de puur muziek
24.03.2012 | 20:00 | CONCERTZAAL
symfonieorkest vlaanderen from ukraine with love
programma
UITVOERDERs
Alexander Borodin (1833-1887) Symfonie nr. 3 in a I. Moderato assai II. Scherzo
Symfonieorkest Vlaanderen Daniel Raiskin | dirigent Vitaly Samoshko | piano
Sergei Rachmaninov (1873-1943) Pianoconcerto nr. 4 in g, opus 40 I. Allegro vivace (alla breve) II. Largo – attacca subito III. Allegro vivace PAUZE Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) Symfonie nr. 9 in Es, opus 70 I. Allegro II. Moderato III. Presto IV. Largo V. Allegretto
2
from ukraine with love 1945 is daar, hoewel omstreden, een vrij duidelijk voorbeeld van. Het is de laatste van de drie zogenaamde oorlogssymfonieën, begonnen met de Zevende, of de Leningrad-symfonie. Waren de Zevende en de Achtste symfonie nog heroïsch van karakter, dan geldt alleszins voor de Negende wat musicoloog Francis Maes in zijn erudiet werk ‘Geschiedenis van de Russische muziek’ schrijft: “Met de Negende Symfonie brak Sjostakovitsj openlijk met het paradigma van het heroïsche classicisme. Hij koos voor een ‘classicisme tout court’, voor een muziek die als verwerking van het model van een Haydn-symfonie in de lijn ligt van Prokofjevs Klassieke Symfonie. Als geen ander werk is de Negende een pleidooi voor de vrijheid van de kunstenaar.” De korte symfonie – ze duurt nog geen 25 minuten – bestaat uit vijf delen (de drie laatste zonder onderbreking). Sjostakovitsj voltooide ze in amper zes weken tijd. Het is een van zijn luchtige composities. Het openings-allegro in sonatevorm ademt humor en ironie. De tederheid van het ‘Moderato’ wordt af en toe verstoord door echo’s van de voorbije oorlogstijd. Alhoewel er in de laatste drie aaneensluitende delen soms een sombere noot te beluisteren valt, stuwt het geheel naar een triomfantelijke ‘Mars’ en ‘Galop’: de oorlog is voorbij. Sjostakovitsj was er zich terdege van
Sjostakovitsj, Rachmaninov en ook nog Borodin Van deze drie geprogrammeerde Russische componisten is Alexander Borodin (1833-1887) de oudste en, hoe vreemd dat ook moge lijken, wellicht de meest moderne. Sergei Rachmaninov (18731943) en Dmitri Sjostakovitsj (19061975) leefden en werkten in een zogenaamde ‘moderne’ tijd — een tijd waarin ophefmakende composities zoals Stravinski’s Le Sacre du Printemps (1913), Alban Bergs opera Wozzeck (19171922) en zovele andere werden geschreven. Toch bleven zowel Rachmaninov als Sjostakovitsj trouw aan het gebruik van traditionele technieken en componeerden in een laat-romantisch idioom (Rachmaninov) of werden als revisionistisch bestempeld (Sjostakovitsj). De eerste deels uit onmacht, maar ook uit overtuiging: “Ik kan me niet losmaken van de oude manier van schrijven en ik kan me de nieuwe niet eigen maken. Ik heb ongelooflijk moeite gedaan mee te zijn met de muzikale smaak van vandaag, doch het lukt me niet.”. De tweede min of meer gedwongen door politieke omstandigheden: in 1936 werd hij openlijk veroordeeld na een door Stalin bijgewoonde uitvoering van zijn opera Lady Macbeth. Sjostakovitsj’ Negende Symfonie uit
3
bewust dat een negende symfonie componeren na Beethovens Negende een gevaarlijke uitdaging vormde. De Tweede Wereldoorlog was net beëindigd en vooral het regime verwachtte een groots, triomfantelijk werk met soli, koor en dergelijke. Sjostakovitsj koos voor een andere oplossing: een symfonie gemodelleerd naar het klassieke concept dat tot bloei kwam in een tijd van hoop: de 18de eeuwse Verlichting. Niettegenstaande de première in november 1945 door de Philharmonie van Leningrad onder leiding van Evgeni Mravinsky een groot succes was, betekende die symfonie voor het regime een niet te dulden provocatie. Andrej Zjdanov, secretaris van het Centrale Comité belast (door Stalin) met ‘de ideologische heroriëntatie van het geestesleven’, zou op 10 februari 1948 ook de muziek aanpakken. De meeste vooraanstaande componisten, waaronder Sjostakovitsj, werden beschuldigd van “formalistische vervormingen en antidemocratische neigingen die vreemd zijn aan het Sovjetvolk en zijn artistieke smaak.” (F. Maes blz. 320).
samen met zijn familie in New York gevestigd. Tot 1926 — het jaar waarin hij de reeds in 1914 ontstane ideeën voor een Vierde Pianoconcerto begon uit te werken — verzorgde hij om in zijn levensonderhoud te voorzien als pianist (hij was een van de beste pianisten van zijn tijd) een tiental concerten per maand. Het onderhouden en uitbreiden van een solorepertoire zette echter het componeren en dirigeren (ooit was hij dirigent aan het beroemde Bolshoi-theater) op een laag pitje. Vóór de revolutie van 1917 componeerde hij meer dan veertig van zijn belangrijkste werken en in de daaropvolgende 26 jaar (hij overleed in 1943) amper een half dozijn. Die vermindering van zijn creativiteit had ongetwijfeld ook te maken met zijn emigratie naar de Verenigde Staten. Ooit verklaarde hij in een interview (1933): “Zeventien jaar lang, sinds ik mijn land verloor, voelde ik mij niet in staat te componeren… Ik componeer nog wel, maar het betekent voor mij niet meer hetzelfde.” Zijn Vierde Pianoconcerto mist volgens velen de brede (of bombastische, zo men wil…) lyriek van het populaire tweede en derde concerto. Ook Rachmaninov zelf, niettegenstaande hij het in 1941 herwerkte nadat hij het een aantal keren had ingekort, beschouwde het als mislukt. De oorspronkelijke versie werd gecreëerd op 18 maart 1927 in Philadelphia door het Philadelphia Orchestra onder leiding van Eugene Ormandy met Rachmaninov himself als solist. Het succes was bijzonder matig. Nochtans is de opening een van de meest geïnspireerde uit de
Alhoewel dergelijke vernedering Rachmaninov gespaard bleef, werd ook zijn muziek een tijdlang — van 1931 tot 1933 — verboden in de Sovjet-Unie na de publicatie van een artikel in de New York Times (12 januari 1931) waarin hij, die zich overigens zelden of nooit met politiek inliet, de Sovjetpolitiek bekritiseerde. Al in 1918 had Rachmaninov Moskou definitief verlaten en, na omzwervingen in Stockholm en Kopenhagen, zich
4
concerto-literatuur. De aarzeling tussen kalme eenvoud en getormenteerdheid is typisch voor het langzame deel. Die aarzeling, die zich doorheen het hele concerto manifesteert, krijgt iets duivels in de finale: het is alsof Rachmaninov er maar niet in slaagt met zichzelf in het reine te komen. Dit concerto klinkt als de kroniek van een interne strijd en is als dusdanig meer dan de moeite waard om gespeeld en aandachtig beluisterd te worden.
Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen — weliswaar tegen hun zin — en Borodin was geneesheer-chemicus. Zeker niet tegen zijn zin, want hij zou steeds voorrang blijven verlenen aan zijn wetenschappelijk werk. Vandaar dat hij langzaam componeerde en heel wat van zijn composities – onder meer de Derde Symfonie – onafgewerkt bleven. Nadat hij in 1856 aan de Medische Academie van Sint-Petersburg het diploma in geneeskunde ‘cum laude’ had behaald en op 15 mei 1858 de doctorstitel, hield Borodin zich bezig met allerlei onderzoek (bijvoorbeeld naar de geneeskrachtige eigenschappen van minerale waters), gaf lezingen en reisde veel (onder meer in West-Europa). Op 28 april 1864 werd hij aangesteld als professor chemie aan de Peterburgse Medische Academie. In enkele woorden het veelzijdige en avontuurlijke levensverhaal van Borodin vertellen, is onbegonnen werk. Het biedt meer dan voldoende stof voor een zeventiendelig feuilleton. Zijn compositorisch oeuvre is heel wat minder omvangrijk en veel is onafgewerkt gebleven. Gelukkig hebben Rimski-Korsakov en Alexander Glazoenov (1865-1936), bij wie Sjostakovitsj nog studeerde, een groot deel van dat onafgewerkte oeuvre — onder andere zijn opera Prins Igor en zijn Derde Symfonie — postuum gepubliceerd. De eerste schetsen van die Derde dateren van 1886. Begin 1887 werkte hij verder aan Prins Igor en de ochtend van de 27ste februari improviseerde hij —
Het was de jonge pianist en componist Mili Balakirev (1837-1910) die samen met Alexander Serov (18201871) — de belangrijkste vertegenwoordiger van de progressieve richting in de Russische muziek — in 1856 een groep ‘amateurs’ rond zich schaarde om ze op te leiden tot componisten en ze te winnen voor zijn muzikale idealen gebaseerd op het toen revolutionaire werk van Berlioz en Liszt. Het was de muziek- en literatuurcriticus Vladimir Stassov (1824-1906) die hen voor het eerst het ‘Machtige hoopje’ (Moguchaia Kuchka in het Russisch) noemde in een artikel gepubliceerd op 24 mei 1867 in Sint-Petersburg. Hij vermeldde geen namen doch door de felle verdediging van hun composities wist men al vlug dat hij naast uiteraard Balakirev, César Cui (1835-1918), Modest Moessorgski (1839-1881), Nicolaï Rimski-Korsakov (1844-1918) en Alexander Borodin (1833-1887) bedoelde. Balakirev was de enige professionele musicus in dit illustere gezelschap. Cui was ingenieur,
5
vermoedelijk in het bijzijn van Glazoenov — nieuw materiaal voor zijn Derde Symfonie. Diezelfde nacht overleed hij aan een hartaanval. Het is op basis van de schetsen en van wat hij zich herinnerde van de improvisatie dat Glazoenov het serene en melancholische eerste deel — een soort evocatie van het Russische platteland — en het pikante scherzo in 5/8-maat reconstrueerde en orkestreerde. Heel wat minder bekend dan Schuberts Onvoltooide verdient ook dit onafgewerkte werk alle aandacht. Het is een mooi voorbeeld van waar de ‘progressieven’ waartoe Borodin behoorde, naartoe wilden. Een mooi voorbeeld van voor die tijd ‘moderne’ programmamuziek à la Liszt doch doordrongen van een Russische ziel…
komde het Symfonieorkest Vlaanderen zijn nieuwe chef-dirigent Seikyo Kim. Deze jonge Japanner wordt internationaal geroemd omwille van zijn fabuleuze slagtechniek en zijn fijnzinnige benadering van het orkestrepertoire. Het orkest werd in 1960 opgericht onder impuls van ir. Dirk Varendonck die ook de eerste dirigent van het orkest was. Vanaf 1986 werd het ‘Nieuw Vlaams Orkest’ gedirigeerd door Patrick Peire, Robert Groslot en Fabrice Bollon. In 1995 werd het omgedoopt tot ‘Het Symfonieorkest van Vlaanderen’ en grondig hervormd onder leiding van intendant Dirk Coutigny. Hij herstructureerde het tot een modern en flexibel orkest. In 1998 trok Coutigny de Britse dirigent David Angus aan als chef-dirigent. In 2004 volgde de Vlaamse Etienne Siebens David Angus op als chef-dirigent. Het seizoen 2011-2012 luidt het tweede jaar van het mandaat van Seikyo Kim in als chef-dirigent van het Symfonieorkest Vlaanderen. Naast een opname van het Celloconcerto van Lalo met topcellist Pieter Wispelwey, staan er nog andere boeiende ontmoetingen op het programma met onder meer pianiste Anna Vinnitskaya, trompettiste Tine Thing Helseth, violist Lorenzo Gatto en altviolist Nathan Braude. Daarnaast werd het Symfonieorkest Vlaanderen opnieuw uitgenodigd door het Koninklijk Ballet van Vlaanderen als preferentiële partner voor de producties The Sleeping Beauty in januari 2012 en Giselle in juni 2012.
BIO Al meer dan vijftig jaar is het Symfonieorkest Vlaanderen een vaste waarde binnen het Vlaamse orkestlandschap. Met zijn zestig gedreven musici en gerenommeerde (gast)dirigenten slaagt het orkest er telkens in om door inventieve programmering en gepassioneerde solisten een ruim en trouw publiek te bereiken. Het Symfonieorkest Vlaanderen organiseert in eigen land succesvolle concertreeksen in alle grote Vlaamse steden en wordt vaak uitgenodigd op internationale festivals in Frankrijk, Duitsland en Nederland. Vanaf het seizoen 2010-2011 verwel-
6
Vitaly Samoshko werd in 1973 geboren in Oekraïne. Hij won in 1999 de Eerste Prijs van de Koningin Elisabethwedstrijd in Brussel. Dat die wedstrijd veel deuren opent, is algemeen bekend. Toch is een Eerste Prijs geen garantie op een platencontract. Samoshko besloot een eigen label op te richten met de naam Lineair Art Transfer. Zijn cd’s kregen heel wat weerklank in de pers. Woorden als virtuositeit, lyriek, poëzie en uitzonderlijke muzikale verbeeldingskracht worden veelvuldig aangehaald bij het beschrijven van de cd ‘Etudes-Tableaux’ met werken van Rachmaninov. Ook zijn cd ‘Piano Studies Scriabin’ werd enthousiast onthaald. In 2009 bracht hij met het Symfonieorkest Vlaanderen onder leiding van Jonas Alber het Derde Pianoconcerto van Rachmaninov uit op cd.
Als zoon van een vooraanstaand muziekwetenschapper, groeide Daniel Raiskin (°1970) op in Sint-Petersburg in een gezin waar cultuur een belangrijke rol speelde. Naast zijn viool- en altvioolstudie begon hij ook een directie-opleiding. Zijn verlangen om nieuwe horizonten te verkennen, bracht de toen twintigjarige Raiskin ertoe de Sovjet-Unie te verlaten en naar het Westen te trekken. Hij zette zijn studie verder in Amsterdam en Freiburg en werd een veelgevraagd solist. Hij behoorde al snel tot de belangrijkste altviolisten in Europa en nam talrijke engagementen op als solist en kamermuziekpartner. Tot zijn belangrijkste muzikale intenties behoort het realiseren van een zo groot mogelijke doorzichtigheid in de muzikale structuur van een werk. Sinds 2005 leidt Raiskin het Staatsorchester Rheinische Philharmonie als chef-dirigent en vanaf 2008 ook het Arthur Rubinstein Lodz Philharmonic Orchestra in Polen. Verder was hij gastdirigent bij talrijke orkesten in Europa en Azië en dirigeert hij regelmatig operaproducties. In 2006-2007 dirigeerde hij voor het Nederlandse operagezelschap Opera Zuid de opera Carmen van Bizet in de regie van Calixto Bieito. Een andere Carmen-productie leidde hij in het daaropvolgende seizoen in het Stadttheater Koblenz waar hij in 2010 ook De Neus van Sjostakovitsj dirigeerde. Daarnaast was hij in 2011 te gast op de Opernfestspiele St. Margarethen in Oostenrijk voor Mozarts Don Giovanni.
Zijn cd-opnames illustreren zijn sterke verbondenheid en affiniteit met Russische muziek. “De pianoconcerti van Rachmaninov dagen je als pianist uit op heel veel vlakken. Daarom worden ze zo vaak gebracht op prestigieuze wedstrijden zoals bijvoorbeeld de Koningin Elisabethwedstrijd,” merkt Samoshko op. “Deze concerti stellen je in staat om op het hoogste niveau te tonen wat je op technisch en muzikaal vlak kan en hoe je dit vertaalt naar de dirigent en het orkest. Ik vind dat contact met hen zeer belangrijk. Soms komt onze interpretatie niet helemaal overeen, maar je bent verplicht een aanvaardbaar compromis te vinden.”
7
binnenkort ZO | 25.03.12 | 16:00 deFilharmonie, Dirk Brossé (dirigent), Karlijn Sileghem & Ides Meire (acteurs) KIDconcert: Alice in Wonderland WO | 28.03.12 | 14:00 & 16:00 Michiel Hendryckx (verteller), Benjamin Glorieux (cello) De Grote Oorlog - muzikale vertelling voor kinderen (10-14j) WO | 28.03.12 | 20:00 | MIRYZAAL Brodsky Quartet Turina, Puccini, Tanaka, Janacek, Schubert DO | 29.03.12 | 20:00 | UITVERKOCHT Collegium Vocale Gent J.S. Bach: Mattheuspassie VR | 30.03.12 | 20:00 Paco del Pozo, Antonio Carrión Andalusische passiegezangen VR | 30.03.12 | 22:00 João Escada, Maria da Saudade Traditionele fado ZA | 31.03.12 | 20:00 Brussels Philharmonic, Marianne Faithfull (zang) Milhaud, Weill met workshop voor kinderen (6-12j) van 19:15 tot de pauze
Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Di - vr 10:00 - 12:00 & 13:00 - 17:00 | za 13:00 - 17:00 09 269 92 92 | tickets@debijloke.be | www.debijloke.be
DO | 19.04.12 | 20:00 Grieks-Byzantijns Koor Grieks-Byzantijnse hymnen voor Pasen VR | 20.04.12 | 20:00 deFilharmonie, Collegium Vocale Gent, Accademia Chigiana Siena Dvorak: Stabat Mater, opus 58 MA | 23.04.12 | 20:00 Bijloke-Manufactuur ntb DO | 26.04.12 | 20:00 | MIRYZAAL The Nash Ensemble of London Mozart, Fauré, Ravel, Saint-Saëns ZA | 28.04.12 | 20:00 Ensemble Inégal & Choeur de Chambre de Namur Zelenka WO | 02.05.12 | 20:00 Bram Van Sambeek, Reto Bieri, Benjamin Engeli Van Beethoven, Bruch, Glinka VR & ZA | 04 & 05.05.12 | 20:00 Joachim Brackx, Nabla Maeterlinck (nieuwe productie)
v.u. | Daan Bauwens • tekst | Johan Huys © | Muziekcentrum De Bijloke Gent info@debijloke.be Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)