10 minute read

Ik weet niet hoe het met jullie is, maar ik ben aan het aftellen. Aftellen tot we weer bij elkaar kunnen komen, excursies kunnen houden, een cursus kunnen geven zonder twee schermpjes er tussen, enzovoorts. Met de voortschrijdende vaccinatie zullen in de loop van het voorjaar en de zomer steeds meer restricties vervallen. Daarom heeft het bestuur de coördinatoren van de werkgroepen gevraagd weer groepsactiviteiten te gaan plannen: excursies, knotten, inventarisatie avonden voor planten, etc. De corona-epidemie heeft één positief effect gehad: de meesten van ons zijn gewend geraakt aan digitaal overleggen en kennis overdragen. Ook binnen de NVWK maken we daar veel gebruik van. Mooie voorbeelden buiten de NVWK zijn de cursussen die Floron, Sovon en andere soortenorganisaties geven om soorten te leren kennen. Stef van Walsum, onze voormalige plantencoördinator geeft een landelijke digitale cursus om planten te herkennen en te inventariseren. Er doen 700 (!) mensen mee, waaronder ook een aantal leden van de NVWK. De inschrijving is nu gesloten, maar er komt volgend jaar vast een herkansing! Onze nieuwe coördinator Monique is heel voortvarend aan de slag gegaan en heeft met de werkgroepen al diverse activiteiten gepland voor de jeugd. Kijk er even naar op pagina 14, vraag je kinderen of ze zin hebben om mee te doen, en: zeg het voort! We vinden het heel belangrijk om jeugd en jongeren meer bij de natuur te betrekken. Immers, de jeugd heeft de toekomst, zeker voor hen is natuur belangrijk. Op 14 april hielden we opnieuw een digitale Algemene Ledenvergadering. De opkomst was goed, blijkbaar raken we gewend aan digitale bijeenkomsten. Het afgelopen jaar konden we 60 nieuwe leden bijschrijven tegenover die ons om diverse redenen verlieten, en we groeien nog steeds. Dat zegt iets over het draagvlak van de NVWK, we doen in elk geval iets goed! Na de formele zaken namen we node afscheid van penningmeester Jan de Boer. Coördinator Gabrielle Heuvelman was thuis al in het zonnetje gezet, daarvan zagen we foto’s. We waren blij dat we gelijk een nieuwe penningmeester aan de vergadering konden voorstellen: Marco Steenwinkel, en een Algemeen adjunct: Benjamin Hallie. Gelukkig was de vergadering met de voordracht eens en is hun benoeming nu officieel. Er is tevens een coördinator voor de materialen gevonden, Floor Andeweg, ook heel fijn. Helaas moest Jaap Oosterom toch afhaken als bestuurslid, maar hij blijft wel actief de planteninventarisaties organiseren zoals we terugzien in de Even Noteren. Dat laat nog twee open plekken in het bestuur: die van de coördinatoren plantenwerkgroep en de vogelwerkgroepen. Wie o wie? De NVWK organiseert veel leuke activiteiten, maar we schuwen ook de taaie klussen niet. Afgelopen week liep ik weer eens tegen eentje aan. Bij sloop en nieuwbouw moet een quick scan of (wat grondiger) ecologisch onderzoek worden gedaan naar beschermde soorten, zoals de kerkuil. Als zo’n soort er zit, moeten beschermende maatregelen worden genomen. Maar wat blijkt? Bij sloop vragen gemeenten daar vaak niet naar. Dat doen ze alleen bij een verbouwing. Het gevolg is dat de ene persoon of organisatie wel onderzoek laat doen en zo nodig maatregelen neemt (dat kost tijd en geld) en zijn planning aanpast, en de andere het nalaat, en daar eenvoudig mee weg komt. Dit gebeurt ook in de gemeente Krimpenerwaard, zo ontdekte ik. Daar moeten we weer achteraan…. Dat hou je alleen vol als er tegelijkertijd ook leuke dingen te doen zijn, zoals het tellen van vogels of planten, op excursie gaan, of meedoen aan de big day (zoveel mogelijk vogelsoorten ‘scoren’ in een dag). Mooi dat dit in de nabije toekomst weer mogelijk wordt. D

Next Article
politiek

politiek

Bron: natuurregistraties R.J.S. Terlouw, 1974-1978

met 23 waarnemingen (57,5%), kleine karekiet (Kk) was goede tweede met 14 waarnemingen (35%). De gele kwikstaart (Gkw) 2 waarnemingen (5%) en de rietzanger (Rz) 1 waarneming (2,5%) waren incidentele waardvogels (tabel 1).

Advertisement

De koekoek in 2020 Elk jaar proberen we één of enkele vogelsoorten wat intensiever te volgen in de Krimpenerwaard. Bij ons een december-activiteit om gezamenlijk de soort te selecteren, waar uiteraard veel onderlinge discussie aan vooraf gaat. Na een lange periode kwam voor 2020 de koekoek weer wat intensiever in beeld. Een lastige maar o zo leuke soort. Een grote actieradius, mannetjes die meerdere vrouwtjes hebben, en juist die vrouwtjes die bepalend zijn om het aantal territoria te bepalen hebben een sterk verborgen gedrag. Daar komt nog bij dat één vrouwtje in meerdere nesten haar eieren deponeert. Kortom, soms verzuchtten we: “Waar zijn we weer aan begonnen!” Vroeg op, in de avondschemering nog even door. Urenlang zittend op een slootkantje, soms met – vaak zonder resultaat. Maar met wat geduld en ondanks de vele jaren, de toch nog niet verleerde handigheid van het interpreteren waar het vrouwtje haar eieren in nestjes deponeert, bleken we de locaties van sommige nesten toch weer te kunnen bepalen en de waardvogelsoort vast te kunnen stellen. Als eenmaal in beeld is waar het nest te verwachten is dan is het vaak nog wel een uitdaging om er ook daadwerkelijk bij te komen als je met zekerheid wilt kunnen vaststellen dat je de juiste locatie in beeld hebt. Deze controle voor 100% zekerheid ging in de jaren zeventig voor een deel van de nestjes makkelijker. Destijds was de graspieper de belangrijkste waardvogel voor de koekoek in de Krimpenerwaard en tja, die zijn redelijk goed vindbaar in het grasland. Op de tweede plaats kwam in die periode de kleine karekiet. Die soort was ook destijds al wat lastiger. Je moest er voor terug met een bootje of simpelweg kleren uit en even zwemmen. Dat laatste doe ik tegenwoordig niet meer, dus of je moet terug met de kano of je gaat voor de makkelijke weg en bepaalt de zekerheid op basis van gedrag, voederfrequentie, geluiden en als de jonge koekoek groter wordt soms als bonus een zichtwaarneming. Dit past ook beter bij het vogelonderzoek in de 21e eeuw, waar nestonderzoek toch steeds meer ter discussie staat. Maar zo kost het wel meer tijd. Daartegenover staat dat je tegenwoordig als je het handig aanpakt zelf veel minder door de Krimpenerwaard hoeft te toeren. Door waarneming.nl wekelijks te checken krijg je inzicht waar vogels zich ophouden door te anticiperen op clusters van waarnemingen van derden en kan je dus veel gerichter zoeken naar territoriale mannetjes. Vanuit gebiedskennis en habitat van de waardvogels kan je inschatten waar de koekoekvrouwtjes hun gedrag kunnen vertonen waarmee ze waardvogels bespioneren. En dan is het vervolgens een beetje lui werk. Zitten in een randje, alert op stiekeme koekoekvrouwtjes. Wat opschuiven van je plekje als je er één in het zicht krijgt. De andere dag nog eens terug en voilà, een redelijk vermoeden van de waardvogel en de locatie van haar nest is het resultaat. Wel is het jammer dat de meldingen op waarneming.nl meestal niet de juiste locatie blijken te bevatten. De plek van het pad of de weg waar de soort werd geklikt op de telefoon is vaker aangegeven dan de werkelijke locatie van de vogel. Zit hij nu in de zuidelijke of noordelijke Stolwijkse Boezem? Hebben de waarnemingen op de Parallelweg langs de N210 betrekking op de Kwakels of het recreatiegebied aan de noordzijde van de weg of riep de vogel zelfs uit de noordelijke Nespolder? Het blijft jammer dat bij het digitaal invoeren niet meer zorgvuldigheid wordt toegepast. Waarneming. nl is voor velen meer een digitale soortenlijst geworden dan het oorspronkelijke doel dienen: het vastleggen van gegevens voor onderzoeken en aantalbepaling. Juist door een nauwkeurige plaatsinvoer en vermelden van het gedrag kan het een waardevol bronbestand zijn voor onderzoekers en het vastleggen van historische informatie een belangrijk hulpmiddel zijn. Bij de koekoek bleek dit vaak minder problematisch. In het voorbeeld van de Stolwijkse Boezem kun je, nadat de rieteilanden in de maalwatergang in 2013 zijn verwijderd, de noordelijke boezem vergeten voor koekoeksvrouwtjes. Geen habitat meer voor de kleine karekiet als waardvogel beschikbaar en voor graspiepers was die nooit in het gebied aanwezig. Ook graslandgebied kan je tegenwoordig vrijwel overal uitsluiten als habitat waar je een vrouwtje koekoek kan aantreffen. De graspieper, die in de jaren zeventig vorige eeuw nog overal aanwezig was en de meest talrijke waardvogel was voor de koekoek in ons gebied, is schaars geworden. In de midden jaren zeventig vorige eeuw werd de populatie voor de hele Krimpenerwaard nog geschat op 750 territoria (Randstad en broedvogels, 1981).

Begin 2020 besloten we dus om te proberen weer een beeld van de koekoek in de Krimpenerwaard te krijgen. We hebben uiteindelijk een grove schatting kunnen maken van het aantal territoria van vrouwtjes van de koekoek. Dit zal rond de 10 exemplaren zijn geweest (zie figuur 1). Van 4 vrouwtjes hebben we één of meerdere geparasiteerde nesten kunnen lokaliseren. De waardvogel betrof in alle gevallen de kleine karekiet. Niet verwonderlijk zoals gezegd, als je naar de actuele stand van graspieper en gele kwikstaart kijkt. Waar we wel over twijfelen is of de koekoekvrouwtjes ook in ons gebied het aantal van 8 tot 12 eieren kan plaatsen in gastnestjes. De dichtheid van de kleine karekiet is weliswaar lokaal hoog en een vrouwtjeskoekoek heeft een grote actieradius. In gebieden als de Berkenwoudse Driehoek, Berkenwoudse Boezem, een deel van De Nesse en

op de zuidelijke oevers van de Lek en Nieuwe Maas (buitendijks Krimpen aan de Lek, Zaag, Stormpolder, maar ook de Overzijde van de Nieuwe Maas zoals de uiterwaarden van Huys ten Donck) lijkt dit mogelijk haalbaar. Veel andere gebieden met een voldoende groot aantal waardvogels binnen het activiteitsgebied van het vrouwtje koekoek om 8 of meer waardvogels te kunnen benutten zien we echter niet.

Landelijk geven de indexen van SOVON een matige afname van de koekoek te zien van circa 30% in de periode 1990-2019. In de broedvogelindex van Zuid-Holland zien we afname van circa 50% (https://www.sovon.nl/content/broedvogeltrends). We kunnen op basis van bovenstaande ook concluderen dat de koekoek in de Krimpenerwaard een aanzienlijke afname heeft gekend in de afgelopen vier decennia. Als we naar de beschikbare informatie kijken zoals bovenstaand vermeld, dan zouden we in de Krimpenerwaard een nog aanzienlijk grotere afname kunnen veronderstellen, die sluit in een bezetting van nog slechts ca. 30% t.o.v. midden jaren zeventig vorige eeuw. Misschien is dat wel logisch als je ziet dat het aantal beschikbare waardvogelsoorten is afgenomen en er eigenlijk nog maar één gastoudersoort, de kleine karekiet, talrijk genoeg is in ons gebied om de koekoek te kunnen faciliteren. Bij het nog vrijwel uitsluitend kunnen benutten van de soort kleine karekiet is ook de beschikbare oppervlakte aan habitat voor koekoek vrouwtjes in ons gebied sterk verminderd. De open graslandgebieden zijn niet meer exploitabel en dat is wel de grootste oppervlakte in ons gebied. Neem daarbij ook de afname van grote rupsen m.b.t. de voedselbeschikbaarheid. Wie ziet anno 2021 tijdens een wandeling over de Ouderkerkse Landscheiding in het late voorjaar nog meer dan tien drinker rupsen [De rups van de rietvink drinkt van dauwdruppels en wordt ook wel drinker genoemd, red.], zoals in de jaren zeventig en tachtig vorige eeuw regelmatig voorkwam (Natuurregistraties Terlouw, 1969-2021). En niet in de laatste plaats de mogelijk door ons veronderstelde kleinere reproductie per vrouwtje koekoek door de afname van beschikbare potentiele waardvogels.

Of het verschil van 30 naar circa 10 territoria in de Krimpenerwaard werkelijk zo groot is zal echter onduidelijk blijven door de slechts beperkte informatie die we konden reconstrueren uit de jaren zeventig vorige eeuw. De twijfel of de oorspronkelijke reproductie nog wel wordt gehaald wanneer we de acht tot twaalf gelegde eieren per vrouwtje koekoek, die Davies vermeld, in ogenschouw nemend en niet in de laatste plaats de gewijzigde inzichten bij het interpreteren van koekoekterritoria, die in het verleden voornamelijk aan de hand van roepende mannetjes werden bepaald in relatie tot het vermeende overschatten van koekoekterritoria met de gehanteerde methode in het verleden, lijkt gerechtvaardigd.

Soortgerichtonderzoek, het is zo leuk. We raden het een ieder aan. Selecteer een soort en verdiep je gedurende een jaar in deze specifieke vogel. Lees er over, zoek informatie, ontdek de soort in je eigen omgeving, kijk, luister en let goed op. Je krijgt er je mooiste vogelwaarnemingen voor terug. Maar bedenk ook dat je met één jaar speciale aandacht wel inzicht krijgt en heel veel leert, maar het levert meestal geen ‘harde’ antwoorden op inhoudelijke vragen. In veel gevallen roept intensief volgen, juist nieuwe vragen op. Om die te beantwoorden zou je soorten langjarig moeten volgen. Toch elk jaar een soort specifiek volgen blijft voor ons mooier dan achter de meest zeldzame soorten aan te lopen. Daarom is steeds mijn antwoord op de vraag of ik nog bij die zeldzame dwaalgast ben geweest: “Waarom zou ik daar op af gaan? Hij gaat hier dood of hij gaat weg. In alle gevallen heb ik veel te weinig informatie om interessante gegevens te verzamelen waar ik inhoudelijk wat mee kan”. D

This article is from: