de puur muziek
20.04.2012 | 20:00 | CONCERTZAAL
deFilharmonie Collegium Vocale Gent Antonín Dvorák
programma
UITVOERDERs
AntonĂn DvorĂĄk (1841-1904) Stabat mater, opus 58 I. Stabat mater (solisten & koor) II. Quis est homo (solisten) III. Eia mater (koor) IV. Fac, ut ardeat cor meum (bas & koor) V. Tui nati vulnerati (koor) VI. Fac me vere tecum flere (tenor & koor) VII. Virgo virginum praeclara (koor) VIII. Fac, ut portem Christi mortem (sopraan & tenor) IX. Inflammatus et accensus (mezzo) X. Quando corpus morietur (solisten & koor)
deFilharmonie Collegium Vocale Gent Bart Vandenbogaerde | concertmeester Philippe Herreweghe | dirigent Ilse Eerens | sopraan Sarah Connolly | mezzosopraan Maximilian Schmitt | tenor Florian Boesch | bas
ZONDER PAUZE
2
AntonIn DvoRAk Slagerszoon met een willetje “Dvořák is known by samples”, schreef The Musical Times in 1920. Meer dan negentig jaar later is aan die vaststelling niet zo gek veel veranderd. Zoals wel vaker bij bewonderde componisten, leidt populariteit tot een gefragmenteerde kennis. Maar ook al is een groot deel van Dvořáks oeuvre onbekend, onbemind is zijn muziek nooit geweest. Elke keer ze op concertpodia weerklinkt, gaat zelfs de meest nurkse luisteraar aan het glunderen. De muzikale factuur van zijn composities is wonderlijk: nooit klinkt een melodie halvelings afgewerkt, nergens wrikt een harmonisch verloop uit zijn voegen, geen moment wordt het stemmenspel geplamuurd met betekenisloos voegwerk. Heerlijke muziek is het, die voor de eeuwigheid gemaakt lijkt. En toch… Ondanks de vreeswekkende perfectie waarmee zijn muziek is vormgegeven, worden ‘s mans composities door musicologen op onverschilligheid onthaald. Je zou je kunnen afvragen of zijn muziek niet té perfect is. Misschien schrikt zijn volleerde schriftuur af. Kunnen vorsers, op zoek naar angels en weerhaken, niets aanvangen met muziek waarvan het raderwerk tikt met de precisie van een Zwitsers zakhorloge. Misschien is er iets anders aan de hand. Dvořák (onbezwaard denker, argeloos natuurmens) lijkt zich in een bijzondere sociopolitieke branding op te houden.
Het cultuurkritisch potentieel van Dvořák blijkt een bijzonder gelaagde vertelling. Zijn esthetische middenveldpositie tussen artistiek conformisme, folkloristische heimatideologie en vrijzinnige retoriek laat zich maar moeizaam ontrafelen. Voorlopig is het wachten op de eerste echt diepgravende lezingen over hem en zijn oeuvre. Over het vermeende ‘Boheemse’ karakter van Dvořáks muziek is dan ook veel te doen. Hoewel de componist ontegenzeggelijk invloeden van Boheemse musicalia in zijn signatuur verwerkte, is het moeilijk de vinger te leggen op die aspecten. Verschillende muziekwetenschappers hebben gewezen op de aanwezigheid van een zware eerste tel, onvoorzien wegvallende klemtonen of herhalingen van het openingsmotief, harmonische bewegingen in tertsverhoudingen, toonladders met verhoogde kwart en verlaagde septiem,… Dergelijke vaststellingen zijn vaak aanleiding tot indrukwekkende analyses, waarin elke noot van Dvořák tegen het licht van de volksmuziek gehouden wordt. “Toch”, zo stelt de Tsjechische muziekspecialist Michael Beckerman, “is er geen enkel muzikaal detail dat er prat op kan gaan enkel in Tsjechische muziek voor te komen en nergens anders”. Wie absoluut authenticiteit wil vinden, kan daarvoor terecht in Dvořáks
3
vocale muziek, vooral zijn liederen. Het bruggetje tussen liedkunst en identiteitsvorming is gauw gemaakt. Al sinds het prille begin was de conceptie van het lied verbonden met de notie van een nationale identiteit. In de achttiende eeuw werd het lied beschouwd als het uitgelezen medium om het (Duitse) volk aan te spreken. Tijdens de negentiende eeuw kreeg het lied een (on)uitgesproken nationale draagkracht. Toch, en hier ontspoort het verhaal, mag Dvořáks voorkeur voor de Tsjechische taal niet verward worden met een verborgen politieke agenda. Toen Eduard Hanslick hem in 1882 aanraadde “op z’n minst toch ook een paar Duitse gedichten op muziek te zetten”, maakte deze de juiste analyse: de muziek van Dvořáks Tsjechische liederen bewoog zich zozeer in de periferie van de Germaanse liedkunst dat er geen muzikale rechtvaardiging was voor Dvořáks tekstuele voorkeur voor Tsjechische poëzie. “Uw kunst verlangt een bredere horizon, een Duitse omgeving, een groter, niet-Tsjechisch publiek.” En dus laat ook Dvořáks vocale muziek zich beluisteren volgens de spelregels van het genre. Als het op grootschalige koorwerken aankomt, schikt Dvořák zich probleemloos in de Duits-religieuze revivalcultuur, die sinds Mendelssohn talloze – veelal vergeten – oratoria, missen, motetten en psalmen aanleverde. Naast het grootschalige ‘Requiem’ (geschreven in 1891) is het ‘Stabat Mater, opus 58’ wellicht Dvořáks beroemdste werk voor koor, solisten en orkest. Het ‘Stabat Mater’ is een relatief vroeg werk; Dvořák
begon eraan in 1876, naar verluidt als artistieke reactie op de dood van zijn dochter Josefa in september 1875. De componist had een zevendelig werk voor solisten en koor, begeleid door een piano, in gedachten. In 1877 verloor hij zijn twee andere kinderen (Ruzena en Otokar), waarop hij zich voornam het materiaal te orkestreren en uit te breiden met drie andere delen. De toegevoegde delen (V, VI en VII in de uiteindelijke versie) vervangen het intimistische, solistisch georiënteerde opzet van de originele partituur door een groter totaalconcept. De requiemachtige strekking van Dvořáks ‘Stabat Mater’ is onmiddellijk hoorbaar in het eerste deel, een imponerende zetting van de eerste vier strofen van de basistekst. Dvořák opent zijn ‘Stabat Mater’ met droef zuchtende, neerdalende melodielijnen. Een kleine twintig minuten lang spelen koor en solisten met deze basisgedachte. De strekking is overwegend dramatisch, slechts een enkele keer wijst de emotionele barometer naar de troost van D groot. Het tweede deel (Quis est homo), volledig gedragen door het solistenkwartet, opent ook met een dalende figuur, maar voert een iets meer bezonnen toon. Het ‘Eia Mater’ dat volgt, is slechts een strofe lang. Dvořák gebruikt de tekst als een plechtige koorhymne, die droef voortschuift op de passen van een begrafenismars. ‘Fac ut ardeat’, het vierde deel, opent met een verbitterd recitatief van de bas, onderstreept door krachtige uithalen in het orkest. Het koor beantwoordt zijn smeekbede met een fluisterzacht antwoord in Es groot.
4
Opvallend genoeg wordt in ‘Tui nati vulnerati’, het eerste stuk dat Dvořák in 1877 toevoegde na de dood van zijn twee andere kinderen, de sfeer iets minder bezwaard. Dvořák schrijft een koorzang in de maatsoort van 6/8 en gaat zelfs contrapuntisch te werk. Voor het eerst is enig optimisme waarneembaar in de muziek. In ‘Fac me vere’ gaat Dvořák de barokke passacagliatoer op door een weerkerende basfiguur te gebruiken voor melancholisch weerwerk tussen tenor en koor. Het zevende deel (‘Virgo virginum’) biedt alleen al omwille van de tekst uitzicht op mededogen. Dvořák schrijft een driedelige beweging voor waarin pas in de herhaling de melodieën in hun plooi vallen. Met het achtste deel komen we terug in de eerste, oorspronkelijke versie terecht. ‘Fac ut portem Christi mortem’ is geschreven voor sopraan en tenor en ontvouwt zich als een larghetto met slepende houtblazers en hoorns. Gedurende een kort moment haken de stemmen in elkaar en worden ze opgetild tot een optimistische hoogte. Het voorlaatste deel (‘Inflammatus’) heeft, wellicht omwille van de suggestieve tekst, een barokke uitstraling: de alt drijft op plechtige melismen, het orkest speelt alsof het een Händelaria begeleidt. In de afsluitende beweging (‘Quando corpus morietur’) komen alle solisten en koor voor het eerst sinds de openingsbeweging terug samen. De toonsoort is opnieuw die van b klein, maar Dvořák beweegt naar een paradijselijke climax in D groot.
De emotionele directheid, pretentieloze aanpak en onverwoestbaar optimistische climax van Dvořáks “Stabat Mater” werden door sommige commentatoren wel eens geïnterpreteerd als typisch Boheemse karakteristieken. Zelfs in de wetenschap dat het Boheemse nationalisme een abstracte voorstelling was, die gevoed werd door een breed ideeëncomplex, lijken zo’n interpretaties hoogst dubieus. Ook dan horen zulke bespiegelingen tot de mythevorming rondom Dvořák.
5
LIEDTEKST Stabat Mater dolorosa Iuxta crucem lacrimosa Dum pendebat Filius
I.
De diepbedroefde Moeder Stond wenend bij het kruis Terwijl haar Zoon daar hing.
Cuius animam gementem Contristatam et dolentem Pertransivit gladius
Haar klagende ziel, Medelijdend en vol smart, Werd als door een zwaard doorstoken
O quam tristis et afflicta Fuit illa benedicta Mater unigeniti!
O hoe bedroefd en aangedaan Was die gezegende Moeder van de Enig-geborene!
Quae moerebat et dolebat, Et tremebat cum videbat Nati poenas incliti
Die rouwde en treurde, En beefde terwijl zij zag De foltering van haar glorieuze zoon
Quis est homo qui non fleret, Christi Matrem si videret In tanto supplicio?
Welk mens zou niet huilen Bij het zien van Christus’ Moeder In zo’n marteling?
II.
Quis non posset contristari, Piam Matrem contemplari Dolentem cum Filio?
Wie zou niet mede lijden Bij ‘t aanschouwen van de vrome Moeder Lijdend samen met haar Zoon?
Pro peccatis suae gentis Vidit Iesum in tormentis, Et flagellis subditum.
Voor de zonden van zijn volk Zag zij Jesus bij de folteringen En een geseling ondergaan
Vidit suum dulcem natum Moriendo desolatum Dum emisit spiritum
Zag zij haar geliefde zoon Sterven in eenzaamheid Toen hij de geest gaf
Eia Mater, fons amoris Me sentire vim doloris Fac, ut tecum lugeam
III.
Ach Moeder, bron van liefde Laat mij de kracht van het verdriet voelen Opdat ik met U treuren kan
6
Fac, ut ardeat cor meum In amando Christum Deum Ut sibi complaceam
IV.
Maak dat mijn hart gaat branden Bij het houden van Christus de Heer, Opdat ik Hem behage
Sancta Mater, istud agas, Crucifixi fige plagas Cordi meo valide.
Heilige Moeder, zorg ervoor, Grif de wonden van de gekruisigde Diep in mijn hart
Tui nati vulnerati, Tam dignati pro me pati, Poenas mecum divide.
V.
Fac me vere tecum flere, Crucifixo condolere, Donec ego vixero.
VI.
Van uw gewonde zoon Die zich verwaardigde zo voor mij te lijden, Deel met mij zijn pijnen Laat mij oprecht met u wenen De gekruisigde beklagen Zolang ik leef
Iuxta crucem tecum stare, Te libenter sociare In planctu desidero Virgo virginum praeclara, Mihi iam non sis amara Fac me tecum plangere Fac, ut portem Christi mortem Passionis eius sortem, Et plagas recolere.
Met U bij het kruis staan En gretig te delen In uw klagen wil ik
VII.
Uitverkoren Maagd der Maagden Moge U voor mij niet meer verbitterd zijn Laat mij met U klagen Laat mij dragen Christus dood En het lot van zijn lijden En zijn wonden gedenken
VIII.
Fac me plagis vulnerari, Cruce hac inebriari, Ob amorem Filii Inflammatus et accensus Per Te, Virgo, sim defensus In die iudicii.
Laat zijn wonden mij wonden Het kruis mij in een roes brengen Wegens liefde voor de Zoon In vlam gezet en aangestoken, Door U, Maagd, moge ik verdedigd worden Op de dag des oordeels
IX.
7
Fac me cruce custodiri Morte Christi praemuniri Confoveri gratia Quando corpus morietur, Fac, ut animae donetur Paradisi gloria. Amen.
Laat het kruis mij beschermen Christus’ dood mij wapenen En mij met Genade vervullen Als mijn lichaam sterft Maak dat mijn ziel gegeven wordt De glorie van het Paradijs!
X.
BIO Philippe Herreweghe werd geboren in Gent en combineerde er zijn universitaire studies met een muzikale opleiding aan het conservatorium, waar hij piano volgde bij Marcel Gazelle. In dezelfde periode begon hij te dirigeren en in 1970 richtte hij het Collegium Vocale Gent op.
repertoire van Haydn tot Mahler. Sinds 1997 engageert hij zich als hoofddirigent van deFilharmonie. Philippe Herreweghe werd in 2008 ook vaste gastdirigent van de Radio Kamer Filharmonie in Nederland. Bovendien is hij een veel gevraagd gastdirigent van orkesten zoals het Concertgebouworkest Amsterdam, het Gewandhausorchester Leipzig of het Mahler Chamber Orchestra.
Al gauw werd Herreweghes levendige, authentieke en retorische aanpak van de barokmuziek alom geprezen en in 1977 richtte hij in Parijs het ensemble La Chapelle Royale op, waarmee hij de muziek van de Franse Gouden Eeuw ten uitvoer bracht. Van 1982 tot 2002 was Philippe Herreweghe artistiek directeur van de Académies Musicales de Saintes. Op uitnodiging van de prestigieuze Accademia Chigiana Siena werkt Philippe Herreweghe sinds 2009 samen met Collegium Vocale Gent actief mee aan de uitbouw van een groot symfonisch koor op Europees niveau.
Samen met het Collegium Vocale Gent werd hij in 1993 benoemd tot Cultureel Ambassadeur van Vlaanderen. Een jaar later werd hem de orde van Officier des Arts et Lettres toegekend en in 1997 werd hij benoemd tot Doctor honoris causa aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 2003 kreeg hij in Frankrijk de titel Chevalier de la Légion d’Honneur toegekend. In 2010 tenslotte verleende van de stad Leipzig aan Philippe Herreweghe de Bach-Medaille voor zijn grote verdienste als Bachuitvoerder.
Steeds op zoek naar muzikale uitdagingen is Philippe Herreweghe sinds enige tijd erg actief in het grote symfonische
Ilse Eerens begon haar studies aan het Lemmensinstituut in Leuven. In 2002
8
zette ze haar studies verder bij Jard van Nes aan de Nieuwe Opera Academie in Amsterdam/Den Haag, waar ze enkele jaren later cum laude afstudeerde. In 2003 won ze de eerste prijs in het Euriade Vocaal Concours van Kerkrade en in 2004 de Arleen Auger-prijs op het Internationaal Vocalisten Concours van Den Bosch. In 2006 won ze de derde prijs op het ARD Musik Wettbewerb en de Oehms Classic Special Prize. In 2006 zong ze in ‘Ariadne auf Naxos’ en ‘Die lustige Witwe’ bij de Vlaamse Opera. Op het operafestival Alden Biesen excelleerde ze als Musetta in ‘La bohème’. In 2007 zong ze ‘Frühlingserwache’n van Benoit Mernier in de Koninklijke Muntschouwburg, waar ze nadien rollen zong in ‘Le grand macabre’, ‘Parsifal’, ‘Oedipe’ en ‘Cendrillon’. Aan de Opéra National de Lyon was ze te horen in ‘Lady Sarashina’ van Peter Eötvös en ‘Le vin herbé’ van Frank Martin. Op de Ruhrtriënnale in Bochum was ze te horen in ‘Moses und Aron’ in regie van Willy Decker. Ze maakte haar debuut aan het Royal Opera House Covent Garden in ‘Rusalka’ en zal volgend seizoen de titelrol vertolken in ‘Het sluwe vosje’ aan de Opéra National de Lyon.
rol van Brangäne in ‘Tristan und Isolde’ op het Glyndebourne Festival. Op het Festival d’Aix-en-Provence zong ze in ‘La clemenza di Tito’ en aan de Bayerische Staatsoper van Munchen zong ze in ‘The rape of Lucretia’ en Glucks ‘Orfeo’. Verder zong ze in ‘L’Incoronazione di Poppea’ in het Gran Teatro del Liceu in Barcelona en op de Maggio Musicale in Florence. Ze vertolkte ook de titelrol in ‘Maria Stuarda’ en in ‘I Capuleti e i Montecchi’ bij Opera North, naast de rol van Octavianus in ‘Der Rosenkavalier’ aan de Scottish Opera. Ze is een graag geziene soliste aan de English National Opera, waar ze rollen zong als Octavianus, Agrippina, Xerxes, Ariodante, Ruggiero en Didon. In haar agenda staan engagementen aan de Opéra van Parijs, het Gran Teatro del Liceu in Barcelona, het Glyndebourne Festival en het Royal Opera House, Covent Garden. Voor haar opnames werd ze tweemaal bekroond met een Grammy Award-nominatie. Maximilian Schmitt begon zijn zangstudies in 1999 aan de Berlijnse Universität der Künste. In 2005 en 2006 maakte hij deel uit van het zangersensemble van de Bayerische Staatsoper in München, waar hij zich specialiseerde bij Ann Murray en Robert Dean Smith. Hij maakte zijn operadebuut als Tamino in ‘Die Zauberflöte’ aan het Staatstheater Salzburg. Sinds het seizoen 2008/2009 is hij vast lid van het Nationaltheater Mannheim, waar hij rollen vertolkte in ‘Die Meistersinger von Nürnberg’, ‘Don Giovanni’, ‘Die Entführung aus dem Serail’ en ‘Cosí fan
De Britse mezzo Sarah Connolly studeerde aan het Royal College of Music. Op het operapodium zong ze rollen in ‘Dido and Aeneas’ aan het Royal Opera House, Covent Garden en La Scala, Milaan. Aan de New Yorkse Metropolitan Opera vertolkte ze rollen in Straussopera’s als ‘Ariadne auf Naxos’ en ‘Capriccio’. Ze zong de titelrol in ‘Giulio Cesare’ en de
9
tutte’. Onlangs debuteerde hij met veel succes als Lensky in ‘Eugen Onegin’. Deze zomer sluit hij zijn contract in Mannheim af met de titelrol in ‘La clemenza di Tito’. Verder werkte hij mee aan producties van ‘Don Giovanni’ met het Scottish Chamber Orchestra onder leiding van Robin Ticciati en ‘Il ritorno d’Ulisse in patria’ met het WDR Symphonie Orchester. Eind 2012 maakt hij zijn debuut aan de Amsterdamse Opera in een nieuwe productie van ‘Die Zauberflöte’ in een productie van Simon McBurney onder leiding van Marc Albrecht.
Collegium Vocale Gent In 2010 was het precies veertig jaar geleden dat een groep bevriende studenten op initiatief van Philippe Herreweghe beslisten het Collegium Vocale Gent te stichten. Het ensemble paste als één van de eerste de nieuwe inzichten inzake de uitvoering van barokmuziek toe op de vocale muziek en verwierf in nauwelijks enkele jaren tijd wereldfaam. Intussen is Collegium Vocale Gent op organische wijze uitgegroeid tot een uiterst flexibel ensemble met een ruim repertoire uit verschillende stijlperiodes. Naast Renaissance en Barok legt Collegium Vocale Gent zich ook toe op het romantische, moderne en hedendaagse oratoriumrepertoire. Om die reden werd in 2009 een samenwerking aangegaan met de Accademia Chigiana uit Siena. Dit resulteerde enerzijds in de oprichting van een gezamenlijk symfonisch koor en anderzijds in de rekrutering van zangers op Europees niveau. Op die manier staan ervaring en jong talent zij aan zij en slaagt Collegium Vocale Gent erin een belangrijke pedagogische functie te vervullen.
Florian Boesch studeerde zang aan het conservatorium van Wenen. Hij specialiseerde zich in lied en oratorium bij Robert Holl. In 2003 debuteerde hij aan de opera van Zürich als Papageno in Mozarts ‘Die Zauberflöte’, het jaar daarop zong hij de komische basrollen in ‘Le nozze di Figaro’, ‘Don Giovanni’ en ‘Die Zauberflöte’ bij de Wiener Volksoper. In de zomer van 2004 debuteerde hij op de Salzburger Festspiele in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss. Verder trad hij op aan het Theater an der Wien (‘Die Fledermaus‘, ‚‘Messiah‘), de Salzburger Festspiele (‚Cosí fan tutte‘), het Bolsjoj Theater Moskou (Die Zauberflöte‘), de Hamburgische Staatsoper (Radamisto) en de Händel Festspielen Halle (Belshazzar). Vorig seizoen maakte hij een succesvol debuut in de titelrol van Wozzeck aan de Oper Köln onder leiding van Markus Stenz.
deFilharmonie Als stilistisch flexibel symfonieorkest bezit deFilharmonie (Royal Flemish Philharmonic) een artistieke souplesse die toelaat om meerdere stijlen op een historisch verantwoorde wijze te vertolken. De Nederlandse dirigent Edo de
10
Waart, die voorheen aan het hoofd stond van het Radio Filharmonisch Orkest, het San Francisco Symphony en het Hong Kong Philharmonic Orchestra, staat als chef-dirigent in voor het grote orkestrepertoire. Met zijn ruime orkestervaring draagt hij bij tot de vorming van het unieke karakter van deFilharmonie. Hij werkt daarvoor nauw samen met hoofddirigent Philippe Herreweghe, die zich vanuit zijn specifieke achtergrond toespitst op de (pre)romantische muziek. Martyn Brabbins is eerste gastdirigent.
Dankzij eigen concertreeksen in grote zalen bekleedt deFilharmonie een unieke positie in Vlaanderen. In het buitenland werd deFilharmonie uitgenodigd door de belangrijkste huizen, waaronder de Musikverein en het Konzerthaus in Wenen, het Festspielhaus in Salzburg, het Amsterdamse Concertgebouw, de Suntory Hall en de Bunka Kaikan Hall in Tokio, en het National Grand Theatre van Peking. Internationale concertreizen door diverse Europese landen en Japan vormen een constante in de kalender.
11
binnenkort MA | 23.04.12 | 20:00 Bijloke-Manufactuur Toonmomenten Daan Vandewalle & Mount Meru DO | 26.04.12 | 20:00 | MIRYZAAL The Nash Ensemble of London Mozart, Fauré, Ravel, Saint-Saëns ZA | 28.04.12 | 20:00 Ensemble Inégal & Choeur de Chambre de Namur Zelenka WO | 02.05.12 | 20:00 Bram Van Sambeek, Reto Bieri, Benjamin Engeli Van Beethoven, Bruch, Glinka VR & ZA | 04 & 05.05.12 | 20:00 Joachim Brackx, Nabla Maeterlinck (nieuwe productie) DI | 08.05.12 | 15:00 Takashi Watanabe Goldbergvariaties DO | 10.05.12 | 20:00 Faroski Kantaduri Kroatisch-Dalmatische gezangen uit de Goede Week
ZA | 12.05.12 | 20:00 Symfonieorkest Vlaanderen, Seikyo Kim (dirigent), Lorenzo Gatto (viool), Nathan Braude (altviool) Copland, Mozart, Schumann WO | 16.05.12 | 20:00 Lisa Cay Miller and the band ‘Q’ Chamber jazz DO | 24.05.12 | 20:00 Cinquecento Willaert, Des Prez, Van Parys ZO | 27.05.12 | 11:00 - ... Côté Jardin Gratis muzikale picknick in de Bijloketuinen VR | 01.06.12 | 20:00 (uitverkocht) Lorenzo Gatto, Roberto Giordano Van Beethoven, Debussy, Franck ZA | 09.06.12 | 20:00 Brussels Philharmonic Laureatenconcert Koningin Elisabethwedstrijd ZO | 10.06.12 | 11:00 (uitverkocht) & 15:00 Collegium Vocale Gent Responsoria | Gesualdo
VR | 11.05.12 | 20:00 Gabrieli Consort & players Gabrieli, Bendinelli, Thomsen, Gussago
Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Di - vr 10:00 - 12:00 & 13:00 - 17:00 | za 13:00 - 17:00 09 269 92 92 | tickets@debijloke.be | www.debijloke.be
v.u. | Daan Bauwens • tekst | Tom Janssens © | Muziekcentrum De Bijloke Gent info@debijloke.be Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)