ZON - Klaar voor de start

Page 1

zon Zoetwatervoorziening Oost-Nederland

klaar voor de start Eenmalig magazine 23 maart 2016


2|3

FOTO: Bas Worm

KLAAR VOOR DE START


Bert Boerman gedeputeerde overijssel en voorzitter regionaal bestuurlijk overleg rijn-oost

I

s de regio klaar voor de start? Wat mij betreft wel! We hebben voor de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland goede afspraken gemaakt, een werkprogramma vastgesteld, bestuur­ lijke overeenstemming bereikt, de verantwoordelijkheden toegedeeld. Ieder doet zijn eigen projecten en als Regionaal Bestuurlijk Overleg hebben we de rol van coördinator en rapporteur. En, het belangrijkste: de financiën zijn geregeld. Dus ja, we zijn er klaar voor!

Sluipend, maar toch urgent

De urgentie van de droogteproblematiek is duidelijk. Nu al nemen de landbouwoogsten af door droogte, en met de klimaatverande­ ring wordt dat alleen maar erger. Dat kunnen we toch niet zomaar accepteren? Het lastige is dat het probleem sluipender is dan wa­ ter dat tot bovenaan de dijk staat. Droogte komt niet van de ene dag op de andere. Toch ben ik ervan overtuigd dat alle betrokken partijen - en dat zijn de provincies, waterschappen, een groot aan­ tal gemeenten, drinkwaterbedrijven, terreinbeheerders, boeren en andere grondeigenaren - de urgentie wel voelen. Hoog-Nederland in Deltaprogramma

Waar ik trots op ben, is dat we als Oost- en Zuid-Nederland samen Hoog-Nederland op de kaart hebben gezet in het Deltaprogramma. In eerdere versies van dat programma was ons deel van het land wit gekleurd, omdat het in klimaatverband vooral over waterveiligheid ging in de lagere delen van het land en qua watervoorziening om de verdeling van het water uit de rivieren. Wij hebben met succes bepleit dat Hoog-Nederland ook veel last heeft van de klimaatverandering, maar dan in de vorm van droogte. Daarvoor hebben we in ons Manifest ‘Water op de Hoogte’ de feiten op een rij gezet: Hoog-Nederland omvat 50% van het Nederlandse grondgebied, 45% van de bevolking, 40% van de beroepsbevolking in de vorm van 2,9 miljoen banen, 70% van de

FOTO: Guy Ackermans

Klaar voor de start!

Nationale Parken en 55% van de Natura2000-gebieden. Als onze zoetwatervoorziening door klimaatverandering op het spel staat, betekent dat een enorme schade aan de economie, maar ook aan natuur en landschap. Daar hebben we gelukkig de Deltacommis­ saris van kunnen overtuigen. Het Deltaprogramma draagt daarom aanzienlijk bij aan alle maatregelen die we gaan treffen. RBO verbreed

Het was een gouden greep om de zoetwaterproblematiek onder te brengen bij het Regionaal Bestuurlijk Overleg. Dat RBO is indertijd opgezet voor de Kaderrichtlijn Water, maar daarin zitten exact de­zelfde partijen die ook over de zoetwatervoorziening gaan. Zo konden we op een rijdende trein springen: we kenden elkaar al, wisten wat we aan elkaar hadden, de lijnen lagen er al. En door ook nog samen te werken met Zuid, creëerden we een massa waar de nationale overheid niet omheen kon. Nu aan de slag!

De voorbereiding is afgerond, en dan komt nu de start van de uitvoe­ring. Als provincie zullen we onze rol als aanjager met verve oppakken, wij zijn er klaar voor. En alle andere partijen ook. We hebben inspi­rerende pilots gezien, en het is zaak ook het publiek nog meer van de urgentie te overtuigen. Maar het gaat zeker luk­ ken. Mijn hartenkreet: nu aan de slag – in de toekomst is het te laat!

bert boerman

VOORWOORD

gedeputeerde overijssel en voorzitter regionaal bestuurlijk overleg rijn-oost


In dit magazine Drachten

Sneek

Assen Heerenveen

5 5 9

Steenwijk

Emmen Hoogeveen

Emmeloord

Dronten

Meppel

6

8 Hardenberg 7 Landgoed Vilsteren Ommen 2

Kampen 8

Zwolle

8 8

Almere Almere-Haven

7 De Haere Diepenveen

Nordhorn

4 8 Almelo

Borne 12

Ermelo

Oldenzaal 7 Hof te

13

Hengelo Boekelo

Deventer

13

Enschede

Nijkerk

Apeldoorn

Zutphen

Barneveld

Ede Arnhem

Wageningen

Gronau

1

11

3

Culemborg

7 Vasse 8

Raalte

7 Het Lankheet

10

Doetinchem

Winterswijk

Duiven Zevenaar Tiel

Nijmegen Wijchen

Pilot projecten Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 1 Subinfiltratie effluent (St.Isodorushoeve/Haaksbergen)

7 Pilot "De bodem onder ons bestaan"

2 Gebruik slimme stuw (Arrien/Ommen)

8 Pilot "Omvorming naaldbos"

3 Optimalisatie wateraanvoer en waterverdeling Zutphen

9 Pilot "Oude Diep"

4 Gebiedinrichting bovenloop Witteveensleiding

10 Pilot "Westervoort"

5 Kosteneffectiviteit van maatregelengebied Wapserveense Aa

11 Pilot "Lochem"

5 Kosteneffectiviteit van maatregelengebied Dwingelderstroom

12 Pilot "Landgoed Twickel"

6 Ontwikkelen voorbeeldbedrijf Neppelerbroek (Zuidwolde)

13 Peilgestuurde drainage Losser

Beleidsinformatie, februari 2016, nr. 160033_4

3

6

8

14

9

18

27km

18 19 20

Ook bestuurders klaar voor de start

Klaar voor de start We hebben toch water zat?

0

Knelpunten en oplossingen

ZON, opgave en herkomst

KLAAR VOOR DE START

Pilots


Legenda: Waterschapsgrenzen < -0,05

Titel:

D-GHG in landbouwgebieden W+ scenario t.o.v. huidig

Project:

ZON

> -0,05

0

5

10

20 Kilometers

24

Opdrachtg: Provincie Overijssel Bronnen:

Deltares, NHI

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers

30

36

38

Interviews Samen verder Kennisvragen landbouw en hydrologie

Deventer houdt water vast

INHOUD


6|7

— droogte tussen de oren

“We hebben toch water zat?” Dat we in ons waterrijke landje regelmatig last hebben van droogte, begint nog maar langzaam bij iedereen tussen de oren te komen. Terwijl periodes van droogte door klimaatverandering alleen maar vaker zullen optreden . Toch is droogte niet alleen een probleem van de laatste decennia, merkte Bas Worm, lid van het projectteam ZON, toen hij zich er eens goed in verdiepte. Bijschrift bij de foto’s

FOTO: Bas Worm

Z

o kreeg ik het rapport ‘De Landbouwwaterhuishouding Nederland’ onder ogen, waarin W.R. Visser al in 1958 meldt: ‘Bij een deel van de Overijsselse gronden is de ontwatering reeds te ver gegaan.’ Zijn conclusie: ‘Men zal echter de sloten meer in de breedte dan in de diepte moeten graven […].’ Maar de geesten waren nog niet rijp voor zijn denk­ beelden, en zijn waarschuwing vond destijds weinig gehoor.

Afgestemd op voorjaarspeil Al decennialang wordt het waterbeheer met name afgestemd op landbouwkundig gebruik van de bodem, en dan met name het voorjaarspeil. De landbouw heeft immers behoefte aan niet te hoge peilen in het voorjaar om de grond te kunnen bewerken, bemesten en inzaaien. Dus in de nawinter en begin van het voorjaar moet het water zo snel mogelijk worden afgevoerd. Daarbij zijn smalle diepe waterlopen nou eenmaal goedkoper in aanleg en beheer dan brede ondiepe en ze nemen bovendien minder kost­bare ruimte in. Naast al die extra waterlopen die in de loop van de tijd gegraven zijn, wordt er in droge perioden ook beregend, wordt buisdrainage aangelegd, zijn er voor de drink­ watervoorziening meer en meer diepe grondwaterwinningen gekomen en is de verstedelijking ook toegenomen (meer verhard oppervlak, snel reagerend op regenval). Tezamen hebben al die ingrepen voor ingrijpende veranderingen in de waterhuishoud­ ing gezorgd.

Extreme droogte Dan is er ineens het extreem droge jaar 1976. Dat geeft een eer­ ste impuls aan de bewustwording dat we in ons landje ook last van droogte kunnen hebben. De landbouw lijdt 5 miljard gulden schade. Rijk en Provincies besluiten om wateraanvoerplannen te maken en goede afspraken te maken over de rechten op water. Zo is het waterbeleid ook voor dit thema ‘rampgestuurd’. Maar ondanks dat alles, blijven we in de watersector voornamelijk de gebruikelijke cultuurtechnische normen hanteren en blijft het systeem in de basis gericht op afvoeren en het voorkómen van overstromingen. Om het systeem niet teveel ‘leeg te laten lopen’ worden stuwen, duikers, overlaten en (aanvoer)gemalen ge­ bouwd. Ook de vele landinrichtingsprojecten in de tweede helft van de vorige eeuw baseren de verbeteringswerken vooral op het verminderen van natschade en verbeteren van de verkave­ lingsstructuur. Maar daarmee versterken ze sluipenderwijs het probleem van de toenemende droogteschade.

Droogte is sluipend In de jaren tachtig komen we de eerste studies tegen die waarschuwen voor verdroging, allereerst vooral gericht op de achteruitgang van verschillende natuurwaarden. Vennen vallen droog, beken drogen op tot een modderstroompje, maar ook nu gaan er nog weinig of geen alarmbellen af. Te veel water blijft nou eenmaal een steeds op de loer liggend probleem waardoor – als het optreedt – iedereen direct in actie komt, maar droogte

KLAAR VOOR DE START


treedt meer onzichtbaar op, is meer sluipend. ‘Die beek stroomt later wel weer’, denken we dan vaak. Toch beginnen in de jaren negentig ook boeren in sommige landbouwgebieden te klagen over droogteproblemen.

De geschiedenis van het waterbeheer in Oost-Nederland

Te hoog én te laag

1872

De zoetwatervoorziening komt eigenlijk pas echt landelijk op de agenda door de commissie Veerman, die in 2008 twee proble­ men bij de kop pakt: te hoog én te laag water. Want tegen die tijd is duidelijk dat het klimaat aan het veranderen is, zoals je op het plaatje uit de Bosatlas van het Klimaat kunt zien. Bovendien dringt tot de wetenschap door dat de directe droogteschade de natschade begint te overtreffen op het huidige landbouwareaal. Droogteschade wordt daarmee een belangrijke economische kostenpost, en er is er dus reden genoeg om tot actie over te gaan.

Onderzoek Waterstaatkundige toestand Overijssel ingenieur Stieltjes

1884

Oprichting Waterschap de Regge; Hoofd­ doel: “den stand en den loop van het water binnen den omvang van het Waterschap te verbeteren en te regelen”

1884

Verbetering hoofdafwateringsstelsel – einde maken aan overstromingen in de zomer – toegenomen overstroming door

Droogte tussen de oren Eigenlijk is het raar als we het over droogte hebben. Immers, als je het over het hele jaar en het hele land bekijkt, hebben we meer water tot onze beschikking dan we gebruiken. Maar het valt vooral in de winter, en áls het ’s zomers valt, is het steeds vaker via plensbuien. Het wordt dus pas een probleem als je dat water niet vast kunt houden tot aan het moment dat je het ook daadwerkelijk nodig hebt. In Oost-Nederland zit dat besef inmiddels tussen de oren. En met het werkprogramma Zoetwa­ tervoorziening Oost-Nederland gaan we hier nu serieus werk van maken!”

ontginningen veengebieden en moerassen Vanaf 1914

Voorkomen winterinundaties

tot 1940

Aanpak lokale ontwatering

Na WO II

Verdere intensivering ontwatering (ruil­ verkavelingen) a.g.v. strengere ontwa­ teringsnormen landbouw en toename verstedelijking

gemiddelde neerlaghoeveelheid D. Gemiddelde neerslaghoeveelheid

Gemiddelde hoeveelheid neerslag per jaar in millimeters

82

0

775

775

5 72 825

750

775

775

850 825

850

775 825

825

Bron: KNMI

775 750

750 800 800

800 850

825 875 850 925

© 2011 De Bosatlas van het klimaat, Noordhoff Uitgevers bv, Groningen / KNMI, De Bilt;

825 875

Aantal dagen met 10 mm neerslag of meer

E. Aantal dagen met 10 mm neerslag of meer 18

E1. 1951-1980 1951-1980

E2. 1981-2010

20 20 18

18

1981-2010

22

22

18 - 20 18

20

20

22 22

20 - 22 22 - 24

22

26

28 - 30

22

22

22 22

the Netherlands): een studie naar aanlei­ ding van het droge jaar 1976

28 22

24

20

(Policy Analysis for Watermanagement in

20

22 24

18

24

24

18

Na 1980

20 20

20

voor pdf - liggend.indd 1

22

18

20

Bron: KNMI

22 20

22

18 20

29-2-2016 12:19:21

© 2011 De Bosatlas van het klimaat, Noordhoff Uitgevers bv, Groningen / KNMI, De Bilt;

24

Verdamping F. Verdamping

570

F1. 1951-1980 1951-1980

560

550

580

F2. 1981-2010

580

560

560 560

Jaren ’80

Eerste studies verdroging natuurgebieden

Jaren ’90

Eerste klachten over droogte vanuit de

1981-2010

590

Gemiddelde verdamping per jaar in millimeters

570

570 570

590

530 - 540

580 540

Minder diepe ontwatering en provincies maken wateraanvoerplannen

22 26

20

22 24

Resultaten van de zgn. PAWN –studie

26

20

1983

26

26

24 22

20

Actieve waterkwaliteitszorg (RWZI’s)

22

24 - 26 26 - 28

22

20

24

24

18

1962

20

16 - 18

22

18

20

Verdere schaalvergroting en mechanisatie

22 Aantal dagen

20

Jaren ’60

800

800

825

750 775

850 875

800 800 775

825

800

725

825

5

825 825 800

750

0

800 800

925 of meer

terhuishouding Nederland’ (COLN)

800 825

90

92

900 - 925

850

Resultaten per provincie vanuit het onder­ zoek ‘Commissie Onderzoek Landbouwwa­

800 775

850

875

875 850

875 - 900 750

850 825

5 92 00 9

0

775

750

875

900

1958

800

825

825 - 850

800 825

925 900

850

800 - 825 850 - 875

750 725

725

800

775 - 800

5

80

775

5

77

82

850

725

750 - 775

775

750 750

725 - 750 725

775 800 775

825 825 850 875

minder dan 725

80

750 725

825

5 87

900 875

750 775

1981-2010

850

875

850 800

825

5

750

825

850 850 825 825

750

825

0

750

D2. 1981-2010

775

775

90

800 775

750 775

750

900

1951-1980 D1. 1951-1980

540 - 550

landbouwsector

560

580

550 - 560 560 - 570 570 - 580

580

580 - 590 590 - 600 600 - 610 610 - 620

voor pdf - liggend.indd 1

570 590

580

550 560

610

2008

570

610

600

29-2-2016 12:27:55

590 580 580

Bron: KNMI

560

Commissie Veerman agendeert zowel hoog- als laagwater als belangrijke proble­ men in onze delta

© 2011 De Bosatlas van het klimaat, Noordhoff Uitgevers bv, Groningen / KNMI, De Bilt;

Bron: De Bosatlas van het klimaat, Noordhoff Uitgevers bv, Groningen / KNMI, De Bilt, 2011

ACHTERGROND


8|9

Zoetwatervoorziening Oost-Nederland

Opgave en herkomst

Een stevig plan vol concrete maatregelen, handtekeningen van alle partijen onder een overeenkomst, inclusief een pot geld per partij, cofinanciering vanuit het Deltafonds - de uitvoering van Zoetwatervoorziening OostNederland is klaar voor de start. Maar dit alles is niet vanzelf gegaan. Daar ging een lang proces aan vooraf van bestuurlijk overleggen, samenwerkingsverbanden aangaan, kennis vergaren en lobbyen. Een chronologische beschrijving van een goed verhaal.

2009-2011

2011-2012

Maart 2012:

Regionale samenwerking

Samen met zuid als ‘Hoog-Nederland’

Knelpuntenanalyse

In de Omgevingsvisie van 2009 kondigt de provincie Overijssel al aan samen met de waterschappen naar de droge kant van klimaatverandering te willen kijken. Dan al wordt onderkend dat de verschillende gebruikers steeds meer last van droge perioden hebben, en dat zal alleen maar erger worden. Al snel wordt duidelijk dat dit probleem in heel Oost-Nederland speelt. Daarom ligt het voor de hand om dit probleem op de agenda te zetten van het Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost (RBO), een bestuurlijk overleg in het leven geroepen voor implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Zo raken ook Drenthe en Gelder­ land betrokken en na verloop van tijd ook waterschap Vallei en Veluwe en provincie Utrecht. Het RBO stelt de projectgroep Klimaat en Droogte in, met een budget voor bemensing, organisatie van bijeen­ komsten en onderzoek.

Regio Oost besluit samen op te trekken met regio Zuid, het andere hoge deel van het land, onder de gezamenlijke noemer Hoog-Nederland. De bestuur­ ders constateren namelijk dat er in het Deltaprogramma nog onvoldoende aandacht is voor de droogteproblemen van de hoge zandgronden en willen door samenwerking massa creëren richting het Rijk. In Regio Oost wordt dan gekozen voor de naam “Zoetwatervoorziening Oost-Nederland” (ZON). Niet ‘droogte’ als centraal thema, maar ‘zoetwatervoorzie­ ning’, om zo meteen de verbinding met het Deltaprogramma te maken en een stap te maken richting oplossingen.

KLAAR VOOR DE START

In 2012 maakt Regio Oost een knelpun­ tenanalyse (zie artikel pagina 14). Wat is precies de problematiek, waar heb­ ben we nu al last van en hoe zal zich dat ontwikkelen door de klimaatverande­ ring? Welke maatregelen kunnen we daarvoor nemen, en hoe pakken we dat dan aan? Want het is duidelijk dat de problemen op dat moment al groot zijn. In droge jaren vallen veel beken droog, heeft de scheepvaart last van de lage waterstanden en lijdt de landbouw grote droogteschade. Aan de maatregelen hangt een eerste globale kostenraming.


Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) Rijn-Oost – samenstelling sinds 2013

mers grotendeels om dezelfde partijen, die elkaar via het RBO al kenden en wisten wat ze aan elkaar hadden. Er was een sfeer van “dit is echt een onderwerp voor ons samen.”

Rijn-Oost is een samenhangend gebied dat afwatert naar de IJssel en het IJsselmeer, of daar in droge perioden ook water van krijgt. Het omvat hoge delen zoals het Drents plateau, Twente, de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug, met lage randen richting IJssel en IJsselmeer. In twee derde van het gebied is nu geen wateraanvoer mogelijk. De titel ‘hoog en droog’ is dan ook zeer passend. Binnen RBO Rijn-Oost werken samen: • • • • • •

Provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Flevoland en Utrecht Waterschappen Drents Overijsselse Delta, Vechtstromen, Vallei en Veluwe, Rijn en IJssel en Zuiderzeeland Gemeenten gelegen in het deelstroomgebied Vitens Rijkswaterstaat Oost- en Midden-Nederland Ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economische Zaken

Verbreding van KRW naar zoetwatervoorziening in 2010 De bestuurlijke infrastructuur die er lag voor de Kaderrichtlijn Water, kwam goed van pas voor het thema zoetwatervoorziening. Het ging im-

stroomgebied Rijn-Oost

Mei 2012

Juni 2012:

2012-2015:

Bestuurlijke Werkbijeenkomst

Verklaring van Hoog en Droog

Onderzoek voor betere onderbouwing

Voor een breed draagvlak is het zaak om te zorgen dat bestuurders goed op de hoogte zijn van de problematiek. Ver­ volgens moeten er bestuurlijke keuzes gemaakt worden. Gaan we extra water aanvoeren of niet? Hoeveel geld hebben we er voor over? In de eerste Bestuurlijke Werkbijeen­ komst Zoetwatervoorziening OostNederland, mei 2012, bespreken bestuur­ ders hun positie binnen Nederland, maar maken ze ook een begin met het nadenken over oplossingsrichtingen. Een streven naar vergroten van de zelfvoorzienendheid op het gebied van zoetwatervoorziening kan op veel bijval rekenen. De zoetwaterproblematiek van de hoge zandgronden lijkt buiten de regio’s echter niet als urgent gevoeld te worden. Daarom besluiten de aanwezi­ gen om het probleem vooral economisch te benaderen.

De regio’s Oost en Zuid besluiten samen om Hoog-Nederland op de kaart te zetten en op de agenda te krijgen van het Deltaprogramma. Zij stellen daarvoor het manifest ‘Water op de Hoogte’ op (zie kader op pagina 10), waarin onder andere de economische betekenis van de regio wordt benadrukt. Op het sympo­ sium Hoog en Droog in juni 2012 krijgt Deltacommissaris Kuijken dit manifest aangeboden. Aan het slot van het symposium ondertekenen de samenwerkende partijen de ‘Verklaring van Hoog en Droog’. Deltacommissaris Wim Kuijken onderschrijft in zijn reactie hierop het belang van voldoende schoon water voor welvaart en welzijn in Hoog-Nederland, en onderstreept de noodzaak tot tijdig ingrijpen. Daarmee is de kaart van het Deltaprogramma, voorheen nog wit in Oost en Zuid, definitief ingekleurd.

ACHTERGROND

Er zijn veel maatregelen mogelijk voor een betere zoetwatervoorziening, maar niet altijd is bekend wat ze precies voor effect hebben. Daarom zet het RBO onderzoek uit naar bijvoorbeeld bruik­ bare innovaties, de effecten van bere­ gening uit grondwater en van regelbare drainage. Ook wordt een studie gedaan naar de verdamping van de landbouw en hoe deze zal veranderen door de klimaat­ verandering. Meer over deze onder­ zoeken leest u op pagina 24-29.


10 | 11

Manifest Water op de Hoogte Het Manifest Water op de Hoogte geeft uitleg over het economisch belang van Hoog-Nederland, en de rol van de zoetwatervoorziening daarin. Hieronder enkele passages uit het manifest. Hoog Nederland is goed voor: • ruim 50% van het grondoppervlak van Nederland • circa 45% van de bevolking en 40% van de beroepsbevolking • met bijna 2,9 miljoen banen bijna 40% van de werkgelegenheid in Nederland in 2010, met landbouw en industrie als uitschieters • circa 40% van alle in Nederland gerealiseerde toegevoegde waarde (circa 210 miljard euro in 2009) • 70% van de Nationale Parken, 55% van de Natura2000-gebieden en 50% van de Nationale Landschappen

Hoog Nederland is belangrijk voor de logistiek in Nederland. Van alle terminals is 58% gevestigd in Hoog Nederland. Tevens bevinden alle trimodale terminals en alle binnenvaartterminals zich in Hoog Nederland. Daarnaast heeft Hoog Nederland onderscheidende en herkenbare landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten, die het gebied grote aantrekkingskracht geven voor wonen, werken en verblijven. […] Voor veel bedrijven in topsectoren is er een sterke relatie met en/of afhankelijkheid van water. Vanzelfsprekend voor de landbouw, maar ook voor sectoren als chemie en energie is water een essentiële en onmisbare factor. Negatieve ontwikkelingen in de beschikbaarheid van water of in de kwaliteit van de watervoorraad hebben impact op het functioneren van deze bedrijven en het behouden van ontwikkelkansen.

Hoog-Nederland draagt in belangrijke mate bij aan de Nederlandse economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland als excellente vestigingslocatie. […]

Oktober 2012 en maart 2013

Najaar 2013

2013/2014

Regiodebatten Zoetwatervoorziening Oost-Nederland

Aanhaken gemeenten

Strategie en Uitvoeringsprogramma

In oktober 2012 en maart 2013 houden zowel Zuid- als Oost-Nederland bestuur­ lijke regiodebatten (‘Nu aan de slag’ en ‘Regiodebat Zoetwatervoorziening’). In Oost gaat de discussie over de te vol­ gen strategie. Er is consensus over een streven naar meer zelfvoorzienendheid. Dat betekent onder andere water langer vasthouden, brongebieden robuuster maken, precisielandbouw, sponswerking van natuur vergroten, afkoppelen en wa­ ter langer vasthouden in stedelijk gebied. Het begrip zelfvoorzienendheid stimu­ leert alle partijen om zelf aan het werk te gaan. Het belang van de gemeenten bij het vraagstuk wordt onderkend. Oost en Zuid doen een beroep op het Rijk om te komen tot een uitvoeringsprogramma en investeringsagenda. De regio’s gaan daar zelf alvast mee aan de gang.

Ging het tot nu toe vooral over het lan­ delijk gebied, nu komt ook de bebouw­de omgeving in beeld. In het Deltapro­ gramma zijn nieuwbouw en herstruc­ turering een belangrijk onderdeel, en daarvoor zijn vooral de gemeenten aan zet. Daarom maakt de projectgroep een bestuurlijke en ambtelijke ronde langs gemeenten. De boodschap is dat het thema zoetwatervoorziening als voertuig kan dienen om de brede klimaatopgave in de stad te agenderen En dat klimaat­ adaptatie in veel gevallen mee kan liften op andere programma’s. Het hoeft dus niet direct te leiden tot extra kosten. Er komt in sommige gevallen misschien zelfs wat geld bij.

KLAAR VOOR DE START

Als vervolg op de bestuurlijke debatten stellen beide regio’s van Hoog-Nederland samen een ‘Strategie en Uitvoeringspro­ gramma’ op. Hoog-Nederland kiest als basis voor de strategie een nieuwe trits: water sparen – water aanvoeren – accep­ teren/adapteren (zie kader). Het Uitvoeringsprogramma bevat een lange lijst aan concrete maatregelen voor de korte termijn (2016-2027), bijvoor­ beeld ‘eerder peil opzetten’, ‘verhogen organischstofgehalte bodem’, ‘omvor­ men naaldbos’, ‘behouden huidige water­ aanvoer’ en ‘drainagebasis verhogen’. Per maatregel is op basis van praktijkerva­ ringen geraamd hoe efficiënt deze is en hoe deze mee kan koppelen met andere projecten en programma’s (bijvoorbeeld PAS, KRW, DAW). Ook is uitgerekend wat de kosten zijn en welk deel daarvan aan zoetwatervoorziening kan worden toegerekend.


Water sparen — water aanvoeren — accepteren / adapteren

FOTO: Bas worm

De trits sparen – aanvoeren – accepteren/adapteren is een krachtige strategie. ‘Sparen’ staat daarbij zowel voor besparen (spaarzaam watergebruik) als voor opsparen (voorraadvorming). Wateraanvoer uit het hoofdwatersysteem is aanvullend, maar in het grootste deel van de regio niet mogelijk. Soms moeten we een tekort aan zoetwater ook gewoon accepteren, en ons handelen daaraan aanpassen (adapteren). Dat is het geval als de kosten voor maatregelen niet opwegen tegen droogteschade.

Februari 2014

Juni 2014

2014/ 2015

Regionaal bod aan Deltacommissaris

Intentieverklaring Uitvoeringsprogramma

In oktober 2013 besluiten bestuurders van Hoog-Nederland dat zij een regio­ naal bod willen doen aan de Deltacom­ missaris. Alle partijen moeten daarvoor bepalen wat zij zelf willen investeren in een duurzame zoetwatervoorziening, en welke bijdrage ze daarvoor van het Rijk zouden willen om er een schepje bovenop te kunnen doen. Door alle voor­ werk en het gezamenlijke proces ligt er een goed onderbouwd verhaal.

In deze fase is het zaak om niet alleen de overheden, maar ook de belangen- en maatschappelijke organisaties te betrek­ ken bij de plannen. Een voordeel is dat alle sectoren het belang van zoetwater­ voorziening inzien. Iedereen heeft baat bij voldoende water.

Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden

In februari 2014 legt Hoog-Nederland in het ‘Aanbod Hoge Zandgronden’ bij het Rijk het aanbod op tafel dat zij € 290 mil­ joen willen investeren in zoetwatervoor­ ziening van Hoog-Nederland. Daarvoor vragen ze € 97 miljoen cofinanciering vanuit het Deltafonds. Het gedegen verhaal met concrete onderbouwing met cijfers, helpt om bij het Deltaprogramma serieus genomen te worden. Voor een ‘betekenisvolle start’ wordt er € 60 miljoen aan cofinanciering vanuit het Deltafonds toegezegd.

Op basis van het regionaal bod en het Uitvoeringsprogramma ondertekenen alle betrokken partijen een Intentiever­ klaring, in aanwezigheid van de Delta­ commissaris. Daarmee spreken de par­ tijen de intentie uit om het toegezegde geld beschikbaar te stellen om de uitvoering tot een succes te maken. Ook zeggen partijen toe een werkprogramma te maken. Ondertekenaars zijn naast de provincies, waterschappen en een groot aantal gemeenten ook de drinkwater­ bedrijven Vitens en WMD, LTO-Noord, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Landschap Overijssel, Natuur en Milieu Overijssel en de provinciale verenigingen van de Federatie Particulier Grondbezit.

ACHTERGROND

Alle voorbereidingen en budgetten resulteren in een concreet Werkpro­ gramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden ‘Wel goed water geven’ voor Oost- en Zuid-Nederland in de peri­ ode 2016-2021 (zie kader op pagina 13). Daarin staan de planning, de rolverde­ ling, maar vooral ook een grote waaier aan kleinschalige maatregelen. Alle partij­en zullen hun steentje bij moeten dragen. Het werkprogramma is een con­ crete uitwerking van het regionaal bod.


12 | 13

FOTO: RafaËl DRENT

Josan Meijers , gedeputeerde Gelderland, over de Waterbeschikbaarheid: “Tot voor kort hadden we eigenlijk altijd het gevoel dat er water genoeg was. Bestuurlijk en ambtelijk hebben we het belang van waterbeschikbaarheid wel op het netvlies, maar er moet nog wel een slag worden gemaakt in de bewust­ wording van de mensen.

Namens alle regionale samenwerkings­ partners brengt de provincie Gelderland de waterbeschikbaarheid in kaart: genoeg water - niet te veel en niet te weinig. Daarvoor hebben we de ‘Startnotitie proces regionaal voorzieningenniveau* Oost-Nederland’ opgesteld, waarvan we nu de eerste fase ingaan, voor 2016-2017, met onder andere een aantal pilots.

Om te beginnen gaan we de huidige waterbeschikbaarheid letterlijk in kaart brengen, zodat we de omvang en de route van alle waterbewegin­ gen op een digitale kaart kunnen zien. Vervolgens bekijken we voor alle maatregelen wat hun effect is, zodat we kunnen bepalen of we wel de juiste dingen doen. ‘Optimalisatie en afweging’ noemen we dat. Daarna is het tijd afspraken te maken over wie welke maatregelen neemt om de doelen te bereiken. In 2016 gaan de waterschappen aan de slag met de afgesproken pilots. Droogte blijft best een lastig item, omdat het veel minder zichtbaar is dan hoogwaterveiligheid. Daarom is het goed dat het afgelopen zomer extreem droog was, en dat dat in het nieuws was. De waterschappen hebben toen veel last gehad van de droogte. Als het goed is, zijn we op tijd klaar met onze maatregelen, en hoeft droogte geen nieuws meer te worden.” *De term ‘voorzieningenniveau’ is begin 2016 vervangen door het duidelijkere ‘waterbeschikbaarheid’.

September 2015

2016-2021

2016-2021:

Bestuursovereenkomst

Beschrijven Voorzieningenniveau / Waterbeschikbaarheid

Regio aan zet

In een bestuursovereenkomst wordt vastgelegd hoe het Werkprogramma zal worden uitgevoerd. De bestuursovereen­ komst regelt de verhouding tussen de regionale partijen onderling, maar ook de verhouding tussen regio en Rijk. Het RBO Rijn-Oost stelt op 27 mei 2015 de bestuursovereenkomst en het werk­ programma vast en stuurt deze voor ondertekening naar alle betrokken partij­ en. Op 7 september 2015 ondertekent minister Schultz Van Haegen (Infrastruc­ tuur en Milieu) de bestuursovereenkomst voor regio Oost in aanwezigheid van een bestuurlijke delegatie. Daarmee wordt de bijdrage uit het Deltafonds bezegeld, maar leggen ook alle andere betrokken partijen hun financiële inbreng vast. Eind 2015 hebben 111 partijen de overeen­ komst getekend. De uitvoering kan starten.

In het Deltaplan van 2015 is afgesproken dat alle regio’s hun voorzieningenniveau beschrijven, dus ook regio Oost. Dit is als belangrijke maatregel opgenomen in het Werkprogramma. De term ‘voor­ zieningenniveau’ is inmiddels, begin 2016, vervangen door de duidelijker term ‘waterbeschikbaarheid’. De ‘waterbeschikbaarheid’ geeft weer wat de beschikbaarheid van zoetwater is in een bepaald gebied en de kans op watertekorten. Het omvat afspraken over wat op het gebied van zoetwater van de overheid verwacht kan worden en wat het risico voor de gebruikers is. Dit bij normale en droge situaties. Zo wordt duidelijk waar de grenzen van het overheidshandelen liggen en wat de gebruiker zelf kan/moet doen.

KLAAR VOOR DE START

En dan ligt nu de bal bij de regionale par­ tijen. Waterschappen, agrariërs, terrein­ beheerders, particuliere grondbezitters en gemeenten moeten nu het initiatief gaan nemen om projecten uit te voeren.

Meer lezen: De rapporten en overeenkomsten in dit artikel zijn in te zien op www.overijssel.nl/thema’s/ water/waterprojecten/zoetwatervoorziening/


Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden Het doel van de maatregelen in het werkprogramma is: “Een maatschappelijk gewenst voorzieningenniveau voor voldoende schoon water voor een - ook op langere termijn - klimaatbestendig, economisch vitaal en ecologisch leefbaar gebied en een brede maatschappelijke coalitie om dit integraal en duurzaam te realiseren.” In het werkprogramma zijn de maatregelen verdeeld in zes categorieën: Beschikbaar vanuit initiatiefnemers

Budget (mln €)

1

geen-spijt-maatregelen

bijv. peilbeheer, seizoensberging

9,88

2

kansen & innovaties

bijv. verbeteren bodemstructuur, slimmer berege-nen, grondwatervoeding, omzetting naald-bos>loofbos/heide, hergebruik spoelwater

14,54

3

robuust watersysteem

bijv. optimaliseren wateraanvoer, afkoppelen ver-harding, verhoging drainagebasis, robuuste beek-dalen, water vasthouden in natuurgebieden, wa-terbuffers, wateraanvoer laagveen, herstel graften

53,19

4

economisch perspectief

bijv. toename beregening, lokale waterbuffers, efficiëntere beregening

2,50

5

accepteren en adapteren

bijv. gewaskeuze

0,50

6

overige maatregelen

bijv. verbinding natuurgebieden, groenblauwe structuren stedelijk gebied, wateraanvoer voor bevaarbaar houden, waterhuishouding zwemplas-sen, bosstroken op hellingen Nog te verdelen vanuit provincies

26,80

Nog te verdelen vanuit het Deltafonds

27,10

Totaal beschikbaar

139,77

Elk project kent één trekker die verantwoordelijk is. • De waterschappen zetten vooral in op maatregelen voor een robuust watersysteem, zoals de aanleg van klimaatbuffers en beekherstel. • De landbouw richt zich op maatregelen rond beregening, organischestofgehalte van de bodem, drainage en gewaskeuze. • Terreinbeheerders zullen vooral water vasthouden in minder kritische natuurgebieden, omzetten naald- naar loofbos en klimaatbestendige inrichting van natuurgebieden. • Gemeenten zetten zich vooral in voor afkoppelen hemelwater en tegengaan verdroging en hittestress. • De drinkwaterbedrijven onderzoeken vooral voorraadvorming in grondwater.

Ondertekening van de intentieverklaring ZON juni 2014

Ondertekening bestuursovereenkomst op 7 september 2015 Vlnr: Hans Pereboom (waterschap Drents Overijsselse Delta), Lieve Declercq (Vitens), Vincent van Uem (gemeente Oost Gelre), Melanie Schultz van Haegen (minister IenM) en Bert Boerman (Provincie Overijssel)

ACHTERGROND

FOTO: martijn beekman

Een belangrijk onderdeel van het werkprogramma is de Kennisagenda. Daarin worden kennislacunes opgeheven en de effecten van de maatregelen gemonitord.


14 | 15

Wat is precies het probleem? —de knelpunten

In 2012 laat Oost-Nederland een analyse maken van de problemen die ontstaan door de klimaat­ verandering, uitgaande van klimaatscenario W+. Dit scenario is opgesteld door het KNMI in 2006 en is vooral bruikbaar om de droge kant van de klimaatverandering te bekijken. De knelpunten zijn divers, maar overduidelijk: er moet iets gebeuren.

F OTO G RA F I E

Bas Worm

Veranderende waterhuishouding Wateraanvoer vanuit het hoofdsysteem

Er is binnen Oost-Nederland een belangrijk onderscheid in ge­ bieden die vrij afwateren (zo’n 65% van de regio Oost, zie kaartje) en gebieden waar wateraanvoer mogelijk is vanuit rivieren, kanalen en IJsselmeer. Ondanks de mogelijkheden voor water­ aanvoer in circa 1/3 deel van het gebied zullen overal de grond­ waterstanden extra dalen tussen nu en 2050. In de vrij-afwate­ rende gebieden is die daling wel het sterkst, wel zo’n 20-50 cm in het najaar. Daarnaast zullen de kwelpatronen veranderen en neemt de totale kwelintensiteit over het algemeen af.

waterlopen regio Oost waterschapsgrens gebieden met wateraanvoer 14.8

inlaatrichting Beleidsinformatie, oktober 2015, nr. 150342

Bij grote droogte loopt ook de aanvoer van water tegen grenzen aan, omdat in het hoofdwatersysteem (de grote rivieren en het IJsselmeer) het peil zeer laag kan zijn en inlaat wordt geredu­ ceerd of zelfs stopgezet. De aanvoer van gebiedsvreemd water met afwijkende waterkwaliteit is daarnaast een probleem voor gevoelige natuurgebieden.

14.8

5.8 6.5

2.3

Landbouw lijdt droogteschade

5.4

De landbouw is met ca. 60% van het oppervlak van de regio een factor van grote betekenis. In gebieden met wateraanvoer is nu al een jaarlijkse droogteschade van gemiddeld 5% en dit neemt in 2050 toe tot 13%. In de vrij-afwaterende gebieden is de jaar­ lijkse droogteschade nu al gemiddeld 8%, oplopend naar 19% in 2050. Dat is een toename met een factor 2 à 2,5. In zeer droge jaren is de schade uiteraard nog hoger (tot wel 40%).

inlaatdebiet (m3/sec)

8.0

15.6

2.5

KLAAR VOOR DE START


Natuur: vooral regenwatergevoede gebieden ondervinden last

Recreatie moet rekening houden met slecht zwemwater

Ook de natuur beslaat een substantieel van het oppervlak van Oost-Nederland: zo’n 25%. De aquatische natuur zal last heb­ ben van drie belangrijke invloeden: temperatuurstijging van het water, veranderde waterhuishouding in vrij-afwaterende gebieden (lager peil, minder afvoer, tragere stroming en vaker droogval) en in de wateraanvoergebieden meer aanvoer van gebiedsvreemd water. Het gebied dat last heeft van droogval neemt met zo’n 15% toe; een aanzienlijk areaal dus.

Op zich is een droge zomer gunstig voor de recreatiesector. Wel zijn er kansen op verslechterde zwemwaterkwaliteit. Ook kan de recreatievaart last krijgen van vertraging bij sluizen (zie scheepvaart).

Qua terrestrische natuur heeft de natte, regenwatergevoede natuur het meeste last van de droogte (natte heide, hoogvenen, zure vennen). Voor grondwatergevoede natuur en laagveen­ moerassen zijn er weinig gevolgen in de toekomst, hoogstens door aanvoer van eutroof water. De uitgevoerde analyse gaat er hierbij wel vanuit dat de noodzakelijke Natura2000-maatrege­ len ook daadwerkelijk op korte termijn uitgevoerd zijn. Daar­ door neemt de robuustheid toe en kunnen verstoringen beter opgevangen worden.

Scheepvaart krijgt vertraging Door de lage waterstanden in de IJssel en de aansluitende scheepvaartkanalen kunnen schepen minder volgeladen worden, en zal de lading over meer schepen verdeeld moeten worden. Ook zal er vaker groepsgewijs geschut worden om schutverliezen van sluizen te beperken of gebruik gemaakt moeten worden van een ‘voorsluis’ (getrapt schutten). Hierdoor zal de scheepvaart hinder ondervinden van langere wachttijden bij sluizen.

Stedelijk gebied ondervindt hittestress en waterkwaliteitsproblemen De stedelijke omgeving heeft vaak een hogere temperatuur dan het buitengebied. Dit verschil kan in een warme zomer wel tot 8 °C oplopen. Dit fenomeen staat bekend als hitte-eiland en de daarmee gepaard gaande hittestress draagt eraan bij dat tijdens hittegolven meer mensen – vooral ouderen – overlijden. Het leefklimaat in de stad wordt onaangenamer. Bij twee keer zoveel zomerse en zelfs drie keer zoveel tropische dagen, zal hittestress vaker voorkomen. Ook dalen de peilen van grond- en oppervlak­ tewater. Samen met een hogere watertemperatuur vergroot dit de kans op stank, blauwalg en botulisme.

Drinkwater beïnvloedt lokaal de grondwaterstand In Oost wordt al het drinkwater gewonnen uit grondwater. De winning ervan komt niet direct in gevaar door de klimaatveran­ dering, maar kan wel in tijden van droogte lokaal invloed hebben op de grondwaterstand (extra verlaging van het grondwater). Verder lezen: Regionale rapportage Regio Oost voor deelprogramma Zoetwater aangescherpte knelpuntenanalyse, RBO Rijn-Oost, 1 maart 2012, te downloaden van: www.overijssel.nl/thema’s/water/waterprojecten/ zoetwatervoorziening/

Aquatische natuur zal last krijgen van lager peil, minder afvoer, tragere stroming en vaker

Op zich is een droge zomer gunstig voor de recreatiesector. Wel zijn er kansen op ver­

droogval.

slechterde zwemwaterkwaliteit.

ONDERZOEK


16 | 17

Als in 2012 duidelijk is wat de problemen zijn, en welke ontwikkelingen verwacht worden door klimaatverandering, wordt het tijd om na te denken over oplossingen. Twee grote denkrichtingen zijn mogelijk: (1) je kunt inzetten op grotere gemalen en aanvoersystemen om meer water uit rivieren en IJsselmeer aan te voeren, óf (2) je zorgt voor een robuuster systeem waarin het gebiedseigen water beter wordt vastgehouden. Bestuurders zijn het er snel over eens: optie 2 heeft de voorkeur. ‘Zelfvoorzienend duurt het langst’, is het motto. We moeten zorgvuldig met ons water omgaan, er is in principe genoeg. Een robuust systeem dus, maar hoe krijg je dat voor elkaar? Anno 2016 ligt er een gedetailleerd Werkprogramma voor de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland, inclusief maatregelen én budgetten.

Wat nu? —de oplossingen

F OTO G RA F I E

Bas Worm

Zoetwatertrits

Hoe worden we klimaatrobuust?

Om te beginnen ontwikkelt Hoog-Nederland (een samenwerking van Oost- en Zuid-Nederland) een zoetwatertrits op die aangeeft welke maatregelen prioriteit hebben: ‘water sparen – aanvoeren – adapteren/accepteren’. Dit in navolging van de hoogwatertrits ‘water vasthouden – bergen – afvoeren’ (WB21), die heel bruik­ baar is gebleken als richtinggevend instrument.

Aan de hand van deze trits is een groot aantal maatregelen uitgewerkt. Zoetwatervoorziening op de hoge gronden is geen zaak van een beperkt aantal grote werken, maar de oplossing zit hem in veel verschillende soorten maatregelen die in samen het gewenste effect gaan geven.

1. Water sparen – In de trits staat ‘sparen’ voorop, daar begint het mee. Zowel wat betref besparen als opsparen. Het is dus de bedoeling om de vraag te verminderen, en daarnaast in tijden van nattigheid een voorraad op te bouwen voor drogere tijden. Dit kan door bijvoorbeeld slimme peilsturing, betere bodemstructuur, infiltratie naar het grondwater, ber­ ging, herinrichting beekdalen, verhogen van de drainagebasis en afkoppelen van hemelwater in bebouwd gebied. 2. Water aanvoeren – Wateraanvoer is aanvullend op sparen. Zoals in het vorige artikel al is beschreven, is wateraanvoer slechts in 35% van Oost-Nederland mogelijk. In dat gebied kan de wateraanvoer nog geoptimaliseerd worden door op eenvoudige wijze aangrenzende gebieden ook op het aanvoer­systeem aan te sluiten of inlaatwerken te optimali­ seren. 3. Adapteren & accepteren – In sommige gevallen en in som­ mige jaren zullen we met droogte moeten leren leven. Dat kan leiden tot bijvoorbeeld ander landgebruik of een andere keuze van gewassen.

Wateraanvoer behouden, optimaliseren en iets uitbreiden (A1a, SR1, A1b) Qua wateraanvoer is het de bedoeling om op zijn minst de hui­ dige aanvoermogelijkheden en -hoeveelheden te behouden. Hier zijn geen extra investeringskosten mee gemoeid (alleen regulier beheer en onderhoud). Wel wordt een beperkte toename in de aanvoerbehoefte voorzien (+10%). Dat kan betrekking hebben op meer water naar hetzelfde gebied, of uitbreiding van het areaal. De extra watervraag kan gebruikt worden om het grondwater aan te vullen en extra te beregenen.

Water vasthouden door stuwtjes en slimme peilsturing (A2, A3) In de wateraanvoergebieden kunnen stuwtjes in de detailwa­ terlopen ervoor zorgen dat er in het natte seizoen meer water geborgen wordt. In dezelfde gebieden zorgt een flexibel peilbe­ heer in de hoofdwatergangen dat na hevige regen meer water in het systeem blijft. Samen zorgen stuwtjes en flexibele peilen voor een verhoging van het grondwater, zodat meer grondwater

KLAAR VOOR DE START


en bodemvocht beschikbaar is voor gewassen. In natte gebieden zijn aanvullende maatregelen nodig, zoals regelbare drainage, om het risico op extra wateroverlast tegen te gaan.

Vrij-afwaterende gebieden: slootbodems verhogen en grondwater voeden (A4, A5) Door buiten de beekdalen de bodems van sloten met bijvoor­ beeld 40 cm te verhogen, stijgt de grondwaterstand met circa 20 cm. In lage delen (hoogstens 5% van het areaal) zijn aanvul­ lende maatregelen nodig zoals regelbare drainage om ook hier het risico op extra wateroverlast te beperken. Ook kan water vasthouden op perceelsniveau (onder andere door knijpstuw­ tjes) de grondwaterstand helpen opzetten.

Beekdalen robuust herinrichten (A6) Beken kunnen verondiept en natuurlijker gemaakt worden, waardoor enerzijds de grondwaterstand stijgt, maar ook de afvoerpieken beter verwerkt kunnen worden. In 2% van de beek­ dalen (1800 ha) kan tijdelijk water geborgen worden.

Landbouwpeil tijdelijk opzetten (L1) Voorafgaand aan een droge periode, als er nog voldoende water beschikbaar is, kunnen de peilen opgezet worden in de water­ aanvoergebieden (sparen van gebiedseigen water). Dit komt dan later ten goede aan de gewassen of het grondwater.

Gewaskeuze en bodemverbetering (L2-L4) Boeren kunnen ook kiezen voor het telen van meer droogte­ resistente rassen, vooral op de stuwwallen zonder wateraanvoer en met een diepe grondwaterstand. Op akkerbouwgronden helpt een hoger organischestofgehalte van de bodem om beter vocht vast te houden. Dit is te bereiken door bijvoorbeeld het inzaaien van groenbemesters. Op grasland kan het organische­ stofgehalte verhoogd worden door niet meer te ploegen (‘nietkerende’ grondbewerking).

Beregenen: efficiënter, slimmer, maar ook meer (L5-L8) Druppelsgewijs irrigeren is efficiënter dan besproeien. Vooral bij kapitaalintensieve teelten tikt dit aan. Bijkomend voordeel is dat mest en bestrijdingsmiddelen beter gedoseerd kunnen worden. Een andere manier om te besparen is om pas te beregenen op basis van veldmetingen of satellietwaarnemingen die gebieds­ dekkende betrouwbare informatie over de droogtegraad van de bodem verstrekken. Om de droogte het hoofd te bieden zal er echter per saldo op een groter areaal beregening nodig zijn. Ook zal per hectare meer water gebruikt worden.

Natuur: meekoppelen met ander beleid: PAS/Natura 2000, KRW, NNN (N1-N3, N7) Naaldbos kan worden omgevormd naar loofbos en heide, die door hun lagere verdamping de watervraag verminderen. In natuurgebieden met minder kritische soorten kan water vastgehouden worden. Beekdalen kunnen robuuster ingericht worden. Het werken aan zoetwatervoorziening kan goed samen op met werken aan PAS/Natura 2000 en KRW. Er zijn dus veel mogelijkheden voor synergie. Het verbinden van gebieden vanuit het Nationaal Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) levert ook een bijdrage aan de gewenste klimaatrobuustheid.

Stedelijk gebied: afkoppelen, gescheiden riolering, groen-blauwe structuren (S1-S4) In de stad denkt men bij klimaatverandering al snel aan water­ overlast, maar ook het stedelijk gebied kan een bijdrage leveren aan zoetwatervoorziening. Zo helpen afkoppelen in bestaande bebouwing en gescheiden regenwaterriolering in nieuwbouw­ gebieden om meer water naar het grondwater te infiltreren. Ook helpen groen-blauwe structuren om hittestress te verminderen.

Scheepvaart en recreatie: sluizen en zwemmen (SR2-SR4) Zuinig schutten (en eventueel schutwater terugpompen) kan veel water besparen, maar drijft de wachttijden voor de scheepvaart op. Om bij Eefde die wachttijden te beperken, komt er een tweede kolk en een lagere drempel. De kwaliteit van veel zwemplassen kan worden verbeterd door de oeverzones opnieuw in te richten. De nummering tussen de haakjes verwijst naar bijlage 5 van publicatie 2, waarin meer details, cijfers en kosteneffectiviteit zijn terug te vinden. Een overzicht van de maatregelen is te zien op het kaartje op pagina 39.

Verder lezen: 1. Regionale rapportage Regio Oost voor deelprogramma Zoetwater, 1 maart 2012 2. Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden, op weg naar een strategie en uitvoeringsprogramma, 14 feb 2014 3. Werkprogramma Hoge Zandgronden 2016-2021, Wel goed water geven! Deze documenten zijn te downloaden van: www.overijssel.nl/thema’s/ water/waterprojecten/zoetwatervoorziening/

ONDERZOEK


18 | 19

“Wat nu nog abstract op papier staat, moeten we vertalen naar zichtbare maatregelen in het veld”

FOTO: Guy Ackermans

“N n a a m H a ns Pe r e b o om fu n cti e b e stuu r de r Wate rs c ha p D r e n ts -Ov e r i jsse lse D e lta

“We beginnen niet bij nul, maar koppelen ZON aan programma’s waar al veel animo voor is”

“H

et belang van maatregelen voor zoetwatervoorziening is niet iedereen meteen helder. Dat had agendering nodig en dat is met het Deltaprogramma en het ZON-programma gebeurd. Cruciaal voor de uitvoering is dat we de verbinding weten te leggen met vraagstukken waar mensen in een gebied al mee bezig zijn. Dat ze zélf ontdekken wat de meerwaarde van het ZON-programma voor hen is, en ook meebepalen en beslissen welke maatregelen we als waterschap uit gaan voeren. Het uitgangspunt van Vecht-

u het bestuursakkoord er ligt, moeten we van papier naar de uitvoering in het veld komen, echt aan de slag gaan dus. In deze startfase is het zaak om de voorgestelde maatregelen uit het ZON-programma een plek te geven in al lopende projecten. Projecten die we uitvoeren vanuit de Kaderrichtlijn Water en wateroverlastprogramma’s moeten we tegen het licht houden: waar kunnen we zinvolle koppelingen maken met de maatregelen voor zoetwater-

voorziening? Soms zal het gaan om dezelfde type maatregelen, soms is er iets anders nodig. Dat koppelen gaat niet vanzelf. Het gaat goed als we dat wat nu nog abstract op papier staat, weten te vertalen naar zichtbare en begrijpelijke maatregelen en resultaten. Het moet voor mensen in het gebied in één keer te snappen zijn - we doen het tenslotte voor hen. Snelle inzet doortrekken naar uitvoering Als bestuurder probeer ik de droogteproblematiek onder de aandacht te brengen in de gesprekken die ik met partijen in het gebied heb. Dat droogte tot serieuze problemen kan leiden

stromen is dat we ‘van buiten naar binnen’ werken. In plaats van vanaf de zeepkist te vertellen wat het beste is voor het gebied, zoals vroeger gebeurde, laten we liever de stakeholders aangeven hoe wij ons werk moeten doen.

het verhogen van grondwaterpeilen om klimaatgevolgen op te vangen. De landbouw zit meestal niet op hogere peilen te wachten, maar de deelnemende bedrijven zagen in de loop van het project dat het hun productie ten goede kwam.

Pilot hogere landbouwpeilen Veel wateropgaven, dus ook die van zoetwatervoorziening, zijn op zichzelf te smal om voor elkaar te krijgen. We moeten ze daarom koppelen aan projecten waar al energie op zit, zodat er meer massa ontstaat. We beginnen ook niet bij nul met maatregelen voor zoetwatervoorziening. In onze regio loopt bijvoorbeeld al langer het succesvolle project ‘Landbouw op Peil’, waarbij we kijken naar

Voor het stedelijk gebied zijn we in de regio nu volop bezig met het project ‘Klimaatactieve stad’. Juist in de stad is hittestress een toenemend probleem. De statistieken bewijzen dat in tijden van hitte meer mensen overlijden. Samen met Enschede, Hengelo en Almelo gaan we verschillende nieuwe groenblauwe structuren realiseren om de hitte te beperken. Ik merk dat er veel animo is om hiermee aan de slag te gaan.”

KLAAR VOOR DE START

is namelijk niet het eerste waar mensen aan denken. Maar het verhaal wordt goed begrepen – dat is in elk geval mijn ervaring in het waterbergingsproject Oude Diep. Als ik terugkijk, realiseer ik me dat het bestuursakkoord en het uitvoeringsprogramma heel snel zijn gemaakt. Er lag nog niks, maar in de periode dat het Deltaprogramma al liep, hebben alle relevante partijen elkaar weten te vinden. Het is belangrijk dat alle mensen die bij dit proces betrokken waren, van waterschappen tot gemeenten en provincies, zich óók bij de uitvoering blijven inzetten.”

FOTO: Guy Ackermans

Ook bestuurders klaar voor de start

De handtekeningen zijn gezet, de glazen geheven op een voorspoedig verlopen bestuurlijk proces. Nu komt het aan op de uitvoering op korte en (middel)lange termijn. Waar wateroverlast regelmatig de aandacht zal trekken, kan het meer sluipende probleem van te weinig zoetwater weleens minder ‘scoren’ en dus aandacht verliezen. En gemeenten hebben wel andere zaken aan hun hoofd: zorgtaken, vluchtelingen. We vroegen vier bestuurders wat in de eerste fase van uitvoering nodig is om de energie erin te houden.

na a m Stefan ku ks fu ncti e Waterg raaf watersc h ap Vec htstrom en


“D

e aandacht voor waterbeheer is de afgelopen jaren bij gemeenten flink gegroeid. Dachten sommige wethouders vroeger bij water alleen aan de riolering, inmiddels staat het bij de meesten goed op het netvlies. Daar hebben de gevolgen van de klimaatverandering natuurlijk aan bijgedragen, zoals wateroverlast op straat en de bijbehorende claims. Ik ben blij dat ik als voorzitter van het Platform Water, waarin zestien Valleigemeenten en het waterschap samenwerken, het geluid mag laten horen dat gemeenten water belangrijk vinden.

Regionale monitoring helpt gemeenten Natuurlijk zijn er de komende tijd veel andere zaken die de aandacht vragen van gemeenten, maar gelukkig is waterbeheer een apart onderdeel op de begroting. Het concurreert dus niet met lantarenpalen, jeugdhulp, de Participatiewet of vluchtelingenopvang. Kosten voor waterbeheer worden rechtstreeks doorberekend aan burgers, en die kijken natuurlijk wel wat zij onder aan de streep van hun rekening overhouden. Als de kosten voor andere taken stijgen, is het mooi als de kosten voor waterbeheer laag blijven. Door in de regio samen te werken lukt dat, want dat is veel efficiënter. Wethouders hebben daarmee een goed verhaal naar de raad: als we dingen vooraf goed regelen, be-

“We moeten nog beter beseffen dat teveel en te weinig water gekoppelde problemen zijn”

FOTO: WVV

fu n cti e D ij kgra a f, Wate rs c h a p Va ll ei e n V e luw e

Ik draag graag elders in het land uit hoe goed de samenwerking in ons platform draait. Juist in tijden van klimaatproblemen zoals hitte en wateroverlast hoop ik daarmee anderen ook tot samenwerking bij waterbeheer te inspireren.”

na a m H an s van Daal en fu ncti e w eth o u d er g em een te Bar n evel d en vo o rzit ter van h et Platf o r m Water Val l ei en E em

Ondertussen werken we aan nieuwe, slimme oplossingen die ervoor kunnen zorgen dat we in de toekomst voldoende zoetwater tot onze beschiket mooie aan ZON king te hebben. Op de hellende vind ik dat de ambitie zandgronden in onze regio is is vertaald in een het bijvoorbeeld belangrijk heldere strategie en een realismaatregelen te nemen die de tisch uitvoeringsprogramma. bodemstructuur verbeteren De uitvoering vraagt wel om en waterafvoer vertragen. een andere manier van denken Eerst maatregelen met Die ontwikkelen we in nauw merkbaar effect en doen dan we gewend zijn. Die bewustwording willen wij overleg met agrariërs, natuurIedereen moet gaan beseffen beheerders en drinkwaterbedat waterteveel en watertekort stimuleren door allereerst op drijven, onder het motto van korte termijn de maatregelen gekoppelde problemen zijn. ‘grensontkennend samenweruit te voeren die direct merkProblemen die niet alleen om technische oplossingen vragen, baar effect hebben. Zo levert de ken’ .” rioolwaterzuiveringsinstallatie maar ook een sociale kant Tot slot koppelen we het in de gemeente Voorst, die hebben. Want het waterschap wordt omgebouwd tot waterfa- ZON-programma aan onze al kan én wil niet alles in z’n briek, straks schoon water aan lopende programma’s zoals het eentje oplossen. Initiatieven de Twellose Beek die nu steeds Deltaplan Agrarisch Waterbevan inwoners spelen daar een heer, zodat we ook in dat plan steeds belangrijkere rol bij, zo- vaker droogvalt. Een andere een link aan kunnen brengen manier om bewustwording te als het afkoppelen van regentussen verdroging en zoetwastimuleren kan de twee milwater van het riool. Zo voeden tervoorziening.” joen euro zijn die we hebben we de grondwatervoorraad voor stedelijke watervraagvoor droge tijden. Hier wordt stukken. het spannend: voor partijen die bij ZON betrokken zijn is dit

“H n a a m Ta n ja K l i p

sparen we achteraf veel kosten. Zo is er in regionaal verband iemand fulltime bezig met monitoring van afvalwaterstromen, de kwaliteit van gemalen enzovoorts. Daarmee krijgt een gemeente tijdig een signaal als er iets mis is en dat scheelt kosten.

FOTO: Guy Ackermans

“Wethouders hebben een goed verhaal: regionaal samenwerken is efficiënt en houdt daarmee de kosten voor de burger laag”

helder, maar veel mensen hebben nog een andere perceptie van het probleem. Droogte wordt vaak gezien als iets wat bij de natuur hoort en wat we maar moeten accepteren. Het besef dat veel en weinig water met elkaar te maken hebben, moet nog groeien.

INTERVIEW


20 | 21

Pilots

Samen zoeken naar innovaties

O

F O T O G R A F I E naam fotograaf p landgoederen, op hoger gelegen percelen van boeren, binnen T E K S T naam auteur de bebouwde kom: op veel verschillende plekken spelen nu of in de toekomst problemen met de zoetwatervoorziening. En daar zijn evenzoveel partijen bij betrokken. In diverse ZON-pilots werken waterschappen, onderzoeks- en adviesbureaus, organisaties en boeren aan slimme oplossingen en win-winsituaties.

F OTO G RA F I E

Pachter en verpachter slaan handen ineen

E

en gezonde bodem is van levensbelang voor natuur, houtproductie en landbouw, en dus voor landgoederen. Maar goed bodembeheer staat steeds meer onder druk. De bodem kan daardoor ook steeds moeilijker water vasthouden. Landgoederen die hun bodemvruchtbaarheid willen verbeteren, kunnen niet om hun pachters heen: boeren waarmee vaak al decennialang een band bestaat. Met dat in het achterhoofd zet een aantal landgoedeigenaren in het pilotproject ‘Bodem onder ons bestaan’ samen met het Overijssels Particulier Grondbezit (OPG) de schouders eronder. Doel: het organische stofgehalte in de bodem verhogen en daarmee ook de sponswerking verbeteren. De pilot begint met een cursus over de laatste inzichten, ‘in company’ bij twee

KLAAR VOOR DE START

Bas Worm

landgoederen. Het landgoed (de verpachter) draagt bij in de kosten en denkt en werkt mee bij oplossingen buiten het pachtperceel (denk aan het gebruiken van maaisel uit een natuurgebied naast een landbouwperceel). Daarna wordt een aantal experimenten opgezet die concrete kennis op moeten leveren: op perceelniveau – zoals precisiebemesting – en op regionaal niveau, bijvoorbeeld het opnieuw gebruiken van historische watersystemen. Joukje Bosch (OPG): “De winst zit in het verbinden, want een landgoed is een integrale eenheid van functies. Te weinig water brengt schade aan de natuur, maar is ook niet goed voor de landbouw. Je bodem gezonder maken kost tijd. Maar uiteindelijk gaat het alle deelnemers om een toekomstbestendige bedrijfsvoering en een duurzame relatie tussen landgoed en pachters. Ze kijken dus al vooruit. Juist de werkwijze en horizon van landgoederen sluit mooi aan bij de ambities van ZON.”


In de stad heb je de burger nodig

I

n Zutphen wordt, om wateroverlast te voorkomen, veel water uit de Berkel bij voorbaat bovenstrooms afgevoerd. Maar in gewone situaties ontstaat daardoor in de stad juist een watertekort. Iets dergelijks speelt in Westervoort en Lochem: te weinig water in droge tijden, met alle gevolgen van dien voor de kwaliteit.

Daarom onderzoekt het Waterschap Rijn en IJssel in deze drie gemeenten: hoe zorg je binnenstedelijk, nu en in de toekomst, voor voldoende en schoon water zonder dat het ten koste gaat van de veiligheid? En dat is best een uitdaging. In stedelijk gebied heb je namelijk vaak te maken met een veel fijnmaziger systeem dan in het landelijk gebied, en met veel meer aspecten.

De techniek is er inmiddels wel: er zijn multifunctionele infiltratievoorzieningen ontworpen en stuwen geplaatst voor flexibel peilbeheer. Om die techniek geaccepteerd te krijgen wordt nu vol ingezet op de betrokkenheid van burgers. Niet nieuw, maar het wordt wel steeds belangrijker, vertelt heemraad Peter Schrijver: “Burgers willen meer weten en worden steeds mondiger. Participatie en begrip zijn heel belangrijk. Als overheid is het de uitdaging om aan te sluiten bij de belevingswereld van de mensen. Bijvoorbeeld uitleggen dat watertekort kan leiden tot stankoverlast. Mensen kennen hun eigen omgeving als geen ander en voelen zich echt betrokken. Hun ideeën zijn daarom zeer waardevol. Daarnaast kunnen ze bijdragen aan een deel van de oplossing. Eendjes voeren bijvoorbeeld is leuk, maar brood in het water veroorzaakt ook ongedierte en blauwalg.”

Eigen waterpeil met slimme stuw

H

ogergelegen percelen zijn vaak moeilijk van voldoende water te voorzien, ervaart ook boer Wim Bakhuis uit Arriën (Ommen). Adviesbureaus Bakelse Stroom, KnowH2O en Avallo hebben voor dit probleem de slimme stuw ‘SAWAX’ (Slimme Adaptieve WAterbeheer eXtender) ontwikkeld. In opdracht van waterschap Vechtstromen wordt deze nu, als pilot binnen ZON, op de percelen van Bakhuis uitgetest. Er is een damwand geplaatst bij het inlaatpunt van de perceelswatergang, en de slimme stuw bij het uitlaatpunt. De SAWAX kan zorgen voor een continu en vooraf zelf ingesteld peilverschil (maximaal een halve meter) met het peilregime aan de benedenstroomse zijde, vaak een grotere watergang in beheer van een waterschap. Het peilregime van deze lager gelegen waterlopen is vaak afgestemd op de direct aangrenzende, lagergelegen

PILOTS

gronden. Hogergelegen percelen worden daardoor vaak wat te droog ‘bediend’. Door met behulp van de slimme stuw permanent een hoger peil te realiseren in de particuliere waterlopen, kan gezorgd worden dat het waterpeil in de hogergelegen grond minder snel uitzakt. De stuw werkt automatisch en centraal (volgt het regime van de grote waterschapsstuw), en Bakhuis hoeft in principe geen water in te pompen, behalve in extreem droge periodes. Hij kan zelf het peilverschil naar eigen inzichten aanpassen. De slimme stuw is in 2015 geplaatst. Technisch werkt de stuw naar behoren, maar of de gewenste effecten bereikt worden, is nog moeilijk te zeggen, omdat de zomer van 2015 niet zo droog was. Bakhuis heeft positieve verwachtingen. “Ik hoop dat het gras langer groen blijft in droge periodes. Je kunt dan meer veevoer van het eigen land halen en hebt minder last van onkruid, zodat je minder bestrijdingsmiddelen hoeft te gebruiken. Dit kan interessant zijn voor alle boeren op droogtegevoelige grond, maar voor natuurgebieden natuurlijk net zo goed.”


Boeren zijn de sleutel

W

aterloop Witteveensleiding, ten zuiden van Heeten, had een grondige make-over nodig vanwege de Kaderrichtlijn Water (KRW). En als we dan toch bezig zijn...

Met die gedachte startte het toenmalige waterschap Groot Salland met LTO een samenwerking om de waterhuishouding en de bodemkwaliteit langs de Witteveens­ leiding breder aan te pakken, voor KRWdoelen én de klimaatverandering. Bijzonder, maar ook logisch, is de gebiedsbenadering (3000 ha): je kunt immers water bergen direct naast de watergang, maar je kunt het ook verderop op de percelen doen zodat de gewassen er meer aan hebben. Belangrijk is dat de maatregelen een winwinsituatie opleveren, legt Jurgen Neimeijer

van LTO uit. “Boeren kijken toch ook altijd: wat heb ik er zelf aan? Dus je moet hen motiveren. De ZON-subsidie helpt om een eerste slag te slaan in de bewustwording. En dat heeft direct resultaat: een boer gaat op een andere manier het land op, bemest misschien op een ander moment. Daarnaast leggen we een kiem voor later: een boer zal dan sneller het belang zien van een investering, zoals een andere inrichting van zijn erf of een andere drainage.” Ook bovenstrooms wordt gewerkt: de sloten zijn daar erg diep, waardoor water onnodig snel wegloopt. Hier liggen geen verplichtingen vanuit de KRW, zodat het waterschap vrij kan kijken wat beter kan. Dat gebeurt wederom samen met boeren. Straks is iedereen tevreden met het eindresultaat, zoals het hoort bij een goede samenwerking.

Sub-irrigatie met RWZI-effluent

I

n 2010 startte op de percelen van melkveehouder René Asbreuk uit Haaksbergen een onderzoek naar anti-verdrogingsmaatregelen in het kader van het project ‘Landbouw op Peil’. Een geslaagde pilot, die anno 2016 nog springlevend is en verder wordt uitgebreid. Asbreuk zit vlak naast een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI), waar gezuiverd rioolwater, effluent, op de beken wordt geloosd. Dat water kan dus gebruikt worden voor beregening. Kun je het dan ook niet direct via de bodem – sub-irrigatie – naar je gewas krijgen? Want dat betekent meer gemak en controle voor de boer en minder belasting van het oppervlaktewater, omdat minder effluent direct geloosd wordt op de beken. Dit wordt nu onderzocht door KWR Watercycle Research Institute en KnowH2O, in

KLAAR VOOR DE START

opdracht van waterschap Vechtstromen. Asbreuk: “Ik ben nieuwsgierig aangelegd. En het is heel actueel. Water is van levensbelang, en als ondernemer met een melkveehouderij ben je er helemaal afhankelijk van. Je moet niet allemaal opnieuw het wiel uitvinden, maar de juiste mensen bij elkaar brengen. Dat is hier goed gedaan, vind ik.” In de pilot is inmiddels naar de kwantitatieve aspecten van het systeem gekeken: hoeveel water kan worden geïnfiltreerd en hoeveel extra gewasopbrengst levert dit op? Nu staat de waterkwaliteit op het programma: gaan er allerlei ongewenste stoffen zoals medicijnresten in de bodem zitten? Resultaat tot zover? De percelen, gevoed door sub-infiltratie, leverden ongeveer 10% meer maïs op. Maar of de baten inderdaad opwegen tegen de kosten, vraagt meer onderzoek naar rassen- en bemestingskeuze en weeromstandigheden, aldus Asbreuk. In 2016 worden de proeven voortgezet.


22 | 23

Bebouwde Naaldbos wordt kom loofbos

De faketekst is dus een tekst die eigenlijk nergens over gaat. Het grappige is, dat mensen deze vaak lezen. Zelfs als ofwel culiere bostoch in Overijssel is naaldhout, men10.000 weet dat om een faketekst gaat, geha. het Maar hoeveel bos is precies lezen ze toch door. schikt voor omvorming? Hoeveel eigenaren

DE D

zijn bereid om bos om te vormen, en voor it is een faketekst. Alles wat hier en naaldboom blijft altijd groen. Daarit isprijs? een faketekst. Alles antwoord wat hier geven welke De pilot moet staat is slechts om een indruk te door verdampt naaldbos veel meer staat is slechts om een indruk te op deze vragen. Doel: eerst bewustwording geven van het grafische effect van water dan loofbos (en dat scheelt wel geven van het grafische effect creëren onder particulieren, dan grip krijgen tekst op deze plek. Wat u hier leest is een 180-200 mm per jaar). Bovendien nemen van tekst op deze plek. Wat u hier leest op hun drijfveren (vinden ze loofbos mooier, voorbeeldtekst. naaldbomen meer stikstof op uit de lucht; is een voorbeeldtekst. wordt later doelen willen ze bijdragenDeze aan ecologische Drachten stikstof dat afspoelt naar de bodem en vervangen door de uiteindelijke die of waterdoelen, of speelt de tekst, financiële eze wordt later vervangen door de terechtkomt in het grondwater. nu nog niet bekend is. De faketekst is dus bijdrage een belangrijke rol?) en dan 80 uiteindelijke Sneektekst, die nu nog niet een tekst die eigenlijk nergens over gaat. Assen hectare daadwerkelijk omzetten. bekend is. De faketekst is dus een Kortom: naaldbos is meestal niet bevorder- Het grappige is, dat mensen deze toch tekst die eigenlijk nergens over gaat. Het Heerenveen lijk voor je waterkwantiteit en -kwaliteit. In vaakRobbert lezen, 225 woorden. Blijleven, Landschap Overijssel: “In grappige is, dat mensen deze toch vaak dit project stimuleert Landschap Overijssel, dit project leveren we een bijdrage aan een 5 lezen. Zelfs als men weet dat het om een samen met de Bosgroep Noord-Oost Neder- 5 duurzame zoetwatervoorziening, maar faketekst gaat, lezen ze toch door. Dit 9 land en Overijssels Particulier Grondbezit, daaraan gekoppeld ook de ecologie. Want is een faketekst. Alles wat hier staat isSteenwijk boseigenaren om naaldbos om te zetten Emmen water is ook een belangrijke voorwaarde slechts om een indruk te geven van het naar loofbos. Doelgroep zijn de ‘kleine’ voor natuur, en het bepaalt hoe je landgrafische effect van tekst op deze plek. Hoogeveen boseigenaren (0,5-4 ha), omdat zij – anders schap eruit ziet. Bovendien plaatsen we Emmeloord Meppel Wat u hier leest is een voorbeeldtekst. 6 dan grote terreinbeheerders – vaak geen straks vooral inlandse loofbomen terug, wat Deze wordt later vervangen door de uitspecifiek doel hebben met hun bos en dus ook ecologische meerwaarde oplevert.” eindelijke tekst, die nu nogDrachten niet bekend is. niet actief beheren. Zo’n 50% van het parti-

D

Sneek

8 Hardenberg 7 Landgoed Vilsteren Ommen 8 2

Kampen

Dronten

Assen

Heerenveen

Zwolle

Overige pilots

8

5

7 Vasse

5

O

9

8

Steenwijk

Almere Almere-Haven

Raalte

Meppel

Ermelo

p het Landgoed Twickel zijn bedrijfswateradviezen opgesteld voor pachtbedrijven. Ook is gekeken naar mogelijke aanpassingen van het hele Oldenzaal watersysteem op het landgoed. De maatregelen die daaruit volgen worden 7 Hof te 13 Hengelo Boekelo naar verwachting in 13 2016 uitgevoerd. Waterschap Vechtstromen wil aansluitend Enschede ook maatregelen treffen in zijn eigen leggerwaterlopen. Met een beter beheer van Gronau 1 zoetwater op gebiedsniveau, profiteren niet alleen de pachters maar ook de natuur op het landgoed.

4Emmen

7 De Haere Diepenveen Hoogeveen Emmeloord

8 Almelo Borne 12

6

Deventer Nijkerk Dronten

Apeldoorn

Kampen

8 Hardenberg 7 Landgoed Vilsteren Ommen 3 2

8

Barneveld

8 8

Almere Almere-Haven

Arnhem

Wageningen

Culemborg Nijkerk

Raalte

8 Almelo

10

Borne 12

Zutphen

13

Gronau

1

ets verderop wil hetzelfde waterschap nu een tweede pilot starten. Hier, in het brongebied van het Oude Diep, is het systeem vooral gericht op het voorkomen van wateroverlast. Maar wat betekent dat in tijden van droogte? In de pilot wordt gezocht naar een robuust watersysteem. Ook communicatie met agrariërs en handelingsperspectieven voor boer en waterschap worden onder de loep genomen.

Wijchen

Ede

Arnhem

10

Doetinchem

E

r bestaan allerlei maatregelen om droogte het hoofd te bieden. Maar hoe rendabel zijn ze nou? Dat brengt waterschap Drents Overijsselse Delta in Drenthe in het project Dwingelerstroom in kaart. Deelnemende agrariërs krijgen ieder Winterswijk een bedrijfswaterplan. Daarin staan kansen en knelpunten voor het verbeteren van het watersysteem, plús concrete maatregelen en hun kosten en baten.

I

7 Het Lankheet

Nijmegen

Culemborg

13

Enschede

11

3

Wageningen

Oldenzaal 7 Hof te

Hengelo Boekelo Doetinchem

Duiven Zevenaar

Apeldoorn

Barneveld

Nordhorn

4

Deventer

Tiel

7 Het Lankheet

7 Vasse 8

7 De Haere Diepenveen

Ede Ermelo

11

Zutphen

Zwolle

Winterswijk

Duiven Zevenaar Tiel

Pilot projecten Zoetwatervoorziening Oost-Nederland Nijmegen

E

n het kan nog een stapje verder. In Zuidwolde werken LTO Noord en waterschap Drents Overijsselse Delta een pilot uit tot een echt voorbeeldbedrijf. Immers, niets werkt zo overtuigend als het zien van maatregelen in de praktijk. Specifiek gaat het om een eigen plan van agrariër Neppelenbroek om met peilgestuurde drainage de waterhuishouding op een deel van zijn percelen te verbeteren.

Wijchen 1 Subinfiltratie effluent (St.Isodorushoeve/Haaksbergen)

7 Pilot "De bodem onder ons bestaan"

2 Gebruik slimme stuw (Arrien/Ommen)

8 Pilot "Omvorming naaldbos"

3 Optimalisatie wateraanvoer en waterverdeling Zutphen

9 Pilot "Oude Diep"

4 Gebiedinrichting bovenloop Witteveensleiding

10 Pilot "Westervoort"

Pilot projecten Zoetwatervoorziening Oost-Nederland

Nordhorn

8

Beleidsinformatie, februari 2016, nr. 160033_4

1 Subinfiltratie effluent (St.Isodorushoeve/Haaksbergen) 5 Kosteneffectiviteit van maatregelengebied

7 Pilot "De Aa bodem onder ons bestaan" Wapserveense 11 Pilot "Lochem"

2 Gebruik slimme stuw (Arrien/Ommen)

8 Pilot "Omvorming naaldbos"

3 Optimalisatie wateraanvoer en waterverdeling Zutphen

9 Pilot "Oude Diep"

5 Kosteneffectiviteit van maatregelengebied Dwingelderstroom 6 Ontwikkelen voorbeeldbedrijf Neppelerbroek (Zuidwolde)

4 Gebiedinrichting bovenloop Witteveensleiding

10 Pilot "Westervoort"

5 Kosteneffectiviteit van maatregelengebied Wapserveense Aa

11 Pilot "Lochem"

5 Kosteneffectiviteit van maatregelengebied Dwingelderstroom

12 Pilot "Landgoed Twickel"

6 Ontwikkelen voorbeeldbedrijf Neppelerbroek (Zuidwolde)

13 Peilgestuurde drainage Losser

0

9

12 Pilot "Landgoed Twickel" 13 Peilgestuurde drainage Losser Beleidsinformatie, februari 2016, nr. 160033_4

0

9

18

27km

PILOTS

18

27km


Kennisvragen

Verdamping

F OTO G RA F I E

Bas Worm

Hoeveel water is er nou eigenlijk nodig voor de landbouw, uitgaand van het meest warme klimaatscenario van het KNMI? Dat hangt voor een groot deel af van de verdamping en de ontwikkelingen daarin. Het ZONprojectteam vroeg daarom Jan van Bakel van De Bakelse Stroom vanuit zijn agrohydrologische expertise aan te geven hoe groot die verdamping zal worden. Van Bakel ontdekte dat de modelberekeningen volgens het Nationaal Hydrologisch Instrumentarium (NHI) – dat gebruikt wordt voor het Deltaprogramma – te weinig rekening houden met de doorgaande productiviteitsstijging van de landbouw. Ook zijn daarin de secundaire effecten van een langer groeiseizoen, een hogere temperatuur en een hoger CO2-gehalte niet meegenomen. Hij komt daarom in zijn berekeningen op een hogere verdamping dan de NHI-berekeningen en dat resulteert vervolgens in een grotere vraag naar water.

Potentiële en actuele verdamping Van Bakel gebruikt de term ‘potentiële verdam­ ping’ van een gewas, als de optelsom van de gewasverdamping, de interceptieverdamping (van druppels die op het gewas blijven liggen) en de bodemverdamping. Deze ‘potentiële verdam­ ping’ treedt op bij optimale omstandigheden, dus als er onbeperkt water beschikbaar is. In de praktijk zijn de omstandigheden vaak niet optimaal, dus de ‘actuele verdamping’ zal meestal lager zijn, bijvoorbeeld doordat de wortels minder water op kunnen halen voor de plant dan gewenst.

windterm

stralingsterm

atmosferische verdampingsvraag

verdampingsreductie

potentiële verdamping potentiële verdamping

potentiële gewasverdamping interceptie verdamping

potentiële gewasverdamping interceptie verdamping

waterstress

Bron: De Bakelse Stroom

KLAAR VOOR DE START


24 | 25

Autonome productiviteitsstijging landbouw

Actuele verdamping hangt sterk af van beregening

De productiviteit van de landbouw stijgt sinds 1900 gestaag met zo’n 1% per jaar. Van Bakel ziet alle reden om aan te nemen dat dit blijft stijgen. Vanuit de landbouwsector wordt zelfs in­ gezet op een stijging van 2% per jaar (zie het interview met Erik Back op pagina 30). Dat betekent een stijging van 45% tussen 2010 en 2050. Rekening houdend met een hogere efficiëntie en minder onkruid resulteert dit in een stijging van de potentiële gewasverdamping van circa 15% (voor gras 10% en voor granen 20%). De helft daarvan wordt gecompenseerd door een verlaag­ de bodemverdamping (vanwege grotere gewasbedekking). Daarmee stijgt de potentiële verdamping door de autonome landbouwgroei met 6% (5% voor het meestvoorkomende gewas gras, en 10% voor granen).

Bovenstaande cijfers gaan over de potentiële (dus maximaal mogelijke) verdamping. De actuele verdamping ligt daaronder (volgens het NHI in de huidige situatie 90%), en is afhankelijk van het beschikbare water voor de wortelzone. Wel of niet bere­ genen heeft hier bovendien een grote invloed op.

Verdamping door klimaat en secundaire effecten Het warmste klimaatscenario W+ zorgt, zoals berekend door het KNMI, door het veranderde weer voor een stijging in de gewas­ verdamping van 15%. Maar hierin is nog geen rekening ge­ houden met secundaire effecten zoals een langer groeiseizoen, hogere temperaturen en een hoger CO2-gehalte in de lucht. Langer groeiseizoen – Door het warmer worden van het kli­ maat neemt ook de lengte van het groeiseizoen toe. Vooral op grasland zorgt dit voor een stijgende gewasverdamping van 6% tussen 2010 en 2050. Op graan heeft dit geen effect (dat groeit eerder, maar sterft ook eerder af) en op overige gewassen zo’n 4%. Snellere groei door hogere temperaturen en meer CO2 – Door de hogere temperaturen zal vooral mais sneller na het inzaaien de bodem bedekken en zo meer verdampen. Hoger CO2 zorgt dat bepaalde gewassen sneller groeien. Samen zorgen deze factoren voor een toename van 5% voor grasland en 10% voor andere gewassen. Minder verdamping door meer CO2 – CO2 blijkt ook te werken als een anti-transpirant: bij hogere gehaltes neemt de gewasver­ damping af. Dit zorgt in de zomer voor een afname van 5% voor grasland en 10% voor andere gewassen. Rekening houdend met de secundaire effecten komt de toe­ name van potentiële verdamping dan op 16%, en daarmee is die iets hoger dan de KNMI-berekening van 15%. Als de 6% autonome ontwikkeling wordt meegenomen, is dat samen goed voor een stijging van ongeveer 22%.

De stijging van de actuele verdamping is ook minder: autonome verandering zorgt voor 4% toename en klimaatverandering vol­ gens scenario W+ voor 9%, samen 13%. Als je daarbij verdubbe­ ling van het beregeningsareaal optelt, kom je op respectievelijk 6% en 15%, dus samen 21%. Dat komt neer op een toename met 100 mm/jaar. Overigens zal de werkelijke toename bijna de helft lager uitval­ len doordat de atmosferische verdampingsvraag ook beïnvloed wordt door verdamping uit andere gebieden dan de landbouw.

Conclusie: autonome groei is factor van belang Door ook de autonome ontwikkeling van de landbouwpro­ ductiviteit en de toename van het beregeningsareaal mee te nemen, komt De Bakelse Stroom op een hogere toename van de actuele verdamping dan het NHI. Dat betekent dat de werkelijke vraag naar water groter is dan modelmatig berekend wordt. De werkelijke behoefte is dus groter. En het is goed om dat vooraf te onderkennen. Van Bakel denkt op basis hiervan dat de grondwaterstanden een nieuw evenwicht zullen vinden op een lager niveau. Gelukkig zijn Californische toestanden - waarbij jaar in, jaar uit ingeteerd wordt op de grondwatervoorraad - niet aan de orde in de hoge delen van ons land. De verdroging slaat niet om in een blijvend tekort, want wat er in de zomer te veel wordt gebruikt, wordt elke winter weer uit het neerslagoverschot in die periode aange­ vuld.

Meer lezen: (te downloaden van www.overijssel.nl/thema’s/water/waterprojecten/ zoetwatervoorziening/) Effecten van klimaatverandering op de potentiële en actuele verdam­ping van de landbouw in oostelijk en zuidelijk Nederland in 2050, Jan van Bakel, juni 2012

ONDERZOEK


Kennisvragen

Klimaat en beregening: knikpunten in het watersysteem Met meer duidelijkheid over de verdamping (zie pagina 24) wilde het ZON-projectteam ook graag weten hoe een maximale klimaatverandering (het W+-scenario van het KNMI uit 2006) het watersysteem beïnvloedt. Omdat de verwachting is dat boeren meer zullen beregenen, wilden ze ook weten wat het effect is van forse toename van beregening (beregeningsscenario B-max). Aequator Groen & Ruimte, De Bakelse Stroom en Deltares bekeken dit door te berekenen wat de effecten zijn van W+ en B-max op de grondwaterstanden en kwel voor het jaar 2050. De resultaten laten zien dat klimaatverandering zorgt dat in veel gebieden knikpunten worden overschreden. Het effect van forse toename van de beregening is duidelijk minder dan het klimaateffect, maar zorgt lokaal, in specifieke gebieden, wel voor effecten.

Wat is een knikpunt? Als een verandering structureel van aard is en tot onaanvaardbare schade leidt, kun je spreken van een ‘knikpunt’. Dit begrip moet niet verward worden met ‘kantelpunt’: een overgang van de ene min of meer stabiele fase naar een andere, die niet eenvoudig is terug te draaien. Bij een ‘knikpunt’ is meer sprake van een geleidelijke verandering waarbij een grens wordt overschreden van wat nog aanvaardbaar is, en waarbij beheer en beleid heroverwogen moeten worden. De knikpunten in deze studie zijn nog in de verkenningsfase, en niet beleidsmatig vastgesteld.

Maximale beregening bmax In de berekeningen is een extra scenario gedefinieerd waarin bij het klimaatscenario W+ in 2050 de maximale beregeningsintensiteit met 40% is vergroot (van 25 mm per 7 dagen naar 25 mm per 5 dagen) en het beregeningsareaal is verdubbeld: het W+/B-max-scenario.

Welke knikpunten zijn hier gekozen? Om te beginnen bepaalden de onderzoekers bij welk punt een re­levant effect optreedt. • Voor de landbouw is het knikpunt gesteld op 5 cm verlaging van de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG). Dat cijfer is gebaseerd op onderzoek uit bijvoorbeeld de drinkwaterwinning of andere hydrologische effecten op de omgeving als gevolg van ingrepen. • Voor terrestrische natuur is gekozen om uit te gaan van een knikpunt op 1 cm verlaging van de gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand (GVG), omdat terrestrische natuur vooral in het voorjaar heel erg gevoelig is voor de grondwaterstand. Daarnaast is een knikpunt doorgerekend van 5 cm verlaging van de gemiddelde laag­ ste grondwaterstand (GLG). • In het onderzoek is voor natuur daarnaast gekeken naar de afname van kwel, met als knikpunt 3 mm/jaar afname. • Voor de KRW-beken is geen duidelijk knikpunt bekend. Wel is bekend dat stroming een belangrijke factor is en daarom is gerekend aan het aantal decades (periodes van 10 dagen) zonder afvoer van een deelstroomgebied.

Meer lezen: Te downloaden van www.overijssel.nl/thema’s/water/waterprojecten/zoetwatervoorziening/ • Verkenningen van de effecten van toenemende beregening uit grondwater als gevolg van klimaatverandering en uitbreiding beregeningsareaal en mogelijk compenserende maatregelen in Oost-Nederland, Aequator Groen & Ruimte e.a., juli 2015 • Hoe robuust is ons watersysteem (1), Van Bakel et.al., Stromingen 2015, nummer 4 • Hoe robuust is ons watersysteem (2), Van Bakel et.al., Stromingen 2015, nummer 4

KLAAR VOOR DE START


Fluessen en omgeving Veluwerandmeren

26 | 27

IJsselmeer

A

B

W+ scenario t.o.v. huidig

B-max t.o.v. W+ scenario

GHG landbouw daalt sterker door klimaat dan door extra

Ketelmeer & Zwarte Vossemeer Meer

Markermeer & IJmeer LEGENDA Legenda:

beregening - Op het kaartjes 1A en1B zijn de resultaten van de

Waterschapsgrenzen Waterschapsgrenzen -0,05 meter <<-0,05 meter > >-0,05 meter -0,05 meter

Veluwerandmeren

Uiterwaarden Neder-Rijn

Legenda:

Witte en Zwarte Waterschapsgrenzen Brekken

Legenda:

Fochteloërveen Drentsche Aa-gebied

Witterveld

< -0,05

IJsselmeer

GVG en GLG natuur overschrijdt in veel gebieden knikpunt - De

Weerribben

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

Rottige Meenthe & Brandemeer

0

5

Dwingelderveld

Opdrachtg: Provincie Overijssel Mantingerbos Deltares, NHI Mantingerzand Bronnen:

°

Holtingerveld

10

20 Kilometers

De Wieden

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers

IJsselmeer

Zwarte Meer

Ketelmeer & Vossemeer

0

5

LEGENDA Legenda:

Opdrachtg: Provincie Overijssel Mantingerbos Deltares, NHI Mantingerzand Bronnen:

°

Holtingerveld

10

2 | GVG

Titel: D-GHG in landbouwgebieden B-max t.o.v. W+ scenario Elperstroomgebied Project: ZON

Dwingelderveld

20 Kilometers

De Wieden

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers Bargerveen

<<-0,01 - 0,01meter meter

Olde Maten & Veerslootslanden Zwarte Meer

Ketelmeer & Vossemeer

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Markermeer & IJmeer

>>-0,01 -0,01meter meter

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Markermeer & IJmeer

Waterschapsgrenzen Waterschapsgrenzen

Engbertsdijksvenen Engbertsdijksvenen Veluwerandmeren

Wierdense Veld

Sallandse Heuvelrug

Boetelerveld

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

Springendal & Dal van de Mosbeek

Vecht- en Beneden-Reggegebied

Veluwe

Veluwerandmeren

Borkeld

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

Vecht- en Beneden-Reggegebied

Veluwe

Boetelerveld

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

Springendal & Dal van de Mosbeek Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

Wierdense Veld

Sallandse Heuvelrug

Borkeld

Lonnekermeer

Arkemheen

Landgoederen Oldenzaal

Lonnekermeer

Arkemheen

Dinkelland Aamsveen Witte Veen

Stelkampsveld

Uiterwaarden IJssel

< - 0,01 meter

Uiterwaarden IJssel

Binnenveld

Korenburgerveen

Korenburgerveen

Gelderse Poort

Willinks Weust

Uiterwaarden Waal

Willinks Weust

Bekendelle

Uiterwaarden Neder-Rijn

Wooldse Veen

Wooldse Veen

Witterveld

Fochteloërveen

Witte en Zwarte Brekken

Legenda:

Drouwenerzand Drentsche Aa-gebied

> -0,01 meter

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

Project: Rottige Meenthe & Brandemeer Weerribben

0

Holtingerveld

5

< -0,01 meter

Titel: D-GVG in N2000 en EHS gebieden Elperstroomgebied W+ scenario t.o.v. huidig

10

ZON

Opdrachtg: Provincie Overijssel

°

Mantingerbos Mantingerzand Bronnen:

20 Kilometers

Dwingelderveld De Wieden

Witte en Zwarte Brekken

Deltares, NHI

IJsselmeer

Datum:

30 maart 2015

Maker:

Linde Gommers

Witterveld Drents-Friese Wold & Leggelderveld

Drentsche Aa-gebied

Titel: D-GVG in N2000 en EHS gebieden Elperstroomgebied B-max t.o.v. W+ scenario Project:

Rottige Meenthe & Brandemeer Weerribben

0

Holtingerveld

5

10

3 | KWEL

Drouwenerzand

Fochteloërveen

> -0,01 meter

Waterschapsgrenzen Oudegaasterbrekken, Fluessen en N2000 gebieden omgeving

ZON

°

Mantingerbos Mantingerzand Bronnen:

20 Kilometers

Dwingelderveld De Wieden

LEGENDA Legenda:

Opdrachtg: Provincie Overijssel Deltares, NHI

Datum:

30 maart 2015

Maker:

Linde Gommers Bargerveen

Bargerveen Olde Maten & Veerslootslanden Ketelmeer & Zwarte Vossemeer Meer

Afvoer neemt flink af in aquatische natuur - Vooral de klimaat­

Markermeer & IJmeer

Veluwerandmeren

Engbertsdijksvenen Springendal & Dal van de Mosbeek

Veluwe Wierdense Veld

Boetelerveld

Sallandse Heuvelrug

Borkeld

Springendal & Dal van de Mosbeek

Engbertsdijksvenen Veluwerandmeren

Vecht- en Beneden-Reggegebied

Veluwe

EHS en N2000 EHS en N2000 zonder zonderkwel kwel Bergvennen & Brecklenkampse Veld

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

Wierdense Veld

Boetelerveld

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek Landgoederen Oldenzaal

Sallandse Heuvelrug

Lonnekermeer

Arkemheen Dinkelland

Dinkelland Aamsveen

Aamsveen

Witte Veen

Stelkampsveld

Uiterwaarden IJssel

Stelkampsveld

Buurserzand & Haaksbergerveen

Landgoederen Brummen

Binnenveld

Bekendelle

Willinks Weust

Uiterwaarden IJssel

Uiterwaarden Waal

Legenda:

Korenburgerveen

Bekendelle

Uiterwaarden Neder-Rijn

Wooldse Veen Gelderse Poort

Buurserzand & Haaksbergerveen

Witte Veen

Landgoederen Brummen

Binnenveld

Korenburgerveen

Uiterwaarden Neder-Rijn

Willinks Weust

Wooldse Veen

Gelderse Poort

Legenda:

> 3 mm afname van kwel per jaar

> 3 mm afname van kwel per jaar

< 3 mm afname van kwel per jaar

Titel:

D-kwel in EHS en N2000 gebieden W+ scenario t.o.v. huidig

Project:

ZON

Waterschapsgrenzen EHS en N2000 zonder kwel N2000 gebieden

0

5

10

20 Kilometers

°

< 3 mm afname van kwel per jaar

Deltares, NHI

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers

Titel:

D-kwel in EHS en N2000 gebieden B-max t.o.v. W+ scenario

Project:

ZON

EHS en N2000 zonder kwel N2000 gebieden

Opdrachtg: Provincie Overijssel Bronnen:

0

5

10

20 Kilometers

°

Opdrachtg: Provincie Overijssel Bronnen:

Deltares, NHI

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers

Legenda:

Hoger organischestofgehalte

Wateraanvoer Door water aan te voeren kan de beregeningsbehoefte met wel 80% afnemen. Dit kan via sloten of, indien er drains aanwezig zijn, door het waterpeil in sloten zo hoog te zetten dat het de drains inloopt. Toch is dit niet overal de oplossing, omdat er maar weinig gebieden zijn waar nog meer water kan worden aangevoerd dan nu al gebeurt.

4 | AFVOER Legenda: LEGENDA Waterschapsgrenzen Waterschapsgrenzen

1-2

Wateraanvoergebieden wateraanvoergebieden

3-5

<<0 0

6-9

00

Waterschapsgrenzen

11- -2 2

wateraanvoergebieden

33- -5 5

<0

66- -9 9

0

Bodems met meer organische stof in de wortelzone houden beter water vast. Het is dus goed om boeren te stimuleren dit te verhogen. Een verhoging van 3% - wat overigens behoorlijk ambitieus is – betekent dat er 14% minder beregend hoeft te worden, de effectiviteit op de totale beregeningsgift is daarmee beperkt.

N2000 N2000gebieden gebieden

Lemselermaten Landgoederen Oldenzaal

Borkeld

Lonnekermeer

Arkemheen

kwel per jaar

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

> 3 mm afname van

>kwel 3 mm afname per jaar van kwel per jaar

mmafname afnamevan vankwel per jaar <<33mm

Olde Maten & Veerslootslanden

Ketelmeer & Zwarte Vossemeer Meer

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Vecht- en Beneden-Reggegebied

Uiterwaarden Waal

Gelderse Poort

Uiterwaarden Waal

Waterschapsgrenzen Oudegaasterbrekken, Fluessen N2000 gebieden en omgeving

IJsselmeer

Buurserzand & Haaksbergerveen

Landgoederen Brummen

Uiterwaarden Waal

Legenda:

Uiterwaarden Neder-Rijn

Stelkampsveld Buurserzand & Haaksbergerveen

Landgoederen Brummen

Binnenveld

N2000 N2000gebieden gebieden Binnenveld

Landgoederen Oldenzaal

Dinkelland Aamsveen Witte Veen

Markermeer & IJmeer

Al met al wordt duidelijk dat forse toename van de beregening duidelijk minder invloed heeft op de grondwaterstand dan de klimaatverandering, zelfs als het beregende areaal met 50% toeneemt, zoals in het B-max-scenario. Wel heeft het lokaal een versterkend effect in gevoelige gebieden. Daarom is het belang­ rijk om te zoeken naar alternatieven voor beregening.

Weerribben

Rottige Meenthe & Brandemeer

Drouwenerzand

Drentsche Aa-gebied

Witterveld

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

Bargerveen

Bekendelle

Alternatieven voor beregening

Fochteloërveen

< -0,05 meter > -0,05 meter

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Olde Maten & Veerslootslanden

Uiterwaarden Neder-Rijn

verandering zorgt voor een flinke toename in het aantal decades (periodes van 10 dagen) zonder afvoer van deelstroomgebieden. Dit kan een groot probleem zijn voor stromingsafhankelijke natuur. Zie kaartjes 4A en 4B.

Witte en Zwarte Waterschapsgrenzen Brekken

Drouwenerzand

Titel: D-GHG in landbouwgebieden W+ scenario t.o.v. huidig Elperstroomgebied Project: ZON

Gelderse Poort

gen er op het oog niet dramatisch uit, maar er zijn toch diverse lokale effecten waar het knikpunt van 3 mm afname per jaar wordt overschreden (roodgekleurd op kaartjes 3A en 3B).

Uiterwaarden Waal

Arkemheen

> -0,05

Kwel overschrijdt lokaal het knikpunt - Voor kwel zien de gevol­

Veluwe

Binnenveld

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

natuurgebieden in Oost-Nederland ondervinden veel invloed van de klimaatverandering en de extra beregening. Ook hier is het klimaateffect groter dan het beregeningseffect, maar zowel de knikpunten in de GVG (1 cm) als de GLG (5 cm) worden in veel natuurgebieden lokaal overschreden. Kaartjes 2A en 2B geven de GVG, maar het beeld voor de GLG is vergelijkbaar.

Weerribben

Arkemheen

1 | GHG

berekeningen te zien in het landbouwgebied van Oost-Neder­ land. In de rode gebieden wordt het knikpunt van 5 cm verla­ ging van de GHG overschreden. Het is duidelijk op het kaartje links dat het effect van de klimaatverandering (scenario W+, KNMI) veel groter is dan het effect van extra beregening (B-max) op het rech­terkaartje. Wel treedt er zeer lokaal extra verdroging op door beregening. (Kanttekening: midden op de Veluwe is nu al een lage grondwaterstand. Verdere verlaging heeft dan geen grote negatieve invloed.)

Veluwe

>9

Verandering van het aantal decades zond

>>99

Verandering van het jaarlijkse aantal decades zonder afvoer Legenda:

0

Legenda:

Bron: Aequator Groen & Ruimte Waterschapsgrenzen

1-2

wateraanvoergebieden

3-5

<0

6-9

0

>9

Verandering van het jaarlijkse aantal decades zonder afvoer

Titel:

Project:

0

5

10

20 Kilometers

°

D-afvoerkaart 1976 W+ scenario t.o.v. huidig ZON

Waterschapsgrenzen

1-2

wateraanvoergebieden

3-5

<0

6-9

0

>9

Verandering van het jaarlijkse aantal decades zonder afvoer

Opdrachtg: Provincie Overijssel Bronnen:

Deltares, NHI

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers

0

5

10

20 Kilometers

°

Titel:

D-afvoerkaart 1976 B-max t.o.v. W+ scenario

Project:

ZON

Opdrachtg: Provincie Overijssel Bronnen:

Deltares, NHI

Datum:

1 april 2015

Maker:

Linde Gommers

Peilgestuurde drainage (zonder wateraanvoer) Drainage sturen op basis van het peil (door de uitloop in hoogte te variëren) biedt kansen om de drainagebasis te verhogen, zodat er meer vocht in de bodem blijft. Het effect op de totale beregeningsgift is beperkt; het spaart gemiddeld één berege­ ningsbeurt uit.

Beleid aanpassen? De conclusie is dat het beleid in grote delen niet hoeft worden aangepast. In gevoelige gebied is het zinvol om nader te onder­ zoeken welk knikpunt te kiezen en vervolgens eventueel het beleid aan te passen.

ONDERZOEK

5

10


Kennisvragen

Sturen op basisafvoer Met Waterschap Regge en Dinkel (inmiddels onderdeel van Waterschap Vechtstromen) deed Deltares een aantal onderzoeken naar de basisafvoer van beken in relatie tot het grondwater, en wat de mogelijkheden zijn om daarop te sturen. Conclusie: meer waterconservering en een toename van de zomerafvoer zijn mogelijk, maar vergen samenwerking tussen alle betrokkenen in een stroomgebied.

Wat is basisafvoer? In sommige publicaties vormt basisafvoer de constante component van de totale afvoer (in tegenstelling tot de pieken). Maar in dit onderzoek wordt basisafvoer gedefinieerd als de langzame component afkomstig uit het diepere grondwater, die uittreedt via de beekbodem. In droge zomers bestaat de afvoer in veel Twentse beken alleen nog uit RWZI-effluent en een klein beetje basisafvoer.

Beekbodem en peil verhoogd

natuurgebied ‘Rossumermeden’

Ondiepe drainage

ecologische verbindingszone

Rossumerbeek

landbouwgronden

aangelegde drainage

bufferstrook

Praktijkvoorbeeld Rossumermeden laat zien dat het goed mogelijk is om grondwaterstanden te verhogen en tegelijkertijd wateroverlast te beperken. Bron: Waterschap Vechtstromen

KLAAR VOOR DE START


28 | 29

A

ls beken droogvallen is dat een probleem, niet alleen voor de beek zelf, de waterkwaliteit en de natuur die ervan afhankelijk is, maar daarmee voor de KRW. Ook kan droogval een beregeningsverbod tot gevolg hebben, waardoor agrariërs droogte­ schade kunnen lijden. Overigens is droogte geen zaak van de laatste jaren. In de figuur is te zien dat de grondwaterstand al sinds 1875 daalt, met een flinke knik in 1950, toen de daling versnelde door intensive­ ring van de landbouw. En die intensivering zal niet stoppen; de verwachting is dat buisdrainage en beregening alleen maar zul­ len toenemen, mede dankzij de klimaatverandering en de groei van intensievere teelten. De vraag is: zijn er knoppen om aan te draaien om de zomerafvoer te vergroten? In het onderzoek werd al snel duidelijk dat je de basisafvoer alleen op stroomgebied­ niveau kunt beïnvloeden.

Grondwater is redelijk voorspelbaar Maar is het ook echt mogelijk het grondwater te sturen? Dat moet kunnen, concluderen de onderzoekers. Het mooie van grondwater is dat het langzamer reageert dan oppervlaktewater, en daarmee voorspelbaarder is. Op basis van modelberekeningen en metingen is het mogelijk droogte en wateroverlast tijdig te voorspellen en daarmee de waterbeschikbaarheid nauwkeuriger te sturen via bijvoorbeeld automatische stuwen en regelbare drainage. Zo is het niet meer nodig een vaste datum te hanteren voor het opzetten van een peil. Dit vraagt wel inzet en goede samenwerking van bijvoorbeeld waterschap, agrariërs en terreinbeheerders, die scherper op moe­ ten letten om het oppervlaktewater én grondwater te sturen. Maar daarvoor worden ze beloond met minder droogschade, minder natschade, constantere beekafvoeren en een betere natuurkwaliteit.

Waar de knoppen zitten Uit de berekeningen bleek dat het verwijderen van buisdrainage en greppels de basisafvoer zou verhogen met 47%. Niet meer beregenen zou 28% meer afvoer opleveren, vergelijkbaar met het stoppen van onttrekkingen voor drinkwater en industrie (22%). Uiteraard is het niet haalbaar om al deze maatregelen zomaar door te voeren, maar het maakt wel duidelijk waar de knoppen zitten. En het werd duidelijk dat sturen op basisafvoer alleen kon lukken door in overleg te treden met alle betrok­ kenen: provincie, waterschap, LTO, Vitens en de terreinbe­ herende organisaties. Deel van het probleem, zo benadrukten ook die partijen, was natuurlijk het feit dat waterbeheer eeuwenlang vooral gericht is geweest op voorkomen van overlast door overtollig water. Zo snel mogelijk afvoeren was lang het devies, en daar merken we nu de gevolgen van. Door de peilen en bodems van sloten en beken te verhogen, minder diep te draineren en minder grond­ water te onttrekken, moet het mogelijk zijn de grondwaterbij­ drage aan de afvoer te vergroten.

Praktijkvoorbeeld:

Hoger grondwater, minder wateroverlast in de Rossumermeden In de Rossumermeden in Overijssel bleek dat een hogere grondwaterstand prima samen kan gaan met het beperken van wateroverlast. De ontwatering van de landbouwgebieden werd afgestemd op de natuurgebieden. De sloot- en beekbodems werden verhoogd en de drainage vervangen door ondiepe, intensieve drainage. Zo hadden de landbouwgronden geen last van de hoge grondwaterstanden.

Is regelbare drainage de oplossing? De gebruikelijke buisdrainage bestaat uit buizen in de grond die uitlopen in een sloot. Bij regelbare drainage zijn de uitloopopeningen in hoogte verstelbaar. Een andere manier om drainage te regelen is door verhogen van het slootpeil, zodat de buizen tijdelijk geen of minder water afvoeren. Vaak is het hierbij gebruikelijk om drainagebuizen dichter bij elkaar, maar ondieper te leggen. In een modelstudie werd gekeken of regelbare drainage kon helpen de grondwaterstand te verhogen. • De resultaten wijzen uit dat verhoging van sloot- en beekbodems een veel positiever effect heeft op de grondwaterstand dan drainage, ongeacht of die regelbaar is. Door de hogere slootbodems kunnen landbouwpercelen echter te nat worden in de winter. • Ook blijkt dat regelbare drainage weinig verschilt van gewone drainage: het werkt allebei verdrogend. • Als alle landbouwpercelen (ook het land dat nu nog niet gedraineerd is) van regelbare drainage worden voorzien, treedt er een sterke daling van de grondwaterstand op. Soms kan het zelfs het positieve effect van slootbodemverhoging tenietdoen. • In sommige gevallen kan slootbodemverhoging in combinatie met regelbare drainage gunstig zijn: je kunt de GHG op niveau houden en de GLG aanzienlijk verhogen. Wat het beste werkt hangt af van de uitgangssituatie, bodemgesteldheid en geohydrologische omstandigheden. Een goede systeemanalyse kan hierin veel inzicht geven. Conclusie: regelbare drainage is geen wondermiddel, maar kan in bepaalde omstandigheden gunstig zijn in combinatie met slootbodemverhoging.

Meer lezen: • Grondwater als buffer om droogte te voorkomen, Kuijper et.al., Land+Water nr 1-2, februari 2013 • Kuijper et al., Regelbare drainage op de zandgronden – een goed idee? In: H2O Waterwetenschap nummer 5, mei 2015

ONDERZOEK


“Als boeren de meerwaarde inzien van droogtemaatregelen, dan krijgen we ze wel mee!” Interview met Er i k Bac k , boer en LTO-bestuurslid

LTO-Noord heeft ook de Bestuursovereenkomst ZON ondertekend. Jaarlijks is circa 4 miljoen gereserveerd voor maatregelen vanuit de landbouw, grotendeels opgebracht door de sector zelf. Erik Back, boer en LTO-bestuurslid, legt uit hoe zij agrariërs zo ver krijgen om actief mee te doen aan ZON. F OTO G RA F I E

Guy Ackermans

KLAAR VOOR DE START


30 | 31

“A

ls landbouwsector en LTO erkennen we de urgentie van de droogteproblematiek zeker wel, al durf ik niet te zeggen dat elke boer er direct mee bezig is. Maar er lopen al verschillende projecten waar we als LTO bij betrokken zijn. Daar schrijven we weer over in onze nieuwsbrieven en in Nieuwe Oogst, en dan raken andere boeren ook nieuwsgierig. Want als boeren zien dat ze met kleine maatregelen beter water kunnen vasthouden in hun droogtegevoelige grond, dan worden ze vanzelf enthousiast.

Ik weet nog goed dat ik een paar jaar geleden naar een bijeenkomst ging over droogtegevoelige grond. Niet omdat ik daar van tevoren zo in geïnteresseerd was, maar omdat ik vond dat ik als bestuurder mijn gezicht moest laten zien. Maar ik was aangenaam verrast! Het was heel interessant en ook voor mijn bedrijf veel relevanter dan ik had gedacht. Ik heb veel geleerd over bodemvruchtbaarheid die dag. De bodem, daar moeten we als boeren veel beter naar kijken, daar ben ik inmiddels wel van overtuigd. Het waterschap gaat over het bufferend vermogen van het totale watersysteem, maar wij boeren regelen het in ons eigen gebied, op onze eigen percelen.

zo’n productiviteitsstijging alleen maar mogelijk blijft door te kijken naar en te werken aan de bodem. Jarenlang zijn we vooral bezig geweest met de dierhouderij, met de techniek, met innovaties, nu moeten we terug naar de gezonde bodem. Circulaire landbouw noemen we dat. Zo hebben we het project ‘Vruchtbare Kringloop’ in Overijssel en in de Achterhoek, waarin boeren leren hoe ze hun bodem goed moeten behandelen. Er was bijvoorbeeld een perceel waarin door jarenlang ploegen een harde verstorende

Mee met het peloton Het is nu zaak om het peloton mee te krijgen. Dat doen we onder andere door bijeenkomsten te beleggen van onze afdelingen. Bijvoorbeeld over peilgestuurde drainage, of over dat het soms slimmer kan zijn om de drainage er helemaal uit te halen, en de waterloop met stuwtjes te beïnvloeden. Natuurlijk, het blijft makkelijker een groep boeren bij elkaar te krijgen met een demo over snijmais, maar het bewustzijn groeit wel degelijk! Ik vond tijdens mijn opleiding het vak bodemkunde nou ook niet het meest sexy onderwerp, maar daar is echt een verandering gaande.

“Het is nu zaak om het peloton mee te krijgen”

Kijken naar de bodem Als LTO proberen we die kentering te versnellen. Onze kracht is dat we goed georganiseerd zijn, dus daar moeten we vooral gebruik van maken. We blijven streven naar een productiviteitsstijging van 2% per jaar, Maar die stijging staat onder druk. In grasland constateren we al een gebrek aan mest, en als er dan ook nog een watertekort dreigt, dan wordt het wel erg moeilijk. Daarom zien we wel in dat

laag was ontstaan. Daardoor liep van bovenaf het water te snel af, en kon het water van onderen niet de wortels bereiken. Drainage hielp niet. Een gespecialiseerde kraanmachinist heeft nu voorzichtig die harde laag doorbroken door diep te spitten. Daardoor kan water nu weer zijn natuurlijke loop nemen. De bijeenkomsten van ‘Vruchtbare kringloop’ worden zeer goed gewaardeerd, met een 8. Een groepje van tien tot twaalf boeren gaat samen met bodemkundigen hun land op met een schop, en bekijkt daar kritisch de bodem. De kennis die we via die projecten opdoen, koppelen we weer aan Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) en ZON.

INTERVIEW

De beste manier om boeren mee te krijgen, is als ze zien dat iets tot resultaten leidt, maar niet tot extra regelgeving. Als we dat voor elkaar krijgen binnen ZON, dan halen we die doelstelling gemakkelijk. Kijk maar naar duurzame energie: we zijn als landbouwsector inmiddels de grootste opwekker, en dat kwam doordat boeren er zelf de meerwaarde van inzagen, zonder dat het verplicht was. We moeten zoetwatervoorziening en droogtebestrijding dus ook op die manier aan de man brengen. En als het dan, net als duurzame energie, ook nog goed is voor de maatschappij als geheel, dan is dat mooi meegenomen!”


“Natuurgebieden vormen een prachtige waterbuffer, zeker in de hogergelegen gebieden” Interview met M atth ijs N ij boer , directeur Natuur en Milieu Overijssel

Klimaatadaptatie is één grote verbouwopgave, stelt Matthijs Nijboer, directeur van Natuur en Milieu Overijssel (NMO). Zijn organisatie coördineerde de inbreng van de terreinbeheerders in het ZONprogramma en kwam vooral kansen op het spoor. “Natuurgebieden kunnen veel waterdiensten leveren aan zowel landbouwgebieden als aan de stad.”

F OTO G RA F I E

Natuur & Milieu Overijssel

KLAAR VOOR DE START


32 | 33

N

ijboer is sinds september 2015 directeur bij NMO. Hij maakte het ZON-traject pas van dichtbij mee toen het bestuursakkoord al op papier stond. Het belet hem niet om er bevlogen over te praten. “NMO kijkt namens de terreinbeherende organisaties welke kansen er liggen om de synergie tussen natuur en water te versterken. Die zijn er volop. Natuur is vaak gebaat bij vernatting en een dynamisch waterpeil. Vanuit deze uitgangspunten lopen er al mooie projecten, zoals de waterberging in het Dwingelderveld en het natuurontwikkelingsproject langs de Regge. Ook zijn er nieuwe projecten voorzien langs bijvoorbeeld de Reest en Ruiner Aa, en in gebieden als Mantingerveld en De Klenck.”

Cofinanciering Nijboer merkte dat terreinbeheerders behoefte kregen om na een tijd van praten en overleggen, echt aan de slag te gaan. Het is daarom goed dat de uitvoering nu ook start, zegt hij. In de stap van de plannen op papier naar de uitvoering ziet hij nog wel wat hobbels. “ZON financiert maar een gedeelte van de kosten van een project. Dat vind ik een prima uitgangspunt, maar voor terreinbeheerders is het vaak lastig voldoende cofinanciering te vinden om een project van de grond te tillen. Hun prioriteit ligt – althans in de Natura2000-gebieden – vaak meer bij het uitvoeren van maatregelen in het kader van de PAS, waarvoor financiering is. De samenwerking met waterschappen is daarom essentieel.” Nijboer ziet graag nog een tweede ronde financiering. “Ik zie het aanpassen van onze regio aan de klimaatveranderingen als een grote verbouwing. Die gaat in stappen over een langere periode en perceelsgewijs. Het zou goed zijn als er ook geld is om straks dóór te bouwen op wat we in de eerste periode met elkaar bereiken.”

Prachtige waterbuffer

Invloed omgevingswet

Een tweede hobbel in de uitvoering kan de bekende clash zijn tussen natuurbelangen en landbouwbelangen. “De dynamische en hogere grondwaterpeilen die nodig zijn om water te bergen en onze natuurgebieden robuust te houden, druisen vaak in tegen de wensen van de landbouw. Maar laten we deze tegenstelling niet te groot maken, want er liggen juist ook goede gezamenlijke kansen. Natuurgebieden vormen een prachtige waterbuffer, zeker in de hogergelegen gebieden. Ze geven veel trager water af dan de landbouwgronden en daar profiteert de landbouw van in tijden van droogte. Veel agrariërs zien dat voordeel ook.”

De nieuwe Omgevingswet moedigt bewoners ook aan om meer mee te denken over klimaatadaptieve maatregelen, stelt Nijboer. “De Omgevingswet zegt dat vanaf de voorkant van ruimtelijke projecten moet worden gekeken naar meekoppelkansen voor onder andere klimaatadaptatie, en dat belanghebbenden daarbij moeten worden betrokken. Het is ook noodzakelijk dat burgers de urgentie zien van klimaatadaptatie, want anders zakt de bestuurlijke aandacht weg.”

Bewonersinitiatieven Natuurgebieden kunnen in de visie van Nijboer zeer nuttige waterdiensten leveren aan hun omgeving – ook aan de stad. “Vanuit de terreinbeheerders kijken we hoe natuurgebieden rond de stad kunnen bijdragen om hittestress en verdroging te beperken. Mensen vinden het leuk bezig te zijn met het thema water. Dat gaat vaak eerst vanuit het idee om wateroverlast tegen te gaan, maar daaruit volgen vaak ideeën om ook iets aan hittestress te doen, zoals het zorgen voor koele, groene plekken in de buurt. Zo kan ook de stad zelf bijdragen aan klimaatadapatie”. Het ligt in de aard van NMO dat we daarbij extra goed kijken naar projecten en initiatieven van bewoners zelf. Ik maakte laatst een lijst met bewonersinitiatieven in onze regio en telde er tussen de dertig en veertig, een heel aantal. Ik verwacht dat de trend van bewoners die zelf aan de slag gaan met hun omgeving, nog flink gaat groeien. We ondersteunen dergelijke initiatieven en verbinden ze aan andere ambities.”

Van onderop Nijboer pleit ervoor goed te kijken naar de samenhang tussen het lokale en regionale niveau. “Dat klinkt misschien wat academisch, maar het gaat voor mij echt over de praktijk. Projecten die van onderop komen, lijken soms klein en onbeduidend te zijn, maar kunnen bij elkaar opgeteld waarde hebben op regionale schaal. Andersom geldt dat wat je lokaal doet, ook moet passen in het regionale systeem, anders doe je het misschien voor niks.”

“Natuurgebieden kunnen nuttige waterdiensten leveren”

INTERVIEW


“Drinkwaterbedrijven sorteren voor op toenemende droogte” Interview met Wi llem Bootsm a , teammanager omgevingsmanagement bij Vitens

F OTO G RA F I E

Voor drinkwaterbedrijven is de zoetwatervoorziening uite­raard van levensbelang. Maar ze nemen niet alleen deel aan ZON vanwege hun eigen waterwinbelangen, zo stelt Willem Bootsma, teammanager omgevingsmanagement bij Vitens. “Natuurlijk, ZON is een effectief middel om de drinkwatervoorziening veilig te stellen. Maar we willen ook bijdragen door de invloed die onze winningen op de omgeving hebben daar waar mogelijk te beperken.”

Guy Ackermans

KLAAR VOOR DE START


34 | 35

Hoeveelheid grondwater niet in gevaar Vitens geeft de voorkeur aan grondwater, een goed beschermde en schone bron. Grondwater heeft een vrij constante en over het algemeen goede kwaliteit en is weinig kwetsbaar voor calamiteiten. “De beschikbare hoeveelheid grondwater in Oost-Nederland komt niet direct in gevaar door klimaatverandering. Maar er zijn wel winningen waar de extra droogte effect zal hebben. Vooral in de Achterhoek en in Twente, op de hoge zandgronden zonder wateraanvoer en zonder afsluitende kleilaag. Samen met andere partijen kijken we dan hoe we de winning op termijn veilig kunnen stellen en robuust in kunnen richten.”

Dat soort gesprekken brengt hem in contact met allerlei partijen zoals waterschappen, provincies, gemeenten, maar ook agrariërs. “We zitten natuurlijk allereerst aan tafel vanuit ons drinkwaterbelang. Maar we zijn ons er uiteraard van bewust dat andere partijen andere belangen hebben. In Nederland is ruimte schaars, elk belang vraagt ruimte, dus je moet altijd actief op zoek naar win-winsituaties.” Als voorbeeld noemt Bootsma een project met de landbouw, ‘De vruchtbare kringloop’. Een onderdeel van dit project is het verhogen van het gehalte aan organische stof in de bodem van landbouwpercelen.

“We infiltreren oppervlaktewater weer in de bodem “Dat doen we uiteraard samen met de agrariërs en kennispartners. Het verhogen van organische stof in de bodem kost tijd, maar zorgt er wel voor dat de bodem vruchtbaarder wordt en dus meer gewasopbrengst zal genereren. Daarnaast houdt deze bodem langer water vast en is dus minder gevoelig voor droogte. Door zo samen met andere partijen te zoeken naar

Ook Waterleidingmaatschappij Drenthe dient eigen én andermans belang Norbert Veldkamp , adjunct-directeur bij Waterleidingmaatschappij

Drenthe, vult graag het verhaal van Vitens aan met wat voorbeelden van hoe zij invulling gaan geven aan Zoetwatervoorziening OostNederland. “Wij denken dat we binnen ZON goed moeten kijken naar precisielandbouw. Door toepassing van sensoren in onder andere de bodem, satellietwaarnemingen en gedetailleerde weersvoorspellingen kunnen boeren veel specifieker hun mest- en watergift bepalen. Zo’n sensor geeft een boer inzicht in factoren die zijn gewas beïnvloeden en zijn sturingsmogelijkheden daarop. We hebben net een kleine pilot uitgevoerd rond dit onderwerp met boeren in grondwaterbe­ schermingsgebieden. Overigens zijn niet alle boeren enthousiast hoor. Sommigen zeggen: ik beregen op basis van mijn boerenverstand, dus

gezamenlijke belangen, dragen we op een duurzame manier ons steentje bij.”

Gewonnen waterhoeveelheid weer infiltreren Een ander mooi voorbeeld is een infiltratieproject op de Veluwe. “In Epe infiltreren we dezelfde hoeveelheid water die we winnen, 6 miljoen m³/jaar, weer in de bodem. Oppervlaktewater dat van de Veluwe afstroomt, brengen we voorgezuiverd via transportleidingen weer terug om te infiltreren. Zo voorkomen we ongewenste effecten van onze winning op de omgeving. Als we alleen het drinkwaterbelang zouden voorstaan, zouden we zoiets nooit doen, maar we houden graag rekening met de belangen van andere partijen.” In de loop van 2016 hoopt Vitens – als betrokken partij bij het werkprogramma ZON – een lijst met mogelijke projecten klaar te hebben, die ze vanaf 2017 willen implementeren, meestal in samenwerking met andere partijen. “En laat ik niet vergeten te melden dat we actief willen bijdragen aan de kennisagenda van ZON. We hebben natuurlijk veel hydrologische kennis in huis, die we graag bundelen met de kennis van waterschappen en provincies.”

het maakt mij niet uit. Maar we merken dat vooral jonge boeren heel gedreven zijn om nieuwe technieken te gebruiken. En zeker ook de boeren die we al goed kennen uit de diverse kennisgroepen in onze wingebieden. Natuurlijk houden we bij onze winningen ook rekening met de belangen van anderen. Boeren die nadeel hebben van een drinkwaterwinning krijgen een wettelijk bepaalde vergoeding. Maar voor natuur ligt het minder vast. Onlangs nog hebben we bij Assen een winning deels verplaatst naar de andere kant van de stad vanwege een natuurgebied. Dat is soms best lastig en een heel gepuzzel, en het kost ons ook geld, maar vanwege het maatschappelijk belang laten we ons daar niet door tegenhouden.”

INTERVIEW

FOTO: WMD

H

et is duidelijk dat de klimaatverandering en de grotere kans op droogte effect zullen hebben op de drinkwaterwinning. “Juist in perioden van droogte zal de vraag naar drinkwater stijgen”, vertelt Bootsma, “en moet het drinkwaterbedrijf meer water winnen in een tijd dat de grondwaterstand al laag is. Daar kunnen natuur en landbouw vervolgens extra last van krijgen. Ook zijn er winningen waar water aangevoerd wordt om de verlaging tegen te gaan. Bij grote droogte kan zowel de hoeveelheid als de kwaliteit van dat water onder druk komen te staan.”


Deventer houdt water vast

F

reddy ten Kate, senior adviseur riolering en water bij de gemeente, weet nog wel hoe collega-stedenbouwkundigen konden reageren als hij over klimaat en waterberging begon. “Dan dachten ze: o jee, nu moeten we zeker een wadi aan gaan leggen.” Die tijd is voorbij. Het hele team dat betrokken is bij de inrichting van de buitenruimte is inmiddels trots op de goed ingepaste maatregelen die ze realiseerden voor waterafvoer en -berging in verschillende stedelijke projecten.

Droogte Het voorkómen van wateroverlast is voor Deventer, en met Deventer veel andere gemeenten, de primaire reden om water beter te willen bergen. Ten Kate: ”Droogte leidt tot nu toe in de stad niet tot vergelijkbare problemen als wateroverlast. Het is natuurlijk mooi als we met maatregelen voor waterberging bij piekbuien, de bodem van water kunnen voorzien. Dan koppelen we het slim, ook voor de toekomst.”

Vasthouden “Vroeger losten we wateroverlast op straat op door grotere riool­ buizen aan te leggen”, vertelt Ten Kate. “Maar het is natuurlijk veel leuker om te kijken hoe je de openbare ruimte zo inricht dat je hetzelfde effect hebt met veel minder kosten. Hoe houden we water lokaal zo veel mogelijk vast, of hoe laten we het stromen naar een plek waar het geen kwaad kan?”

“Hoe laten we het water stromen naar een plek waar het geen kwaad kan?” F OTO G RA F I E

Gemeente Deventer

Soms is het heel eenvoudig Omdat dat zo efficiënt mogelijk te doen, pakt Deventer het integraal aan. Ze kijkt inmiddels standaard naar wat de komende vier jaar op onderhoudsprogramma voor de buitenruimte staat. Hoe kunnen klimaatadaptieve maatregelen daarin meteen meegenomen worden? Soms kan dat al heel eenvoudig. Om woningen in de wijk Keizers­ landen te behoeden voor nieuwe wateroverlast, volstond het om een deel van een fietspad door het naastgelegen Zandweterings­ park te verlagen. Bij overvloedige regen stroomt het water nu vanuit de parkvijver over naar de Zandwetering in plaats van naar de woningen. Ten Kate: “En als we in een straat nieuwe bestra­ ting leggen, kan het kiezen voor waterdoorlatende verharding een wateroverlastknelpunt oplossen én zorgen voor berging van water in de bodem.”

Maak het een gezamenlijke vraag “Essentieel is dat er iemand is die goed weet hoe het stedelijk watersysteem in elkaar zit, en die kennis kan inbrengen bij de verschillende vakdisciplines. De kunst is dat we er een gezamen­ lijke vraag van maken: hoe kunnen we water de ruimte geven in dit stedenbouwkundig plan, niet alleen technisch gezien maar ook ruimtelijk? Zo wordt het voor iedereen een mooie uitda­ging. De groendeskundige brengt zijn kennis in, de stedenbouwer komt met een passend ontwerp – dat geeft energie. Zo komen we steeds voor elke plek tot maatwerk.”

KLAAR VOOR DE START


36 | 37

Wat helpt is dat de gemeente via het Gemeentelijk rioleringsplan een bedrag van 150.000 euro per jaar beschikbaar heeft gesteld voor aanvullende maatregelen in de openbare ruimte voor water­ afvoer en opvang. Ten Kate: “Dat is geen enorm bedrag, maar de ervaring leert dat we er best veel voor kunnen doen.”

Speciale golftegels Op verschillende plekken op straat laat Deventer letterlijk zien dat er een watermaatregel is genomen. Daar liggen speciale tegels met een blauwe golf erop: de ‘golftegel’. Het zorgt niet alleen dat de dagelijks beheerders van de buitenruimte weten dat ergens een watermaatregel is genomen, het maakt ook inwoners bewust dat op een plek iets is gedaan aan klimaatadaptatie. Misschien zet het hen aan om mee te doen om ook regenwater van hun eigen daken ‘af te koppelen’. Deventer heeft dit jaar voor particulieren een subsidie beschikbaar van 8 euro per m² dakop­ pervlak dat van het riool is afgekoppeld. Ten Kate: “We vragen mensen regenwater te infiltreren op eigen terrein. Die 8 euro dekt de materiaalkosten. Het zijn nu vooral de echte enthousiastelingen die er gebruik van maken. Bij groot onderhoud aan de weg willen we bewoners ook vragen om te gaan afkoppelen. We motiveren dan waarom afkoppelen een heel goed idee is.”

Waterpasseerbare verharding Deventer voorzag het Lamme van Dieseplein van waterdoorlatende verharding: hier zijn de voegen extra breed gehouden en gevuld met een grovere soort split. Zo kan het schone regenwater snel in de op fundatie zakken en in de bodem infiltreren. Rioleringsbuizen en kolken zijn niet meer nodig. Dat maakt het gebruik van water­ passeerbare verharding ook aantrekkelijk in kosten.

Infiltratieriolen met overloop naar vijvers of wadi’s Bij een infiltratieput worden ‘lekke’ buizen gebruikt die ervoor zorgen dat regenwater dat zich in het riool verzamelt en snel in de bodem infiltreert. Een overloop zorgt ervoor dat water bij hevige buien in een wadi terecht komt. Deventer legde dit systeem al aan naast de Zutphense weg. In 2016 en 2017 krijgen ook de drie tunnels die bij hoosbuien in 2010 en 2014 onder water liepen, een vergelijkbaar systeem maar dan met overloop naar vijvers.

Verlagen van stoepranden Het groen langs wegen wordt vaak hoger gelegd dan het maaiveld. Deventer ziet het tegenwoordig liever andersom. Langs verschil­ lende wegen verlaagde ze op de laagste delen de stoepranden. Het hemelwater stroomt voortaan vrij vanaf de rijbaan naar vijvers waar het wordt vastgehouden.

Prominent op de agenda

“Hoe houden we water lokaal zoveel mogelijk vast?” — freddy ten Kate

FOTO: ROOS KOOLE

Deventer is niet de enige regiogemeente die volop bezig is met opvang en berging van zoetwater in het stedelijk gebied. In het samenwerkingsverband RIVUS bundelen acht gemeenten in de regio Zwolle, waterschap Groot Salland en Vitens hun kennis en wisselen ervaringen uit over hun waterbeheer. Klimaatadaptatie zal in 2016 een prominent onderwerp zijn op de agenda.

Door de golftegels zien inwoners dat er iets is gedaan aan klimaatadaptatie

Door de verlaagde stoepranden loopt het hemelwater naar vijvers toe.

ACHTERGROND


Wim Kuijken Deltacommissaris

Samen verder FOTO: Robin Utrecht

Krachten blijven gebundeld

S

inds mijn start in 2010 zijn we inmiddels alweer zes jaar aan de slag in het Deltaprogramma. Met het Deltaprogramma proberen we een ramp te voorkomen. Op een adaptieve manier. Uniek in de wereld. Naast waterveiligheid geeft de Deltawet mij een tweede taak, de zoetwatervoorziening op orde houden. We hebben daarin met elkaar een aantal mooie stappen gezet en doen meer dan alleen rekening houden met de verdringingsreeks. Ik ben daar trots op. Ook de aanpak van zoetwater is nieuw voor ons land en nieuw voor de wereld.

Altijd water beschikbaar

In het Deltaprogramma van 2015 hebben we vastgelegd dat er op meerdere plekken in het hoofd- en regionale watersysteem wordt geïnvesteerd. En dat er afspraken komen over de ‘waterbe­ schikbaarheid’ in verschillende omstandigheden. In de stuurgroep Delta­programma kwam onlangs naar voren dat ‘voorzieningen­ niveau’ als een complex begrip wordt ervaren. Het Bestuurlijk Platform Zoetwater heeft daarom besloten het ‘waterbeschik­ baarheid’ te gaan noemen. De inhoud en inzet blijven hetzelfde: de verwachte beschikbaarheid van zoetwater in normale en droge situaties, nu en in de toekomst. Met de ondertekening van de Bestuursovereenkomst hebben de partijen in de regio Oost in september vorig jaar een belang­ rijke stap gezet naar de uitvoering van maatregelen om de zoetwatervoorziening in de regio klimaatbestendig te maken. De Bestuurs­overeenkomst onderschrijft hoezeer het eigenaarschap van de zoetwateropgave in Oost-Nederland wordt gedeeld. In het aanpak­ken van de zoetwateropgave is samenwerking cruciaal. Het kan niet door één partij gebeuren, niet door alleen de waterbe­ heerders of alleen de gebruikers.

Voor gedeeld eigenaarschap zijn tijdig met elkaar om tafel en joint factfinding fundamenteel om een goede zoetwatervoor­ ziening te creëren. De Startbijeenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland op 23 maart markeert niet alleen de start van de uitvoeringsperiode 2016 - 2021, maar ook een concreet vervolg van het bundelen van krachten. In het artikel op pagina 20 staat een aantal mooie pilots beschreven waarin de krachten gebundeld worden. Bijvoorbeeld bij stroomgebied Witteveensleiding en op landgoederen die hun bodemkwaliteit verbeteren om zowel de gewasopbrengst te verhogen als meer water vast te houden. Het Reggeherstelproject laat zien dat het omvormen van de Regge tot een natuurlijk ingerichte rivier niet alleen de zoetwaterproblema­ tiek aanpakt maar ook bijdraagt aan het aanpakken van hoog­ water, landbouw, recreatie, etcetera. Ik hoop dat er spoedig vele andere voorbeelden volgen. Meten, Weten, Handelen

De verdere uitwerking van de adaptieve aanpak gebeurt bin­ nen het Deltaprogramma volgens het traject van Meten, Weten, Handelen (MWH). Afhankelijk van bijvoorbeeld de snelheid waarin het klimaat verandert of hoe de vraag naar zoetwater zich ontwik­ kelt, moeten maatregelen eerder of later worden uitgevoerd. Ook kan blijken dat aanpassing van de strategie nodig is. Het MWHtraject levert de inhoudelijke basis voor tijdige bijsturing en om energie te creëren en vast te houden in het gezamenlijke leer­ proces. Ook vormt het een basis voor externe verantwoording over voortgang. Komende tijd worden de hoofdlijnen voor MWH verder uitgewerkt en zult u er meer over horen. Niet alleen het resultaat van maatregelen, maar ook de uitwerk­ ing van de ‘waterbeschikbaarheid’ biedt een stevig fundament voor verdere maatregelen. Dus hierbij roep ik iedereen op om het uitwerken van de waterbeschikbaarheid voortvarend op te pakken. U bent in regio Oost goed op weg. Zo werken we met elkaar aan een delta waarin ook op de lange termijn voldoende zoetwater beschikbaar is.

Wim Kuijken Deltacommissaris

NAWOORD


38 | 39

kaart

Oost

Waar landen de maatregelen?

LEGENDA gepland waterschap

voornemen/onderzoek gemeente

voornemen/onderzoek waterschap

voornemen/onderzoek TBO

gepland drinkwatersector/Vitens

kansen

voornemen drinkwatersector/Vitens

uitgelicht

voornemen/onderzoek landbouw

illustratieve weergave

gepland provincie gepland gemeente

waterschap grenzen provincie grenzen kansen (code verwijst naar beschrijving kans in bijlage)

Kaart met projectgebieden, voornemens en kansen uit Werkprogramma. Bron: Wing, Wageningen.

Het Werkprogramma zoetwatervoorziening hoge zandgronden 2016-2021, Wel goed water geven, is te downloaden van: www.overijssel.nl/thema’s/water/waterprojecten/zoetwatervoorziening/


Colofon Eenmalig magazine ter gelegenheid van de Startbijeenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON), 23 maart 2016 Concept en inhoudelijke begeleiding Kernteam ZON • Jan Kreling — provincie Overijssel • Rolf Koops — provincie Overijssel • Bas Worm — waterschap Vechtstromen Teksten Communicatiebureau de Lynx • Marjel Neefjes (hoofd- en eindredactie, diverse artikelen) • Miranda Koffijberg (interviews) • Lotty Nijhuis (pilots) Vormgeving Communicatiebureau de Lynx, Annita van Betuw FOTO’s COVER Bas Worm MEER INFORMATIE rb.koops@overijssel.nl, projectsecretaris Zoetwatervoorziening oost-nederland (zon) © 2016


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.