manier al meer dan lijk dat de versneller deze deeltjes produceert, maar dat 200.000.000 gigabyte in huis hadden. Dit is nog steeds ze tot nu toe ongezien de detector uit sluipen. ‘Als don- de betrouwbaarste en goedkoopste manier om extreem kere materie bestaat, dan lijkt het voor de hand te liggen veel data te bewaren. dat het higgsdeeltjes ermee koppelt’, zegt Du Pree. ‘Stel Behalve de rekeninfrastructuur op CERN moeten ook dat een higgsdeeltje bij een botsing vervalt naar donkere de datacenters meegroeien. Er zijn wereldwijd elf faciliteimaterie. Dan meten wij aan de ene kant een sproeier ten die samen een volledige kopie van de LHC-data hebvan deeltjes en aan de ander kant zien we niets. Maar ben en een belangrijke taak wat betreft dataverwerking. pas op, want dit gebeurt bij meer processen, zoals het Ook bij het Nikhef in Amsterdam staat zo’n datacentrum verval van andere deeltjes naar neutrino’s. Alleen met die een upgrade krijgt. Ze kunnen zich daar opmaken heel veel metingen kun je die processen scheiden en kan voor een datatsunami. Du Pree: ‘In 2038 zal de hoeveelhiggs met zijn centrale plek in het standaardmodel van heid verzamelde ruwe data zijn vertwintigvoudigd.’

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

21


BIOTECHNOLOGIE T E K S T: A N G È L E S T E E N T J E S

Niet alle virussen maken ons ziek

Bacterievirussen als levensredders Na de lockdown is het bijna niet te geloven dat er ook virussen zijn die ons leven kunnen redden. Toch bestaan ze. Stan Brouns van de TU Delft onderzoekt bacterio­ fagen, virussen die bacteriën onschadelijk maken. Al­ les staat gereed voor medisch onderzoek naar fagen als behandeling van bacteriële infecties, alleen vormen Nederlandse regels nog een groot obstakel.

Elektronenmicroscopiefoto van bacteriofagen werkzaam tegen de bacterie Klebsiella pneumoniae. foto : stan brouns , tu delft

Eerlijk gezegd had Stan Brouns, universitair docent moleculaire microbiologie aan de TU Delft, twaalf jaar geleden geen idee van de mogelijkheden van bacterio­ fagen voor de gezondheidszorg. Hij startte toen in Wageningen met fundamenteel onderzoek naar een verdedigingsmechanisme van bacteriën tegen vijande­ lijke virussen zoals bacteriofagen. Naar verloop van tijd begon hij te begrijpen dat bacteriofagen een oplossing kunnen bieden voor antibioticaresistentie. Bacteriën die resistent zijn geworden tegen een heel scala aan antibio­ tica zijn namelijk vaak nog wel aan te pakken met fagen. Het grote publiek heeft door de televisieprogramma’s Zorg Nu en Dokters van Morgen van Antoinette Hert­ senberg een groeiende belangstelling voor bacteriofagen.

In deze programma’s worden mensen gevolgd die last hebben van hardnekkige bacteriële infecties. Sommi­ gen stonden al met één been in graf en genazen dankzij bacteriofagen. Wat zijn bacteriofagen nu precies? Net als het corona­ virus is een bacteriofaag een virus, maar dan eentje die exclusief voor bacteriën kiest als slachtoffer. Bacterio­ fagen zien er ook totaal anders uit dan coronavirussen: het zijn geen bolletjes met zuignappen maar meer een soort maanlandertjes. Ze hebben een hoekige kop gevuld met DNA (of RNA), een lange nek en spinachtige poten. Met deze poten landt een bacteriofaag op een bacterie om zijn genetische materiaal te injecteren. Razendsnel vermenigvuldigt de faag zich in de gast­ heer, gebruikmakend van de machinerie in de bacterie­ cel. Vervolgens wordt er een enzym aangemaakt dat zorgt dat de bacterie openbreekt en de nakomelingen van de faag op zoek kunnen gaan naar nieuwe slacht­ offers. Fagen zijn specialisten: ieder type faag richt zich uitsluitend op één type bacterie. Oostblok Fagen inzetten om infecties bij mensen te bestrijden is niet nieuw. De Frans­Canadese microbioloog Félix d’Hérelle ontdekte al rond 1920 dat fagen korte metten konden maken met bacteriële infecties en ontwikkelde een succesvolle faagtherapie. Antibiotica streefden de faagtherapie al snel voorbij omdat ze meerdere bacteriën tegelijk kunnen bestrijden. Bij faagtherapie moet je eerst bepalen welk type bacterie voor de problemen zorgt en daar vervolgens een bijpassende faag bij vinden. Alleen in het toenmalige Oostblok is na de Tweede Wereldoorlog de toepassing van faagtherapie en het

22

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020


onderzoek naar bacteriofagen voortgezet. Deze landen konden moeilijk aan antibiotica komen en de fagen boden uitkomst. Fagencollectie Brouns, die sinds vier jaar in Delft werkt, richt zich met name op de interactie tussen bacteriën en bacteriofagen. Daarvoor bestudeert hij de verschillende verdedigingsmechanismen die bacteriën gebruiken, waaronder CRISPR – clustered regularly interspaced short palin­ dromic repeats. Dit is een afweermechanisme waarbij bacteriën een deel van het DNA van virussen die hen bedreigen in hun eigen DNA opnemen. Bij een volgende aanval herkennen ze het virus en kunnen ze sneller in actie komen. In feite treedt er dan resistentie op. Fagen zijn echter ‘levende’ organismen en hebben een heel scala aan mogelijkheden om deze verdediging van bacteriën – ofwel deze resistentie – weer te omzeilen. Zo zijn bacteriën en bacteriofagen al miljoenen jaren in een wapenwedloop verwikkeld.

Daarnaast bouwt Brouns aan een non-profit fagenbank, een soort bibliotheek met fagen voor faagtherapie. Daarvoor isoleert en kweekt hij zelf bacteriofagen. Hij werkt samen met het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Artsen sturen hem bacteriën van genezen patiënten en hij zoekt daar de faag bij die de bacterie kan bestrijden. Fagen zijn overal te vinden waar bacterien zijn. De kunst is precies die faag te vinden die die ene bacterie kan bestrijden. In zijn Fagenbank heeft Brouns ondertussen 120 fagen verzameld die geschikt zijn voor de bestrijding van negen bacteriën. Dat 120 fagen ‘maar’ negen bacteriën kunnen bestrijden in plaats van 120, kan Brouns gemakkelijk verklaren. ‘De bacterie kan zich verhullen in verschillende “jasjes” en om door deze jasjes heen te komen heb je steeds een andere bacteriofaag nodig. Het aantal jassen verschilt per bacterie, sommigen hebben wel negentig verschillende jassen, anderen maar drie of vier.’ Brouns is enthousiast over de faagtherapie, maar benadrukt dat antibiotica de eerste keus blijft bij een infectie. ‘Zeker als snel opgetreden moet worden en je geen tijd hebt om uit te zoeken welke bacterie de infectie veroorzaakt.’ Faagtherapie lijkt in een aantal gevallen wel een goed alternatief voor bacteriën die resistent zijn voor antibiotica, aldus Brouns. In het tv-programma van Hertsenberg dreigt een man te overlijden omdat geen enkele antibiotica meer werkt. Hij had het geluk in een brandwondenziekenhuis in Brussel te liggen. Bij brandwonden treden veel bacteriële infecties op en daarom

Rechts: Stan Brouns in zijn fagenlaboratorium. foto ’ s : marcel krijger

t

‘Het afweersysteem en de fagen trekken soms samen op’

Links: Een petrischaal begroeid met bacteriën. De doorzichtige cirkels geven aan welke fagen tegen deze bacteriesoort actief zijn. Daar groeit niets.

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

23


BIOTECHNOLOGIE

is er een fagenlaboratorium en fagenbibliotheek opge­ zet. Toevallig was net voor de bacterie waar deze man last van had de faag gevonden die effectief hiertegen was.

Tweede generatie faagtechnologie Het Nederlandse biotech­ bedrijf Micreos zet fagen op een heel eigen manier in. Om een bacterie te openen gebruikt een faag het enzym endolysine. Samen met de ETH Zurich is het Micreos gelukt dit enzym te isoleren. Endolysines breken de celwand van bacteriën af en zo worden deze vernietigd. Hierdoor is de inzet van fagen helemaal niet meer nodig. De eerste producten van Micreos op basis van deze endolysinetechnologie zijn geschikt voor de aanpak van de bacteriën die verantwoordelijk zijn voor inflammatoire huid­ aandoeningen zoals eczeem, acne en rosacea. Deze produc­ ten vallen onder de medische hulpmiddelen waarvoor andere eisen gelden dan voor medi­ cijnen. Johan Frieling, chief medical officer van Micreos: ‘Endoly­ sines zijn ook geschikt voor

chronische infectieziekten zoals de veel voorkomende diabetische wondinfecties. De eerste toepassingen van onze endolysinetechnologie zijn gericht tegen de bacterie Staphylococcus aureus, inclu­ sief de mulitresistente variant MRSA.’ Volgens Frieling is door de manier waarop endolysines werken de kans op resistentie bijna nihil. Daarnaast bestrijdt een bacteriofaag veelal een beperkt aantal stammen van een specifieke bacteriesoort, terwijl endolysines alle stammen van een bacteriesoort kunnen vernietigen. Micreos wil nu met deze technologie door MRSA ver­ oorzaakte sepsis, waarbij het lichaam te heftig reageert op een infectie, aanpakken. Het bedrijf onderzoekt in Zürich ook hoe ze hun gerichte alternatief voor antibiotica kunnen toepassen bij andere bacteriën.

Bacteriofagen landen op een bacterie en injecteren hun DNA of RNA. foto : depositphotos

24

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Goede productiepraktijken Toch genezen de bacteriofagen niet iedereen die last heeft van resistente bacteriën. ‘Goede medische studies zijn no­ dig naar de voordelen, beperkingen en eventuele gevaren van faagtherapie’, stelt Brouns. Onderzoek met muizen laat bijvoorbeeld zien dat bacteriofagen waarschijnlijk samenwerken met het afweersysteem bij het bestrijden van de bacteriële infecties. In dit onderzoek werden zowel gezonde muizen als muizen met een verzwakt afweer­ systeem geïnfecteerd met een bacterie. Vervolgens is gekeken of fagen de infectie konden opruimen. Brouns: ‘In de muizen met een gezond afweersysteem gebeurde dat inderdaad, maar de muizen met een defect afweer­ systeem werden niet beter. Dat suggereert dat de fagen en het afweersysteem soms samen optrekken.’ Het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) wil de faagtherapie pas toestaan als er meer kli­ nisch onderzoek heeft plaatsgevonden. Onderzoek in het Oostblok richtte zich alleen op individuele patiënten. Grote groepsstudies waarbij het effect van een placebo (nepmedicijn) wordt meegenomen, ontbreken en die zijn nodig om effectiviteit en veiligheid te bewijzen van een therapie. Klinisch onderzoek kan echter niet onder de huidige regelgeving. Het Universitair Medisch Centrum Utrecht wil onderzoek naar de faagtherapie opzetten, maar ze mogen niet de fagen van Brouns gebruiken of die uit Oost­Europa. Het struikelblok is het Europese kwali­ teitsborgingssysteem voor de farmaceutische industrie, de zogeheten good manufacturing practices (GMP). Ge­ neesmiddelen individueel controleren is te omslachtig en daarom is gekozen om de kwaliteitseisen te stellen aan de productiewijze – van grondstof tot eindproduct. Fagen worden nog nergens ter wereld via de GMP­ eisen geproduceerd. Een dergelijke productielijn opzetten zou technisch wel mogelijk zijn, maar is financieel niet haalbaar volgens Brouns. De hoop is nu gevestigd op het Amerikaanse bedrijf Adaptive Phage Therapeutics (APT) dat een productielijn voor fagen volgens GMP wil opzet­ ten. ‘Deze fagen zijn wel geschikt voor klinisch onder­ zoek, maar daar hangt natuurlijk wel een prijskaartje aan.’ Magistrale bereiding In België hebben ze een opener houding ten opzichte van de toepassing van bacteriofagen. Zij omzeilen daar de GMP­regelgeving met andere Europese regels zoals de magistrale bereiding. Hierbij bereidt een apotheker op voorschrift van een arts een geneesmiddel voor één individuele patiënt. Via deze weg kon de faag, die het leven redde van de Nederlandse patiënt in het ziekenhuis in Brussel, legaal toegediend worden. Brouns hoopt dat Nederland ook voor deze uitweg gaat kiezen. ‘Faagtherapie wint aan bekendheid en als medische studies niet mogelijk zijn, hoop ik dat apothe­ kers en artsen bereid zijn de magistrale bereiding toe te passen. Wij kunnen de fagen leveren.’


LEZERS

REA GEREN

ONDER REDACTIE VAN JIM HEIRBAUT

xxxx p.2kwa2

xxxx p.23

xxxx p. 26

xxxxx p.18

Experts: ‘Stop met recirculeren lucht’ Nu horeca en theaters sinds begin deze maand weer hun deuren mogen openen, staat het ventileren van binnenruimtes in de spotlights. Experts waarschuwen voor mogelijke besmettingen met het coronavirus in ruimtes die niet of nauwelijks worden geventileerd. ‘Met lucht in binnenruimtes moet je twee dingen doen: afvoeren en verdunnen.’ Tekst: Jim Heirbaut

Florence Nightingale wist het al: goede hygiëne en schone lucht helpen tegen besmettelijke ziektes. Om de overdracht ervan te beperken, moet je ruimtes goed ziektedoorluchten. Daardoor waaien ziekte kiemen naar buiten en wordt de kans op inademen van bijvoorbeeld virussen kleiner. Die kennis van pakweg anderhalve eeuw geleden is nog steeds relevant. Het coronavirus wordt inmiddels behoorlijk goed onder de duim gehouden, maar met het deels opengaan van plekken waar mensen bij elkaar komen – restaurants, bioscopen, theaters – is speciale aandacht nodig voor de luchtkwaliteit. Er zijn in het buitenland inmiddels voldoenvoldoen de gevallen beschreven waarbij waarschijnlijk besmetting door de lucht heeft plaatsgevonden, over afstanden ver voorbij de anderhalve meter die mensen tot elkaar aanhouden. Bij een zangkoor in de VS hielden de 4

DE INGENIEUR • JUNI 2020

Mijn complimenten voor de column Bermboeketten in het julinummer van De Ingenieur van redacteur Jim Heirbaut. Het beeld is heel herkenbaar. De gemeente Amsterdam is in onze wijk in Oud-West sinds 16 juli bezig om de gescheiden fietspaden van de Jan Pieter Heijestraat te veranderen in voetpaden. Vorig jaar werden bromfietsen naar de rijweg gestuurd, onder andere vanwege het snelheidsverschil met gewone fietsen. Daar ben ik het mee eens. Maar nu worden de gewone fietsen ook naar die rijbaan gestuurd. Dat vind ik op zijn zachtst gezegd nogal vreemd en dat is volgens mij vragen om ellende. Een woud van gele borden, ik denk een stuk of honderd, en afbeeldingen op de voormalige fietspaden versieren nu deze drukke straat. Volgens mij kunnen ze de ambulance alvast paraat zetten. Ondertussen heb ik bezwaar aangetekend. Frits van Leersum, Amsterdam

leden netjes afstand tot elkaar, maar besmette één persoon toch 41 anderen. En in een restaurant in Chinese stad Guangzhou besmette een gast tien anderen. Het etablissement had geen deugdelijke ventilatie, terwijl een airco aan een zijmuur de lucht door de ruimte blies. Zingen

De boosdoeners bij deze super spreading events zijn waarschijnlijk aerosolen, kleine zwevende druppeltjes die vrijkomen bij praten, zingen, hoesten en niesen. Daarbij gaat het vooral om binnenruimtes, want in de buitenlucht is de kans op besmetting via aerosolen klein. De omstandigheden waarbij het mis kan gaan: een afgesloten ruimte die niet of nauwelijks wordt geventileerd, met meerdere mensen erin die luid praten, zingen of schreeuwen. ‘Als die drie dingen samenkomen, moet je erg oppassen’, zegt Atze Boerstra, directeur van ingenieursbureau bba binnenmilieu. ‘Ik noem het de bermuda-driehoek van Covid-19.’ Ook bij diep in- en uitademen worden meer virusdeeltjes afgescheiden. In dat kader lijkt het voornemen om sportscholen open te laten gaan per 1 juli voorbarig. ‘Sporters doen er verstandig aan zoveel mogelijk buiten te sporten. En ik hoop dat sportscholen echt hun installaties goed checken.’ Bij schreeuwen, zingen en hoesten komen druppeltjes uit de mond die virus kunnen bevatten. Grote (groter dan vijftig micrometer) slaan meteen neer op de grond – vandaar die anderhalve meter. Maar de kleinste druppeltjes (kleiner dan vijf à tien micrometer) kunnen gaan zweven en op die manier meters ver komen. Ook blijven sommige druppeltjes minutenlang in de ruimte hangen, zo toonden onderzoekers van onder meer de UvA onlangs nog aan met laserlicht. Tocht

Natuurlijk kunnen mondkapjes het afscheiden van druppeltjes beperken, maar ook de ventilatie van ruimtes verdient extra aandacht. ‘Twee termen staan hierbij centraal: afvoeren en verdunnen’, zegt Ben Bronsema, zelfstandig adviseur en gastonderzoeker climate design aan de TU Delft. ‘Je wilt de lucht in die ruimte zoveel mogelijk afvoeren naar de buitenlucht en tegelijk

verse lucht binnenlaten, want die verlaagt een eventuele concentratie aan virussen.’ Wat gevaarlijk kan zijn, is het steeds maar recirculeren van dezelfde lucht in een ruimte. Uit China is het geval bekend van een buschauffeur die de recirculatieknop had ingedrukt, vertelt Boerstra. ‘Na een rit van vijftig minuten had één ziek persoon een derde van de andere passagiers besmet. Voorlopig moet er echt even een grote sticker bij die knop: “Recirculeren verboden!” Hetzelfde geldt voor taxichauffeurs: de recirculatie niet gebruiken en de ventilatie van verse lucht op standje hoog. Ook de eigenaren van restaurants en cafés zouden hun zaakjes nu op orde

‘We hoeven binnenruimtes niet helemaal te mijden. Als een ruimte prima geventileerd is, kan daar niet zoveel gebeuren’ moeten hebben, want ze mogen weer tot dertig gasten ontvangen. Boerstra: ‘Voor zover een restauranteigenaar het niet zelf kan, zou hij of zij even een installateur naar het ventilatiesysteem moeten laten kijken. Staan de instellingen goed, staat de toevoer van verse lucht open, zitten er geen filters verstopt? Mijn andere tips voor de eigenaar: zet ventilatoren niet uit en laat de afzuiging in de keuken wat langer doordraaien. Gasten zullen wat meer tocht ervaren, maar gezondheid zou even boven comfort moeten gaan.’ Geurtjes

Theaterzalen en bioscopen hebben vaak grotere zalen en de ventilatiesystemen zijn navenant groter. Wel zijn er verschillende typen in gebruik, die allemaal net even anders inwerken op mogelijke zwevende druppeltjes. Sommige systemen mengen verse lucht, die van boven of de zijkant instroomt, met de aanwezige lucht in de ruimte. ‘Hierdoor kunnen aerosolen en

foto : depositphotos

Ventilatie met uv

Bermboeketten

REDACTIE@INGENIEUR.NL

In de strijd tegen verspreiding van schadelijke micro-organismen is ventilatie van groot belang, zo bevestigt De Ingenieur in het online-artikel ‘Onderzoek naar invloed ventilatie op coronabesmetting’ van 27 mei 2020, dat eveneens is verschenen in het juninummer van De Ingenieur. Vaak blijken filters van systemen niet in orde en kan ventilatie juist een risicofactor vormen. Dat is al lang bekend. Ik vraag me af

virussen door de ruimte worden verspreid, voordat de lucht wordt afgezogen’, aldus Bronsema. Niet optimaal. ‘Sommige moderne zalen hebben een upflow-systeem, waarbij verse lucht van onder de stoelen binnenstroomt, met de thermiek van de lichaamswarmte mee opstijgt, om bovenin de zaal te worden afgezogen. Naar mijn idee een ideaal systeem, omdat het aerosolen direct weghaalt bij de mensen.’ Zeker een mooi principe, zegt de Delftse hoogleraar indoor environment Philomena Bluyssen, maar of het ook altijd goed werkt bij corona, betwijfelt ze. ‘Met dit type verdringingsventilatie kun je goed geurtjes en de allerlichtste deeltjes afvoeren. Maar we vermoeden dat middelgrote druppeltjes, die langzaam dalen en al bijna op de grond zijn, door de opwaartse luchtstroom soms weer bij mensen onder de neus worden gebracht. Dat willen we graag experimenteel onderzoeken.’ Samen met collega’s van de TU Delft en het Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum (NLR) gaat Bluyssen experimenten doen om verschillende typen ventilatiesystemen te testen. In het SenseLab van de TU Delft gaan ze vanuit het hoofd van een paspop zeepbelletjes (kleiner dan een millimeter en gevuld met helium of lucht) in de ruimte brengen en filmen. ‘We willen weten: waar zweven die belletjes naar toe, hoe bewegen ze zich door de ruimte? Die belletjes zijn veel groter dan aerosolen, maar hun gedrag onder invloed van luchtstromingen is wel te vergelijken.’ Binnen enkele weken verwacht Bluyssen de eerste resultaten te kunnen melden. Voorlopig is het devies: zoveel mogelijk verse lucht in ruimtes blazen. Mensen hoeven ook niet overdreven angstig te worden, benadrukt Boerstra. ‘We hoeven binnenruimtes de komende tijd echt niet helemaal te mijden. Als een ruimte prima geventileerd is, kan daar niet zoveel gebeuren.’ Meer lezen over dit onderwerp? Op deingenieur.nl/ventilatie houden wij een uitlegstuk bij. Verder bundelt De Ingenieur het technieknieuws rond de coronacrisis op de site deingenieur.nl/corona.

JUNI 2020 • DE INGENIEUR

5

of het afdoende kan zijn om in de luchtstroom in ventilatiesystemen standaard een uv-unit op te nemen, zodat micro-organismen altijd worden gedood. Wellicht kan dat eenvoudige middel als toevoeging werken en is dit misschien een oplossing voor zieltogende concertzalen, sportzalen, zwembaden enz. Als dat inmiddels nog niet het geval is, pleit ik ervoor om de toepassing van uv in uw onderzoeken op te nemen. William Oosterwijk, Eext

Zoutwaterbatterij Het is mij al diverse keren opgevallen dat de artikelen in De Ingenieur niet altijd zuiver op de graat zijn. Een voorbeeld hiervan is het bericht over de ‘Zoutwaterbatterij’ van het julinummer. Het stuk gaat over een galvanisch element als brandstofcel. Dat is op zich misschien juist, maar dit is toch iets anders dan wat momenteel in de energietransitiediscussie daaronder (waterstof als brandstof) wordt verstaan. Wanneer ik naar de afmetingen kijk, lijkt me een powerpack voor het genoemde doel een betere oplossing. De laatste zin in het verhaal bevat

een pertinente onjuistheid: de in de batterijen gebruikte magnesium/chloorhoudende zoute vloeistof is – zelfs in lagere concentraties – al chemisch afval. Harry Assen, Sassenheim

Correctie In het artikel ‘Diepe ondergrond onmisbaar bij energietransitie’ (Opinie, juli 2020) staan per abuis onjuiste cijfers. Er zijn geen 160.000 waterstoftanks nodig voor de opslag van de dagelijkse benodigde hoeveelheid energie, maar 230.

Wilt u reageren op een artikel in De Ingenieur? U kunt uw brief, bij voorkeur niet langer dan driehonderd woorden, mailen naar redactie@ingenieur.nl of sturen naar De Ingenieur, postbus 30424, 2500 GK Den Haag. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten en te redigeren of te weigeren.

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

25


Groot,

26

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

groter,

De Haliade X op de Tweede Maasvlakte foto : portpictures . nl


WINDENERGIE T E K S T: J I M H E I R B A U T

grootst

TNO test in Rotterdam de Haliade X, de grootste windturbine ter wereld

Met de Haliade X heeft GE de grootste windturbine ter wereld gebouwd: 245 meter hoog en een maximaal vermogen van twaalf megawatt. Bij Rotterdam test TNO de windreus. De Ingenieur ging kijken hoe dat in zijn werk gaat.

Certificering TNO doet in Rotterdam de metingen die GE nodig heeft om de Haliade X door de onafhankelijke instantie DNV GL windturbine te laten certificeren. Tegelijk verzamelt TNO ook kennis die het kan gebruiken in de ontwerpmodellen waarmee nieuwe, grotere turbines te ontwikkelen zijn. In juni kreeg de windturbine een voorlopig typecertificaat uitgereikt door DNV GL. ‘Dit laat zien dat het Haliade X-prototype voldoet aan de hoogste veiligheidsen kwaliteitsnormen en dat we op schema liggen om te voldoen aan de eisen voor volledige typecertificering’, stelt Vincent Schellings, engineering & product development leader bij GE Renewable Energy. ‘Door tegelijkertijd te testen in Rotterdam en in twee testcentra in de

Verenigde Staten en Groot-Brittannië verkorten we de tijd die we nodig hebben om de bladen goed te laten keuren en de krachtigste windturbine ter wereld naar de markt te brengen’, aldus Schellings. Al kort na de ingebruikname van de windturbine was de Haliade X goed voor een wereldrecord. Dankzij een winderig weekend draaide de turbine vorig jaar december 28 uur lang op vol vermogen. En in februari verbrak de windturbine zijn eigen record, tijdens de storm Ciara. ‘Dat was meteen een belangrijke testcase in onze meetcampagne’, zegt Jan Willem Wagenaar van TNO. ‘Soms moet je maanden wachten op zulke omstandigheden.’

Een turbineblad bij de fabriek in Cherbourg, Frankrijk. foto : lm wind power

t

De grootste krachtpatser onder de windturbines staat gewoon in ons eigen landje. Nou ja, nog net dan, de Haliade X staat op de Tweede Maasvlakte ten westen van Rotterdam. Daar test TNO het prototype van GE, met als doel om een typegoedkeuring te krijgen, zodat hij in serie geproduceerd kan gaan worden. Sinds eind vorig jaar levert hij stroom aan het net. Eigenlijk is de Haliade X bedoeld voor op zee. Het testen gebeurt echter op land, omdat hij daar beter bereikbaar is. Een prototype dus nog, maar indrukwekkend is hij wel. Het topje van de turbine steekt 245 meter de lucht in (de serie-versie wordt 260 meter hoog). Draait de rotor op volle snelheid, dan zoeft dat topje met honderden kilometers per uur door de lucht. Zou je een enkel turbineblad op een voetbalveld leggen dan zou het een meter of zeven uitsteken. En dan zijn vermogen: onder de meest gunstige omstandigheden kan hij een elektrisch vermogen opwekken van twaalf megawatt. Hoeveel dat is? Genoeg om zesduizend waterkokers tegelijk te laten pruttelen; of om de dikste Tesla Model S – een accu van honderd kilowattuur – binnen dertig seconden helemaal op te laden.

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

27


WINDENERGIE

Torsie hethet bladblad torsievan van

Zwaaien klapperen

Als je een windturbine (hier is niet de Haliade X afgebeeld) van de zijkant bekijkt, staan de bladen altijd wat schuin van de mast af. Belast de wind ze, dan gaan ze netjes recht staan; dit heet pre-tilt. Hiermee wordt voorkomen dat de bladen bij windbelasting tegen de mast aan komen. Verder verbuigen bladen onder invloed van de wind een beetje in het vlak van de rotor (zwaaien) en loodrecht op de rotor (klapperen). Al die vervormingen zijn geen probleem voor de stabiliteit, maar ze zorgen wel voor energieverlies. Dat is niet helemaal te voorkomen. Een turbineblad moet wel enigszins meegeven. Een superstijf blad loopt namelijk het het risico doormidden te breken. ILLUSTRATIE : RUUD VOGELESANG 28

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Waar moet je allemaal op letten als je de bladen van windturbines groter wil maken? Ten eerste de interactie tussen de windstroming en de snelheid van het blad. Speciaal voor de Haliade X heeft GE de bladen voorzien van aerodynamische toevoegingen: vinnen en spoilers die samen moeten zorgen voor een betere energieoverdracht van de luchtstroming op de rotor en een verlaagde luchtweerstand van het turbineblad dat door de lucht zoeft. Breuken Ten tweede is daar het structurele aspect van de bladen. Ze moeten enerzijds sterk genoeg zijn om niet te sneuvelen onder de windbelasting en anderzijds ook niet te star zijn, want dat kan leiden tot breuken. De materialen moeten dus licht zijn en toch sterk. Vroeger werd hiervoor enkel glasvezelversterkt composiet gebruikt. Nu is daar koolstofvezel bijgekomen. Dat is weliswaar duurder, maar ook lichter bij dezelfde sterkte. En dat is geen overbodige luxe, want de bladen van de Haliade X zijn met 107 meter lengte de langste ter wereld. ‘Om tot de juiste constante kwaliteit van de bladen te komen, hebben we ons productieproces gemoderniseerd en sterk geautomatiseerd’, vertelt Schellings. En ten slotte is er de bevestiging van het blad aan de naaf (hub) van de turbine, het hart dat ronddraait en dat de kinetische energie van de molen op een generator overbrengt. De krachten die elk blad op deze hub uitoefenen wordt ook steeds groter en de bevestiging moet dus navenant steviger zijn. Hoewel de rotor van een windturbine van een afstandje een stijf geheel lijkt, is het dat niet. De bladen buigen, draaien en trillen onder de invloed van de natuurkrachten van de wind. Hoe langer een blad is, hoe meer het tordeert (draaiend vervormt in de lengterichting, zie de figuur links). Door dit torderen verandert de invalshoek van de wind op het blad – te vergelijken met een vliegtuigvleugel – en dat heeft weer gevolgen voor de belasting en voor de efficiëntie van de omzetting van kinetische in elektrische energie. Fiber-optica ‘Met onze metingen willen we kwantificeren hoevéél meer een groter blad gaat torderen’, zegt Wagenaar. ‘Als je weet hoeveel torsie er is bij een bepaalde windbelasting, dan kun je in het ontwerp van een nieuwe generatie turbines en bladen daar rekening mee houden.’ In het project voor GE zet TNO zijn speciale expertise in op het gebied van meten aan de vervorming van de

Kengetallen voor de Haliade-X 12 MW 12 MW 220 meter HOOGTE: 245 meter LENGTE BLADEN: 107 meter CAPACITEIT:

ROTORDIAMETER:

JAARLIJKSE ENERGIEOPBRENGST: BESTREKEN OPPERVLAK BLADEN:

46,3 GWh 38.000 m2


bladen. ‘We meten zowel de grootte van de rek als de richting van de rek van het materiaal. Daaruit kunnen we de buiging van het blad afleiden.’ De manier waarop TNO dat doet, is bijzonder te noemen. Om de vervorming te meten zit over de volle lengte van het turbineblad een fiber-optische sensor strak op de binnenkant van het blad gelijmd. Die meet op verschillende plekken de vervorming van het turbineblad. ‘Voor zover wij weten is dit de eerste keer dat deze fiber-optische techniek voor het certificeren van een windturbine wordt gebruikt’, zegt Wagenaar. Gitaarsnaar De optische kabel móet wel aan de binnenkant van het blad zitten, omdat hij aan de buitenzijde het profiel zou aantasten en daarmee de prestaties van de turbine nadelig zou beïnvloeden. Dat bracht echter wel de nodige uitdagingen met zich mee. ‘Zo’n turbineblad bestaat uit twee gigantische helften die in de fabriek aan elkaar worden gelijmd. We moesten onze sensor aanbrengen vóór dat verlijmen, omdat anders de meetlocaties niet meer te bereiken zijn. Het was wel even spannend of onze sensoren het afmonteren in Noord-Frankrijk, de zeereis naar Rotterdam en het installeren van de turbine op de Maasvlakte hadden overleefd. Gelukkig was dat het geval’, vertelt Wagenaar. Met hun metingen voeden Wagenaar en collega’s een model dat alle mogelijke buig- en torsiemodes van het blad bevat. Net als je een gitaarsnaar kunt aanslaan in zijn grondtoon en in zijn boventonen, kan een turbineblad buigen in verschillende modes. ‘Wil je voor de buigrichting de grondmode aanslaan, dan bereik je dat door de tip (punt) een beetje uit zijn evenwichtslocatie te halen. In een lab in Groot-Brittannië vinden ook proeven hiermee plaats. Het 107 meter lange blad zit daar vast in de muur en de tip wordt in een regelmatige trilling gebracht.’ Het blad van een turbine kán dus op allerlei manieren buigen, maar uit de proeven in Rotterdam moet blijken hoe dat in de praktijk precies gaat. Datastromen Haliade X draait sinds november vorig jaar en levert sinds die tijd, behalve groene stroom aan het Nederlandse stroomnet, ook data aan TNO en GE. Die data wordt continu geanalyseerd bij TNO in Petten, waar Wagenaar en collega’s aan de hand daarvan kunnen zien of alles nog goed gaat met de metingen. Vlak naast de turbine staat een constructie vol met speciale windmeters die continu de windkracht en -richting bepalen. ‘Zo kunnen we de inkomende wind relateren aan het gedrag van de turbine. Zelfs als het praktisch windstil is, en de turbine heel zachtjes rondjes draait, hebben de metingen waarde. In die situatie gebruiken we het gewicht van de bladen om onze reksensoren te ijken.’ De volledige typegoedkeuring voor de Haliade X wordt ergens in de komende maanden verwacht, na meer testen in Rotterdam aan de hele turbine en meer testen in de VS en Groot-Brittannië aan een los turbine blad. Later gaat GE de turbine in grote aantallen bouwen voor gebruik in windparken. Het turbinetype is al geselecteerd voor

Groter en goedkoper Bij windturbines is al jaren de trend: groot, groter grootst. Dat heeft niets te maken met een bepaalde grootheidswaanzin die je soms in de architectuur aantreft, maar met het simpele feit dat grotere turbines meer wind kunnen oogsten. Het financiële plaatje wordt gunstiger; natuurlijk is een grotere turbine duur-

der om neer te zetten, maar hij wekt navenant meer energie op. Dat gaat niet vanzelf, want de hoeveelheid gebruikte materialen schaalt met de derde macht en de opbrengst van de turbine maar met de tweede macht. Daarom is er innovatie nodig in het ontwerp van de windmolen en in de gebruikte materialen.

een aantal grote projecten in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, samen goed voor een piekvermogen van 4,8 gigawatt. Hoe lang de Haliade X de grootste ter wereld zal blijven, is afwachten. Concurrent Siemens heeft al een turbine aangekondigd van veertien megawatt. Of GE al werkt aan een groter exemplaar is niet bekend. ‘Maar zolang de markt blijft groeien, zullen we blijven innoveren en het Haliade X-platform blijven upgraden’, zegt Schellings.

Haliade X vanuit de lucht gezien. FOTO : GE

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

29


S TAT I O N S B O U W T E K S T: M A R I A N N E W I L S C H U T

Met respect voor de groene omgeving

Station als schakel tussen landgoederen Station Driebergen-Zeist is niet alleen een belangrijk knooppunt voor trein- en busreizigers, maar ook een geliefd startpunt voor wandelingen over de landgoederen van de Utrechtse Heuvelrug. Reden voor de ontwerpers van het nieuwe station om het – als eerste landgoedstation van Nederland – te laten versmelten met de omgeving. Stedelingen die met de trein naar station DriebergenZeist reizen, valt het meteen op. Zodra je uitstapt, vult een kruidige boslucht je longen. Was het gedateerde stationsgebouw uit de jaren zestig vroeger het eerste wat reizigers vanaf het perron zagen, nu zie je de eiken, beuken, dennen, taxussen en rododendrons van de omliggende vijf landgoederen. Tussen de bomen door piept het iconische, neoclassicistische tuintempeltje van park Beerschoten-Willinkshof. Ook vang je vanaf het nieuwe eilandperron een glimp op van het neoclassicistische herenhuis van landgoed Bornia en zie je tussen de boomtoppen door het glas van het door architect Thomas Rau ontworpen nieuwe hoofdkantoor van de Triodos Bank dat samen met congrescentrum Antropia is gevestigd op landgoed De Reehorst. ‘Station Driebergen-Zeist ligt ingeklemd tussen vijf landgoederen met monumentale status en de

A12’, vertelt Karin van Helmond, projectmanager bij ProRail. Het gaat om de landgoederen De Reehorst, Beerschoten-Willinkshof, Bornia, De Breul en Bloemheuvel. ‘Het was een enorme uitdaging om deze belangrijke infrastructurele knoop in te passen in zo’n groen gebied van hoge cultuurhistorische waarde. Voor ons als ProRail was dit nieuw. Stations in binnensteden proberen we altijd zoveel mogelijk op te laten gaan in de omgeving. Voor landelijk gelegen stations heeft dat geen prioriteit. Maar omdat dit station zo’n integraal onderdeel is van de omgeving, moest daar bij het ontwerp van het nieuwe station wel rekening mee worden gehouden.’ Zichtlijnen en rondingen Dat het station grondig op de schop moest, was overduidelijk. Niet alleen waren de files en wachttijden voor de overweg op de provinciale weg tussen Zeist en

Feiten en cijfers aanleg station Driebergen-Zeist • Dagelijks maken ruim 12.500 reizigers gebruik van station Driebergen-Zeist. Door de ligging aan de A12 en naast een busstation is het een belangrijk ov-knooppunt. Het is een overstappunt voor bestemmingen als Doorn en De Bilt. Met de bus zijn het Utrecht Science Park en De Uithof in achttien minuten bereikbaar. 30

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

• De aanleg van het nieuwe station heeft 190 miljoen euro gekost. • In het totale project zijn meer dan tweehonderd kilometer aan kabels gelegd. • Drie kruispunten zijn aangepast, er is een onderdoorgang onder het spoor gekomen, en één kilometer van de provinciale weg N225 is verbreed.

• Over een lengte van 2,5 kilometer zijn het spoor en de bovenleidingen aangepast. • Voor de aanleg van de bouwkuip hebben duikers 315 kubieke meter onderwaterbeton gestort. • Naast een nieuw trein- en busstation is er ook een nieuwe P+R-garage gekomen en zijn twee overwegen opgeheven.


Een petrischaal begroeid met bacteriën. De doorzichtige cirkels geven aan welke fagen tegen deze bacteriesoort actief zijn. Daar groeit niets. Stan Brouns in zijn fagenlaboratorium. foto ’ s : marcel krijger

wijst naar de Hoofdstraat, de provinciale weg N225, die is uitgebreid met twee rijstroken en die nu onder het spoor en het perron doorloopt. Veiliger Ook het complete stationsplein, het fietspad en de toegang tot de fietsenstalling liggen nu onder het maaiveld. Van de Kragt: ‘Door de gestapelde opbouw van het landgoedstation zijn de knelpunten opgeheven en komen de rechte lijnen van de weg en het spoor en de vloeiende lijnen van het gebouw mooi tot hun recht. Bovendien is dit een stuk veiliger. In de oude situatie liepen mensen nog weleens onder de slagboom door om hun trein te halen, dat kan nu niet meer.’ Over de provinciale weg loopt nu een brug voor voetgangers en fietsers naar park Beerschoten-Willinkshof. Van de Kragt: ‘Die brug is vernoemd naar Kees Neven, de landschapsarchitect van het project die vlak voor de oplevering van het nieuwe station is verongelukt. Een groot gemis.’ In het landschappelijk ontwerp van Neven is aan de veiligheid van de flora en fauna gedacht. Zo zijn er duikers onder het spoor en de weg geplaatst, tun-

t

Driebergen al jaren een doorn in het oog voor automobilisten, fietsers en voetgangers. Ook de smalle perrons waarlangs intercity’s voorbij raasden, het verouderde busstation en het gebrek aan stallingsplekken voor fietsen en parkeerplekken voor auto’s zorgden voor ergernissen bij de groeiende groep reizigers. Daarnaast vroeg de uitbreiding van de dienstregeling tussen Schiphol en Nijmegen om meer ruimte op het spoor. Om al deze kreukels glad te strijken met respect voor de groene omgeving, kwam Luc Veeger, architect bij Arcadis, met het idee van het landgoedstation. ‘Het uitgangspunt daarbij was de Engelse landschapsstijl, met veel zichtlijnen en rondingen’, vertelt Pim van de Kragt, projectmanager bij Arcadis. ‘Die stijl, ook gebruikt bij de landgoederen in de omgeving, zie je terug in de uitzichten vanaf het perron, en de rondingen en vloeiende lijnen van de gebouwen van het stationsplein, het nieuwe busstation en de kiss-and-ridestrook.’ Met Van Helmond van ProRail was Van de Kragt tien jaar lang de spreekwoordelijke spin in het web van dit omvangrijke project. Samen kijken ze nu vanaf het perron met trots en enige weemoed terug. Dit is de omgeving waar jarenlang hun kantoor stond. Van de Kragt

Voetgangers en fietsers kunnen nu onder het station door. foto : prorail

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

31


S TAT I O N S B O U W

betonnen bak terechtkomt, voorkomt dat de bomen die met hun wortels niet bij het grondwater kunnen, dorst krijgen. Van de Kragt vult aan: ‘Als dit zwembad te vol raakt, dan wordt het overtollige water naar een verderop gelegen zaksloot gepompt. De afgelopen maanden is dat door de droogte niet nodig geweest.’

Een keten van landgoederen De bossen en landgoederen rondom station DriebergenZeist zijn onderdeel van de Stichtse Lustwarande. Een keten van meer dan honderd landgoederen en buitenplaatsen in de provincie Utrecht. Vanaf de zeventiende eeuw werden hier aan de beschutte voet van de Utrechtse Heuvelrug allerlei buitenplaatsen aangelegd door adellijke families, bankiers, industriëlen en nouveau riches

De iconische koepel van het landgoed Beerschoten-Willinkshof is nu ook vanaf het perron zichtbaar. foto : prorail

die de drukte en de stank van de stad wilden ontvluchten. Om hen te gerieven werd de spoorlijn Amsterdam-Utrecht in 1844 doorgetrokken naar Driebergen. Het dorp was daarmee een van de eerste plaatsen in Nederland die een treinstation en andere ov-voorzieningen kreeg. Bij de bouw van het nieuwe station werd zelfs nog een deel van de oude tramlijn tussen Utrecht en Amersfoort gevonden.

nels waardoor dassen, marters en andere dieren veilig kunnen oversteken van landgoed Bornia via park Beerschoten-Willinkshof naar De Reehorst. Voor de vleermuizen zijn in het midden van de provinciale weg bomen geplant, zodat zij deze weg ondanks de extra rijstroken nog steeds kunnen oversteken. Zwembad Voor de bomen rondom het project was er tijdens de bouw een boombeschermingsplan zodat ze geen schade zouden oplopen. Van de Kragt: ‘Daarnaast zijn er ruim 320 nieuwe bomen geplant ter compensatie van de bomen die moesten wijken voor de uitbreiding van de weg en het spoor. Voor de nieuwe aanplant hebben we deels volwassen bomen gekozen die goed in de omgeving passen.’ Sommige nieuwe bomen die naast het station zijn geplant, staan in het ‘zwembad’, een betonnen bak van zestig meter lang, dertig meter breed en twee meter hoog onder het stationsplein. Van Helmond: ‘Deze bak vangt het overtollige water van hevige regenbuien op, evenals het water dat door de betonnen constructie wordt opgestuwd. Verder is daarvoor op de oude plek van de P+Rstrook een wadi (waterafvoer door drainage en infiltratie, red) aangelegd. Zo is het station klimaatbestendig.’ Het water dat vanuit het viaduct en het voorplein in de

32

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Comfort voor de reiziger Al pratende worden we regelmatig onderbroken door voorbijrijdende intercity’s en een enkele ICE afkomstig uit Duitsland. Treinen die niet halteren, zoals dat in spoorwegjargon heet, rijden op de twee buitenste sporen. Sprinters en halterende intercity’s maken gebruik van de twee middelste sporen die langs het breed opgezette eilandperron lopen. Van Helmond: ‘Hierdoor en door de directe spoorstaafbevestiging op de betonnen spoordekken maken de passerende treinen minder lawaai en hebben ze minder zuigkracht. Dat is prettiger en veiliger voor de reizigers.’ Want behalve respect voor het groen, hebben veiligheid en comfort voor de reiziger ook voorop gestaan in het ontwerp. Van de Kragt: ‘Doordat zichtlijnen belangrijk zijn, kun je als reiziger makkelijk zien waar je moet zijn. En door de ronde, vloeiende lijnen van de gebouwen op het stationsplein zijn er nergens hoekjes waarachter iemand zich kan verschuilen. Bovendien is er overal licht en zicht op het omliggende groen. Zelfs vanuit de fietsenstalling.’ In die nieuwe fietsenstalling waar nu plaats is voor ruim 3.400 fietsen zitten de beheerders er in de winter warmpjes bij dankzij de restwarmte van de computers in de technische ruimtes van het station. Duurzaamheid speelde ook een rol bij de materiaalkeuze. Het gebruik van laag-energie-asfaltbeton (LEAB) zorgde voor 30 procent minder CO₂-uitstoot. De perronkappen zijn voorzien van zonnepanelen en een deel van de oude stationskap en de bijbehorende staanders zijn hergebruikt. ‘Daar zitten zelfs nog kogelgaten in uit de Tweede Wereldoorlog’, zegt Van de Kragt terwijl hij omhoog wijst. Eerder klaar Al met al was het project negen maanden eerder klaar dan gepland. Door de coronacrisis kon er van de heropening in mei geen feestelijke gebeurtenis worden gemaakt. Van Helmond: ‘De laatste werkzaamheden moesten nog coronaproof worden uitgevoerd. Zo konden de stratenmakers alleen in vaste tweetallen en met voldoende onderlinge afstand werken.’ Dat het project ondanks een grote storm en tegenvallers bij het stutten van de wanden van de bouwkuip toch eerder klaar was, ligt volgens haar aan de goede samenwerking tussen ProRail, Arcadis en aannemer BAM. ‘Bij de aanbesteding hebben we expliciet ingestoken op het laten wegvallen van de organisatiegrenzen en dat is goed gelukt. Zo kwam aannemer BAM met optimalisaties op het faseringsplan en lukte het hen om twee, 120 meter lange spoordekken van 2.900.000 kilo aan beton en staal in acht uur tijd over een afstand van 145 meter in te schuiven. Een kunststukje! Het is exemplarisch voor het hele project: het is een legpuzzel die precies past.’


Podium

Vanessa Evers, hoogleraar social computing and robotics, is sinds vorig jaar directeur van het nieuwe Institute of Science and Technology for Humanity in Singapore.

Waar faalde de technologie? Heeft u al genoeg van corona en covid-19? Wilt u on- geld hadden, dan waren er thuis geen spullen om onliderhand wel eens van onderwerp veranderen? Ver- ne onderwijs te volgen. En als je werk niet gedaan kon geet het maar, voorlopig gebeurt dat niet. Kijk maar worden met beeldbellen, stond je baan op de tocht. Ook faalde de technologie in het kunnen samennaar de internationale politiek: ‘Draagt Trump al een mondkapje?’, de wereldwijde diplomatieke verhou- brengen van mensen. Het ging wel, via Skype of Zoom dingen: ‘Welk land wil geen coronasteunfonds voor met elkaar praten. Maar mijn oude omaatje van 96 het Zuiden? Nee-derland? Waar ligt dat land?’, de mocht geen bezoek ontvangen en snapte niet wat daar klimaatcrisis: ‘Heeft Greta Thunberg al iets gezegd gebeurde op dat scherm. Velen zijn helemaal alleen gestorven, zonder afscheid te over de pandemie?’, de toenemende nemen van hun bredere familie armoede: ‘Komt door die lockdowns, en vriendenkring. We hebben eltoch?’ Alles is anders sinds de uitWe moeten kaar niet kunnen troosten bij het braak van covid-19. verlies van een geliefde. SommiEn alles kán blijkbaar anders. Plotherzien hoe we gen zaten in een onveilige thuisseling blijken ‘Het Bureau’-achtige, voor elkaar situatie waar geweld plaatsvond, tergend langzame administratieve ongemerkt voor de buitenwereld. processen sneller te kunnen en zijn kunnen zorgen Diegenen van ons met geestelijke we met een hele hoop mensen thuis in tijden van gezondheidsproblemen hebben best wel productief. Het nieuwe norcorona hun ergste nachtmerries beleefd. maal heeft voordelen. En het is nog niet voorbij. Toch lijkt het erop dat we, nadat de Met alles dat we zullen moeten corona-resetknop is ingedrukt, langzaam weer terugglijden naar het oude vertrouwde. herontwerpen, moeten we ook herzien hoe we voor Als we dadelijk weer met zijn allen drie keer de wereld elkaar kunnen zorgen; met, ondanks of versterkt door rondvliegen, een drie euro goedkoper T-shirtje uit Chi- technologie. Als dit werkelijk ‘het nieuwe normaal’ is, na laten overvaren, hompen vlees eten, filerijden, onze moeten we oplossingen vinden die verder gaan dan oudjes alleen bezoeken als we het minder druk hebben audiovisueel contact via een schermpje of VR-bril. en ons alleen organiseren als we op de Dam kunnen Hoe houden we elkaar vast? Hoe help je letterlijk een samendrommen, dan raken we het kleine beetje dat we handje? Hoe ben je een schouder om op te huilen? En als we oplossingen vinden, hoe zorgen we dat die gewonnen hebben tijdens deze crisis weer kwijt. We bleken voorheen niet eens zo afhankelijk van oplossingen er zijn voor iedereen, ongeacht inkomen, technologie te zijn als we dachten. Tijdens de lock- opleiding, leeftijd, etnische achtergrond en gezonddown waren we dat pas echt. Toen deden we alles met heid? Op de Universiteit Twente zijn we samen met TNO hulp van technologie, we gingen naar school, bestelden eten, kregen informatie, speelden met elkaar en begonnen met het werken aan ‘beter dan echt’ sociaal contact op afstand, voor in tijden van corona. We zochten elkaar op. Ook faalde de technologie. En wel in haar toegan- kunnen wel wat competitie gebruiken om het tempo kelijkheid voor allen. Als je ouders niet voldoende erin te houden. Doet u mee? FOTO : RIKKERT HARINK

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

33


34

DE INGENIEUR • FEBRUARI 2020


Doelen & drijfveren

De wereld een beetje beter maken, dat is de ambitie van veel ingenieurs. De duurzaamheidsdoelen van de VN vormen daarbij een bron van inspiratie.

GOEDE GEZONDHEID EN WELZIJN

Peter Bosman ontwikkelt evolutionaire algoritmen bij het Centrum Wiskunde & Informatica en brengt kunstmatige intelligentie naar de kliniek. Hij wil medici meer ondersteuning bieden met AI-systemen.

‘Liever mensen dan geld of objecten’ Tekst: Amanda Verdonk • Foto: Bianca Sistermans

Utopie ‘Op 17 maart is in het Amsterdam UMC de eerste patiënt met prostaatkanker bestraald volgens een behandelplan dat door “mijn” AI is berekend. De software die we samen hebben ontwikkeld berekent in een minuut meerdere voorstellen voor behandelplan­ nen, terwijl het maken van één behandelplan voorheen wel een uur in beslag kon nemen. Een heel mooi project: ik zou willen dat elk academisch project zo verloopt. We hebben niet alleen nieuwe algoritmen gemaakt en daarover gepubliceerd in de theoretische literatuur, maar we hebben die ook ingezet om een probleem in de praktijk op te lossen. En dat in vier jaar tijd. Bijna een utopie.’ Goede oplossing ‘Ik vind dat een computer moet helpen, beslissingsondersteunend moet zijn. Tijdens mijn studie informatica hadden we soms theoretische discussies over het vinden van de optimale oplossing voor bijna onoplos­ bare wiskundige problemen. Ik dacht: wat hebben we hier nou aan? In de praktijk is een heel goede oplossing vaak ook prima. AI bood meer opties voor algoritmisch onder­ zoek en dat sprak mij aan. Het gaat meestal om algemenere oplossingstechnieken zoals mensen die zelf ook zouden bedenken. Ook evolutionaire algoritmen, mijn specialisatie,

zijn gebaseerd op een simpel idee, dat je eerst hoofdlijnen en pas daarna details uitwerkt. Deze manier van redeneren zit in veel engi­ neering verwerkt. Eigenlijk gaat een archi­ tect ook zo te werk.’ Volwassen ‘Mijn fundamentele onderzoekslijn naar evolutionaire algoritmen is inmiddels vol­ wassen geworden. In het verleden heb ik aan problemen in de logistieke sector gewerkt, bijvoorbeeld om vrachtwagenritten slimmer te plannen. Daarna keek ik naar het ontwerp van windmolenparken. In sectoren als ener­ gie gaat het vaak om geld en objecten, ter­ wijl de medische sector over mensen gaat. Dat interesseert me gewoon meer. Een arts ziet patiënten en je proeft de soms lastige af­ wegingen die hij of zij moet maken. Daar wil ik graag bij helpen.’ Overtuigen ‘Een belangrijke bestralingsmethode bij prostaatkanker, brachytherapie, wordt ook bij baarmoederhalskanker gebruikt. Daar gaan we onze software nu ook inzetten, in samenwerking met het Leids Universitair Medisch Centrum. Ik ben daar al bij voor­ baat trots op. Ik merk dat we door het pros­ taatproject iets makkelijker subsidie voor nieuwe projecten krijgen. Sommige funda­

mentele onderzoekers zeggen: Jij kunt vast makkelijker geld binnenhalen doordat je toepassingsgericht werkt. Maar ik denk ei­ genlijk dat het moeilijker is. Als je nieuwe kennis tot in de kliniek wilt brengen, moet je met veel meer aspecten rekening houden en je moet mensen van tevoren kunnen over­ tuigen dat je het ook daadwerkelijk kunt realiseren. Het succes komt dus eerder door onze resultaten tot nu toe.’ Uitlegbaar ‘Ik zou naar een toekomst willen waarin een geautomatiseerd systeem gedurende het gehele behandeltraject een betere vorm van ondersteuning aan medici biedt, dus al vanaf de diagnose. Het systeem biedt dan verschillende opties aan, voor behande­ lingen of tests, zodat de arts samen met de patiënt een afweging kan maken. Het liefst met uitlegbare AI, zodat de arts grip heeft op de redenering van het systeem. Dat zou de acceptatie van de techniek enorm vergroten. Maar ik ben heel pragmatisch; ik zou er al trots op zijn als ik nog meer individuele toe­ passingen in de kliniek weet te brengen. Als ik betere systemen kan maken waarmee we betere zorg kunnen leveren, dan heb ik pre­ cies gedaan waarvoor informatica in mijn ogen is bedoeld: de computer gebruiken om mensen te helpen.’ AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

35


INDUSTRIEEL ONTWERPEN T E K S T: D A Y I N T A P E R R I E R

Wind- en zonneparken integreren in het landschap

Techniek versmolten met esthetiek Om de transitiedoelen van 2050 te halen zijn nog veel extra wind- en zonneparken noodzakelijk. Maar echt mooi zijn ze niet. Niemand wil ze in hun ‘achtertuin’. Nederlandse ontwerpers en architecten willen tijdens de wereldtentoonstelling laten zien dat het anders kan, dat esthetiek misschien wel belangrijker is voor brede acceptatie dan de techniek. In een buitenwijk van de woestijnstad Dubai staat een grote stalen constructie te roesten. Het is de basis van het Nederlandse paviljoen voor de wereldtentoonstelling Expo 2020, die wegens corona een jaar is uitgesteld. ‘De basis van het paviljoen is gemaakt van staal uit de omgeving zoals damwanden die hierdoor een tweede leven krijgen’, vertelt architect David Spierings van bureau V8 Architects dat het paviljoen heeft ontworpen. ‘Hoe lan-

Centraal in het paviljoen komt een voedselberg van eetbare planten. foto : v 8 architects 36

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

ger het hier staat, hoe meer het bouwwerk zal roesten. Maar dat maakt het misschien nog wel mooier.’ Twee jaar geleden schreef de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een prijsvraag uit voor het ontwerp van het Nederlands paviljoen onder het thema ‘verbind water, energie en voedsel’. V8 Architects deed mee samen met het Zwitserse aannemersbedrijf Expomobilia-MCH,


Innovatieve voedselberg Middenin het paviljoen staat een enorme voedselberg, een holle kegelvormige constructie waarop eetbare planten groeien. Loop je er als bezoeker onder door, dan kom je in een vochtige, koele ruimte waar oesterzwammen aan de binnenkant van de kegel groeien. ‘Het thema voedsel maken we zo tastbaar. Met duurzame technieken onderhouden we de planten en paddenstoelen’, vertelt Spierings. Zo wordt een deel van de benodigde elektrische energie opgewekt door zogenoemde Current Windows van ontwerper Marjan van Aubel. Dat zijn glas-inlood-achtige ramen met geïntegreerde zonnecellen. De ramen creëren een kleurenspel van licht in het paviljoen, terwijl ze tegelijkertijd licht omzetten in elektriciteit. Verder gebruiken de architecten de technologie van het Nederlandse bedrijf SunGlacier Technology om water

uit de droge lucht te halen met een efficiënt condensatieproces. Het water is voor de planten en paddenstoelen. Een belangrijk aspect van het circulaire paviljoen is het gebruik van biomaterialen. ‘De vloertegels en akoestische wandelementen in de lounge achterin het paviljoen zijn gemaakt van mycelium, oftewel schimmeldraden’, zegt Spierings. De schimmel refereert naar de oesterzwammen in de kegel. Het gordijn voor de lounge is gemaakt van biotextiel op basis van biopolymeren. Om in het ontwerp van het paviljoen esthetiek en techniek te versmelten, heeft het architectenteam Peter Mensinga betrokken bij de conceptfase. Hij is oprichter van het adviesbureau Aardlab en een van zijn speerpunten is om meer creativiteit op gebied van duurzaamheid te stimuleren bij architecten. ‘Bij een ontwerp wordt vaak uitgegaan van wat er nodig is en welke technieken daar het beste voor te gebruiken zijn. Het ontwerpproces van het paviljoen was anders. Bij iedere stap hebben we nagedacht hoe we willen dat de bezoekers het ervaren, legt Mensinga uit. ‘Zie de Current Windows van Van Aubel. Natuurlijk zouden we ook de meest efficiënte zonnepanelen met het hoogste rendement kunnen gebruiken om het paviljoen van stroom te voorzien. Maar is dat het enige dat telt? De zonneramen leveren misschien minder energie, maar ze leveren een schouwspel van gekleurd licht. Dat is ook een kwaliteit.’

t

ingenieursbureau Witteveen+Bos en ontwerpbureau Kossmanndejong. ‘Voor ons stond centraal dat we de bezoekers de beleving van Nederland wilden meegeven. En daarbij niet alleen focussen op wat ze zien, maar ook inspelen op andere zintuigen en ze laten voelen, horen, proeven en ruiken’, vertelt Spierings. ‘Als je de technieken goed integreert in het ontwerp, voelt het voor de bezoeker bijna vanzelfsprekend dat de energie duurzaam wordt opgewekt en de materialen circulair zijn.’

Het Nederlandse paviljoen bestaat uit verschillende ruimtes. Binnenin de kegelvormige voedselberg zal tijdens de Expo een bijzondere show plaatsvinden. foto : v 8 architects

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

37


INDUSTRIEEL ONTWERPEN

Nu is het Expopaviljoen een prestigeproject. Het is niet realistisch bij ieder project zo uit te pakken. Maar het principe van het herkennen van andere kwaliteiten is volgens Mensinga wél breder toe te passen. Zo was hij betrokken bij een bouwproject van huizen waar het afvalwater ter plaatse werd gezuiverd om als ‘grijs water’ hergebruikt te worden onder andere voor het doorspoe­ len van de wc. ‘Maar zoveel water gebruik je niet voor het toilet’, vertelt Mensinga. ‘Dus wat doe je met al het opgezuiverde water dat over is? Eindeloos vervoeren

Vochtig en koud in de woestijn Van over de hele wereld komen landen om de vijf jaar naar de universele wereldtentoonstelling, ook wel Expo genoemd, om onder andere hun culturele en technische ontwikkelingen te exposeren. Dit is het moment om te laten zien wat ze in huis hebben. Na afloop hopen de meeste landen weg te gaan met nieuwe handelsrelaties. Het Nederlands paviljoen belicht de kracht van het verbinden van oplossingen voor water-, energie- en voedselvoorziening. Naast water is tuinbouw een van de meest innovatieve en ontwikkelde sectoren in Nederland. Het ontwerpteam wilde een eigen klimaat creëren, net als tuinbouwers doen in hun kassen. Ze kozen voor een opvallend klimaat in de woestijn-

omgeving van Dubai: vochtig en koud. Om dit te verenigen met het thema voedsel zullen er oesterzwammen in de kegel groeien.

Biotoop De koolstofdioxide die de paddenstoelen uitstoten wordt opgenomen door de planten die aan de buitenkant groeien. Zo ontwierp het team een biotoop. Als energiebron kozen ze de zon, want wat is een betere energiebron in de woestijn dan zonlicht. De innovatieve Nederlandse technieken die het paviljoen zal exposeren zijn de watermaker van SunGlacier & VINK, de zonnepanelen van Studio Marjan van Aubel, de biobased gordijnen van Buro Bèlen en de myceliumtegels van Mogu.

Installatie van de Current Windows van Marjan van Aubel. Dit zijn glas-inlood-achtige ramen waarbij de glaskleur afkomstig is van de zonnecellen. foto : v 8 architects 38

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

naar andere panden om nog meer toiletten mee door te spoelen?’ In plaats daarvan kozen ze ervoor het water af te voeren naar een stuk zandgrond. ‘Daar win je finan­ cieel niks mee. Maar het heeft wel een stuk nieuw natuur opgeleverd. Is dat niet ook een kwaliteit?’ Net als een Ferrari Ontwerper Van Aubel deelt de gedachte van Mensinga. Met haar ontwerpbureau Marjan van Aubel Studio ont­ werpt ze al jaren zonnepanelen. Het frustreert haar dat zonnepanelen zo slecht geïntegreerd zijn. ‘Mijn ontwer­ pen moeten mensen niet willen omdat ze zich verplicht voelen energie duurzaam op te wekken’, zegt ze. ‘Men­ sen moeten mijn ontwerpen willen gebruiken omdat ze zich ermee kunnen identificeren. Net zoals mensen een Ferrari kopen omdat ze het een mooie auto vinden, niet omdat hij de beste motor heeft.’ Van Aubel focust zich op het maken van verleidelijke en aantrekkelijke ontwerpen met zonnepanelen. Ze be­ dacht een kast met serviesgoed, een tafel en ramen, alle voorzien van zonnecellen die kleur geven. Het traditio­ nele zonnepaneel is er niet in terug te herkennen. ‘Ontwerpers als Van Aubel kunnen veel betekenen voor ingenieurs’, stelt Angèle Reinders, hoogleraar Design of sustainable energy systems aan de Techni­ sche Universiteit Eindhoven. Ze houdt zich bezig met het integreren van duurzame energie­innovaties in de samenleving met innovatieve ontwerpen. Daarover heeft ze regelmatig contact met Van Aubel. ‘Van Aubel ziet mogelijkheden met zonnepanelen die vanuit de techniek nog niet zijn belicht’, zegt Reinders. ‘Geen ingenieur had nog bedacht zonnepanelen esthetisch aantrekkelijk te ontwerpen. Dat biedt andere perspectieven voor het toepassen van een techniek.’ Voor de implementatie van zonneparken is een an­ dere kijk ook interessant. ‘Het technisch ontwerp van een zonnepark ziet er dikwijls onaantrekkelijk uit’, zegt Reinders. ‘Zouden we parken realiseren die beter op­ gaan in hun omgeving, dan zal het maatschappelijke draagvlak vergroten.’ Zoals de plannen er nu voorstaan, is er totaal ongeveer 37 bij 37 vierkante kilometer aan zonnepaneelsystemen nodig om de nationale energie­ doelen te behalen. Met goed geïntegreerde ontwerpen zijn die wellicht makkelijker te halen dan met de hui­ dige panelen. Zero-footprint Is de esthetiek dus even belangrijk, of misschien sóms wel belangrijker, dan de techniek? Het is in ieder geval een van de boodschappen die de architecten van het Ne­ derlands paviljoen hopen mee te geven aan de bezoekers van de Expo. ‘Het is niet de bedoeling dat dit ontwerp straks ergens anders één op één wordt nagebouwd’, zegt Spierings. ‘Na zes maanden moet het compleet verdwij­ nen en blijft er niets anders dan zand over. De onder­ delen van het paviljoen worden hergebruikt of krijgen een nieuwe bestemming. Die zero-footprint is het bewijs van de circulariteit van het paviljoen. En wat overblijft is de andere kijk op ontwerpen: het herkennen van nieuwe kwaliteiten, het zelfvoorzienend zijn en het integreren van esthetiek en techniek.’


Enith

Een maandelijkse column in stripvorm door wetenschapsjournalist Enith Vlooswijk.

foto : bart van overbeeke

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

39


D E

P R O D U C T O N T W E R P E N

Ruimteballon Naar de rand van de ruimte reizen in een capsule met een bar en toilet aan boord. Dat wil Space Perspective mogelijk maken.

40

Diverse bedrijven proberen het ruimtetoerisme van de grond te krijgen. Zo wil SpaceX over één à twee jaar toeristen met een raket de ruimte in schieten. Het Amerikaanse bedrijf Space Perspective kiest voor een ruimteluchtballon, al gaat die feitelijk niet de ruimte in. De ballon komt tot een hoogte van dertig kilometer. Dat is wel hoog genoeg om de kromming van de aarde en het zwarte heelal erachter waar te nemen. De eerste

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

V A N

M O R G E N

testvlucht – zonder bemanning – staat gepland voor begin 2021. Het idee is dat straks een piloot en acht passagiers voor zonsopkomst instappen op het Kennedy Space Center van NASA. Zij zitten in een ronde capsule die een heel stuk onder de met waterstof gevulde ballon hangt. Naast toeristen willen de initiatiefnemers achter Space Perspective ook onderzoekers en studenten de gelegenheid bieden ‘baanbrekend onderzoek’ te doen. Daarvoor is onder- en bovenin de capsule ruimte om meetinstrumenten te plaatsen. De capsule heeft

grote ramen rondom voor een panorama-uitzicht van 360 graden. Na de lancering stijgt de ballon gedurende twee uur naar een hoogte van 30 kilometer in de stratosfeer. Daar zweeft de ballon twee uur lang, terwijl de zon achter de aarde langs opkomt. Na deze spectaculaire ervaring daalt de ballon weer langzaam naar beneden. Twee uur later komt de capsule met de ballon in zee terecht. De conisch gevormde onderkant van de capsule garandeert een zachte landing. Capsule, ballon en passagiers worden foto : space perspective


T E K S T: P A U L S C H I L P E R O O R D E N J U L I S K A W I J S M A N

Omgekeerde doventolk Amerikanen ontwikkelen een handschoen die gebarentaal in gesproken tekst kan omzetten via een app op een smartphone.

opgepikt door een schip en naar de kust gebracht. Een reisje met de ruimteluchtballon is de helft goedkoper, veel minder ingrijpend en een stuk comfortabeler dan met een raket de ruimte in. Je ervaart alleen geen gevoel van gewichtsloosheid, maar daar staat tegenover dat er wel een toilet en een bar aan boord zijn, evenals een wifi-verbinding om foto’s op social media te posten. Geen onbelangrijke factoren voor de gemiddelde toerist. Je kunt via de website van Space Perspective alvast een plekje reserveren. (PS)

Een doventolk op televisie is ideaal voor dove mensen om de gesproken informatie toch tot zich te kunnen nemen. Maar andersom is het voor doven en slechthorenden vaak lastig om te communiceren met mensen die de gebarentaal niet beheersen. Een simpel ogende handschoen kan uitkomst bieden. Bio-ingenieurs aan de University of California, Los Angeles (UCLA) ontwikkelden een handschoen die gebarentaal kan vertalen naar gesproken tekst via een app op een smartphone. Onderzoeksleider Jun Chen hoopt dat de app ook kan helpen om de gebarentaal sneller onder de knie te krijgen, zodat meer mensen gebarentaal kunnen leren. Het systeem bestaat uit een paar simpele handschoenen, voorzien van dunne sensoren die in de lengte over elke vinger lopen. De sensoren zijn gemaakt van elektrisch geleidend garen. De vorm van het gebaar dat iemand met zijn hand maakt zorgt voor een elektrisch signaal dat naar een kleine printplaat op de rug van de hand wordt gestuurd. Vervolgens zendt het apparaat de informatie van elk individueel uitgebeeld gebaar naar de bijbehorende app op de smartphone. Met een snelheid van één woord per seconde vertaalt de handschoen gebarentaal naar gesproken zinnen. FOTO : JUN CHEN LAB / UCLA

Daarnaast analyseerde het onderzoeksteam met klevende sensoren op het gezicht van proefpersonen de gezichtsuitdrukkingen, via een sensor tussen de wenkbrauwen in en een sensor in de mondhoek. Gezichtsuitdrukkingen zijn onderdeel van de Amerikaanse gebarentaal en worden zo mee vertaald. Vier dove testpersonen die de Amerikaanse gebarentaal machtig zijn herhaalden elk handgebaar dat zij kennen vijftien keer achterelkaar met de handschoen aan. Het systeem herkent inmiddels 660 verschillende gebaren, inclusief alle letters van het alfabet en de cijfers 0 tot en met 9. (JW)

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

41


EUREKA

Robotcamera Een op afstand bedienbare robot met professionele camera en microfoons moet films schieten op locatie laagdrempeliger maken. De wereldwijde filmindustrie is voor een belangrijk deel geconcentreerd op plekken als Hollywood in Los Angeles, Bollywood in Bombay en diverse locaties in Europa. Maar die samenklontering wordt steeds minder noodzakelijk. De Amerikaanse cameraregisseur Aaron Grasso en filmproducent Josh Shadid willen een nieuwe generatie filmmakers juist door technologie verbinden. Zij ontwikkelden de Solo Cinebot, een professionele robotcamera die de cameraregisseur op afstand kan bedienen. Alle techniek van de Solo Cinebot – camera, microfoons

42

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

en belichting – zit bedrijfsklaar in een transportkist ingebouwd. Daardoor is geen complexe voorbereiding of installatie nodig. De transportkist met de Cinebot wordt lokaal gehuurd, naar locatie gebracht en opengeklapt. De cameraregisseur en het technisch team nemen de bediening vervolgens op afstand over. Dat gaat via een combinatie van fysieke bedieningselementen en een computerscherm. De Solo Cinebot is beschikbaar in twee uitvoeringen. Het basismodel LT heeft een digitale camera van 1080 pixels met dertig keer digitale zoom en een

microfoonsysteem met twaalf audiokanalen. De uitgebreidere Solo XT Cinebot heeft een 4K UHD (ultra high definition) camera met twintig keer optische zoom. Deze is op een telescopische arm gemonteerd om opnamen te maken vanaf minimaal 83 centimeter tot ruim 1,8 meter hoogte. De camera zelf kan draaien en kantelen. De XT heeft een hifi-richtmicrofoon en achttien autokanalen. Voor de belichting is de Solo Cinebot voorzien van een ringvormige ledlamp met een dimmer en twee standen voor koud of warm licht. De cameraregisseur kan via een beeldscherm en een bluetoothoortje instructies doorgeven aan de personen voor de camera. Het is ook mogelijk om live te schakelen tussen meerdere Cinebots, op dezelfde of verschillende locaties. (PS)

foto : solo cinebot


Kunstmatig intelligent schoonmaken Duitse schoonmaakrobot ‘ziet’ vuil en pakt dat grondig aan.

Zonne-windgolfenergie SINN Power werkt aan een drijvend energieplatform met zonnepanelen, windturbines en golfenergie. Zon, wind en water worden veel gebruikt als duurzame bron voor energie. Waarom zou je die drie niet combineren in één grote energieopwekker? Dat is precies wat het Duitse bedrijf SINN Power dacht. Zij presenteren een ontwerp voor een hybride offshore energieplatform dat is voorzien van zonnepanelen, windturbines en modules die golfenergie oogsten. Het drijvende energieplatform moet golven tot een hoogte van zes meter kunnen weerstaan zonder te veel deining. Dit dankzij grote pontons onder het wateroppervlak die met palen een tegenbeweging voor de golven veroorzaken. De hele constructie is modulair ontworpen en kan dus, met of zonder alle elementen, eenvoudig worden uitgebreid wanneer de energievraag toeneemt, vertelt Philipp Sinn, ceo van SINN Power. Het eerste prototype van het Ocean Hybrid Platform wordt momenteel gebouwd in Iraklio in Griekenland. De eerste versie bevat alleen zonnepanelen en zal later worden aangevuld met windturbines en golfenergiemodules. (JW) FOTO : REON POCKET ;

FRAUNHOFER INSTITUTE IVV

Goede hygiëne is van vitaal belang voor productielijnen waar onder meer voedsel en medicijnen worden verwerkt. Nu is schoonmaken vaak nog handwerk. Maar dat is tijdrovend, foutgevoelig en het is lastig om tussen verschillende schoonmaakploegen een bepaalde standaard te handhaven. Onderzoekers van het Fraunhofer-Institut für Verfahrenstechnik und Verpackung in Dresden ontwikkelden een schoonmaakrobot die de mate van vervuiling bepaalt en heel gericht reinigt. Van de modulair opgebouwde schoonmaakrobot zijn twee varianten gebouwd. De eerste wordt op een lopende band geplaatst, beweegt daarop door de productielijn heen en spuit deze van binnenuit helemaal schoon. De tweede robot, de Mobile Cleaning Device 4.0, is gemaakt om autonoom productieruimten en de buitenkant van machines schoon te maken. De robot werkt op batterijen, maar is wel via een waterslang met het docking station verbonden. Het navigeren gaat onder

meer aan de hand van een radarsysteem dat ook functioneert door waternevel en stoom heen. Diverse sensoren helpen om de ruimte 3D in kaart te brengen. Met behulp van uv-licht detecteert de robot fluorescerende deeltjes zoals vetten, oliën en eiwitten op oppervlakken en bepaalt hoe dik en aangekoekt de laag is. Een virtual twin, een digitale kopie van de echte robot, verwerkt de data en bepaalt de optimale hoeveelheid zeep en water, waterdruk en afstand tussen de robot en het te reinigen oppervlak. De spuitmond voor het reinigen zit aan het uiteinde van een robotarm die zich kan oprichten om hoger gelegen oppervlakken te bereiken. Tijdens het schoonmaken kan het zelflerende systeem de druk nog aanpassen en na elke schoonmaakbeurt zorgen dat het proces verder wordt geoptimaliseerd. Volgens de onderzoekers is zo tot 50 procent te besparen op schoonmaakmiddelen. De robots zijn in te zetten ter vervanging of ondersteuning van professionele schoonmakers. (PS)

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

43


EUREKA

Kunstmatige golfsurfbaan Een enorm golfslagbad laat surfers zo’n tien verschillende golven eindeloos oefenen. Een nieuwe vaardigheid leren, werkt het best als je de techniek keer op keer kunt herhalen. Het probleem bij golfsurfen is dat je nooit twee keer dezelfde golf hebt om op te oefenen. In Australië, surfland bij uitstek, vond een enthousiaste groep ingenieurs en fanatieke surfers een oplossing voor het gebrek aan herhaling. Het resultaat is het beste te beschrijven als een gigantisch golfslagbad. In het midden van een kunstmatig meer van 1,5 hectare groot staat een constructie die lijkt op een reusachtige omgekeerde paddenstoel. Deze golfgenerator beweegt op en neer. Wanneer hij neerkomt in het water, worden rondom golven gecreëerd richting de omringende kust. De bodem en kustlijn variëren in vorm. Hierdoor ontstaan tot wel tien verschillende golven met elk een andere hoogte, vorm en breeksnelheid. Het Surf Lakes-project biedt voor elk gewenst niveau – van beginner tot expert – steeds opnieuw dezelfde soort golf, waardoor iedere surfer zijn techniek kan oefenen. De golven zijn tevens geschikt voor bodyboarders en stand-up paddle-surfers. De faciliteit in de plaats Yeppoon is een prototype om de technologie grondig te testen. Binnen een jaar hopen de initiatiefnemers te kunnen beginnen met de eerste publiek toegankelijke Surf Lakes. (JW)

44

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Hergebruikt haar Een eiwit uit mensenhaar is volgens Australiërs te gebruiken voor oled-beeldschermpjes. De technologiewereld is constant op zoek naar duurzame bronnen. Een ongebruikelijke bron vonden onderzoekers van Queensland University of Technology bij de kapper. Bergen afgeknipt haar belanden bij het afval, terwijl het haar nog goed van pas kan komen. Het onderzoeksteam van de hoogleraren Prashant Sonar en Ken Ostrikov toonde aan dat menselijk haar gebruikt kan worden bij het produceren van kleine oled-schermen – organische licht emitterende dioden, een concurrent van de welbekende lcd-schermen die gebruik maken van vloeibare kristallen. Mensenhaar bestaat uit eiwitten waaronder keratine. Bij verhitting breekt deze stof af tot een materiaal met ideale elektronische eigenschappen dat geschikt is voor het maken van lichtgevende deeltjes, legt Sonar uit. Het verzamelde haarafval wordt verwerkt en verbrand op een temperatuur van 240 graden Celsius. De tweede stap is het extraheren van minuscule koolstof ‘nanodots’

met een doorsnede kleiner dan tien nanometer. Wanneer deze nanodots uniform in een polymeer worden verdeeld, klonteren ze vanzelf samen tot een soort ‘nano-eilandjes’. De laag met nano-eilandjes vormt de actieve laag in het oled-scherm en licht blauw op bij het toepassen van een laag voltage, gelijk aan twee of drie penlitebatterijen. De lichtsterkte is niet genoeg voor een televisiescherm. Maar door de flexibiliteit zijn er voor het oled-scherm genoeg andere toepassingen, bijvoorbeeld in slimme verpakkingen die een up-to-date houdbaarheidsdatum weergeven. Juist omdat het schermpje niet heel fel oplicht, vertelt Sonar, kan de oled van mensenhaar worden toegepast op kleine draagbare displays of op schermen waar een minimale lichtbron nodig is om informatie te duiden. In de toekomst wil het team van Sonar ook kijken of dierlijk haar zoals van honden of zelfs schapenwol een vergelijkbaar resultaat oplevert. (JW) foto links : surf lakes ; foto : qut media


Lichaamsairco Terwijl de aarde opwarmt, moeten mensen wereldwijd steeds meer op zoek naar verkoeling. Sony nam onlangs de Reon Pocket in productie, een mini-airconditioning die het lichaam met een aantal graden kan afkoelen. Daarvoor stop je het apparaatje in een speciaal vak op de rug van het bijbehorende T-shirt. De Reon Pocket werkt thermo-elektrisch met een peltier-element waarin elektrische stroom direct wordt omgezet in een temperatuurverschil dat optreedt op het grensvlak tussen twee verschillende metalen. Dit veroorzaakt een warmteverplaatsing van het ene naar het andere metaal. De koude kant ligt tegen de huid aan om maximale koeling over te brengen. De warmte die aan de andere kant ontstaat wordt door een ventilator het shirt uit geblazen. De bediening gaat via een bluetoothverbinding met je smartphone. Via de app kun je de koeling handmatig bedienen door te kiezen uit vier niveaus. Het kan ook automatisch waarbij de koeling wordt afgestemd op de temperatuur en activiteit van de gebruiker. Volgens Sony wordt het bovenlichaam met maximaal dertien graden gekoeld. Dat betekent op een loeihete dag een afkoeling van 36 naar 23 graden. De Reon Pocket is ongeveer vijf bij elf centimeter groot en twee centimeter dik, om minimaal op te vallen onder het shirt. Het apparaatje weegt slechts 89 gram. In de winter kun je de Reon Pocket ook gebruiken. Door de richting van de gelijkstroom om te draaien, warmt het metaaloppervlak op de rug op en kun je met acht graden temperatuurverschil opwarmen. Maar verwacht niet dat het apparaatje je de hele dag lekker op temperatuur houdt. De batterij gaat bij afkoelen ongeveer 2,5 uur en bij verwarmen twee uur mee, waarna hij net zo lang weer aan de lader moet. (PS)

Rolf zag een ding

Sommige dingen stralen misschien geen hoogwaardig ingenieurswerk uit, maar getuigen wel van denken als een ingenieur.

43 dingen Rolf zag één ding? Rolf zag wel 43 dingen! Kijkend naar onze Zoomvergadering zag ik 43 opstellingen, verspreid over studentenkamers in Nederland, die allemaal een prachtig stukje natuurkunde demonstreerden. Bootjes voortgestuwd door de lorentzkracht. Knikkers afgeschoten door Gausskanonnen of perfect parabolisch gelanceerd door een katapult. Het mooiste: elke demonstratie begon op basis van een onlinesignaal en gaf, wanneer klaar, dat signaal automatisch door aan de volgende demonstratie. Ik hoefde alleen op een – met internet verbonden – knop te drukken en 43 demonstraties later, via een kettingreactie van natuurkundige demonstraties, kwam het signaal terug om bij mij thuis de schemerlamp aan te zetten. Bij het eerstejaars vak design engineering voor fysici aan de TU Delft leren we onze studenten om hun natuurkundige kennis om te zetten in echte, fysieke apparaten. Dat doen we volgens een ‘maakonderwijs’-aanpak: studenten moeten de apparaten die ze ontwerpen ook zelf maken en testen. Daarin hebben ze alle vrijheid: ze ontwerpen hun eigen ‘ding’. Maar dan slaat halverwege het vak de coronacrisis toe. Studenten moesten thuisblijven en al het onderwijs moest online. Dat gaat bij een college met een krijtbord of een powerpoint nog wel, maar probeer iemand maar eens te leren solderen via Zoom. Studenten konden niet bij onze werkplaatsen en materialen voor hun eindopdracht. Een beetje recalcitrant heb ik toen geroepen: als jullie onlineonderwijs willen, dan doen we het toch online! De eindopdracht ging door, met een onlinetwist. De opdracht bleef: maak een natuurkundedemonstratie, maar maak deze met spullen die je thuis hebt, plus wat wij kunnen opsturen vanaf de TU Delft. De onlinetwist: zorg dat je demonstratie start op basis van een onlinesignaal en als hij klaar is het signaal online doorgeeft. Met een leger aan studentassistenten, mededocenten en ondersteuners hebben we de logistiek op poten gezet. Pakketjes met materiaal naar de studenten gestuurd. Via onlineplatforms een vinger aan de pols gehouden. En ondertussen een website geklust die alle signalen van de verschillende groepen aan elkaar knoopt. Allemaal om samen te komen in één zenuwslopend evenement van twintig minuten. De eerstejaarsstudenten zijn boven zichzelf uitgestegen. Ik heb magnetische zweeftreinen gezien, rijdende Tesla coils, bruggen die in de wind vibreren en waterstralen die als een glasvezel licht doorgeven. Deze studenten zijn duidelijk in staat om hun natuurkundige kennis om te zetten in echte apparaten. Ook wanneer ze dat al improviserend vanuit huis moeten doen. Nieuwsgierig? Kijk op rolfhut.nl/rube. Rolf Hut is universitair docent aan de TU Delft, maker, spreker en schrijver.

FOTO : SINN POWER ; PORTRET : ROBERT LAGENDIJK

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

45


ACTUEEL TECHNIEKNIEUWS vind je op www.deingenieur.nl

Alles wat je zoekt overzichtelijk bij elkaar Wat speelt er vandaag op technologiegebied? Je leest het op de website van De Ingenieur. Elke dag nieuwe berichten met beeld, filmpjes en links. www.deingenieur.nl

TECHNIEK MAAKT JE TOEKOMST

DE INGENIEUR

Ook op onze site: • Activiteiten op techniekgebied in een overzichtelijke agenda • Dossiers over onderwerpen als de quantumcomputer en kunstmatige intelligentie • De interessantste vacatures voor ingenieurs


WA AR

KUN T

U

DEZE

M A A N D

N A A RT O E?

DE

IN GEN IEU R

T I P T

T E K S T: D A Y I N T A P E R R I E R

Sculpturen als DNA

tot 4/10

Het lichaam van de toekomst

Wilt u uw gevoelens laten uittekenen door een biometrische robotarm? Of bent uw benieuwd naar het gemiddelde gezicht van alle tentoonstellingsbezoekers? In de tentoonstelling BodyDrift – Anatomies of the Future tonen ontwerpers en kunstenaars de morele en technologische grenzen van het menselijk lichaam. De mens wordt steeds verbeterd,

beschermd en aantrekkelijker gemaakt. Waar staan we in deze ontwikkeling en hoe zal het menselijk lichaam er in de toekomst uitzien? De tentoonstelling laat de veranderingen van het lichaam door technologie in het verleden zien en speculeert over de toekomst. Bodydrift – Anatomies of the Future, tot 4 oktober, Design Museum Den Bosch, designmuseum.nl

Een stranddag combineren met een museumbezoek? In het museum Beelden aan Zee is de tentoonstelling van de Nederlandse kunstenaar Jacob van der Beugel te zien. Hij maakte indrukwekkende sculpturen geinspireerd op het menselijk genoom en zijn vermogen te muteren, te veranderen en te evolueren. Daarbij maakte Van der Beugel gebruik van innovatieve bouwmaterialen zoals zelfhelend beton. Jacob van der Beugel: A Mutating Story, tot en met februari 2021, Museum Beelden aan Zee, Den Haag, beeldenaanzee.nl

Meereizen door Groot-Eindhoven Vanwege het honderdjarig bestaan van Groot-Eindhoven reist Museum door de Stad, onderdeel van Eindhoven Museum, door de stad met de Toren van Eindhoven. De toren

is ontworpen door Plug-inCity by Bygg Architecture and Design en gaat van stadsdeel naar stadsdeel. In en rondom de toren komen verschillende interactieve in-

FOTO ’ S : DESIGN MUSEUM DEN BOSCH ; BARBARA MEDO ; MUSEUM BEELDEN AAN ZEE

stallaties, zoals een levensgroot memoryspel met afbeeldingen van objecten uit de collectie van Eindhoven Museum, gemaakt door productontwerper Ivo Hulskamp. Een team van de TU/e heeft een data-apparaat gemaakt met een test voor inwoners: hoe goed kennen zij hun stadsdeel? Van eind juli tot eind september reist de Toren van Eindhoven elke twee weken naar een nieuw stadsdeel. Inwoners kunnen verhalen en anekdotes insturen via info@eindhovenmuseum.nl. Toren van Eindhoven, tot 27 september op verschillende locaties in Eindhoven, eindhovenmuseum.nl

15/9

Afval voor grondstoffen en energie Ons afval wordt gescheiden en verwerkt tot nieuwe grondstoffen of omgezet in energie. Benieuwd hoe dit werkt? KIVI organiseert op 15 september een excursie naar afvalverwerker Twence in Hengelo met een rondleiding door de Afval Energie Centrale. Het bezoek is minder geschikt voor mensen die niet in staat zijn trappen te lopen. Excursie Twence Afvalverwerking, 15 september 13.00 – 15.00 uur, gratis voor leden en studenten, 25 euro voor overigen, www.kivi.nl/activiteiten

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

47


V O O R P U B L I C AT I E

Waddenwolf Corine Nijenhuis schreef een historische roman over het grootste mislukte waterstaatkundige project van de negentiende eeuw, en over de jonkheer die er totaal bezeten van raakte. Speciaal voor de lezers van De Ingenieur koos ze een tekstfragment als voorproefje.

Fragment uit hoofdstuk 10: Jonkheer Pieter Jan Willem Teding van Berkhout is in gesprek met de vijf commissarissen van NV Maatschappij tot landaanwinning van de Friesche Wadden over de voortgang van het project. De Amelanderdam is inmiddels hoger opgewerkt dan de concessie vereist.

Ameland, aanvang zomer 1881 ‘Indijken!’ De vuist van Maurits op het tafelblad geeft zo’n klap dat de koffiepot op de grond klettert. De windhond springt jankend onder de tafel vandaan, piepend verdwijnt hij door de voordeur, weg van de keet waarbinnen zes mannen elkaar moordlustig de maat nemen. ‘Onmogelijk.’ Hendrik Christiaan doet geen moeite zijn ergernis te verbergen, al is het de vraag of zijn ongenoegen de bankier betreft, of het feit dat er aan indijking nog niet te denken valt. ‘Waarom onmogelijk? Twee dijken erbij en er is een polder.’ Willem slaat de armen over elkaar. ‘Een onvruchtbare polder.’ Wilco Julius bekijkt de tweede bankier neerbuigend: ‘Je kunt toch zeker lezen, nietwaar?’ Letters bedoelt hij, geen cijfers. Hoewel, die staan er ook in. In het rapport dat de uitslag van de laatste grondboringen weergeeft. Een rapport dat zorgt voor de snijdende sfeer tussen de commissarissen en de uitbarsting die de windhond naar buiten gejaagd heeft. Want aan de uitslag van de grondmonsters valt niet te twijfelen; er zijn nog te veel plekken op het wad waar de zeebodem niet is aangeslibd, grote stukken die uit louter zand bestaan. Zeezand. Zout zand. Onvruchtbaar land. Pieter leunt zwijgend tegen de houten muur van de directiekeet. De frustratie die de gezichten van de twee bankiers doet verstrakken, is bij hem allang weggeëbd. De uitslag van het 60-tal monsters die zijn onderzocht door de Rijkslandbouwschool te Wageningen, heeft hem niet verbaasd. ‘Twee dijken erbij. Inderdaad. Sublieme gedachte.’ Vijf gezichten die zijn kant op draaien, een keur van uitdrukkingen. Verbaasd, geërgerd, hoopvol. Dat laatste op de gezichten van beide bankiers. Hoop. En ongeduld. Het wachten op nieuw land dat minstens vijfhonderd gulden per bunder moet opbrengen valt hen niet mee. Je bent bankier of niet. Voor hen staan dijken gelijk aan inpolderen. Pieter helpt ze met genoegen uit de droom. ‘Lage dijken ónder volzee, bedoel ik. Zoals de huidige dam lange tijd was. Voordat ik deze opwerkte tot boven volzee, een werk dat inmiddels haast voltooid is.’ Dat laatste kan hij niet ongezegd laten. Van beide bankiers heeft hij nog geen woord van waardering ontvangen over zijn inzet om de dam zo hoog op te werken. Zoveel hoger dan de maat die de concessie verplicht. 48

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

foto : anja van wijgerden


ouwe pôlle

t

‘Ze hebben geen enkel benul.’ Die laatste woorden zijn van Wilco Julius. Hij zei ze tegen Pieter, toen ze aan de voet van de dam stonden om de voortgang te bekijken. De ogen van drie commissarissen waren op Pieter gericht; zij luisterden aandachtig naar de directeur van de Maatschappij die verslag deed van de werkzaamheden. Maar de ogen van de beide bankiers waren gericht op de drooggevallen zeebodem, ze schoten heen en weer, knepen samen, tellend en rekenend. Maurits had Pieters betoog over de werking van de hogere dam botweg onderbroken met de vraag wanneer precies de indijking zou plaatsvinden. Om de arbeiders die als een zwerm nieuwsgierige spreeuwen om hen heen hing kwijt te raken, had Pieter het gezelschap meegenomen naar de directiekeet. Daar staan ze nu, bekvechtend tegenover elkaar. ‘Lage dijken, waar het zeewater met hoogtij overheen golft, tot stilstand komt zodat het slib kan bezinken om niet meer terug te stromen wanneer het laagtij wordt.’ Pieter loopt naar een vergeelde tekening die aan de wand gespijkerd is. Legt zijn vinger erop: ‘Precies zoals hier is afgebeeld. Op een tekening uit 1868, bij de eerste concessietoekenning. Dertien jaar geleden.’ ‘En hoeveel tijd gaat dat duren?’ Pieter kijkt de bankier spottend aan. ‘Tja… precies weet ik dat niet, de zee kent zo haar eigen tijdmaat.’ Wanneer Maurits diep inademt, driftig snuivend, vervolgt hij: ‘Maar toch zeker nog wel enkele jaren.’ Opnieuw de bankiersvuist op het tafelblad. Ditmaal is het niet de windhond die opspringt, maar Hendrik Christiaan. Of de heren nou werkelijk hadden gedacht dat er al ingepolderd kon worden? ‘Hoe naïef!’ ‘Naïef.’ Willem spuugt het woord uit alsof het een fluim is. ‘Naïef. Wij!’ Wilco Julius glimlacht, spottend. Willem ziet het, hij balt de vuist en slaat eveneens op het tafelblad, zijn zegelring raakt een uitstekende spijker, een droge tik. Zonde, denkt

Overblijfselen van de dam bij laagwater. foto : stichting de

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

49


V O O R P U B L I C AT I E

Pieter. Hij zegt het hardop. Wijst naar de ring. ‘Vast een kostbaar bezit.’ Stilte. Willem draait de ring rond zijn vinger, de gebroken steen onzichtbaar in de gesloten vuist. ‘Naïef!’ Het klinkt als een scheldwoord. ‘Dat geldt dan voor velen.’ Hij somt ze maar even op. De inspecteurs die de rapporten hebben geschreven, de ingenieurs die instemmend geknikt hebben waar het de bevindingen betreft. De kranten die het verhaal overgenomen hebben. ‘De conclusie van al deze mannen is dat, ik citeer: “de algemene toestand dezer grote onderneming zeer gunstig te noemen valt.”’ Hij telt de geschreven feiten op zijn vingers af. Duim: langs de Friesche kust bij Holwerd is de aanslibbing enorm. Wijsvinger: de polders aan deze kust kunnen hun water niet meer lozen door diezelfde aanslibbing. Middelvinger: de postschuit kan niet meer aanleggen aan de dam. Niet aan de westkant en niet aan de oostkant. Ringvinger: langs de dam groeit de sliblaag. Pink: ten westen van de dam goede grondsoorten, ook waar het niet verwacht werd. Pieter heft de wijsvinger. Als een vermaning. ‘En ten oosten van de dam menig zanderig vlak zonder aanslibbing.’ Of dat te maken heeft met de overstorting? De vraag komt van Hendrik Christiaan. Die is niet naïef, althans, niet waar het water betreft. Hij heeft de rapporten gelezen waarin gesproken wordt over een grote persing van water door het buitengewone verschil in waterstand aan beide zijden van de dam. Vooral bij westenwind stijgt het water aan westzijde veel sneller dan aan oostzijde. Dan stort het water over de damkruin, met als gevolg dat er grond wegspoelt op de zwakste plekken onder aan de dam, daar waar voorheen de geulen liepen. De Maatschappij mag dan werken aan het herstel, de inzet is niet genoeg om te voorkomen dat zich nieuwe geulen vormen. ‘Ook dat is een kwestie van gebrek aan geld.’ Nu is het de directeur die verontwaardigd is. ‘De verplichte zuinigheid beknot mij in de mogelijkheden om te doen wat nodig is. Waar sommige van onze commissarissen mijmeren over inpolderen, toont de werkelijkheid zich minder romantisch.’ ‘De hoofdingenieur van de Rijks Waterstaat meldt weliswaar dat zich aan de oostelijke zijde van de dam, langs de voet, geulen hebben gevormd die vermoedelijk het gevolg zijn van de overstorting; hij schrijft erbij dat die geen gevaar opleveren.’ Wilco Julius kijkt Pieter aan. Vragend.

De Ingenieur als leidraad Auteur Corine Nijenhuis wilde een boek schrijven over een groot Nederlands waterbouwkundig project. Een project waar de Nederlander strijdt tegen het water, de klassieke vijand. Het moest wel een mislukt project zijn. ‘Dat is menselijkerwijs veel interessanter dan een geslaagd project’, legt Nijenhuis uit. Het werd het plan van de Amelanderdam, een dam die in de negentiende eeuw werd bedacht om het stuk Waddenzee tussen Ameland en Friesland droog te leggen. Een geschiedenis waar maar weinig Nederlanders iets vanaf weten. Al gravend naar informatie over het project ontdekte Nijenhuis dat een jonkheer, een 50

DE INGENIEUR • JULI 2020

man van adel zonder enige waterbouwkundige kennis, het project oppakte en zich daarvoor zelfs tien jaar lang in een houten keet aan het wad vestigde. Ze realiseerde zich meteen dat ze met de jonkheer de ideale hoofdpersoon voor een historische roman te pakken had. ‘Want zodra je iemand in je boek laat praten over zijn motivatie en beweegredenen, is een roman een logische keuze’, vertelt Nijenhuis. Uit zijn testament, gevonden in het familiearchief, bleek later dat de jonkheer, bijgestaan door een wisselende horde ingenieurs, uiteindelijk zwaar gefrustreerd raakte. Niet door hen, maar door de overheid,

die het financieel liet afweten waardoor de benodigde twee extra dammen uitbleven. Tijdens de research stuitte Nijenhuis op een uitgebreid artikel over het mislukte inpolderingsproject in een exemplaar van De Ingenieur uit 1938. ‘Dat was een mooi overzicht van de wonderlijke geschiedenis, die soms best ingewikkeld is voor een waterbouwkundige leek zoals ik.’ Stukken uit het artikel in De Ingenieur zijn terug te vinden in haar boek. Later vond ze in De Ingenieur uit 1886, de eerste jaargang, nog een artikel over de overname van de dam door de staat en de verleende subsidies door de Tweede Kamer. (AG)


Schetskaartje van de Friesche Wadden. foto : stichting de ouwe pôlle

‘Je zou het eens met eigen ogen moeten zien.’ De stem van Pieter klinkt zachtjes opeens. ‘Het is waarlijk imposant.’ Hij schudt het hoofd, bedachtzaam. ‘Dan is het slecht voorstelbaar dat de overstorting ongevaarlijk is voor de dam.’ Pieter kijkt de bankiers aan. Zijn strijdbaarheid is weggezakt, zijn ogen staan haast smekend: ‘Alleen al vanwege die overstorting is het zaak de dam met spoed over de hele lengte boven volzee te krijgen en er een tweede en derde naast te leggen aan de buitenzijden van het in te polderen gebied.’ ‘En hoe zie je dat gerealiseerd worden? Het kapitaal gevormd door de tweede serie aandelen slinkt gestaag, een groot deel van het geld is geïnvesteerd in materiaal dat dient om de dam tot boven volzee te verhogen.’ Maurits slaat een boekwerk vol getallen open. ‘Maar liefst honderd en twee scheepsladingen materiaal zijn er in het vorig jaar aangevoerd.’ Hij leest hardop: ‘560.000 bos rijshout van diverse soorten, 21.000 bos Walcherse palen, 20.000 bos bleeslatten en 678 last basalt.’ De bankier kijkt Pieter aan: ‘En nóg is het niet genoeg.’ ‘We leggen het wad droog mijn beste. Geen vijver op een adellijk landgoed.’ Pieters toon is spottend. Lambertus gaat staan. Aan hem de eer de vredesstichter te zijn. De neuzen één kant op te krijgen. ‘Wat stel je ons voor, Pieter?’ Pieter haalt diep adem. In-uit. Nogmaals. In-uit. Zijn drift zakt. Hij wil kalm zijn wanneer hij zijn voorstel doet. In-uit. ‘Ik stel voor een derde serie aandelen uit te schrijven.’ Niemand die antwoordt. ‘Het resterende kapitaal van de tweede serie kan gebruikt worden voor de afronding van de dam en het onderhoud ervan. Het werk vordert gestaag, het zijn nog maar enkele delen die verhoogd moeten worden. Wanneer we in dit tempo voortgaan, zal de dam ruim voor de winter af zijn. Dan kan direct worden aangevangen met de twee lage dammen.’ Voordat Maurits de mond kan openen, doet Wilco Julius dat al. ‘Het lijkt mij een deugdelijk voorstel.’ Hij kijkt de kring van commissarissen rond. ‘Wellicht, mijne heren, is de meest eenvoudige oplossing om tot overeenstemming te komen, nu direct te stemmen.’ Voordat de oorlog losbarst. Die woorden slikt hij in. Hij zal niet degene zijn die de lont in het kruitvat steekt. En zeker niet degene die er een vlammetje bij houdt. Het is Lambertus die de gemoederen tot bedaren brengt. Alvorens de derde reeks aandelen ter inschrijving te publiceren, zullen er nieuwe grondmonsters worden genomen die worden getest op kwaliteitsgehalte. Dit voorstel is een compromis waarin iedereen zich vinden kan. ‘Zo zijn het de aandeelhouders die beslissen op grond van het gebodene.’ Driftig knikken van alle commissarishoofden. Amen, denkt Pieter. Hij schrikt er zelf van.

Waddenwolf. De opzienbarende geschiedenis van een jonkheer die de Waddenzee wilde droogleggen Corine Nijenhuis | 320 Blz. | € 22,50 | Verschijnt op 20 augustus

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

51


De Ingenieur in gesprek

Spelontwerper Ellis Bartholomeus geeft spelers en patiënten de controle terug

‘Maak onderwijs adaptief ’ Spelletjes en computergames zijn niet alleen leuk, maar kunnen ook heel leerzaam zijn. Over de rollen die games kunnen spelen in onderwijs, bedrijfsleven en zelfs medische toepassingen, schreef ontwerper Ellis Bartholomeus het boek Speel het spel. ‘We verliezen onszelf graag in een andere realiteit.’ Tekst: Jim Heirbaut • Foto: Robert Lagendijk

De mens is een spelend wezen. Kinderen doen het van nature graag zoveel mogelijk, en ook volwassenen vinden ontspanning in het spelen van spelletjes of in sporten. Wat spelen kan betekenen in een sociale context of in het onderwijs, daarover schreef ontwer­ per Ellis Bartholomeus een boek: Speel het spel, dat eind juni verscheen. Ze putte uit haar rijke ervaring in het ontwerpen van spellen en games. ‘In de afgelopen twintig jaar werkte ze mee aan de ontwikkeling van meer dan honderd speelse interactieve producten voor verschillende doelgroepen’, staat op de achterflap van haar boek. Hoe kun je speelse producten nuttig inzetten? ‘Ik ben nu bezig met een app die mensen moet helpen met revalideren na een ziekte, hartinfarct of hersen­ beschadiging. Of neem Coach4Life dat we voor de Nierstichting hebben ontworpen. Dit is een app die mensen moet helpen gezonder te leven, mensen die net de diagnose diabetes hebben gekregen. De boodschap is: ga gezonder leven. Zo voorkom je misschien dat je een transplantatie nodig hebt, of aan de dialyse moet om afvalstoffen uit je bloed te halen. Overigens dachten we hierbij eerst aan een game, maar uiteindelijk is het een speelse app geworden. De doelgroep voelde zich met “een spelletje” niet helemaal serieus genomen.’ Wat is de kracht van dat soort apps? ‘Je geeft de speler, de patiënt, het heft weer in han­ den. Je maakt die persoon minder afhankelijk van 52

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

andere vormen van communicatie en coaching. In de medische wereld ligt de lat wel hoog. Een nieuwe app moet zich bewijzen in allerlei medische studies. Dat is een lange weg en die periode overleeft een nieuwe app helaas vaak niet. Hij wordt niet serieus genomen of de doelgroep is niet groot genoeg. Games en apps introduceren in de medische wereld blijft lastig. Het merkwaardige is dat therapieën mak­ kelijker worden geïmplementeerd, zelfs als ze niet gevalideerd zijn.’ Worden er wel games succesvol gebruikt in een medische setting? ‘Ja, maar nog niet veel. Je hebt de game Reducept, waarin de speler zich in een virtuele omgeving bevindt. Het spelen van deze game verlaagt de pijnbeleving bij een groot deel van de patiënten die last hebben van chronische pijn. Een andere game laat jonge kankerpatiënten schieten op hun eigen tumorcellen. Dat schijnt de therapietrouw – het netjes volgen van de behandeling – te bevorderen.’ Pokémon GO was in 2016 een groot succes. Overal waren mensen op straat met hun telefoon bezig, op zoek naar virtuele beesten. Wat maakte dat zo’n hit? ‘De mens heeft een groot verlangen naar iets mystieks. We verliezen onszelf graag in een andere realiteit. Dat doen we ook met series, films en boeken. Pokémon GO maakt het spelen heel laagdrempelig. Je kunt het thuis spelen of op straat. Via de camera van je telefoon zie je


2000 - 2010: Medeoprichter van Laika.n, gespecialiseerd in game and interaction design and development

overal om je heen fantasiewezens en de interactie daarmee is heel simpel: met een swipe-beweging gooi je een balletje achter het wezen. Het is magisch, je wil ernaar blijven kijken, net als met een goocheltruc. We willen het begrijpen en tegelijk niet begrijpen. Wat het spel verder zo sterk maakt, is dat er heel veel lagen in zitten. Je kunt simpelweg op beestenjacht, maar ook op straat met wildvreemde spelers een praatje aanknopen.

2005 - heden: Geeft lezingen over het ontwerpen van games en speelse leer­ omgevingen wereldwijd

2010 – heden: Eigenaar van het bedrijf Ellis in Wonderland

2020: Het boek Speel het spel verschijnt

Dan ontdek je of je in hetzelfde team zit en kun je elkaar helpen of tips uitwisselen.’ Pokémon GO was de brede doorbraak van augmented reality. Daarna lijkt het stil geworden. ‘Ja, de hype is eraf, maar er zijn wel degelijk meer van dit soort games gekomen, meer in een niche. Daarnaast zijn er games in virtual reality – met een bril

t

Opleiding: Design Academy Eindhoven, 1996

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

53


QUOTE

op ben je in een andere wereld – en er zijn zelfs games met mixed reality. Dan heb je een soort VR­bril op waar je ook doorheen kunt kijken. Zo kun je samen met anderen avonturen beleven. Die techniek wordt steeds beter en laagdrempeliger. Dit heeft trouwens ook serieuze toepassingen, zoals het virtueel nabouwen van een nieuw ziekenhuis. Daarmee kunnen mensen alvast ervaren hoe het is na een verhuizing in dat nieuwe zieken­ huis te werken. Je kunt er zelfs een spel van maken: wie weet het beste de weg in de nieuwe omgeving? Zou het bijvoorbeeld niet leuk zijn als de schoonmakers dan zouden winnen van de chirurgen en directie?’

‘Als game designers zorgen we dat iemand kan leren op het niveau dat hem precies genoeg prikkelt’

Veel goede games zijn adaptief, schrijf je. Leg eens uit. ‘Als je net begint en nog niet zo goed bent in een game, dan kun je een adaptieve game toch fijn spelen. Tegelijk kan iemand die er heel goed in is, hem ook prettig spelen, want de moeilijkheidsgraad past zich automa­ tisch aan de speler aan. Dat moet ook, want als iemand zich verveelt, houdt hij op met spelen, gewoon omdat het te saai is. En als iemand gefrustreerd raakt omdat het te moeilijk is, stopt hij ook. Games zorgen dus dat iedereen meekomt.’ Dat klinkt als iets nuttigs voor het onderwijs. ‘Dat klopt. Dat adaptieve kan heel belangrijk zijn in onderwijs. Als je een grote klas hebt, gaat de leraar al gauw kiezen voor een bepaald niveau, onder het motto “als er maar zoveel mogelijk mensen doorheen komen”. En dan vallen er dus mensen af die het niet kunnen volgen, waar het te moeilijk voor is. Tegelijkertijd vallen er mensen af die zich vervelen. Mijn droom is altijd, hoe zorgen we dat ze allemaal doorgaan? Maak games en onderwijs dus adaptief, zodat iedereen zijn eigen leercurve kan afleggen.’ Speel het spel. Gamification als motor voor verandering Ellis Bartholomeus | 160 Blz. | € 22,50

54

Het spelen van een spel kan je in een flow brengen, schrijf je. Wat is dat? ‘Op die as tussen verveling en uitdaging, die ik net beschreef, zit een plek waar een piekje zit. Dat is een moment van flow, dan verlies je alle gevoel van tijd en

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

omgeving. Je overstijgt op dat moment jezelf en doet iets waarvan jezelf niet eens wist dat je het kon. Dat is een heel mooi moment, net alsof je in de wolken bent.’

Kun je dat ook hebben bij tennis? Soms ben ik tijdens het tennissen ineens totaal geconcentreerd, maar ook ontspannen, en dan sla ik zonder nadenken de mooiste ballen. ‘Ja, precies! Ik ken het van sport­ klimmen, dat ik al heel lang doe. Er zijn momenten – ik kan ze niet precies benoemen – en dan voel ik flow. Bij mij helpt het als er mensen om me heen staan die me aanmoedigen. Daar kom ik van in een flow en dan kan ik ineens passages aan die ik al twintig keer tevergeefs had geprobeerd.’

Toch klinkt flow een beetje zweverig. ‘Ja, klopt, maar er zit wel degelijk harde wetenschap achter. Wij willen als game designers zorgen dat iemand kan leren op het niveau dat hem precies genoeg prikkelt. Dat niveau is overigens een golvende beweging, tussen uitdaging en verveling. Je kunt niet de hele tijd uitgedaagd worden, soms moet je even kunnen ademhalen. En de juiste leerprikkel is per persoon anders. Er zijn ook mensen die niet echt uitgedaagd willen worden. Zij zijn bang om te falen en willen te allen tijde zeker weten dat ze het kunnen. Hun leercurve wordt daardoor minder steil; maar zij blijven wel leren. Er zijn ook mensen die hele tijd maximaal uit­ gedaagd willen worden. Zij leren mogelijk sneller. Het een is niet beter dan het ander; dit is totaal afhankelijk van de persoon.’ Hoe belangrijk is flow? ‘Heel belangrijk, denk ik. We kunnen het gebruiken om te zorgen dat mensen meer kunnen leren dan ze aanvankelijk verwachtten. Maar dat is best lastig voor onderwijzers: de ene leerling heeft een andere prikkel nodig om in de flow te komen dan de andere. Dat is in bedrijven net zo goed een uitdaging: hoe zorg je dat iedereen zich senang voelt, waardoor hij of zij optimaal kan presteren?’


Jims Verwondering

‘Voorsprong door techniek.’ Echt waar?, vraagt redacteur Jim Heirbaut zich af.

Vraag ’t de coach Elke maand legt De Ingenieur een vraag van een lezer voor aan een van de KIVI-ingenieurscoaches. Tekst: Dayinta Perrier

Ik ben gevraagd om onderhoud te plegen aan een monumentaal pand. Kan dat zomaar? ‘Monumentaal houdt in dat het pand een beschermde status heeft. Gewenste aanpassingen moeten vooraf beoordeeld worden en je hebt vergunningen nodig om deze uit te voeren. Is het een rijksmonument? Dan moet je naar de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor goedkeuring. Gaat het om een gemeentelijk monument, dan volstaat de gemeentelijke monumentenadviescommissie. Het is belangrijk je gebouw eerst te leren te kennen. Vaak zal er naar een ‘bouwhistorische waardestelling’ gevraagd worden. Zo’n document beschrijft de ontstaansgeschiedenis van een pand en kent cultuurhistorische waarden toe aan alle onderdelen. Als dat document er niet is, heb je een gespecialiseerd bouwhistorisch adviesbureau nodig. Bestudeer ook de eventuele bouwfasen en de gebruikte materialen. Werken aan een monument is een complexe bouwtechnische opgave. Het uitgangspunt zal altijd zijn dat waardevolle historische bouwdelen gehandhaafd blijven: liever een zeventiende-eeuws kozijn repareren dan het vervangen. Dit vergt een andere aanpak dan bij reguliere panden. Het onjuist toepassen van isolerende maatregelen in een monumentaal pand kan bijvoorbeeld rampzalige gevolgen hebben. Schimmels en houtrot zijn het gevolg van een ontwerp waarbij het damptransport en temperatuurgradiënten niet goed zijn meegenomen. Er bestaan gespecialiseerde bedrijven en producten waaruit je kan kiezen. Voor het toepassen van isolatieglas in een monument bijvoorbeeld bestaat isolerend dubbelglas van slechts elf millimeter dik. Met speciale ‘stopverf’ is dit glas in bestaand kozijnhout te plaatsen. Kortom, mijn advies is om te beginnen met je goed in te lezen in regelgeving en bouwtechniek, en zo snel mogelijk in gesprek te komen met specialisten. Welwillende gemeenteambtenaren, gespecialiseerde bouwhistorici of restauratieadviseurs kunnen je vaak een eind op weg helpen. Coach: Ady Steketee Heeft u ook een vraag? Mail naar redactie@ingenieur.nl FOTO : ROBERT LAGENDIJK

Gouden handjes De pandemie boorde ons gezin dit jaar een campertour van vier weken in Californië door de neus. We zijn allemaal gezond, dus niets te klagen en op naar Vlieland, ook schitterend. Nu zit u vast niet te wachten op een dag-tot-dag verslag van mijn vakantie, maar één ding wil ik hier wel delen. Op de camping was ik bij het toiletgebouw getuige van de aanleg van een nieuwe gootsteen, zo een waar de kampeerders hun watertanks bijvullen. Ik heb werkelijk vol bewondering de werkzaamheden van de werklui gadegeslagen. Fluitend en vol vertrouwen kwamen ze aanrijden in hun busje en gingen met hun onderdelen aan het werk. Waterpas erbij, gaten boren, pijpen aansluiten. Dat er een kampeerder op teenslippers stond te kijken, vonden ze helemaal niet erg. Maar kijk je te lang iemand op zijn vingers, dan komt toch het moment dat het ongemakkelijk wordt. Tijd om terug te gaan naar de tent. Toen ik twee uur later terugkwam bij het toiletgebouw, hing aan de buitenmuur een superstrakke gootsteen van geborsteld roestvrij staal. Van de oude, aftandse waterkraan even verderop was niets meer te zien, die hadden ze ook al netjes opgeruimd. De voorstelling van de Vlielandse werklui raakte bij mij een snaar. Ik ben namelijk gillend jaloers op echte handigheid, op mensen met gouden handjes, die kunnen maken wat het hoofd bedenkt. Op de vaklui die ons oude badkamertje omtoverden tot een strak en modern bad- en douchepaleis. Maar ook op makers en tinkerers zoals Rolf Hut, wetenschapper, docent en columnist van dit blad, die voor elk proefje of geintje weet wat hij nu weer in elkaar kan solderen. En het nog werkend krijgt ook. Zelf ben ik helemaal niet handig; in mijn enige techniekbaan ooit slaagde ik er in om drie nieuwe exemplaren van eenzelfde type stappenmotor steeds weer verkeerdom aan te sluiten. Het kringeltje rook dat eruit kwam had veel weg van een middelvinger. ‘Mensen vragen me wel eens: hoe kun jij nou niet handig zijn, je hebt toch TU gedaan?’ De waarheid is dat je daarvoor helemaal niet handig hoeft te zijn. Tot ongeveer halverwege mijn studie technische natuurkunde had ik nog nooit zelf iets in elkaar gezet. Toen bleek dat je bij stages en afstuderen toch werd geacht een beetje te sleutelen aan je experimentele opstelling, was ik het liefste gillend weggerend. Nu paste opgeven niet bij mijn karakter, en bij het reeds geïnvesteerde collegegeld, dus heb ik toch maar met hangen en wurgen mijn diploma gehaald. Daarna wist ik niet hoe snel ik de technieksector moest ontvluchten, althans om erin te werken. Enfin, zo komt het dat ik nu niet in een lab van ASML of Philips zit, maar dat u mijn stukjes hier kunt lezen. Gemaakt door misschien toch een soort gouden handjes, maar dan enkel en alleen boven een toetsenbord. AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

55


Een voorraad deeltjesfysici voor de Koude Oorlog Het fascinerende Quantum legacies legt de moderne natuurkunde uit en laat daarnaast de kronkelpaden zien waarlangs wetenschap en maatschappij elkaar beïnvloeden. Tekst: Timo Können

56

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

David Kaiser is zo iemand die alles kan. Hij is gepromoveerd in de deeltjes­ fysica én de wetenschapsgeschiedenis en werkt in beide gebieden als onderzoeker. Tussendoor vindt hij ook nog tijd om voor leken geschikte smakelijke boeken te schrijven. In How the hippies saved physics beschreef hij bijvoorbeeld hoe populaire new­age­boeken zoals The Tao of physics, Amerikaanse universiteiten vanaf de jaren zeventig aan een groot aantal extra studenten natuurkunde heb­ ben geholpen. Het net verschenen Quantum legacies is een bundeling van artikelen over de geschiedenis van de natuurkunde van de twintigste en eenentwintigste eeuw, die gedomineerd werd door de quantum­ mechanica. Een deel van de essays gaat over hetzelfde soort onderwerpen dat je in andere populairwetenschappelijke boeken tegenkomt; bijvoorbeeld hoe fysici door de jaren heen hebben gepro­ beerd zwaartekrachtgolven te detecteren en daar uiteindelijk in zijn geslaagd. Het meest verrassend en oorspronkelijk zijn echter de essays in de stijl van How the hippies saved physics, over de invloed van de politiek en het wereldgebeuren op de ontwikkeling van het vak. Een van de won­ derlijkste verhalen gaat over de invloed van de Koude Oorlog. Toen in de jaren vijftig een aantal rapporten voorzichtig wees op een toename van het aantal afgestudeer­ de technici en bètawetenschappers in de Sovjet­Unie, ontstond er in Amerika een lichtelijk hysterische sfeer: we zijn de tech­ nologische race en de wapenwedloop aan het verliezen! De lancering van de Spoetnik in 1957 maakte dat nog erger. Gevolg was dat jarenlang grote natuur­ kundige onderzoeksprojecten vrijwel kritiekloos door de overheid werden betaald, onder het motto: we moeten te allen tijde een grote voorraad deeltjesfysici hebben klaarstaan voor als er extra atoom­ bommen nodig zijn. Totdat er begin jaren zeventig een economische recessie kwam, tegelijk met een dooi in de betrekkingen met de Sovjet­Unie, en de ballon even snel weer leegliep. Van het ene na het andere project werd de financiering gestaakt of sterk ingekrompen.

Het gevolg was een grote werkeloos­ heid onder deeltjesfysici, die en masse het vak verlieten. Kaiser laat zien hoe dat weer het curriculum beïnvloedde, en daarmee de ontwikkeling van het vak. Faculteitsbesturen begrepen dat de grote werkeloosheid mede te wijten was aan de eenzijdige opleiding die de deeltjesfysici hadden gekregen, want daardoor konden ze moeilijk op een ander specialisme overstappen. En dus werd het curricu­ lum verbreed. Daarvan profiteerde juist een vak dat al een paar decennia een stiefkindje was, de algemene relativiteits­ theorie. De opleving daarvan zorgde ervoor dat ideeën uit de relativiteits­ theorie en de deeltjesfysica elkaar konden gaan bevruchten. En dat heeft uiteindelijk weer de ontdekking van het higgsdeeltje in 2012 mogelijk gemaakt. Dezelfde politieke dynamiek is er waarschijnlijk ook de oorzaak van dat de VS de eer voor die ontdekking aan Europa moesten laten, zo laat het boek zien. Toen president Reagan in de jaren tachtig de Koude Oorlog weer aanwakkerde, groeiden de bedragen die de overheid in natuur­ kundig onderzoek stak weer in hetzelfde irrationele tempo als in de jaren vijftig. In de staat Texas begon de bouw van een enor­ me deeltjesversneller, de Superconducting Supercollider (SSC). Maar in 1991 stortte de Sovjet­Unie in en daarna overkwam de Amerikaanse fysica hetzelfde als twintig jaar eerder. Projecten werden geschrapt, het werk aan de SSC werd halverwege gestaakt. De kleinere en minder dure versneller die CERN daarna bij Genève liet bouwen, de Large Hadron Collider, had daardoor het Higgsveld voor zich alleen. Van de honderden Amerikaanse fysici die begin jaren negentig hun carrière­ perspectieven zagen verdampen, gebruik­ ten velen hun wiskundige kennis door als zogeheten quant in de financiële sector te gaan werken. Zonder het te beseffen hebben ze daar vervolgens, zoals Kaiser fijntjes schrijft, ‘meegeholpen een ander soort zeepbel te veroorzaken’. Quantum legacies. Dispatches from an uncertain world David Kaiser | 342 Blz. | € 23,99


Een ingebakken ingenieursgeest Alle soorten op aarde overleven door zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Behalve de mens, is de strekking van Living in the Future’s Past. In plaats van zelf te evolueren passen wij onze leefomgeving aan.

Toekomstroman Hoe een onvrije samenleving er over pakweg veertig jaar uit zou kunnen zien, schetst Ewoud Kieft in De Onvolmaakten. Tekst: Jim Heirbaut

Hoe zou het klinken als een kunstmatige intelligentie de hele tijd tegen je praat en fungeert als klankbord? In zijn debuutroman De Onvolmaakten schetst Ewoud Kieft een behoorlijk overtuigend beeld van hoe dat er uit kan zien. We krijgen de levensloop te horen van Cas, een intelligente maar erg introverte jongeman. Hij leeft in een soort ideale wereld, waar ziekten praktisch zijn uitgebannen, gezondheid zo ongeveer verplicht is en iedereen de perfecte voeding krijgt toegediend. Inwoners hebben via een oortje en projecties op hun lenzen 24/7 contact met de kunstmatige intelligentie Gena. Ze kunnen haar (of hem?) niet alleen om informatie vragen, maar Gena monitort ook de gezondheid van de gebruiker. Het systeem geeft zelfs tips over de omgang met andere mensen. Het boek neemt een grimmige wending als Cas een wat oudere man ontmoet die zich heeft onttrokken aan dit systeem. Die plant in Cas’ gedachten een zaadje van rebellie tegen het systeem. Na een tijdje gaat Cas er vol voor. Hij speelt een belangrijke rol bij het verzet tegen de ‘brave new world’ waarin hij leeft, waar elke spontaniteit en oneffenheid wordt weggeprogrammeerd. Het boek is zeker het lezen meer dan waard. Het staat met zijn subtiele – maar scherpe – maatschappijkritiek in een lange traditie van boeken als Brave New World en het meer recente De Cirkel. Kieft kiest ervoor om wat afstandelijk te schrijven; we komen bijvoorbeeld niet echt in het hoofd van Cas terecht. Maar het boek prikkelt en maakt nieuwsgierig naar wat er terecht zal komen van de kunstmatige intelligentie die ons nu al omringt, zoals Google, Siri en allerhande slimme luidsprekers.

The Dude als de stem van het verstand? Het is even wennen. De meeste filmliefhebbers zullen bij het zien van de Amerikaanse acteur Jeff Bridges direct denken aan de lethargische lapzwans uit The Big Lebowski (1998). In Living in the Future’s Past, die hij mede produceerde, is Bridges juist de wijze, holistische verteller, gefilmd op een bergtop terwijl de wind zijn lange haren alle kanten op blaast. De nieuwe klimaatdocumentaire draait om de grote ecologische uitdagingen waarvoor de mens zichzelf heeft gesteld. Hoe staat de aarde ervoor nadat onze soort er – sinds de uitvinding van het vuur – een gewoonte van heeft gemaakt om naar hartenlust te bouwen, te graven en te verstoken? Beelden die in de betere natuurfilm niet zouden misstaan, worden in razende vaart afgewisseld door shots van metropolen, industrie en mensenmassa’s. Voor een documentaire die oproept om juist even stil te staan bij oorzaak en gevolg van ons menselijk handelen, is het tempo af en toe wel erg hoog. De meeste shots duren maar een paar tellen, wat in plaats van tot contemplatie juist eerder tot enige murwheid dreigt te leiden. Bridges en regisseur Susan Kucera vonden een waslijst aan experts bereid aan de film mee te werken: van de inmiddels overleden astronaut Piers Sellers tot de natuurkundige Leonard Mlodinov en van chemicus Rich Pencost tot generaal Wesley Clark. De parade van talking heads gaat met name in het begin van de film veel te snel: elke expert mag één zin zeggen en hup – door naar de volgende met daartussen nog even snel een beeld van een smeltende gletsjer. Met een lengte van 84 minuten dreigde het een lange zit te worden, maar naarmate de film vordert, gaat de vaart er gelukkig wat uit. Dan blijkt dat de boodschap wel degelijk de moeite waard is: dat de mens het vermogen heeft om zich een betere toekomst voor te stellen en die – dankzij de ingebakken ingenieursgeest – nog kan realiseren ook. (PD) Living in the Future’s Past 84 min. | Vanaf 27 augustus in de bioscoop

De Onvolmaakten Ewoud Kieft | 384 Blz. | € 23,99 FOTO : M & M FILM DISTRIBUTION

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

57


MEDIA

Opmars van de metropool Drie jaar lang was fotograaf Theo Baart op expeditie rond de hoofdstad om te bewijzen dat de metropoolregio Amsterdam bestaat. Het levert een bij vlagen oogverblindend tijdsdocument op. Tekst: Pancras Dijk

58

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

Verhuizen van Amsterdam-Oost naar stadsdeel Noord: een eenvoudige verhuizing binnen de Ring. Tenminste, dat dacht ik. Maar op het nieuwe adres kregen we ineens het krantje van de buurgemeente Oostzaan. Wanneer we de buren om tips vroegen voor scholen en uitgaansgelegenheden, dan verwezen ze ons steevast naar adressen in de Zaanstreek of Waterland. Ons nieuwe huis stond nú weliswaar in Amsterdam, maar vóór de aanleg van de Ringweg A10 heette het hier nog Oostzaan en dat was in de hoofden van de buurtgenoten nooit veranderd. Pas in de jaren zestig had de grote stad dit wijkje opgeslokt. De opmars van Groot-Amsterdam was toen al gaande. Fotograaf Theo Baart ging de afgelopen drie jaar op expeditie in de metropoolregio Amsterdam. Die regio strekt zich inmiddels uit van kust naar kust, schrijft Baart, en omvat badplaatsen, parken, veenweidegebieden, recreatieterreinen, zeehavens, historische steden en een luchthaven. Baart is scherp in zijn typeringen. Amstelveen omschrijft hij als het ‘Polen van de stadsregio’: gedoemd op te gaan in zijn grote buur of te versmelten met kleinere buurgemeenten. Hoofddorp is

in de woorden van Baart een bewoonde parkeerplaats, Zaanstad een bewoond bedrijventerrein en Tata Steel het fornuis van de metropoolregio – een regio die op papier niet eens bestaat. Staatsman Thorbecke had de vorming van stedelijke regio’s niet voorzien toen hij in 1848 Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen bedacht. Dat laat zich nu voelen. De regio staat ruimtelijk, bestuurlijk en politiek onder druk door de energietransitie, de klimaatopgave, veranderende mobiliteit, economische transitie en verdere verstedelijking. De druk op het schaarse open gebied zal alleen maar toenemen. Hoe vindt de regio daar een weg in? Een eerste stap is dat bestuurders en bewoners ervaren dat de metropoolregio werkelijk bestaat, schrijft Baart. Wanneer ze het boek Groot-Amsterdam. Metropool in ontwikkeling uit hebben, zullen ze dat ongetwijfeld doen. Want Baart heeft zichzelf overtroffen. Verplichte kost voor stedenbouwkundigen, planologen – en voor mij, zouden mijn buren zeggen. Groot-Amsterdam. Metropool in ontwikkeling Theo Baart | 384 Blz. | € 49,95

foto : theo baart


Q&A

Elke maand verschijnen er talloze boeken. De Ingenieur pikt de interessantste eruit en stelt de auteur vijf vragen.

Jaren geleden gaf Kees Aarts zijn baan bij adviesbureau McKinsey op om een bedrijf te starten dat duurzaam veevoer produceert met insecten. In zijn boek De voetprintariër motiveert en inspireert hij de lezer om ook aan een duurzamere toekomst bij te dragen.

Astrid Poot maakte een vakantieboek voor kinderen en ouders die na al dat binnenzitten en scherm kijken wel even toe zijn aan échte ontspanning en lekkere avonturen. Kinderen leren op een speelse manier allerlei gereedschappen en technieken kennen. HET GROTE ZOMERTHUISBLIJFKLOOIBOEK

36 BLZ. | € 5,00

Tekst: Dayinta Perrier

1 2 3 4 5

Waarom dit boek? ‘Toen ik mij begon te verdiepen in duurzaamheid leek het wel alsof zich daar slechts een klein, exclusief groepje mee bezighield. Hun toon was pessimistisch, het ging vooral over wat niet mag of verkeerd is. Voor mij werkt dat afstotend. Om het verhaal positief en concreet te maken, bedacht ik de “voetprintariër”: iemand die zijn de milieu-impact zo laag mogelijk probeert te houden, zonder in te leveren op het genieten.’ Hoe bent u te werk gegaan? ‘Al zeker vijftien tot twintig jaar verzamel ik allerlei informatie over duurzaamheid. Een belangrijker thema is er op dit moment immers niet. Ik heb zelfs mijn baan bij McKinsey opgezegd om mij hiervoor in te zetten. Dit boek is het resultaat van wat ik de afgelopen tijd heb geleerd. Het is zeker nog niet perfect, maar ik heb geprobeerd het verhaal zo goed mogelijk op te schrijven.’ Voor wie is het boek bedoeld? ‘Het boek is voor iedereen. In ons allen schuilt een voetprintariër en dit boek is één grote uitnodiging om het leven duurzaam in te richten en toch te genieten. Vind je het niks, dan geef je het maar aan iemand anders. Het boek is niet voor de cynicus over het klimaat. Ik ben cynisch over de cynicus. Maar volgens mij zijn er ook niet zoveel cynici: ze maken alleen wat meer geluid.’ Wat voegt uw boek toe? ‘Er komen veel boeken uit die het klimaatprobleem beschrijven. Maar dat dit probleem er is, dat weten we nu wel. De alarmbel steeds harder en vaker luiden, brengt mensen niet in beweging. Sterker nog, dat maakt ze doof. Het zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben dat ze niets kunnen bijdragen om het tij te keren. Dit boek is juist bedoeld om de lezer te motiveren en te inspireren zijn of haar voetafdruk te verkleinen.’ Wat vond u het meest verrassend tijdens de research? ‘Het besef dat qua kennis bijna alles aanwezig is én kan, maar dat we als maatschappij nog niet zo snel gaan. Dat blijkt dan vaak te liggen aan de traagheid van het collectief, maar als individu ben je onderdeel van die groep en kun je dus wél het verschil maken.’

FOTO : MARCO BAKKER

Achter elke zak friet, elke reep chocolade, elk blikje bier en elk brood zit een mega-industriële productielijn. De serie Food Factory toont de bizarre processen waarmee ons voedsel wordt geproduceerd. FOOD FACTORY | ELKE MAANDAG T/M DONDERDAG OM

19.00 UUR OP NATIONAL GEOGRAPHIC

In vergelijking met röntgenapparatuur of AI-gestuurde hightechcamera’s is ons oog eigenlijk maar een armoedig zintuig. Wetenschapsjournalist Ziya Tong laat zien hoe technologie ons in staat stelt verder te kijken dan onze biologische grenzen. WAT JIJ NIET ZIET | 408 BLZ. | € 21,00

Catan behoort al jaren tot de populairste bordspelen. Nu komt er een versie op basis van augmented reality, waarbij ‘de hele wereld één groot speelbord’ wordt, beloven de makers, dezelfde die eerder Pokémon GO ontwikkelden. Releasedatum is nog niet bekend, maar het bèta-testen is begonnen. CATAN WORLD EXPLORERS | ANDROID EN iOS

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

59


Voorwaarts

Voorspellen is lastig, zeker als het om technologie gaat. Fanta Voogd verdiept zich maandelijks in de geschiedenis van de toekomst.

Gek op techniek

Italiaanse futuristen vielen in katzwijm voor het ‘machinetijdperk’ Het Italiaanse futurisme was de eerste moderne kunststroming die de technologische vooruitgang onvoorwaardelijk omarmde. Dat heeft prachtige schilderijen opgeleverd. Maar je kunt het futurisme terugblikkend ook zien als onheilsbode van de technologische en ideologische ontsporingen van de twintigste eeuw. Tekst: Fanta Voogd

Op 20 februari 1909 publiceerde de Italiaanse schrijver Filippo Marinetti (1876-1944) zijn Futuristisch Manifest in de Parijse krant Le Figaro. Deze ouverture van het futurisme is een geestdriftige, om niet te zeggen hysterische lofzang op snelheid, dynamiek, agressie, jeugd, roekeloosheid, wreedheid, militarisme, patriottisme en oorlog. Marinetti gaf hiermee lucht aan zijn weerzin tegen musea, bibliotheken, feminisme en moralisme. Hij bejubelde liever de schoonheid van machines, fabrieken, raceauto’s, stoomschepen, treinen, vliegtuigen en mitrailleurs. In de vroege jaren van de futuristische beweging volgden nog een paar manifesten waarin Marinetti’s geestverwanten met klaroengeschal opriepen tot revolutionaire vernieuwing van de schone kunsten.

die zou aansluiten bij het ontluikende machinetijdperk. Marinetti had echter een merkwaardige kijk op technologie. Waar het volgens hem om draaide, was ‘mechanische intuïtie’. Een futuristische kunstenaar behoefde helemaal geen natuurkundige of ingenieur te zijn. Hij moest zich juist bevrijden van ‘de ketens van de academische methode’ en gebruik maken van zijn superieure instinct en verbeelding ten einde de ‘mysterieuze kwaliteiten’ van de machine te kunnen vatten. De futuristen konden hun negentiende-eeuwse vakbroeders nog zo verfoeien, hun subjectieve visie op technologie was door en door romantisch. Zoals de romantici zich vol ontzag en huiver onderdompelden in de majestueuze natuur, zo onderwierpen de futuristen zich met een bijna religieuze eerbied aan de technologische vooruitgang. Noch de romantici noch de futuristen toonden naast die verering veel ijver om het functioneren van de natuur of techniek ook werkelijk te doorgronden. Ook de overspannen futuristische heilsverwachting – het machinetijdperk zou niets anders brengen dan ‘de com-

Heilsverwachting De beweging zette zich nadrukkelijk af tegen de negentiende-eeuwse romantiek. Terwijl de romantische kunstenaars, met de verheerlijking van de natuur en het verleden, trachtten te ontsnappen aan het vuil, de lelijkheid en ellende van de Industriële Revolutie, waren de futuristen juist verrukt over de imposante tech- Blind vertrouwen in de technologische nologische ontwikkelingen tijdens de belle époque. De elektrificatie van het vooruitgang loopt als een rode draad dagelijks leven, de opmars van het in- door de twintigste eeuw dividuele gemotoriseerde vervoer, het telefoonverkeer, radiografie, de voortdenderende industrialisatie en – bovenal – de luchtvaart. plete herinrichting van het universum’ – lijkt een omDe futuristische schilderkunst bood half-abstracte im- gekeerd spiegelbeeld van de romantische gewoonte het pressies van al deze wonderen. Het futurisme wilde af- nationale verleden tot mythische proporties op te blazen. rekenen met het negatieve imago van de industrie en De futuristische hoofdrolspelers maakten hardhantechnologie en streefde naar kunst, design en literatuur dig kennis met de realiteit van Marinetti’s lofzang op 60

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020


1923

‘Tandwieltjes en versnellingen, raderen en dynamo’s, de schitterende architectuur van hijskranen en ijzeren bruggen, hoogovens, gasfabrieken en torenflats met hun duizelingwekkende techniek zullen het walgelijke, fletse oude landschap, de romantiek van het maanlicht, die hele bespottelijke, wormstekige literatuur waar de bourgeois zo dol op is, vervangen. De rechte lijn, krachtig en aristocratisch, tegenover wazige, impressionistische vaagheid. Zuiver staal en de driedimensionale vormen van moeren en bouten van de machinewereld zijn de bron van ons moderne leven en onze grote revolte.’ Vinicio Paladini (1902-1971) architect, schilder en theoreticus van het Italiaanse futurisme

de oorlog. Toen Italië in 1915 betrokken raakte bij de wereldoorlog meldden velen van hen, waaronder Marinetti zelf, zich vrijwillig aan bij het leger. Een paar zouden het niet overleven. De futuristische ophemeling van geweld, militarisme, patriottisme en wreedheid heeft onmiskenbaar bijgedragen aan het klimaat waarin Benito Mussolini tussen 1922 en 1925 de macht kon grijpen. Marinetti en veel van zijn medestanders sloten zich aan bij het fascisme. Maar er waren ook futuristen die juist kozen voor het communisme. De half-Russische architect en schilder Vinicio Paladini – de man van het citaat bij dit artikel – bijvoorbeeld voelde zich aangetrokken tot de denkbeelden van de Italiaanse communist Antonio Gramsci. Het Italiaanse communisme moge een stuk gematigder zijn geweest dan de Russische variant, ook de linkse futuristen toonden zich gevoelig voor de totalitaire verleiding. Dadendrang Hoewel de oorspronkelijk futuristische beweging al tijdens de Eerste Wereldoorlog uiteenviel, heeft ze grote invloed gehad op de latere modernistische stromingen als het dadaïsme, art deco en De Stijl. Maar het door de futuristen gepropageerde blinde vertrouwen in de zegeningen

van technologische vooruitgang reikt verder en loopt als een rode draad door de twintigste eeuw. De gedachte dat het oude koste wat het kost moet wijken voor het nieuwe laat tot de dag van vandaag sporen na. Het transhumanisme van de Amerikaan Raymond Kurzweil houdt de oude futuristische droom van de versmelting van mens en machine/computer levend. Het leidt geen twijfel dat Marinetti, maar ook Mussolini, had staan juichen bij de huidige mogelijkheden van gezichtsherkenning. Of bij de dodelijke precisie van drones en de laatste generatie Hellfire-raketten (met roterende messen). Elon Musks ruimtelancering van een rode Tesla (2018) was welbeschouwd een sterk staaltje futuristische dadendrang. Tot slot van dit verhaal een politiek correcte vermaning. Als de negentiende eeuw de eeuw was van de irrationele verheerlijking van de natuur, en de twintigste eeuw van de irrationele verheerlijking van technologie, dan zou de eenentwintigste eeuw in het teken moeten staan van een verstandige symbiose tussen die twee. Van het voortschrijdend inzicht dat technologie niet dient om de natuur te onderwerpen, zoals de futuristen dat zagen, maar dat we ze allebei even hard nodig hebben om deze eeuw min of meer ongeschonden door te komen.

Luchtbombardement (1932) van de futuristische schilder Tullio Crali.

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

61


Werkplek

Waar werken de ingenieurs van nu? De Ingenieur brengt het werkveld in beeld.

Functie Niels Ramkema is sinds 2011 projectmanager bij aannemersbedrijf Dura Vermeer Infra en sinds 2017 ook tendermanager. foto : elmer van der marel

Verbinden De Prins Clausbrug wordt een fietsvoetgangersbrug die de woonwijk Stadswerven verbindt met het stadshart. foto : elmer van der marel

De eerste paal 15 mei 2020 ging de eerste paal de grond in. Halverwege 2021 verwacht Dura Vermeer de brug op te leveren. foto : dura vermeer

Een bewegend element in een brug is niet zo eenvoudig te bouwen. Project- en tendermanager Niels Ramkema werkt aan een slanke brug waarbij in geopende toestand het brugdek wel 45 meter de lucht in torent, rustend op één steunpunt. Tekst: Dayinta Perrier

‘Het project de Prins Clausbrug hebben we verworven via een aanbesteding vanuit de gemeente Dordrecht. Het ontwerp is van de architect René van Zuuk, die eerder de prijsvraag van de gemeente won met een innovatief ontwerp van de brug. We zijn gaan samenwerken met constructiebedrijf Hillebrand als een aannemerscombinatie. Hillebrand is verantwoordelijk voor de stalen bovenbouw van de brug en wij verzorgen het projectmanagent en de onderbouw van de brug. Deze onderbouw bestaat

Niels Ramkema op de bouwplaats van de Prins Clausbrug in Dordrecht. foto : elmer van der marel

62

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

uit vier steunpunten in het water en op het land aan beide oevers van het water. We bouwen een 140 meter lange brug voor fietsers en voetgangers. Het wordt een bewegende brug met een uniek bewegingsmechanisme om schepen door te laten. Dat bestaat uit een rechtopstaande scharnierende ballastmast die met een pendelstaaf overeind wordt gehouden. De mast steekt dertig meter de lucht in en geeft de brug vlak bij het stadshart van Dordrecht een iconisch karakter.


Basculebrug De 140 meter lange basculebrug krijgt met een draaibare ballastmast een uniek bewegingsmechanisme. ARTIST IMPRESSION: RENÉ VAN ZUUK

Bij het openen van de brug buigt de mast eerst voorover en komt daarna weer overeind. Staat de brug eenmaal open, dan rust het 45 meter lange brugdek op één betonnen sokkel. Dit was voor ons een uitdagend onderdeel van het ontwerp. De architect heeft een slanke en ranke brug ontworpen. En als ingenieurs is het onze rol om de vertaalslag te maken van het architectonische ontwerp naar een realistisch uitvoeringsontwerp waarbij we de essentie van het oorspronkelijke ontwerp behouden. Bijzonder complex is het steunpunt, genaamd “de sokkel”, dat het rechtopstaande brugdek draagt. Door de grote belastingen en bijzondere vormgeving is het een uitdaging voor de ingenieurs om deze te ontwerpen en daarna aan de betonbouwers om te realiseren.’ Persoonlijk groeien ‘Nu de bouw is begonnen, vind ik het belangrijk om het proces van dichtbij te volgen. Een à twee keer per week ben ik aanwezig op de site. Dat is gelukkig mogelijk, ook nu met de coronamaatregelen. Het werk dat we normaliter op kantoor deden, doen we nu deels vanuit huis. Maar op de bouwplaats hebben we genoeg ruimte om anderhalve meter afstand te houden met een paar kleine aanpassingen. Het was nog spannend voor ons als bouwer of de hele onderaannemers- en leveranciersketen in stand zou blijven. Als één van de bedrijven door de huidige situatie was weggevallen, had dat gevolgen gehad voor het gehele bouwproces. Gelukkig was dit niet het geval, en nu zijn we eindelijk van start. Het zien verrijzen van een brug waar we al meer dan een jaar aan werken qua voorbereidingen, behoort tot de mooiste kanten van het werk. Daarnaast geniet ik ervan dat dit echt werk is dat je samen doet. Ik probeer mijn team zo aan te sturen dat ze zelfstandig te werk gaan en de ruimte krijgen ook persoonlijk te groeien. Om nu te zien hoe het project realiteit wordt en te weten dat we het samen met een heel team doen, geeft mij veel voldoening.’

FOTO :

DEPOSITPHOTOS

Biomassa Het advies van de Sociaal-Economische Raad is zonneklaar: stop met het verbranden van bomen voor warmte en elektriciteit. Betekent dit het einde van de inzet van biomassa in de energiemix?

Tijdreizen In Hollywood draaien ze er hun hand niet voor om: voertuigen die door de tijd kunnen reizen. Maar hoe realistisch is dat? Hoe zou een voertuig eruitzien waarmee je je echt terug of vooruit in de tijd zou kunnen verplaatsen?

In de spotlights Femke Nijboer, docent biomedische systemen en signalen aan de Universiteit Twente, schittert liever voor een groot publiek op een podium dan in een wetenschappelijk tijdschrift voor vakgenoten. Wat drijft haar?

Teamgeest Elke technische universiteit heeft ze: studententeams. Ze vormen een kraamkamer van jong talent én van slimme innovaties: of ze nu werken aan een zonneauto, een oplaadsysteem of beademingsapparatuur. DE INHOUD IS ONDER VOORBEHOUD .

AUGUSTUS 2020 • DE INGENIEUR

63


Vragenvuur

Acht lastige vragen aan grootmeester Anish Giri, een van de tien beste schakers van de wereld en de zoon van ingenieurs.

Tekst: Pancras Dijk

64

Wat is het laatste dat u zelf heeft gerepareerd?

Ik heb geprobeerd de wasmachine te maken, maar het lukte niet. De reparateur kwam ook niet ver, dus ik moest een nieuwe kopen. Ik ben wel eens tot diep in de nacht bezig geweest om mijn internet- en tv-verbinding te herstellen. Het werd iets persoonlijks, het moest en zou lukken. En het lukte ook.

De zelfrijdende auto is op komst. Stapt u zonder bezwaren in?

Ik geloof in technologische vooruitgang en ik zou het nu al wel durven om in zo’n auto te stappen. Als ze echt de weg op mogen, dan zal het zeker veilig zijn. Kan het dan niet meer misgaan? Natuurlijk wel, maar je moet een beetje geluk hebben in het leven.

Hoe voorkomt u dat een robot uw baan inpikt?

Een begrijpelijke zorg van veel mensen, maar niet van mij. Een auto is sneller dan een atleet, maar toch lopen mensen nog altijd de marathon. Computers zijn al veel sneller in schaken dan mensen. Maar het draait om dat gevecht tussen twee mensen, om de strijd tussen karakters.

Wie is uw held op techniekgebied?

Een held heb ik niet, maar Tesla-topman Elon Musk fascineert me. Ik weet niet hoe serieus ik hem moet nemen en of ik hem nu goed of fout vind, maar een bijzondere man is hij zeker.

Wanneer zult u voor het laatst benzine tanken?

Ik tankte laatst juist voor het éérst benzine! Ik rijd zelf elektrisch, maar had op reis een huurauto waar brandstof in moest. Ik vond het lastig: zoveel keuze en je kunt niet bij elke pomp alles tanken.

Hoe hoog zullen de dijken zijn in het jaar 2100?

U stelt de vraag aan de goede familie, maar niet aan de goede persoon. Mijn ouders zijn hiervoor opgeleid en weten er alles van. Mijn vader is waterbouwer (Deltares, red.) en hij reist voor zijn werk voortdurend naar Azië. Daar leid ik maar uit af dat hier in Nederland alles op orde is.

Kunt u een week zonder uw mobiele telefoon?

Mijn telefoon was eens een paar dagen stuk. Het was mooi om te ervaren dat ik zonder kon, want ik ben wel heel erg veel met dat ding bezig. Met social media natuurlijk, maar als ik in het buitenland een toernooi speel, is het ook erg handig om te kunnen zien welke goede restaurants er in de buurt zijn en hoe ik daar moet komen.

Zou u liever zo snel kunnen rekenen als de snelste schaakcomputer of de gedachten van uw tegenstander kunnen lezen?

Supersnel kunnen rekenen is een garantie voor winst. Het kunnen lezen van de gedachten van de tegenstander is dat niet per se. Een tegenstander kan zich immers vergissen: onterecht denken dat hij gewonnen staat. Hoe verleidelijk de winstgarantie ook is, toch zou ik voor het laatste kiezen. Ik ben nu eenmaal erg benieuwd wat anderen denken, ook over andere dingen dan schaken.

DE INGENIEUR • AUGUSTUS 2020

FOTO : OPTIVER


Plan je studie met de online professional development tool KIVI en het hoger technisch onderwijs helpen studenten goed op weg

Het hoger technisch onderwijs wil studenten optimaal

techniekfaculteiten sluiten een collectief lidmaatschap

voorbereiden op het beroep van ingenieur door kennis,

bij KIVI af voor studenten en docenten. Zo’n lidmaatschap

vaardigheden en beroepshouding te ontwikkelen en hen

vergroot de aansluiting bij de beroepspraktijk en

in contact te brengen met ervaren ingenieurs en inzicht

(internationale) carrièrekansen van studenten.

te geven in carrièremogelijkheden. Steeds meer

Kijk voor meer informatie: www.kivi.nl/hto

KIVI voor studenten • Gebruik van de Online Professional Development (OPD) tool voor professionele ontwikkeling en opbouw van het portfolio tijdens de studie. Dit helpt studenten tijdens de studie, bij stagevoorbereiding en afstuderen;

• Toegang tot 400 KIVI-bijeenkomsten per jaar; • Toegang tot de ‘international community’ via de KIVI afdeling International Engineers; • Toegang tot de KIVI Ingenieurscoaches voor 1 op 1 loopbaanbegeleiding; • Gebruik maken van

het KIVI-netwerk; • Digitale versie van het magazine De Ingenieur. Kivi voor docenten • Structurele invulling van aansluiting bij de beroepspraktijk voor accreditatie.


Engineer your career KIVI helpt je verder in je carrière. Als beroepsvereniging van ingenieurs biedt KIVI carrièreservices. Leden kunnen onder meer gratis gebruikmaken van een cv-check, sollicitatietraining en loopbaancoaching. Ook brengt KIVI aantrekkelijke vacatures onder de aandacht.

Den Haag

Directeur KIVI (1,0 fte) Het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) zoekt een nieuwe directeur. KIVI is met 18.000 leden dé beroepsvereniging van ingenieurs in Nederland. Wij ondersteunen ingenieurs in hun beroepsuitoefening en helpen hen met het leggen van verbindingen met onderzoek, onderwijs, samenleving en uiteraard ook met elkaar. Ook helpen wij de kwaliteit van onderwijs en onderzoek te waarborgen, het werk en de kennis van ingenieurs in te zetten ten dienste van maatschappelijke vraagstukken en de impact van technologie op de samenleving zichtbaar te maken. KIVI heeft 18.000 leden en meer dan 50 enthousiaste afdelingen, ondersteund door een bureau met 20 fte. De directeur legt verantwoording af aan het hoofdbestuur en heeft een directe lijn met de president van KIVI.

Transitie binnen KIVI KIVI wil relevant blijven voor alle leden en ingenieurs en met name aantrekkelijker worden voor jonge ingenieurs. KIVI heeft het laatste jaar een vernieuwingsproces ingezet met een nieuwe, ambitieuze strategie. De vereniging moet binnen enkele jaren groeien naar 50.000 leden, waarbij de groei voornamelijk van nieuwe jonge leden moet komen.

Taken De directeur geeft de nieuwe strategie vorm, met de focus op het aantrekken en enthousiasmeren van jongeren, het bevorderen van collectieve lidmaatschappen en het motiveren en stimuleren van leden, afdelingen en regio’s. Daarbij de ambitieuze groeidoelstelling van 50.000 leden in 2025, met oog voor inclusiviteit en diversiteit. De directeur is boegbeeld van de vereniging en manifesteert zich op het maatschappelijk politieke podium. Hij/zij drijft de ontwikkeling van strategisch beleid omtrent profilering en positionering van ingenieurs en techniek. Hierbij opereert de directeur zelfstandig en rapporteert hij/zij aan het Hoofdbestuur van KIVI. De directeur is verantwoordelijk voor het vergroten van de inkomende geldstromen anders dan uit de lidmaatschapscontributies, zoals zaalverhuur, advertenties, sponsoring, subsidies etc. De directeur geeft leiding aan de medewerkers van het bureau van KIVI en draagt zorg voor hun professionele ontwikkeling. Samen met het hoofdbestuur bereidt de directeur het verenigingsbeleid voor en – na goedkeuring – leidt hij/zij de uitvoering ervan. Met het KIVI-bureau en eventuele externe verenigingen en brancheorganisaties ondersteunt de directeur de afdelingen. Hij/zij onderhoudt een breed netwerk op het gebied van techniek in het bedrijfsleven, onderwijs, de politiek en wetenschap en bij de overheid op strategisch niveau. De directeur vertegenwoordigt, samen met het hoofdbestuur, KIVI op congressen en in samenwerkingsverbanden. Hij/zij draagt de missie en uitgangspunten van KIVI uit en verricht PR- en lobbywerkzaamheden gericht op een positief imago van het KIVI en techniek in het algemeen. De directeur is verantwoordelijk voor het financieel beheer: opstellen van een jaarplan en begroting conform financiële richtlijnen, budgetbewaking, financiële

rapportages en verslaglegging in o.a. een jaarverslag. Hij/zij legt maandelijks verantwoording af aan de penningmeester van het hoofdbestuur, in nauwe samenspraak met het hoofd financiën. De directeur is verantwoordelijk voor het verder ontwikkelen en verbeteren van de interne organisatie en de aansluiting van het bureau met de vereniging en het bestuur. Hij/zij zorgt voor een kwalitatief en kwantitatief goede uitvoering van centrale verenigingsactiviteiten, waaronder de uitgave van De Ingenieur, het jaarcongres, de Dag van de Ingenieur, etc. De directeur is creatief in het blijvend ontwikkelen van nieuwe kanalen ter profilering en promotie van KIVI in de breedste zin van het woord.

Profiel De directeur is een communicatief en analytisch sterke, charismatische persoon met groot empathisch vermogen, in staat anderen te motiveren en te inspireren. De directeur is in staat om onafhankelijk te opereren en staat midden in de maatschappij. De directeur toont zelfreflectie en is goed in staat met feedback om te gaan. Hij/zij wordt benoemd voor een bepaalde periode, nader overeen te komen. Een uitgebreide evaluatie vindt na een jaar plaats. We verwachten de volgende competenties en kwalificaties:

Algemeen • • • • • • •

Academisch werk- en denkniveau. Een technische opleiding is een pre Ervaring met juridische en financiële zaken Minimaal 5 jaar ervaring in algemeen management Minimaal 5 jaar ervaring in marketing en/of sales Ervaring binnen brancheorganisatie of vereniging is een pre Uitstekende beheersing van de Nederlandse en Engelse taal Een groot (inter)nationaal netwerk relevant voor een vereniging als KIVI

Leiderschap • Verbindend en inspirerend binnen de vereniging (leden, afdelingen en commissies) en met de externe stakeholders • Ervaring in het doorvoeren van veranderingen in een complexe organisatie • Ervaring hebben met het werken met millennials en daar veel plezier uit halen • Soepele stijl van communiceren en werken • Diplomatiek, open voor kritische vragen • In staat een visie te ontwikkelen, te implementeren en samen met het bestuur en de ledenraad richting te geven aan beleid • Groot empathisch vermogen met gevoel voor wat er leeft binnen een vereniging Het gaat in beginsel om een functie van 1,0 fte. Brutosalaris maximaal 8500 euro per maand. Meer details over de functie staan op deingenieur.nl/directeur. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met KIVI-president Joanne Meyboom, joanne.meyboom@kivi.nl. Richt uw cv en motivatiebrief onder vermelding van ‘Vacature Directeur’ aan hoofdbestuur@kivi.nl.

Beverwijk

Business Developer Klantrelaties verdienen aandacht en een goede search vergt tijd. Dat is ons vak. En terwijl wij daar druk mee zijn, schiet de verdere uitbouw van ons netwerk er nog wel eens bij in. Daarom zoeken we een business developer: iemand die juist graag op pad gaat om nieuwe kansen te ontdekken en te ontwikkelen. In deze tijden van digitale portals waarbij iedereen maar wat kan inschieten en van ‘kijk maar mee’ opdrachten zijn wij op zoek naar opdrachtgevers die toegevoegde waarde zien in onze expertise en ervaring. Wat begint met detachering of werving en selectie van een nieuwe medewerker, kan zomaar overgaan in het opzetten van een recruitmentprogramma, in het samen bouwen aan een kennisplatform of zelfs in het opzetten van een gezamenlijke onderneming. Inmiddels hebben we binnen de technische arbeidsmarkt ruime ervaring met op maat gemaakte oplossingen. Die oplossingen bieden we op het gebied van recruitment en selectie, maar bijvoorbeeld ook in het te werk stellen van kennismigranten of het doorlichten van loonadministraties voor kostenbesparing.

Profiel We zijn altijd in voor nieuwe uitdagingen en samenwerkingen. Sommige van onze projecten lopen kort, en andere duren zomaar 10 jaar of langer. Omdat het enorm uitdagend is om slimme oplossingen te bedenken voor lastige vraagstukken in de arbeidsmarkt, zoeken we een business developer die ons relatienetwerk verder gaat uitbouwen. We verwachten van jou dat je beschikt over relevante werkervaring en een dito netwerk, hbo-werk- en -denkniveau. En tot slot dat je een boeiende gesprekspartner bent.

Nieuwsgierig? www.buildingcareers.nl / Daan Leenman / 06 50 60 80 79

TECHNIEK MAAKT JE TOEKOMST

DE INGENIEUR

Ook uw vacature op deze pagina? Neem contact op met Sandra Broerse via 06 461 86 14 of sandra.broerse@kivi.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.