2.1
Competenties
Situering/verantwoording vanuit de competenties
Functioneel geheel 1: De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen 1.1
De leerkracht kan de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen.
De leerkracht kan: 1.1.1 in overleg met teamleden of externen bij de leerlingengroep kenmerken achterhalen die een invloed hebben op de kwaliteit van leren en onderwijzen; 1.1.2 met de hulp van collega’s de heterogeniteit en de diversiteit van de leergroep onderkennen. De ondersteunende kennis omvat de leerlingkenmerken en de kenmerken van de leergroep en de werkwijzen om die te achterhalen.
Functioneel geheel 3: De leraar als inhoudelijk expert 3.2
De leerkracht kan de verworven domeinspecifieke kennis en vaardigheden aanwenden.
De leerkracht kan: 3.2.1 flexibel gebruikmaken van domeinspecifieke kennis en vaardigheden in de pedagogisch-didactische aanpak. De ondersteunende kennis omvat de concepten, inhouden en structuren, en methodes van het vakgebied.
3.3
Beginsituatie
De leerkracht kan het eigen vormingsaanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriĂŤntering van de leerlingen.
1
vakdidactiek informatica
2
De beginsituatie
vakdidactiek informatica
De leerkracht kan: 3.3.1 horizontale en verticale verbanden leggen tussen inhouden uit het eigen vakgebied, en tussen die inhouden en de inhouden uit verwante vakgebieden en vakoverschrijdende domeinen; 3.3.2 het eigen aanbod situeren binnen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en binnen een leerplan. De ondersteunende kennis omvat leerlijnen, verwantschappen tussen eigen en andere vakgebieden (zowel gewoon als buitengewoon onderwijs) en studieloopbanen.
Een cruciale fase in het leerproces is het inschatten van de beginsituatie. Voor het bepalen van de beginsituatie is het belangrijk dat kennis over en van de leerlingen niet onderschat worden. Je moet je daarbij realiseren dat een groep meestal zeer heterogeen samengesteld is omdat elke leerling als individu al zeer verschillend is. Naast de individuele beginsituatie per leerling zorgen groepsdynamiek, omgevingselementen en leiderschapsstijl van de leerkracht voor bepalende factoren. Dus niet alleen het niveau van de leerlingen op het vlak van inhoud maar evengoed psychologische en infrastructurele omstandigheden zijn mede bepalend voor “de beginsituatie” waarmee je als leerkracht aan de slag moet.
2.2
Wat wordt bedoeld met “de beginsituatie”?
De beginsituatie is het geheel van kennis, vaardigheden en competenties aanwezig in leerlingen en klasgroepen op een bepaald moment en in functie van te bereiken leerinhouden en –doelstellingen. Van de leerkracht als begeleider van leer- en onderwijsprocessen wordt verwacht dat hij/zij de beginsituatie van een klasgroep kan bepalen. Voor de niet-inhoudelijke elementen heb je gereedschappen gekregen in je cursus Algemene didactiek. Voor de inhoudelijke en infrastructurele elementen van het vak Informatica krijg je hieronder een aanzet. Het is van belang dat je als leerkracht de beginsituatie van je leerlingen correct kan evalueren zodat een aangepaste en gedifferentieerde aanpak mogelijk wordt. Leerlingen worden tegenwoordig immers benoemd als “screenagers”, “screenteens” en ook wel “digitale inboorlingen” (digital natives) in tegenstelling tot het gros van je toekomstige collega’s-leerkrachten die, niet gespeend van enige onderschatting, ook wel “digitale immigranten” of zelfs “digibeten” (digitale analfabeten) worden genoemd. Het merendeel van de huidige leerkrachten wordt met andere woorden meer en meer geconfronteerd met leerlingen die meer thuis zijn in het gebruik van ict dan de leerkracht zelf. Leerlingen leven geconnecteerd met het internet. Maar het is niet de technologie die onderdeel is van hun leven, het is het resultaat, de communicatie en informatieverwerving waarin zij belang stellen. De gadgets, zoals gsm, sms, chat, podcasting, blogs, sociale websites zoals facebook, mp3-speler… , en andere technologische pareltjes zijn daarbij niet meer dan het voertuig van het sociale weefsel waarvan zij deel uitmaken en waar (te) veel leerkrachten dikwijls buiten staan. Jongeren, en misschien jij ook, lezen geen handleidingen maar gaan bij elkaar te rade en proberen volgens het principe van “trial and error” de beschikbare technologie voor hun kar te spannen. Dit maakt dat de technische bagage van leerlingen om op een efficiënte manier om te gaan met
2
Beginsituatie
2.3
Waarom de beginsituatie bepalen?
Nogal wat leerlingen zullen in meerdere of in mindere mate ervaring hebben in het omgaan met ict, bijvoorbeeld door ict-integratie tijdens de lessen op de lagere school, in de eerste graad of zelfs via een pc thuis. Sommige leerlingen kunnen wellicht tienvingerblind typen, terwijl anderen met moeite sommige toetsen op het toetsenbord vinden. Daarnaast is het noodzakelijk dat tijdens de lessen voldoende differentiatie ingebouwd wordt, zodat alle leerlingen op hun niveau van kennis en vaardigheden aangesproken worden. Ook moet de leraar zich er in voldoende mate van vergewissen of de leerlingen ook effectief de vaardigheden bezitten die ze beweren verworven te hebben. Vooral bij leerlingen die de kennis en vaardigheden zelfstandig hebben verworven, is het risico groot dat dit onvolledig of onvoldoende grondig gebeurd is. Ook moet de leraar bewust รกlle leerlingen voldoende actief bij de les betrekken, ook de leerlingen die minder gemotiveerd lijken voor ict of die enige ict-achterstand ten opzichte van hun medeleerlingen lijken te hebben. Het is belangrijk dat de leraar zich zeer goed bewust is van deze beginsituatie en er actief kan op inspelen.
2.4
De inhoudelijke beginsituatie
Om doelstellingen van het vak Informatica te kunnen bereiken zal een leerkracht zich o.a. moeten afvragen welke inhouden en vaardigheden reeds bereikt werden, vooral in verband met de nog te bereiken doelstellingen: wat kunnen en kennen de leerlingen al, welke eindtermen en doelstellingen zijn reeds bereikt. Hiertoe moeten we kunnen inschatten op welke basis de inhouden en doelstellingen tot aan de intrede van de leerling in de tweede graad werden bepaald en in welke mate de inhouden en doelstellingen ook werden bereikt. Voor het vak Informatica in de tweede graad van het secundair onderwijs is de inhoudelijke achtergrond bepaald door de vakoverschrijdende eindtermen en ontwikkelingsdoelen ict voor het basisonderwijs en de eerste graad van het secundair onderwijs en door de raamplannen en leerplannen ict van de eerste graad (A- en B-stroom). Maar daarnaast zijn er meer en meer niet-schoolse invloeden op het kennis- en vaardigheidsniveau van de leerlingen.
2.4.1
De vakoverschrijdende eindtermen ict voor het secundair onderwijs eerste graad A- en B-stroom en BUSO OV3
De eindtermen zijn bedoeld als richtinggevend kader voor de scholen betreffende de implementatie van ict in het onderwijsproces. Omdat de eindtermen vakoverschrijdend zijn, hebben de scholen geen resultaats-
Beginsituatie
3
vakdidactiek informatica
technologie en meer bepaald met computers en toepassingsprogrammatuur dikwijls beperkt en meestal zeer heterogeen is.
vakdidactiek informatica
verplichting, wel een inspanningsverplichting. Dit betekent onder andere dat de inspanningen op verschillende wijzen zullen gevoerd worden door verschillende scholen. Maar zelfs binnen eenzelfde school kan er een groot verschil optreden in de resultaten die bereikt worden door de verschillende leerkrachten. Immers, niet elke leerkracht is even bereid om ict te integreren in zijn lessen, noch om tijd te besteden om met enige systematiek en efficiĂŤntie vaardigheden aan te leren die nodig zijn als onderliggend weefsel voor de eindtermen. In hoofdstuk 3 lees je meer over de eindtermen ict.
2.4.2
De raamplannen ict voor A-en B-stroom, leerplannen technologische opvoeding en beroepenveld Kantoor en Verkoop
Belangrijk om weten bij de raamplannen ict van de eerste graad is dat ze een aanbeveling zijn van het VVKSO aan de scholen met een eerste graad. Scholen die de raamplannen ict opnemen, hebben de keuze uit een aantal scenario’s. Deze gaan van het inrichten van een apart vak ict in het eerste en/of tweede jaar tot het aanbrengen van de raamplandoelstellingen via ict-integratie in het vakkenpakket van leerlingen. De raamplannen ict en de ict-onderdelen van de leerplannen Technologische opvoeding en beroepenveld Kantoor en verkoop hebben als doel instrumentele basisvaardigheden te verwerven. In hoofdstuk 3 lees je meer over de leer- en raamplannen ict.
2.4.3
Elders verworven vaardigheden en competenties
Vanzelfsprekend zullen jongeren, naast de door curricula en eindtermen bepaalde inhouden, elders ict-vaardigheden en -competenties verworven hebben op het moment dat ze in de tweede graad arriveren. Het gaat immers om screenteens, hun sociale leven wordt mee bepaald door het gebruik van technologie. Welke deze vaardigheden en competenties zijn, is moeilijk te bepalen. Ze zijn immers zeer individueel of achtergrondgebonden bepaald. Uit onderzoek blijkt dat de huidige NET-generatie al op zeer jonge leeftijd in aanraking komt met computers en technologie. Kinderen geboren rond 2000 brengen dagelijks gemiddeld 2 uur door achter een scherm (tv, video, computers, spelconsoles, pda, gsm). Toegang tot computers is voor het overgrote deel van de leerlingen via thuis maar deze toegang is niet uniform voor alle leerlingen. Sommige leerlingen hebben thuis geen toegang tot computer en/of Internet.
2.4.4
Mogelijke werkwijzen
Noch over de eigenlijke inhouden noch over het bereikte niveau geven de eindtermen, raamplannen en elders verworven vaardigheden uitsluitsel. Het zal dus voor elke leerkracht zaak zijn om zo accuraat mogelijk te achterhalen welke de kennis en basisvaardigheden zijn die zijn leerlingen bezitten.
4
Beginsituatie
Eén manier om bij de instroom in de tweede graad de beginsituatie op het vlak van ict-kennis en basisvaardigheden proberen in te schatten is in gesprekken met collega’s die de ict-integratie en eindtermen realiseerden in de voorgaande jaren. Je zal hierbij zowel objectieve als gekleurde informatie bekomen. Het is evident dat het inschatten van de beginsituatie zo objectief mogelijk moet gebeuren. Immers, het beeld dat een leerkracht gekregen heeft op de beginsituatie kan vertroebeld zijn door leerlingen met veel computerervaring die enigszins opschepperig hun eigen vaardigheden vingervlug ten toon spreiden. Vooreerst is de kans groot dat de vaardigheden die deze leerlingen bezitten, niet de vaardigheden zijn die in het raamplan of de eindtermen nagestreefd werden of die nuttig zijn voor de realisatie van de doelstellingen van het leerplan. Bovendien kan hun gedrag remmend werken op leerlingen die (nog) niet zo ict-vaardig zijn, waardoor steeds dezelfde leerlingen de oefeningen oplossen en steeds dezelfde leerlingen hierop toekijken. Vanzelfsprekend moet een leraar dergelijke situaties tot elke prijs vermijden. 2.4.4.2 Vragenlijsten en doetesten Bij het bepalen van de inhoudelijke beginsituatie kan je gebruik maken van eenvoudige vragenlijsten en/of doe-testen die de kennis en vaardigheden van je leerlingen testen. Op basis hiervan kan je vrij ondubbelzinnig de vaardigheden en kennis van je leerlingen inschatten. Zulke vragen- en/of doelijsten kan je eenvoudig zelf opstellen. Je kan hierbij inspiratie opdoen bij verschillende organisaties zoals het VVKSO. Op hun website en op eloV staan enkele online tests voor het inschatten van de beginsituatie1 ict bij de instroom in de eerste graad.
2.5
De analyse van de omgevingselementen
De klasruimte, de infrastructuur, de mogelijkheden tot e-leren, de toegankelijkheid tot computers en internet buiten de normale lestijden... beïnvloeden evenzeer de beginsituatie en het realiseren van de doelstellingen. Zijn leerlingen het gebruik van de ict-infrastructuur gewoon, is er een computer(lokaal)reglement en zijn de leerlingen vertrouwd met de afspraken die gelden rond het gebruik van hard- en software, e-mail in de school, … ?
2.6
Besluit
Wil je als leerkracht zonder veel overbodige herhaling maar tegelijk zonder zorgen om “vergeten” inhouden en vaardigheden aan de slag met je leerlingen, dan is het van belang dat je een juiste inschatting maakt van de ict-kennis en -vaardigheden die leerlingen bezitten bij de start van de lessen informatica in de tweede graad. 1
http://www.vvkso.be > Publicaties > Downloaden > Lesmateriaal > ICTtest 1A
Beginsituatie
5
vakdidactiek informatica
2.4.4.1 Gesprekken met collega’s
vakdidactiek informatica
1 Zijn de vragen van “ict-test 1 A” van het VVKSO geschikt voor het inschatten van de beginsituatie bij de instroom in de eerste graad? Waarom wel? Waarom niet?
Opdracht
2 De leerlingen die instromen in de eerste graad moeten de eindtermen ict 1 t.e.m. 8 beheersen. Maak een oefening die de beheersing van 3 van deze eindtermen naar waarde kan schatten. Voor welke eindterm(en) zie je geen mogelijkheid om een test samen te stellen? Waarom? Voor welke eindterm(en) kan je zeer gemakkelijk een test samen stellen? Waarom? 3 Stel een test samen met 15 kennis- en doe-vragen, gebaseerd op de eindtermen ict en de raamplannen ict, waarmee je de inhoudelijke beginsituatie van een klas op het einde van de eerste graad kan bepalen. 4 Tijdens je stage neem je van 2 klassen (eerste jaar tweede graad) een test af om hun niveau te bepalen op het vlak van (kies één onderwerp) eenvoudig computer- en bestandsbeheer tekstverwerking het Internet presenteren fotobewerking kiezen van software in functie van een bepaalde opdracht reflecteren op de eigen ict-vaardigheden 5 Vraag aan je stagebegeleider het computer(lokaal)reglement van je stageschool. Zoek twee regels waar je bedenkingen bij hebt. Welke bedenkingen? Vraag na bij je stageschool waarom ze deze 2 regels hebben opgenomen en bespreek je bedenkingen met de verantwoordelijke.
6
Beginsituatie