educatieve uitgaven
Spelling 5 KIJKER 1 en 2 Handleiding
Algemeen overzicht leerinhouden Kijker 1
2
3
4
5
6
7
8
Hoorwoorden Woorden op d en t Woorden met voor- en achtervoegsels Woorden met open en gesloten lettergrepen Woorden met g, ch, gt en cht Woorden met ei en ij Woorden met au, ou, auw en ouw Meervouden Verkleinwoorden
Focussen
Hoofdletters en leestekens Alfabet Werkwoordspelling Vergeet-mij-nietjes 1
Woorden als banaan
2
Woorden op sie, tie en zie
3
Woorden op ik, is, or en um
4
Woorden met wr
5
Woorden op b
6
Woorden met th
7
Moeilijke woorden
8
Woorden met c
9
Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden
10 Woorden met een j of w die ik niet schrijf 11 Woorden met i als ie
Spelling 5  Algemeen overzicht leerinhouden
17
18
Spelling 5
Overzicht leerinhouden Les Focus 1 2 3
Hoorwoorden
KIJKER 1
4 5 6 7
Woorden op d en t
8 9 10 11
Woorden met open en gesloten lettergrepen
12 13 14
Vergeet-mij-nietjes
15
KIJKER 2
16 17 18
Werkwoordspelling
19 20 21 22 23 24
Woorden met g, ch, gt en cht Vergeet-mij-nietjes Alfabet en vergeet-mij-nietjes
Spelling 5  Overzicht leerinhouden
19
20
Spelling 5
Spelling 5 Overzicht overkoepelende lesdoelen
21
De kinderen kunnen omgaan met de spellingstrategieën.
De kinderen hebben inzicht in de opbouw van een woord.
De kinderen hebben inzicht in de etymologie van een woord.
De kinderen hebben inzicht in hun spellingvaardigheden.
De kinderen ontwikkelen een spellinggeweten.
De kinderen zoeken het woord op indien ze twijfelen aan de schrijfwijze.
2
3
4
5
6
7
De kinderen kunnen de schema’s van open en gesloten lettergrepen en werkwoordspelling interpreteren en toepassen.
9
De kinderen kunnen samenwerken.
De kinderen kunnen werken in niveaugroepen.
De kinderen kunnen zichzelf corrigeren.
De kinderen kunnen anderen corrigeren.
12
13
14
15
De kinderen kennen de kleurcodes in het werkkatern. Blauw is tempodifferentiatie en geel is de plaats om te corrigeren.
De kinderen kennen de pictogrammen in het werkkatern (Loepje, overschrijfkaartje en scheurblok).
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het Loepje.
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het scheurblok.
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met het overschrijfboekje.
De kinderen kunnen zelfstandig omgaan met de woordenhamster.
16
17
18
19
20
21
Materiaal
De kinderen kunnen zelfstandig werken.
De kinderen kunnen omgaan met individuele verschillen.
11
10
Spelling-overstijgend
De kinderen kunnen het moeilijke stukje in een woord identificeren.
8
–– digitaal (online woordenboek of autocorrectie in WORD)
–– een woordenboek (ruime lijst)
–– het Loepje (beperkte lijst)
De kinderen kennen en begrijpen de pictogrammen in Verrekijker.
1
Spelling-eigen
Overzicht overkoepelende lesdoelen
22
Spelling 5  Kijker 1
5
KIJKER 1 Focus Hoorwoorden en samenstellingen Lesdoelen 1 De kinderen kunnen met losse letters woorden maken. 2 De kinderen hebben inzicht in de opbouw van woorden. 3 De kinderen kunnen hoorwoorden schrijven. 4 De kinderen kunnen horen of er vooraan of achteraan in een woord één of twee medeklinkers staan. 5 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters vooraan: spr, str, sch, schr … 6 De kinderen kunnen woorden schrijven met complexe medeklinkerclusters achteraan. 7 De kinderen kunnen woorden schrijven op a, o, u en ee. 8 De kinderen weten dat de tweetekenklanken ng en nk nooit uit meer dan twee tekens of letters bestaan. 9 De kinderen kunnen woorden schrijven met ng en nk. 10 De kinderen weten dat de meertekenklanken nooit veranderen. 11 De kinderen kunnen woorden met meertekenklanken schrijven. 12 De kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. 13 De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud. 14 De kinderen kunnen afleidingen schrijven van hoorwoorden. 15 De kinderen kennen het stappenplan om samenstellingen correct te schrijven. 16 De kinderen kunnen nadenken over de afzonderlijke woorden in een samenstelling en andere focussen toepassen. 17 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven van hoorwoorden. 18 De kinderen kunnen samenstellingen schrijven met een dubbele medeklinker. 19 De kinderen kunnen samenstellingen met een koppelteken schrijven. 20 De kinderen kunnen het pictogram van samenstellingen herkennen en interpreteren. Door de eerste lessen heen gaan kinderen leren luisteren naar woorden. Woorden hardop herhalen, goed uitspreken … Spellen is op de eerste plaats luisteren. Ook een afspraak vertrekt van goed kunnen luisteren!
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
23
5
KIJKER 1 Les 1
Lesdoelen 2-6, 8, 9, 12, 15-18, 20
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10-12, 14, 16-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 1 Oefening 1 en 2
Loepje
Extra materiaal
Pagina 3, 4 en 5
Pictogram hoorstrategie en samenstellingen
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok /
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
24
Wat ging vooraf?
De kinderen weten dat goed luisteren belangrijk is om woorden correct te schrijven. Ook voor een afspraak- of onthoudstukje is dat zo. De meeren tweetekenklanken aai, ooi, oei, eeuw, ieuw, uw, ng en nk sluiten aan bij de hoorstrategie. Het is een eenmalige klank-letterkoppeling die moet gemaakt worden. Eenmaal ze weten dat de klanken met deze letters worden geschreven, kunnen ze geen fouten meer maken. Voor het correct schrijven van samenstellingen kennen ze een stappenplan. Die luidt als volgt: ‘Ik hoor een samenstelling. Ik verdeel de samenstelling en denk na over elk woord. Ik kleef de woorden terug aan elkaar.‘
Wat volgt?
In de volgende drie lessen worden hoorwoorden met meertekenklanken (aai, ooi, oei, eeuw en ieuw) en tweetekenklanken (uw, ng en nk) geoefend. Zowel grondwoorden, afleidingen als samenstellingen komen aan bod.
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
5
KIJKER 1 Les 1 Lesplan
1
Laat je kinderen hun Loepje van het vijfde leerjaar erbij halen. De kinderen kennen het ondertussen. Herhaal de betekenis van de naam en de kaft, sta hier langer bij stil als je nieuwe kinderen in de klas hebt.
Loepje p. 3, 4 en 5
Een loep gebruik je om op verkenning te gaan, om nieuwe dingen te zoeken, te ontdekken en te leren. Zoals je in de natuur met een loep naar een insect of plant kijkt om alles goed te bestuderen, zullen we in spelling het woord goed bestuderen. Wat vinden jullie achteraan in het boekje? Laat ze bladeren. In deze woordenlijst staan alle onthoudwoorden van het vijfde leerjaar. Bespreek de manier waarop de woorden zijn gerangschikt (alfabetisch). Laat een kind het sonnet op pagina 3 voorlezen. In het Loepje en in het werkkatern zie je veel kleuren. Ze duiden aan wat in een woord belangrijk en moeilijk is. Dit gedicht (sonnet) staat vol afspraakwoorden. Stimuleer de kinderen om enkele afspraken toe te lichten (katten-, beren- en verlengingsafspraak). Bespreek nu pagina 4 in het Loepje. Dit schema omvat alle letters die we gebruiken in een woord. De letters kun je verdelen in twee groepen, namelijk? Klinkers en medeklinkers. Wie kan me de klinkers opnoemen? A, e, o, u en i. Lettercombinaties zoals ei, oe, eu en ui krijgen ook de letter K. Vraag of elke klank aan één letter te koppelen is. Vraag eventueel kinderen aan het bord om de klank die jij uitbrengt, te schrijven. Zo wordt opnieuw bevestigd dat klanken soms uit één teken, twee tekens of meer dan twee tekens bestaan. Met klanken maken we dus woorden. En we gaan meteen een stapje verder: met woorden maken we samenstellingen. Vraag naar voorbeelden. Je herhaalt nog eens de belangrijke stappen bij het schrijven van een samenstelling. Ik hoor de samenstelling. Ik verdeel de samenstelling in woorden en ik denk na over elk woord. Ik kleef daarna de woorden weer aan elkaar. meisjesstemmen Illustreer dit met het voorbeeld meisjesstemmen.
2
Instructie
WK p. 1 oef. 1
Correctie
We zullen meteen het schrijven van samenstellingen oefenen. Hoe verdeel je herfstkleuren? In herfst en kleuren. Je schrijft die woorden op en je voegt ze weer samen. Opgelet! Vergeet geen letter. Je corrigeert achteraf.
Instructie
3
Bij deze oefening werken jullie samen. Ga op zoek naar de passende samenstelling. Je gebruikt een woord uit de eerste roze zone en uit de tweede roze zone.
WK p. 1 oef. 2
2
Correctie Verbeter klassikaal aan de hand van een bordschema. Een groene balpen gebruiken jullie om zelf te corrigeren. Laat je dan nog fouten staan, dan corrigeer ik met rood. Als je zelf flink verbetert, zal er dus weinig rood in je werkkatern staan! De fout geschreven woorden schrijven jullie opnieuw in de gele zone. De kinderen kunnen ook schrijvertjes gebruiken om een dictee te oefenen (al dan niet met een klasgenoot), om fout geschreven woorden opnieuw te schrijven (als er geen gele zone is), om mee te nemen naar huis en extra te oefenen, om de woorden van de woordenhamster te noteren …
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
25
Maak twee opgaven klassikaal.
De woorden in de eerste kolom staan in de juiste volgorde. Je hoeft dat niet op voorhand te melden.
De kinderen mogen samenwerken.
Alle kinderen maken de opgaven met een witte achtergrond. Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
5 KIJKER 1 Les 1
Oef eni ng 1
=
=
=
Ik verdeel de samenstellingen en ik kleef de woorden terug aan elkaar. herfstkleuren
angstdroom = = = = = = = =
___________________ + ___________________ herfst kleuren _________________________________________ herfstkleuren ___________________ + ___________________ angst droom _________________________________________ angstdroom ___________________ + ___________________ brood trommel _________________________________________ broodtrommel ___________________ + ___________________ spring kasteel _________________________________________ springkasteel ___________________ + ___________________ ring gracht _________________________________________ ringgracht ___________________ + ___________________ bank kaart bankkaart = _________________________________________
schrift
blaasje
helften
splitsen
oogst
films
streek
dag
Naam _____________________________________________________________________________________________ Klas _________
5
broodtrommel
springkasteel
ringgracht
bankkaart
Oef eni ng 2
8 We zullen onze klas _________________________________
1 Opa had pijn in de __________________________________. borststreek 2 21 september is de eerste ____________________________. herfstdag 3 Mama heeft op haar lip een ___________________________. koortsblaasje 4 We maken sommen in een ___________________________. ruitjesschrift 5 Mijn tante kijkt graag naar ____________________________. dansfilms 6 De boer was tevreden over de ________________________. bietenoogst hersenhelften 7 In ons hoofd hebben we twee _________________________. opsplitsen
Ik vorm samenstellingen en ik schrijf die op de juiste plaats.
borst herfst koorts ruitjes dans bieten hersen op
in twee groepen.
Fout? Ik schrijf het woord opnieuw. _________________________________________________
Focus Hoorwoorden
4/06/15 10:01
1
______________________________________________________________________________
DK_HER_VK5_K1K2_Werkkatern_A4_cs6.indd 1
abc
abc
Bespreek achteraf de strategie: per woord uit de eerste roze zone alle mogelijkheden doorlopen.
De gele zone dient om foutief geschreven woorden opnieuw te schrijven.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
26
5
KIJKER 1ð Les 2 Lesdoelen Lesdoelen
2, 3, 10, 11, 12, 14-17, 20
Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10, 11, 15, 16, 17, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 2 Oefening 3 en 4
Loepje
Extra materiaal
Pagina 11, 12 en 14
Pictogram hoorstrategie
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok /
1
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
De kinderen kennen de hoorstrategie. Ze weten wat samenstellingen zijn en welk stappenplan ze moeten volgen om correct de woorden aan elkaar te schrijven.
Wat volgt?
In de volgende twee lessen worden hoorwoorden met meertekenklanken (aai, ooi, oei, eeuw en ieuw) en tweetekenklanken (uw, ng en nk) geoefend. In les 4 volgt een korte evaluatie.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
27
5
KIJKER 1ð Les 2
Lesplan
1 Loepje p. 11, 12 en 14
Je bespreekt kort pagina 11, 12 en 14 in het Loepje. Je hangt de drie pictogrammen van de spellingstrategieën aan het bord. –ð Woorden die je kunt schrijven door alleen goed te luisteren. Je geeft telkens een paar voorbeelden. Dit soort woorden oefenen we deze week. –ð Woorden die je alleen kunt schrijven als je de afspraak kent. Dit jaar zullen we erg veel oefenen op het schrijven van werkwoorden. Om die correct te schrijven, hebben we afspraken nodig. –ð Woorden met een onthoudstukje, zoals de ei-woorden. In het vijfde leerjaar zijn er heel veel woorden met een onthoudstukje. Die woorden vind je achteraan in het Loepje. In deze les herhalen we de meertekenklanken: aai, ooi, oei, eeuw en ieuw. Dat zijn klanken die uit meer dan twee tekens of letters bestaan. Jullie weten dat die nooit veranderen. Schrijf ‘nieuw’, ‘nieuws’ en ‘nieuwsbericht’ op het bord. Vraag een kind om de woorden voor te lezen. Vraag een tweede kind aan het bord om de meertekenklank aan te duiden en nog eens over te schrijven. Vraag een derde kind om het grondwoord, de afleiding en de samenstelling aan te duiden. nieuwð nieuwsð nieuwsbericht ieuwð ieuwðieuw grondwoordðafleidingðsamenstelling
2
Instructie
WK p. 2 oef. 3 Overschrijfkaartje 1
De woorden laat je als huistaak nog eens overschrijven. Wie problemen heeft met het schrijven van de meertekenklanken, kun je extra laten oefenen op een schrijvertje.
Waarom kunnen we dit verhaaltje niet lezen? De meertekenklanken ontbreken. Die vullen jullie in.
Correctie Laat ze elkaars oefening verbeteren met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen. Geef wat meer uitleg over de overschrijfkaartjes. In het overschrijfboekje zitten tal van overschrijfkaartjes. Deze horen bij de oefeningen in het werkkatern. We kunnen een overschrijfkaartje gebruiken om de oplossingen en dus de woorden over te schrijven. Ik zeg wanneer dit mag of moet. We kunnen een overschrijfkaartje ook gebruiken om je eigen oefening of elkaars oefening te corrigeren. Laat ze aandacht besteden aan het pictogram in het werkkatern. Laat ze het juiste overschrijfkaartje erbij nemen. Je kunt de tekst laten voorlezen door één van de kinderen.
Instructie
3
Ga per twee op zoek naar de passende samenstelling. In deze samenstellingen komen meertekenklanken voor. Jullie mogen samenwerken.
WK p. 2 oef. 4
Correctie Corrigeer achteraf. Laat de fout geschreven woorden opnieuw schrijven in de gele zone.
2
28
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
29
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
Bij deze oefening werken ze samen.
Leg uit wat dit pictogram betekent en hoe ze er het juiste overschrijfkaartje bij nemen.
Wanneer je een zwakke klas hebt, kun je het verhaal eerst voorlezen.
2
1
ieuw
gloednieuwe benieuwd ________________ fraaie ________________ verstrooid ________________ oersaai ________________ zenuwachtig ________________ duwen ________________ ruw ________________ schreeuwen ________________ vermoeid ________________ geknoei ________________ lawaai ________________ ________________
Ik schrijf de woorden nog eens over.
______________________________________________________________________________
Fout? _________________________________________________________________________
koeienvlaaien voetbaltornooi 2 Ons team doet mee aan een _______________________________. zenuwcellen 3 In ons lichaam zijn er duizenden ____________________________. ooievaarsnesten 4 Daar zijn _______________________________ boven op die palen. gloednieuwe 5 Ik rijd op een ________________________________________ fiets. handboeien 6 De agent doet hem ___________________________________ aan. zilvermeeuwen 7 Tegen de waterlijn rusten tientallen _________________________. hooikoorts 8 Je moet zo niezen! Je hebt toch geen _______________________? 1 In de wei ligt het vol met ___________________________________.
ooievaars – koeien – zenuw – zilver – gloed – hooi – hand – voetbal – nesten – tornooi – vlaaien – boeien – meeuwen – nieuwe – cellen – koorts
Ik maak samenstellingen en ik schrijf ze op de juiste plaats.
Oefening 4
ten einde. Gewonnen, maar niet met eer!
Goal! Maar gauw verwatert de match en wordt het oers________.
aai Beide ploegen lijken zen______achtig. Sommige spelers d______en uw uw de anderen weg tot plots een tegenstander r_______ uw tegen de grond gaat. De supporters schr_________en. De scheidsrechter grijpt in. eeuw Op het eind zijn onze spelers verm_______d. oei Er is gekn_______ oei met de bal en veel law________, aai maar weinig actie. Gelukkig is de match
De keeper kijkt verstr________d en laat de bal uit zijn handen glippen.
ooi
winnen. De match begint met een fr_______e schop van Ahmed.
aai
met gloedn__________e shirts. Ik ben ben__________d naar wie zal
ieuw
Ik ga regelmatig kijken naar wedstrijden. Vandaag spelen ze
Mijn vriend Seppe is voetballer.
Ik vul aan met de juiste klank. Ik kies uit aai, ooi, oei, eeuw, ieuw en uw.
O e f e ni ng 3
KIJKER 1 Les 2
Focus Hoorwoorden
5 abc
De gele zone dient om foutief geschreven woorden opnieuw te schrijven.
De woorden worden overgeschreven als huistaak.
abc
5
KIJKER 1ð Les 3
Lesdoelen 2, 3, 8-12, 14
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10, 11, 14, 15-20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 3 Oefening 5 en 6
Loepje
Extra materiaal
Pagina 4 en 14
Pictogram hoorstrategie
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 5
2
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Wat volgt?
30
De kinderen oefenden twee lessen op het schrijven van afleidingen en samenstellingen van hoorwoorden, bijvoorbeeld met meertekenklanken aai, ooi, oei, eeuw en ieuw en tweeklanken uw, ng en nk. Les 3 is een herhalingsles. Het schrijven van hoorwoorden met meer- en tweetekenklanken is dan gekend. Tweetekenklanken ng en nk komen later aan bod bij werkwoordspelling. In les 4 volgt een korte evaluatie.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
5
KIJKER 1ð Les 3 Lesplan
1 Loepje p. 4 en 14
Je neemt het Loepje erbij en je bespreekt de woorden met ng en nk. Er zijn drie belangrijke opmerkingen waarbij je even moet stilstaan. –ð De ng en nk zijn tweetekenklanken. Je schrijft ze met twee tekens of letters. –ð Let op voor samenstellingen: eerst verdelen en dan weer aan elkaar kleven. Bespreek de samenstellingen ‘bankkaart‘ en ‘stinkkaas’. –ð Als je twijfelt, maak dan het woord langer. Bijvoorbeeld ‘de boot zinkt’, ‘boten zinken’. tweetekenklanken@
meertekenklanken
ð ngð ð nkð ðuw
aai, ooi, oei eeuw, ieuw
Bespreek nog even het verschil tussen tweetekenklanken en meertekenklanken. Sta stil bij de tweetekenklank ‘uw’, die steeds wordt geoefend samen met ‘eeuw’ en ‘ieuw’. Vermeld ook dat voor een w steeds een u komt. We kennen geen woorden die enkel eindigen op een w. De letters u en w horen samen.
2 WK p. 3 oef. 5 Overschrijfkaartje 2
Instructie In deze oefening gaat het over woorden met meertekenklanken. Je moet het woord in de juiste vorm zetten zodat het in de zin past. Met de zwakke spellers kun je afspreken dat het overschrijfboekje omgedraaid op de hoek van de bank mag liggen. Wanneer ze twijfelen, mogen ze een kijkje nemen. Ze plaatsen een kruisje in het werkkatern bij het woord dat ze gekopieerd hebben.
Correctie Laat de kinderen elkaars oefening corrigeren met behulp van een overschrijfkaartje en een groene balpen.
3 WK p. 3 oef. 6
4
Instructie Het gaat niet meer over meertekenklanken, maar over tweetekenklanken. Jullie moeten op zoek gaan naar het woord dat past in de zin. Jullie vullen het woord in.
Correctie Laat de kinderen zelfstandig corrigeren met behulp van een bordschema en een groene balpen. Fout geschreven woorden schrijven ze opnieuw met een blauwe balpen in de gele zone. Je deelt het scheurblok uit. Voor de meeste kinderen is dit niet nieuw. Ze werken er al mee sinds het tweede leerjaar. Je geeft uitleg over de figuurtjes speurder en spion. Je vertelt dat niet iedereen even snel kan lopen, zwemmen, rekenen … Hoe meer je oefent, hoe beter iets gaat. Je hoeft niet steeds de moeilijkste of de gemakkelijkste oefeningen te maken. Soms zal ik zeggen welke oefeningen je moet maken, soms mag je kiezen. Soms begin je met een oefening van de speurder en werk je achteraf aan een oefening van de spion die iets moeilijker is. De kinderen kunnen vanaf nu werken in hun scheurblok … –ð wanneer ze tijd over hebben. –ð als huistaak. –ð tijdens de differentiatieweek. Ze werken tot een bepaalde oefening en niet verder. De nummer van de oefening staat steeds onderaan het werkkatern vermeld.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
31
Laat enkele kinderen de linkerkolom hardop lezen. Verklaar eventueel moeilijke begrippen.
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
Lees de in te vullen woorden vooraf hardop.
5 2
14
5
KIJKER 1 Les 3 Oef eni ng 5
Straks zullen we nog ___________________________________.
Daar vliegt een troep ___________________________________. torenkraaien Die mannen zijn echt ___________________________________. lawaaipapegaaien Ik ben bang van een zwerm _____________________________. weidespreeuwen Sam heeft _______________________________ schoenen aan. spiksplinternieuwe Die bomen werpen allerlei ______________________________. schaduwen De juffen ________________________________ ons dat we niet waarschuwen zo mogen ________________________. duwen Die mensen ___________________________________ hun huis. vernieuwen Je moet niet zo _______________________________________. ronddraaien ondersneeuwen
Ik schrijf de juiste vorm in de zinnen. torenkraai lawaaipapegaai weidespreeuw spiksplinternieuw schaduw ik waarschuw ik duw ik vernieuw ik draai rond het sneeuwt onder
Oef eni ng 6 Ik schrijf de woorden met ng of nk in de zinnen. gangster – enkels – hengst – indringer – oorsprong – herdenken – tanker – koninkrijk – inkt – onlangs
hengst
1 Wist je dat een ________________ een mannelijk paard is? 2 We brengen een hulde aan de soldaten en we
herdenken _____________________________ de slachtoffers. enkels 3 Bij een zware val kun je je __________________ breken. inkt 4 Om te printen of te drukken heb je ______________ nodig. oorsprong 5 Wat is het begin of de _____________________ van het leven? koninkrijk 6 België is een ________________________. onlangs 7 Het is pas of ___________________ gebeurd.
gangster
8 Er is een bandiet of een ______________________________ bij die overval ontsnapt.
indringer
9 Die ______________________________ kwam binnen langs de achterdeur.
tanker
10 Een schip dat olie verscheept, is een ___________________.
3
Fout? __________________________________________________________________________
Focus Hoorwoorden
abc
abc
Herhaal de belangrijkste boodschap bij het schrijven van meertekenklanken: deze veranderen nooit.
Verklaar moeilijke woorden, zoals herdenken, vernauwing of verankeren …
De gele zone dient om foutief geschreven woorden opnieuw te schrijven.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
32
5
KIJKER 1ð Les 4 Lesdoelen 2, 3, 7-12, 15-17, 20
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 11, 12, 14, 15, 17, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 4 Oefening 7 en 8 (*)
Loepje
Extra materiaal
Pagina 14
Pictogram hoorstrategie
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 5
3
Woordenhamster /
Woordenlijsten 1
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Wat volgt?
In de voorbije drie lessen werden hoorwoorden, afleidingen en samenstellingen geoefend. De twee- en meertekenklanken die aansluiten bij de hoorstrategie werden uitgebreid herhaald. De leerstof zou gekend moeten zijn. Woorden met twee- en meertekenklanken worden verder opgenomen binnen twee andere focussen: het schrijven van woorden met open en gesloten lettergrepen en het schrijven van werkwoorden.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 1-4ðHoorwoorden
33
5
KIJKER 1ð Les 4
Lesplan Geef als huistaak om de woorden in de woordenzoeker te zoeken en op een schrijvertje te schrijven.
1
Instructie
WK p. 4 oef. 7
2
De kinderen leggen hun zoekresultaten samen. Gebruik jullie woorden vanuit de woordzoeker om correcte samenstellingen te vormen die passen in de zinnen. Laat ze gissen waarom bepaalde letters in een kleur staan. De samenstelling begint met die letter.
Correctie Je schrijft ondertussen de samenstellingen op het bord. De kinderen corrigeren en vullen aan met een blauwe balpen. Corrigeer achteraf op kopieerfouten.
2
Instructie
WK p. 4 oef. 8ð (*) Overschrijfkaartje 3
Zwakke spellers kun je het overschrijfboekje geven om omgekeerd op de hoek van de bank te leggen. Ze plaatsen een kruisje bij het woord waarbij ze hulp nodig hadden.
We hebben zoveel geoefend op de hoorwoorden dat ik denk dat jullie nu klaar zijn voor een dictee.
Je leest de zin volledig, je herhaalt stuk per stuk, elk stuk tweemaal. Ten slotte lees je de zin nog eens helemaal.
Correctie De kinderen corrigeren elkaars dictee met hun overschrijfkaartje en groene balpen. Je voert achteraf een tweede correctie uit. De fout geschreven woorden kun je opnieuw laten schrijven op een schrijvertje. Dit is een signaaloefening. Aan de hand van deze oefening weet je welke kinderen de hoorwoorden (met twee- en meertekenklanken) onder de knie hebben en bij welke kinderen je kunt differentiëren.
34
Spelling 5 Kijker 1 – Les 1-4 Hoorwoorden
Spelling 5à Kijker 1 – Les 1-4àHoorwoorden
35
Tips bij het dictee: –ð Sta vooraan in de klas. –ð Spreek luid en duidelijk. –ð Overdrijf lichtjes. –ð Dicteer rustig. –ð Herhaal elk stuk tweemaal. –ð Lees elke zin ten slotte vlot.
Dit is een moeilijke oefening. Stimuleer de kinderen om samen te werken.
De kinderen zoeken de woorden vooraf als huistaak. De kinderen schrijven ze op een schrijvertje.
4
u
s n
r
e
r
g
s
g
f
r
o
s
a
r
k
e
g
n
g
n
o
p
v
s
k
n
i
l
o
l
s
s a
t
i n
i
e
o m g
t
f
o
t
s
r
e
k t
a i
a
g
n
r
a
n
e
l
e
g
a
k
i
n
l
e
k
n
i
f
n
g
k
n
a
n w b
e
p
d
g
g
n
a
z
e
g
r z
e
r
l
e
t
s
g
n
i
r
k
s
k
n
i
l
p
j
i
n
_______________________
ingang
5 de uitgang en de
(l) _____________________
linksvoetig
4 niet rechtsvoetig, maar
_______________________
visvangst
3 de gevangen vis
_______________________
pingpong
2 een spelletje
_______________________
angstdroom
1 een nachtmerrie
linksaf surfplank
u
r
e
g
n
i
v
m
a
p w
s
d
3
2
5
1 _____________________________________________________________________________
De leeuwen vangen een ree. Ze genieten van hun nieuwe prooi. _____________________________________________________________________________ We springen op een boomstronk en we zwaaien naar pa. _____________________________________________________________________________ In de herfststorm zinkt het schip. _____________________________________________________________________________
Ik luister goed. Ik schrijf de zinnen op.
Oefening 8
8 Op het kerstfeest genieten we van een lekkere ___________________________________.
kerststronk engelengezang 9 Luister naar het ____________________________________________ van het kinderkoor. springpaarden 10 Op die weide staan enkele mooie _____________________________________________. winkelversiering 11 De etalage is mooi versierd. Wat vind je van de __________________________________? oogwenk 12 Onmiddellijk was hij er, in een ______________________________________. stinkzwam 13 Een slecht geurende paddenstoel is een _____________________________. nijptang 14 Je trekt nagels uit met een ________________________________________. Hoelang 15 Mama vraagt aan papa: (h) ‘______________________ moet je nog werken?’ vingerafdruk 16 De politie neemt van de dief een ______________________________________________. bankstel 17 Ik kocht een (b) ______________________________________ in de nieuwe meubelzaak.
7 Hij gleed op het water op een (s) ___________________________________.
6 niet rechtsaf, maar (l) ________________________________________ gaan
a
v
g t
d
n
s n
t
w e
a
n
h
g
i
o
i
v
o
o
i n
n
a
l
p
Ik zoek eerst alle woorden in de woordenzoeker. Ik schrijf ze op een schrijvertje. Met die woorden maak ik samenstellingen. De samenstelling begint met de rode letter uit de opgave.
Oefening 7
KIJKER 1 Les 4
Focus Hoorwoorden
3
5 abc
oefening
SIGNAAL
abc
36
Spelling 5รฐ Kijker 1
5
KIJKER 1 Focus Woorden op d en t Lesdoelen ð 1ðDe kinderen kunnen eenlettergrepige woorden op d en t schrijven. ð 2ðDe kinderen kennen de verlengingsafspraak. ‘D of t aan het eind van een woord? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’ ð 3ðDe kinderen weten bij welke woorden ze de verlengingsafspraak moeten toepassen. ð 4ðDe kinderen kunnen woorden (zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord) op d en t langer maken. ð5ð De kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud. ð6ð ðDe kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. ð 7ðDe kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden op d en t. ð 8ðDe kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden op d en t. ð 9ðDe kinderen kunnen moeilijke woorden op d schrijven die niet of moeilijk langer te maken zijn. 10ð De kinderen weten wat werkwoorden zijn. 11ðDe kinderen vinden de persoonsvorm in een zin.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
37
5
KIJKER 1ð Les 5
Lesdoelen 1, 2, 4, 6-8
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 10, 11, 14, 15-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 5 Oefening 9 en 10
Loepje
Extra materiaal
Pagina 23
Pictogram afspraakstrategie Bijlage woorden op d en t
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 6
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 2
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Wat volgt?
38
Woorden op d en t en de verlengingsafspraak worden al in het tweede leerjaar geïntroduceerd. ‘Eindletter d of t? Ik maak het woord langer, dan hoor ik het.’ De kinderen kennen de analogiewoorden ‘baard’ en ‘taart’ en de bijbehorende illustratie. De letters worden in het rood aangeduid. De volgende drie lessen gaan over het integreren van woorden op d en t in samenstellingen. Ook worden moeilijke woorden op d en t, woorden die men niet gemakkelijk kan verlengen, geoefend. Een kleine evaluatie volgt in les 8.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
5
KIJKER 1ð Les 5 Lesplan
1 Loepje p. 23
2 WK p. 5 oef. 9
De verlengingsafspraak bij woorden op d en t werd aangeleerd in het tweede leerjaar en in het derde en vierde leerjaar herhaald bij grondwoorden en afleidingen. –ð Je herhaalt in het Loepje de afspraak. –ð Je vertrekt van de analogiewoorden baard en taart. –ð Je vergeet zeker niet te vermelden dat we persoonsvormen niet langer maken, voor persoonsvormen hebben we andere afspraken. –ð Je herhaalt nog eens het belangrijke stappenplan bij het schrijven van samenstellingen: verdelen, nadenken over de woorden en opnieuw aan elkaar kleven. –ð Ten slotte verwijs je naar woorden op d die je moeilijk langer kunt maken. Die woorden komen in deze les nog niet aan bod. Bv. geld of iemand. –ð Je blijft langer stilstaan bij de betekenis van de termen grondwoord en afleiding. We zullen samen afleidingen maken van het grondwoord blind. Je schrijft blind op het bord. Op welke letter eindigt dit woord? Is het een woord zoals baard of een woord zoals taart? Maak duidelijk dat het om de laatste letter van deze analogiewoorden gaat. Wie kan hier een stukje toevoegen zodat er een afleiding ontstaat? Suggereer indien nodig (bv. Wie kan die b… man helpen? Ik word ... door de zon. Ik vertrouw jou …). Blind is het grondwoord en de overige woorden zijn afleidingen. We hebben stukjes toegevoegd: vooraan of achteraan. Deze stukjes zijn voorvoegsels of achtervoegsels.
Instructie
blind blinde blindst blindelings verblind
Deze afleidingen komen ook aan bod in het eerste deeltje van oefening 9. We lezen de zinnen en vullen de juiste woorden in. Nu gaan jullie zelf op zoek naar de afleidingen van de volgende twee grondwoorden. De stukjes die jullie aan het grondwoord kunnen plakken, staan vermeld.
Correctie Laat ze per twee de oefeningen bekijken en aanvullen met een blauwe balpen. Jij verbetert achteraf. De fout geschreven woorden kunnen opnieuw geschreven worden op een schrijvertje.
3 WK p. 5 oef. 10
Instructie Bij de volgende oefening ontbreken de letters d en t. Jullie moeten de juiste letter invullen. Jullie schrijven de woorden nog niet over.
Correctie Laat elke zin door een kind voorlezen. Hij of zij zegt telkens de t van taart of de d en baard. Houd telkens de passende prent in de lucht. Een fout corrigeren ze met een groene balpen. De kinderen schrijven de woorden over met een blauwe balpen. Dat kunnen ze doen als huistaak als er geen tijd meer is.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
39
De eerste opgave maak je samen met behulp van het bordschema.
Geef als tip om het woord te verlengen. Geef voor ze starten enkele voorbeelden (rond, ronde, paard, paarden, nood, nodig …).
Wie tijd heeft, maakt ook de opgaven met de blauwe achtergrond.
5
23
6
KIJKER 1 Les 5 Oef eni ng 9
rondje
en de woordstukjes je, st, ge
3 De egel heeft zich ________________________________.
gerond
2 Twee dikke honden, maar wie is het _________________?
rondst
1 Een cirkel is een _________________________________.
rond
3 Die mensen leken wel slaven. Ze werden _________________ aangepakt.
honds
2 Een puppy is een klein __________________________.
hondje
1 Twee ____________________ blaffen achter een draad.
honden
hond en de woordstukjes en, s, je
3 Ik werd ________________________ door het felle licht.
1 Twee ____________________ mensen volgden de gids blinde _____________________________________________. blindelings 2 Wie is het _________________________ van allemaal? blindst verblind
blind en de woordstukjes ver, st, elings, e
Ik maak een afgeleid woord van het grondwoord.
Oef eni ng 10 Ik vul eerst aan met d of t en schrijf dan de woorden over.
minuut
1 Het bees___ t werd wil___ d in een kis___ t op het vliegvel___. d _____________________________________________________________________________ beest wild kist vliegveld 2 Wel honder___duizen___ d d mensen stonden op het stran___ d te kijken naar een enorme boo___, t gestran___d op een klip. _____________________________________________________________________________ honderdduizend strand boot gestrand 3 Ik keek verbaas___ d naar een filmpje op het beel___scherm. d _____________________________________________________________________________ verbaasd beeldscherm 4 In een spor___bla___ t d staat een interessan___ t artikel over onze vel___rijders. d _____________________________________________________________________________ sportblad interessant veldrijders 5 In de laa___ste t minuu___ t van de we___strij___ d d maakten ze nog een doelpun___. t wedstrijd doelpunt
laatste
_____________________________________________________________________________
5
Fout? __________________________________________________________________________ Focus Woorden op d en t
abc
abc
Stimuleer hen tijdens de correctie om de termen grondwoord en afleiding te gebruiken.
De kinderen schrijven de woorden pas over na de klassikale correctie (evt. als huistaak).
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
40
5
KIJKER 1ð Les 6 Lesdoelen Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-4, 6, 8, 9 1-4, 8, 10-12, 14, 16-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 6 Oefening 11 en 12
Loepje
Extra materiaal
Pagina 23 en 24
Pictogram afspraak- en onthoudstrategie
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 8
/
Woordenhamster Moeilijke woorden op d
Woordenlijsten 2
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf? Wat volgt?
Woorden op d en t en de verlengingafspraak worden in het tweede leerjaar geïntroduceerd. In les 5 werden de verlengingsafspraak en de termen grondwoord en afleiding herhaald. In les 7 en 8 wordt opnieuw de verlengingsafspraak geïntegreerd in samenstellingen. Woorden die moeilijk te verlengen zijn, komen eveneens aan bod. In les 8 volgt een kleine evaluatie aan de hand van een dictee.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
41
5
KIJKER 1ð Les 6
Lesplan
1
Je herhaalt de stappen bij het schrijven van samenstellingen honderdduizend en je illustreert dat met de woorden ‘honderdduizend’ badhanddoek en ‘badhanddoek’. Enkele kinderen komen aan het bord en schrijven de woorden in verschillende kleuren zodat de structuur duidelijk is. Bespreek de woorden en duid de dubbele medeklinker aan.
2
Instructie
WK p. 6 oef. 11
2
In deze oefening gaat het over samenstellingen waarin de letters d of t ontbreken. Kijk goed en verdeel de samenstelling. Denk per woord goed na en vul dan de ontbrekende letter in. Als je twijfelt, maak je het woord langer. Jullie schrijven de samenstellingen nog niet in de zin. De kinderen mogen hulp vragen aan hun buurjongen of -meisje wanneer het niet vlot.
Correctie Verbeter de oefening klassikaal met behulp van een bordschema. De kinderen corrigeren de letters met een groene balpen en schrijven de samenstellingen met een blauwe balpen in de zinnen. Doe achteraf een tweede correctie. Fout geschreven samenstellingen kunnen opnieuw in de gele zone geschreven worden.
3
In het Loepje bekijk je samen met de kinderen de woorden die je moeilijk langer kunt maken. Veel van die woorden oefende je al in het vierde leerjaar. Je gaat in op de etymologie. Dit zijn weetjes die ervoor zorgen dat de woorden beter onthouden worden.
Loepje p. 24 iemand niemand
komt van ieder en man komt van nee (ontkenning) en iemand
reeds steeds
komt van rede komt van stede (standvastig, duurzaam)
antwoord
komt van ant (nu anti of ont) en woord Het betekent letterlijk tegenwoord.
boodschap
komt van bode (gezant, iemand die brieven van de koning rondbracht) en schap
raadsel voedsel
komt van raden en achtervoegsel sel komt van voeden en achtervoegsel sel
gereed
komt van rede, reeds Het voorvoegsel ge benadrukt de volledigheid (verleden tijd), zoals in de ‘ik heb’- en ‘ik ben’vorm
zeldzaam
komt van zelden en zien (later zaam)
vloed
komt van vloeien (zoals draad bij draaien)
Verwijs naar de illustratie die te zien is bij oefening 13 van les 7. Wat zien jullie op de tekening? Het meisje verkoopt haar fiets. Verschillende meisjes willen de fiets kopen. Ze stellen elk een bedrag voor. Hoe noem je dit? Elk meisje wil een b… doen. Vertel waar het woord ‘bod’ vandaan komt, van het werkwoord bieden. Waarop kunnen mensen nog een bod doen? Als ze bijvoorbeeld een huis of een kunstwerk willen kopen. Als je weet waar een woord vandaan komt, ken je ook de reden waarom je een d schrijft. Verwijs ook specifiek naar de woorden met achtervoegsel ig.
42
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
5
KIJKER 1ð Les 6
4 WK p. 6 oef. 12
Instructie In oefening 12 vind je spreekwoorden. Wie kan me vertellen wat een spreekwoord is? Geef enkele voorbeelden, zoals twee linkerhanden hebben, de kat uit de boom kijken … De spreekwoorden in de oefening bevatten allemaal moeilijke woorden op d. Waarom denken jullie dat deze woorden iets moeilijker zijn om te schrijven? De woorden kun je niet of moeilijk langer maken. Laat de zinnen hardop lezen en ga klassikaal op zoek naar de in te vullen woorden. Schrijf ze telkens op het bord.
Correctie Corrigeer achteraf. Er is enkel kans op kopieerfouten. Je kunt de (fout geschreven) woorden opnieuw laten schrijven op een schrijvertje.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
43
Maak de eerste opgave samen.
Geef als tip om de samenstelling te verdelen (/) en elk grondwoord te verlengen. Bij twijfel kunnen ze hun buurmeisje of -jongen om hulp vragen.
Dit is een geleide oefening. Je maakt die samen met de kinderen.
Sta stil bij de betekenis van een ‘spreekwoord’. Dat is een algemene wijsheid of uitdrukking.
24
KIJKER 1 Les 6 Oef eni ng 11
Hoe dik is de __________________________________________?
We vieren de __________________________________________. afscheidsavond Het onweer was ________________________________________. angstaanjagend Oostende blijft de grootste ________________________________. badstad De agent deed hem de _______________________________ om. handboeien Er is een gure _________________________________________. noordoostenwind Die reis was ___________________________________________. spotgoedkoop In die streek is er vruchtbare _______________________________. landbouwgrond Hij voelde zich ________________________________ in die stad. wildvreemd De vrouwelijke _________________________ bewaakt de eieren. duizendpoot aardkorst
Ik vul eerst aan met d of t en schrijf dan de samenstellingen over. afschei___savon___ d d angs___aanjagen___ t d ba___sta___ d d han___boeien d noor___oostenwin___ d d spo___goe___koop t d lan___bouwgron___ d d wil___vreem___ d d t
d
t
duizen___poo___
d
aar___kors___
Fout? _______________________________________________________________________ _____________________________________________________________________________
Oef eni ng 12 Ik schrijf de woorden op de juiste plaats. geld – zwart – moed – boodschap – geduld – nood – verstand – jeugd – zand – alfabet 1 Je bent mijn redder in ________________________________________________________. nood 2 Ik moet naar het toilet. Ik moet een kleine ____________________________________ doen. boodschap 3 Hij kan het _____________________________________________ van de bomen schudden. geld 4 Ik wil niet dat je mensen _________________________________________________ maakt. zwart moed 5 Ze heeft zin om op te geven, want de ____________________________________ zakt haar
in de schoenen. 6 Mama heeft een engelen______________________________________________________. geduld 7 Dat begrijp ik niet. Dat gaat mijn ________________________________________ te boven. verstand 8 Iemand bedriegen is iemand ___________________________________ in de ogen strooien. zand alfabet 9 Zo’n lange rij! Het hele ________________________________________ is aan het wachten.
jeugd
8
10 Wie de ________________________________________________ heeft, heeft de toekomst.
Focus Woorden op d en t
5
6
abc
abc
Bij de klassikale correctie schrijven de kinderen de woorden over.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
44
5
KIJKER 1ð Les 7 Lesdoelen Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1, 9 1-4, 8, 10-12, 14, 16, 17, 20, 21
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 7 Oefening 13
Loepje
Extra materiaal
Pagina 23 en 24
Pictogram onthoudstrategie Afdekkaartje
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 8
4
Woordenhamster Moeilijke woorden op d
Woordenlijsten 2
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
In de vorige twee lessen werden woorden op d en t herhaald. De verlengingsafspraak werd geoefend in grondwoorden, afleidingen en samenstellingen. De woorden op d die je moeilijk kunt verlengen, werden uitgebreid.
Wat volgt?
In les 8 worden er verder oefeningen gemaakt op samenstellingen en eindigt de focus met een kleine evaluatie.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
45
5
KIJKER 1ð Les 7
Lesplan
1 WK p. 7 oef. 13 Overschrijfkaartje 4
Je kunt de kinderen meteen zelfstandig aan het werk zetten.
Instructie Deze oefening gaat opnieuw over de woorden op d die je moeilijk langer kunt maken. Wat kun je in dit geval doen? Het woord opzoeken in de woordenlijst van het Loepje. Benadruk het belang van de opzoekstrategie. Het moet op elk moment mogelijk zijn (ook buiten de spellinglessen) om een woordenboek of de woordenlijst van het Loepje erbij te nemen.
Correctie De kinderen corrigeren hun oefening met behulp van het overschrijfkaartje en een groene balpen. Na een tweede correctie kun je de fout geschreven woorden opnieuw laten schrijven op een schrijvertje als huistaak.
2
Hang het pictogram van de onthoudstrategie aan het bord. Vraag aan de kinderen of ze enkele onthoudwoorden kunnen bedenken (zoals ei- of au-woorden). Hoe meer we deze woorden oefenen, hoe beter we ze zullen onthouden. De bedoeling is dat we nooit vergeten hoe deze woorden geschreven worden. Je geeft uitleg over de woordenhamster. We zullen oefenen met deze oefenblaadjes. Je houdt er eentje in de lucht. De kinderen gebruiken een schrijvertje om de woorden op te schrijven en een afdekkaartje om de woorden in de linkerkolom te verbergen. Ze oefenen in de klas, op een vrij moment of thuis. De oefenbladen zijn gemaakt voor de woorden met een onthoudstukje. Je laat nu de kinderen de moeilijke woorden op d oefenen in de klas.
46
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
De kinderen mogen hulp vragen aan hun buurjongen of -meisje bij twijfel.
Deze oefening zou vlot moeten verlopen. De kinderen kunnen zelfstandig werken.
8
4
5 2 Wat is er mis met gezond (verst) ________________________________________?
verstand hebben. 3 Om iemand te redden, moet je veel (m) ____________________________ moed van de konijnen moet aangevuld worden. 4 Het (voe) __________________________ voedsel 5 De kinderen spelen in het (z) ___________________________________________. zand bedrijven. 6 Bedrijven uit andere landen zijn (buitenl) ____________________________________ buitenlandse oplossen? 7 Kun je dat (raa) ________________________________________ raadsel 8 We gaan naar de winkel om een (b) _______________________________. boodschap bedrijven. 9 Bedrijven van bij ons zijn (binnenl) ________________________ binnenlandse 10 Ik verkoop mijn fiets. Wie doet een (b) _____________________________? bod 11 Ik sta al klaar. Ik ben al (ger) _____________________________________. gereed 12 Bij ruzie gebruiken die mensen veel te veel (gew) ___________________________. geweld raakt op. 13 Ben je nog niet klaar? Mijn (ged) _________________________________ geduld 14 Je bent er al of je bent er (r) ____________________________________________. reeds 15 Ik ben in een jeugdbeweging. Ben jij ook (l) _______________________________? lid thuis. 16 Iedereen is weg. Er is (n) __________________________________________ niemand 17 De jongeren komen samen in een (j) _________________________________huis. jeugd aan voedsel. 18 Die mensen hebben veel honger. Ze hebben (n) ___________________________ nood 19 Die auto is niet nieuw. Hij is (tweedeh) ____________________________________. tweedehands 20 Die vogel zie je niet veel. Hij is (ze) ______________________________________. zeldzaam voor de deur. 21 Er wordt gebeld. Er staat (ie) ________________________________ iemand op tijd voor zijn afspraken. 22 Kris is altijd of (st) _______________________________ steeds 23 Het water van de zee komt op. Het is (vl) _________________________________. vloed
1 Mama geeft (g) ________________________________ om naar de winkel te gaan.
geld
Ik probeer de woorden in te vullen zonder te kijken. Als ik het niet weet, zoek ik onderaan.
O e f e n i ng 1 3
KIJKER 1 Les 7
Focus Woorden op d en t
7
geld – iemand – niemand – zeldzaam – moed – boodschap – geduld – buitenlandse – binnenlandse – bod – geweld – tweedehands – nood – reeds – steeds – voedsel – raadsel – verstand – gereed – zand – jeugd – lid – vloed
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
47
abc
Bespreek deze illustratie als instap van les 6. Vertel dat ze op zoek moeten gaan naar de oorsprong van het woord (bod komt van bieden).
abc
5
KIJKER 1ð Les 8
Lesdoelen 1-4, 6-9
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 8, 10, 11, 14-17, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 8 Oefening 14 en 15 (*)
Loepje
Extra materiaal
Pagina 23 en 24
Pictogram samenstellingen
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 8
5
Woordenhamster Moeilijke woorden op d
Woordenlijsten 2
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
48
Wat ging vooraf?
In de vorige lessen werden woorden op d of t herhaald. De verlengingsafspraak werd geoefend in grondwoorden, afleidingen en samenstellingen. De woorden op d die je moeilijk kunt verlengen, werden meermaals geoefend.
Wat volgt?
Woorden op d of t worden verder enkel nog geoefend binnen andere focussen. In Kijker 3 wordt bij het vormen van verkleinwoorden nogmaals aandacht besteed aan woorden op d of t.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
5
KIJKER 1ð Les 8 Lesplan
1
Hang het pictogram van samenstellingen aan het bord. Herhaal het schrijven van samenstellingen met behulp van het stappenplan: –ð Ik hoor een samenstelling. –ð Ik denk na over elk woord. Als een woord eindigt op d of t, moet ik het woord langer maken. –ð Ik kleef de woorden weer aan elkaar. Vertel dat de kinderen moeten opletten voor een dubbele medeklinker: als het eerste woord eindigt op dezelfde letter als de eerste letter van het tweede woord. Illustreer dat met de samenstellingen ‘handdoek’ en ‘zandduin’. Daarom is het zo belangrijk dat je eerst de samenstelling splitst. Je denkt na over elk woord en je vergeet geen letters.
2
Instructie
WK p. 8 oef. 14
Correctie
In deze oefening vind je samenstellingen waarbij er enkele letters ontbreken. Vul de letter d van baard of de t van taart in. Je hoeft de woorden nu nog niet aan elkaar te kleven. Duid tijdens het maken van de oefening enkele kinderen aan die elk twee tot drie samenstellingen op het bord schrijven. Ze gebruiken verschillende kleuren om de opbouw van de samenstelling duidelijk te maken. Als iedereen klaar is en alle woorden op het bord staan, bespreek je klassikaal de antwoorden. De kinderen corrigeren met een groene balpen en schrijven de samenstellingen op. erna de woorden met een blauwe balpen. Corrigeer achteraf op fouten. De kinderen schrijven de foutief gekopieerde woorden opnieuw in de gele zone.
3 WK p. 8 oef. 15 (*) Overschrijfkaartje 5
Instructie We hebben heel wat geoefend op het schrijven van woorden op d en t. Let goed op bij grondwoorden, afleidingen, samenstellingen en woorden die je moeilijk langer kunt maken. We zullen een kort dictee maken. Lees elke zin vlot, daarna in stukken waarbij je elk stuk tweemaal herhaalt en je sluit af door de zinnen nog eens vlot te lezen. Geef de zwakke spellers de kans om het overschrijfboekje omgekeerd op de hoek van de bank te leggen. Wanneer ze een kijkje nemen, plaatsen ze een kruisje bij het woord dat ze gekopieerd hebben.
Correctie De kinderen verbeteren elkaars oefening met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen. Na een tweede correctie laat je de foutief geschreven woorden opnieuw schrijven in de gele zone. Dit is een signaaloefening. Aan de hand van deze oefening weet je welke kinderen de woorden op d en t onder de knie hebben en bij welke kinderen je verder kunt differentiëren.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
49
Deze oefening zou vlot moeten verlopen. De kinderen kunnen zelfstandig werken.
Veeg het bord af als je begint aan het dictee.
Tips bij het dictee: –ð Sta vooraan in de klas. –ð Spreek luid en duidelijk. –ð Overdrijf lichtjes. –ð Dicteer rustig. –ð Herhaal elk stuk tweemaal. –ð Lees elke zin ten slotte vlot.
KIJKER 1 Les 8 Oef eni ng 14
grens + sta__ d gewel__ d + daad win__ d + dicht ron__ d + draaien d bloe__ + druk
= _____________________
= _____________________ grensstad = _____________________ gewelddaad = _____________________ winddicht = _____________________ ronddraaien bloeddruk
____________________________________________
boodschappenmandje ____________________________________________ kruiswoordraadsel ____________________________________________ geldnood ____________________________________________ zaterdagavondvoetbal ____________________________________________ grootgrondbezit ____________________________________________ maanlandschap ____________________________________________ zuidwestenwind ____________________________________________ brandblusgereedschap ____________________________________________ staatshoofd
Ik vul eerst aan met d of t, daarna schrijf ik de samenstellingen op. = = = = = = = = =
= _____________________ zandduin = _____________________ nooddeur = _____________________ jeugddroom = _____________________ landdier handdoek = _____________________
d d boo__schappen + man__je d + raa__sel d kruis + woor__ d + noo__d gel__ d + voe__t + bal zaterdag + avon__ t + gron__d + bezi__t groo__ d maan + lan__schap d + westen + win__d zui__ d + blus + geree__schap d bran__ t d staa__s + hoof__ Ik let op! zan__ d + duin noo__ d + deur jeug__ d + droom lan__ d + dier d han__ + doek
Fout? ________________________________________________________________________ ______________________________________________________________________________
Oef eni ng 15 Ik luister goed. Ik schrijf de zinnen op. 1
Neem uit de verbanddoos een doekje om het bloed ____________________________________________________________________________ aan je voet te stelpen. ____________________________________________________________________________ Pak de krant van de grond en doe hem in de haard. Een wildvreemd hondje stapt door de Hoofdstraat. 2 ____________________________________________________________________________
3 ____________________________________________________________________________
Fout? _________________________________________________________________________
8
_______________________________________________________________________________
Focus Woorden op d en t
5
23
5
8
abc
abc
De kinderen schrijven de samenstellingen pas op na de correctie.
oefening
SIGNAAL
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 5-8ð Woorden op d en t
50
5
KIJKER 1 Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen Lesdoelen รฐ 1รฐ รฐDe kinderen kunnen zeggen of woorden uit รฉรฉn, twee of meer woorddelen of lettergrepen bestaan. รฐ 2รฐ รฐDe kinderen weten wat klinkers en medeklinkers zijn. รฐ 3รฐ D รฐ e kinderen kunnen luisteren naar de klinker in het eerste deel van een woord en deze als kort of lang benoemen. รฐ 4รฐ D รฐ e kinderen kunnen luisteren naar het aantal medeklinkers dat volgt op een korte of lange klinker in het eerste deel van het woord. รฐ 5รฐ รฐDe kinderen kunnen de kattenafspraak toepassen op woorden met twee delen. รฐ 6รฐ รฐDe kinderen kunnen de berenafspraak toepassen op woorden met twee delen. รฐ7รฐ รฐDe kinderen kennen de begrippen verenkelen en verdubbelen. รฐ 8รฐ D รฐ e kinderen kunnen hoorwoorden met twee of meer delen schrijven (woorden als honden, paarden en bloemen). รฐ9รฐ รฐDe kinderen kennen de begrippen enkelvoud en meervoud. 10 รฐDe kinderen kennen de analogiewoorden: katten, honden, beren, paarden en bloemen. 11 รฐDe kinderen kunnen het meervoud schrijven van woorden. 12 รฐDe kinderen kennen de begrippen grondwoord, afleiding en samenstelling. 13รฐ รฐDe kinderen kunnen afleidingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje. 14รฐ รฐDe kinderen kunnen samenstellingen schrijven van woorden met een katten- of berenstukje. 15รฐ รฐDe kinderen weten wat leenwoorden zijn. 16รฐ รฐDe kinderen weten dat de verdubbeling niet geldt voor leenwoorden als banaan. 17รฐ D รฐ e kinderen kunnen de katten- en berenafspraak toepassen bij het schrijven van het meervoud van leenwoorden. 18รฐ รฐDe kinderen kunnen meerlettergrepige woorden met een katten- of berenstukje schrijven. 19รฐ รฐDe kinderen herkennen de pictogrammen en linken deze met de correcte afspraak.
Spelling 5รฐ Kijker 1 โ Les 9-12รฐ Woorden met open en gesloten lettergrepen
51
5
KIJKER 1ð Les 9
Lesdoelen 3-11, 19
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 9-11, 14, 16-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 9 Oefening 16 en 17
Loepje
Extra materiaal
Pagina 8 en 38
Affiche woorden als katten en beren
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 10
6
Woordenhamster /
Woordenlijsten 4
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
52
Wat ging vooraf?
De leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen kwam uitgebreid aan bod in het tweede, derde en vierde leerjaar. Kinderen hebben geleerd te luisteren naar de klinker (lang of kort) en de medeklinkers (één of twee). Ze kennen de analogiewoorden katten en beren en spreken van het ‘kattenstukje’ en het ‘berenstukje’. Ze kennen de termen ‘verenkelen’ en ‘verdubbelen’. Woorden als banaan kwamen aan bod vanaf het tweede leerjaar. Dit zijn leenwoorden waarbij we de medeklinker niet verdubbelen. Deze woorden situeren zich in vergeet-mij-nietje 1: woorden als banaan.
Wat volgt?
We laten de kinderen op zoek gaan naar de woorden met een kattenen/of berenstukje. Verder wordt de afspraak toegepast op complexere woorden en samenstellingen. In elke Kijker komt vanaf nu deze focus terug. In deze Kijker besteden we er vier lessen aan.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
5
KIJKER 1ð Les 9 Lesplan
1 Loepje p. 38
Herhaal wat korte en lange klanken zijn. Geef voorbeelden en laat de kinderen hun hand opsteken wanneer ze het antwoord weten. Schrijf de voorbeelden op het bord in twee kolommen. Schrijf onder elke kolom de klank. –ð –ð –ð –ð –ð –ð
de oo van oren de e van messen de i van liggen de aa van baden de uu van huren de u van bussen
oren badenÀ hurenp
messen liggen bussen
lange klankenð korte klanken berenafspraakð kattenafspraak verenkelenð verdubbelen
Duid de lange klanken oo, aa en uu aan met groen. Duid de korte klanken e, i en u aan met roze. De medeklinkers die volgen, worden ook aangeduid. –ð Ik hoor één medeklinker na de aa, ee, oo of uu. Ik schrijf de klinker enkel. –ð Ik hoor één medeklinker na de a, e, i, o of u. Ik schrijf de medeklinker dubbel. Dit zijn twee belangrijke afspraken die we maken. Weet iemand hoe we deze afspraken noemen? De katten- en berenafspraak. Hang de prenten bij de juiste kolom. Laat een kind de afspraken herhalen met behulp van de analogiewoorden katten en beren. Bekijk de afspraak in het Loepje. Bespreek de termen ‘kattenstukje’, ‘berenstukje’, ‘verenkelen’ en ‘verdubbelen’. De kinderen moeten deze afspraak niet memoriseren, maar wel begrijpen. Ze weten dat het over woorden met twee of meer delen gaat. Geef nog enkele voorbeelden van woorden met een katten- of berenstukje. Laat de kinderen ze bij de juiste kolom schrijven en het stukje aanduiden. Bv. gesprekken, jagen, potten, vertellen, bekoren, verenigen …
2
Instructie
WK p. 9 oef. 16
Correctie
Bij deze oefening schrijven jullie de woorden in het meervoud. Herhaal wat een meervoud is, meer dan één. Geef enkele voorbeelden, zoals één pen, twee pennen, één jas, meerdere jassen, één zaag, drie zagen … Verbeter klassikaal en schrijf de meervouden op het bord. De kinderen corrigeren met hun groene balpen. De foutief geschreven woorden worden opnieuw geschreven in de gele zone.
3
Instructie
WK p. 9 oef. 17 Overschrijfkaartje 6
Correctie
We schrijven de woorden in het meervoud of in een andere vorm. Zo passen ze in de zin. We gaan telkens na of er een katten- of berenstukje is. Het gaat niet steeds om meervouden, bv. hoog en hoge. De kinderen corrigeren de zinnen met behulp van een overschrijfkaartje en groene balpen. Er is een gele zone waarin de fout geschreven woorden opnieuw kunnen geschreven worden.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
53
Deze oefening zou vlot moeten verlopen. De kinderen kunnen zelfstandig werken.
Maak de eerste opgave samen.
Je kunt de kinderen de nieuwe vormen eerst op een schrijvertje laten schrijven.
5 8
6
10
KIJKER 1 Les 9 Oef en i n g 1 6
_________________________
spinnen _________________________ spreuken _________________________ boksen wij ______________________ trappen _________________________ buien _________________________ zweven wij ______________________ zwemmen wij ______________________ mensen _________________________ ringen
Ik schrijf het meervoud. een spin een spreuk ik boks een trap een bui ik zweef ik zwem een mens een ring
een koord een schuur ik smul een meeuw een storm een eend een schot een stad (!) een klink
koorden _________________________ schuren _________________________ smullen wij ______________________ meeuwen _________________________ stormen _________________________ eenden _________________________ schoten _________________________ steden _________________________ klinken
_________________________
Fout? __________________________________________________________________________
Oef en i n g 1 7 Ik schrijf de passende vorm of het meervoud. ooievaar – maak – nest – hoog – dik – paal
De _______________________________ __________________ hun __________________ boven ooievaars maken nesten hoge dikke palen
op die _______________________ en ________________________ _______________________.
slang – sis – val – wild – hond – grom – blaf – bijt Die __________________ ________________ slangen sissen en _________________ vallen de ____________________ _____________________ aan. De honden wilde honden grommen blaffen bijten
___________________, __________________ en _________________. koe – graas – zoek – fris – schaduw – hoog – boom
______________________________ ___________________ in de wei. Koeien grazen Ze ___________________ ___________________ ______________________________ zoeken frisse schaduwen hoge bomen van ___________________________ __________________________.
9
Fout? __________________________________________________________________________
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
abc
abc
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
54
5
KIJKER 1ð Les 10 Lesdoelen 1-4, 10, 19
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 8, 9, 10, 12, 14, 16, 17, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 10 Oefening 18
Loepje
Extra materiaal
Pagina 38
Affiche woorden als katten en beren
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 10
7
Woordenhamster /
Woordenlijsten 4
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf?
Zoals in les 9 wordt de leerstof met betrekking tot het schrijven van woorden met open en gesloten lettergrepen herhaald. Het gaat vooral over het verdubbelen (kattenafspraak) en het verenkelen (berenafspraak) van klinkers of medeklinkers.
Wat volgt?
In de komende drie lessen wordt deze focus verder geoefend, uitgebreid en geïntegreerd.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
55
5
KIJKER 1ð Les 10
Lesplan Geef als huistaak om dit fabeltje te lezen. Geef informatie over de fabel als teksttype en over Magere Hein of Pietje de Dood.
1 WK p. 10 oef. 18 Overschrijfkaartje 7
Jean de La Fontaine was een Franse schrijver. Hij leefde in de 17e eeuw. Hij is vooral bekend om zijn fabels. Wie heeft ooit al van het woord ‘fabel’ gehoord? Een fabel is een kort verhaaltje dat meestal een levensles bevat. Je leert er iets uit. Vaak gaat een fabel over dieren. Eén van de bekendste fabels van Jean de La Fontaine is ‘La cigale et la fourmi’, de krekel en de mier. In het verhaaltje maakt een krekel de hele zomer muziek terwijl de mier hard werkt. Wanneer het winter wordt, laat de mier de krekel in de steek. ‘Je had ook maar moeten werken’, is dan de boodschap. In ‘De dood en de houthakker’ is er ook een boodschap. Maak de kinderen nieuwsgierig door de prent klassikaal te bespreken. Lees het verhaal voor.
Instructie Lees het fabeltje nu nog eens in stilte. Ga op zoek naar elk woord met een katten- en/of berenstukje. Duid de stukjes aan met twee kleurtjes: roze voor de katten en groen voor de beren. De klinker en de medeklinker(s) worden aangeduid.
2
De kinderen mogen per twee werken.
Correctie Laat elk kind om de beurt een zin lezen. Haal er de woorden met een katten- en/of berenstukje uit en laat de kinderen de woorden overschrijven in het juiste vak. Jij schrijft de woorden op het bord. Doe achteraf een tweede correctie.
2
Doe een kleine nabespreking. –ð Wie vond het leuk, spannend, moeilijk … –ð Wie kan me nog eens vertellen waarover het fabeltje juist ging? –ð Kennen jullie de boodschap van het verhaaltje? Wanneer je moe of uitgeput bent en het niet meer ziet zitten, dan kan het geen kwaad om even te pauzeren. Daarna vind je vaak de kracht om weer verder te gaan. Heb je tijd over? Haal het scheurblok erbij.
56
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
57
Voer achteraf een kleine nabespreking uit.
De kinderen mogen samenwerken.
De kinderen duiden de woorden met een katten- en/of berenstukje aan met roze of groen.
Lees de tekst eerst zelf voor.
Vertel dat dit pictogram aangeeft dat het een oefening is op woorden als katten en beren.
10
7
38
________________________________
_________________________________________
10
________________________________
________________________________
gebogen, jaren, samengebonden, paden, ________________________________ over, zware, benen, ________________________________ vele, uren, leven, opgeven, ________________________________ legers, soldaten, eten, ________________________________ water, leven, kogels, ________________________________ granaten, achtergebleven, ________________________________ naderbij, ogen, dagen, ________________________________ Magere, laten, tegen, ________________________________ rare, even, slapen, ________________________________ dromen, leven, stromen, ________________________________ fabel ________________________________ ________________________________
________________________________
houthakker, takken, bossen, vallen, vergallen, ________________________________ bommen, alleen, kromme, ________________________________ wegtrekken, zeggen, ________________________________ gesprekken, vertrekken, ________________________________ leggen, liggen, volle ________________________________ ________________________________
Fout? ____________________________________
een fabel van Jean de La Fontaine
De les van dit verhaal: ben je moe of afgemat? Ga dan even liggen, slapen of dromen. Dan kun je weer met volle moed op pad en voel je nieuw leven door je stromen.
Magere Hein fluistert: ‘Laten we wegtrekken!’ ‘O goede vriend, wat zal ik tegen je zeggen? Dat zijn rare gesprekken. Ik wil niet vertrekken. Help me het hout op mijn rug te leggen.’
Nu is hij afgemat. Komt daar Pietje de Dood? De kromme zeis zwaait, steeds naderbij? Zal hij sterven? Zijn trieste ogen kleuren rood. Zijn dagen zijn geteld. Maar dan keert het tij.
Hij vocht in legers, met zijn vrienden soldaten, weinig eten, vuil water, een hard leven. Zij sterven door kogels, bommen en granaten. Hij niet. Hij is toen alleen achtergebleven.
Van moeheid laat hij de zware last vallen. Hij kan niet meer op zijn benen staan. Die vele uren werken lijken zijn leven te vergallen. Zal hij het opgeven? Niet meer verder gaan?
De dood en de houthakker Gebogen en oud door jaren hard zwoegen, de takken samengebonden op zijn rug, stapte een man zonder veel genoegen door bossen, paden, velden en over de brug.
Ik zoek woorden met een kattenstukje of een berenstukje. Ik schrijf ze in het juiste vak.
Oefening 18
KIJKER 1 Les 10
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
5 abc
Bespreek klassikaal de prent en voorspel de inhoud van het verhaal.
Geef extra informatie over de fabel: een verhaaltje met een moraal. Eventueel ook over Magere Hein of Pietje de Dood. Vroeger geloofde men dat hij je kwam halen als het tijd was om te sterven.
abc
5
KIJKER 1ð Les 11
Lesdoelen 5-14, 18, 19
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 8-12, 14-18
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 11 Oefening 19 en 20
Loepje
Extra materiaal
Pagina 38
Affiche woorden als katten en beren Pictogram samenstellingen
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 12
/
Woordenhamster /
Woordenlijsten 4
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering
58
Wat ging vooraf?
Zoals in les 9 en 10 wordt de leerstof met betrekking tot woorden met open en gesloten lettergrepen herhaald.
Wat volgt?
In de volgende les wordt deze focus verder geoefend, uitgebreid, geïntegreerd … Vanaf les 13 komen de leenwoorden (woorden als banaan) aan bod. Deze woorden zijn onthoudwoorden, omdat we niet verdubbelen.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
5
KIJKER 1ð Les 11 Lesplan Toon de affiche van woorden als katten en beren aan de kinderen. Vraag wat er op de prenten gebeurt. Scandeer samen met de klas de zinnen die bij de katten- en berenafspraak horen.
1
De katten willen lekker kunnen rollen. Beren slapen rond grote vuren.
Loepje p. 38
Schrijf deze zinnen op het bord en vraag aan twee kinderen om de katten- en berenstukjes aan te duiden, als het kan in de juiste kleuren. Herhaal de afspraken in het Loepje.
Instructie
2
Jullie schrijven alles in het meervoud. Denk goed aan de afspraken van de katten en beren.
WK p. 11 oef. 19
Correctie De kinderen corrigeren elkaars oefening met behulp van een bordschema en een groene balpen. Daarna schrijven ze de foutief geschreven woorden opnieuw in de gele zone.
3
Jullie weten wat een samenstelling is. Wie kan me een voorbeeld geven en het stappenplan toepassen? Hang het pictogram voor het schrijven van samenstellingen op het bord en bespreek het stappenplan.
WK p. 11 oef. 20
Instructie
2
Jullie zien oranje en blauwe grondwoorden. Jullie kiezen een oranje woord en gaan op zoek naar het blauwe woord dat erbij past. Let op! Beide woorden moeten in het meervoud gezet worden om bij elkaar te passen. Zo vinden jullie een correcte samenstelling. De kinderen kunnen samenwerken. Als het nodig is, laat je eerst de kinderen de woorden in het meervoud schrijven op een schrijvertje.
Correctie Je schrijft de woorden op het bord. Je duidt de kattenstukjes en de berenstukjes aan in de juiste kleuren. Je bespreekt klassikaal de oefening. De kinderen corrigeren met een groene balpen. Als er veel fouten werden geschreven, kun je de kinderen de samenstellingen laten overschrijven op een schrijvertje.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
59
Voorzie eventueel een tussenstap: duid de korte klanken, gevolgd door één medeklinker, aan met een roze kleur en duid de lange klanken, gevolgd door één medeklinker, aan met een groene kleur.
Je kunt de kinderen eerst de meervouden op een schrijvertje laten schrijven.
De kinderen kunnen samenwerken.
5
12
KIJKER 1 Les 11 Oef en i n g 1 9
_______________________________________________
ontsnappen verstoppen _____________________ en zich ___________________ matrozen boten _______________________ op _____________________ bekwame bollebozen _______________________________________________ hoge bergen beklimmen _______________________________________________ matrassen verkopen _______________________________________________ gevaren vermijden _______________________________________________ gevangenissen bewaken _______________________________________________ portretten maken _______________________________________________ _______________________________________________ eenzame mannen _______________________________________________ antwoorden geven avonturen beleven
Ik schrijf het meervoud. Ik denk aan de kattenafspraak en aan de berenafspraak. ontsnap – verstop matroos – boot bekwaam – bolleboos hoog – berg – beklim matras – verkoop gevaar – vermijd gevangenis – bewaak portret – maak eenzaam – man antwoord – geef avontuur – beleef
Fout? ___________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________
Oef en i n g 2 0
stok
mug
struik
oog
doos
bel
blik
vlag
blaas
blok
Ik zoek een oranje woord en een blauw woord die samen horen. Ik zet de woorden in het meervoud en ik kleef ze aan elkaar. Ik schrijf de samenstelling op.
beet
roos
bellenblazen _______________________________________ vlaggenstokken _______________________________________ blokkendozen wolk
noot
sap
paard
kooi
aap
stal
kat
_______________________________________ bes
rozenstruiken _______________________________________ muggenbeten _______________________________________ ogenblikken brok
_______________________________________
balk
11
_______________________________________
_______________________________________ paardenstallen _______________________________________ apenkooien kattenbrokken
schaap
_______________________________________ schapenwolken _______________________________________ bessensappen notenbalken _______________________________________
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
abc
abc
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
60
5
KIJKER 1ð Les 12 Lesdoelen 5-11, 13, 17-19
Lesdoelen Overkoepelende lesdoelen
1-3, 8-12, 16-18, 20
Leermiddelen Basisaanbod Werkkatern Werkkatern 1 Pagina 12 Oefening 21 (*)
Loepje
Extra materiaal
Pagina 38
Pictogram katten en beren Pictogram samenstellingen
Extra aanbod Overschrijfkaartjes
Scheurblok Tot en met oefening 12
8
Woordenhamster /
Woordenlijsten 4
Multimedia Bekijk het extra oefenaanbod op Kweetet.be!
Situering Wat ging vooraf? Wat volgt?
In voorgaande lessen werd de leerstof met betrekking tot open en gesloten lettergrepen herhaald. Vanaf les 13 komen de leenwoorden (woorden als banaan) aan bod. We verdubbelen niet na een korte klinker, vandaar dat deze aansluit bij de onthoudstrategie als vergeet-mij-nietje.
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
61
5
KIJKER 1ð Les 12
Lesplan
1 Loepje p. 38
Neem het Loepje erbij en bespreek de katten- en berenafspraak. Laat twee kinderen de afspraken nog eens mondeling herhalen. Geef enkele woorden met een katten- of berenstukje. De kinderen maken het geluid van een kat als ze denken dat er in het woord een kattenstukje zit. De kinderen maken het geluid van een beer (grommen) als ze denken dat er in het woord een berenstukje zit. Deze woorden laat je aan bod komen: jagen, mollen, buren, veren, beslissen, hagel, verbeteren, flessen, verkopen, gesprekken, boter, meppen … Eindig met een woord met zowel een katten- als berenstukje: ogenblikken. Schrijf de woorden telkens op het bord en duid het katten- en berenstukje aan.
2
Instructie
WK p. 12 oef. 21 (*) Overschrijfkaartje 8
Bij de zwakke spellers leg je het overschrijfboekje omgekeerd op de hoek van de bank. Zij nemen een kijkje als ze twijfelen. Ze plaatsen een kruisje als ze gekeken hebben. De heel erg zwakke kinderen mag je laten kopiëren.
Dit is geen eenvoudige oefening. Jullie lezen enkele zinnen en alle onderstreepte woorden schrijven jullie in het meervoud. Die nieuwe woorden passen in de zinnen.
Correctie Corrigeer achteraf. De fout geschreven woorden laat je in de gele zone correct schrijven. Als er veel woorden zijn, laat je ze opnieuw schrijven op een schrijvertje. Als extra opdracht kun je ze de woorden laten schikken: woorden met een kattenstukje, berenstukje, of beide. Dit is een signaaloefening. De kinderen kennen de katten- en berenafspraak en de kleurencodes roze en groen. Deze oefening is een vertrekpunt voor differentiatie. Tijd over? Laat de kinderen die klaar zijn de zwakke kinderen helpen en bijsturen.
62
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
Spelling 5ð Kijker 1 – Les 9-12ð Woorden met open en gesloten lettergrepen
63
De kinderen die klaar zijn, kunnen de andere kinderen helpen.
Dit is geen eenvoudige oefening. Maak de eerste opgave samen. Begeleid, indien mogelijk, de zwakke spellers bij de rest.
12
12
_____________________________________________________________________________
Fout? ________________________________________________________________________
__________________________ _________________ en op ____________________
Wolschapen grazen ezels ___________________ we een ritje maken. En dan is er nog het huis van de kunnen vissen. ________________ en ________________________ vind je er niet. Maar wel Haaien walvissen ________________________, ________________________ en ________________________. baarzen forellen scharren Tussendoor ________________ we op een bankje __________________________________. eten boterhammen
Een wolschaap graast en op een ezel kun je een ritje maken. En dan is er nog het huis van de vissen. Een haai en een walvis vind je er niet. Maar wel de baars, de forel en de schar. Tussendoor eet ik op een bankje een boterham.
Voor __________________, ___________________ of _________________________
kraaien mezen haagmussen _______________ zijn moeten we hier niet zijn. Maar de _____________________ pelikanen wel de moeite en ook de ________________________________. knobbelzwanen
Voor een kraai, een mees of een haagmus moet ik hier niet zijn. Maar een pelikaan is wel de moeite en ook de knobbelzwaan.
kooien zitten baardapen bananen te eten. In __________________ donkere lokalen _________________ __________________ wippen ____________________ nachtapen ______________ van tak naar tak. In ___________________ _______________ _________________________
In een kooi zit een baardaap een banaan te eten. In een donker lokaal wipt een nachtaap van tak naar tak.
We __________________ binnen en we ______________________ aan de _________________.
komen betalen loketten merken ijsberen zwemmen In de verte ________________ we de _____________________ op. Ze _____________________ spatten zien en _________________ met water. Midden in het groen _______________ we een troepje wolven wolvinnen ___________________ en ______________________.
De zoo Ik kom binnen en betaal aan het loket. In de verte merk ik de ijsbeer op. Hij zwemt en spat met water. Midden in het groen zie ik een wolf en een wolvin.
Ik schrijf alle onderstreepte woorden in het meervoud.
Oefening 21
KIJKER 1 Les 12
Focus Woorden met open en gesloten lettergrepen
8
5 abc
Als er veel fouten werden gemaakt, laat je de woorden opnieuw schrijven op een schrijvertje.
Let op! In deze les komt een woord voor waarbij we niet verdubbelen na een korte klinker, namelijk banaan. In de volgende les is het de beurt aan deze groep woorden: vergeet-mij-nietje 1.
oefening
SIGNAAL
abc