Passepartout 5 - Handleiding 1

Page 1

Voor u ligt de eerste handleiding van Passepartout voor het vijfde leerjaar. Deze eerste handleiding bevat de lessen voor contact 1 tot en met 4. Hierin zetten de leerlingen hun eerste stappen in het verwerven van de Franse taal, verwerven ze meteen heel wat woordenschat en brengen we ook de eerste werkwoorden aan. Dit alles met als doel te communiceren, want dat staat centraal vanaf les 1. De leerlingen worden van in het eerste contact gestimuleerd om te (durven) spreken en zullen dat doorheen de contacten frequent oefenen. Een contact van Passepartout bestaat uit vijf lessen. Elke les kent telkens eenzelfde opbouw. Voor de opbouw van de lessen en de verschillende onderdelen lees je best eerst de algemene handleiding bij de methode.

Voor een les van Passepartout rekenen wij een lesduur van 50 minuten, voor een toets 25 minuten. Dit is uiteraard afhankelijk van de klasgroep. Zeker bij de eerste contacten zal je vaak de neiging hebben om meer tijd te nemen. Daarom zie je dat Passepartout in de jaarplanning bij de eerste contacten een bufferlestijd voorziet. Benut die indien nodig of indien zinvol voor jouw leerlingen, maar weet dat bepaalde inhouden zoals de werkwoorden in de volgende contacten herhaaldelijk verder ingeoefend worden.

Na vier contacten neemt Passepartout de tijd om een overkoepelend herhalingsmoment te voorzien. Hiervoor trekt Passepartout één lesweek uit. Maak gebruik van de diverse materialen die de methode voorziet om volop te differentiëren. Enkel zo benut je de lestijd voor alle leerlingen optimaal.

Passepartout start het schooljaar met een adaptief leerpad. In de startreeks wordt gekeken in hoeverre de leerlingen reeds een eerste bagage Frans beheersen. Zo start je als leerkracht het schooljaar met een goed zicht op de individuele situatie van elke leerling en ga je doelgericht van start. Doorheen Passepartout beschik je vervolgens over een adaptief leerpad na elk contact en in het herhalingsmoment per vier contacten. Zo is Kai jouw co-teacher, die met je leerlingen een resultaat bereikt en hen daarmee motiveert om verdere stappen te zetten.

Passepartout voorziet naast het leerwerkboek, dat de rode draad voor alle leerlingen opneemt, ook een gevarieerd differentiatieaanbod. Bekijk dit in de algemene handleiding en benut zeker de diverse bestanden die je op Kabas terugvindt. Ze helpen je om de Franse taal voor alle leerlingen toegankelijk te maken. En laat dat nu net één van de kernpunten uit onze visie zijn.

We wensen jou en je leerlingen veel plezier met Passepartout!

1

Startreeks

De startreeks introduceert bij de start van het 5e leerjaar de Franse taal bij kinderen en polst naar hun voorkennis. De oefening polst in hoeverre de leerlingen al woordenschat en basisgrammatica beheersen om zich al te kunnen uitdrukken in het Frans.

Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:

- Ga naar Kabas.

- Open de inhoudstafel en klik de startreeks aan.

- Ga naar het tabblad ‘leren’.

- Vink de startreeks aan.

- Klaar! Je leerlingen krijgen de startreeks nu in hun overzicht te zien. In jouw resultatenscherm kan je hun prestaties volgen.

2

Contact 1 Salut !

Lesdoelen

Les 1 1 De kinderen kunnen het onderwerp in een luisterfragment bepalen.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen de woordenschat rond iemand groeten en afscheid nemen toepassen.

Les 2 1 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen verschillen tussen accenten in de Franse spelling benoemen.

Les 3 1 De kinderen kunnen informatie uit een informatieve tekst halen.

2 De kinderen kunnen foutloos kopiëren.

3 De kinderen kunnen de woordenschat en zinstructuren rond iemand groeten en afscheid nemen functioneel toepassen.

4 De kinderen kunnen verschillen tussen accenten in de Franse spelling toepassen.

Les 4 1 De kinderen kunnen deelnemen aan een gesprek in het Frans waarin ze elkaar groeten en afscheid nemen.

2 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

3 De kinderen kunnen interesse tonen in de Franse taal aan de hand van een lied.

Les 5 Toets

Taalhandelingen en taalsituaties

- iemand ontmoeten - iemand groeten - afscheid nemen van iemand

Nieuwe woorden à bien comment et

Nieuwe uitdrukkingen

Leermiddelen

bonjour salut Ça va ?

Comment ça va ? Ça va (très) bien.

moi toi très

Au revoir. À bientôt. À demain. À ce soir. Voilà ... oui <-> non

- Leerwerkboek 1 pagina 3 - 8

- Mon mémento 1 pagina 1 - 4

- Kopieerbladen 1 - 2

- Bijlagen 1 - 2

- Praatplaten 1 - 2

- Klassikale prent 1

- Animatie 1

- Audiofragmenten 1 - 4

- Sorteertool

- Kabas: Les bases: oefenreeksen 1 - 2

En plus: oefenreeksen 3 - 10 Parachute: oefenreeks 11

3

Contact 1

Les 1

1 Instap

Maak een keuze of je dit contact start vanuit optie 1.1, 1.2 of 1.3. Naargelang je keuze volg je hieronder de bijhorende werkvorm en leg je de materialen klaar. In elke optie komen de leerlingen in contact met het groeten en afscheid nemen en hoe dat verschilt tussen leerlingen en talen onderling. Rond af met 1.4 en maak de opstap naar de dialoog.

1.1 Bijlagen op papier

Verdeel de leerlingen in groepen en geef elke groep een exemplaar van de afbeeldingen en de woordkaarten van bijlage 1 en 2. Laat de leerlingen in groepen de woordkaarten lezen. Geef als opdracht:

- Verdeel de kaarten in twee groepen. - Bedenk een titel voor elke groep.

Ongetwijfeld zullen de leerlingen snel op de opdeling ‘goeiedag zeggen’ en ‘afscheid nemen’ komen. Overloop en bespreek:

- Welke kaarten horen bij ‘goeiedag zeggen’? hej - guten Tag - namaste - bonjour - hoi - hallo - good morning - hola

- Je ziet kaarten in verschillende talen, welke talen kende je al?

- Ken je nog andere manieren om iemand te begroeten? Hoe begroet jij jouw vrienden en familie?

Doe hetzelfde voor het afscheid nemen. à bientôt - farewell - adios - doei - hasta la vista - goodbye - arrivederci - tschau - adjö - tot ziens - au revoir - tot morgen Waardeer de individuele verschillen tussen leerlingen.

1.2 Sorteertool

Open de sorteertool op je digitaal bord. Laat de leerlingen in groepen de woordkaarten lezen. Geef als opdracht:

- Verdeel de kaarten in twee groepen.

- Bedenk een titel voor elke groep.

Ongetwijfeld zullen de leerlingen snel op de opdeling ‘goeiedag zeggen’ en ‘afscheid nemen’ komen. Laat hen aan bord komen om de woordkaarten te plaatsen onder één van beide rubrieken en bespreek:

- Welke kaarten horen bij ‘goeiedag zeggen’?

- Je ziet kaarten in verschillende talen, welke talen kende je al?

- Ken je nog andere manieren om iemand te begroeten? Hoe begroet jij jouw vrienden en familie?

Doe hetzelfde voor het afscheid nemen. Waardeer de individuele verschillen tussen leerlingen.

4

1.3 Klasgesprek

Start de les met een klasgesprek:

- Als jullie elkaar ’s morgens aan de schoolpoort zien, wat zeggen jullie dan?

- Hoe begroet je jouw familie thuis of op een feest?

- Ken je nog andere manieren om iemand te begroeten? Wat zeg je en wat doe je?

- Wie weet hoe ze in andere talen goeiedag zeggen?

Doe hetzelfde voor ‘afscheid nemen’.

1.4 Opstap naar de dialoog

Vat samen welke Franse begroetingen al besproken zijn en maak de koppeling naar de dialoog.

Bonjour ! We starten met onze eerste les Frans. We maken zo meteen kennis met enkele hoofdpersonages die in dit boek aan bod komen. Het zijn leerlingen van jullie leeftijd. Binnen enkele dagen starten ze in het vijfde leerjaar op een school in Rijsel. Ze ontmoeten elkaar op straat en begroeten elkaar. We kijken en luisteren even hoe zij dat doen in het Frans.

2 Kern

2.1

Dialoog: de eerste luisterbeurt

Speel animatie 1 met de dialoog af. De leerlingen kijken en luisteren aandachtig. Bespreek nadien:

- Wat is er gebeurd in de animatie? Waarover gaat het? Héléna, Adam en Séverine ontmoeten en begroeten elkaar en vragen hoe het gaat. Op het einde nemen ze afscheid.

- Welke woorden die je hoorde, kende je al?

- Welke woorden heb je gehoord die nieuw zijn?

De dialoog wordt straks nog een aantal keren bekeken en beluisterd. De leerlingen hoeven dus nog niet alles opgepikt te hebben na deze eerste luisterbeurt.

2.2 Nieuwe woordenschat

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 4. Overloop het kader met de nieuwe woordenschat. Om de begripsvorming vlot te laten verlopen, vertaal je best meteen de nieuwe woorden, structuren en uitdrukkingen van de dialoog.

Lees in deze fase zelf telkens de Franse woorden voor en laat een korte pauze per woord of uitdrukking zodat de leerlingen de vertaling zelf kunnen lezen.

Het doornemen van het kader mag vlot gaan. De woordenschat wordt doorheen het contact nog veelvuldig verder ingeoefend, dit is pas een eerste kennismaking.

2.3 Dialoog: luisteren en lezen

Speel animatie 1 met de dialoog voor de tweede keer af. De leerlingen kunnen kijken en luisteren naar de ondertitelde versie of meevolgen in hun leerwerkboek op pagina 3. De uitspraak wordt zo gekoppeld aan het schriftbeeld. Laat de leerlingen de vragen in de sleutels oplossen.

5

Speel de dialoog nog een derde keer af. De leerlingen kunnen fluisterend, halfluid of luidop meelezen. Hardop lezen is pas verantwoord als men voldoende geluisterd heeft, dit is dus geen must.

Neem nu het leerwerkboek pagina 4, opdracht 1 erbij. Laat de leerlingen die individueel of in duo’s oplossen.

Indien je voelt dat de leerlingen nog veel ondersteuning nodig hebben, kan je ervoor kiezen om deze opdrachten klassikaal te maken. Bewaak dan goed dat elke leerling uitgedaagd wordt om mee te denken.

Wanneer je liever in zet op individueel werk, dan laat je de leerlingen de dialoog individueel beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

2.4 Klankenhoek

Om tot een goed begrip te komen bij het beluisteren van een taal, is kennis van de Franse klanken een belangrijke voorwaarde. Correct uitspreken is in eerste instantie correct horen. Daarom wordt in elk contact de uitspraak van enkele Franse klanken onder de loep genomen.

Neem het leerwerkboek op pagina 4 erbij en laat audiofragment 1 met de klankenhoek horen. Bespreek kort:

- In het Frans ligt de klemtoon op de laatste lettergreep. De laatste letter spreek je niet altijd uit.

- Als het woord eindigt op een doffe -e, ligt de nadruk op de voorlaatste lettergreep. Zitten er leerlingen in je klas met een Franse voornaam? Bespreek of dit bij hun naam ook van toepassing is. (bv. Alice, Juliette, Valentine …)

- Ç als in ça wordt als een s uitgesproken. Het teken dat dit duidelijk maakt is een ‘cédille’. Laat de term ‘une cédille’ hier al een eerste keer vallen, zo kunnen leerlingen wennen aan de term

De leerlingen kunnen de audio van het klankenhoekje individueel opnieuw beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

Laat de leerlingen in duo’s opdracht 2 maken om de uitspraak in te oefenen. Indien nodig, laat je audiofragment 2 horen.

3 Slot

3.1 Lezend spreken

Om de eerste les van dit contact af te ronden, neem je de tekst van de dialoog klassikaal door. Kies zelf op basis van de noden van je klasgroep hoe je dit doet.

Heb je het gevoel dat de leerlingen je houvast en ondersteuning nog nodig hebben, lees dan zelf zin per zin de tekst voor. Laat de leerlingen telkens de zin nazeggen.

Konden je leerlingen vrij vlot om met de woordenschat en de uitspraken in de klankenhoek, dan laat je zin per zin door een leerling voorlezen. Zorg er in dat geval voor dat elke leerling aan bod komt. Je kan de dialoog meerdere keren herhalen.

3.2 Memoriseren

Geef de leerlingen de opdracht om de dialoog thuis te memoriseren tegen de volgende les. Dit kunnen ze doen door de dialoog op Kabas te beluisteren via de QR-code of aan de hand van hun leerwerkboek

Differentieer: niet alle leerlingen hoeven de volledige dialoog te memoriseren. Verdeel volgens de noden van je klasgroep.

6

Contact 1

Les 2

1 Instap: spelen van de dialoog

Het memoriseren van dialogen is in een eerste jaar Frans heel belangrijk, zo ontstaan er kapstokfuncties. Vanuit deze startzinnen kunnen de leerlingen zelf tot vrijere vertolkingen komen tijdens opdrachten mondelinge interactie.

De leerlingen hebben de dialoog gememoriseerd na de vorige les. Speel de dialoog na in klas. Verdeel de leerlingen in meerdere groepen zodat elke leerling actief is. Werk bij voorkeur in groepen van drie aangezien er drie personages zijn (Héléna, Séverine en Adam).

Laat de groepen de dialoog naspelen. Doe dit eventueel een tweede keer waarbij ze elk een andere rol opnemen.

Laat zwakkere leerlingen hun boek bij de hand nemen zodat ze de tekst kunnen aflezen. Met deze opdracht stimuleer je ook de spreekdurf. Aflezen is beter dan niet deelnemen aan deze opdracht.

Opgelet: dit naspelen kent een belangrijke functie om tot kapstokfuncties voor het verdere hoofdstuk te komen, maar is niet het hoofdonderdeel van de les. Bewaak de tijd en zorg dat je snel naar de kern van de les kan overgaan.

2 Kern

2.1 Inleiding op de luisteroefening

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 5 bij opdracht 3. Maak duo’s. De ene leerling stelt de vragen (uit de tekstballonnen). De andere leerling kiest een antwoord met behulp van de foto’s en de zinnen erbij. Zo bouwen de leerlingen korte gesprekken op.

Laat de leerlingen dit een paar keer in duo’s oefenen. Vraag nadien een paar duo’s om hun conversatie voor de groep na te spelen.

De dialoog van het eerste contact was zeer kort. Laat nu zeker elke leerling aan bod komen. Ze spreken voor de eerste maal zelf Frans.

Deze conversaties vormen de brug tussen de dialoog van waaruit het contact opgestart is en de luisteropdracht zo meteen. De leerlingen zetten hier ook reeds een volgende stap in hun ontwikkeling van spreekdurf en het loskomen van vaste dialoogtekst.

7

2.2 Luisteroefening

Laat de leerlingen in hun leerwerkboek opdracht 4 nemen. Bespreek eerst samen de opdracht zodat de leerlingen weten met welk doel ze naar de gesprekken luisteren.

Je zal acht korte gesprekken horen. Begroeten de twee personen elkaar of nemen ze afscheid? Verbind met de juiste foto.

Speel audiofragment 3 met de luisteropdracht af. Laat het een tweede keer horen als je merkt dat niet alle leerlingen de opdracht konden oplossen. Verbeter nadien klassikaal.

1 - Bonjour, Antoine. - Bonjour, Julie.

2 - Salut, Louise, ça va ? - Ça va bien et toi ?

3 - À bientôt, Marie. - Oui, à bientôt, Simon.

4 - Salut, Mathieu. - Salut, Olivier, à ce soir.

1 saluer 5 saluer 2 saluer 6 prendre congé 3 prendre congé 7 saluer 4 prendre congé 8 prendre congé

2.3 Taalhoek

5 - Bonjour, Jeanne. Comment ça va ? - Ça va bien et toi, Thomas ?

6 - Au revoir, Claire. - Au revoir, Arnaud. À ce soir.

7 - Salut, Nicolas, ça va bien ? - Oui, très bien.

8 - À demain, Philippe. - Oui, à demain, Céline.

Laat de leerlingen hun leerwerkboek openleggen op pagina 6

In de Franse spelling worden veel accenten gebruikt. We overlopen de verschillende soorten. Bespreek achtereenvolgens ‘l’accent aigu’, ‘l’accent grave’, ‘l’accent circonflexe’ en ‘la cédille’. Je hoeft de Franse terminologie nog niet noodzakelijk te gebruiken. Spreek dan over het boogje omhoog, het boogje omlaag en het hoedje. De term ‘cédille’ behoud je beter wel, de term cedille bestaat namelijk ook in het Nederlands.

Zorg dat je als leerkracht zelf op de hoogte bent van de nieuwe Franse spelling. De regels vind je terug in de algemene inleiding van Passepartout op Kabas

In contact 1 worden nog geen grammaticale items mondeling ingeoefend. Vanaf contact 2 komen er mondelinge opdrachten na elke taalhoek aan bod.

De leerlingen kunnen een instructievideo met de uitleg oproepen bij elke taalhoek via de QR-code.

3 Slot

In de voorbije twee lessen leerden we groeten en afscheid nemen van iemand. We oefenen dit in les 4 actief verder in.

8

Contact 1

Les 3

1 Instap

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 6. Oriënteer samen op de leestekst:

- Vandaag gaan we voor de eerste keer aan de slag met een leestekst. Welk soort tekst is dit? informatief: een tabel

- Wat is het doel van deze tekst? informeren

- Waar kan je dit soort teksten nog tegenkomen? in een krant, op het internet …

Bekijk met de leerlingen de begrippen naast het artikel: Des filles (meisjes), en (in), un prénom (een voornaam), un nombre (een aantal), des garçons (jongens) - Waarover gaat deze tabel?

Over de voornamen die het meest gekozen zijn in Frankrijk in 2018.

2 Kern

2.1 Leestekst

Bekijk met de leerlingen het artikel. Bespreek de top met de voornamen:

- Zijn er leerlingen in de klas met één van deze namen?

- Ken je mensen met deze namen? Van welke namen kennen we er samen de meeste? - Welke namen hebben een accent aigu / hoedje omhoog? Markeer ze.

2.2 Schrijven

De leerlingen oefenen de woordenschat en de inhoud van dit contact verder in met de schriftelijke oefeningen. Deze opdrachten zijn in verschillende moeilijkheidsgraden opgebouwd.

We onderscheiden drie verwerkingsniveaus:

- Herhalend: de leerlingen schrijven woorden of zinnen foutloos na.

- Beschrijvend: de opdrachten vragen wat denkwerk van de leerlingen. Dit zijn associatieoefeningen, chronologisch rangschikken, teksten aanvullen of samenstellen aan de hand van aangegeven bouwstenen …

- Structurerend: er zijn geen aangereikte bouwstenen. De leerlingen doen een beroep op hun kennis of ze zoeken het gevraagde op (in het leerwerkboek of in hun onthoudboekje Mon mémento 1). Deze opdrachten zijn geen must maar kunnen door vluggere leerlingen gemaakt worden.

9

De leerlingen nemen hun leerwerkboek pagina 6. Overloop kort de opdrachten zodat die voldoende duidelijk zijn en laat de leerlingen aan de slag gaan. Differentieer waar nodig, zodat elke leerling op maat kan werken. Wijs de leerlingen erop dat ze bij het kopiëren goed letten op de accenten.

Herhalend: opdracht 6 Beschrijvend: opdracht 7 – 8 Structurerend: opdracht 9

Indien er voldoende tijd overblijft, kan je de opdrachten klassikaal verbeteren.

3 Slot

We hebben geluisterd, gesproken en gelezen in het Frans en al onze eerste woorden geschreven. In de volgende les voeren we samen onze eerste gesprekken.

Vooraleer je les 4 start, is het zinvol om de leerlingen (thuis) met hun onthoudboekje Mon mémento 1 pagina 1 de minidialogen te laten inoefenen. Geef hen de raad af te wisselen: de antwoorden te bedekken om de vragen te beantwoorden en de vragen te proberen formuleren vanuit het lezen van de antwoorden.

10

Contact 1 Les 4

1 Instap

Doorheen de voorbije lessen is de nieuwe woordenschat van dit contact herhaaldelijk geoefend via luisteren, lezen, schrijven en spreken. Nu gaan we een stap verder door in te zetten op vrijere vertolkingen en de leerlingen tot mondelinge interactie aan te zetten.

Leid de opdracht van de mondelinge interactie in:

Vandaag voeren we onze eerste Franse gesprekken. Jullie werken samen. Eerst zullen jullie elkaar begroeten en vragen hoe het gaat, nadien neem je ook afscheid op verschillende manieren.

2 Kern

2.1

Mondelinge interactie

Mondelinge interactie vormt de belangrijkste rode draad van elk contact. De leerlingen hebben dit normaal gesproken thuis voorbereid (zie slot les 3). Groepeer de leerlingen in groepen van maximaal vier leerlingen met hetzelfde niveau. Passepartout biedt hiervoor opdrachten aan op drie niveaus:

- Niveau 1

De leerlingen die het nog moeilijk hebben met mondelinge interactie, nemen het leerwerkboek op pagina 7 bij de uitgeschreven zinnen in het kader. Ze voeren een zelfgebouwde conversatie waarbij ze gebruikmaken van de zinnen in hun boek. Dit is het eerste niveau waarbij de meest uitgebreide ondersteuning op zinsniveau geboden wordt. Let wel op: het is niet de bedoeling dat de leerlingen alles gewoon aflezen van links naar rechts. Ze krijgen wel alle elementen aangeboden, maar ze moeten opletten dat hun antwoord aansluit bij de vraag.

- Niveau 2

Voor leerlingen die er al vlotter mee weg zijn, bieden we individuele ondersteuning op woordniveau aan. Met de praatplaten voeren ze in duo’s minidialogen uit. Een leerling stelt een vraag die op de achterzijde staat. Af en toe wordt de opdracht in het Nederlands verduidelijkt. Diezelfde leerling hoort of de antwoorden correct zijn en biedt, indien nodig, hulp aan in drie fases:

1 De leerling geeft het eerste woord van het antwoord.

2 De leerling geeft de eerste twee woorden van het antwoord.

3 De leerling zegt het antwoord voor, de medeleerling herhaalt het antwoord.

- Niveau 3

De leerlingen die vlot tot mondelinge interactie komen, baseren zich voor het naspelen van een dialoog op de klassikale prent die aan bord geprojecteerd wordt. Zij verwoorden zelf vragen en antwoorden zonder ondersteuning.

Zet klassikale prent 1 open op het digitale bord en deel praatplaten 1 en 2 uit aan de duo’s die er gebruik van zullen maken. Laat de leerlingen die er nood aan hebben, het leerwerkboek op pagina 7 gebruiken.

11

Laat de leerlingen een aantal keren een gesprek oefenen. Ze wisselen een paar keer van rol, zodat ze beiden zowel de vragen als de antwoorden geoefend hebben.

Laat een aantal duo’s klassikaal opvoeren wat ze geoefend hebben. Dit hoeven niet alle leerlingen te zijn. Laat hen ook bij de opvoering gebruikmaken van de materialen zoals ze het geoefend hebben (naargelang niveau 1, 2, 3).

3 Slot

3.1 Cultuur

Naast het bijbrengen van vaardigheden, kennis en attitudes, willen we de leerlingen ook kennis laten maken met de Franstalige socioculturele wereld. Elk contact eindigt met een lesmoment waarbij we een aspect van de cultuur belichten.

Rond het eerste contact af door audiofragment 4 met het lied ‘Bonjour’ te beluisteren. De leerlingen hebben de tekst in hun leerwerkboek op pagina 8. Je kiest zelf of ze vrij luisteren of meevolgen in hun boek.

3.2 Voorbereiden op de toets

Om zich voor te bereiden op de toets, gaan de leerlingen aan de slag met de opdrachten op Kabas oefenreeksen 2 tot en met 10. Ze nemen er, waar nodig, hun onthoudboekje bij.

12

Beheersingsreeks

Doel en opbouw

De beheersingsreeks oefent op het einde van elk contact de doelen die aan bod kwamen op drie niveaus en wordt ondersteund door instructievideo’s. Hier gaat het om herhaling of verdieping.

De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.

Kai toont wat de leerlingen moeten leren en bepaalt de volgorde waarin de doelen aan bod komen. Zo krijg elke leerling een op maat samengesteld leerpad.

Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.

Praktisch

Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:

- Ga naar Kabas.

- Open de inhoudstafel en klik op het contact waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klik het tablad ‘leren’ aan.

- Vink het contact aan waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klaar! De leerling krijgt dit leerpad nu in zijn/haar overzicht te zien.

Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.

Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.

13

Contact 1

Les 5

Toets

Focus erop dat de lessen Frans in een prettige en positieve sfeer kunnen verlopen. Toetsen die alleen opgemaakt zijn om een rapportering in cijfers uit te drukken kunnen (vooral zwakkere) leerlingen demotiveren.

Bezorg elke leerling kopieerblad 1 met de toets Overloop samen de opdrachten zodat die voor alle leerlingen duidelijk zijn.

Differentiatie

Na elke toets voorziet Passepartout een aanbod aan differentiatiemateriaal. Per vier contacten voorziet Passepartout in het jaarplan een dubbel lesmoment om te herhalen en gedifferentieerd in te oefenen wat in de voorbije vier contacten geleerd werd. Kies je ervoor om te differentiëren na elk contact, voorzie hiervoor dan extra tijd in je jaarplanning.

Automatisch gedifferentieerde taak

Voor Passepartout biedt Kabas de optie om een automatisch gedifferentieerde taak klaar te zetten voor je leerlingen. Die bevat een oefenreeks per geselecteerd doel op zijn of haar niveau, die wordt voorgesteld vanuit Kabas.

Zo’n automatisch gedifferentieerde taak zet je na evaluatie eenvoudig klaar: duid aan waarna je de taak wil geven en geef de scores van de leerlingen op deze evaluatie in. Kabas roept vervolgens de doelen van die evaluatie op en doet op basis van de scores van de leerlingen een voorstel tot remediëringsoefeningen, verdere inoefening of een verrijkingsaanbod.

Je kan dan nog kiezen of die oefeningen effectief aangeboden worden aan elke leerling of bijvoorbeeld enkel aan de leerlingen die remediëring nodig hebben.

In je resultatenscherm krijg je een handig overzicht te zien waarbij je kan volgen welke differentiatie elke leerling aangeboden kreeg en hoe die leerling gepresteerd heeft. Neem die info mee naar de verdere contacten.

Remediëring

Heeft de leerling de accenten nog onvoldoende onder de knie?

Zet hem of haar aan de slag met de opdrachten van oefenreeks 11 op Kabas of Parachute

Beheerst de leerling de uitdrukkingen om te groeten of afscheid te nemen nog onvoldoende?

kopieerblad

2.

Zet hem of haar aan het werk met het onthoudboekje Mon mémento 1 om de minidialogen te verwerven. Laat deze leerlingen indien mogelijk in duo’s de opdracht mondelinge interactie uit les 4 herhalen.

Verdieping

Laat de leerlingen die de inhoud van contact 1 beheersen, verder oefenen met het oefenaanbod op Kabas. Ze kunnen ook verder oefenen met het aanbod van het werkboek En forme. Hiermee starten we pas vanaf contact 2.

14

Passepartout Plus

Passepartout Plus is een set van extra leerwerkboekjes die aansluiten op het basisaanbod. Wie meer dan gemiddeld lestijden Frans geeft, kan hiermee elk Contact verder uitbreiden. Passepartout Plus biedt verdere inoefening van de woordenschat en grammatica. Daarnaast voorzien we ook luister- en spreekopdrachtjes en meer creatieve oefeningen. Wie al Frans geeft in de tweede graad, kan zo Passepartout 5 en 6 uitbreiden. Bij elk werkboek van Passepartout hoort ook een werkboekje van Passepartout Plus met dezelfde opdeling per Contact. De leerlingen kunnen zelfstandig met Passepartout Plus aan de slag.

15

Contact 2

Ils vont où ?

Lesdoelen

Les 1 1 De kinderen kunnen het onderwerp in een luisterfragment bepalen.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen de woordenschat rond vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat toepassen.

Les 2 1 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen het werkwoord ‘aller’ vervoegen.

4 De kinderen kunnen het onderscheid maken tussen de persoonlijke voornaamwoorden.

Les 3 1 De kinderen kunnen informatie uit een tekst halen.

2 De kinderen kunnen foutloos kopiëren.

3 De kinderen kunnen de woordenschat en zinstructuren rond vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat functioneel toepassen.

4 De kinderen kunnen het werkwoord ‘aller’ vervoegen.

5 De kinderen kunnen het onderscheid maken tussen de persoonlijke voornaamwoorden.

Les 4 1 De kinderen kunnen deelnemen aan een gesprek in het Frans waarin ze verwoorden waar iemand naartoe gaat.

2 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

3 De kinderen kunnen interesse tonen in de Franse taal en cultuur.

Les 5 Toets

Taalhandelingen

en taalsituaties

Nieuwe woorden

- vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat

l’école la gare le magasin la maison aller

Nieuwe uitdrukkingen

Leermiddelen

Tu vas où ? Je vais à la gare. Il va où ? Il va à la maison. Où ça ?

à (au) alors avec de déjà

là le, la, l’ où

je tu il / elle nous vous ils / elles

Elles vont où ? Elles vont au magasin. Vous allez où ? Nous allons à l’école.

- Leerwerkboek 1 pagina 9 - 18

- Mon mémento 1 pagina 1 - 5

- Kopieerbladen 3 - 5

- Bijlagen 3 - 4

- Praatplaten 3 - 6

- Klassikale prent 2

- Animatie 2

- Audiofragmenten 5 - 9

- Sorteertool

- Kabas: Les bases: oefenreeksen 1 - 2 En plus: oefenreeksen 3 - 10 Parachute: oefenreeks 11

- En forme pagina 1

16

Contact 2 Les 1

1 Instap

Maak een keuze of je dit contact start vanuit optie 1.1, 1.2 of 1.3. Naargelang je keuze volg je hieronder de bijhorende werkvorm en leg je de materialen klaar. In elke optie komen de leerlingen in contact met het vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat. Rond af met 1.4 en maak de opstap naar de dialoog.

1.1 Doolhof

Verdeel de leerlingen in groepen van drie en geef elke leerling van de groep een doolhof van op kopieerblad 3

Geef als opdracht:

- Zoek de weg uit het doolhof.

- Waar gaan ze naartoe?

Laat de leerlingen elkaar controleren. Bespreek de verschillende locaties van de oefeningen.

- Gaan jullie soms naar die plaatsen?

- Zijn er nog andere plaatsen of gebouwen waar jullie soms naartoe gaan?

1.2 Luisteroefening

Toon de leerlingen de verschillende afbeeldingen in de digitale oefening in de sorteertool of in bijlage 3 Herkennen ze de verschillende locaties?

Jullie zullen nu een fragment horen waarin de verschillende locaties van op de afbeeldingen aan bod komen. Kunnen jullie ze in de volgorde van het verhaal plaatsen?

Speel audiofragment 5 met de luisteroefening af.

Naëlle is zoals elke woensdag blij dat ze al om 12u naar huis mag. Nadat ze thuis gegeten heeft, gaat ze snel naar de stad. Aan de bibliotheek heeft ze afgesproken met Gilles. Als ze elkaar gevonden hebben, gaan ze naar het postkantoor, Gilles moet nog een pakje opsturen. Daarna gaan ze zoals elke woensdag samen naar de muziekschool. Vandaag mogen ze instrumenten uitproberen.

Naëlle mag van haar ouders piano leren spelen. Om te vieren dat ze een instrument mogen kiezen, gaan ze samen naar de ijskar en kiezen ze hun favoriete ijsje. Ze gaan met hun ijsje even in het park wandelen, maar dan beseft Gilles dat hij nog naar de winkel moet. Ze nemen afscheid van elkaar en vertrekken.

Bespreek de volgorde die aan bod gekomen is.

- Komen jullie zelf ook wel eens op deze plaatsen?

17

1.3 Klasgesprek

Start de les met een klasgesprek:

- Waar ben je vorig weekend naartoe geweest?

- Ging je daar alleen naartoe of ging er iemand mee?

- Zijn er nog plaatsen waar je vaak naartoe gaat?

1.4 Opstap naar de dialoog

Vat de plaatsen (gebouwen) samen waar de meeste leerlingen al eens geweest zijn. Maak zo de overstap naar de dialoog.

Welke locaties bezoeken jullie vaak? Zouden onze hoofdpersonages naar dezelfde plaatsen gaan?

Vandaag zien we dat enkele hoofdpersonages elkaar ontmoeten op straat. Ze zijn een beetje nieuwsgierig en willen weten waar iedereen naartoe gaat.

2 Kern

2.1 Dialoog: de eerste luisterbeurt

Speel animatie 2 met de dialoog af. De leerlingen kijken en luisteren aandachtig. Bespreek nadien:

- Wat is er gebeurd in de animatie? Waarover gaat het? Nabil en Séverine begroeten elkaar en praten over waar iedereen naartoe gaat. Ook Sacha en Héléna komen langs en zeggen waar ze naartoe gaan.

- Hoe kun je in het Frans zeggen waar je naartoe gaat? Je vais …

- Welke plaatsen heb je gehoord?

- Welke woorden die je hoorde, kende je al?

- Welke woorden heb je gehoord die nieuw zijn?

De dialoog wordt straks nog een aantal keren bekeken en beluisterd. De leerlingen hoeven dus nog niet alles opgepikt te hebben na deze eerste luisterbeurt.

2.2 Nieuwe woordenschat

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 10. Overloop het kader met de nieuwe woordenschat. Om de begripsvorming vlot te laten verlopen, vertaal je best meteen de nieuwe woorden, structuren en uitdrukkingen van de dialoog.

Lees in deze fase zelf telkens de Franse woorden voor en laat een korte pauze per woord of uitdrukking zodat de leerlingen de vertaling zelf kunnen lezen.

Het doornemen van het kader mag vlot gaan. De woordenschat wordt doorheen het contact nog veelvuldig verder ingeoefend, dit is pas een eerste kennismaking.

18

2.3 Dialoog: luisteren en lezen

Speel animatie 2 met de dialoog voor de tweede keer af. De leerlingen kunnen kijken en luisteren naar de ondertitelde versie of meevolgen in hun leerwerkboek op pagina 9. De uitspraak wordt zo gekoppeld aan het schriftbeeld. Laat de leerlingen de vraag in de sleutel oplossen.

Speel de dialoog nog een derde keer af. De leerlingen kunnen fluisterend, halfluid of luidop meelezen. Hardop lezen is pas verantwoord als men voldoende geluisterd heeft, dit is dus geen must.

Neem nu het leerwerkboek pagina 10, opdracht 1 erbij. Laat de leerlingen die individueel of in duo’s oplossen.

Indien je voelt dat de leerlingen nog veel ondersteuning nodig hebben, kan je ervoor kiezen om deze opdrachten klassikaal te maken. Bewaak dan goed dat elke leerling uitgedaagd wordt om mee te denken.

Wanneer je liever in zet op individueel werk, dan laat je de leerlingen de dialoog individueel beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

2.4 Klankenhoek

Om tot een goed begrip te komen bij het beluisteren van een taal, is kennis van de Franse klanken een belangrijke voorwaarde. Correct uitspreken is in eerste instantie correct horen. Daarom wordt in elk contact de uitspraak van enkele Franse klanken onder de loep genomen.

Neem het leerwerkboek erbij op pagina 11 en laat audiofragment 6 met de klankenhoek horen. Bespreek kort:

- Een s tussen twee klinkers wordt als een z uitgesproken.

- Let op het verschil in uitspraak tussen maison en demain.

- Let op de verbinding die aangeduid is met de rode streep.

De leerlingen kunnen de audio van het klankenhoekje individueel opnieuw beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

Laat de leerlingen in duo’s opdracht 2 uitvoeren om dit in te oefenen. Indien nodig, laat je audiofragment 7 horen.

3 Slot

3.1 Lezend spreken

Om de eerste les van dit contact af te ronden, neem je de tekst van de dialoog klassikaal door. Kies zelf op basis van de noden van je klasgroep hoe je dit doet.

Heb je het gevoel dat de leerlingen je houvast en ondersteuning nog nodig hebben, lees dan zelf zin per zin de tekst voor. Laat de leerlingen telkens de zin nazeggen.

Konden je leerlingen vrij vlot om met de woordenschat en de uitspraken in de klankenhoek, dan laat je zin per zin door een leerling voorlezen. Zorg er in dat geval voor dat elke leerling aan bod komt. Je kan de dialoog meerdere keren herhalen.

3.2 Memoriseren

Geef de leerlingen de opdracht om de dialoog thuis te memoriseren tegen de volgende les. Dit kunnen ze doen door de dialoog op Kabas te beluisteren of aan de hand van hun leerwerkboek

Differentieer: niet alle leerlingen hoeven de volledige dialoog te memoriseren. Verdeel volgens de noden van je klasgroep.

19

Contact 2

Les 2

1 Instap: spelen van de dialoog

Het memoriseren van dialogen is in een eerste jaar Frans heel belangrijk, zo ontstaan er kapstokfuncties. Vanuit deze startzinnen kunnen de leerlingen zelf tot vrijere vertolkingen komen tijdens de opdrachten mondelinge interactie.

De leerlingen hebben de dialoog gememoriseerd na de vorige les. Speel de dialoog na in klas. Verdeel de leerlingen in meerdere groepen zodat elke leerling actief is.

Laat de groepen de dialoog naspelen. Doe dit eventueel een tweede keer waarbij ze elk een andere rol opnemen.

Laat zwakkere leerlingen hun boek bij de hand nemen zodat ze de tekst kunnen aflezen. Met deze opdracht stimuleer je ook de spreekdurf. Aflezen is beter dan niet deelnemen aan deze opdracht.

Opgelet: dit naspelen kent een belangrijke functie om tot kapstokfuncties voor het verdere hoofdstuk te komen, maar is niet het hoofdonderdeel van de les. Bewaak de tijd en zorg dat je snel naar de kern van de les kan overgaan.

2 Kern

2.1 Inleiding op de luisteroefening

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 11 bij opdracht 3. Maak duo’s. De ene leerling stelt de vragen (uit de tekstballonnen). De andere leerling kiest een antwoord met behulp van de tekstballonnen en de foto’s met tekst erbij. Zo bouwen de leerlingen korte gesprekken op.

Laat de leerlingen dit een paar keer in duo’s oefenen.

Vraag nadien een paar duo’s om hun conversatie voor de groep na te spelen.

Deze conversaties vormen de brug tussen de dialoog van waaruit het contact opgestart is en de luisteropdracht zo meteen. De leerlingen zetten hier ook reeds een volgende stap in hun ontwikkeling van spreekdurf en het loskomen van vaste dialoogtekst.

Geef sterkere leerlingen de kans om extra zinnen aan hun dialoog toe te voegen. Een begroeting bij het begin of afscheid nemen bij het einde, kan er zeker bij.

2.2 Luisteroefening

Laat de leerlingen in hun leerwerkboek opdracht 4 nemen. Bespreek eerst samen de opdracht zodat de leerlingen weten met welk doel ze naar de gesprekken luisteren.

20

Je zal vijf korte gesprekken horen. Verbind de personen met de plaats waar ze naartoe gaan.

Speel audiofragment 8 met de luisteropdracht af. Laat het een tweede keer horen als je merkt dat niet alle leerlingen de opdracht konden oplossen. Verbeter nadien klassikaal.

1 - Voilà Olivier. Il va où ?

- Il va à la gare.

2 - Salut Margot. Tu vas où ?

- Je vais à la maison.

3 - Et Marie ?

- Marie ? Elle va au magasin.

1 Olivier va à la gare

2 Margot va à la maison

3 Marie va au magasin

2.3 Taalhoek

4 - Simon et Sylvie vont où ?

- Ils vont à l’école.

5 - Pierre ! Cédric ! Vous allez où ? - Nous allons au magasin.

4 Simon et Sylvie vont à l’école

5 Pierre et Cédric vont au magasin

Kies je ervoor om inductief te werk te gaan, laat de leerlingen dan eerst opdracht 5 en 6 op pagina 12 van het leerwerkboek maken. Zo kunnen ze zelf de regels uit de taalhoek ontdekken.

In wat volgt omschrijven wij de deductieve aanpak waarbij we eerst de regels toelichten die de leerlingen daarna verwerken / inoefenen met opdrachten.

In deze les vervoegen we het werkwoord ‘aller’. Voor de leerlingen is het de eerste keer dat ze een werkwoord in het Frans leren vervoegen. We brengen bewust in contact 2, 3 en 4 de werkwoorden ‘aller’, ‘être’ en ‘avoir’ aan, zodat de leerlingen zelf conversaties kunnen voeren. Daarbij koppelen we direct de persoonlijke voornaamwoorden aan de vervoeging, zowel in het enkelvoud als in het meervoud. Op die manier zien de leerlingen duidelijk het verband hiertussen en kunnen ze van bij het begin zinnen maken en vragen beantwoorden. Dat komt niet alleen hun spreekdurf ten goede, maar ook hun plezier in de Franse taal kan op die manier gestimuleerd worden, want ze kunnen zelf al echte zinnen maken. In de loop van het schooljaar blijven we sterk inzetten op de verankering en herhaling van deze werkwoorden. Vanaf contact 5 gaan we dan verder in op de werkwoorden op -er, die ze geleidelijk aan zullen tegenkomen.

Laat de leerlingen hun leerwerkboek openleggen op pagina 12 en overloop de vervoegingen.

Het is belangrijk dat de leerlingen deze vervoeging vanbuiten leren. Een onthoudtip bij de vervoegingen kan zijn dat vier vormen beginnen met een v (vais – vas – va – vont). Bij ‘nous’ en ‘vous’ vertrek je van de infinitief (allons – allez).

Bekijk ook goed de persoonlijke voornaamwoorden en koppel ze (met de juiste uitspraak) onmiddellijk aan de vervoeging. Verduidelijk aan de hand van het tweede kader het verschil tussen ‘ils’ en ‘elles’

De leerlingen kunnen een instructievideo met de uitleg oproepen bij elke taalhoek via de QR-code.

21

2.4 On s’entraine

Met deze rubriek oefenen we meteen mondeling de vervoegingen en de persoonlijke voornaamwoorden die in de taalhoek aangebracht werden. Laat de leerlingen de oefeningen van opdracht 5 in duo’s overlopen. Op de stippen moeten ze zelf het juiste werkwoord gebruiken in hun conversatie.

Het eerste blok bevat opdrachten op herhalend niveau.

Het tweede blok bevat opdrachten op beschrijvend niveau: om de juiste vervoeging in de zin in te passen, kunnen de leerlingen het kader bovenaan bekijken.

In opdracht 6 vullen ze op dezelfde manier het correcte voornaamwoord aan in de zin.

3 Slot

Rond klassikaal af door de vervoeging van het werkwoord ‘aller’ te herhalen, gekoppeld aan de persoonlijke voornaamwoorden: de eerste leerling start met ‘je vais’, de tweede leerling vervolgt met ‘tu vas’ … Ga zo de rij af.

Je kan ook bewegend aan de slag: laat de leerlingen al wandelend (op de trap) de vervoeging opzeggen, elke stap (of trede) = de volgende vorm. Wie gaat er het snelst vooruit zonder fouten te maken?

Je kan er ook nog meer competitie aan toevoegen: verdeel de klasgroep in groepen. Welke groep kan als snelste de vervoeging van het werkwoord ‘aller’ tweemaal na elkaar foutloos beurtelings opzeggen?

22

Contact 2

Les 3 1 Instap

In het dagelijks leven korten we woorden vaak af als we snel iets willen zeggen. Dat is ook zo in het Frans: le / la professeur wordt le / la prof, sympathique wordt sympa … Om tijd uit te sparen, nemen we die afkortingen vaak op in berichten. Onze leestekst vandaag bestaat uit een online gesprek dat heel wat afkortingen bevat.

2 Kern

2.1 Leestekst

Bekijk met de leerlingen het bericht op pagina 13 in het leerwerkboek Bespreek de afkortingen. Ze vormen een herhaling van wat in contact 1 aangeleerd werd.

- Spreken of schrijven jullie zelf ook vaak in afkortingen? Welke zijn dat?

- Is dat altijd even makkelijk te volgen voor diegene naar wie je het bericht of mailtje verzendt?

Laat de leerlingen opdracht 7 maken. Overloop achteraf zeker de oplossing zodat de leerlingen kunnen controleren of ze alle accenten toegevoegd hebben.

Bonjour ! Salut ! Ça va ? Oui, ça va. Et toi ? Ça va très bien. À bientôt. À demain !

2.2 Schrijven

De leerlingen oefenen de woordenschat en de inhoud van dit contact verder in met de schriftelijke oefeningen. Deze opdrachten zijn in verschillende moeilijkheidsgraden opgebouwd.

We onderscheiden drie verwerkingsniveaus:

- Herhalend: de leerlingen schrijven woorden of zinnen foutloos na.

- Beschrijvend: de opdrachten vragen wat denkwerk van de leerlingen. Dit zijn associatieoefeningen, chronologisch rangschikken, teksten aanvullen of samenstellen aan de hand van aangegeven bouwstenen …

- Structurerend: er zijn geen aangereikte bouwstenen. De leerlingen doen een beroep op hun kennis of ze zoeken het gevraagde op (in het leerwerkboek of in hun onthoudboekje Mon mémento 1). Deze opdrachten zijn geen must maar kunnen door de vluggere leerlingen afgewerkt worden.

De leerlingen nemen hun leerwerkboek pagina 14. Overloop kort de opdrachten zodat die voldoende duidelijk zijn en laat de leerlingen aan de slag gaan. Differentieer waar nodig, zodat elke leerling op maat kan werken.

Herhalend: opdracht 8

Beschrijvend: opdracht 9 – 10 – 11 – 12 - 13

Structurerend: opdracht 14

Indien er voldoende tijd overblijft, kan je de opdrachten klassikaal verbeteren.

23

3 Slot

We hebben geluisterd, gesproken en gelezen in het Frans en ook schriftelijk geoefend. In de volgende les oefenen we in een gesprek wat we leerden.

Vooraleer je les 4 start, is het zinvol om de leerlingen (thuis) met hun onthoudboekje Mon mémento 1 pagina 1 de minidialogen te laten inoefenen. Geef hen de raad af te wisselen: de antwoorden te bedekken om de vragen te beantwoorden en de vragen te proberen formuleren vanuit het lezen van de antwoorden.

Zorg er ook voor dat de leerlingen het werkwoord ‘aller’ vlot kunnen vervoegen. Geef hen daarbij voldoende tips om te oefenen: elke keer als ze de trap op en af gaan, hang de vervoeging een tijd uit in de klas, zoek of maak er een liedje van ... (de melodie van Broeder Jacob is bijvoorbeeld geschikt). De mogelijkheden zijn eindeloos.

24

Contact 2

Les 4

1 Instap

Doorheen de voorbije lessen is de nieuwe woordenschat van dit contact herhaaldelijk geoefend via luisteren, lezen, schrijven en spreken. Nu gaan we een stap verder door in te zetten op vrijere vertolkingen en de leerlingen tot mondelinge interactie aan te zetten.

Leid de opdracht van de mondelinge interactie in:

Vandaag voeren we opnieuw een gesprek in het Frans. Jullie werken samen en spreken over waar iedereen naartoe gaat.

2 Kern

Mondelinge interactie vormt de belangrijkste rode draad van elk contact. De leerlingen hebben dit normaal gesproken thuis voorbereid. Groepeer de leerlingen in groepen van maximaal vier leerlingen met hetzelfde niveau.

Passepartout biedt hiervoor opdrachten aan op drie niveaus:

- Niveau 1

De leerlingen die het nog moeilijk hebben met mondelinge interactie, nemen het leerwerkboek op pagina 18 bij de uitgeschreven zinnen in het kader. Ze voeren een zelfgebouwde conversatie waarbij ze gebruikmaken van de zinnen in hun boek. Dit is het eerste niveau waarbij de meest uitgebreide ondersteuning op zinsniveau geboden wordt. Let wel op: het is niet de bedoeling dat de leerlingen alles gewoon aflezen van links naar rechts. Ze krijgen wel alle elementen aangeboden, maar ze moeten opletten dat hun antwoord aansluit bij de vraag.

- Niveau 2

Voor leerlingen die er al vlotter mee weg zijn, bieden we individuele ondersteuning op woordniveau aan. Met de praatplaten voeren ze in duo’s minidialogen uit. Een leerling stelt een vraag die op de achterzijde staat. Af en toe wordt de opdracht in het Nederlands verduidelijkt. Diezelfde leerling hoort of de antwoorden correct zijn en biedt, indien nodig, hulp aan in drie fases:

1 De leerling geeft het eerste woord van het antwoord.

2 De leerling geeft de eerste twee woorden van het antwoord.

3 De leerling zegt het antwoord voor, de medeleerling herhaalt het antwoord.

Niveau 3

-

De leerlingen die vlot tot mondelinge interactie komen, baseren zich voor het naspelen van een dialoog op de klassikale prent die aan bord geprojecteerd wordt. Zij verwoorden zelf vragen en antwoorden zonder ondersteuning.

Zet klassikale prent 2 open op het digitale bord en deel de praatplaten 3 tot en met 6 uit aan de groepen die er gebruik van zullen maken. Laat de leerlingen die er nood aan hebben, het leerwerkboek op pagina 18 gebruiken.

Laat de leerlingen een aantal keren een gesprek oefenen. Ze wisselen een paar keer van rol, zodat ze beiden zowel de vragen als de antwoorden geoefend hebben.

25

Laat een aantal duo’s klassikaal opvoeren wat ze geoefend hebben. Dit hoeven niet alle leerlingen te zijn. Laat hen ook bij de opvoering gebruikmaken van de materialen zoals ze het geoefend hebben (naargelang niveau 1, 2, 3).

3 Slot

3.1 Cultuur

Naast het bijbrengen van vaardigheden, kennis en attitudes, willen we de leerlingen ook kennis laten maken met de Franstalige socioculturele wereld. Elk contact eindigt met een lesmoment waarbij we een aspect van de cultuur belichten.

In dit contact belichten we de verschillende landen / regio’s waar er Frans gesproken wordt. Neem klassikaal pagina 16 en 17 in het leerwerkboek door en bespreek met de leerlingen:

- In welke landen kan je Frans horen en spreken?

Frankrijk, België (Wallonië), Luxemburg, Canada (Québec), Congo, Marokko, Vietnam …

- Ben je zelf al op reis geweest naar één van die landen?

3.2 Bewegend leren

Bij elk contact voorziet Passepartout twee activiteiten bewegend leren. De activiteit bewegend leren kan ofwel op woordenschat of op grammatica oefenen, er is gezorgd voor een afwisseling tussen de contacten. Dat houdt in dat voor de overige contacten naar analogie nog meer activiteiten uitgewerkt kunnen worden indien je dat wil.

Passepartout kiest ervoor om bepaalde werkvormen in de activiteit bewegend leren te laten terugkomen binnen een leerjaar en over de leerjaren heen. Zo zijn de leerlingen snel vertrouwd met de werkvorm en kan alle aandacht naar het inoefenen van de Franse woordenschat of grammatica gaan. Een overzichtstabel van het aanbod werkvormen en onderwerpen bij elk contact vind je op Kabas terug.

Open de lesfiche op Kabas. Print de bijlagen indien van toepassing. De meeste activiteiten vragen daarnaast vrij weinig materiaal (bijvoorbeeld eens een hoepel, kladblad of schrijfgerei) zodat de activiteit snel kan worden opgestart.

3.3 Voorbereiden op de toets

Om zich voor te bereiden op de toets, gaan de leerlingen aan de slag met de opdrachten op Kabas oefenreeksen 2 tot en met 10. Ze nemen er, waar nodig, hun onthoudboekje bij.

26

Beheersingsreeks

Doel en opbouw

De beheersingsreeks oefent op het einde van elk contact de doelen die aan bod kwamen op drie niveaus en wordt ondersteund door instructievideo’s. Hier gaat het om herhaling of verdieping.

De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.

Kai toont wat de leerlingen moeten leren en bepaalt de volgorde waarin de doelen aan bod komen. Zo krijg elke leerling een op maat samengesteld leerpad.

Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.

Praktisch

Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:

- Ga naar Kabas.

- Open de inhoudstafel en klik op het contact waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klik het tablad ‘leren’ aan.

- Vink het contact aan waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klaar! De leerling krijgt dit leerpad nu in zijn/haar overzicht te zien.

Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.

Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.

27

Contact 2

Les 5

Toets

Focus erop dat de lessen Frans in een prettige en positieve sfeer kunnen verlopen. Toetsen die alleen opgemaakt zijn om een rapportering in cijfers uit te drukken kunnen (vooral zwakkere) leerlingen demotiveren.

Voorzie elke leerling van kopieerblad 4 met de toets Overloop samen de opdrachten zodat die voor alle leerlingen duidelijk zijn. Opdracht 2 van deze toets is een luisteroefening, audiofragment 9

1 - Voilà Margot. Elle va à l’école.

2 - Salut Mathieu. Tu vas où ?  - Je vais à la maison.

Differentiatie

3 - Et Olivier ? - Olivier, il va déjà au magasin.

Na elke toets voorziet Passepartout een aanbod aan differentiatiemateriaal. Per vier contacten voorziet Passepartout in het jaarplan een dubbel lesmoment om te herhalen en gedifferentieerd in te oefenen wat in de voorbije vier contacten geleerd werd. Kies je ervoor om te differentiëren na elk contact, voorzie hiervoor dan extra tijd in je jaarplanning.

Automatisch gedifferentieerde taak

Voor Passepartout biedt Kabas de optie om een automatisch gedifferentieerde taak klaar te zetten voor je leerlingen. Die bevat een oefenreeks per geselecteerd doel op zijn of haar niveau, die wordt voorgesteld vanuit Kabas.

Zo’n automatisch gedifferentieerde taak zet je na evaluatie eenvoudig klaar: duid aan waarna je de taak wil geven en geef de scores van de leerlingen op deze evaluatie in. Kabas roept vervolgens de doelen van die evaluatie op en doet op basis van de scores van de leerlingen een voorstel tot remediëringsoefeningen, verdere inoefening of een verrijkingsaanbod. Je kan dan nog kiezen of die oefeningen effectief aangeboden worden aan elke leerling of bijvoorbeeld enkel aan de leerlingen die remediëring nodig hebben.

In je resultatenscherm krijg je een handig overzicht te zien waarbij je kan volgen welke differentiatie elke leerling aangeboden kreeg en hoe die leerling gepresteerd heeft. Neem die info mee naar de verdere contacten.

Remediëring

Heeft de leerling de accenten nog onvoldoende onder de knie?

Zet hem of haar aan de slag met de opdrachten van oefenreeks 11 op Kabas of Parachute kopieerblad 2

Beheerst de leerling de uitdrukkingen om te groeten of afscheid te nemen nog onvoldoende?

Zet hem of haar aan het werk met het onthoudboekje Mon mémento 1 om de minidialogen te verwerven. Laat deze leerlingen indien mogelijk in duo’s de opdracht mondelinge interactie uit les 4 herhalen.

28

Verdieping

Laat de leerlingen die de inhoud van contact 1 beheersen, verder oefenen met het oefenaanbod op Kabas. Ze kunnen ook verder oefenen met het aanbod van het werkboek En forme. Hiermee starten we pas vanaf contact 2.

Passepartout Plus

Passepartout Plus is een set van extra leerwerkboekjes die aansluiten op het basisaanbod. Wie meer dan gemiddeld lestijden Frans geeft, kan hiermee elk Contact verder uitbreiden. Passepartout Plus biedt verdere inoefening van de woordenschat en grammatica. Daarnaast voorzien we ook luister- en spreekopdrachtjes en meer creatieve oefeningen. Wie al Frans geeft in de tweede graad, kan zo Passepartout 5 en 6 uitbreiden.

Bij elk werkboek van Passepartout hoort ook een werkboekje van Passepartout Plus met dezelfde opdeling per Contact. De leerlingen kunnen zelfstandig met Passepartout Plus aan de slag.

29

Contact 3

Vous êtes là ?

Lesdoelen

Les 1 1 De kinderen kunnen het onderwerp in een luisterfragment bepalen.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen de woordenschat rond waar iemand zich bevindt toepassen.

Les 2 1 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen het werkwoord ‘être’ vervoegen.

4 De kinderen kunnen het onderscheid maken tussen de (on)bepaalde lidwoorden: un, une / le, la, l’.

Les 3 1 De kinderen kunnen een eenvoudige narratieve tekst lezen en begrijpen.

2 De kinderen kunnen foutloos kopiëren.

3 De kinderen kunnen de woordenschat en zinstructuren rond vragen en zeggen waar iemand zich bevindt functioneel toepassen.

4 De kinderen kunnen het werkwoord ‘être’ vervoegen.

5 De kinderen kunnen het onderscheid maken tussen de (on)bepaalde lidwoorden: un, une / le, la l’.

Les 4 1 De kinderen kunnen deelnemen aan een gesprek in het Frans waarin ze verwoorden waar iemand zich bevindt.

2 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

3 De kinderen kunnen interesse tonen in de Franse taal aan de hand van een lied.

Les 5 Toets

Taalhandelingen en taalsituaties

Nieuwe woorden

- vragen en zeggen waar iemand zich bevindt

un bureau un diner un garage un instant une maman

Nieuwe uitdrukkingen

Leermiddelen

Tu es où ?

Je suis ici. Je suis dans le séjour. Elle est où ?

Elle est dans le garage. Tu es sûr ?

un papa un séjour être dans ici

Ils sont où ?

Ils sont dans le bureau. Vous êtes là? Oui, nous sommes là. Le diner est prêt.

- Leerwerkboek 1 pagina 19 - 26

- Mon mémento 1 pagina 1 - 5

- Kopieerbladen 6 - 9

- Praatplaten 7 - 10

- Klassikale prent 3

- Animatie 3

pourquoi prêt sûr un(e)

- Audiofragmenten 10 - 16

- Kabas: Les bases: oefenreeksen 1 - 2 En plus: oefenreeksen 3 - 10 Parachute: oefenreeks 11

- En forme pagina 2

30

Contact 3

Les 1

1 Instap

Maak een keuze of je dit contact start vanuit optie 1.1, 1.2 of 1.3. Naargelang je keuze volg je hieronder de bijhorende werkvorm en leg je de materialen klaar. In elke optie komen de leerlingen in contact met het vragen en zeggen waar iemand zich bevindt. Rond af met 1.4 en maak de opstap naar de dialoog.

1.1 Plattegrond

Geef elke leerling kopieerblad 6 met daarop de plattegronden. Geef als opdracht:

- Bekijk goed de beschrijvingen.

- Vul de namen van de kamers en van de klassen in op elke plattegrond.

Vinden de leerlingen alle oplossingen? Bespreek de antwoorden.

- Waar is …?

- Hebben jullie nog andere kamers in huis?

- Weten jullie de verschillende klassen in de school zijn?

1.2 Luisteroefening

Toon de leerlingen de plattegrond op kopieerblad 7 Overloop de kamers (en de tuin).

Jullie zullen nu een fragment horen waarin de verschillende kamers van op de plattegrond aan bod komen. Kunnen jullie noteren wie in welke kamer is?

Speel audiofragment 10 met de luisteroefening af.

Papa is het middageten aan het klaarmaken. Hij staat in de keuken. Hij heeft wat hulp nodig, maar er is niemand anders. Gelukkig ziet hij Elisabeth in de tuin. Hij roept haar.

‘Weet jij waar iedereen is? Ik heb hulp nodig.’

Elisabeth antwoordt: “Ik kan zelf niet helpen, mijn schoenen zijn vuil, maar Nathan zit in de woonkamer, ik kijk even door het raam.”

Nathan zit in de zetel, hij gaat volledig op in zijn spel en ziet Elisabeth niet eens staan.

31

Papa roept dan maar Emma, maar zij zit in het bureau, met de koptelefoon op haar hoofd, dus ook zij reageert niet. Mama kan hij ook niet roepen, die ligt nog te slapen naar haar nachtshift. Om zeker niet wakker te worden, hebben ze verduisterende gordijnen aan hun slaapkamerraam en draagt ze oordoppen. Aangezien papa ook de douche nog hoort lopen, weet hij dat hij ook op Gabriel niet zal kunnen rekenen. Als die in de badkamer bezig is, duurt dat nogal lang.

Papa zucht eens, maar hij krijgt plots een idee. Hij roept gewoon dat het eten al klaar is, dan komt iedereen binnen de vijf minuten de keuken binnen.

Bespreek de kamers die aan bod gekomen zijn.

- Hebben jullie deze kamers ook in huis?

- Ontbreken er nog ruimtes in het verhaal?

1.3 Waar is het?

Ik zal telkens verschillende kamers in een huis (of een klas hier op school) beschrijven. Als je weet over welke kamer (of klas) het gaat, schrijf je dat op en sta je recht. Ik ga dan rond om te kijken of het klopt. Probeer dus snel en juist te zijn.

Living / woonkamer

- Er staan vier stoelen.

- Er staat een grote tafel.

- Er staat ook een kleine tafel.

- Er staat een grote kast met enkele glazen deuren.

- Er staat een televisie.

- Er staat een sofa.

Slaapkamer

- Er staat een ladekast.

- Er staat een kleerkast.

- Er staat een laptop.

- Er staat een bureau.

- Er staat een bed.

- Er staat een nachtlampje.

Bureau

- Er staat een computer.

- Er staat een ladekastje.

- Er staat een boekenkast.

- Er hangt een lamp.

- Er ligt een koptelefoon.

- Er staat een bureaustoel.

Badkamer

- Er hangt een spiegel.

- Er is een raam.

- Er liggen kleren op de grond.

- Er hangt een handdoek.

- Er staat een bad.

Garage

- Er ligt een bal.

- Er staat een fiets. - Er ligt gereedschap. - Er staat een werkbank. - Er staat veel voorraad. - Er staat een auto.

Tuin

- Er ligt een bal. - Er staan planten. - Er spelen kinderen. - Er staan bloemen. - Er is veel gras. - Het is niet echt een kamer.

Keuken

- Er staan vier stoelen. - Er staat een grote tafel. - Er staat een koelkast. - Er staan veel kasten. - Er staat een vaatwasmachine. - Er staat een fornuis.

Klas (mogelijke tips, aan te passen naargelang de situatie op school)

- Er staan stoelen.

- De muren zijn wit. - Er staan kasten. - Er staat een boekenkast. - Er hangt een wereldkaart. - Er hangt een digibord. - De leerlingen zijn … jaar. -

32

1.4 Opstap naar de dialoog

Vat samen welke kamers er zijn in een huis en maak de koppeling naar de dialoog.

We hebben nu de verschillende kamers in huis besproken. Papa is in de dialoog op zoek naar iedereen en gelukkig komt hij snel te weten waar iedereen is.

2 Kern

2.1 Dialoog: de eerste luisterbeurt

Speel animatie 3 met de dialoog af. De leerlingen kijken en luisteren aandachtig. Bespreek nadien:

- Wat is er gebeurd in de animatie? Waarover gaat het? Papa vraagt waar iedereen is omdat het eten klaar is.

- Hoe kun je in het Frans zeggen waar je bent? Je suis …

- Welke delen van het huis heb je gehoord? Le garage, le bureau, le séjour …

- Welke woorden die je hoorde, kende je al?

- Welke woorden heb je gehoord die nieuw zijn?

De dialoog wordt straks nog een aantal keren bekeken en beluisterd. De leerlingen hoeven dus nog niet alles opgepikt te hebben na deze eerste luisterbeurt.

2.2 Nieuwe woordenschat

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 20. Overloop het kader met de nieuwe woordenschat. Om de begripsvorming vlot te laten verlopen, vertaal je best meteen de nieuwe woorden, structuren en uitdrukkingen van de dialoog.

Lees in deze fase zelf telkens de Franse woorden voor en laat een korte pauze per woord of uitdrukking zodat de leerlingen de vertaling zelf kunnen lezen.

Het doornemen van het kader mag vlot gaan. De woordenschat wordt doorheen het contact nog veelvuldig verder ingeoefend, dit is pas een eerste kennismaking.

2.3 Dialoog: luisteren en lezen

Speel animatie 3 met de dialoog voor de tweede keer af. De leerlingen kunnen kijken en luisteren naar de ondertitelde versie of meevolgen in hun leerwerkboek op pagina 19. De uitspraak wordt zo gekoppeld aan het schriftbeeld. Laat de leerlingen de vragen in de sleutels oplossen.

Speel de dialoog nog een derde keer af. De leerlingen kunnen fluisterend, halfluid of luidop meelezen. Hardop lezen is pas verantwoord als men voldoende geluisterd heeft, dit is dus geen must.

Neem nu in het leerwerkboek pagina 20, opdracht 1 erbij.

Laat de leerlingen die individueel of in duo’s oplossen.

33

Indien je voelt dat de leerlingen nog veel ondersteuning nodig hebben, kan je ervoor kiezen om deze opdrachten klassikaal te maken. Bewaak dan goed dat elke leerling uitgedaagd wordt om mee te denken.

Wanneer je liever in zet op individueel werk, dan laat je de leerlingen de dialoog individueel beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

2.4 Klankenhoek

Om tot een goed begrip te komen bij het beluisteren van een taal, is kennis van de Franse klanken een belangrijke voorwaarde. Correct uitspreken is in de eerste instantie correct horen. Daarom wordt in elk contact de uitspraak van enkele Franse klanken onder de loep genomen.

Neem het leerwerkboek erbij op pagina 20 en laat audiofragment 11 met de klankenhoek horen. Bespreek kort.

- De oi zeg je niet als hoi, maar wel als wa, zoals in wanneer.

- Als er ou geschreven staat in het Frans, spreek je die uit als een Nederlandse oe, zoals in voet.

- De g kan in het Frans op twee manieren uitgesproken worden. Let op het verschil.

Staat de g voor a, o of u, dan spreek je hem uit als in Garfield.

Staat de g voor e of i, dan spreek je hem uit als in Jeanne.

- Let op de verbindingen

De leerlingen kunnen de audio van het klankenhoekje individueel opnieuw beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

Laat de leerlingen in duo’s opdracht 2 uitvoeren om dit in te oefenen. Indien nodig laat je audiofragment 12 horen.

3 Slot

3.1 Lezend spreken

Om de eerste les van dit contact af te ronden, neem je de tekst van de dialoog klassikaal door. Kies zelf op basis van de noden van je klasgroep hoe je dit doet.

Heb je het gevoel dat de leerlingen je houvast en ondersteuning nog nodig hebben, lees dan zelf zin per zin de tekst voor. Laat de leerlingen telkens de zin nazeggen.

Konden je leerlingen vrij vlot om met de woordenschat en de uitspraken in de klankenhoek, dan laat je zin per zin door een leerling voorlezen. Zorg er in dat geval voor dat elke leerling aan bod komt. Je kan de dialoog meerdere keren herhalen.

3.2 Memoriseren

Geef de leerlingen de opdracht om de dialoog thuis te memoriseren tegen de volgende les. Dit kunnen ze doen door de dialoog op Kabas te beluisteren of aan de hand van hun leerwerkboek

Differentieer: niet alle leerlingen hoeven de volledige dialoog te memoriseren. Verdeel volgens de noden van je klasgroep.

34

Contact 3

Les 2

1 Instap: spelen van de dialoog

Het memoriseren van dialogen is in een eerste jaar Frans heel belangrijk, zo ontstaan er kapstokfuncties. Vanuit deze startzinnen kunnen de leerlingen zelf tot vrijere vertolkingen komen tijdens opdrachten mondelinge interactie.

De leerlingen hebben de dialoog gememoriseerd na de vorige les. Speel de dialoog na in klas. Verdeel de leerlingen in meerdere groepen zodat elke leerling actief is.

Laat de groepen de dialoog naspelen. Doe dit eventueel een tweede keer waarbij ze elk een andere rol opnemen.

Laat zwakkere leerlingen hun boek bij de hand nemen zodat ze de tekst kunnen aflezen. Met deze opdracht stimuleer je ook de spreekdurf. Aflezen is beter dan niet deelnemen aan deze opdracht.

Opgelet: dit naspelen kent een belangrijke functie om tot kapstokfuncties voor het verdere hoofdstuk te komen, maar is niet het hoofdonderdeel van de les. Bewaak de tijd en zorg dat je snel naar de kern van de les kan overgaan.

2 Kern

2.1 Inleiding op de luisteroefening

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 21 bij oefening 3. Maak duo’s. De ene leerling stelt de vragen (uit de tekstballonnen). De andere leerling kiest een antwoord met behulp van de tekstballonnen en de foto’s met tekst erbij. Zo bouwen de leerlingen korte gesprekken op.

Laat de leerlingen dit een paar keer in duo’s oefenen. Vraag nadien een paar duo’s om hun conversatie voor de groep na te spelen.

Deze conversaties vormen de brug tussen de dialoog van waaruit het contact opgestart is en de luisteropdracht zo meteen. De leerlingen zetten hier ook reeds een volgende stap in hun ontwikkeling van spreekdurf en het loskomen van vaste dialoogtekst.

Geef sterkere leerlingen de kans om extra zinnen aan hun dialoog toe te voegen. Een begroeting bij het begin of afscheid nemen bij het einde, kan er zeker bij.

35

2.2 Luisteroefening

Laat de leerlingen in hun leerwerkboek opdracht 4 nemen. Bespreek eerst samen de opdracht zodat de leerlingen weten met welk doel ze naar de gesprekken luisteren.

Waar is iedereen? Luister naar de fragmenten en verbind de personen met de juiste plaats.

Speel audiofragment 13 met de luisteropdracht af. Laat het een tweede keer horen als je merkt dat niet alle leerlingen de opdracht konden oplossen. Verbeter nadien klassikaal.

1 - Julie est où ?

- Elle est à l’école.

2 - Et Thomas ? Il est où ?  - Il est dans le garage.

3 - Valérie ! Pierre ! Vous êtes où ?

- Nous sommes dans le bureau.

- Le diner est prêt. - Très bien.

4 - Papa et maman sont où ?

- Ils sont là.

- Où ça ? - Dans le séjour.

5 - Marie et Sylvie sont où ? - Elles sont à la gare.

1 Julie est à l’école 4 Papa et maman sont dans le séjour

2 Thomas est dans le garage 5 Marie et Sylvie sont à la gare

3 Valérie et Pierre sont dans le bureau.

2.3 Taalhoek

Kies je ervoor om inductief te werk te gaan, laat de leerlingen dan eerst opdracht 5 en 6 op pagina 22 en 23 van het leerwerkboek maken. Zo kunnen ze zelf de regels uit de taalhoek ontdekken.

In wat volgt omschrijven wij de deductieve aanpak waarbij we eerst de regels toelichten en de leerlingen dan laten verwerken / inoefenen met opdrachten.

In deze les vervoegen we het werkwoord ‘être’. Daarbij koppelen we direct de persoonlijke voornaamwoorden aan de vervoeging, zowel in het enkelvoud als in het meervoud. Op die manier zien de leerlingen duidelijk het verband hiertussen en kunnen ze van bij het begin zinnen maken en vragen beantwoorden. Dat komt niet alleen hun spreekdurf ten goede, maar ook hun plezier in de Franse taal kan op die manier gestimuleerd worden, want ze kunnen zelf al echte zinnen maken. In de loop van het schooljaar blijven we sterk inzetten op de verankering en herhaling van dit werkwoord.

Laat de leerlingen hun leerwerkboek openleggen op pagina 22 en overloop de vervoegingen.

‘Être’ is het tweede werkwoord voor de leerlingen. Zorg dat ze ook hiervan de vervoegingen van buiten kennen.

In het tweede kader onderaan de pagina lichten we de bepaalde en onbepaalde lidwoorden in het enkelvoud toe. Zelfstandige naamwoorden worden telkens met het lidwoord aangeleerd. Op die manier, door de woorden veelvuldig te horen en te gebruiken, zullen de leerlingen stilaan weten of een naamwoord mannelijk of vrouwelijk is. De twee kleuren bieden hierbij een belangrijke visuele geheugensteun. Let er zelf ook op dat je steeds het juiste lidwoord gebruikt, zeker in zinnen die je vaak gebruikt. (Prends le livre. Ouvre la porte ...)

De leerlingen kunnen een instructievideo met de uitleg oproepen bij elke taalhoek via de QR-code.

Laat de leerlingen hun leerwerkboek openleggen op pagina 22 en overloop de voorbeelden in het kader. 36

2.4 On s’entraine

Met deze rubriek oefenen we meteen mondeling de vervoegingen die in de taalhoek aangebracht werden. Laat de leerlingen opdracht 5 in duo’s overlopen. Op de stippen moeten ze zelf het juiste werkwoord of voornaamwoord gebruiken in hun conversatie.

Het eerste blok bevat opdrachten op herhalend niveau.

Het tweede en derde blok bevatten opdrachten op beschrijvend niveau: om de juiste vervoeging of het juiste voornaamwoord in de zin in te passen, kunnen de leerlingen het kader bovenaan bekijken.

In opdracht 6 lezen de leerlingen het lidwoord en het naamwoord voor en vervangen ze vervolgens het onbepaalde lidwoord door het bepaalde lidwoord (of omgekeerd).

3 Slot

Rond klassikaal af door de vervoegingen van de werkwoorden ‘être’ en ‘aller’ te herhalen, gekoppeld aan de persoonlijke voornaamwoorden: de eerste leerling start met ‘je vais’, de tweede leerling vervolgt met ‘tu vas’ … Ga zo de rij af. Vervoeg daarna het werkwoord ‘être’. Zorg voor variatie: doe daarna bijvoorbeeld opnieuw het werkwoord ‘être’ en schakel dan pas terug over op ‘aller’.

Je kan ook bewegend aan de slag: laat de leerlingen al wandelend (op de trap) de vervoeging opzeggen, elke stap (of trede) = de volgende vorm. Wie gaat er het snelst vooruit zonder fouten te maken?

Je kan er ook iets meer competitie aan toevoegen: verdeel de klasgroep in groepen. Welke groep kan als snelste de vervoeging van de werkwoorden ‘être’ en ‘aller’ tweemaal na elkaar foutloos beurtelings opzeggen?

37

Contact 3

Les 3

1 Instap

In de leestekst van dit contact worden verschillende aangeleerde woorden herhaald. Laat de leerlingen eerst de locaties in huis en in de omgeving herhalen met oefenreeks 10 op Kabas. Ze frissen de kennis op van l’école – le magasin – la maison – la gare – le bureau – le séjour – le garage.

2 Kern

2.1 Leestekst

Bekijk met de leerlingen de tekst ‘Où est la famille?’ op pagina 23 in het leerwerkboek. Indien nodig kun je de versie van audiofragment 14 laten horen.

Bespreek waar elke persoon is en neem er meteen opdracht 7 bij.

2.2 Schrijven

De leerlingen oefenen de woordenschat en de inhoud van dit contact verder in met de schriftelijke oefeningen. Deze opdrachten zijn in verschillende moeilijkheidsgraden opgebouwd.

We onderscheiden drie verwerkingsniveaus:

- Herhalend: de leerlingen schrijven woorden of zinnen foutloos na.

- Beschrijvend: de opdrachten vragen wat denkwerk van de leerlingen. Dit zijn associatieoefeningen, chronologisch rangschikken, teksten aanvullen of samenstellen aan de hand van aangegeven bouwstenen ...

- Structurerend: er zijn geen aangereikte bouwstenen. De leerlingen doen een beroep op hun kennis of ze zoeken het gevraagde op (in het leerwerkboek of in hun onthoudboekje Mon mémento 1). Deze opdrachten zijn geen must maar kunnen door vluggere leerlingen afgewerkt worden.

De leerlingen nemen hun leerwerkboek pagina 23. Overloop kort de opdrachten, zodat die voldoende duidelijk zijn en laat de leerlingen aan de slag gaan. Differentieer waar nodig, zodat elke leerling op maat kan werken.

Herhalend: opdracht 8

Beschrijvend: opdracht 9 – 10 – 11 – 12 - 13

Structurerend: opdracht 14

Indien er voldoende tijd overblijft, kan je de opdrachten klassikaal verbeteren.

38

3 Slot

We hebben geluisterd, gesproken en gelezen in het Frans en ook schriftelijk geoefend. In de volgende les oefenen we in een gesprek wat we leerden.

Vooraleer je les 4 start, is het zinvol om de leerlingen (thuis) met hun onthoudboekje Mon mémento 1 pagina 1 de minidialogen te laten inoefenen. Geef hen de raad af te wisselen: de antwoorden te bedekken om de vragen te beantwoorden en de vragen te proberen formuleren vanuit het lezen van de antwoorden.

Zorg er ook voor dat de leerlingen de werkwoorden ‘être’ en ‘aller’ vlot kunnen vervoegen. Geef hen daarbij voldoende tips om te oefenen: elke keer als ze de trap op en af gaan, hang de vervoeging een tijd uit in de klas, zoek of maak er een liedje van … De mogelijkheden zijn eindeloos.

39

Contact 3 Les 4

1 Instap

Doorheen de voorbije lessen is de nieuwe woordenschat van dit contact herhaaldelijk geoefend via luisteren, lezen, schrijven en spreken. Nu gaan we een stap verder door in te zetten op vrijere vertolkingen en de leerlingen tot mondelinge interactie aan te zetten.

Leid de opdracht van de mondelinge interactie in:

Vandaag voeren we opnieuw een gesprek in het Frans. Jullie werken samen en oefenen in het verwoorden wie zich waar bevindt.

2 Kern

2.1 Mondelinge

interactie

Mondelinge interactie vormt de belangrijkste rode draad van elk contact. De leerlingen hebben dit normaal gesproken thuis voorbereid. Groepeer de leerlingen in groepen van maximaal vier leerlingen met hetzelfde niveau.

Passepartout biedt hiervoor opdrachten aan op drie niveaus:

- Niveau 1

De leerlingen die het nog moeilijk hebben met mondelinge interactie, nemen het leerwerkboek op pagina 25 bij de uitgeschreven zinnen in het kader. Ze voeren een zelfgebouwde conversatie waarbij ze gebruikmaken van de zinnen in hun boek. Dit is het eerste niveau waarbij de meest uitgebreide ondersteuning op zinsniveau geboden wordt. Let wel op: het is niet de bedoeling dat de leerlingen alles gewoon aflezen van links naar rechts. Ze krijgen wel alle elementen aangeboden, maar ze moeten opletten dat hun antwoord aansluit bij de vraag.

Niveau 2

-

Voor leerlingen die er al vlotter mee weg zijn, bieden we individuele ondersteuning op woordniveau aan. Met de praatplaten voeren ze in duo’s minidialogen uit. Een leerling stelt een vraag die op de achterzijde staat. Af en toe wordt de opdracht in het Nederlands verduidelijkt. Diezelfde leerling hoort of de antwoorden correct zijn en biedt, indien nodig, hulp aan in drie fases:

1 De leerling geeft het eerste woord van het antwoord.

2 De leerling geeft de eerste twee woorden van het antwoord.

3 De leerling zegt het antwoord voor, de medeleerling herhaalt het antwoord.

- Niveau 3

De leerlingen die vlot tot mondelinge interactie komen, baseren zich voor het naspelen van een dialoog op de klassikale prent die aan bord geprojecteerd wordt. Zij verwoorden zelf vragen en antwoorden zonder ondersteuning.

Zet klassikale prent 3 open op het digitale bord en deel de praatplaten 7 tot en met 10 uit aan de groepen die er gebruik van zullen maken. Laat de leerlingen die er nood aan hebben, het leerwerkboek op pagina 25 gebruiken.

40

Laat de leerlingen een aantal keren een gesprek oefenen. Ze wisselen een paar keer van rol, zodat ze beiden zowel de vragen als de antwoorden geoefend hebben.

Laat een aantal groepen klassikaal opvoeren wat ze geoefend hebben. Dit hoeven niet alle leerlingen te zijn. Laat hen ook bij de opvoering gebruikmaken van de materialen zoals ze het geoefend hebben (naargelang niveau 1, 2, 3).

3 Slot

3.1 Cultuur

Naast het bijbrengen van vaardigheden, kennis en attitudes, willen we de leerlingen ook kennis laten maken met de Franstalige socioculturele wereld. Elk contact eindigt met een lesmoment waarbij we een aspect van de cultuur belichten.

Rond het derde contact af door audiofragment 15 met het lied ‘Tu es où ?’ te beluisteren. De leerlingen hebben de tekst in hun leerwerkboek op pagina 26. Je kiest zelf of ze vrij luisteren of meevolgen in hun boek.

Wijs hen op het belang van het accent grave op het woord où: waar. Zonder accent heeft het woord een andere betekenis: of.

3.2 Bewegend leren

Bij elk contact voorziet Passepartout twee activiteiten bewegend leren. De activiteit bewegend leren kan ofwel op woordenschat of op grammatica oefenen, er is gezorgd voor een afwisseling tussen de contacten. Dat houdt in dat voor de overige contacten naar analogie nog meer activiteiten uitgewerkt kunnen worden indien je dat wil.

Passepartout kiest ervoor om bepaalde werkvormen in de activiteit bewegend leren te laten terugkomen binnen een leerjaar en over de leerjaren heen. Zo zijn de leerlingen snel vertrouwd met de werkvorm en kan alle aandacht naar het inoefenen van de Franse woordenschat of grammatica gaan. Een overzichtstabel van het aanbod werkvormen en onderwerpen bij elk contact vind je op Kabas terug.

Open de lesfiche op Kabas. Print de bijlagen indien van toepassing. De meeste activiteiten vragen daarnaast vrij weinig materiaal (bijvoorbeeld eens een hoepel, kladblad of schrijfgerei) zodat de activiteit snel kan worden opgestart.

3.3 Voorbereiden op de toets

Om zich voor te bereiden op de toets, gaan de leerlingen aan de slag met de opdrachten op Kabas oefenreeksen 2 tot en met 10. Ze nemen er, waar nodig, hun onthoudboekje bij.

41

Beheersingsreeks

Doel en opbouw

De beheersingsreeks oefent op het einde van elk contact de doelen die aan bod kwamen op drie niveaus en wordt ondersteund door instructievideo’s. Hier gaat het om herhaling of verdieping.

De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.

Kai toont wat de leerlingen moeten leren en bepaalt de volgorde waarin de doelen aan bod komen. Zo krijg elke leerling een op maat samengesteld leerpad.

Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.

Praktisch

Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:

- Ga naar Kabas.

- Open de inhoudstafel en klik op het contact waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klik het tablad ‘leren’ aan.

- Vink het contact aan waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klaar! De leerling krijgt dit leerpad nu in zijn/haar overzicht te zien.

Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.

Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.

42

Contact 3

Les 5

Toets

Focus erop dat de lessen Frans in een prettige en positieve sfeer kunnen verlopen. Toetsen die alleen opgemaakt zijn om een rapportering in cijfers uit te drukken kunnen (vooral zwakkere) leerlingen demotiveren.

Voorzie elke leerling van kopieerblad 8 met de toets Overloop samen de opdrachten zodat die voor alle leerlingen duidelijk zijn. Opdracht 2 van deze toets is een luisteroefening, audiofragment 16

1 - Nicolas est où ?

- Il est dans le garage.

2 - Le diner est prêt. Claire est où ? - Elle est dans le séjour.

Differentiatie

3 - Julie et Thomas sont où ?

- Pourquoi ?

- Nous allons au magasin.

- Ils sont dans le bureau.

Na elke toets voorziet Passepartout een aanbod aan differentiatiemateriaal.

Per vier contacten voorziet Passepartout in het jaarplan een dubbel lesmoment om te herhalen en gedifferentieerd in te oefenen wat in de voorbije vier contacten geleerd werd. Kies je ervoor om te differentiëren na elk contact, voorzie hiervoor dan extra tijd in je jaarplanning.

Automatisch gedifferentieerde taak

Voor Passepartout biedt Kabas de optie om een automatisch gedifferentieerde taak klaar te zetten voor je leerlingen. Die bevat een oefenreeks per geselecteerd doel op zijn of haar niveau, die wordt voorgesteld vanuit Kabas.

Zo’n automatisch gedifferentieerde taak zet je na evaluatie eenvoudig klaar: duid aan waarna je de taak wil geven en geef de scores van de leerlingen op deze evaluatie in. Kabas roept vervolgens de doelen van die evaluatie op en doet op basis van de scores van de leerlingen een voorstel tot remediëringsoefeningen, verdere inoefening of een verrijkingsaanbod. Je kan dan nog kiezen of die oefeningen effectief aangeboden worden aan elke leerling of bijvoorbeeld enkel aan de leerlingen die remediëring nodig hebben.

In je resultatenscherm krijg je een handig overzicht te zien waarbij je kan volgen welke differentiatie elke leerling aangeboden kreeg en hoe die leerling gepresteerd heeft. Neem die info mee naar de verdere contacten.

43

Remediëring

Heeft de leerling de accenten nog onvoldoende onder de knie?

Zet hem of haar aan de slag met de opdrachten van oefenreeks 11 op Kabas of Parachute kopieerblad 2

Beheerst de leerling de uitdrukkingen om te groeten of afscheid te nemen nog onvoldoende?

Zet hem of haar aan het werk met het onthoudboekje Mon mémento 1 om de minidialogen te verwerven. Laat deze leerlingen indien mogelijk in duo’s de opdracht mondelinge interactie uit les 4 herhalen.

Verdieping

Laat de leerlingen die de inhoud van contact 1 beheersen, verder oefenen met het oefenaanbod op Kabas. Ze kunnen ook verder oefenen met het aanbod van het werkboek En forme. Hiermee starten we pas vanaf contact 2.

Passepartout Plus

Passepartout Plus is een set van extra leerwerkboekjes die aansluiten op het basisaanbod. Wie meer dan gemiddeld lestijden Frans geeft, kan hiermee elk Contact verder uitbreiden. Passepartout Plus biedt verdere inoefening van de woordenschat en grammatica. Daarnaast voorzien we ook luister- en spreekopdrachtjes en meer creatieve oefeningen. Wie al Frans geeft in de tweede graad, kan zo Passepartout 5 en 6 uitbreiden. Bij elk werkboek van Passepartout hoort ook een werkboekje van Passepartout Plus met dezelfde opdeling per Contact. De leerlingen kunnen zelfstandig met Passepartout Plus aan de slag.

44

Contact 4

Tu as de la chance

Lesdoelen

Les 1 1 De kinderen kunnen het onderwerp in een luisterfragment bepalen.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen de woordenschat rond verjaardagen toepassen.

Les 2 1 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

2 De kinderen kunnen vooraf beluisterde woorden en zinnen nazeggen.

3 De kinderen kunnen het werkwoord ‘avoir’ vervoegen.

4 De kinderen kunnen op verschillende manieren een vraag stellen.

Les 3 1 De kinderen kunnen informatie uit een tekst halen.

2 De kinderen kunnen foutloos kopiëren

3 De kinderen kunnen de woordenschat en zinstructuren rond verjaardagen functioneel toepassen.

4 De kinderen kunnen het werkwoord ‘avoir’ vervoegen.

5 De kinderen kunnen op verschillende manieren een vraag stellen.

Les 4 1 De kinderen kunnen deelnemen aan een gesprek in het Frans waarin ze een verjaardag vieren.

2 De kinderen durven een gesprek in het Frans te voeren.

3 De kinderen kunnen interesse tonen in de Franse taal aan de hand van een lied.

Les 5 Toets

Taalhandelingen

en taalsituaties

- iemand een gelukkige verjaardag wensen - iemand een geschenk aanbieden - verwondering uitdrukken en bedanken

Nieuwe woorden un anniversaire un cadeau un CD la chance un cinéma un film un jeu (vidéo)

Nieuwe uitdrukkingen

Leermiddelen

Bon anniversaire Joyeux anniversaire J’ai un cadeau pour toi. Super ! C’est quoi ?

la musique un ticket de cinéma aimer avoir regarder beaucoup bon(ne)

Qu’est-ce que c’est ? C’est un jeu vidéo. C’est qui ? Bien sûr ! Merci (beaucoup).

- Leerwerkboek 1 pagina 27 - 34

- Mon mémento 1 pagina 1 - 5

- Kopieerbladen 10 - 12

- Praatplaten 11 - 12

- Klassikale prent 4 - Animatie 4

content(e ) formidable joyeux, joyeuse moderne pour qui quoi

C’est formidable. Tu as de la chance. Ça alors ! Je suis très content. Aimes-tu regarder un film ?

- Audiofragmenten 17 - 22

- Kahoot

- Sorteertool

- Kabas: Les bases: oefenreeksen 1 - 2 En plus: oefenreeksen 3 - 10 Parachute: oefenreeks 11

- En forme pagina 3 - 4

45

Contact 4

Les 1

1 Instap

Maak een keuze of je dit contact start vanuit optie 1.1, 1.2 of 1.3. Naargelang je keuze volg je hieronder de bijhorende werkvorm en leg je de materialen klaar. In elke optie komen de leerlingen in contact met het vieren van een verjaardag. Rond af met 1.4 en maak de opstap naar de dialoog.

1.1 Quiz

Verdeel de leerlingen in groepen en werk met de digitale oefening via Kahoot of deel kopieerblad 10 uit.

Wat hoort niet in de rij? Zoek telkens uit wat niet past in de rij. Kunnen jullie ontdekken waarover de volgende dialoog zal gaan? Kijk daarvoor naar de foto’s die je aangeduid hebt, welk thema zou er bij al die foto’s passen?

1. blij – verdrietig – boos – sip

2. sla – tomaat – taart – appel

3. kaars – ijsblok – koud – sneeuw

4. les volgen – toets maken – studeren – spelen

5. cadeau – lepel – mes – glas

1.2 Sorteertool

Open de sorteertool op je digitaal bord. Laat de leerlingen in groepen de woordkaarten lezen. Geef als opdracht:

- Verdeel de kaarten in verschillende groepen.

- Bedenk een titel voor elke groep.

Merken de leerlingen dat alles te maken kan hebben met een verjaardag? Laat hen aan bord komen om de woordkaarten te plaatsen onder één van de rubrieken en bespreek:

- Welke kaarten horen bij ‘verjaardagseten’? cupcakes, taart, pannenkoeken, frietjes

- Welke kaarten horen bij ‘verjaardagsactiviteiten’? gaan bowlen, zoektocht, gaan zwemmen, muzikaal pak spelen

- Welke kaarten horen bij ‘verjaardagscadeaus’? videogame, skeelers, speelgoed, stripverhaal

46

1.3 Klasgesprek

Start de les met een klasgesprek:

- Wie is er al jarig geweest dit jaar?

- Wat deden jullie voor je laatste verjaardag?

- Wat zou je zeker eens willen doen op je verjaardag?

- Wie nodig je uit naar je verjaardagsfeestjes?

- Wat eet je graag op je verjaardag?

- Welke cadeautjes krijg je graag?

1.4 Opstap naar de dialoog

Vat samen hoe een verjaardagsfeestje er kan uitzien en maak de koppeling naar de dialoog.

Jullie weten intussen wel dat de volgende dialoog over een verjaardagsfeestje zal gaan. We zullen eens kijken wie er jarig is en welke cadeaus de vrienden geven.

2 Kern

2.1 Dialoog: de eerste luisterbeurt

Speel animatie 4 van de dialoog af. De leerlingen kijken en luisteren aandachtig. Bespreek nadien:

- Wat is er gebeurd in de animatie? Waarover gaat het?

Adam viert zijn verjaardag en zijn vrienden komen langs met een geschenk.

- Hoe kun je in het Frans ‘gelukkige verjaardag’ zeggen? Bon anniversaire ! Joyeux anniversaire !

- Welke cadeautjes werden vernoemd? Un ticket de cinéma, un jeu vidéo moderne (un CD)

- Welke woorden die je hoorde, kende je al?

- Welke woorden heb je gehoord die nieuw zijn?

De dialoog wordt straks nog een aantal keren bekeken en beluisterd.

De leerlingen hoeven dus nog niet alles opgepikt te hebben na deze eerste luisterbeurt.

2.2 Nieuwe woordenschat

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 28. Overloop het kader met de nieuwe woordenschat. Om de begripsvorming vlot te laten verlopen, vertaal je best meteen de nieuwe woorden, structuren en uitdrukkingen van de dialoog.

Lees in deze fase zelf telkens de Franse woorden voor en laat een korte pauze per woord of uitdrukking zodat de leerlingen de vertaling zelf kunnen lezen.

Het doornemen van het kader mag vlot gaan. De woordenschat wordt doorheen het contact nog veelvuldig verder ingeoefend, dit is pas een eerste kennismaking.

47

2.3 Dialoog: luisteren en lezen

Speel de animatie 4 met de dialoog voor de tweede keer af. De leerlingen kunnen kijken en luisteren naar de ondertitelde versie of meevolgen in hun leerwerkboek op pagina 27. De uitspraak wordt zo gekoppeld aan het schriftbeeld. Laat de leerlingen de vraag in de sleutel oplossen.

Speel de dialoog nog een derde keer af. De leerlingen kunnen fluisterend, halfluid of luidop meelezen. Hardop lezen is pas verantwoord als men voldoende geluisterd heeft, dit is dus geen must.

Neem nu in het leerwerkboek pagina 28, opdracht 1 erbij. Laat de leerlingen die individueel of in duo’s oplossen.

Indien je voelt dat de leerlingen nog veel ondersteuning nodig hebben, kan je ervoor kiezen om deze opdrachten klassikaal te maken. Bewaak dan goed dat elke leerling uitgedaagd wordt om mee te denken.

Wanneer je liever in zet op individueel werk, dan laat je de leerlingen de dialoog individueel beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

2.4 Klankenhoek

Om tot een goed begrip te komen bij het beluisteren van een taal, is kennis van de Franse klanken een belangrijke voorwaarde. Correct uitspreken is in eerste instantie correct horen. Daarom wordt in elk contact de uitspraak van enkele Franse klanken onder de loep genomen.

Neem het leerwerkboek op pagina 28 erbij en laat audiofragment 17 van de klankenhoek horen.

- De klank ien spreek je niet uit als tien, maar als Lucien.

- Let op de verbinding

De leerlingen kunnen de audio van het klankenhoekje individueel opnieuw beluisteren via de QR-code in hun werkboek.

Laat de leerlingen in duo’s opdracht 2 op pagina 29 uitvoeren om dit in te oefenen. Indien nodig laat je audiofragment 18 horen.

3 Slot

3.1 Lezend spreken

Om de eerste les van dit contact af te ronden, neem je de tekst van de dialoog klassikaal door. Kies zelf op basis van de noden van je klasgroep hoe je dit doet.

Heb je het gevoel dat de leerlingen je houvast en ondersteuning nog nodig hebben, lees dan zelf zin per zin de tekst voor. Laat de leerlingen telkens de zin nazeggen.

Konden je leerlingen vrij vlot om met de woordenschat en de uitspraken in de klankenhoek, dan laat je zin per zin door een leerling voorlezen. Zorg er in dat geval voor dat elke leerling aan bod komt. Je kan de dialoog meerdere keren herhalen.

3.2 Memoriseren

Geef de leerlingen de opdracht om de dialoog thuis te memoriseren tegen de volgende les. Dit kunnen ze doen door de dialoog op Kabas te beluisteren of aan de hand van hun leerwerkboek

Differentieer: niet alle leerlingen hoeven de volledige dialoog te memoriseren. Verdeel volgens de noden van je klasgroep.

48

Contact 4

Les 2

1 Instap: spelen van de dialoog

Het memoriseren van dialogen is in een eerste jaar Frans heel belangrijk, zo ontstaan er kapstokfuncties. Vanuit deze startzinnen kunnen de leerlingen zelf tot vrijere vertolkingen komen tijdens opdrachten mondelinge interactie.

De leerlingen hebben de dialoog gememoriseerd na de vorige les. Speel de dialoog na in klas. Verdeel de leerlingen in meerdere groepen zodat elke leerling actief is.

Laat de groepen de dialoog naspelen. Doe dit eventueel een tweede keer waarbij ze elk een andere rol opnemen.

Laat zwakkere leerlingen hun boek bij de hand nemen zodat ze de tekst kunnen aflezen. Met deze opdracht stimuleer je ook de spreekdurf. Aflezen is beter dan niet deelnemen aan deze opdracht.

Opgelet: dit naspelen kent een belangrijke functie om tot kapstokfuncties voor het verdere hoofdstuk te komen, maar is niet het hoofdonderdeel van de les. Bewaak de tijd en zorg dat je snel naar de kern van de les kan overgaan.

2 Kern

2.1 Inleiding op de luisteroefening

Laat de leerlingen hun leerwerkboek nemen op pagina 29 bij oefening 3. Maak duo’s. De ene leerling stelt de vragen (uit de tekstballonnen). De andere leerling kiest een antwoord met behulp van de tekstballonnen en de foto’s met tekst erbij. Zo bouwen de leerlingen korte gesprekken op.

Laat de leerlingen dit een paar keer in duo’s oefenen.

Vraag nadien een paar duo’s om hun conversatie voor de groep na te spelen.

Deze conversaties vormen de brug tussen de dialoog van waaruit het contact opgestart is en de luisteropdracht zo meteen. De leerlingen zetten hier ook reeds een volgende stap in hun ontwikkeling van spreekdurf en het loskomen van vaste dialoogtekst.

Geef sterkere leerlingen de kans om extra zinnen aan hun dialoog toe te voegen. Een begroeting bij het begin of afscheid nemen bij het einde kan er zeker bij. Vragen waar iemand is of naartoe gaat, kan zeker ook.

49

2.2 Luisteroefening

Laat de leerlingen in hun leerwerkboek opdracht 4 nemen. Bespreek eerst samen de opdracht zodat de leerlingen weten met welk doel ze naar de gesprekken luisteren.

Beluister de zinnen. Hoor je een vraag, dan plaats je een vraagteken. Hoor je geen vraag, dan plaats je een kruisje.

Speel audiofragment 19 met de luisteropdracht af. Laat het een tweede keer horen als je merkt dat niet alle leerlingen de opdracht konden oplossen. Verbeter nadien klassikaal.

1 Il a un cadeau pour toi. 2 Vas-tu dans le séjour ? 3 C’est quoi ? 4 Qui est là ? 5 Elles sont dans le bureau.

6 Brigitte est où ? 7 Il est content ? 8 Où allez-vous ? 9 Christophe a le jeu. 10 Est-ce qu’il est à l’école ?

1 x 2 ? 3 ? 4 ? 5 x 6 ? 7 ? 8 ? 9 x 10 ?

2.3 Taalhoek

Kies je ervoor om inductief te werk te gaan, laat de leerlingen dan eerst opdracht 5 en 6 op pagina 30 en 31 van het leerwerkboek maken. Zo kunnen ze zelf de regels uit de taalhoek ontdekken.

In wat volgt omschrijven wij de deductieve aanpak waarbij we eerst de regels toelichten en de leerlingen dan laten verwerken / inoefenen met opdrachten.

In deze les vervoegen we het werkwoord ‘avoir’. Daarbij koppelen we direct de persoonlijke voornaamwoorden aan de vervoeging, zowel in het enkelvoud als in het meervoud. Op die manier zien de leerlingen duidelijk het verband hiertussen en kunnen ze van bij het begin zinnen maken en vragen beantwoorden. Dat komt niet alleen hun spreekdurf ten goede, maar ook hun plezier in de Franse taal kan op die manier gestimuleerd worden, want ze kunnen zelf al echte zinnen maken. In de loop van het schooljaar blijven we sterk inzetten op de verankering en herhaling van dit werkwoord.

Laat de leerlingen hun leerwerkboek openleggen op pagina 29 en overloop de vervoegingen.

Ons derde belangrijk werkwoord wordt in dit contact aangebracht. Zorg er opnieuw voor dat de leerlingen de vervoegingen vlot vanbuiten leren. Een onthoudtip: de laatste vorm begint niet met ‘a’. Zorg er ook voor dat de leerlingen van in het begin een duidelijk onderscheid maken tussen ils ont (van avoir), ils sont (van être) en ils vont (van aller).

Overloop nadien het tweede kader op pagina 30 in het leerwerkboek Aansluitend bij de luisteropdracht bespreken we hier de vraagzinnen.

In het Frans kun je op vier verschillende manieren een vraag stellen: een intonatievraag, een inversievraag, een vraag met ‘Est-ce que’ of een vraagwoordvraag. Bij een inversievraag met il of elle, wanneer het werkwoord niet eindigt op een t, wordt -t- toegevoegd.

Va-t-il à la gare ?

A-t-elle le cadeau ?

Est-il à la maison ?

Est-elle là ?

De leerlingen kunnen een instructievideo met de uitleg oproepen bij elke taalhoek via de QR-code.

50

2.4 On s’entraine

Met deze rubriek oefenen we meteen mondeling de vervoegingen die in de taalhoek aangebracht werden. Laat de leerlingen opdracht 5 in duo’s overlopen. Op de stippen moeten ze zelf het juiste werkwoord of voornaamwoord gebruiken in hun conversatie.

Het eerste blok bevat opdrachten op herhalend niveau.

Het tweede en derde blok bevatten opdrachten op beschrijvend niveau: om de juiste vervoeging in de zin in te passen, kunnen de leerlingen het kader onderaan pagina 29 bekijken.

In opdracht 6 vormen de leerlingen mededelende zinnen om tot vragen van de verschillende types .

3 Slot

In het aanleren van de Franse taal zijn we op een belangrijk moment gekomen. We hebben drie van de meest gebruikte werkwoorden aangeleerd. Het is van belang dat elke leerling deze drie werkwoorden beheerst. Ze moeten niet alleen de werkwoordvervoegingen in de juiste volgorde per werkwoord kunnen geven, maar ze ook door elkaar kunnen gebruiken. Doorheen de volgende contacten en herhalingsmomenten zetten we er regelmatig op in om dit te herhalen en te verankeren.

Heb je eens een moment over in de les, grijp dan af en toe de kans om de vervoegingen nog eens te overlopen. Deze werkwoorden komen de leerlingen later ook van pas bij het vormen van de futur proche en de passé composé.

51

Contact 4

Les 3

1 Instap

De leerlingen komen op een leeftijd dat ze, onder andere via games en binnenkort ook via sociale media, meer en meer in aanraking komen met digitale reclame. In dit contact laten we hen ook in het Frans met deze tekstsoort in aanraking komen.

2 Kern

2.1 Leestekst

Bekijk met de leerlingen de e-mail op pagina 31 in het leerwerkboek. Indien nodig kun je de versie van audiofragment 20 laten horen.

Bespreek:

- Wat voor e-mail is dit? Is dit een gevaarlijke e-mail of een grap? Een gevaarlijke e-mail, spam, reclame …

- Hebben jullie al eens zulke e-mails gezien?

- Waar kom je reclame nog tegen? Op internet, tv, via sms …

- Wat doe je als je zo’n e-mail krijgt?

2.2 Schrijven

De leerlingen oefenen de woordenschat en de inhoud van dit contact verder in met de schriftelijke oefeningen. Deze opdrachten zijn in verschillende moeilijkheidsgraden opgebouwd.

We onderscheiden drie verwerkingsniveaus:

- Herhalend: de leerlingen schrijven woorden of zinnen foutloos na.

- Beschrijvend: de opdrachten vragen wat denkwerk van de leerlingen. Dit zijn associatieoefeningen, chronologisch rangschikken, teksten aanvullen of samenstellen aan de hand van aangegeven bouwstenen ...

- Structurerend: er zijn geen aangereikte bouwstenen. De leerlingen doen een beroep op hun kennis of ze zoeken het gevraagde op (in het leerwerkboek of in hun onthoudboekje Mon mémento 1). Deze opdrachten zijn geen must maar kunnen door vluggere leerlingen afgewerkt worden.

De leerlingen nemen hun leerwerkboek pagina 31. Overloop kort de opdrachten, zodat die voldoende duidelijk zijn en laat de leerlingen aan de slag gaan. Differentieer waar nodig zodat elke leerling op maat kan werken.

Herhalend: opdracht 8

Beschrijvend: opdracht 9 – 10 – 11 – 12 – 13 – 14 – 15

Structurerend: opdracht 16

Indien er voldoende tijd overblijft, kan je de opdrachten klassikaal verbeteren.

52

3 Slot

We hebben geluisterd, gesproken en gelezen in het Frans en ook schriftelijk geoefend. In de volgende les oefenen we in een gesprek wat we leerden.

Vooraleer je les 4 start, is het zinvol om de leerlingen (thuis) met hun onthoudboekje Mon mémento 1 pagina 2 de minidialogen te laten inoefenen. Geef hen de raad af te wisselen: de antwoorden te bedekken om de vragen te beantwoorden en de vragen te proberen formuleren vanuit het lezen van de antwoorden.

Zorg er ook voor dat de leerlingen de werkwoorden ‘avoir’, ‘être’ en ‘aller’ vlot kunnen vervoegen. Geef hen daarbij voldoende tips om te oefenen: elke keer als ze de trap op en af gaan, hang de vervoeging een tijd uit in de klas, zoek of maak er en een liedje van … De mogelijkheden zijn eindeloos.

53

Contact 4

Les 4

1 Instap

Doorheen de voorbije lessen is de nieuwe woordenschat van dit contact herhaaldelijk geoefend via luisteren, lezen, schrijven en spreken. Nu gaan we een stap verder door in te zetten op vrijere vertolkingen en de leerlingen tot mondelinge interactie aan te zetten.

Leid de opdracht van de mondelinge interactie in:

Vandaag voeren we opnieuw een gesprek in het Frans. Jullie werken samen en houden een verjaardagsfeestje.

2 Kern

2.1 Mondelinge

interactie

Mondelinge interactie vormt de belangrijkste rode draad van elk contact. De leerlingen hebben dit normaal gesproken thuis voorbereid. Groepeer de leerlingen in groepen van maximaal vier leerlingen met hetzelfde niveau.

Passepartout biedt hiervoor opdrachten aan op drie niveaus:

- Niveau 1

De leerlingen die het nog moeilijk hebben met mondelinge interactie, nemen het leerwerkboek in de hand. In het leerwerkboek op pagina 33 vinden de leerlingen uitgeschreven zinnen in een kader. Ze voeren een zelfgebouwde conversatie waarbij ze gebruikmaken van de zinnen in hun boek. Dit is het eerste niveau waarbij de meest uitgebreide ondersteuning op zinsniveau geboden wordt. Let wel op: het is niet de bedoeling dat de leerlingen alles gewoon aflezen van links naar rechts. Ze krijgen wel alle elementen aangeboden, maar ze moeten opletten dat hun antwoord aansluit bij de vraag.

- Niveau 2

Voor leerlingen die er al vlotter mee weg zijn, bieden we individuele ondersteuning op woordniveau aan. Met de praatplaten voeren ze in duo’s mindialogen uit. Een leerling stelt een vraag die op de achterzijde staat. Af en toe wordt de opdracht in het Nederlands verduidelijkt. Diezelfde leerling hoort of de antwoorden correct zijn en biedt, indien nodig, hulp aan in drie fases:

1 De leerling geeft het eerste woord van het antwoord.

2 De leerling geeft de eerste twee woorden van het antwoord.

3 De leerling zegt het antwoord voor, de medeleerling herhaalt het antwoord.

- Niveau 3

De leerlingen die vlot tot mondelinge interactie komen, baseren zich voor het naspelen van een dialoog op de klassikale prent die aan bord geprojecteerd wordt. Zij verwoorden zelf vragen en antwoorden zonder ondersteuning.

Zet klassikale prent 4 open op het digitale bord en deel de praatplaten 11 en 12 uit aan de groepen die er gebruik van zullen maken. Laat de leerlingen die er nood aan hebben, het leerwerkboek op pagina 33 gebruiken.

Laat de leerlingen een aantal keren een gesprek oefenen. Ze wisselen een paar keer van rol, zodat ze beiden zowel de vragen als de antwoorden geoefend hebben.

54

Laat een aantal duo’s klassikaal opvoeren wat ze geoefend hebben. Dit hoeven niet alle leerlingen te zijn. Laat hen ook bij de opvoering gebruikmaken van de materialen zoals ze het geoefend hebben (naargelang niveau 1, 2, 3).

Een leuk idee kan zijn om de verjaardagen van de leerlingen vanaf nu in het Frans te vieren. Laat de jarige leerling zelf een Frans lied kiezen om af te spelen (waarbij hij of zij eventueel traktaties uitdeelt of vuistjes krijgt van de andere leerlingen …). Eén van de andere leerlingen kan een (nep-)cadeautje geven (gewoon iets wat in de klas ligt: een boek, een balpen …).

3 Slot

3.1 Cultuur

Naast het bijbrengen van vaardigheden, kennis en attitudes, willen we de leerlingen ook kennis laten maken met de Franstalige socioculturele wereld. Elk contact eindigt met een lesmoment waarbij we een aspect van de cultuur belichten.

Rond het vierde contact af door audiofragment 21 met het lied ‘Bon anniversaire’ te beluisteren. De leerlingen hebben de tekst in hun leerwerkboek op pagina 34. Je kiest zelf of ze vrij luisteren of meevolgen in hun boek.

3.2 Bewegend leren

Bij elk contact voorziet Passepartout twee activiteiten bewegend leren. De activiteit bewegend leren kan ofwel op woordenschat of op grammatica oefenen, er is gezorgd voor een afwisseling tussen de contacten. Dat houdt in dat voor de overige contacten naar analogie nog meer activiteiten uitgewerkt kunnen worden indien je dat wil.

Passepartout kiest ervoor om bepaalde werkvormen in de activiteit bewegend leren te laten terugkomen binnen een leerjaar en over de leerjaren heen. Zo zijn de leerlingen snel vertrouwd met de werkvorm en kan alle aandacht naar het inoefenen van de Franse woordenschat of grammatica gaan. Een overzichtstabel van het aanbod werkvormen en onderwerpen bij elk contact vind je op Kabas terug.

Open de lesfiche op Kabas. Print de bijlagen indien van toepassing. De meeste activiteiten vragen daarnaast vrij weinig materiaal (bijvoorbeeld eens een hoepel, kladblad of schrijfgerei) zodat de activiteit snel kan worden opgestart.

3.3 Voorbereiden op de toets

Om zich voor te bereiden op de toets, zet je de leerlingen aan het werk met de opdrachten op Kabas oefenreeksen 2 tot en met 10. Ze nemen er, waar nodig, hun onthoudboekje bij.

55

Beheersingsreeks

Doel en opbouw

De beheersingsreeks oefent op het einde van elk contact de doelen die aan bod kwamen op drie niveaus en wordt ondersteund door instructievideo’s. Hier gaat het om herhaling of verdieping.

De leerlingen tonen in het adaptieve leerpad dat ze de doelen van dit thema beheersen. Ze krijgen een individueel leerpad voorgeschoteld tot ze voldoende goed scoren.

Kai toont wat de leerlingen moeten leren en bepaalt de volgorde waarin de doelen aan bod komen. Zo krijg elke leerling een op maat samengesteld leerpad.

Als een leerling de doelen beheerst, dan verandert de ksnapometer bij dat doel. De leerlingen kunnen er nog voor kiezen om expert te worden in het doel maar hebben de basis beheerst.

Praktisch

Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:

- Ga naar Kabas.

- Open de inhoudstafel en klik op het contact waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klik het tablad ‘leren’ aan.

- Vink het contact aan waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klaar! De leerling krijgt dit leerpad nu in zijn/haar overzicht te zien.

Als leerkracht krijg je in je resultatenscherm een overzicht van de oefenreeks van elke leerling. Je ziet welke opdrachten ze gekregen hebben en wat hun resultaten waren.

Je ziet ook welke instructievideo’s aan bod gekomen zijn, indien een leerling dit te zien kreeg.

56

Contact 4

Les 5

Toets

Focus erop dat de lessen Frans in een prettige en positieve sfeer kunnen verlopen. Toetsen die alleen opgemaakt zijn om een rapportering in cijfers uit te drukken kunnen (vooral zwakkere) leerlingen demotiveren.

Bezorg elke leerling kopieerblad 11 met de toets Overloop samen de opdrachten zodat die voor alle leerlingen duidelijk zijn. Deze toets bevat een luisteroefening, audiofragment 22

1 Christophe est très content.

2 Est-il dans le bureau ?

3 Est-ce que tu as le cadeau ?

Differentiatie

4 Pierre aime la musique.

5 Marie a de la chance.

6 Allez-vous déjà à l’école ?

Na elke toets voorziet Passepartout een aanbod aan differentiatiemateriaal. Per vier contacten voorziet Passepartout in het jaarplan een dubbel lesmoment om te herhalen en gedifferentieerd in te oefenen wat in de voorbije vier contacten geleerd werd. Kies je ervoor om te differentiëren na elk contact, voorzie hiervoor dan extra tijd in je jaarplanning.

Automatisch gedifferentieerde taak

Voor Passepartout biedt Kabas de optie om een automatisch gedifferentieerde taak klaar te zetten voor je leerlingen. Die bevat een oefenreeks per geselecteerd doel op zijn of haar niveau, die wordt voorgesteld vanuit Kabas.

Zo’n automatisch gedifferentieerde taak zet je na evaluatie eenvoudig klaar: duid aan waarna je de taak wil geven en geef de scores van de leerlingen op deze evaluatie in. Kabas roept vervolgens de doelen van die evaluatie op en doet op basis van de scores van de leerlingen een voorstel tot remediëringsoefeningen, verdere inoefening of een verrijkingsaanbod. Je kan dan nog kiezen of die oefeningen effectief aangeboden worden aan elke leerling of bijvoorbeeld enkel aan de leerlingen die remediëring nodig hebben.

In je resultatenscherm krijg je een handig overzicht te zien waarbij je kan volgen welke differentiatie elke leerling aangeboden kreeg en hoe die leerling gepresteerd heeft. Neem die info mee naar de verdere contacten.

Remediëring

Heeft de leerling de accenten nog onvoldoende onder de knie?

Zet hem of haar aan de slag met de opdrachten van oefenreeks 11 op Kabas of Parachute kopieerblad 2

Beheerst de leerling de uitdrukkingen om te groeten of afscheid te nemen nog onvoldoende?

Zet hem of haar aan het werk met het onthoudboekje Mon mémento 1 om de minidialogen te verwerven. Laat deze leerlingen indien mogelijk in duo’s de opdracht mondelinge interactie uit les 4 herhalen.

57

Verdieping

Laat de leerlingen die de inhoud van contact 1 beheersen, verder oefenen met het oefenaanbod op Kabas. Ze kunnen ook verder oefenen met het aanbod van het werkboek En forme. Hiermee starten we pas vanaf contact 2.

Passepartout Plus

Passepartout Plus is een set van extra leerwerkboekjes die aansluiten op het basisaanbod. Wie meer dan gemiddeld lestijden Frans geeft, kan hiermee elk Contact verder uitbreiden. Passepartout Plus biedt verdere inoefening van de woordenschat en grammatica. Daarnaast voorzien we ook luister- en spreekopdrachtjes en meer creatieve oefeningen. Wie al Frans geeft in de tweede graad, kan zo Passepartout 5 en 6 uitbreiden.

Bij elk werkboek van Passepartout hoort ook een werkboekje van Passepartout Plus met dezelfde opdeling per Contact. De leerlingen kunnen zelfstandig met Passepartout Plus aan de slag.

58

Contact 1-4

Herhaling en uitgebreide toetsen

1 Instap

Per vier contacten voorziet Passepartout een herhalingsmoment.

De leerlingen krijgen de tijd om op een gevarieerde manier de aangeleerde woordenschat en zinstructuren te herhalen en verder in te oefenen vooraleer we een volgend blok van vier contacten starten.

2 Kern

2.1 Rollenspel

Het rollenspel ‘J’ai un cadeau pour Thomas’ in het leerwerkboek op pagina 36 herhaalt de woordenschat van de voorgaande contacten.

Je kan ervoor kiezen om de leerlingen dit rollenspel vooraf thuis enkele keren te laten doorlezen of te memoriseren, indien nodig met behulp van audiofragment 23

Laat de leerlingen dit in groep naspelen in klas. Zorg voor gevarieerde groepen van vier leerlingen.

2.2 Herhalingsopdrachten

De schriftelijke herhalingsopdrachten zijn volgens de verschillende moeilijkheidsgraden opgebouwd.

- Herhalend: de leerlingen schrijven woorden of zinnen foutloos na.

- Beschrijvend: de opdrachten vragen wat denkwerk van de leerlingen: associatieoefeningen, chronologisch rangschikken, teksten aanvullen of samenstellen aan de hand van aangegeven bouwstenen …

- Structurerend: er zijn geen aangereikte bouwstenen. De leerlingen doen een beroep op hun kennis of ze zoeken het gevraagde op (in het leerwerkboek of in hun onthoudboekje Mon mémento 1’). Deze opdrachten zijn geen must, maar kunnen door vluggere leerlingen afgewerkt worden.

Bij deze herhalingsopdrachten zijn er ook enkele speelsere oefenvormen. Om dat mogelijk te maken heb je extra materiaal nodig.

Voor opdracht 6 hebben de leerlingen één dobbelsteen per groep nodig en één pion per persoon. (Heb je geen dobbelsteen voorzien, kies dan een digitale dobbelsteen of schrijf willekeurig een reeks cijfers (van 1-6) op het bord die de worpen van de dobbelsteen voorstellen. Als pion kunnen de leerlingen zelf iets kiezen.)

Voor opdracht 7 voorzie je een schaar voor elke leerling en een envelop of iets dergelijks om de kaartjes in te bewaren.

De leerlingen nemen hun leerwerkboek pagina 36. Overloop kort de opdrachten, zodat die voldoende duidelijk zijn en laat de leerlingen aan de slag gaan. Differentieer waar nodig, zodat elke leerling op maat kan werken.

Bij de herhalingsopdrachten zit ook een luisteroefening , opdracht 2, audiofragment 24. Beslis zelf of je deze opdracht eerst klassikaal doet of ter afronding van het individuele oefenmoment.

59

1 - À bientôt, Antoine.

- Oui, à bientôt, Louise.

2 - Bon anniversaire, Marie. J’ai un cadeau pour toi.

3 - Où est Brigitte ? - Elle est dans le bureau.

4 - Tu vas où ? - Je vais au magasin.

5 - Qu’est-ce que c’est ? - C’est un CD.

6 - Est-ce que tu es prêt, Arnaud ?

- Pourquoi ?

- Nous allons à l’école.

2.3 Herhalingsreeks met KAI

Het adaptieve leerpad van de herhalingsreeks herhaalt na vier ‘Contacts’ de behandelde doelen. Ofwel suggereert Kai de zwakste doelen, ofwel maakt de leerling zelf zijn of haar keuze.

Zo zet je jouw leerlingen aan het werk:

- Ga naar Kabas.

- Open de inhoudstafel en klik op het herhalingsmoment waarvoor je de beheersingsreeks wil klaarzetten.

- Klik het tabblad ‘leren’ aan.

- Vink het herhalingsmoment aan waarvoor je de herhalingsreeks wil klaarzetten.

- Klaar! De leerling krijgt dit leerpad nu in zijn/haar overzicht te zien. In het leerpad kan de leerlingen zelf de doelen aanklikken, maar krijgt die ook een suggestie van Kai te zien.

2.4 Portfolio

We ronden dit herhalingsmoment af met een zelfevaluatiemoment. Op het portfolio op de backcover van het leerwerkboek kunnen de leerlingen zichzelf inschatten voor de verschillende onderdelen.

Wat ze nog onvoldoende kennen of kunnen, kunnen ze raadplegen in Mon mémento 1 en inoefenen met de oefenreeksen op Kabas.

Vooraleer je uitgebreide toetsen afneemt, laat je de leerlingen (thuis) verder oefenen op de leerstof.

3 Slot

3.1 Uitgebreide toetsen

Bij elk herhalingsblok voorziet Passepartout ook een aanbod van overkoepelende toetsen. Er zijn specifieke toetsen voor woordenschat, taalstructuren, luisteren, lezen en schrijven.

Per toets zijn er telkens twee niveaus:

Niveau 1 sluit aan bij de minimumdoelstelling van de eindtermen en leerplannen.

Niveau 2 mikt iets hoger. Er zijn veelal geen aangeefelementen bij de verschillende opdrachten. De opdrachten gaan iets verder dan het foutloos kopiëren.

2 3
4 1 6 5
60

Kies zelf welke toets (niveau 1: kopieerblad 13, niveau 2: kopieerblad 14) je inzet voor je klas of je leerlingen op basis van de noden of sterktes van je klasgroep en het evaluatiebeleid van de school. De toets bevat ook een luisteroefening, audiofragment 25. Alle leerlingen horen dezelfde tekst, het niveauverschil zit bij de vragen.

L’anniversaire de papa

Antoine est à l’école. Bientôt, il va à la maison. Demain c’est l’anniversaire de papa. Antoine est très content. Il a déjà un cadeau. Papa aime la musique moderne. Alors, le cadeau est quoi ? Un CD, bien sûr !

Je kunt ook vragen uit de verschillende niveaus combineren. Kijk naar de noden van je leerlingen en pas aan waar nodig.

3.2 Leerlingenvolgsysteem

Diagnostische toetsen zijn uiteraard bedoeld om de vaardigheden en kennis van de leerlingen te meten en te evalueren. Om het overzicht te bewaren en de vorderingen, evoluties en vooruitgang van de leerlingen goed op te volgen, raden we aan om op een overzichtelijke manier de persoonlijke prestaties van de leerlingen bij te houden. Attitudes worden in de toetsen niet meegenomen. Zorg ervoor dat je die ook in kaart brengt en op hetzelfde overzicht bijhoudt.

61

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.