de puur muziek
13.09.2012 | 20:00 | CONCERTZAAL
o mio core liedteksten
programma GIASONE (1649) I. Adoramoci in sogno - Medea, Giasone, Oreste Medea en Jason vallen als geliefden in slaap. Orestes slaat hen stomverbaasd gade.
Juno is jaloers en transformeert Calisto in een beer. Jupiter besluit, hierbij geholpen door Mercurius, Calisto mee te nemen naar de sterrenhemel, waar ze vanaf dan eeuwig zal schitteren als een sterrenbeeld aan het firmament.
O mio core (Medea, Giasone) I,11 Sotto il tremulo Ciel (Giasone, Medea) II,12 Adoramoci in sogno (Oreste) II,12
Del folco fulminato (Giove, Mercurio) I,1 Piante ombroso (Calisto) I,2 Bella mia sopirata (Giove, Calisto, Mercurio) III,6
DIDONE (1641) II. Porgetemi la spada - Didone, Enea, Mercurio, L’ombra di Sicheo Mercurio meldt Aeneas dat hij Carthago moet verlaten om de stad Rome te stichten. Deze laatste vertelt het nieuws aan Dido, die haar hart aan hem verpand heeft. De schim van haar overleden echtgenoot Sicheo, aan wie ze trouw beloofd heeft, manifesteert zich aan haar en belaadt haar met verwijten. Dido is wanhopig en maakt een eind aan haar leven.
UITVOERDERS Scherzi Musicali Nicolas Achten: bariton, harp, virginaal, artistieke leiding Marie de Roy: sopraan Reinoud Van Mechelen: tenor Joanna Huszsca: viool Marcin Lasia: viool Justin Glaie: viola da gamba, lirone Solmund Nystabakk: teorbe, barokgitaar Tim David en Fran Verstegen: spel
Enea che fai, che pensi (Mercurio) III,5 Acate, Illoneo, compagni (Enea) III,6 Perfido, disleale (Didone, Enea) III,7 Queste sono l’essegne (Sicheo in ombra – Didone tramortita) III,8 Porgetemi la spada (Didone) III,11
Scenografie: Bart Clément Regie: Piet Arfeuille Techniek: Rik Theunis, Dimitri Van Compernolle en Pat Caers
LA CALISTO (1652) III. Al cielo che rende immortale… - Calisto, Giove e Mercurio Jupiter ziet in de nymph Calisto een ideale prooi.
Productie: Muziektheater Transparant en Theater Malpertuis Coproductie: Venetian Centre for Baroque Music In samenwerking met: Muziekcentrum De Bijloke Gent
2
A. Adoriamoci in sogno (Il Giasone) Medea, Giasone & Oreste Medea O mio core.
Medea O mijn hart.
Giasone O mio amore.
Jason O mijn geliefde.
Medea Ardi tu?
Medea Brand je voor mij?
Giasone S’io ardo, o dio? Ardi pur, o mio ben, che ardo anch’io.
Jason Of ik brand voor jou, o god? Ontvlam maar, mijn liefste, want ik sta in vuur en vlam.
Medea Gioie più fortunate non han di queste mie li dèi lassù.
Medea Méér vreugde en geluk dan ik hebben zelfs de goden daarboven niet.
Giasone Delizie più bramate non più dolcezze, amor, non più, non più.
Jason Niet méér verlangde heerlijkheid, niet méér zoetheid, mijn liefste, niet méér, niet méér.
Medea Sotto il tremulo ciel di queste frondi, intorno a cui s’aggira d’aure soavi un odorato nembo, posa, o mia vita, alla tua vita in grembo.
Medea Onder de trillende hemel van dit gebladerte, omringd door een geurige wolk van zachte zomerwind, rust hier, mijn leven, in de schoot van jouw leven.
Giasone Mira, mio cor, deh mira come nel bel color di queste foglie speme d’amor s’accoglie.
Jason Kijk, mijn hart, kijk toch hoe de mooie kleur van deze blaadjes vol is van liefdesverwachting.
Medea Vedi, mio ben, deh vedi
Medea Zie, mijn liefste, zie toch
3
qual palesa il candor di questo fiore la fedeltà d’un core.
hoe deze blanke bloem de trouw van het hart openbaart.
Medea Dunque tra fiori e frondi, adorato Giason, posiamo insieme.
Medea Laat ons dan hier, tussen bloemen en bomen, beminde Jason, samen rusten.
Giasone Simulacri di fede e della speme, adorata Medea, posiamo insieme.
Jason Bij dit toonbeeld van trouw en verwachting, beminde Medea, rusten wij samen.
Medea Dormi, stanco Giasone, e del mio cor, che gl’occhi tuoi rapiro, sian le palpebre tua cara prigione.
Medea Slaap maar, vermoeide Jason, met jouw ogen roofde je mijn hart, sluit het nu op in de geliefde gevangenis van je oogleden.
Giasone Dormi ch’io dormo, o bella, e mentre i sensi miei consegno al sonno, oggi per te Giason vantar si puole d’aver l’alma tra l’ombre e in braccio il sole.
Jason Slaap maar, want ik slaap al, mijn schoonheid, en terwijl ik mijn zinnen aan de slaap overlaat, kan Jason nu met trots zeggen dat zijn geest in het duister zit, terwijl de zon in zijn armen ligt.
Medea Mio ben, che sognerai?
Medea Mijn liefste, waar ga je over dromen?
Giasone I tuoi celesti rai; e tu, mia vita?
Jason Over jouw hemels stralende ogen; en jij, mijn leven?
Medea Tua bellezza infinita.
Medea Over jouw oneindige schoonheid.
Medea e Giasone Placidissimo sonno che in grembo delle larve al ciel m’invia.
Medea en Jason Wat een vredevolle slaap, die me in een mantel van nevelen naar de
4
Adoriamoci in sogno, anima mia.
hemel stuurt. Laat ons elkaar beminnen in onze dromen, mijn ziel.
Oreste «Adoriamoci in sogno, anima mia»? Gentil discorso è questo, ma pazzo è ben chi non intende il resto: posson questi due cori ben dirsi innamorati, se ancora addormentati si sono avvezzi a praticar gl’amori. Sto per dir che a chius’occhi l’un con l’altro si mira, e col fiato dell’un l’altro respira. Qual invidiosa guerra prova l’anima mia? Veder due soli addormentati in terra, ed io qui veglio, e senza compagnia. Almen per sfogare sì fiero desio, addormentare mi potess’io, che ben so quanto vaglia fantastica magia d’un sogno grato a cacciar fuor lo spirto innamorato.
Orestes “Laat ons elkaar beminnen in onze dromen, mijn ziel”? Dat is nogal een liefdesverklaring, maar je moet wel gek zijn om de rest niet te snappen: die twee hartjes hier zijn inderdaad serieus verliefd, als ze zelfs in hun slaap nog zin hebben om de liefde te bedrijven. Ik bedoel, met gesloten ogen kijken ze nóg naar elkaar, en met de adem van de ene ademt de andere. Maar wat een vreselijke jaloezie speelt op in mijn ziel? Die twee samen zien slapen op de grond, terwijl ik hier wakker ben, helemaal alleen... Kon ik maar slapen, om van dat jaloerse verlangen af te raken, want ik weet hoe makkelijk dat gaat om met de fantastische magie van een fijne droom de liefdeskwelling te verjagen.
Non è più bel piacer, quanto in sogno goder chi si desia. Gioir in fantasia con l’adorata amica risparmia a quel che sogna il pensiero, la spesa e la fatica.
Er is geen groter plezier dan in een droom genieten van wie men wil. Zich in zijn fantasie amuseren met de beminde vriendin bespaart een dromer heel wat: minder denken, minder uitgeven, minder moe zijn.
Curioso amator suol fabricarsi ognor
Een nieuwsgierige minnaar haalt zich normaal altijd
5
perigli o danni; senz’arte e senza inganni a chi dorme è permesso in grembo alle fantasme senz’offesa d’altrui saziar sé stesso.
gevaar en miserie op de hals; maar als hij slaapt, kan hij zich, zonder list en bedrog, overleveren aan zijn fantasieën, en zonder problemen zich aan de ander tegoed doen.
6
B. Porgetemi la Spada (Didone)
Mercurio, Enea, Didone & l’ombra di Sicheo MERCURIO Enea, che fai, che pensi? Enea, tu dormi? l’incenerita Troia homai ti desti, l’Imperatrice Italia i tuoni appresti, onde habbian fine i tuoi letarghi enormi. Giove, Dio delle cose, à te mi manda perch’io sgridi i tuoi falli, i tuoi furori, alla mensa degli otij, e degli amori hai trangugiata una mortal bevanda. Arma il cor di fortezza, e ti rammenta, ch’altrove il Ciel l’altezze tue destina, tronca il filo agli indugi, alta ruina già ti s’appresta, se tua fuga è lenta.
MERCURIUS Aeneas, wat doe je, wat denk je? Aeneas, slaap je? Laat de as van Troje jou nu wekken, dat de troon van Italië de donder doet klinken, zodat je een einde maakt aan je enorme lethargie. Jupiter, de god der dingen, zendt mij naar jou om je te berispen voor je fouten en razernij. Aan de dis van vrije tijd en liefde heb je een dodelijke drank binnengeslokt. Wapen je hart met kracht, en herinner je dat de hemel jouw koningschap elders wil. Maak een einde aan het oponthoud: er wacht jou een spectaculaire ondergang, als je niet snel vlucht.
Leva l’ancore, e in alto al gran passaggio la tua falange spieghi al vento i lini; per tuoi nocchier s’accordano i destini, Nettun sarà il pilota al gran viaggio. Vanne in Italia, ch’à te sol fa voti, per partorire alla tua prole i regni, la terra, e’I Ciel saranno angusti segni, le palme per capir de tuoi nipoti. Hor vigoroso movi e’l core, e’l piede, e da ceppi l’arbitrio discatena; del vano lagrimar chiudi la vena, così t’impon ch’il tutto intende, e vede.
Hef het anker voor de grote overtocht en laat je bemanning de zeilen heisen; het lot zal je kapitein zijn, Neptunus de stuurman voor de grote reis. Vertrek naar Italië, ze stelt haar hoop in jou alleen, ze zal je kinderen een koninkrijk baren, en de aarde en de hemel zullen te klein zijn om de glorie van je kleinkinderen te bevatten. Beweeg nu gezwind je hart en je voeten, bevrijd je verstand van dat blok aan je been, leg die ijdele tranenstroom droog. Dit beveelt de god die alles weet en ziet.
ENEA Acate, Ilioneo, compagni, amici,
AENEAS Acate, Ilioneo, gezellen, vrienden,
7
ohimè, qual vision l’alma m’abbaglia? Qual scalpello divin nel cor m’intaglia sentenze eterne, e de’ miei falli ultrici? Il Ciel fulminator de’ petti rei chiama dal core i pentimenti miei. Acceleriam l’andata, e taciturni lasciam di Libia i minacciati lidi, ci prometton le stelle alti sussidi, sù via dal porto usciam cheti, e notturni, sicché il rumor non giunga alla magione dell’infelice mia dolce Didone. Ma Didone, il mio core, ahi la mia vita, come abbandono in lagrimosi rivi? in fiamme già lasciai la patria antica, lascio in acque di pianto hora l’amica.
helaas, wat voor verschijning verblindt mijn ziel? Welk goddelijk scalpel kerft het hemelse oordeel in mijn hart, en bestraft zo mijn fouten? De hemel die met zijn bliksem alle schuldigen treft, roept wroeging op in mijn hart. Laat ons spoedig vertrekken, en met stille trom de bedreigde kusten van Libië verlaten. De sterren beloven ons hemelse bijstand, vooruit, laat ons in stilte uitvaren, bij nacht, zodat het gerucht het paleis van mijn arme zoete Dido niet bereikt. Maar Dido, mijn hart, ach, mijn leven, hoe laat ik haar achter in tranenstromen? In een vlammenzee heb ik mijn vaderland achtergelaten, nu laat ik mijn liefste achter in een zee van verdriet.
Dormi, cara Didone, il Ciel cortese non ti faccia sognar l’andata mia. Il corpo in nave, e l’alma à te s’inchina, non fian mai spente le mie voglie accese. Ite sotto al guancial del mio tesoro, o miei sospiri, e dite, ch’io mi moro. Peregrin moriente il piede movo, ma vivace amator il cor hò fermo. Dal voler degli Dei non trovo schermo, e in ubbidire al Ciel l’Inferno provo. Se svegliata vedrai lunge mie vele, bella Didon, non mi chiamar crudele. Perché fisso destin colà mi vuole, ove spargendo bellicosi i semi, corrà frutti di scettri, e diademi la mia del Ciel predestinata prole. Già il vento spira, il Ciel mi chiama, o Dido, a Dio, parto, e veleggio ad altro lido.
Slaap, liefste Dido, ik hoop dat de Hemel je niet over mijn vertrek laat dromen. Mijn lijf vaart weg, maar mijn ziel buigt zich naar jou, mijn ontvlamde verlangens zullen nooit doven. O mijn zuchten, vlieg naar de wang van mijn schat en fluister in haar oor dat ik sterf. Als stervende pelgrim verplaats ik mijn voet, maar als levende minnaar staat mijn hart stil. Tegen de wil van de Goden vind ik geen verweer, en de Hemel gehoorzamen voelt als de Hel. Als je wakker wordt en mij in de verte ziet wegzeilen, mooie Dido, noem me dan niet wreed. Want een onwrikbaar noodlot zendt mij
8
naar daar, waar uit oorlogszuchtige zaden scepters en kronen zullen groeien voor mijn voorbestemde nageslacht. De wind steekt al op, de Hemel roept mij, o Dido, vaarwel, ik ga, en zeil naar andere kusten. DIDONE Perfido, disleale, così la fuga tenti, e ordisci i tradimenti? E perché non lo sappia, empio, volesti sceglier la notte oscura, seppellirne la fama, far muto il mondo, e trar le lingue ai venti ? Enea, spietato Enea, tu mi rendi così con cambio ingiusto per dolcezze veleni, e svenando la fede, e la ragione, la morte affretti della tua Didone. Ti fò libero dono dell’immensa Cartagine, che sorge, e con le torri eccelse ha vinta l’aria, e ingelosito il Cielo. Ecco abbasso à tuoi piedi il nome di Regina: humilio al tuo cospetto questa corona mia. Atterro alle tue piante la porpora, e lo scettro; piego alla tua grandezza I singulti, i pensieri, e prostro à te davanti e le ginocchia, e’l viso, e se sotto la terra, e sotto al centro ha sito l’humilitade, o casa il pianto, colà giù profondata, mando agli orecchi tuoi Sol questo prego lagrimoso, e pio, Non mi tradir, non mi lasciar, ben mio.
DIDO Schurk, trouweloze, probeer je zo te vluchten en je verraad te regelen? Opdat ik het niet zou merken, wreedaard, wou je de donkere nacht gebruiken, de geruchten in de kiem smoren, de wereld doen zwijgen, en de tongen van de winden uitrukken? Aeneas, harteloze Aeneas, zo geef je me onterecht in ruil voor affectie de gifbeker, je vermoordt in mij alle vertrouwen en redelijkheid en drijft jouw Dido naar de dood. Ik schenk jou vrijelijk het grootse welvarende Carthago, dat met fiere torens de lucht bedwingt en de Hemel jaloers maakt. Zie nu hoe ik aan jouw voeten mijn koninklijke titel beschaam: voor jou verneder ik mijn eigen kroon. In het stof onder je zolen werp ik mijn purperen mantel en scepter; voor jouw grootsheid plooi ik mijn tranen en gedachten, en buig ik voor jou, en kniel ik, en neig ik het hoofd. Omdat in de onderwereld, diep in de aarde, nederigheid en tranen hun plaats hebben, zend ik jou toegewijd,
9
van hier beneden, dit eenvoudige smartelijke gebed: verraad me niet, verlaat me niet, mijn liefste. ENEA Ma da Giove mandato Mercurio, il glorioso interprete de’ Dei, mi sgrida, e mi commanda, ch’io parta, e non ricusi del destino gl’inviti, che chiamano il mio figlio per volger d’astri incognito, e profondo all’imperio d’Italia, anzi del mondo.
AENEAS Maar Jupiter heeft Mercurius gestuurd, de roemrijke boodschapper van de Goden. Hij heeft me berispt en bevolen dat ik zou vertrekken, en de uitnodiging van het lot niet zou verwerpen. Het lot roept mijn zoon, door het mysterie van een sterrenwenteling, naar de troon van Italië, van de hele wereld.
DIDONE Giove ti dà consiglio di tradir l’innocente? Mercurio t’ammonisce a lacerar la fede? Un Dio ti persuade perfidie, e fellonie? Menti, bugiardo, menti: scopro l’insidie, e riconosco l’arti. Ottimo è il Ciel, son pessimi i mortali, la Deità non autorizza i mali. Vanne, vattene pur, stanca et aggrava delle balene i ventri con le tue navi; e sforza la pietà degli Dei a incrudelir contro il tuo capo; e vada a cader tra ruine delle tue colpe insanguinato il fine.
DIDO Heeft Jupiter jou de raad gegeven om een onschuldige te verraden? Heeft Mercurius jou vermaand om trouw te beschamen? Goden die je aanzetten tot verraad en woordbreuk? Je liegt, leugenaar, je liegt: ik doorzie je listigheid, ik begrijp wat je probeert. De Hemel is subliem, stervelingen laag-bijde-gronds, een godheid staat geen kwaad toe. Ga maar, ga maar weg jij, ga de walvissen maar op hun maag liggen met je schepen, zodat je uiteindelijk de gunsten van de goden uitput en je hoofd aan hun wreedheid overlevert; je bloedige ondergang zal het einde van je misdaden zijn.
Vanne, ch’io quì delibero chiuder le luci languide, finir l’angoscie, e i gemiti.
Vertrek, want ik wil hier nu graag mijn droeve ogen sluiten, een einde maken aan mijn wanhoop en
10
Venga la morte squallida, segni il punto al periodo di mie giornate flebili. E la Parca terribile con la fatal sua forbice recida il filo tenue della mia vita debole. Qui chiudo gl’occhi miseri della luce vitale ai dolci rai; ingrato Enea, non gli aprirò più mai. (Qui Didon tramortisce)
gezucht. Laat de troosteloze dood maar komen, dat hij een streep trekt onder mijn ellendig bestaan. Laat de vreselijke schikgodin met haar dodelijke schaar de dunne draad doorknippen van mijn uitdovend leven. Hier sluit ik mijn armzalige ogen voor de zoete stralen van het levenslicht; ondankbare Aeneas, ik zal ze nooit meer openen. (Dido valt hier buiten bewustzijn)
L’OMBRA DI SICHEO Queste sono l’esequie, e le memorie, che tu celebri à me, donna impudica? Son questi i funerali, in cui pietà, religion risplende? Così sù’l marmo del sepolcro mio scrivi infamie alle ceneri gelate, stampi obbrobri sù l’ossa dell’innocente tuo spento ? Lacera pur te stessa con le torture de tuoi proprij falli. A chi vive nel mondo una morte sovrasta, ma per castigo tuo consenta il Cielo moltiplicati generi d’angosce alla tua morte rinascente, e in tanto, il tuo sangue, e’l tuo pianto eternamente sia bagno, e lavanda della vendetta mia.
DE SCHIM VAN SICHAEUS, Dido’s vermoorde echtgenoot Is dit de uitvaart en de nagedachtenis die jij voor mij bereidt, schaamteloze vrouw? Is dit de begrafenis, waar medelijden en vroomheid schitteren? Grif jij zo in het marmer van mijn graf schande over mijn ijskoude assen, bedek je zo met jouw afschuwelijkheid het gebeente van je onschuldige echtgenoot? Verscheur jezelf maar met de marteling van je eigen fouten. Al wie leeft in deze wereld heeft één dood boven het hoofd hangen, maar om jou te straffen, vraag ik dat de Hemel alle mogelijke verschrikkingen toelaat bij jouw oneindig herhaalde dood, zodat jouw bloed, en je tranen tot in de eeuwigheid mijn wraak zullen blijven koelen.
(Didon rivenuta parte)
(Dido komt bij en vertrekt)
11
DIDONE Porgetemi la spada del Semideo Troiano. Ritiratevi tutte, o fide ancelle; appartatevi, o servi. Io Regina, io Didone? Né Didon, ne Regina io son più, ma un portento di sorte disperata, e di tormento; Cartagine, ti lascio. Spada, vanne coll’elsa, e’l pomo in terra, E nel giudizio della morte mia Chiama ogn’ombra infernal fuor degl’abissi. E tu, punta cortese, svena l’angoscie mie, finisci i miei tormenti, manda il mio spirto al tenebroso rio. Empio Enea, cara luce, io moro, à Dio.
DIDO Geef mij het zwaard van de Trojaanse Halfgod. Trek jullie terug, trouwe dames; verlaat deze zaal, dienaars. Ben ik koningin, ben ik Dido? Ik ben geen Dido meer, geen koningin meer, maar een toonbeeld van wanhoop en kwelling; Carthago, ik verlaat je. Zwaard, dring met je knop en je heft in de aarde, en roep uit de afgrond alle hellegeesten naar het proces van mijn dood. En jij, edele punt, verlos me van mijn angsten, maak een einde aan mijn marteling, zend mijn ziel naar de duistere Styx. Wrede Aeneas, dierbaar licht, ik sterf, vaarwel.
12
C. Mio foco fatale (Calisto)
Giove, Mercurio & Calisto
GIOVE Dal Foco fulminato non stempraro le fiamme de le sfere i zaffiri ; ogn’ orbe è intero. Ben l’infimo emisfero serba caldi vapori, ancora ardente. Già la terra languente con mille bocche e mille chiede, febricitante, alti soccorsi. Abbandonati i corsi ne l’urne lor s’hanno racchiusi i fiumi. Essalazioni e fumi mandano al cielo inariditi i prati, e sfioriti e schiomati vivono a pena i boschi. Or tocca a noi, ch’avrem del mondo e providenza e cura, ristorar gl’egri e risarcir natura.
JUPITER Het vlammende vuur van de bliksem heeft het saffierblauwe uitspansel niet gedeerd, alle hemelkoepels zijn intact. Maar in de laagste kring hangen nog hete, gloeiende dampen. De smachtende aarde smeekt koortsig, met duizenden en duizenden monden, om hulp van hogerhand. De rivieren hebben hun bedding verlaten en zich in hun bronnen opgesloten. De verschroeide velden wasemen stoom en rook naar de hemel, en zonder bloemen en gebladerte zijn de bossen op sterven na dood. Het is nu dus aan ons, verzorgers van de wereld, om de schade aan de natuur te herstellen.
MERCURIO Tu padre, e tu signore de le cose composte ed increate, tu monarca detto, a l’arido, al distrutto, da le cime beate de l’Olimpo sublime, tornar le pompe prime e le sembianze belle potevi, pur senza lasciar le stelle. Tem’io che qui disceso, in vece d’apportare al mal ristoro, non uccidi il penante, e in modi novi non distruggi e rinovi la progenie de sassi depravata. Più che mai scellerata, l’umanità, tra vizi abominandi,
MERCURIUS Jij, vader en heer van de geschapen en niet geschapen dingen, jij, soevereine heerser, je had ook vanop de gelukzalige toppen van de hemelshoge Olympos deze verdroogde woestenij zijn vroegere pracht en mooie uitzicht kunnen teruggeven, zelfs zonder de sterren te verlaten. Ik vrees dat je hier beneden, in plaats van de ellende op te lossen, niemand uit zijn lijden zult verlossen, maar met je nieuwe methodes zal je alleen het losgeslagen nageslacht van de rotsen kastijden.
13
il folgore disprezza, e tu ‘l comandi.
De mensheid is meer verdorven dan ooit, leeft in afschuwelijke ondeugd en minacht het vuur dat jij hier hebt afgeroepen.
GIOVE Pria si renda il decoro a la gran madre, che poscia, con le squadre de ribelli e nocenti, di Licaon rinoverà gl’essempi. Ma, Mercurio, chi viene? Qual Ninfa arciera in queste parti arriva? Oh, che luci serene Più luminose non le vidi mai.
JUPITER Eerst zal ik Moeder Aarde haar opsmuk terugbezorgen, zodat ik misschien later het voorbeeld nog eens kan stellen voor die opstandige troep van Lycaon. Maar wie is daar, Mercurius? Wie is die jagende nimf die hier aankomt? O wat een heldere ogen, lichtere dan deze heb ik nog nooit gezien.
MERCURIO Del re cangiato in lupo, di Licaone appunto, ch’ulula per le selve il suo misfatto è costei prole illustre, e d’arco armata segue la faretrata Cinzia severa, e anch’ella, rigida quanto bella. Non men del casto e riverito nume, de la face amorosa aborre il lume.
MERCURIUS Het is de dochter van die koning Lycaon, die je in een wolf veranderd hebt en die in de wouden huilt om zijn misdaden. Zij is zijn nobel nageslacht, en met pijl en boog gewapend volgt zij het strenge voorbeeld van Diana, en ook zij is even hardvochtig als ze mooi is. Zij gruwt niet minder dan haar kuise godin van het licht van het liefdesvuur.
GIOVE Semplici giovanette, votarsi a l’infecondia, e per le selve disumanarsi in compagnia di belve.
JUPITER Wat een naïeve meisjes die zich wijden aan de onvruchtbaarheid en in het woud hun menselijkheid vergooien tussen de wilde beesten.
CALISTO Piante ombrose, dove sono i vostri onori? Vaghi fiori dalla fiamma inceneriti,
CALISTO Schaduwrijke planten, waar is jullie pracht? Mooie bloemen, door de vlammen verteerd,
14
colli e liti di smeraldi già coperti, or deserti del suo verde, io vi sospiro. Dove giro, calda, il piede, e sitibonda, trovo l’onda rifuggita entro la fonte; né la fronte bagnar posso o’I labro ardente. Inclemente sì, chi tuona, arde la terra? Non più, Giove, ah, non più guerra.
heuvels en beekjes, eerst groen als smaragd, nu een kale woestijn, ik treur om jullie. Waar ik ook ga, verhit en dorstig, is het water verdwenen tot aan de bron; ik kan zelfs mijn gezicht of mijn verschroeide lippen niet verfrissen. Zo zonder medelijden verbrandt de dondergod de aarde? Genoeg, Jupiter, ach, stop dit geweld.
MERCURIO Dell’offese del foco la bella ti fa reo.
MERCURIUS De schone stelt jou verantwoordelijk voor de brandschade.
GIOVE Cillenio, ahi, che poteo un raggio di quel bello la mia divinità render trafitta.
JUPITER Mijn beste Mercurius van Cillene, ach, kon mijn goddelijkheid maar eens een blik voelen van die schoonheid.
CALISTO Di questa scaturigine profusa son l’acque anco perdute. Refrigerio e salute alle viscere mie chi porgerà?
CALISTO Van deze eens zo weldadige bron is al het water verdwenen. Wie schenkt verfrissing en heling aan mijn brandende ingewanden?
GIOVE Scenderanno da’ cieli per ricrearti, o bella, le menti eterne. Vedi dalla sorgente in copia scaturir fredd’i cristalli. Della tua dolce bocca amorosetta, vaga mia languidetta, nell’onda uscita immergi i bei coralli.
JUPITER Uit de hemel zal het onsterfelijk genie neerdalen om jou te genezen, mijn schoonheid. Zie hoe uit de bron het frisse kristallen geklater terug ontspringt. Kom met je zoete liefdevolle mondje, lieflijk smachtend meisje van me, duik in het water met je koraalrode lippen.
15
CALISTO Chi sei tu, che comandi all’acque, oh meraviglie alte, inudite, e dai lor centri ad irrigar le mandi le sponde incenerite ?
CALISTO Wie ben jij, die het water kan bevelen, — o groot ongezien wonder! — en ze vanuit hun bron terug naar de verschroeide oevers zenden?
GIOVE Giove son io, che, sceso dal ciel per medicar la terra ch’arde, dal foco de tuoi rai mi trovo acceso.
JUPITER Ik ben Jupiter, uit de hemel neergedaald om de brandende aarde te genezen, maar zelf verteerd door het vuur van jouw stralende ogen.
MERCURIO Arciera vezzosa, ricorri amorosa di Giove nel sen. L’Empireo seren de’ doIci tuoi baci per premio darà. Delizie veraci tuo spirto godrà.
MERCURIUS Elegante jaagster, leg je hoofd liefdevol op de borst van Jupiter. In ruil voor je zachte kussen zal hij jou de zorgeloosheid van het Paradijs schenken. Je geest zal het ware geluk kunnen proeven.
MERCURIO e GIOVE Di Giove nel sen, arciera vezzosa, ricorri amorosa.
MERCURIUS en JUPITER Leg je hoofd liefdevol op de borst van Jupiter, elegante jaagster.
GIOVE Bella mia sospirata, semplicetta ingannata dagli affetti amorosi di quel supremo dio che regge il mondo. Dall’intimo e profondo del latteo sen scaccia il terror che fiero l’anima ti sgomenta : entro del core t’infonde le sue glorie il tuo motore.
JUPITER Mijn beminde schoonheid, naïef meisje, verleid door de verliefde gevoelens van de hoogste god die over de wereld heerst. Verjaag uit het allerdiepste van je melkwitte boezem de angst die je ziel van de wijs brengt : jouw weldoener vervult je hart met zijn glorie.
16
CALISTO O re de l’universo, ricreata mi sento al tuo divino accento, E miro nella prima figura Il cielo, il sole.
CALISTO O koning van het universum, ik voel me herboren bij jouw goddelijke woorden, en aanschouw in jouw hoogste gelaat de hemel, de zon.
GIOVE Sarai frà poch’anni di stelle indiademata, ed al dolce concento di celeste armonia l’ambrosia beverai, resa infinita, e del mio sempiterno eterna vita.
JUPITER Over weinige jaren zal je een sterrenkroon dragen, en bij de zoete klank van de hemelse harmonie zal je ambrozijn drinken, onsterfelijk worden, en in mijn oneindigheid eeuwig leven.
CALISTO Eccomi, ancella tua, Disponi à tuo piacere monarca delle sfere, di colei che creasti, ché con frode felice, oh mio gran fato, accorla ti degnasti nel tuo seno beato.
CALISTO Hier ben ik, jouw dienstmaagd, doe met mij wat je belieft, heerser van de hemelsferen. Jij hebt mij gemaakt tot wat ik ben door met je welwillend bedrog mijn lot te bezegelen, door mij aan je zalige borst te hebben willen drukken.
GIOVE O mia dolcezza, l’immortale bellezza de l’Empireo in cui devi, fatta diva, albergar, mostrar ti voglio.
JUPITER O mijn allerzoetste, ik wil jou de onsterfelijke schoonheid van het Paradijs tonen, waar jij, verheven in de godenstand, zult verblijven.
GIOVE Al cielo s’ascenda.
JUPITER Laat ons opstijgen naar de hemel.
MERCURIO AI cielo si vada.
MERCURIUS Laat ons naar de hemel gaan.
GIOVE e MERCURIO È questa la strada che rende immortale.
JUPITER en MERCURIUS Dit is de weg naar de onsterfelijkheid.
17
GIOVE Mio foco fatale son Giove e tormento, Per te, mia tradita.
JUPITER Mijn fatale vuur, ik ben Jupiter en maak het je niet makkelijk. Voor jou, mijn begoochelde geliefde.
CALISTO Beata mi sento a questa salita. Mercé del mio dio.
CALISTO Ik voel me gelukzalig bij deze hemelvaart. Een geschenk van mijn god.
GIOVE e CALISTO O dolce amor mio.
JUPITER en CALISTO O mijn zoete geliefde.
MERCURIO A questi ardori, scocchi, baleni doppi splendori l’arcier di Delo.
MERCURE Laat bij dit liefdesvuur de zonnepijlen van Apollo dubbel zo hard stralen en schitteren.
TUTTI Al cielo, al cielo.
ALLEN Naar de hemel, naar de hemel!
18
Noot van de vertaler Typisch voor het Venetiaanse muziektheater van midden 17de eeuw is de enorme uitgebreidheid van de libretti, zowel qua lengte als qua diversiteit van personages: goden en helden delen dikwijls de scène met komische personages van lager allooi. De librettist doet daarom gewoonlijk beroep op een uitgebreid gamma aan registers en versvormen. Het allerhoogste register vinden we in deze fragmenten bijvoorbeeld in de uitzonderlijk gezochte beeldspraak van Jason en Medea vlak voor het inslapen. Dit zorgt voor een onirisch effect, dat de librettist Cicognini, met wie Cavalli voor deze opera samenwerkte, nog vergroot door bepaalde zinsdelen die grammaticaal bij elkaar horen, zo ver mogelijk uit elkaar te plaatsen, bijvoorbeeld “del mio cor” en “cara prigione”. De droombeelden reveleren de moeilijke basis van het koppel: Jason heeft met zijn ogen haar hart geroofd, maar Medea beschouwt diezelfde ogen als een gevangenis, weliswaar geliefd, maar geen huis of paleis. Jason omarmt de zon, maar zijn gedachten blijven in het duister. De librettist balt deze complexe beelden telkens samen in één enkel vers, waardoor de toehoorder moeilijk tijdig de betekenis kan vatten, met een typisch barok hallucinogeen effect tot gevolg. In deze luistervertaling zijn dergelijke effecten meestal gereduceerd in functie van het tekstbegrip. Een komisch personage met de ironische naam Orestes bespioneert het koppel en confronteert hun grootse liefde met zijn dagelijkse beslommeringen: vermoeidheid, geld en vooral onbevredigde basale verlangens. Met een barok spiegeleffect herneemt de librettist het idee van “liefhebben in de slaap”, maar vervormd door de ogen deze eenzame karikatuur. In schril contrast met de geliefden wordt de droom van Orestes ongemeen expliciet en voert naar het andere uiterste van het taalregister. Orestes’ canzone “Non è più bel piacer” bestaat vooral uit korte verzen en begint uitzonderlijk met een tronco rijm: piacer - goder ipv. piacere - godere. Het is vergelijkbaar met het mannelijk rijm in het Nederlands en wordt in de Italiaanse opera dikwijls gebruikt om strofes af te sluiten. Hier geeft het de aria een moeilijk vertaalbaar drammerig karakter. Het tegenovergestelde procédé wordt gebruikt voor Dido: librettist Busenello schrijft in “Vanne, ch’io qui delibero”, een lange reeks verzen met sdrucciolo of glijdend rijm: delibero - languide - gemiti - squallida - periodo, etc. Dit vloeiende ritme geeft een markante vorm aan Dido’s doodsdrift, die pas bij een laatste groet aan het “zoete levenslicht” even onderbroken wordt. Omdat deze tegenstellingen in het Nederlands veel minder uit de verf komen dan in het Italiaans, heeft het weinig zin om ze in een luistervertaling te behouden. Wèl te vertalen is bijvoorbeeld de klanksymboliek in het door Faustini geschreven libretto van Calisto: het frisse water dat Jupiter terug laat klateren klinkt in de dubbele (en driedubbele!) medeklinkers van zijn vers “in copia scaturir fredd’i cristalli”. Een specifieke woordkeuze in het Nederlands kopieert dit effect: “het frisse kristallen geklater terug ontspringt”. Faustini kiest duidelijk zijn plaats: in het volgende vers openbaart Jupiter dat hij overloopt van liefde.
Johan Wijnants
19
binnenkort VR | 21.09.12 | 20:00 | LAATSTE TICKETS Collegium 1704, Magdalena Kozena (sopraan) Haendel, Vivaldi
VR | 12.10.12 | 20:00 Brussels Philharmonic, Jef Neve (piano) Devreese, Neve, Sjostakovitsj
WO | 26.09.12 | 20:00 Lee Konitz Jazz
VR | 12.10.12 | 20:15 | Handelsbeurs Quatuor Terpsycordes Schubert, Brahms, Schönberg
DO | 27.08.12 | 20:00 Ensemble Noureddine Tahiri Islamitische voorzangen in Marokko
ZA | 13.10.12 | 20:00 | Vooruit Marc Ribot Jazz
DO | 04.10.12 | 20:00 | Miryzaal Hagen Quartett Van Beethoven
WO | 17.10.12 | 20:00 Jakob Bro, Jon Christensen, Thomas Morgan Intiem jazzconcert
VR | 05.10.12 | 20:00 RedHerring Duitse vroeg- tot laatbarok
ZO | 21.10.12 | 17:00 | Miryzaal Docentenconcert Series Godfried-Willem Raes
ZA | 06.10.12 | 20:00 Symfonieorkest Vlaanderen Moessorgski, Britten, Sibelius
DO | 25.10.12 | 20:00 Amsterdam Sinfonietta, Candida Thompson (artistieke leiding en viool), Sol Gabetta (cello) Prokofjev, Vasks, Bruch, Brahms
ZO | 07.10.12 | 15:00 deFilharmonie Sjostakovitsj, Elgar
ZA | 27.10.12 | 20:00 Collegium Vocale Gent, Jan Vermeulen (pianoforte) Schubert: liederen voor mannenkoor
WO | 10.10.12 | 14:00 Anastasia Kozhushko & Nikita Borisoglebsky Schumann, Ysaÿe, Brossé, Franck
Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Di - vr 10:00 - 12:00 & 13:00 - 17:00 | za 13:00 - 17:00 09 269 92 92 | tickets@debijloke.be | www.debijloke.be
v.u. | Daan Bauwens • vertaling | Johan Wijnants © | Muziekcentrum De Bijloke Gent info@debijloke.be Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)