Inhoud
Metro 010
Alles is voortdurend in verandering Onwaarschijnlijk, maar waargebeurd
NU Franny & Joey 1270 De dam in de Rotte 1340 Stadsrechten 1488 De terreur van Jonker Frans 1653 Walvistraan 1653 Het Malle Schip 1760 Aan het Haringvliet 1872 De Nieuwe Waterweg 1940 Het bombardement 1945 Wederopbouw 1970 De wijk vernieuwt 2050 Stad van de toekomst
Stadspoëzie Zij Verandering Verdwalen Ademstad
Stadmaken, wat is dat? Nog niet af. Nog lang niet Een stad maak je niet alleen Colofon
Onwaarschijnlijk, maar waargebeurd
Ergens op straat in Rotterdam
‘Bizar.’
‘Wat is bizar?’ ‘Dit verhaal.’
‘Wat lees je dan?’ ‘METRO 010. Een reis door de tijd. Het onwaarschijnlijke, maar waargebeurde verhaal van de stad Rotterdam.’
‘Klinkt inderdaad bizar. Vertel dan!’
‘Wil je het lange of korte verhaal?’
‘Het korte natuurlijk. Als ik het lange verhaal wil, dan lees ik het boek wel.’ ‘Jongen en meisje ontmoeten elkaar voor een blind date.’
‘Oh. Romantiek!’
‘Sort of. Best bizar.’
‘Wat is er bizar?’ ‘Luister dan. Ze gaan in een café zitten, beetje drinken, beetje kletsen.’
‘Ik zeg toch: romantiek!’ ‘Nee, die klik is er niet. Of een beetje. In ieder geval: ze lopen richting de metro. En dan begint het verhaal pas. De metro naar Zuidplein blijkt een soort tijdmachine te zijn.’
‘De metro een tijdmachine?
Hoe kan dat? Ik ben al blij als de metro op tijd vertrekt.’
…de Rotterdamse metro 101,3 km spoor heeft, inclusief de lijn naar Hoek van Holland? Ieder jaar rijden 90 miljoen passagiers mee. Dat zijn 250.000 reizigers per dag.
wist je dat...
Station Beurs is het belangrijkste metrostation van Rotterdam, omdat de lijnen elkaar daar kruisen. Op 9 februari 1968 gingen de perrons op de Noord-Zuidlijn open. Die voor
de Oost-Westlijn waren al voorbereid. Op 6 mei 1982 werd ook die lijn geopend. Elke dag stappen op Beurs ongeveer 130.000 reizigers in of over.
Zomercarnaval Rotterdam is sinds 1984 een jaarlijks terugkerend spektakel. Van een kleine culturele, kunstzinnige groep bestaande uit Curaçaose en Arubaanse carnavalsvierders groeide het uit tot een multiculturele melting pot. Het tropische evenement werd zo populair dat niet alleen Antillianen, maar ook
mensen uit Brazilië, Kaapverdië, Suriname, Bolivia, Colombia, Peru, Dominicaanse Republiek, Mexico, Bovenwindse Eilanden, Spanje, Engeland, Trinidad, Jamaica, Angola, Frankrijk, Duitsland, België en Nederland besloten mee te doen.
1270 De dam in de Rotte
Rond 1270 werd de Rotte afgedamd. Daarmee was het laatste stukje van een lange dijk gesloten. Deze dijk liep van Den Haag naar Gouda, langs de rivier, om de boeren, hun land en hun dieren voor overstroming te behoeden. De Maassluise, Vlaardingse, Schiedamse en Rotterdamse Hoogstraat waren onderdeel van de dijk. Daar komt de naam Hoogstraat vandaan. Het land dat als gevolg van de rampzalige Sint-Thomasvloed uit 1163 verloren was gegaan, was na meer dan een eeuw bijna helemaal teruggewonnen.
Natuurlijk was het heel veel werk om die lange dijk met de hand aan te leggen, maar het was de moeite waard. De zogenaamde ‘duiker’, een houten sluis in de dijk, was een ingenieuze uitvinding uit de tijd van de Romeinen. Bij hoogtij werd de sluis vanzelf dichtgeduwd door het opkomende water. Daardoor werd het veilig om daarachter te wonen, langs de Rotte, en dat trok veel mensen aan.
Pruttelt er erwtensoep in die zwarte pot? Erwten en bonen waren in de middeleeuwen voor gewone mensen het hoofdvoedsel, naast kool, prei, knolraap en ui. Rotterdammers vingen direct in de buurt veel riviervis. Ze maakten graag stoofpotten en aten met hun handen. Voor het snijden van vlees en
gevogelte – een grote luxe – gebruikten ze hun eigen mes. Bij rijke mensen kwam ook wel zwaan of reiger op tafel. Aardappelen kenden zij nog niet: die komen uit ZuidAmerika en zijn in de Nederlanden pas na 1750 volksvoedsel geworden.
In de middeleeuwen brouwden de mensen hun eigen bier met hop en kruidenmengsels voor de houdbaarheid. Het alcoholpercentage was laag. Vanaf de veertiende eeuw kwamen er brouwerijen in Rotterdam. Het moderne gele bier met schuimkraag is pas veel later uitgevonden, in 1842 in het Tsjechische Pilsen.
wist je dat... ...het in de middeleeuwen heel gewoon was dat kinderen bier dronken, omdat het water vaak vervuild was?
1340 Stadsrechten
Toen de dam eenmaal gedicht was, groeide Rotterdam snel. Het was nog geen stad, want het had nog geen officiële stadsrechten zoals Schiedam, Delft of Dordrecht. In 1299 kreeg het plaatsje voor het eerst stadsrechten van de edelman Wolfert van Borselen, maar Wolfert werd vermoord en daarna werden de stadsrechten weer ingetrokken.
In 1340 was het zover. Willem IV, graaf van Holland en Henegouwen, verleende de definitieve stadsrechten aan Rotterdam, waar toen ongeveer tweeduizend mensen woonden. Rotterdam mocht beginnen met de bouw van stadsmuren en het graven van grachten. De ingang van de haven werd met twee torens aan weerszijden beschermd. De stad mocht bovendien de Rotterdamse Schie graven, een kanaal tussen Overschie en de plek waar nu het Hofplein ligt.
...Rotterdam rond 1340 een klein stadje was en dat Delft en Dordrecht toen veel belangrijker waren?
wist je dat...
Joey staat aan de zuidkant van de Middeldam, tegenwoordig de Hoogstraat. Daar was in de middeleeuwen een onbebouwd, moerassig gebied waar je overheen kon kijken in de richting van de Merwe, tegenwoordig de Nieuwe Maas. In die tijd had de scheepvaart naar en van Rotterdam behoefte aan mensen
die de waterweg goed kenden en die zich als loods beschikbaar stelden. Vissers zagen een aardige bijverdienste in dit werk. Ze kwamen met kapiteins van deze boten in contact in de plaatselijke herbergen.
Op 7 juni 1340 verleende graaf Willem IV stadsrechten aan Rotterdam. De originele akte wordt nog altijd bewaard in het Stadsarchief. De inwoners kregen het recht om eigen wetten te maken en grachten en wallen aan te leggen. Ze hoefden nu geen tol meer te betalen, werden vrijgesteld van
belastingen en mochten jaarmarkten houden. Daar stonden ook verplichtingen tegenover: de stad moest een gratis logeerhuis beschikbaar stellen aan de graaf en op zijn verzoek soldaten leveren, bij zeeoorlogen zelfs een koggeschip met 26 man.
1653 Walvistraan
In 1653 was Rotterdam geen provinciestadje meer. De Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) had zware slagen uitgedeeld aan concurrent Antwerpen, en Rotterdam voer daar wel bij. De stad groeide en de uitbreiding werd voor het eerst planmatig ontworpen. Dat deed de ‘stadstimmerman’, zoals de stedenbouwkundige toen werd genoemd. Stadmaken was niet langer een kwestie van boeren en vissers die hun eigen huis bouwden, maar van professionele krachten die kennis gebruikten uit het buitenland, uit Italië en Frankrijk, over hoe een ideale stad eruit moest zien. Ze wilden dat de stad groeide volgens rationele, wetenschappelijke principes. Het resultaat moest logisch geordend zijn en daarvoor werden allerlei nieuwe technieken gebruikt, zoals die van het landmeten. De haven had veel meer ruimte nodig. In 1590 en 1591 kwamen het Haringvliet en het Boerengat tot stand, speciaal voor de vissers. Tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) werd Waterstad aangelegd, een enorme stadsuitbreiding die voor
Walvistraan
handelsschepen de doortocht mogelijk maakte naar de Oude Haven en de Blaak. De ‘Rotterdamse grachtengordel’ werd uitgegraven ten zuiden van de Hoogstraat, in een gebied waar voorheen alleen zandplaten en vaargeulen lagen – het huidige centrum van Rotterdam. In 1615 was Waterstad klaar. De middeleeuwse stad was in korte tijd tweemaal zo groot geworden. Waterstad beschikte over havens voor grote schepen die allang niet meer alleen binnen Europa voeren. Twee keer per jaar maakte een VOC-schip de lange tocht naar Nederlands-Indië, wat nu Indonesië is. De reis duurde algauw acht maanden
Historische kaart van de Stadsdriehoek van Rotterdam. Ingekleurde kaart, Johannes de Vou, 1694 (collectie MM).
en gemiddeld één op de tien opvarenden overleefde het niet. Aan de Boompjes lag de scheepswerf waar die imposante boten gebouwd werden. Uit Delfshaven voeren schepen van de VOC-kamer Delft, die op een eigen werf werden gebouwd. Het Zeemagazijn van de VOC staat daar nog steeds, aan de Achterhaven. Uit Rotterdam vertrokken ook schepen van slavenhandelaars die in Afrika mensen kochten, om ze als slaafgemaakten te transporteren naar de koloniën in Midden- en Zuid-Amerika. Met de winsten van die overzeese handel, grotendeels ‘bloedgeld’, werd de stad verfraaid.
Terug van hun levensgevaarlijke walvisjacht wisten de zeelui spannende verhalen te vertellen. Deze houtsnede is gebaseerd op zo’n verhaal en komt uit het boek Historiae animalium (Dierengeschiedenissen). Conrad Gessner, 1558.
De kades van de nieuwe havens werden bebouwd met chique huizen van reders, handelaren in koloniale goederen en andere rijke burgers. Die gebouwen lieten zien dat de stad belangrijk was en heerste over het omringende platteland. Er werden grote markten gehouden. De waterhuishouding werd geregeld in het nieuwe Schielandshuis, dat in 1665 werd gebouwd door het Hoogheemraadschap Schieland.
Ook in de zeventiende eeuw strandde weleens een walvis. Veel mensen dachten dat God op die manier zijn woede zichtbaar maakte over het wangedrag van de mensen. Jan Saenredam, graveur en cartograaf, 1602 (collectie RM).
In 1980 vonden archeologen op Spitsbergen graven van Nederlandse walvisvaarders en arbeiders van traankokerijen. De skeletten hadden hun mutsen nog op. Aan het gestreepte patroon van de muts kon je iemand herkennen; vanwege de kou waren de mannen zo dik ingepakt dat je alleen hun ogen zag. Mutsen uit de eeuw (collectie RM).
Walvisvaarders aan het werk. Rechts een man die door een ijsbeer wordt aangevallen. Tekenaar Adriaen van Salm, circa 1690–1720 (collectie MR).
De toren van de Sint-Laurenskerk heeft vanaf 1621 korte tijd een houten spits gedragen. Daardoor ging de toren scheef zakken en in 1645 werd de spits wegens houtrot afgebroken. In 1650 dreigde de toren zelfs om te vallen, op een stormachtige zondagochtend. Tijdens een
kerkdienst, ook dat nog. De dominee riep op tot kalmte, maar iedereen vluchtte naar buiten. Er vielen gelukkig geen slachtoffers. In 1665 werd de toren weer rechtgezet. Sindsdien heeft men er niet meer mee geëxperimenteerd. Hij heeft altijd zijn afgeknotte vorm behouden.
wist je dat......de oude Waterstad waar Franny en Joey op uitkijken compleet van de kaart is geveegd door het Duitse bombardement in 1940?
Het is druk op de rivier. Rotterdam had rond 1650 een vloot van tientallen haringbuizen en fluitschepen (hierover later meer) en er kwamen ook veel handelsschepen aan uit het buitenland. Nu en dan keerde een VOCschip terug uit Nederlands-Indië, na een reis van negen maanden. De bemanning was
verzwakt en ziek; onderweg was zeker tien procent gestorven. Maar het ruim van zo’n schip zat vol kostbare lading en de winst ging naar de aandeelhouders van de VOC in hun fraaie herenhuizen.
De Nederlandse uitvinder Cornelis Drebbel demonstreerde in 1621 de eerste onderzeeër aan de Engelse koning James I. Die werd een paar meter onder water door de bemanning vooruit geroeid. Hoe Drebbel het zuurstofprobleem oploste, is niet helemaal duidelijk. Misschien verbrandde hij salpeter
waarbij zuurstof vrijkwam. Later vonden Nederlandse marinemensen een oplossing die niet alleen effectief was, maar ook voor de hand lag: de snorkel, een lange buis die uit de onderzeeboot boven het water uitstak. In 1939 werden de eerste snorkels geïnstalleerd. Nu gebruikt elke onderzeeboot snorkels.
...men in de tijd van Jean Duson voor het eerst het woord ‘charlatan’ gebruikte voor nepfiguren zoals hij?
1653 Martijn van Santen wist je dat...
Het ontwerp van Jean Duson, de Blixem van de See, leek op Drebbels onderzeeboot. Roeiers waren vervangen door schoepenraderen die werden aangedreven door een veer. De Staten van Holland en veel particulieren staken er geld in. Maar toen de dag kwam dat Duson zijn uitvinding zou
demonstreren aan het publiek, stelde hij de mensen teleur. Voordat hij door de mand kon vallen, vluchtte hij de stad uit en niemand zou hem ooit nog terugzien. En zijn Malle Schip? Dat heeft nooit gevaren en is uiteindelijk als brandhout verkocht.
Desiderius Erasmus (1466-1536) was theoloog, filosoof, schrijver en humanist. Op de Nieuwe Binnenweg prijkt zijn beroemde uitspraak ‘Heel de wereld is mijn vaderland’. Ook elders in de stad tref je zijn uitspraken aan. Zijn boeken worden nog steeds gelezen, vooral Lof der Zotheid. Zijn humor en zijn
kritische benadering van de godsdienst hadden een bevrijdende werking op het lezerspubliek. Ook in zijn eigen tijd was hij al een Europese beroemdheid. In Rotterdam zijn de Erasmus Universiteit, het Erasmus MC, de Erasmussingel en de Erasmusbrug naar hem vernoemd.
Het is geen wonder dat Dirk Versijden de kritiek van Franny op de kinderarbeid in de traankokerijen niet goed begrijpt. Men vond het in die tijd normaal dat kinderen al jong aan het werk werden gezet, hun eigen brood moesten verdienen en dus niet naar school gingen. Als ze geluk hadden,
werden ze als leerling opgenomen in een gilde. Weeskinderen belandden vaak op een oorlogsvloot, met alle gevaren van dien.
Tegelijkertijd is het zo dat in de Nederlanden veel meer gewone mensen konden lezen en schrijven dan in andere landen.
Hoe kwamen die handelaren zo rijk? Velen deden zaken in het kader van de West-Indische Compagnie of de Verenigde Oost-Indische Compagnie. Ze hielden kantoor aan het Haringvliet en de Boompjes. Er waren pakhuizen voor specerijen uit Indië en suiker uit Suriname en Brazilië, en werven waar nieuwe handelsschepen werden gebouwd. Niet alleen goederen werden verhandeld, maar ook mensen. Slavenhandel was indertijd helaas een gangbare commerciële activiteit. De VOCbestuurder en latere burgemeester Joshua van Belle kon dankzij de slavenhandel een fraai huis
Familieportret van de Rotterdamse suikerraffinadeur en verzamelaar Jan Snellen. Hij woonde aan het Haringvliet; zo zag zijn woonkamer eruit. Hij werd rijk door de suikerplantages waar slaafgemaakten te werk waren gesteld. Schilderij Art Schouman, 1746 (collectie MBVB).
Model van het schip Padmos/Blijdorp, gebouwd op de VOC-werf in Rotterdam. 1722 (collectie MM).
bouwen aan de Leuvehaven. Velen pikten een graantje mee, niet alleen de handelaren zelf maar ook de toeleveranciers en de eigenaren van bedrijven waar door slaafgemaakten geteelde producten werden verwerkt.
De West-Indische Compagnie had tot 1730 het monopolie op de slavenhandel, maar toen liep dit voorrecht af. Individuele handelaren mochten zich nu ook werpen op vervoer en verkoop van slaafgemaakten. In Rotterdam begonnen Herman van Coopstad en Jacobus Rochussen een rederij met deze gruwelijke doelstelling.
Wijnglas met gravering van de Surinaamse suikerplantage Siparipabo. Dergelijke glazen stonden ook in de kasten aan het Haringvliet. Circa 1750-1775 (collectie MBVB).
Suikermolen op een Caribische plantage. De eigenaar van de plantage was een Nederlander. Het verwerken van het suikerriet was gevaarlijk werk. Veel slaafgemaakten liepen zware brandwonden op. 17e eeuw (collectie Granger).
wist je dat... ...alle slaafgemaakten voordat ze aan boord gedreven werden, eerst het brandmerk kregen van de rederij en voor de wet gelijkgesteld werden met roerende goederen?
Nederland heeft de slavernij afgeschaft op 1 juli 1863. Ieder jaar wordt op die datum Keti Koti gevierd, de Surinaamse feestdag om dit te herdenken. Keti Koti betekent ‘Ketenen Gebroken’. In 1863 kwamen 47.000 slaafgemaakten vrij, maar zij moesten nog tien jaar doorwerken voor een karig loon.
Het is te begrijpen dat ze de plantage verlieten zodra dat was toegestaan. Vanaf 1873 werden ze vervangen door contractarbeiders. Arme mensen uit India en Java werden onder valse voorwendselen naar de West gelokt en zaten daar contractueel vast aan slecht betaalde baantjes.
Franny heeft het hier over aandelen in plantages. Die kon je inderdaad kopen als je spaargeld had. Belangrijker was dat hele bedrijfstakken alleen maar konden bestaan dankzij producten die door slaafgemaakten werden verbouwd: suiker, tabak, katoen, koffie, enzovoort.
Rond 1770 bestond 19 procent van de Nederlandse handel uit zulke producten en 40 procent van de economische groei had direct of indirect te maken met slavernij. Veel Rotterdammers dankten er hun inkomen aan – van heel gewoontjes tot riant.
Uit de Surinaamsche Nieuwsvertelder van 26 juni 1788: ‘Sinds enige tijd hebben zich twee mannelijke negers uit de voeten gemaakt, genaamd TITOS en PRIMEYRO, die toebehoren aan Mejuffrouw GRATIA DE BRITTO. Eenieder wordt vriendelijk verzocht deze slaven niet op te houden
of te verbergen, maar aan de eigenaar te bezorgen, in ruil voor behoorlijk vanggeld.’ Het is te hopen dat Titos en Primeyro niet zijn opgepakt, maar de vrijheid hebben gevonden bij de marrons (gemeenschappen van gevluchte slaafgemaakten) in het oerwoud.
In eigen land kenden de Nederlanders alleen kortdurende slavernij – anders dan in de koloniën. Brachten eigenaars hun slaafgemaakten mee, dan werden die na zes
maanden automatisch vrije mensen die mochten gaan en staan waar zij wilden. De eigenaars konden door een rechter de termijn laten verlengen tot een jaar, maar langer niet.
…je sinds 7 augustus 1880 elke dag met de stoomtrein naar Parijs kon en dat de reis bijna 23 uur duurde? Die reis duurt nu zo’n 2 uur en 40 minuten.
wist je dat...
Plotseling begint de grond te trillen: een stoomtrein dendert door het centrum van Rotterdam. Dwars door de woonwijk is een spoorlijn aangelegd, waarover de trein uit Amsterdam rechtstreeks doorrijdt naar Dordrecht, Antwerpen, Brussel en Parijs. Arbeidersgezinnen wonen in armoedige
huisjes vlak bij het spoor. Het lawaai en de rookwolken zijn niet te harden. Op straat is het een drukte van jewelste: ratelende handkarren, paard-en-wagens, het geluid van marktkooplui. Er is voor alles wel een markt in de stad: voor graan en bier, olie en steenkool.
Hoe ziet het dagelijks leven van een arbeidersgezin eruit? Elke ochtend om vijf uur opstaan en aan de slag, ook de kinderen. Kinderarbeid is heel gewoon in die tijd. In 1874 dient de liberale politicus Samuel van Houten een wet in die arbeid voor kinderen jonger dan twaalf verbiedt: het Kinderwetje
van Van Houten. In 1901 wordt de leerplicht voor de lagere school ingevoerd. Daarna gaan arbeidersjongens naar een werkplaats of fabriek; meisjes gaan in het huishouden. Vandaag de dag mag je pas op je zestiende fulltime werken. snel verder lezen? ga naar pagina 156
Franny en Joey komen aan bij de oude dierentuin in het centrum van Rotterdam, ongeveer waar nu de Doelen staat. Deze dierentuin werd op 12 mei zwaar beschadigd door bommen en daarbij kwamen veel dieren om, terwijl andere dieren ontsnapten. Zo liep een zebra door een winkelstraat en enkele
zeeleeuwen zwommen in de singels van de stad. De nieuwe locatie voor de dierentuin was al bijna klaar: de huidige Diergaarde in Blijdorp, ontworpen door Sybold van Ravesteyn. De verhuizing naar Blijdorp heeft toen vervroegd plaatsgevonden.
...agent B.L. Raes het eerste Rotterdamse oorlogsslachtoffer was? Hij werd doodgeschoten door een Duitse soldaat die uit een watervliegtuig kwam.
Op 10 mei 1940 landden de Duitsers met watervliegtuigen op de Maas, bij het Noordereiland, waar ze de Maasbruggen probeerden te veroveren. De Nederlandse tegenstand was veel feller dan gedacht en dat leidde tot een slag om Rotterdam. De Duitsers namen met parachutisten het
vliegveld Waalhaven over. Ze slaagden erin om van daaruit Rotterdam-Zuid en het Noordereiland te bezetten. Ondertussen probeerden de Rotterdammers gewoon naar hun werk te gaan. Niemand wist toen nog wat deze oorlog zou gaan inhouden.
Met het monument De Boeg van de kunstenaar Fred Carasso herdenkt Rotterdam de gevallen zeelieden: 3500 opvarenden van Nederlandse koopvaardijschepen die het leven hebben verloren in de Tweede Wereldoorlog. De Verwoeste Stad van Ossip Zadkine behoort ook tot de 51 gedenktekens
aan de oorlog. De Euromast was bedoeld als het klapstuk van de Floriade in 1960, een internationale tuinbouwtentoonstelling aan twee kanten van de Westzeedijk. De bezoekers gingen met de kabelbaan van de ene naar de andere kant. Er kwamen vier miljoen mensen uit de hele wereld.
Sinds 1947 nemen veel Rotterdammers gasten van buiten de stad mee op een havenrondvaart met de Spido. De bootverbinding bestaat al veel langer. In 1919 kwam George van Beuningen op het idee om met kleine bootjes goederen en personen van en naar schepen te brengen.
Ze voeren vaste routes. Voor zieken kwamen er ook speciale ambulanceboten.
...de haven verhuisde in de richting van de Botlek en de Maasvlakte, waar plek was voor de nieuwe supertankers, terwijl er hard werd gebouwd aan de binnenstad en nieuwe woonwijken?
Natuurstad
Indigo (15 jaar, Rotterdam-West) op de oude NS-spoorlijn tussen het Sparta-stadion en Marconiplein. De spoorlijn is al jaren niet meer in gebruik en is inmiddels volledig begroeid. Het is er altijd stil. De boom is tijdens storm Eunice over de spoorlijn gewaaid.
Ken je stad, maak je stad
Stadmaken, wat is dat?
Als je je stad beter kent, kun je ook beter je stad máken. Maar wat wordt daar dan precies mee bedoeld, met dat ‘stad maken’? Het eerste waar vaak aan wordt gedacht is het letterlijk ‘maken’ van de stad: stenen stapelen, wegen aanleggen, parken en pleinen inrichten. Maar daarmee heb je natuurlijk nog geen stad. Een stad bestaat niet zonder mensen. Een stad wordt gemaakt door de mensen die er wonen en werken. En eigenlijk is daarmee ook al het belangrijkste gezegd. Alle mensen in een stad zijn dus per definitie stadmakers. En in een stad leven deze mensen samen.
Stadmaken betekent eigenlijk dat je voortdurend op zoek gaat naar nieuwe en betere manieren om samen te leven in een stad. Dat samenleven kan echt van alles zijn, zolang het maar samen is. Werken en wonen natuurlijk. Maar ook verliefd worden of juist niet, vrienden maken en zijn. Leren door samen naar school te gaan, maar ook van elkaar, of door dingen mee te maken. Zorgen voor mensen die het nodig hebben, of juist verzorgd worden. Naar de film gaan, of naar theater, of zelf iets uitvoeren voor een publiek. Sporten of coachen, of gewoon met z’n allen naar de club.
De inclusieve stad Samir (16 jaar, Delfshaven) staat met zijn vrienden voor de populaire lokale slagerij in dit stadsdeel, een plek waar buurtbewoners samenkomen om hun dagelijkse boodschappen te halen. Een ontmoetingsplaats waar iedereen welkom is.
Nog niet af. Nog lang niet.
Het is laat. De vrienden nemen afscheid. ‘Tof jullie ontmoet te hebben’, zegt Franny, ‘Maar ik moet gaan. Mijn tram komt zo.’
‘Ik ga ook naar Zuid’, antwoord Joey,‘maar ben op de fiets.‘k Zie je snel’.
Franny zit bij het raam.
Waar zou iedereen heen gaan, vraagt ze zich af. Voorbijgangers. Werklui. Winkeliers. Kinderen. Kantoormensen.
Hoe zouden zij wonen, denkt ze. Vast heel anders dan vroeger. Ze denkt terug aan hun avontuur. De tram rijdt door het drukke stadsverkeer. Links en rechts hoge torens. In aanbouw. Gebouwen die afgebroken worden, bouwterreinen waar wordt gewerkt. Bedrijvigheid aan de rivier. Een groot schip vaart voorbij, op weg naar de haven. Rotterdam is in beweging. Overal mensen die over straat gaan, in alle soorten en maten.
Al die mensen moeten ergens wonen, denkt Joey,fietsend door de stad. In een huis, in een straat, in een wijk. Hij ontwijkt een andere fietser. Hoe zou onze stad van morgen eruitzien? En die van overmorgen. Niemand weet het. Altijd afwachten. Wat we hebben gezien. Gehoord. Gedaan. Dat smaakt naar meer, realiseert hij zich.