Les Arts Florissants LIEDTEKSTEN 04.11.2011

Page 1

de puur muziek

04.11.2011 | 20:00 | KRAAKHUIS

Les arts florissants paul agnew Monteverdi | Il Secondo Libro de Madrigali liedteksten


Programma

Uitvoerders

Giaches de Wert (1535-1596) 1. Guinto alla tomba (1581) 2. Vezzosi augelli (1586)

Les Arts Florissants

Luca Marenzio (1553-1599) 1. Guinto alla tomba (1584) 2. Vezzosi augelli (1585) 3. Non vidi mai (1585)

Maud Gnidzaz | sopraan Hannah Morrison | sopraan Marie Gautrot | contralto Paul Agnew | tenor Sean Clayton | tenor Callum Thorpe | bas

Paul Agnew | dirigent

Claudio Monteverdi (1567-1643) Il Secondo Libro de Madrigali (1590) 1. a. parte - Non si levav’ancor l’alba novella b. parte - E dicea l’una sospirando allora 2. Bevea Fillide mia 3. Dolcissimi legami 4. Non giacinti o narcisi 5. Intorno a due vermiglie e vaghe labbra

Dit concert kadert in de integrale uitvoering van de madrigalen van Monteverdi die Les Arts Florissants de komende jaren brengt.

PAUZE 6. Non sono in queste rive 7. Tutte le bocche belle 8. Donna, nel mio ritorno 9. Quell’ombr’esser vorrei 10. S’andasse Amor a caccia 11. Mentr’io miravo fiso 12. Se tu mi lasci, perfida, tuo danno 13. Ecco mormorar l’onde 14. La bocca onde l’asprissime parole 15. Dolcemente dormiva la mia Clori 16. Crudel, perche mi fuggi 17. Questo specchio ti dono 18. Non m’e grave il morire 19. Ti sponto l’ali, Amor, la donna mia 20. Cantai un tempo, e se fu dolce il canto

Les Arts Florissants wordt gesteund door het Franse Ministerie van Cultuur en Communicatie, de stad Caen en de regio BasseNormandie. Het ensemble resideert in het theater van Caen. Hoofdsponsor van Les Arts Florissants is Imerys.

Aandacht! Gelieve uw mobiele telefoon uit te schakelen.

2


Giaches de Wert Giunto a la tomba Giunto à la tomba, ove al suo spirto vivo

Tancredi, aangekomen bij het graf waar de hemel voor Clorinda’s levende geest een sombere kerker bereid had, had geen kleur, geen warmte, geen beweging meer in zich: hij drukte zijn gelaat, dat al van marmer leek, tegen het marmer, en uiteindelijk borrelde een stroom van tranen op, barstte hij uit in een droef: Helaas! en sprak: “O steen, zo bemind, zo bemind, je bewaart binnenin mijn vuur, en buiten mijn tranen.

Dolorosa prigion il ciel prescrisse, Di color, di calor, di moto privo, Già marmo in vista al marmo il viso affisse Al fin, sgorgando un lagrimoso rivo, In un languido ohime! Proruppe, & disse : O sasso amato tanto, amaro tanto, Che dentro hai le mie fiamme et fuor il pianto

Jij herbergt niet de dood, maar levende assen, waarin Amor zich verschuilt; door jouw koelte heen voel ik diezelfde vlammen, minder zacht, ja, maar niet minder warm aan mijn hart. Toe, aanvaard mijn zuchten, en deze kussen, aanvaard dat ik je overstelp met droeve tranen, en geef jij ze maar door aan haar, want ik kan het niet, geef ze aan die geliefde overblijfselen die jij in je draagt.”

Non di morte sei tu, ma di vivaci Ceneri albergo, ov’è nascosto Amore Sento dal freddo tuo l’usate faci, Men dolci sì, ma non men cald’ al cuore Deh! prendi questi pianti, e questi baci Prendi ch’io bagno di doglioso humore; Et dalli tu, poi ch’io non posso, almeno A le amate reliquie c’hai nel seno. (Torquato Tasso - Gerusalemme liberata, XII, 96-97 & Varianti della Gerusalemme liberata, XII, 84-85)

3


Giaches de Wert Vezzosi augelli Vezzosi augell’in frà le verdi fronde,

Prachtig uitgedoste vogels tussen het groene gebladerte steken elkaar de loef af met sensuele nootjes. De wind ruist zacht en doet de blaadjes en de beekjes kirren, beroert ze op vele wijzen. Wanneer de vogels zwijgen, antwoordt de wind luid. Wanneer de vogels zingen, beweegt hij zachter. Puur toeval of kunst? Hun gezang wordt nu eens begeleid, dan weer geleid door de Muziek in persoon.

Tempran’a prova lascivette note. Mormora l’aura e fa le foglie e l’onde Garrir che variamente ella percote. Quando taccion gl’augelli, alto risponde Quando cantan gl’augei, più lieve scote. Sia caso od arte, hor accompagn’ed hora Alterna i versi lor la Musica hora. (Torquato Tasso - Gerusalemme liberata, XVI, 11 & Gerusalemme conquistata, XIII) Luca Marenzio Giunto a la tomba Giunto à la tomba, ov’al suo spirto vivo

Tancredi, aangekomen bij het graf waar de hemel voor Clorinda’s levende geest een sombere kerker bereid had, had geen kleur, geen warmte, geen beweging meer in zich: versteend tot koud marmer drukte hij zijn gelaat tegen het marmer. Uiteindelijk borrelde een stroom van tranen op, barstte hij uit in een droef: Helaas! en sprak: “O steen, zo bemind, zo bemind, je bewaart binnenin mijn vuur, en buiten mijn tranen.

Dolorosa prigion il ciel prescrisse, Di color, di calor, di moto privo Già freddo marmo al marmo il volt’ affisse. Al fin, sgorgando un lagrimoso rivo, In un languido: oime! proruppe, e disse: O sasso amato tant’amato tanto Che dentr’hai le mie fiamm’e fuori il pianto Non di morte sei tu, ma di vivaci Ceneri albergo, ov’è nascosto Amore; Sento dal freddo tuo l’usate faci,

Jij herbergt niet de dood, maar levende assen, waarin Amor zich verschuilt; door jouw koelte heen voel ik diezelfde vlammen,

4


Men dolci sì, ma non men calde al core.

minder zacht, ja, maar niet minder warm aan mijn hart. Toe, aanvaard mijn zuchten, en deze kussen, aanvaard dat ik je overstelp met droeve tranen, en geef jij ze maar door aan haar, want ik kan het niet, geef ze aan die geliefde overblijfselen die jij in je draagt.

Deh! prendi i miei sospiri, e questi baci Prendi ch’io bagno di doglioso humore; E dagli tu, poi ch’io non posso, almeno A l’amate reliquie c’hai nel seno.

Doe jij het maar, want als haar mooie ziel ooit haar ogen naar haar mooie resten wendt, zal ze niet boos zijn om jouw medelijden en mijn liefde, want haat en afkeer komen niet in de hemel terecht. Ze zal mij mijn fout vergeven, en alleen door dit te hopen, overleeft mijn hart in zoveel pijn. Zij weet dat alleen mijn hand schuldig is, en vindt het niet erg dat ik, omdat ik in liefde voor haar leefde, ook in liefde voor haar sterf.

Dagli lor tu, che se mai gl’occhi gira L’anima bella a le sue belle spoglie, Tua pietate e mio ardir non havrà in ira, Ch’odio ò sdegno là sù non si raccoglie. Perdona ella il mio fallo, e sol respira In questa speme il cor fra tante doglie. Sà ch’empia è sol la mano; e non li è noia Che, s’amando lei vissi, amando i’ muoia.

En vol liefde zal ik sterven: gelukkige dag, wanneer hij ook komt; maar hij zal nog veel gelukkiger zijn omdat ik nu alleen maar rond jou kan dwalen, maar dan eindelijk ook in jouw armen zal rusten. Dat onze verliefde zielen dan samen in de hemel mogen verblijven, verenigd in de geest en in het graf. Wat het leven ons niet gaf, schenkt ons de dood. Als ik dat zou mogen hopen, hooghartig noodlot!”

Et amando morrò: felice giorno, Quando che sia; ma più felice molto, Se com’ hor vado errante a te d’intorno, Allor sarò dentr’al tuo grembo accolto. Faccian l’anime amiche in ciel soggiorno, Sia l’un spirito e l’altr’in un sepolto; Ciò che’l viver non hebbe, habbia la morte. O se sperar ciò lice, altera sorte! (Torquato Tasso - Gerusalemme liberata, XII, 96-99 & Varianti della Gerusalemme liberata, XII, 84-86)

5


Luca Marenzio Vezzosi augelli Vezzosi augelli in frà le verdi fronde,

Prachtig uitgedoste vogels tussen het groene gebladerte steken elkaar de loef af met sensuele nootjes. De wind ruist zacht en doet de blaadjes en de beekjes kirren, beroert ze op vele wijzen. Wanneer de vogels zwijgen, antwoordt de wind luid. Wanneer de vogels zingen, beweegt hij zachter. Puur toeval of kunst? Hun gezang wordt nu eens begeleid, dan weer geleid door de Muziek in persoon.

Temprano a prova lascivette note. Mormora l’aura e fa le foglie e l’onde Garrir che variamente ella percote. Quando taccion gl’augelli, alto risponde Quando cantan gl’augei, più lieve scote Sia caso od arte, hor accompagn’ed hora Alterna i versi lor la Musica ora. (Torquato Tasso - Gerusalemme liberata, XVI, 11 & Gerusalemme conquistata, XIII) Luca Marenzio Non vidi mai Non vidi mai dopò notturna pioggia Gir per l’aere sereno stelle erranti

Ik kon niet meer naar de sterren kijken die door de klare hemel wentelen na nachtelijke regen, en ook niet naar de vonken die schieten tussen dauw en vorst, zonder daarin die mooie ogen te zien waarin mijn vermoeide ziel tot rust komt. Zo zag ik ze voor het eerst: in de schaduw van een mooie sluier. En omdat hun schoonheid de hemel op die dag deed schitteren, zie ik die ogen nog steeds zo vol tranen flonkeren, dat mijn verlangen niet wijkt.

E fiammeggiar fra la rugiada e’l gielo, Ch’i’ non havess’i begl’ occhi davanti Ove la stanca mia vita s’appoggia, Qual io gli vidi à l’ombra d’un bel velo. E sì come di lor bellezze il cielo Splendea quel dì, così bagnati ancora Li veggio sfavillar, ond’ io sempr’ardo. (Francesco Petrarca - Rime attribuite, 195)

6


Claudio Monteverdi Il secondo libro de Madrigali a cinque voci 1. Non si levav’ancor l’alba novella Non si levav’ancor l’alba novella Né spiegavan le piume Gl’augelli al novo lume, Ma fiammeggiava l’amorosa stella, Quand’i duo vaghi e leggiadrett’amanti, Ch’una felice notte aggiuns’insieme, Com’acanto si volge in vari giri, Divise il novo raggio e i dolci pianti

De nieuwe dageraad was nog niet opgestaan, en nog geen enkele vogel had in nieuw licht zijn vleugels opengeslagen, maar de verliefde ster Venus vlamde helder boven de twee mooie schattige minnaars, verbonden in een vreugdevolle nacht, zoals de klimop zich wentelt en vervlecht. De eerste lichtstraal dreef hen uiteen en de zachte tranen bij hun laatste omhelzingen vermengden zich met kussen en zuchten, met duizend verliefde gedachten, duizend verlangens. Duizend onvervulde wensen ontdekten die geliefden in het licht van elkaars ogen.

Nell’accoglienz’estreme Mescolavan con baci & con sospiri Mille ardenti pensier, mille desiri. Mille voglie non paghe In quelle luci vaghe, Scopria quest’alma innamorata, e quella. E dicea l’una sospirand’all’hora: Anima, à Dio, con languide parole.

De één sprak toen met een zucht en melancholische woorden: “Mijn ziel, vaarwel!” En de ander antwoordde: “Mijn leven, vaarwel! Vaarwel, toe, blijf!” En ze gingen nog niet uit elkaar bij de eerste zonnestralen, en in het aanschijn van de dageraad die de hemel beklom, zagen beiden hoe de prachtige rozen op hun verliefde lippen verbleekten, terwijl hun ogen schitterden als fakkels. Als een ziel die zich losmaakt van het leven zo was hun vertrek. “Vaarwel, ik vertrek nu en sterf!” zachte melancholie, zacht en wreed vertrek.

E l’altra: vita, à Dio, le rispondea, À Dio, rimanti. E non partiansi ancora Inanzi al novo sole, E inanzi a l’alba che nel ciel sorgea, E questa e quella impallidir vedea Le bellissime rose Ne le labr’amorose, E gl’occhi scintillar come facella E come d’alma che si part’e svella, Fu la partenza loro: À Dio che part’e moro, Dolce languir, dolce partita e fella. Torquato Tasso

7


2. Bevea Fillide mia Bevea Fillide mia E nel ber dolcemente Baci al dolce liquor porgea sovente. Tutto quel che rimase Lieta mi diede poi Misto con baci suoi: Io il bevo e non so come bevo amore,

Mijn Phyllis dronk, en bij het drinken schonk ze niet zelden zachte kussen aan de zoete drank. Wat overbleef, gaf ze daarna vrolijk aan mij, met haar kussen vermengd: ik drink het en ik weet niet hoe, maar ik drink Amor, want ook hij kust zachtjes mijn hart.

Che dolcement’anch’ei mi bacia il core. Girolamo Casone 3. Dolcissimi legami di parole amorose Dolcissimi legami Di parole amorose, Che mi legò da scherz’e non mi scioglie.

Met de allerzachtste ketens van verliefde woorden bond hij mij vast, om te spelen, maar zonder me los te maken. Zo speelt hij dus en krijgt hij beet? Zo blijven zielen gevangen in die verraderlijke strikken? Dat hij die me zo vastbindt, me tenminste nog eens in die zachte armen sluit.

Così egli dunque scherz’e così coglie? Così l’alme legate Sono ne le catene insidiose? Almen chi sì m’allaccia Mi legh’ancor fra quelle dolci braccia. Torquato Tasso

Wij zijn geen hyacinten of narcissen, maar kleine bloemetjes, die Amor naar u stuurt, pure bloem van schoonheid. O, als de zon van uw ogen ons zelfs maar even zou raken, dan zouden zowel narcissen als hyacinten tegenover ons ordinair onkruid lijken.

4. Non giacinti ò narcisi Non giacinti ò narcisi, Ma piccioletti fior siamo, ch’Amore Mand’à voi, di beltà candido fiore. O se ’l sol de’ vostr’occhi, Pur un poco ne tocchi, Saran vil alghe poi E narcisi e giacint’à fronte à noi. Girolamo Casone

8


5. Intorno à due vermiglie e vaghe labra Intorno à due vermiglie e vaghe labra, Di cui rose più belle Non ha la Primavera, Volan soavi baci a schier’à schiera.

Rond twee mooie volrode lippen – zelfs de Lente heeft geen mooiere rozen – zwermen vlaag na vlaag zoete kussen.

E son più ch’à le stelle In ciel puro, e sereno, Più ch’a le gemme de la terra in seno,

En meer dan er sterren zijn in een heldere wolkenloze hemel, meer dan er edelstenen zijn in de schoot van de aarde, zoveel verliefde of kuise woorden werden er gesproken.

Motti sonori od amorosi o casti. Tra tanti un mi negasti, Spietat’un bacio solo, Tu che non spiegh’à volo, Amor, insidiando a’ baci Sì com’augei rapaci, Che sol imaginand’han già rapita Quest’alm’e questa vita.

In die veelheid gunde je mij er zelfs niet één, meedogenloze, één enkele kus. Jij spreidt je vleugels niet, Amor, maar bent wel uit op mijn kussen, zoals roofvogels, die enkel door aan hun prooi te denken deze ziel en dit leven al te pakken hebben.

Tendi l’insidie tendi

Zit maar op de loer, doe maar, en heb tenminste het lef om één van die duizend kussen te vangen.

Et un’almen tra mill’ardito prendi. Anon. 6. Non sono in queste rive Non sono in queste rive Fiori così vermigli Come le labra de la Donna mia. Né ’l suon de l’aure estive,* Tra fonti, e rose e gigli, Fan del suo canto più dolce armonia. Canto che m’ardi e piaci, T’interrompano solo i nostri baci.

Op deze oevers staan geen bloemen die zo diep rood zijn als de lippen van mijn Dame. Ook de galm van de zomerwind, tussen bronnen, rozen en lelies, klinkt niet harmonieuzer dan haar gezang. O zang, die mij zo behaagt en doet smachten, laat je alleen door onze kussen onderbreken!

Torquato Tasso

9


7. Tutte le bocche belle Tutte le bocche belle, In questo nero volto ai baci sfida La mia nemica infida.

Alle mooie monden worden onder dit nachtelijk hemelgewelf tot kussen uitgedaagd door mijn ontrouwe vijandin. De kussen laten er een afdruk op na, als verliefde sterren op de mooie duistere sluier waar de hemel zich in hult. O waarom kan ik mezelf niet in de hemel veranderen? Dan zou ik rond mijn ogen duizend sterren krijgen voor duizend ontrouwe kussen.

Restanvi i baci impressi Quasi amorose stelle Nel vago oscuro velo, Onde s’ammant’il cielo. O perché non poss’io cangiarm’in lui? Ch’intorno à gl’occhi miei Per mille baci mille stell’havrei. Filippo Alberti 8. Donna, nel mio ritorno il mio pensiero Donna, nel mio ritorno il mio pensiero, A cui nulla pon freno, Precorre dov’il ciel è più sereno Et se ne vien’à far con voi soggiorno, Né da voi si diparte Già mai la nott’e ’l giorno, Perché l’annoia ciascun’altra parte, Onde sol per virtù del pensier mio Mentre ne vengo à voi con voi son’io.

Vrouw, tijdens mijn terugkeer lopen mijn onstuitbare gedachten al vooruit naar waar de hemel opener is, en zodra ze bij u verblijven, gaan ze nooit meer bij u weg, niet ‘s nachts en niet overdag, want elders willen ze absoluut niet zijn. Hierdoor ben ik, puur dankzij mijn gedachten, terwijl ik onderweg ben naar u, toch al bij u.

Torquato Tasso 9. Quell’ombr’esser vorrei Quell’ombr’esser vorrei Che’l dì vi segue leggiadrett’e bella, Che s’hor son servo, i’ sarei vostr’ancella.

Ik zou die schaduw willen zijn, die u overdag zo mooi en gratieus volgt. Nu ben ik een knecht, maar dan zou ik uw trouwe dienstmaagd zijn. En wanneer de zon verdwijnt, zou ik me verbergen onder die witte stof. Helaas, in dit lijden, Amor, maak je mij effectief tot naakte schaduw van een levende,

E quando parte il sole, M’asconderei sotto quei bianchi panni: Lasso, ben ne gl’affanni, Ombr’ignuda d’huom vivo, Amor, mi fai,

10


Ma non mi giungi à la mia Donna mai.

maar zonder me ooit te verenigen met mijn Dame.

Girolamo Casone 10. S’andasse Amor à caccia S’andasse Amor à caccia, Grechin à lass’ havria per suo diletto E de le damme seguiria la traccia, Ché vago pargoletto È questo come quello E leggiadrett’e bello. Vezzosetto Grechino, Se pur vol tuo destino Ch’egli sia cacciatore, Prendi costei mentr’ella fugge Amore.

Als Amor op jacht ging, zou hij de jonge Griek voor zijn plezier aan de leiband voeren om het spoor van de dames te kunnen volgen. Want elke bevallige jongeling, – deze is geen uitzondering – is zowel aantrekkelijk als mooi. Charmante kleine Griek, als jouw lot echt wil dat Amor een jager is, vang je dame dan terwijl ze van hem wegvlucht.

Torquato Tasso 11. Mentr’io mirava fiso Mentr’io mirava fiso De la mia Donna gl’occh’ardenti e belli, Due vaghi spiritelli Fiammeggiando n’uscir à l’improvviso, E leggiadretti e snelli, Facendo mille scherz’e mille giri, Mille fughe d’intorno

Terwijl ik vol spanning in de mooie vurige ogen van mijn Dame keek, kwamen er onverwachts twee lieve vlammende geestjes uit. En slank en gratieus met duizend streken en duizend buitelingen, vlogen ze duizend keer in het rond, en legden zich duizend keer in hinderlaag in haar prachtige boezem. Ze ontfutselden aan mijn hart duizend zuchten, waardoor ik met zacht en verliefd geklaag “Medelijden, medelijden!” uitriep.

E mille agguati dentr’al sen adorno, Mi trassero dal cor mille sospiri, Onde con dolc’& amorosi lai, Pietà, pietà, gridai. Torquato Tasso

11


12. Se tu mi lassi, perfida tuo danno Se tu mi lassi, perfida, tuo danno: Non ti pensar che sia Misera senza te la vita mia. Misero ben sarei Se miseria stimassi e non ventura

Als jij me verlaat, ontrouwe, spijtig voor jou: denk maar niet dat mijn leven zonder jou armzalig zal zijn. Ik zou inderdaad armzalig zijn als ik het als tegenslag zag en niet als een geluk om te verliezen wie niet om me geeft, en terug te krijgen wat ik van mezelf had opgegeven. Arme jij, die voor een nieuwe liefde dat trouwe hart verliest, dat meer van jou was dan jij van jezelf bent. Dat van jou raak ik echter niet kwijt, want het was nooit van mij.

Perder chi non mi cura E ricovrar quel che di me perdei. Misera, e tu che per novell’amore Perdi quel fido core, Ch’era più tuo che tu di te non sei. Ma’l tuo già non perd’io, Perche non fu mai mio. Torquato Tasso 13. Ecco mormorar l’onde Ecco mormorar l’onde E tremolar le fronde A l’aura matutina e gl’arboscelli, E sovra i verdi rami i vagh’augelli Cantar soavemente E rider l’Oriente. Ecco già l’alb’appare E si specchia nel mare E rasserena il cielo E imperla il dolce gielo E gl’alti monti indora. O bella e vagh’aurora, L’aura è tua messaggiera, e tu de l’aura, Ch’ogn’arso cor ristaura.

Hoor het water murmelen en zie de blaadjes en bosjes trillen in de ochtendwind. Op de groene takken zingen de mooie vogels zoetgevooisd terwijl het Oosten hen toelacht. Zie, het ochtendgloren verschijnt al en spiegelt zich in de zee, en trekt de hemel open, en maakt de vorst tot parels, en verguldt de hoge bergen. O mooie lieftallige Dageraad, de ochtendwind is jouw boodschapster, en jij die van de wind, die elk liefdesmoe hart weer opwekt.

Torquato Tasso 14. La bocc’onde l’asprissime parole La bocc’onde l’asprissime parole

De mond waaruit zo vaak de bitterste woorden

12


Solean uscir ch’ir mi facean dolente Vie più di quante mai fur sotto il Sole,

kwamen, die me droef deden ronddwalen – zoveel droever dan al die woorden die onder de zon verschenen –, die mond voedt nu zoet mijn ziel met het parfum van frisse rozen en viooltjes, die alle geuren van Arabië overtreffen. Mijn ziel leeft nu op nectar en ambrozijn, die tussen de parels en de mooie robijnen ontspringen.

Hor nutre l’alma mia soavemente D’odor di fresche rose e di vïole, Cui cede ogn’altro che l’Arabia sente E d’ambrosia e di nettare si pasce, Che tra le perl’e i bei rubini nasce. Ercole Bentivoglio 15. Dolcemente dormiva la mia Clori Dolcemente dormiva la mia Clori E intorn’al suo bel volto Givan scherzand’i pargolett’amori. Mirav’io da me tolto, Con gran diletto lei, Quando dir mi sentei: stolto, che fai?

Mijn Cloris was zacht aan het slapen en rond haar mooie gelaat waren kleine Cupido’s vrolijk aan het spelen. Ik keek verrukt en met groot plezier naar haar, toen ik mezelf hoorde zeggen: “Dwaas, wat doe je? Verloren tijd kan je nooit meer inhalen.” Daarop boog ik naar beneden*, heel zachtjes, en toen ik haar gezicht kuste, kon ik proeven hoe zoet het paradijs moet zijn.

Tempo perduto non s’acquista mai. All’hor io mi chinai così pian piano E baciandole il viso, Provai quanta dolcezz’hà il paradiso. Torquato Tasso 16. Crudel, perché mi fuggi Crudel, perché mi fuggi S’hai de la morte mia tanto desio? Tu sei pur il cor mio. Credi tu per fuggire, Crudel, farmi morire? Ah! non si pò morir senza dolore E doler non si pò chi non ha core.

Wrede, waarom vlucht je van mij weg als mijn dood jouw grootste verlangen is? Je weet dat jij mijn hart bent. Denk je door te vluchten, wrede, mij te doen sterven? Ach! sterven kan niet zonder pijn, en pijn treft enkel wie een hart heeft.

Torquato Tasso

13


17. Questo specchio ti dono Questo specchio ti dono, Rosa tu damm’hor che l’età consente,

Deze spiegel geef ik aan jou, mijn Roos, geef mij ook wat, nu de leeftijd het toelaat: laat me jouw eerste lachende bloem plukken. Als je dat niet wil, kijk dan naar jezelf, liefste meisje, kijk twee maal in de spiegel en je zal jouw o zo vergankelijke pracht zien: volrood in de ochtend, mooi en lieftallig, ‘s avonds bleek en verwelkt.

Ch’io colg’il tuo bel fior primo ridente. Se ciò non voi, te mira, Cara fanciull’ivi due volt’e poi, O caduc’onor tuoi, Vermiglia in sul mattin, bell’e gentile, Di sera ti vedrai pallida e vile. Girolamo Casone 18. Non m’è grave ’l morire Non m’è grave ’l morire, Donna, per acquetar vostro desire, Anzi il viver m’annoia, Sapend’esser voler vostro ch’io moia. Ben morrei più contento, S’io fossi inanzi à voi di vita spento, E vi vedess’à sorte Lagrimar per pietà de la mia morte.

Sterven valt me niet zwaar, Vrouw, om uw verlangen te vervullen, sterker nog: ik heb genoeg van het leven, wetende dat het uw wil is dat ik sterf. Ik zou nog heel wat tevredener sterven, als ik levenloos bij u in de buurt was, en ik u toevallig zou zien huilen uit medelijden met mijn dood.

Bartolomeo Gottifredi 19. Ti spontò l’ali, Amor, la Donna mia Ti spontò l’ali, Amor, la Donna mia, Acciò tu gissi solo Nei suoi begl’occh’à volo. Mira se queste sono Piume de l’ali tue, ch’io n’hebb’in dono:

Amor, mijn Dame heeft jou gekortwiekt, zodat je enkel tot in haar mooie ogen zou kunnen vliegen. Kijk eens of dit pluimen van jouw vleugels zijn; ik heb ze van haar gekregen. Waarom ween je, dommerik? Neem je pluimen terug, maar stop eerst met huilen en droog je ogen en gezicht. Aha, je bent erin getrapt, Amor! Als je je pluimen wil, geef me dan mijn hart terug.

O perché piangi, stolto? Prendi le piume tue, Ma taci pria e gl’occh’asciugh’e ’l volto. Ah tel credevi, Amore! Se voi le piume tue, rendimi il core. Filippo Alberti

14


20. Cantai un tempo e se fu dolce il canto Cantai un tempo & se fu dolc’il canto,

Vroeger zong ik, en of het mooi was, daar spreek ik me niet over uit, anderen hebben het ook gehoord. Nu is dat festijn helemaal tot een eind gekomen en al mijn plezier is tot droefnis verworden.

Questo mi tacerò, ch’altr’il sentiva. Hor è ben giont’ogni mia festa à riva Et ogni mio piacer rivolto in pianto. O fortunato chi raffrena in tanto Il suo desio: che riposato viva!

Wie in dit alles zijn verlangen kan temperen mag zich gelukkig prijzen: laat hem vredevol leven! Mijn verlangen ontneemt mij alle rust en vrede: zo vergaat het wie in een ander al te veel vertrouwen stelt.

Di riposo e di pac’il mio mi priva: Così và ch’in altrui pon fede tanto. Pietro Bembo * Noot van de vertaler

Net zoals de componist de tekst vertaalt naar de muziek, krijgt de vertaler van die tekst soms de bijzondere mogelijkheid om “muzikaal” te vertalen. Met andere woorden, bij de keuze voor een vertaaloplossing kan hij zich laten leiden door de begrippen die de componist in de muziek benadrukt of illustreert. Madrigaalcomponisten uit de laatste decennia van de 16de eeuw gingen openlijk op zoek naar teksten die duidelijke mogelijkheden tot klankverbeelding bevatten, zoals natuurgeluiden (vogels, beekjes, bomen, etc.) of een ruimtelijke indeling (hoog - laag). In die mate dat deze dikwijls tweedimensionale effecten tegenwoordig onder de noemer “madrigalismen” worden gevat. In het tweede madrigaalboek van Monteverdi vinden we een aantal mooie voorbeelden waarin de componist verder gaat dan louter illustreren en de muziek haast laat spreken. In nummer 6 (Non sono in queste rive) bijvoorbeeld voegt Monteverdi de diepe sonoriteit van de basstem pas toe op het vierde vers “Né ’l suon de l’aure estive”. De bas krijgt hier een soloinzet en vervolgens lange liggende noten in een diep, maar comfortabel en sonoor register. In plaats van een generische “klank”, zoals in de poëzie, krijgen we in de muziek het effect van een mooie “galm”. Monteverdi beklemtoont zo dat het niet gaat om een lichte lentewind, maar een volle warme zomerwind. Zo begrijpt de toehoorder ook dat het hier gaat om de zang van een volwassen Dame en wordt dus tevens het personage rijkelijker geschilderd. In nummer 15 (All’hor io mi chinai così pian piano) kiest Monteverdi voor een dalende beweging van alt, tenor en bas. Door te vertalen met “naar beneden buigen” in plaats van “voorover” komt, in samenspraak met de muziek, Monteverdi’s allersubtielste tekstuitdrukking naar voor: na de dalende muzikale beweging volgt een stijgende lijn, eerst in alt en bas, voortgezet door de sopranen naar “paradiso” toe. Door het contrast met het voorgaande hoort de luisteraar niet enkel het paradijs, maar ook het opstijgen naar het paradijs. Monteverdi vergroot zo de zeggingskracht van de muziek voorbij de woorden.

15


binnenkort MA | 07.11.11 | Bijloke-Manufactuur 20:00 | Anastasia Kozhushko 20:45 | Romina Lischka

DO | 24.11.11 | 20:00 Kayhan Kalhor & Madjid Khaladj ensemble Perzische liederen op gedichten van Hafez en Rumi

DO | 10.11.11 | 20:00 Mengal Ensemble Dauprat, Mengal, Cherubini, Gallay, Busschop, Ryelandt, Herberigs, Lecail

VR | 25.11.11 | 20:00 Carlos Mena, Romina Lischka, Sarah Ridy & Richard Sweeney | UITVERKOCHT Kapsberger, Ferrari, Dalla Casa, Mazzocchi, Sances, Rognoni, Monteverdi

VR | 11.11.11 | 20:00 deFilharmonie, Kinderkoor van de Vlaamse Opera, City of Birmingham Symphony Chorus o.l.v. Martyn Brabbins Benjamin Britten, War Requiem

ZO | 27.11.11 | 15:00 Symfonieorkest Vlaanderen, Seikyo Kim (dirigent), Pieter Wispelwey (cello) Ravel, Lalo, Sibelius

WO | 16.11.11 | 20:00 Alexei Lubimov Schubert, Glinka, Hérold

VR | 02.12.11 | 20:00 Ensemble Organum | UITVERKOCHT Oudromeinse gezangen uit de kerstliturgie

ZA | 19.11.11 | Jazz & Sounds 16:00 | Lisa Cay Miller solo 18:00 | Lisa Cay Miller duo with Audrey Chen 20:00 | Robin Verheyen, Aki Rissanen, Katrien Baerts, Kryptos Kwartet 22:00 | Lisa Cay Miller project with Jean-Yves Evrard, Joachim Badenhorst, Audrey Chen

ZA | 03.12.11 | 17:00 & 20:00 Le Poème Harmonique o.l.v. Vincent Dumestre Caligula: marionettenopera

DI | 22.11.11 | 15:00 Cecilia Bernardini & Mirsa Adami Van Beethoven, Brahms, Bartok

WO | 07.12.11 | 20:00 Geri Allen & Time Line Quartet Jazz

Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Di - vr 10:00 - 12:00 & 13:00 - 17:00 | za 13:00 - 17:00 09 269 92 92 | tickets@debijloke.be | www.debijloke.be

ZO | 04.12.11 | 16:00 deFilharmonie, Clara Cleymans, Thomas Vanderveken De Schone Slaapster, KIDconcert

v.u. | Daan Bauwens • vertaling liedteksten | Johan Wijnants © | Muziekcentrum De Bijloke Gent info@debijloke.be Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)

16


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.