Verrekijkerbieb - 5e leerjaar - Kijker 1 - Thema 9 - N3 - Mail uit Marokko

Page 1

ucatieve uitgaven

BIEB

Mail uit Marokko Bea De Koster

Kijker educatieve uitgaven

Verrekijker 5

1



Mail uit Marokko

1


Zaterdag, 4 juli 2015 Dag schatten, Het is hier heet, heel erg heet. Zo heet dat ik het gevoel heb alsof ik in een oven zit en iemand heeft het klapdeurtje dichtgedaan. Help! Ik ben daarnet nog even onder de koude douche gaan staan, maar het zweet loopt alweer in straaltjes van mij af. Opa doet een middagdutje. Dus heb ik tijd om jullie een mailtje te sturen. We zijn gisteren aangekomen in Marrakesh. Fatima heeft ons ontvangen. Zij is de huishoudster van meneer en mevrouw Dupont die nu in ons huis zitten. Ze heeft ons laten zien waar we alles kunnen vinden. En we kregen een potje van haar zelfgemaakte sinaasappeljam. Fatima is moslim. Ze droeg een lang, zwart kleed en een zwarte hoofddoek. Over haar hoofddoek had ze een brede, strooien zonneklep. Het is geen gezicht, maar wel erg handig als bescherming tegen de zon. Ze woont niet zo ver, maar toch belde ze haar broer om haar op te halen met de auto, want het is ramadan. Ze voelde zich nogal slapjes. Ramadan is de vastenmaand van de moslims. Dan mogen ze veertig dagen achter elkaar overdag niks eten of drinken. Ik weet niet hoe ze dat doen. Als ik een volle dag moest vasten in die hitte zou ik helemaal uitdrogen als een appel die een hele winter in de kelder heeft gelegen. En ik heb al zo veel rimpels! Ben even opgehouden met schrijven. Het was ineens zo stil, buiten. We zitten op de vijfde verdieping van een groot gebouw.

2


We hebben een reusachtig terras met een grote eettafel aan de ene kant en een groot buitensalon aan de andere kant. Allebei met een tentdak erboven en gordijnen die je kunt dichttrekken. Dan kun je in de schaduw zitten. Stel je voor, in een tent, boven op het dak! Achter ons gebouw ligt een grote bouwput. Die kan ik zien als ik op de rand van het fonteintje sta. Ja, er is hier een fonteintje met mooie tegeltjes waar de vogels komen drinken. In de bouwput zijn voortdurend mannen aan het werk. Ze kloppen en slaan en boren. Ook ‘s nachts, want dan is het frisser. En dan mogen ze eten en drinken! Daarom rusten ze overdag als de zon hoog staat. Ik heb een foto genomen van een van de werkmannen die in de put ligt te slapen. Maar nu is opa wakker geworden van de stilte. Dus wij gaan de stad in. Liefs, Oma

3


Maandag, 6 juli 2015 Dag schatten, Als je mij een kaart of een plattegrond in mijn handen stopt, vind ik overal de weg. Maar Marrakesh, dat is andere koek. De straatjes slingeren zich overal tussendoor. Soms zijn er zelfs steegjes die onder een huis door lopen. En als je dan denkt, nu weet ik het zeker, hier moeten we rechtsaf, dan herken je ineens een winkeltje. O nee, we zijn in het rond gelopen. We zijn terug bij af. Het helpt natuurlijk niet dat er bijna geen straatnaambordjes zijn. Op die manier hebben we sommige stukken van de stad twee of drie keer gezien. Eigenlijk is het één grote markt van allemaal winkeltjes naast elkaar. Sommige zijn zo smal dat opa en ik nauwelijks naast elkaar kunnen staan. Andere lopen heel diep door tot in ruime achterkamers vol tapijten en kleurige sjaals en tassen. Soms had ik zin om iets te kopen, maar dan zei opa: Je weet dat we later nog met de rugzak gaan rondtrekken. En dan voelde ik het gewicht al. Nee, ik stel het nog maar even uit. Aan het eind van onze reis komen we toch weer naar Marrakesh om het vliegtuig te nemen. Terwijl ik dit schrijf, trekt een onweer over de stad. De lucht boven de huizen aan de overkant van de straat is vuilgeel. Er vliegt zand in het rond. Ik kan maar beter binnen gaan zitten. Wat zei ik ook weer? O ja, al die winkeltjes. In het hart van de stad willen ze vooral spullen verkopen aan de toeristen. Maar als je wat meer naar de buitenrand gaat, vind je lange straten vol kraampjes.

4


Daar doen de mensen van Marrakesh hun dagelijkse boodschappen. Dat zou je moeten zien. Groenten en fruit waar wij nog nooit van gehoord hebben. Karren vol met platte broodjes. Bossen en bossen groene kruiden. Munt voor de thee, en koriander voor bij het eten. Al die geuren, al die kleuren. Daar word je een beetje dronken van. Nee, Emiel, dat bedoel ik niet letterlijk … En tussen alles door zijn er winkeltjes met piepende kuikens, dode kippen, stukken van koeien. En dan ruik je ineens vis. Of de stank van bromfietsen die zich tussen de mensen wringen. Ik moest goed uitkijken dat ik opa niet uit het oog verloor. Bliksem! En donder! En nu valt de regen met dikke druppels uit de hemel. Ik ga opa helpen want ik zie dat de lamp in de buitensalon is omgevallen. Snelle groet, Oma

5


Woensdag, 8 juli 2015 Dag schatten, Ik zie dat het raampje van de buitensalon nog scheef hangt. Ik bedoel eigenlijk een spiegel met twee luikjes ernaast zodat het lijkt alsof je door een raampje in de tuin ernaast kunt kijken. Maar dat is natuurlijk bedrog! Gisteravond hebben we alweer een onweer gehad. Omdat alle deuren en ramen openstonden om wat lucht binnen te laten, viel een schilderij met een klap op de grond. Gelukkig was het niet stuk. De buitensalon wordt ook steeds stoffiger van het rondvliegende zand en gebladerte. Af en toe zie ik een dikke, vette, zwarte kever rondkruipen. Twee vingers dik en vier vingers lang, Ella. Niet gelogen. Het was weer een drukke dag vandaag. We zijn naar het museum Dar Si Saïd geweest. Nu is het een museum, maar vroeger was het een huis van rijke mensen. Een dar is een huis dat in een vierkant is gebouwd rond een binnentuin. Bij de familie Saïd stonden sinaasappelbomen en een fonteintje. Ik had zin om er de hele middag te blijven zitten met mijn voeten in het water. Maar de rest van het huis was ook prachtig. De muren en plafonds waren bewerkt met kleine tegeltjes in alle kleuren. Mozaïek zoals bij jullie thuis in de badkamer, maar dan met nog meer tekeningen erin. Alsof er overal bloemen en bladeren uit de muren schoten. Wisten jullie dat in de islam nooit mensen mogen worden afgebeeld? Kijk, dat weten jullie dan nu. Dat is omdat moslims niet willen dat God met het gezicht van een mens wordt voorgesteld. In ieder geval werken de vaklui hier altijd met lijnen en krullen en hoeken. Arabesken, zoals wij dat noemen.

6


Ze zitten zelfs in het pleisterwerk. Prachtig! Het lijkt net kantwerk. Ik raak er maar niet op uitgekeken. De familie van Saïd was wel een beetje rijker dan de meeste andere families. Ze hadden niet alleen twéé binnentuinen, maar ook grote openingen in het dak. Dakramen zonder raam. Zo kon er ook licht en lucht naar binnen in andere delen van het huis. De bewaker noemde dat de Arabische telefoon. Als de heer des huizes beneden in zijn handen klapte, kwam een van de vrouwen op de andere verdieping al aangelopen, en dan vertelde ze hem wat hij wilde weten. Of het eten al klaar was, bijvoorbeeld. Kijk eens aan, opa roept me. Het eten is klaar. Jullie weten hoe lekker hij kan koken! Heel veel liefs, ook van opa. Oma PS - De sinaasappeljam van Fatima is heerlijk!

7


Donderdag, 9 juli 2015 Dag schatten, Vandaag wilden we naar de donderdagmarkt gaan. Bij de Donderdagpoort, hoe kan het ook anders. Maar dat is niet gelukt. Toen we op ons stadsplan stonden te kijken, kwam er een man langs met een boodschappentasje. Waar we naartoe wilden? ‘De donderdagmarkt? Maar die is pas na de middag. Willen jullie de leerlooiers dan niet aan het werk zien?’ ‘Eh, ja, natuurlijk. Daar wilden we na de middag naartoe. Dat is hier niet ver vandaan, toch?’ Zoiets gebeurt dus voortdurend. De meeste Marokkanen spreken goed Frans en ze willen je altijd en overal de weg wijzen. Ook naar plaatsen waar je niet naartoe wilt, of toch niet op dat moment. ‘Kijk, ik wil jullie graag zelf brengen,’ zegt de man met het boodschappentasje. ‘Maar daar heb je Mohamed. Hij werkt in de leerlooierij.’ Mohamed is een lange, grijze, vriendelijke man, en hij wil graag met ons meelopen. ‘Weet je wat het verschil is tussen Berbers en Arabieren?’ vraagt hij. Dat weten we natuurlijk wel. De Berbers woonden als eersten in Marokko, en later vielen de Arabieren het land binnen. Zij brachten de islam mee. Eerst wilden de Berbers daar niks van weten, maar na een poos hebben ze zich allemaal bekeerd. Maar dat is waarschijnlijk niet wat Mohamed bedoelt.

8


‘Berbers,’ zegt hij, ‘looien de huiden van grote dieren. Zoals koeien en dromedarissen. De Arabieren doen de kleinere dieren. Schapen en geiten en zo.’ Intussen lopen we als verdwaalde kippen achter hem aan. Straatje in, steegje uit. Op een bepaald moment raken we verstrikt in een mensenzee. Rook en geknetter van bromfietsen en gemotoriseerde karretjes die in tegengestelde richting willen. Even ben ik bang dat ik achterover in een groentekraampje ga vallen, of dat er iemand over mijn tenen zal rijden. Maar het loopt goed af. Even later levert Mohamed ons af bij een man alsof we een postpakketje zijn. De man stopt ons een bosje munt in de hand. ‘Tegen de stank,’ zegt hij. En dan begint de rondleiding waar we niet om hebben gevraagd. Maar we zijn natuurlijk wel nieuwsgierig en we willen weten hoe alles werkt. Je begint dus met een dood dier. Daar stroop je de huid vanaf. De huiden worden ondergedompeld in bakken. Hele reeksen bakken naast elkaar op een groot binnenplein. Ze zijn van cement en ze zitten half in de grond. Als je het van bovenaf bekijkt, lijkt het wel een reusachtige honingraat. Maar ze ruiken niet zo lekker. Ze zijn gevuld met uitwerpselen om de huiden soepel te maken en de restjes vlees eraf te halen. Op het platteland worden er speciaal duiven gehouden voor de leerlooierijen. Dat spul is zo bijtend dat je vel er helemaal van kapotgaat. Sommige mannen hebben lappen rond hun mond en neus gewikkeld. Die vieze stoffen wil je echt niet de hele dag inademen.

9


En ze kunnen niet aldoor met een bosje munt voor hun neus lopen zoals wij. Ze trappelen in de kuipen tot de huiden helemaal doordrenkt zijn. En dan komt er een tweede bad om het leer te kleuren. Wij kunnen alleen de bakken zien waarin de mannen aan het werk zijn. De andere zijn afgedekt met lappen of oude tapijten. Anders verdampen de vloeistoffen door de warmte van de zon. Als het leer de juiste kleur heeft, wordt het gedroogd. Daarna moet iemand nog een keer de laatste restjes en vezeltjes er vanaf schrapen met een krom, ijzeren werktuig. Maar dan heb je natuurlijk nog geen schoenen of handtassen of jasjes. Of wat dacht je, Ella? In dezelfde straat als de leerlooierijen liggen de meeste werkplaatsen van de leerbewerkers. Als je daar gaat kijken, zie je overal snippers leer liggen, en je ruikt de geur van de lijm die ze gebruiken. Ik zou heel veel mooie spullen kunnen kopen, maar ik hou me in. Ik hou me in! En ik hou er voor vandaag mee op. Tot de volgende mail. Oma

10


Vrijdag, 10 juli 2015 Dag schatten, Weten jullie wat een karavanserai is? Dat is een herberg, gebouwd rondom een binnenplein. Handelaars konden er vroeger hun waren verkopen en overnachten. Soms waren het hele karavanen van kooplui die samen reisden. Dat was veiliger. Soms moesten ze door de woestijn met hun zwaar bepakte kamelen en dromedarissen. In groep werden ze minder snel aangevallen door rovers. Heb je ‘m, Emiel? Karavanen kunnen terecht in een karavanserai! Nu wordt koopwaar met vrachtwagens vervoerd. Kamelen en dromedarissen komen de stad niet meer in. Maar de oude karavanserais zijn er nog. Met hun grote binnenplaats waar vaak nog een reusachtige weegschaal staat. Daar moesten de handelaars geld voor betalen, om hun waren te kunnen wegen. Vandaag liepen we in een straat met rieten matten die als tentzeilen over de hele breedte waren gespannen. Heel mooi, zoals het zonlicht daar doorheen valt. Je krijgt het vanzelf al wat minder warm. En iedereen heeft streepjes schaduw in zijn gezicht en op zijn kleren. Goed, ineens zagen we de poort van een karavanserai openstaan. Wij naar binnen, natuurlijk. Je kent opa. Over de hele eerste verdieping liep een houten balkon. Daar waren vroeger de gastenkamers, maar ik denk dat er nu gewoon mensen wonen. Beneden waren werkplaatsen. Er waren een paar jongens die leren riemen maakten.

11


En er was iemand die latjes maakte waarin mooie arabesken waren uitgehaald. Ik heb het niet gevraagd, maar ik denk dat het modelletjes waren voor het prachtige pleisterwerk dat ik hier overal zie. Opa laat jullie de groeten doen. Hij brengt me net een bord met partjes mango. Precies rijp. Heerlijk! Tot – slurp – de volgende – lik – mail! Oma

12


Zaterdag, 11 juli 2015 Dag schatten, Ik heb een nieuwe man! Opa is naar de kapper geweest, en die heeft echt zijn best gedaan. Eerst opa’s haren geknipt. Heel kort, Emiel. En dan met de zeepkwast flink veel schuim en dan scheren met een groot, scherp mes. Maar er kwam geen één druppeltje bloed aan te pas. Zo glad heb ik opa’s wangen nog nooit gevoeld. Met dat korte haar ziet hij er nog veel kaler uit. Maar wel erg netjes en energiek. Het is echt wennen. Ik moet telkens weer naar hem kijken. En om het helemaal compleet te maken, zijn we naar het badhuis geweest, de hammam. Niet samen, natuurlijk, dat kan hier niet. Opa ging dus bij de mannen naar binnen en ik bij de vrouwen. Ik wist niet hoe het precies ging, dus ik keek maar een beetje naar de anderen. Op het tapijt in de ontvangstruimte lagen twee vrouwen in een onderjurk en een lange onderbroek (met bloemetjes!) op het tapijt uit te rusten. Het leken net twee gestrande zeehonden zoals ze daar lagen te genieten. Ze gebaarden dat ik mijn kleren uit moest trekken. Daarna kreeg ik een stuk zachte, zwarte zeep. In de eerste ruimte moest ik een emmer nemen. Maar het water van de kraan was koud. Ik dacht dat dat niet de bedoeling kon zijn. Dus liep ik door naar de tweede ruimte. Daar zat een moeder haar dochtertje te wassen. Ze gooide telkens schoon water over haar heen met een steelpannetje van plastic. Hier was het water al een stuk warmer.

13


Maar in de achterste ruimte zaten een vijftal vrouwen, en het was er echt heel warm. Ook de vloer. En het water uit de kraan! Ze keken even op toen ik kwam, maar daarna gingen ze door met kwetteren. Misschien hebben de mensen hier al lang een eigen douche in huis, maar er gaat niks boven het wekelijkse uitstapje naar het badhuis. Als jij in Marokko woonde, Ella, zou je vast in de hammam afspreken met je vriendinnen. Ik ging gezellig bij de kwebbelende vrouwen zitten en ik zeepte me helemaal in. Stukje bij beetje. Goed schrobben en dan water over me heen gieten. Telkens weer, tot ik helemaal schoon was. Ik voel me nog altijd zalig. Liefs, Oma

14


Maandag, 13 juli 2015 Dag schatten, Morgen ga ik onze kleren wassen en onze rugzakken inpakken, want woensdag beginnen we aan onze rondreis. Daarom zijn we vanavond als afscheid naar Djemaa el Fna gegaan. Dat is het plein in het hart van Marrakesh. Ik heb er nog niet eerder over verteld, maar ik kan ook niet alles vertellen. Het plein heeft een heel gekke vorm. Misschien is het ooit begonnen als vierkant. Maar daarna zijn de kraampjes en winkeltjes aan de randen opgerukt naar het midden. Zoals bij het spelletje één twee drie piano. Je klopt af, je draait je om en ineens staat die daar dichterbij, en die daar … Overdag zitten er vrouwen die hennapatronen op je handen en voeten willen schilderen. En slangenbezweerders. Je hoort ze al van ver. Ze hebben van die scherpe fluiten. En ze zwaaien naar je met hun cobra’s die ze net achter de kop vastpakken. Kom, kom kijken! En gooi een centje in het schoteltje. Ik denk dat jij heel boos zou worden, Ella. En je hebt gelijk. Dieren moeten ze geen kunstjes laten vertonen. Toen het donker werd, liepen we wat zijstraten in, op zoek naar een eettentje waar je een ftour kon eten. Eigenlijk is dat een ontbijt, maar als de mensen tijdens de ramadan een hele dag niks gegeten hebben, is het avondmaal hun ontbijt. Gek, hè. We gingen op straat aan een rij tafeltjes zitten waar al meer mensen zaten. Het leek wel een schoolrefter, maar dan in de openlucht. We werden ook allemaal tegelijk bediend.

15


Iedereen kreeg een hard gekookt ei, een paar honingsesamgebakjes, dadels, gewone pannenkoekjes, en dan nog een hartige pannenkoek in vier laagjes. En een kannetje thee natuurlijk. Maar iedereen wachtte met eten. Zelfs toen de obers harira brachten. Dat is een dikke, voedzame soep met veel groenten. Ik vond het zonde dat de soep stilaan koud werd. Maar iedereen moest natuurlijk wachten op het teken dat de dag ten einde is. Volgens de koran, dat is het heilige boek van de islam, is de dag afgelopen als je een rode en zwarte draad niet meer van elkaar kunt onderscheiden. Dan roept de muezzin op tot gebed. Ik legde mijn hand om mijn kommetje met soep, maar opa keek me streng aan. ‘Stel dat de muezzin slechte ogen heeft?’ zei ik. De muezzin is de man die de gelovigen iedere dag oproept voor het gebed. Dat doet hij vanaf de minaret of de toren van de moskee. Ik weet het, Emiel, het is veel uitleg bij elkaar, maar je moet nog even geduld hebben. Soms wil ik dingen lang en breed uitleggen. ‘Hij heeft vast een bril’, stelde opa mij gerust. ‘Allahu akbar!’ riep de muezzin in de dichtstbijzijnde moskee. Dat betekent: God is groot. Meteen zag ik de mensen om mij heen aanvallen op het eten. En dat mogen jullie nu eens heel letterlijk nemen. Zoals ik al zei, gaan we vanaf overmorgen rondreizen. Ik zal dus niet zo snel kunnen mailen. We zien wel hoe het gaat. Liefs, Oma

16


17


Vrijdag, 17 juli 2015 Dag schatten, ik heb al een paar nachten slecht geslapen. Op onze vijfde verdieping in Marrakesh hebben we het niet zo gemerkt, maar tijdens de ramadan gaat iedereen ’s avonds de straat op om te eten en te drinken en om bij elkaar te zijn. In Casablanca dacht ik nog dat er iemand de televisie een hele nacht had laten aanstaan. Maar hier in Rabat was het lawaai oorverdovend. Het leek of er een reusachtige machine stond te brommen en te grommen en te knallen. De mensen moesten schreeuwen om erbovenuit te komen. Ik had lichte koorts, en keelpijn en spierpijn. Dus ik dacht dat ik het misschien droomde. Ik ben opgestaan en vanaf het balkon zag ik drommen mensen in de straat van ons hotel. De terrasjes zaten vol en kinderen zaten elkaar achterna tussen de stoelen en tafeltjes. Rechts op de laan Mohammed V reden auto’s toeterend bumper aan bumper. Rond middernacht werd het stil. Daarna viel ik in een rusteloze slaap. De treinreis is overigens prima bevallen. In Casablanca hebben we de grote moskee gezien. We mochten er niet in omdat we niet gelovig zijn. Maar de buitenkant is in ieder geval héél indrukwekkend en vooral heel groot. De moskee is gebouwd op palen en hangt voor de helft boven de zee. Aan weerskanten ligt een groot terras. Daar springen jongeren vanaf en iemand gooit er een stuk piepschuim of isolatiemateriaal achteraan. Daar klampen ze zich aan vast en zo laten ze zich een beetje meevoeren met de golven. De Marokkaanse manier van surfen … Zie je wel, Emiel, zo kan het ook!

18


In Rabat hebben we intussen alle musea gedaan. Ja hoor, echt allemaal. En we hebben heel mooie dingen gezien. Moderne kunst die je aan het denken zet, én oude dingen van vroeger. Mooi bewerkte deuren, aardewerk, en bijvoorbeeld een reeks kleien bordjes met afbeeldingen van mensen in allerlei houdingen. Er was er eentje bij van een figuurtje dat leek te dansen. Alsof dat mannetje net de deur had opengemaakt en blij verrast was met het bezoek. Kortom, het was heel mooi, maar wel heel veel. Daarom lig ik nu uitgeteld op bed. Precies boven mijn hoofd hangt een pijltje met een woord erbij. Eerst dachten we nog dat het de nooduitgang was, maar toen begon ik de Arabische lettertjes te spellen. Alqibla. Het is de richting waarin Mekka ligt! Daar keren de moslims zich naartoe als ze tot God willen bidden. Vandaag is het de laatste dag van de ramadan, morgen is het Suikerfeest. Liefs! Oma PS - Ik mis jullie toch wel hoor! Soms wil ik graag zo’n lieve kinderknuffel.

19


Zaterdag, 18 juli 2015 Dag schatten, de avond zit vol dierengeluiden. Blaffende honden en balkende ezels. We zitten hier in een prachtig hotelletje met uitzicht over Volubilis. En we hebben internet. En toevallig heb ik jullie heel veel te vertellen! Waar moet ik beginnen? De plek waar we nu zijn, heet Moulay Idriss. Hier vlakbij ligt een oude, Romeinse stad, Volubilis. Niet te geloven waar de Romeinen allemaal hebben gezeten en waar ze steden hebben gebouwd. In Volubilis zijn heel wat muren en zuilen weer overeind gezet. Zo krijg je het gevoel dat je maar net te laat bent om de mensen aan het werk te zien. De ijzerbewerkers in hun atelier. De oliemakers aan de olijfpers. Het water in het badhuis is nog lauw. Oké Emiel, ik overdrijf een beetje. Maar je kunt echt zomaar binnenkijken in een villa met een mozaïekvloer. Er was er een bij met een mannetje dat achterstevoren op een stier zit. Want dat deden ze in die tijd. Stierspringen. Dan moest je de horens van de stier beetpakken en er met een koprol overheen springen. Waar de twee hoofdstraten van Volubilis bij elkaar komen, staat een grote triomfboog. Als je de stad vanaf het hoogste punt bekijkt, zie je precies hoe ze daar vroeger lag tussen de velden. Het graan was net gemaaid. De strobalen lagen her en der verspreid en moesten nog binnengehaald worden.

20


We zijn tussen de olijfbomen teruggelopen. En toen we opnieuw in Moulay Idriss aankwamen, net voor de zon onderging, zagen we overal mannen op de terrasjes zitten, precies op de plek waar ze vanmiddag al zaten toen we vertrokken. Dit is dus het gewone leven als er geen ramadan is. De mannen op de terrasjes aan de koffie en de thee, en de vrouwen thuis. Als je op straat loopt, weet je niet dat er ook vrouwen zijn in Marokko. Maar vanmorgen hebben we ze in al hun felheid gezien. Dat ging zo. We zaten op de bus. Nee, we stonden op de bus, want er waren maar weinig zitplaatsen, en de bus liep vol. Bij de laatste halte van de stad stonden een boel mensen. Ik dacht nog, jammer, die kunnen er niet meer bij. Vol is vol. Maar de chauffeur stopte toch en een jonge vrouw in een lange, gele jurk wrong zich naar achteren. Ineens begon ze te schreeuwen en iedereen kwam in beweging. Alsof ze een lawine had veroorzaakt. Mensen duwden hun tassen tussen hun benen en persten zich tegen elkaar aan. Een klein meisje van jullie leeftijd begon te kokhalzen omdat ze geen lucht meer kreeg. Iemand pakte mijn arm vast omdat ze anders omviel. Na een poosje zat iedereen erop. De bus vertrok. De vrouw in het geel bleef maar opgewonden praten. Heb ik al gezegd dat ik bijna niks begrijp van het Marokkaans? Het is een mengeling van Berbers en Frans en Arabisch. Ik had geen slechter land kunnen kiezen om mijn Arabisch te oefenen. Maar goed, terug naar de vrouw. Ineens wringt ze zich tussen iedereen door naar voren en ze zegt tegen twee vrouwen dat ze hun plaats moeten afstaan aan een oude man. Tenminste, daar lijkt het op.

21


Ze maakt grote gebaren naar een oude man, die bang omkijkt, en ze praat erg luid. De twee vrouwen lijken heel erg op elkaar, dus ik denk dat het zussen zijn. Ze hebben kleine kinderen op schoot en vinden het geen goed idee om zich tussen de anderen te persen. De vrouw in het geel windt zich nog meer op en duwt de vrouw die het verst van haar af zit met haar hoofd tegen het raam. Heel bruut. Knots! Dat wordt vast een buil. En ze rukt ook de hoofddoek van de vrouw af. Ineens is het één grote chaos. De zussen schieten overeind. De zus zonder hoofddoek knoopt al scheldend haar doek weer om. De andere zus probeert zich dapper te weren, want de vrouw in het geel trekt nu aan haar haren en haar kleren. Het kind in haar andere arm begint te brullen. Naast mij wringt zich een jongen naar voren. Zo’n mager ventje van een jaar of veertien. En hij wil absoluut zijn T-shirt uittrekken om te vechten. Ik denk dat de vrouw in het geel zijn zus is. Het wordt ingewikkeld. Opa trekt me alvast dicht tegen zich aan. Het spuug van de scheldende mensen sproeit op mijn arm. Er hangt zo veel geweld in de lucht dat alle kinderen huilen. De zus bij het raam heeft haar schoen uitgetrokken en wil er de vrouw in het geel mee slaan. O, o, een schoen naar iemand gooien is vreselijk grof in een Arabisch land. Een paar mannen proberen de vechters uit elkaar te halen. Na een hele tijd lukt het.

22


Wat later zien we Moulay Idriss liggen in de verte. Maar we zijn er nog niet. Bij een volgende halte stapt een vrouw op met een jongetje. Als ze de vrouw in het geel ziet, begint ze ook te schreeuwen. Niet te geloven, het gevecht begint opnieuw! Intussen zijn we in Moulay Idriss aangekomen en de bus rijdt recht naar het politiebureau. Daar stappen alle vechters uit. De vrouw in het geel met haar familie, en de twee zussen en hun kinderen. Hun haar steekt in pieken onder hun hoofddoek uit. De oude man is nergens te bekennen … En willen jullie nu ook weten waarom er zo veel volk op de bus zat? Het was Suikerfeest vandaag, en dan gaat iedereen bij familie op bezoek. Ik denk niet dat zo’n vechtpartij op de bus erbij hoort. Die vrouw in het geel was wel een hele felle. Maar voor ons was het puur avontuur! Genoeg voor vandaag. Liefs, Oma

23


Zondag, 19 juli 2015 Dag schatten, Je zult het niet geloven, maar vandaag hebben we alweer een avontuur beleefd. Nu ja, een kleintje. Maar ik hou jullie nog even in spanning. In Meknes hebben ze iets heel speciaals, een grote graanopslagplaats. Het was een heel eind vanuit de stad. We moesten door een lange laan die aan beide kanten was afgezet met een lemen muur. Er kwam maar geen eind aan, en het was heet! Aan de kant van het koninklijk paleis waren een paar schaduwhokjes met gewapende bewakers erin. Achteraan was een ingang voor auto’s met een groot portret van koning Mohamed VI erboven. En toen konden we de graanschuur al zien. Van buitenaf leek het niks bijzonders, maar binnen kwam je terecht op een vloer van geel zand. En ook de muren waren van gele leem, vermengd met gras en kalk om de temperatuur en de vochtigheid altijd op hetzelfde peil te houden. Als je graan lange tijd wil bewaren, is dat wel belangrijk. Achteraan waren er ook stallingen voor de paarden. Overal hingen haken waarin fakkels gezet werden om de ruimte te verlichten waar zakken graan gestapeld of weer opgehaald moesten worden. Opzij waren nog een paar aparte ruimtes met een koepeldak, en onder de rand liep in een hele boog een gootje mee. Dat was om het water op te vangen dat verdampte en zich later weer in druppels afzette op de koepel. Dat zeg ik speciaal voor jou, Emiel. Als je bouwt, moet je rekening houden met dat soort dingen.

24


In die ruimtes was een waterput met een waterrad dat aangedreven werd door muilezels. Die beestjes werden geblinddoekt, anders werden ze duizelig van het rondjes lopen. Onder de vloer liepen kanaaltjes met water naar het grote waterbekken buiten. Al dat water was nodig voor de mensen in het paleis en in de stad. Omdat we dat hele eind terug niet meer wilden lopen, lieten we buiten een taxi stoppen. Maar toen we instapten, stopte er een zilvergrijze auto naast ons. De chauffeur hield de taxi tegen en wij moesten uitstappen. Ik wilde al zeggen dat we niks gedaan hadden. Echt waar niet. Maar de man stelde ons gerust. ‘Een petit taxi is maar verzekerd voor drie passagiers,’ zei hij. Je moet weten dat grand taxi’s tussen de grote steden rijden, en petit taxi’s in de stad zelf. Petit is klein en grand is groot. Dat weet jij al hè, Emiel? We hadden ze al overal gezien, die kleine autootjes, en in iedere stad hadden ze een andere kleur. Geel in Marrakesh, blauw in Rabat, en wit in Meknes. Er zaten inderdaad al twee mensen in de taxi. Maar ik vond dat wij er nog wel makkelijk bij konden. We hadden niet eens bagage en we zijn niet dik. Maar, nee, het mocht niet. ‘Doorrijden, doorrijden,’ zei de man in het Frans. En daar ging onze taxi. ‘Stap maar in, ik breng jullie wel,’ zei hij. De man droeg een wit kleed over zijn broek en er puilde iets uit zijn zak. Een walkietalkie misschien, maar het had net zo goed een revolver kunnen zijn. Ik keek over het dak van de auto naar opa. Was dat nu de manier waarop onnozele toeristen ontvoerd werden? Maar intussen was opa al ingestapt!

25


‘Ik ben hoofd van de verkeerspolitie van Meknes,’ zei de man die achter het stuur was gaan zitten. ‘Maar ik heb nog wel wat schrijfwerk te doen op kantoor. Willen jullie weer naar de stad?’ ‘Eh ja, graag.’ ‘Moeten we niet naar zijn politiekenteken vragen?’ zei ik tegen opa. Maar we reden al. En we werden netjes afgeleverd op het grote plein. Daar zijn we in de schaduw op een terrasje gaan zitten en we hebben iets gedronken op de goede afloop. Met uitzicht op de prachtige poorten van de koningsstad. Liefs, Oma

26


Maandag, 20 juli 2015 Dag schatten, In Marokko wilde iedere nieuwe heerser een eigen hoofdstad met een eigen paleis. Daarom staat er een paleis in Marrakesh, in Rabat, in Meknes en in Fez. Voor de koning van vandaag, Mohamed VI, is dat handig. Hij kan overal logeren. Ik stuur een foto mee van de voorkant van het paleis in Fez. We zitten nu in de jeugdherberg. Het is er heel netjes en we werden hartelijk ontvangen door Abdullah en zijn zoontje. We hebben een eigen kamer. Er zijn warme douches. En ik kan onze was ophangen op het dak. Alles is natuurlijk supersnel droog bij deze warmte. We blijven hier nog een nachtje, want morgen gaan we de oude stad bezoeken. Met een gids! Tot binnenkort. Leve het internet! Oma

27


Dinsdag, 21 juli 2015 Dag schatten, Onze gids heette Abdelkader en hij wist het antwoord op al onze vragen, en nog veel meer. Een madrassa is een school waar kinderen vroeger leerden lezen en schrijven en waar ze de koran uit het hoofd leerden. De kinderen bleven er ook slapen, ze gingen maar af en toe naar huis. Abdelkader nam ons mee naar een van de kleine kamertjes op de bovenverdieping. En toen deed hij de deur dicht. Er viel maar een klein beetje licht naar binnen via een raampje dat uitgaf op de gang. We stonden zo ongeveer in het donker. ‘Hier zaten jongens tussen de zeven en veertien jaar,’ vertelde Abdelkader. ‘Na de les moesten ze bij kaarslicht koranverzen uit het hoofd leren. Van buitenaf werd de deur gesloten. Als ze naar het toilet wilden, moesten ze op de deur kloppen. Straks gaan we naar het museum, en daar kun je de plankjes zien die ze gebruikten. Zo’n plank werd met leem ingesmeerd. Daar kon je dan in schrijven met een stokje. Achteraf veegden ze de leem weer open om opnieuw te beginnen.’ ‘Dat is net zoals mijn moeder,’ zei ik. ‘Zij had op school een lei en daarop schreef ze met een griffel. Die lei veegde ze ook schoon en dan kon ze opnieuw beginnen. Dat is goed voor het milieu.’ Opa lachte zonder geluid. Jullie kennen opa. Hij heeft zo’n lachje om te zeggen: ‘Ik ken jou wel.’ Ik vond de kamertjes en het houtwerk heel mooi. Maar het mooist was toch de benedenruimte met een zuilengalerij rondom een binnenplein.

28


Abdelkader zei dat ze in Fez de beste ambachtslui van het hele land hadden. Als rijke mensen hun huis wilden laten versieren, kwamen ze houtbewerkers en stukadoors uit Fez halen. Ik weet niet of ik het al gezegd heb, maar ik ben gek op de deuren van Marokko. Zelfs een voordeur van een gewoon huis is meestal prachtig bewerkt. Met een hoefijzervormige boog eromheen. En vaak twee kloppers. Een op normale hoogte, en een die veel lager staat. Aan het geluid konden de bewoners horen of er een kind of een vrouw voor de deur stond. Dan kon de vrouw des huizes snel de deur openmaken zonder dat ze eerst op zoek moest naar haar sluier. Dat weet ik natuurlijk niet van mezelf. Dat heeft Abdelkader verteld. Zo, en dan gaan we morgen naar het platteland. We hebben genoeg steden gezien. Ik ben benieuwd! Liefs, Oma

29


Woensdag, 22 juli 2015 Dag schatten, Vanmiddag zaten we op het terras van ons hotel in Azrou een theetje te drinken. Goed, goed, Emiel, ik thee en opa koffie. En ineens kwam er een stoet mensen aan. Tussen hen in reed iets wat leek op een politiebusje met een rood en blauw licht op het dak. De schuifdeur in het achterste deel stond open. We konden zien dat er iemand geknield zat bij iets groots dat bedekt was met een groen kleed met mooie motieven erop. Alle mensen in de stoet zongen een plechtig lied. Een man aan het tafeltje achter ons ging staan en zei in het Frans dat het een begrafenis was. Dus deden we zoals de mensen aan de andere tafeltjes, en we gingen staan, met de hand op het hart. Toen de begrafenisstoet de hoek om was, raakten we in gesprek met de man. Een reus van een kerel met een vriendelijk gezicht en bruine ogen. Rachid heette hij. Hij vroeg waar we vandaan kwamen en wat we in Azrou kwamen zoeken. ‘Tja, we wilden wandelen in het natuurpark. We hadden gelezen dat er kaarten waren in het bezoekerscentrum. Maar ze hebben alleen folders met tekeningen van een bos en een ventje met wandelschoenen. Daar kunnen we niks mee beginnen.’ ‘Dat treft,’ zei Rachid. ‘Ik ben berggids. Als jullie willen, kunnen we nu vertrekken.’ ‘Nu meteen? Het is al na de middag.’ ‘Geen probleem.’ ‘En hoeveel moet dat dan kosten?’

30


‘Wij Berbers spreken niet graag over geld. Laten we bij mij thuis eerst thee gaan drinken.’ Ik had net thee gedronken, maar ik wilde wel graag een gewoon huis van gewone mensen vanbinnen zien. De vrouw van Rachid was net bezig brood te bakken. Twee grote, platte broden die ze tien minuutjes in de oven legde. De thee was lekker en we hadden een fijn gesprek met de dochter van Rachid die later journalist wilde worden. Maar de onderhandelingen over de prijs verliepen niet zo vlot. Rachid was dan wel een Berber, en geld was niet belangrijk voor hem, maar hij vroeg eerst veel te veel. In Marokko is het de gewoonte om af te dingen. De koopman zegt een prijs, en de koper probeert die zoveel mogelijk naar beneden te krijgen. Opa vindt dat leuk, maar ik wil liever gewoon weten hoeveel iets kost. Uiteindelijk werden we het toch eens, en we vertrokken met Rachid en zijn makker Khalid. Die wilde ook graag mee. ‘Azrou is een vulkanische streek. De valleien waren vroeger de zeebodem. Ze liggen nu nog bezaaid met brokken kalk en basalt en andere lavastenen. Je kunt de fossielen van vissen en schelpdieren nog zien.’ Khalid wist er gewoon alles van. ‘Kijk, dat zijn nu de cederbomen waarvoor we zo beroemd zijn. Hun kruin heeft de vorm van een piramide. Ceders ontkiemen uit zaadjes die vleugeltjes hebben. Eerst sturen ze een worteltje pal naar beneden zodat ze stevig staan. Maar als er nu net een keitje in de weg zit, bijvoorbeeld, sturen ze hun wortels te snel zijwaarts. Dat zijn de bomen die makkelijk ontworteld raken bij storm en felle rukwinden.’ Khalid was niet te stuiten. We hebben ruim vier uur gewandeld, en hij heeft geen moment zijn mond gehouden.

31


Er was altijd wel iets wat hij kon vertellen over een plant en waar het sap of het blad goed voor was. Ik hing aan zijn lippen! En dan hebben we onderweg ook nog makaken gezien. Dat zijn een soort apen. Die lopen hier gewoon rond in het bos, en ze zijn niet bang van mensen. Die hele wandeling was een schot in de roos. En nu zijn we doodmoe. En onze voeten zijn smerig. Kijk maar naar de foto! Liefs, oma

32


Vrijdag, 24 juli 2015 Dag schatten, In Marokko loopt één spoorlijn. Dat was handig om Casablanca en alle koningssteden te bezoeken. Maar nu reizen we al een paar dagen met de bus of met een grand taxi. Als je een grand taxi wil nemen, moet je eerst vragen waar hij naartoe gaat. En als je daar zelf ook naartoe wil, moet je wachten op andere reizigers. Een grand taxi vertrekt alleen als hij vol zit. En met vol bedoel ik, helemaal vol! De meeste grand taxi’s zijn heel oude Mercedessen. Ik ken ze nog uit mijn kindertijd. Je kunt er normaal met zijn vijven in. Maar hier gaan er vier mensen achterin, en nog twee naast de chauffeur. Wij hebben al een keer voorin gezeten. Opa een beetje naar achteren en ik een beetje naar voren, anders lukte het niet. En dan zat opa nog met zijn been tegen de versnellingspook. Maar in Marokko hebben ze daar iets op gevonden. Ze maken de versnellingspook wat langer, met een hoek opzij. Zo heeft de chauffeur geen last van een extra passagier. De bussen tussen de grote steden lijken op onze reisbussen, met voor iedereen een zitplaats. Alleen zijn ze veel ouder en ze hoesten en knallen. De meeste chauffeurs laten achteraan de klep van de motor openstaan tijdens het rijden. Om af te koelen. Maar daar merk je niks van. Alles gaat vlot. Af en toe moet de bus stoppen voor een ezel die op de weg loopt. En in de bergen zien we vaak nomadententen en af en toe een kameel of een dromedaris.

33


Die nomaden hebben we intussen van dichtbij gezien. Lamcet, de eigenaar van ons hotel, had een plannetje van een wandeling getekend op een stukje papier. Hij bracht ons met de auto naar de Todrakloof, en daarna moesten we zo en zo en dan daarlangs. Eerst even die kloof bekijken. De wanden schoten loodrecht de hoogte in. En ertussendoor stroomde een riviertje over de keien. Op de oever, tegen de rotsen aan geperst, stond een hotel dat inmiddels gesloten was. Het dak was ingestort op de plaatsen waar een paar grote rotsblokken naar beneden waren gekomen. De dakbalken staken recht de lucht in als geknapte luciferhoutjes. Goed, wij met het papiertje naar het punt dat Lamcet aangewezen had. Het eerste stuk ging prima. Overal stonden rode strepen op de rotsen. Maar daarna was het afgelopen. We vonden de cirkel met stenen waar het pad afboog in de richting van de nomaden. Maar wat eerst een pad leek, werd de bedding van een rivier. We moesten klauteren over grote rotsen. Dat vind ik wel leuk, maar het was absoluut geen pad. Ik werd een beetje zenuwachtig. Als ik de weg niet ken, wil ik echt wel graag een pad volgen. ‘Achter die helling ligt de kloof en daar opzij moet het dorpje liggen,’ zei opa. ‘Ja maar, als het goed is, hadden we die nomaden al lang moeten zien,’ zei ik. Oké, omdat ik me niet prettig voelde, wilde opa wel terug. Wij dus weer helemaal tot bij de cirkel met stenen. Maar wat we ook probeerden, we vonden geen pad.

34


Toen werd ook opa een beetje boos. ‘Hé, hoe zit dat, luilakken? Kunnen jullie niet gewoon wat rode bollen of kruisjes of desnoods pijlen schilderen om een pad aan te duiden?’ Dat riep hij maar zo’n beetje boven op de helling vanwaar we nog steeds geen dorp en ook al geen nomadentent konden zien. ‘Voor mij is het genoeg geweest. We keren gewoon op onze stappen terug,’ zei ik. ‘Dat is het veiligst.’ Je moet weten, het was gloeiend heet en we hadden niet veel water meer, want die wandeling zou maar een uurtje of twee duren. Dus draaiden we ons om en wat zagen we? Een donkere vlek op de tegenoverliggende helling. En toen we met een hand boven onze ogen bleven turen, zagen we ook muurtjes van gestapelde stenen. ‘En kijk, daar loopt een pad, helemaal aan die kant van die droge beek.’ Halleluja. We konden er zo naartoe. En ze waren thuis! Er liepen schapen rond. Ze werden bewaakt door een paar honden die meteen dreigend blaften toen we naderden. Maar een vrouw in een rode jurk en hoofddoek maakte een uitnodigend gebaar. Haar zagen we daarna niet meer. Onder het tentzeil van bijna zwarte, geweven wol was het verrassend koel. Er lagen grote, opengesneden plastic zakken op de grond en kussens waar je je hoofd op kon leggen. Het tentzeil werd gestut door twee paaltjes met een halve boog ertussen. Aan de ene kant sliep een vrouw naast een weefgetouw dat van bovenaf was opgespannen.

35


Aan de andere kant zat een oude man met een gele tulband en een bruin, grof geweven kleed. Er zaten ook een paar kinderen. De oude man gebaarde met zijn hand aan zijn mond of hij thee moest zetten. Dat wilden we wel. De man liep naar een van de vier grotten die in de bergwand waren uitgehouwen. De openingen waren afgezet met keien. Van waar ik zat, kon ik zien dat hij een keteltje water op een houtvuurtje zette. Intussen konden we kennismaken met de kinderen. Een jongen van Emiels leeftijd en twee meisjes. ‘Ismi Bea,’ zei ik. Dat betekent: Ik heet Bea. Dat heb ik in mijn allereerste les Arabisch geleerd. De jongste kon nog maar net praten. Drie, vier jaar oud, schat ik. Ze heette Fatima en herhaalde eindeloos onze namen: Bea, Filip. Zo bleven we een poosje aan de gang. Tot de thee kwam. Die was heel erg lekker. Intussen zitten we al in ons volgende hotel in een heel klein dorpje. We zijn hier met een minibusje naartoe gekomen. Er zaten 23 mensen in. Ik heb ze geteld! Onze rugzakken werden op het dak gehesen. Ik zat voor de open schuifdeur. Vooral bij de buitenbochten vond ik het eng. Ik kon er zo uit tuimelen. Ik hield me zo stevig vast aan de bank voor me dat mijn knokkels helemaal wit zagen. Maar ik kon wel alles zien en het was heel erg mooi. Soms zag ik de rivier diep onder me, vaak ook niet. Maar dan wist ik wel dat ze er was, want we volgden een brede, groene strook tussen de bergen met bomen en veldjes vol suikerriet en allerlei gewassen.

36


Voor het eerst zagen we ook kasba’s tegen de berghellingen. Dat zijn grote huizen van leem. Sommige zijn verlaten en helemaal afgebrokkeld, maar er zijn er ook waar nog mensen in wonen. Die willen we heel graag zien. Maar dat is voor morgen. Ik val om van de slaap. Liefs, Oma

37


Zaterdag, 25 juli 2015 Dag schatten, Nu weten we alles over de Berbers! De eigenaar van het hotel heeft ons een les geschiedenis gegeven. Ik schrijf het hier even op voor Ella. Als jij het saai vindt, Emiel, moet je dit stuk maar overslaan. Berbers zijn nomaden. Ze trekken rond op zoek naar gras en water voor hun kudden. Dat zijn meestal schapen en geiten. En in de winter, als er sneeuw ligt in de bergen, gaan ze naar hun huis in een dorp ergens op het platteland. Maar vroeger zwierven de Berbers dus het hele jaar door. In heel NoordAfrika. Toen waren er ook nog geen grenzen, dus ze hoefden nergens hun paspoort te laten zien. Ze hadden niet eens een paspoort. Maar ik dwaal af. Toen de Romeinen begonnen met hun veroveringstochten, werden Joden en Palestijnen verdreven. Maar er was plaats genoeg in Noord-Afrika, en ze leefden allemaal vredig samen. De naam Berber hebben de Berbers trouwens van de Romeinen gekregen. Die vonden het nomadenvolk barbaren. Ruwe wildemannen die maar in het rond slaan en niet weten hoe je een stenen huis moest bouwen of hoe je een mozaïekvloertje legt. De Romeinen snapten natuurlijk niet dat de Berbers juist hielden van hun vrijheid. In hun eigen taal noemen de Berbers zichzelf Amazigh, en dat betekent: een vrij mens. Het Amazhighia is dus de taal van de vrije mens.

38


Berbers hebben ook een eigen schrift. Het tifinagh. Dat is al 6000 jaar oud. Ik stuur een foto mee van de Berbervlag op de deur van een huis. Het teken voor Berber is een mannetje met zijn armen en benen wijd uit elkaar. Als dat geen teken van vrijheid is! Het lijkt ook heel erg op het teken voor mens in het Chinees. En het teken voor groot is in het Chinees een mens die zijn armen spreidt. Zo zie je maar dat mensen over de hele wereld op dezelfde manier denken. Als je iets groots bedoelt, sla je je armen zo ver mogelijk uit elkaar. Maar ik dwaal weer af. Bij Berbers draait alles om de vrouw, want zij krijgt de kinderen. Het woord voor moeder is Imma, en alle andere namen voor familie zijn daarvan afgeleid. Het woord voor zoon is Wimma. Het woord voor dochter weet ik niet meer, maar het verschil zit alweer in de eerste letter. Dat komt omdat je alleen heel zeker weet dat je de zoon of dochter bent van je moeder. Met vaders weet je het nooit. En toen kwamen, rond het jaar 700, de Arabieren! Berbers geloofden in natuurgoden en in de godin van de vruchtbaarheid omdat ze nog niet wisten hoe dat in elkaar zat met donder en bliksem, en hoe mensen kinderen krijgen. Maar nu brachten de Arabieren de islam mee, met die ene god, Allah, en zijn profeet Mohammed. De Berbers konden er niks tegen beginnen. Dat zei ik al in een vorige mail. Ze werden moslim.

39


Kijk, dat heb ik gisteravond nog allemaal geleerd, toen ik zo moe was en eigenlijk naar bed wilde. De hotelbaas had zijn hele familie opgetrommeld om voor ons te zingen en te dansen. Het was zelfs zo gezellig dat ik er weer wakker van werd. Straks neemt hij ons mee voor een wandeling door de bergen. Liefs, Oma PS - Opa is hier in zijn element! Hij wil ook een tulband om.

40


Donderdag, 30 juli 2015 Dag schatten, We hebben vier dagen in N’Kob gezeten. Op een kampeerterreintje met een zwembad en een kasba. Wij waren de enige gasten. Ik heb schaamteloos genoten van de rust. En opa ook. Gelezen, gelummeld, gezwommen … Maar jullie hebben de rest van het Berberverhaal nog van me tegoed. Want meneer Tair van ons vorige hotel, met zijn prachtige blauwe berberkleed en zijn oranje tulband, nam ons dus mee uit wandelen. Eerst volgden we de bedding van een rivier die op dit moment droog staat. In de lente is ze heel breed en bruisend van het smeltwater van de sneeuw uit de omringende bergen. Aan de randen stonden oleanderstruiken. Als een Berber zegt dat je eruitziet als een oleander, betekent dat dat je er vanbuiten wel goed uitziet, maar dat je vanbinnen niet deugt. Een oleander heeft wel mooie bloemen, maar er is geen dier dat ervan eet, want hij is niet lekker. En we hebben nog veel meer gezien. Zoals dinosaurussporen op de bergwand. Eerst van een grote dino op twee grote en twee kleine poten, en daarna van een kleine dino. Als meneer Tair er niks van had gezegd, waren we er zeker voorbij gelopen. In een andere rotswand waren een paar grotten uitgehouwen. De nomaden gebruiken de ene grot om er te wonen en te koken. De andere is voor de dieren.

41


Op een andere plek zagen we een ronde kraal van op elkaar gestapelde stenen voor het vee, en een klein keienmuurtje waarachter ze kunnen schuilen voor wolven. Wat een kraal is, Emiel? Dat is dus een cirkel van op elkaar gestapelde keien waar ze het vee in verzamelen. Die kunnen ze ’s nachts makkelijk afsluiten met wat takken en stenen. Bij een heel bizarre rotswand die de mensen apenvingers noemen omdat ze daarop lijken, lagen wat veldjes met stoppels. Een man met een grijs hoedje gooide het graan dat geoogst was op met zijn riek. Dat deed hij om het kaf van het koren te scheiden. En wat is kaf, Emiel? Dat zijn de stukjes stengels en vliesje om het graan. Die zijn lichter dan de graankorrels en dus waaien ze weg met de wind. Zo blijft alleen het koren achter. En dat is precies wat je nodig hebt. Aan de rand van het veld liep de grond steil naar beneden. En vlak onder onze voeten zaten twee vrouwen op een richel een brood te bakken op een open vuurtje. Toen het vuur heet genoeg was, werd het platte deeg erin gelegd, met nog een laag as eroverheen. Meneer Tair vroeg de vrouwen of we de grot mochten zien. En dat mocht. Voorzichtig liepen we opzij langs de richel naar beneden. De grot was heel mooi uitgehouwen en het was er heerlijk koel. Nomaden gaan niet telkens een nieuwe grot maken of nieuwe stenen stapelen. Als iemand dat doet, mogen alle anderen er gebruik van maken. Soms maken ze zelfs een oventje in klei. Daar kunnen ze veel sneller vlees in klaarmaken dan op een open vuur.

42


Op de terugweg kwamen we langs een paar mooie kasba’s. Ze hebben dezelfde kleur als het land, want ze zijn gemaakt van grote blokken leem, vermengd met stro. Hier en daar liggen nog stapels stenen. We hebben er foto’s van genomen voor jou, Emiel. De stenen worden laag voor laag op elkaar gestapeld en aangestampt met latten. Zo’n kasba was het huis van een machtige familie. Op de vier hoeken stonden torens met prachtige motieven. Zo kon de stamvader het komen en gaan in de gaten houden. Er gebeurde niets zonder dat hij het wist! Uiteindelijk liepen we terug over de aarden dijkjes tussen de velden. Er waren allerlei groenten, veevoer en maïs. En er stonden bomen met vijgen, perziken, amandelen en andere noten. Dus we moesten goed uitkijken voor laaghangende takken. Overal liepen kanaaltjes om het rivierwater naar alle veldjes te brengen. Als iemand water nodig heeft, sluit hij gewoon alle kanaaltjes af tot hij het water heeft waar hij het hebben wil. Het is een systeem van duizend jaar geleden, en het werkt nog altijd. En nu zitten we dus in Agdaz. In de kasba van caïd Ali. Een caïd is de chef van de familie. Aziz is de kleinzoon van caïd Ali. Hij woont er nu met zijn gezin. In het huis ernaast heeft hij een eetzaal en een ontspanningszaal gemaakt. En er is een klein zwembadje met een groot kampeerterrein erachter. Er staan twee grote Duitse … tankwagens zal ik ze maar noemen, want zo zien ze eruit. Het zijn brute vrachtwagens op hoge wielen die vanbinnen omgebouwd zijn als zwerfwagen. Die kunnen vast zo de woestijn in.

43


Maar verder zijn we alleen. We hebben een prachtig kamertje dat uitgeeft op een groot binnenplein met allemaal eendere deurtjes. Het zijn eigenlijk twee smalle deurtjes die je tegelijk open moet klappen. Anders kunnen we de kamer niet in met onze rugzakken. In een van de deurvleugels zit een soort groot sleutelgat. Daardoor kun je ook naar binnen, maar dan beslist zonder rugzak! Het kamertje is bijzonder charmant. Het plafond is beschilderd met bloemmotieven. Als je op bed ligt, heb je het gevoel alsof je opgeborgen zit in een doosje met een versierd deksel. Vandaag is het Feest van de Troon. Ter ere van Mohamed VI die in 1999 tot koning werd gekroond. Heel het land viert feest. Dus gaan we straks net als iedereen naar het centrum van de stad om te kijken wat er gebeurt. Heel veel liefs, ook van opa. Oma

44


45


Vrijdag, 31 juli 2015 Dag schatten, Vanmorgen zat er een pad voor onze deur. Wil dat zeggen dat er een prinses in het doosje heeft geslapen? Had ik hem moeten kussen? Maar ik wil niet bij opa weg. Wat moet ik met nog een prins erbij? Ik vind de kasba van caïd Ali nog altijd mooi, maar Aziz laat de boel wel een beetje versloffen. De douches en toiletten zijn niet erg netjes. Er zitten vegen op de muren, en er liggen overal dode vliegen en muggen. Gelukkig zat er muggengaas voor onze raampjes. Er zaten een paar gaten in, maar in het donker kunnen de muggen dat niet zien. We hebben er in ieder geval geen last van gehad. Gisteravond zijn we naar het centrum van Agdaz gelopen. Samen met alle anderen. Vooral vrouwen en kinderen die uit alle huizen kwamen aangelopen. Blij dat ze naar buiten mochten. De mannen zaten natuurlijk al lang op een terrasje. Dat gaf een leuke sfeer. De mensen lachten en knikten ons toe alsof we erbij hoorden. In de hoofdstraat en op het pleintje erachter was er markt. Er waren veel kleren en schoenen. Met die schoenen moet je wel geluk hebben. Als je je maat gevonden hebt, moet je een poosje op zoek naar de bijpassende schoen. De stemming was uitgelaten en feestelijk. Kinderen kregen snoepjes die wij niet kenden. Vrouwen stonden met elkaar te kletsen. Hele families gingen samen op restaurant.

46


Vandaag zijn we naar de ksar van Tamnougalt geweest. Dat is een heel dorp van lemen huizen met een grote toegangspoort. De helft van de huizen is vervallen, maar toch is het een pareltje. Een man die er woont en de poort voor ons openmaakte, speelde ook voor gids. Anders waren we zeker verdwaald in de wirwar van laantjes en doodlopende steegjes. Nu is er natuurlijk elektriciteit, maar vroeger gebeurde alles bij het licht van olie- of carbuurlampen. Wat carbuur precies is, weet ik niet, dat moeten jullie maar aan opa vragen als we weer thuis zijn. Hij beweert dat de eerste fietslampen bij ons carbuurlampen waren. Binnen in de huizen is het dus behoorlijk donker, maar ook verrassend koel. Niet te geloven hoe snel je vergeet dat het buiten snikheet is. De huizen zijn gebouwd rond een paar luchtschachten. Net zoals je water haalt uit een waterput, haal je licht en lucht binnen met zo’n schacht. In de zomer koel, in de winter warm. De plafonds en deuren van één huis waren opnieuw beschilderd voor de opname van een aantal films. De muren en zuilen waren in de zestiende eeuw bezet met tadelakt. Dat is een mengeling van water, kalk, as en eigeel. Het wordt opgewreven met een harde steen en daarna ingesmeerd met zwarte olijfzeep tot de muur prachtig glimt en waterafstotend is geworden.

Dat is natuurlijk het mooie van die ksars en kasba’s in Marokko. Als je erin woont, moet je af en toe de muren en het dak bijwerken als er aan de buitenkant te veel leem is weggevloeid door de regen. Het regent hier gelukkig niet zo vaak, en vooral niet zo lang en overvloedig als bij ons.

47


Maar als een kasba verlaten wordt, valt hij vanzelf in elkaar. Dan worden alle natuurlijke materialen die bij de bouw zijn gebruikt, weer opgenomen in de aarde. Na onze rondleiding hebben we gegeten in het restaurant van Yacob. Heel lekker, en vooral heel speciaal. Het huis is waarschijnlijk al honderden jaren een herberg. Een karavanserai, weet je nog, Emiel? Voor alle karavanen die vanuit het verre Timboektoe op weg waren naar de haven van Essaouira. Ik hoor de muezzin roepen voor het avondgebed. Er moet een moskee in de buurt zijn. We gaan hier nog één keer overnachten. Morgen wordt weer een reisdag. We gaan terug naar Marrakesh. En wat gaan we daar doen? Cadeautjes kopen. Voor jullie. Nu mag het! Tot heel binnenkort. Ik verheug me al op een dikke knuffel van jullie allebei. Liefs, Oma

48



De opa en de oma van Ella en Emiel gaan op reis naar Marokko. Daar beleven ze allerlei avonturen. Wil je weten wat ze allemaal meemaken? Lees dan snel de mails van oma en leer bij over Marokko!

Dit boekje maakt deel uit van de Verrekijkerbieb 5. ISBN 978 90 486 2536 9 Bestelnummer 60 1021 497 KB D/2016/0147/105 NUR 191 Foto’s: Bea De Koster Verantwoordelijke uitgever die Keure Kleine Pathoekeweg 3, 8000 Brugge RPR 0405 108 325 © Copyright die Keure, Brugge

9 789048 625369

Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.