Samen vormgeven aan de verzorgingsstad website

Page 1

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad Analyse collegeakkoorden gemeenteraadsverkiezingen 2014 van de middelgrote en grote steden


2

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad Analyse collegeakkoorden gemeenteraadsverkiezingen 2014 van de middelgrote en grote steden

Radboud Engbersen Koos van Dijken

Den Haag, mei 2014


uitgave: Platform31 Den Haag, mei 2014

Redactie: Wim Vierling, Platform31 Drukwerk: PlatformP

Postbus 30833, 2500 GV Den Haag www.platform31.nl Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV


Inhoudsopgave

Inleiding: van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad

1 Analyse

7 9

1.0

Collegeakkoorden in turbulente tijden - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 9

1.1

Transformerende tijden! - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -10

1.2 Samen, samen, samen op weg naar een aantrekkelijke samenleving - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 11 1.3

De contouren van het benutten van de grotere beleidsvrijheid - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 11

1.4 Leren, experimenteren en ontdekken op het gebied van participatieve democratie - - - - - - - - - - - 12 1.5 De strijd tegen de werkloosheid - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 14 1.6

De binnenstad als krachtbron - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 15

1.7

Maar wat te doen met de overige stedelijke en omringende gebieden? - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 15

1.8

De wijkaanpak zet met nieuwe accenten door - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 16

1.9 Minder regels als concrete actie formuleren - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 16 1.10 Grote mate van financiĂŤle prudentie - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 17

2

Inventaris langs vier domeinen

19

2.1

Domein Sociaal - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - 19

2.2

Domein Wonen - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -21

2.3

Domein Economie - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -23

2.4

Domein Ruimte - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -26


6

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


Inleiding: van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad Onze verzorgingsstaat krijgt steeds meer een lokaal karakter. Deze verandering is kort geleden wel omschreven als een beweging van verzorgingsstaat naar verzorgingsstad. Een commentaar van een landelijke krant typeerde dit onlangs als ‘een totale herlancering van de verzorgingsstaat’. Platform31 heeft de collegeakkoorden – zover die beschikbaar waren - van de G4 en G32 gelezen en geanalyseerd. De nieuwe colleges blijken grosso modo bewust te zijn van de enorme opgaven waarvoor zij verantwoordelijk worden, waarbij het ene collegeakkoord deze urgentie meer duidelijk weet te maken dan de ander. ‘Samen’ is het woord dat in heel veel titels terugkomt, we moeten het samen doen. Als de overheid het woord ‘samen’ zo prominent en vaak gebruikt, is enige gezonde argwaan op zijn plaats. Betekent ‘samen’ een verkapt eufemisme van ‘zoek het zelf maar uit’? Immers, we maken dezer dagen mee dat we (deels) afscheid nemen van een aantal oude zekerheden van de verzorgingsstaat: bij de rechter afdwingbare zorgrechten, het verzorgingshuis, de sociale werkvoorziening (sterk gereduceerd), het klassieke buurthuis, het bibliotheekfiliaal en dergelijke. Nee, ‘samen’ heeft wel degelijk betekenis in de akkoorden. Het is opvallend dat begrippen als ‘eigen kracht en ‘zelfredzaamheid’ in de akkoorden weinig voorkomen. ‘Samen’ betekent dat de overheid een stap terug doet en burgers, ondernemers en middenveldpartijen speelruimte en steun geeft om een meer prominente rol te kunnen spelen bij cruciale maatschappelijke opgaven. In de collegeakkoorden domineren in samenhang drie ‘samen’-vraagstukken.

De drie grote ‘samen’-vraagstukken 1

Het vraagstuk van werkloosheid. Gemeenten en regio’s staan voor de opgave met slimme en

7

adequate oplossingen lokale/regionaal specifieke situaties op te lossen. 2

Hetzelfde geldt voor het vraagstuk van de zorg en de jeugdzorg. Een sterke informele nulde lijn en een sterke professionele eerste lijn moeten niet alleen de dure specialistische tweede lijn ontlasten, maar ook veel meer dan nu de ‘echt kwetsbaren’ – de multiprobleemgezinnen, de complexe zorgvragers en de zorgmijders weten te bereiken.

3

Derde grote thema is de aantrekkelijke stad als katalysator voor onze economie en ons sociaal en individueel welbevinden. Nederland urbaniseert net als de rest van de wereld. De stad zal steeds meer de habitat zijn van Nederlanders. Hoe hou je de stad en de regio (economisch) aantrekkelijk, veilig en leefbaar (groen, duurzaam, gevarieerd) voor steeds meer verschillende burgers?

Leeswijzer Deze analyse van de collegeakkoorden is als volgt opgebouwd. Het eerste deel bestaat uit een analytisch essay waarbij aan de hand van tien thema’s de collegeakkoorden kritisch doorgelicht worden. Het tweede deel heeft meer het karakter van een inventaris. Onder de kopjes Sociaal, Wonen, Economie en Ruimte hebben we de belangrijkste thema’s, acties en ontwikkelingen op een rijtje gezet. Met dank aan de programmamanagers van Platform31, Helga Koper, Anne-Jo Visser, Cees-Jan Pen, Jeroen Niemans en Henk-Jan Bierling. De lezer zal veel thema’s die in het analytische deel besproken zijn, hier ook tegenkomen. In die zin is er ook enige overlap tussen de beide delen die ook goed afzonderlijk gelezen kunnen worden. De gemaakte inventaris is soms wat arbitrair in de zin dat sommige onderwerpen eigenlijk heel goed onder verschillende kopjes behandeld kunnen worden. Wij hebben moeten kiezen.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


G32-thema’s De G32 is al enige tijd bezig met een eigen agenda, het gaat om thema’s als woningmarkt en stedelijke vernieuwing, sociale en veilige wijken, vitale (binnen)steden, kracht van de stad (en de regio), basisvoorzieningen en zorg voor oud en jong, sluitend aanbod van wonen, zorg en welzijn, participatie, stedelijke economie (sterke keten van leren, werken, ondernemen), duurzaamheid, omgevingswet en financiën. Al deze thema’s zijn ook terug te vinden in het analytische deel en het inventaris-deel van deze tekst.

Internationale oriëntatie Het thema dat in de collegeakkoorden minder prominent aan de bod komt is het G32-thema ‘Een Europese Agenda voor de stad’. Niettemin is de werkelijkheidheid dat onze steden via netwerken van handel, cultuur en communicatie met internationale stedelijke netwerken verknoopt zijn. De G32 wil deze netwerken actief uitbreiden en benutten voor het versterken van de eigen economie en welvaart. Rotterdam schrijft in haar collegeakkoord over actieve internationale acquisitie en het uitleggen van de rode loper voor bedrijven die zich willen vestigen in de stad (“we zullen bedrijven in de hele wereld opzoeken”) . Utrecht verwijst naar haar ‘Similar Cities Network ‘ (Aarhus, Bologna, Edinburgh, Gent, Malmö, Stuttgart). De steden wisselen ambtenaren uit om inspiratie op te doen en voeren gezamenlijk Europese projecten uit. Via het netwerk leren ze van elkaars slimme vondsten én van elkaars fouten. Te voorzien is dat de internationale oriëntatie van de G4 en G32 alleen maar aan betekenis zal winnen, daarvoor blijft actief beleid wel noodzakelijk.

8

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


1 Analyse 1.0 Collegeakkoorden in turbulente tijden Op het moment van schrijven - 25 mei 2014 - zijn er in de G4 en de G32 (35 steden) 32 colleges van B en W gevormd en met een college-, bestuurs-, beleidsakkoord of convenant van start gegaan.1 In drie steden vinden vanwege gemeentelijke herindelingen later in het jaar gemeenteraadsverkiezingen plaats (Alkmaar, ’s-Herto genbosch en Oss), terwijl in vier steden nog geen akkoord tot stand is gekomen (Almelo, Amsterdam, Gouda en ’s-Gravenhage). Veertien colleges van B en W worden gesteund door de fracties van vijf partijen.2 Terwijl veertien colleges van B en W steun krijgen van vier partijen. 3 Slechts drie colleges van B en W worden gevormd door drie partijen (Emmen, Leeuwarden en Rotterdam). Terwijl Zaanstad de komende jaren een bestuur krijgt met maar liefst zes partijen. In 19 van de 32 colleges van B en W (59%) dragen lokale partijen bij aan het bestuur van de stad.4 Naast de grote winst van D66 in de gemeenteraadsverkiezingen boekten de lokale partijen grote winst. Voorbeelden zijn Leefbaar Rotterdam (Rotterdam), Haagse Stadspartij, Groep de Mos (Den Haag), Senioren Partij Maastricht (Maastricht) en Wakker Emmen (Emmen). De PvdA liep tegen een historische nederlaag op. De partij, die sinds decennia de meeste wethouders aan de grote en middelgrote steden levert, komt met veel minder wethouders in de colleges terug of staat zelfs volledig aan de kant. Er waren meer opmerkelijke resultaten te noteren. Zo werden de christelijke partijen de grootste in Zwolle (ChristenUnie) en Ede (SGP). 9

De collegeakkoorden zijn tot stand gekomen in onzekere en turbulente tijden.5 De economische crisis is nog verre van over, de werkloosheid is hoog en stijgt nog steeds, steden moeten nog omvangrijke bezuinigingen in hun beleid opvangen, en bereiden zich voor op een aanzienlijk uitbreiding van hun taken en verantwoordelijk heden in het sociale domein. Het nieuwe college in Eindhoven beschrijft de opgave indringend. “De ambtelijke organisatie is met een stevige opgave bezig om enerzijds zichzelf te vernieuwen en te verbinden met de DNA van de stad en tegelijkertijd een forse bezuiniging en krimp te realiseren met 20 tot 25% minder arbeidsplaat sen”. Wat werkt van deze onzekere en turbulente tijden door in de collegeakkoorden? Hoe pakken de steden de nieuwe, grote uitdagingen en verantwoordelijkheden aan? Welke thema’s staan de komende jaren centraal in het lokale bestuur? Welke nieuwe accenten in de akkoorden zijn zichtbaar door de politieke omwenteling? Wat zijn de rode draden en welke thema’s zijn opvallend afwezig? Wij belichten met de bovenstaande vragen tien opvallende thema’s, onderwerpen en ontwikkelingen.

1

Almere, Amersfoort, Apeldoorn, Arnhem, Breda, Delft, Deventer, Dordrecht, Ede, Eindhoven, Emmen, Enschede, Groningen, Haarlem, Haarlem mermeer, Heerlen, Helmond, Hengelo, Leeuwarden, Leiden, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Sittard-Geleen, Schiedam, Rotterdam, Tilburg, Utrecht, Venlo, Zaanstad, Zoetermeer en Zwolle.

2

Almere, Apeldoorn, Breda, Delft, Ede, Enschede, Heerlen, Helmond, Lelystad, Maastricht, Nijmegen (inclusief de ondersteuning door de VSP), Sittard-Geleen, Schiedam en Tilburg.

3

Amersfoort, Arnhem, Deventer, Dordrecht, Eindhoven, Groningen, Haarlem, Haarlemmermeer, Hengelo, Leiden, Utrecht, Venlo, Zoetermeer en Zwolle.

4

Almere, Breda, Delft, Deventer, Dordrecht, Ede, Emmen, Enschede, Haarlemmermeer, Heerlen, Helmond, Lelystad, Maastricht, Nijmegen, Sittard-Geleen, Rotterdam, Venlo, Zaanstad en Zoetermeer.

5

Koos van Dijken, Ruud Dorenbos, Tineke Lupi, Steden in onzekere en turbulente tijden; trends, ontwikkelingen en uitdagingen voor 2014 en

verder, Platform31, Den Haag, augustus 2013.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


1.1

Transformerende tijden!

De vele uitroeptekens in de titels van de collegeakkoorden maken duidelijk dat de opstellers beseffen dat het uitzonderlijke, turbulente en transformerende tijden zijn. Het nieuwe college in Lelystad maakt hier zelfs de titel van het collegeakkoord van: ‘Lelystad Transformeert!’. In de collegeakkoorden zijn zorg, decentralisaties, werkgelegenheid en economie belangrijke speerpunten. Dit is veel minder het geval voor de woningmarkt en de ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Het rijk heeft hier - ondanks haar rijke planologische traditie - geen ruimtelijke doelstellingen meer. Steden, regio’s en provincies krijgen de ruimte deze zelf in te vullen. Op dit punt laten de collegeakkoorden weinig los, noch voor de korte, noch voor de lange termijn. Het is begrijpelijk, gezien de grote opgave rond de decentralisaties in de komende collegeperiode, dat welzijn, zorg en werkgelegenheid een topprioriteit zijn voor de gemeenten. Toch klinkt die urgentie niet in alle colle geakkoorden even scherp door. Komt tijd komt raad lijkt hier en daar de houding te zijn, terwijl niet de minste instanties (Algemene Rekenkamer, CPB, Raad van State, OECD) kanttekeningen hebben geplaatst bij de snelle invoering van deze fundamentele stelselherzieningen. De lokale politiek staat voor de uitdaging diverse indrin gende vragen te beantwoorden. In welke mate zijn ze bereid om te experimenteren en te leren, kan een funda mentele transformatie wel bereikt worden met inspraak van de direct belanghebbenden, kan de overheid recht doen aan individuele verschillen, is het acceptabel en mogelijk dat de hulp en ondersteuning in de gemeente verschilt per individu, huishouden en wijk, wat mag in welke omstandigheden en mate verwacht worden van ‘eigen kracht’, en in welke mate kan de lokale overheid ruimte geven en loslaten terwijl de (financiële) risico’s toenemen? Of is de impliciete veronderstelling dat de wijkteams deze fundamentele vragen werkenderwijs wel gaan oplossen? En dat de termen ‘stimuleren’, ‘faciliteren’ en ‘regie voeren’ voldoende houvast bieden? 10

Wel worden in de collegeakkoorden diverse potentiële knelpunten benoemd: armoede, jeugdwerkloosheid, zorg en wonen in de buurt beter combineren, het op slot zetten van de instroom in beschermde arbeid, be kommernis om stijgende woonlasten, het grote beroep dat op mantelzorgers gedaan moet worden. We treffen ook eerste antwoorden aan. Ondersteuning van mantelzorgers, het zorgen voor respijthuizen en respijtzorg, bewoners in de gelegenheid stellen om buurthuizen over te nemen, zorgdragen voor betaalbare leningen om zo een bijdrage te leveren aan het realiseren van energiebesparing en betaalbare woonlasten. Maar de eerste, aarzelende antwoorden kunnen nog veel meer aan kracht winnen door het leggen van intelli gente verbindingen. Het valt op dat er in vele collegeakkoorden maar beperkt verbindingen gelegd worden tus sen de opgaven in het ruimtelijke-economische en sociaal-economische domein, tussen onderwijs, arbeids markt, integratie, zorg en welzijn en tussen de (on)mogelijkheden en verantwoordelijkheden van werkgevers (óók van de gemeente en de verbonden organisaties) en werknemers. De problemen die de steden hebben om verbindingen aan te brengen, blijkt ook uit het feit dat de portefeuilles binnen het sociaal domein over het algemeen verdeeld worden over verschillende wethouders. Waarbij hier en daar een wethouder specifiek de rol krijgt om de coördinatie over de 3 D’s te doen. Een aantal gemeenten kiest bewust voor een uitbreiding van het aantal wethouders om de nieuwe taken te behappen. Opvallend is de invulling in Venlo, waarbij één wethouder tot 1 maart 2016 fungeert als projectwethouder voor de drie decentralisaties. Daarna zijn kennelijk de inte gratie en verbindingen minder nodig omdat de onderdelen welzijn, zorg en jeugdzorg dan overgaan naar een andere wethouder. Als de uitvoeringsprogramma’s van de collegeakkoorden straks in de gemeenteraden besproken worden, kan men profiteren van toekomstvisies uit ‘Cities of Tomorrow; challenges, visions, ways forward’ (Europese Com missie), ‘Naar een lerende economie’ (WRR) en ‘De toekomst van de stad; de kracht van nieuwe verbindingen’ (Rli). Het is een grote uitdaging om een lokale vertaling hiervan voor de eigen gemeente te maken. Daarbij gaat

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


het om zaken als het formuleren van een lokaal/regionaal antwoord op complexe problemen zoals: het vergro ten van de arbeidsproductiviteit en de arbeidsparticipatie, de (on)mogelijkheid om iedereen een reguliere baan aan te bieden, de groeiende inkomensverschillen, de toenemende sociale en ruimtelijke segregatie, het onder druk staan van de stedelijke ecosystemen, en het vergroten van de veerkracht, het aanpassingsvermogen en het beleidsleren van de overheid. In deze visies ligt een strategisch cruciale rol voor de toekomst van steden, re gio’s en ons land bij het onderwijs. Buiten de wettelijke taken voor de gemeenten in het onderwijs (schoolhuis vesting, schooluitval, VVE, volwasseneducatie) laten sommige steden zien dat veel meer gedaan kan worden om de kwaliteit en de variatie in het onderwijs in eigen stad en regio te verbeteren. Er wordt dan extra ingezet op leertijdverlenging, weekend-, avond- en zomerscholen, de verbetering van de kwaliteit van leerkrachten, bestrijden laaggeletterdheid, versterken taalonderwijs, tweede- en derde kans onderwijs, gastdocentschappen uit wetenschap en bedrijfsleven en dergelijke (Utrecht, Rotterdam, Tilburg, Hengelo, Venlo). Rotterdam streeft naar het allerbeste en best gewaardeerde lerarencorps van het land en ijvert voor een ‘Rotterdamse Leraren CAO’ waarin meer ruimte is voor beloningsprikkels en nascholing. Op zijn Rotterdams: wie in Rotterdam-Zuid als leraar het verschil kan maken, verdient een stevig salaris. Utrecht zet in op excellentie in het onderwijs op alle niveaus. De lezer van de collegeakkoorden had kunnen verwachten dat in meer steden, gezien de rol van D66 in vele colleges, dit een strategische prioriteit geworden zou zijn.

1.2 Samen, samen, samen op weg naar een aantrekkelijke samenleving Als er één woord populair is in de collegeakkoorden dat is het wel het woord ‘samen’. Soms zelfs met een uit roepteken. ‘Samen doen!’ (Haarlem), ‘Samen voor Nijmegen: sociaal, duurzaam en ondernemend’, ‘Iedereen is Leeuwarden’, ‘Wij Maastricht!’, ‘Samen aan de slag voor een energiek en aangenaam Hengelo!’, ‘Samen Schie dam vernieuwen’, ‘Samen maken we de stad’ (Amersfoort), ‘Met de stad!’ (Arnhem), ‘Krachtig Samen Werken’

11

(Haarlemmermeer), ‘Utrecht maken we samen’, ‘Samen het verschil maken’ (Zaanstad) en ‘Duurzaam, Samen, Sterker! (Enschede). Het lijkt er haast op dat wij met één troonrede de participatiesamenleving zijn geworden. Daarbij blijkt in de titel van het collegeakkoord van de gemeente Heerlen ‘Samen knokken met een glimlach’ dat het ideaal niet zomaar gerealiseerd wordt. In deze titel komt op eerlijke wijze naar voren dat ‘samen’ hard werken is en het eindresultaat verre van zeker. Wordt nu duidelijk in de collegeakkoorden waar dat ‘samen’ allemaal toe moet gaan leiden? Het antwoord is ‘ja’. In allerlei toonaarden ademen de collegeakkoorden uit dat de opstellers meer en meer het initiatief voor beleid en de uitvoering bij de inwoners en organisaties wil leggen: door ruimte te geven, een open bestuursstijl, burgerinitiatieven, dat de overheid de wijsheid niet meer of niet altijd meer in pacht heeft en door de meest behoeftige inwoners niet te laten vallen. Als de colleges hun ambities realiseren en de ambtelijke organisatie, het college en de Raad “in de juiste stand weten te zetten” (Lelystad) dan ontstaat een aantrekkelijk perspectief van vitale en weerbare lokale samenlevingen.

1.3 De contouren van het benutten van de grotere beleidsvrijheid Het steeds meer macht geven aan gemeenten, sluit aan bij een decentralisatietendens die in Nederland al en kele decennia aan de gang is. We zien ook internationale analyses die wijzen op het verlies aan betekenis van na tiestaten en de groeiende betekenis van gemeenten en steden. Veel geciteerd is Benjamin Barber dezer dagen: ‘Laat burgemeesters de wereld regeren’. Idealiter zijn steden en gemeenten al lang niet meer de uitvoerings kantoren van nationaal beleid, maar weten zij met eigenzinnige en creatieve initiatieven lokale antwoorden te vinden op de uitdagingen waarvoor zij staan?

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


Deze beleidsvrijheid zien wij niet in de collegeakkoorden die als uitgangspunt nemen dat het budget dat de gemeenten krijgen van de rijksoverheid voor het sociale domein en rond de drie decentralisaties, het strikte kader is waarbinnen zij het eigen beleid gaan ontwikkelen en uitvoeren. Deze gemeenten laden de verdenking op zich dat zij toch het uitvoeringskantoor van de rijksoverheid zijn. Daar staat tegenover dat in de diverse collegeprogramma’s even zovele voorbeelden staan waarbij de beleids vrijheid wel is ingevuld. Het meest duidelijk is dat zichtbaar in de vorming van fondsen, (bestemmings-)reserves en algemene reserves om tegenvallers en frictieproblemen in het sociale domein op te vangen. De fondsen variëren van enkele miljoenen euro tot 20 miljoen euro. Daarnaast zijn er steden die de middelen duidelijk ont schotten (o.a. Groningen, Leeuwarden, Enschede, Eindhoven), die extra bezuinigen om meer geld te kunnen uittrekken voor het armoedebeleid (Helmond, Nijmegen), die een noodfonds instellen om huisuitzettingen te voorkomen (Breda) of die extra middelen uitrekken voor het economische beleid, het vrijstellen van leges en precariorechten van specifieke groepen inwoners of ondernemers, het verduurzamen van de woningvoorraad, een pilot CO2 neutrale straat, het inrichten van groene linten of om koploper te worden in Nederland in duur zame woningbouw (o.a. Breda, Haarlemmermeer, Helmond, Nijmegen, Utrecht). Het meest ver gaat Nijmegen met de ambitie om het huurbeleid van de woningbouwcorporaties voor specifieke inkomensgroepen in de ge meente aan te sturen. Het nieuwe college in Nijmegen acht een inkomensafhankelijke huurverhoging alleen gerechtvaardigd voor huishoudens met een inkomen boven 43.000 euro. Dit zijn allemaal voorbeelden van gemeenten die de geboden beleidsvrijheid benutten.

1.4 Leren, experimenteren en ontdekken op het gebied van participatieve democratie 12

Diverse collegeakkoorden geven aan dat de afspraken niet in beton zijn gegoten, maar slechts een richting aangeven die met de bewoners, maatschappelijke organisaties en ondernemers verder ingevuld zullen gaan worden. “Het beleidsakkoord is een spoorboekje waarbij de trein rijdt met verstand en oog voor de soms ver anderende omgeving. Soms kom je met een variant op een voorstel toch op een goed eindstation” (Schiedam). Het nieuwe college in Ede verwacht bijvoorbeeld dat de wijkwethouders de ogen en oren zijn van het bestuur en dat deze rol katalyserend kan zijn voor de gewenste burgerparticipatie. Andere colleges willen meer ruimte geven aan de samenleving door “beginspraak” te organiseren en een ‘ja-en’ of een ‘ja-tenzij’ houding aan te nemen. Of het college schetst de ambitie om te komen tot een warme, open en transparante bestuursstijl voor de komende jaren. Dordrecht gaat in stadsdebatten het gesprek aan over de kerntaken van de gemeente. In het collegeakkoord van Utrecht is ruim plaats gemaakt voor ideeën uit de gevoerde stadsgesprekken. De gesprek ken worden deze collega-periode voorgezet op buurt-, wijk, stad- en gemeenteniveau. Het college van Haarlemmermeer nodigt bewoners uit om suggesties te doen voor het programma voor de komende vier jaar. En het nieuwe college van Zoetermeer wil graag dat de stad zich uitspreekt over het hoofd lijnenakkoord voor 2014-2018. Terwijl de colleges in Amersfoort, Maastricht en Haarlemmermeer de komende jaren in hun dialoog met de gemeenteraad meer ruimte wil geven aan de ‘civil society’ en de participatie meer structureel willen inbedden in organisatie en bestuur. Uiteraard wordt in diverse gemeenten geld vrijgemaakt voor buurt- en wijkbudgetten en activiteiten in zelfbeheer. Venlo heeft hiervoor zelfs een activerende naam bedacht: het SAM-fonds (Stad van Actieve Mensen). Maar – afgezien van de creatieve naamstelling - is dit zo langzamerhand nauwelijks meer nieuw te noemen. De echte proef op de som is welke ruimte er is om dit geld echt naar eigen inzicht te besteden en welke verantwoordingsverplichtingen gepaard gaan met deze allocatie van financiële middelen.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


De bewonersinitiatieven worden ook gesteund door vrijwilligers te ondersteunen bij administratieve hande lingen (Lelystad), door vrijwilligersinitiatieven voor kleine, niet-commerciële evenementen vrij te stellen van leges en precario (Breda) en door de belemmeringen (onder andere op het gebied van aansprakelijkheid) weg te nemen voor de vrijwillige inzet van bewoners in buurten (Utrecht). Verheugend en hoopgevend is dat de teksten niet uitademen dat onder het mom van regie, faciliteren, on dersteunen, mogelijk maken en zelfbeheer de gemeenten toch hun vooropgezette publieke doel proberen door te drukken. Het lijkt er op dat de colleges er zich bewust van zijn dat dit de doodsteek zou zijn voor echt meebesturen en –beslissen. Het zoekproces naar nieuwe vormen van burgerparticipatie en burgerinitiatieven en de nieuwe rol van de overheid (participerend, meewerkend, spelregels, ‘checks and balances’, rechtstatelijk) tekent zich af. Dit zoekproces is breed zichtbaar. Zo zet Rotterdam in op burgerjury’s, referenda, inzetten van panels, houden van enquêtes of digitale raadplegingen en gebiedscommissies die met verbeterplannen mogen komen. Het college is Dordrecht is gecharmeerd van de stadsdebatten die op particulier initiatief worden georganiseerd. Deventer onderzoekt de mogelijkheid om gebruik te gaan maken van een correctief referendum en om een gemeentebrede burgerbegroting in te voeren. Terwijl het college in Zoetermeer zich voorneemt om duidelijk te laten zien wat met de inbreng van de inwoners gebeurt om plannen en besluiten beter te maken. Leiden gaat onderzoeken of de samenwerking met maatschappelijke initiatieven nog beter kan en hoe de initiatieven elkaar kunnen versterken. In Apeldoorn wordt door middel van een foto van de wijk in overleg gegaan over de verbetermogelijkheden op het gebied van vastgoed, woonagenda, zorg, duurzaamheid. Schiedam, Enschede en Almere maken hun begrotingen veel inzichtelijker om burgers sterker te betrekken bij de beleidsvoorberei ding en keuzes. 13

Voor initiatieven en experimenten op het gebied van bestuurlijke vernieuwing trekt Amersfoort geld uit. Voor de ‘broodnodige’ checks and balances tussen bewoners en overheid (en uiteindelijk de legitimiteit van bestuur) wil het college in Maastricht een onafhankelijke, liefst regionale, ombudman/-vrouw aanstellen en koerst Schiedam aan op een stevige adviesraad sociaal domein. Daarbij wil Schiedam goede voorbeelden die elders in het buitenland al ontwikkeld zijn, volgen. Gegevens waarover de gemeente beschikt worden voortdurend ont sloten voor het publiek (‘open data’). Alle uitgaven van de gemeente en de gesubsidieerde instellingen worden op een transparante en inzichtelijke wijze beschikbaar gesteld via internet, zodat iedereen op simpele wijze kan zien waaraan publieke middelen worden besteed (‘open spending’). Daar wordt nog geen expliciet ‘right to challenge’ aangekoppeld en bijna geen enkel college plaatst expliciet vraagtekens in de akkoorden om aan te geven, uit te nodigen en ruimte te geven: “wij weten het niet, wij hebben de wijsheid niet in pacht en ú mag met ideeën en oplossingen komen”. Wat nog niet wordt aangekondigd in de collegeakkoorden is dat de verhouding tussen allerlei vormen van par ticipatieve democratie en de representatieve democratie opnieuw doordacht moet worden. Misschien is het voor het doordenken van een dergelijke nieuwe balans nog te vroeg en moet er eerst nog veel meer geëx perimenteerd worden. En is het juist dat wat de colleges in Lelystad (in juiste stand zetten), Almere (de raad laten vergaderen buiten het stadhuis), Zwolle (een open akkoord dat het college met de stad concreet gaat invullen), Rotterdam (Hét laboratorium van Nederland) en Eindhoven (Eindhoven Experimenteert) aangeven in hun collegeakkoorden. Creatief is dat het college in Zwolle minstens twee keer per jaar een “Dragons Den” gaat organiseren waarin studenten hun visie geven op een bestuurlijk vraagstuk. Daarbij is het nieuwe college in Eindhoven het meest expliciet over de ontwikkelrichting. “Wij bepalen niet meer wat goed is voor de Eindho venaren (…) Wij kunnen niet meer voorspellen wat morgen zal veranderen. Wat wij wel kunnen is mee bewegen, nieuwe paden bewandelen, ons laten uitdagen, improviseren en experimenten (…) Om vernieuwing en innova -

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


tie mogelijk te maken voor de maatschappelijke opgaven kijken wij telkens opnieuw kritisch naar onze rol en gaan wij op zoek naar nieuwe constructies. We laten ons daarbij niet beperken door oude financieringsmodellen en vanzelfsprekende juridische kaders. Wij zoeken de grenzen op (…) We gaan een herbezinning organiseren op een eigentijdse rolverdeling tussen overheid, inwoners, instellingen en markt. Dit zal zeker ook tot lobby leiden voor regelvrijheid en experimenteerruimte”.

1.5 De strijd tegen de werkloosheid Werk, werk, werk en nog eens werk is een van de hoofdthema’s van de collegeakkoorden. De werkloosheid is opgelopen tot bijna 9% van de beroepsbevolking (687.000 werklozen). De werkloosheid treft de ene gemeente harder dan de andere. Vooral in delen van Noord-, Oost- en Zuid-Nederland is de werkloosheid hoog en struc tureel . Gemeenten moeten per 1 januari 2015 de Participatiewet gaan uitvoeren. Alle Wajongers worden her keurd, de nieuwe instroom in de Wajong en de sociale werkvoorziening wordt aanzienlijk verminderd en de ver antwoordelijk voor de bijstandsgerechtigden blijft. Stap voor stap moeten honderden duizenden burgers met een aanzienlijke afstand tot de arbeidsmarkt een reguliere plek in het arbeidsproces krijgen. Diverse colleges zetten in op het instrument ‘social return’ bij hun komende aanbestedingen, deelnemingen en bij hun verbon den organisaties. Het college van Zaanstad is zeer duidelijk door toe te zeggen dat voor deze groep binnen de gemeente 5% van de arbeidsplaatsen beschikbaar zijn. De belofte van het bedrijfsleven om hiervoor 125.000 garantiebanen te creëren, is niet meer dan een eerste stap van de transformatie die nodig is. De ervaringen uit het verleden bewijzen dat het geen sinecure is om deze groepen kwetsbaren een plaats op de reguliere arbeids markt te geven. In de collegeakkoorden is ook nog niet zo veel te lezen over het opnieuw gaan inrichten van be drijfsprocessen om dit mogelijk te maken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan ‘jobcarving’, het opsplitsen van banen 14

in allerhande assistentschappen en minitaakjes en -baantjes. De uitzonderingen op de regel zijn Enschede dat aangeeft dat de gemeente een voorbeeldfunctie zal gaan vervullen als het gaat om mantelzorgvriendelijk per soneelsbeleid bij werkgevers en Eindhoven dat als een van de weinige colleges aangeeft dat men – naast social return - met ‘social impact bonds’, ‘jobcarving’ en ‘reshoring’ en nieuwe vormen van sociaal ondernemerschap gaat innoveren. Oude recepten die in het verleden maar beperkt resultaat hadden (citymarketing, ondernemersakkoorden, acquisiteurs, relatiemanagers, stageplaatsen, en het verstevigen van de relatie met het bedrijfsleven) worden weer aangeroepen. Wel geven Leiden, Breda, Haarlemmermeer en Eindhoven aan dat zij op zoek gaan naar innovatieve instrumenten om mensen met een handicap en bijstandsgerechtigden naar werk te begeleiden. Een nieuw geluid is dat Utrecht structureel 1 miljoen euro extra inzet voor economie, en kernachtig de ambitie formuleert om over vier jaar de laagste werkloosheid van Nederland te hebben. Ook ontstaat oog voor de ‘civil economy’ (buurtzorg, buurtdiensten, buurtbedrijven, allerlei vormen van ruilhandel, “Weconomy”) en de mo gelijkheid die dat biedt voor groepen die op de reguliere arbeidsmarkt weinig of geen kans maken. Dat het versterken van de eigen economie het meest probate middel is om de werkloosheid te bestrijden en om de mensen met grote afstand tot de arbeidsmarkt een plek te geven, wordt wel beschreven, maar verdient verdere invulling. Delft schetst al de contouren van een actieplan Arbeidsmarkt door ondernemingen die maat schappelijk verantwoord ondernemen een voorkeursbehandeling te geven bij aanbestedingen van gemeen ten, en door in te zetten op leerwerkcheques, arbeidsmarktprojecten, stageplekken, ouder-kindtrajecten en ondersteuning bij problemen met taal en rekenen. De verdergaande uitdaging is om een eigen lokaal/regionaal economische beleidsagenda te formuleren, en om voorbij het kopieergedrag van ‘health valleys’, ‘food valleys’, ‘energyvalleys’, ‘brainparks’, campussen, ICT, logistieke hubs en het bevorderen van de creatieve industrie te komen.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


1.6 De binnenstad als krachtbron In de collegeakkoorden lijken alle kaarten gezet te worden op vitale binnensteden. De onderlinge concurrentie met campussen, kantoorlocaties, (meubel)boulevards, grote bouwprojecten en iconen lijkt iets af te nemen. De beleidsconcurrentie lijkt zich te concentreren op de binnensteden. Wij zijn in Nederland op weg naar tientallen, zo niet meer dan honderd, vitale binnensteden. De politieke partijen die de colleges hebben gevormd, lijken alle doordrongen te zijn van de ingrediënten die een aantrekkelijke stad maken (Marlet), die waarde creëren (Stad en Land) of die anders wel zorgen voor de ‘triumph of the city’ (Glaeser). En op deze ingrediënten wordt volop in gezet. De inzet op stedelijke ‘kloppende harten’ richt de aandacht op erfgoed (historisch, industrieel), maar ook op leegstand (winkels, kantoren) en maatregelen om die aan te pakken. Op ‘lege harten’ zit niemand te wach ten. Al blijft opvallend hoe weinig steden, gezien de huidige hoge leegstandspercentages, een leegstandsveror dening hebben. De lijn is dat de bestaande stad met zijn stedelijke cultuur centraal staat, maar dat tegelijkertijd de tijd van de iconische en prestigieuze ‘grand travaux’ voorbij is. Cultuur is als thema in de collegeakkoorden niet prominent aanwezig. Rotterdam houdt zijn cultuurbudget op peil en zet daarnaast in op cultureel onderne merschap en alternatieve vormen van financiering (‘crowdfunding’, filantropie). Utrecht verbindt nadrukkelijk de culturele agenda aan de economische, juist om het (inter)nationale profiel van de stad te versterken.

1.7 Maar wat te doen met de overige stedelijke en omringende gebieden? Als we de steden goed willen besturen dan praten we niet alleen over de stad waarin de gemeenteraadsverkie zingen hebben plaatsgevonden, maar ook over stedelijke regio’s, agglomeraties, ‘daily urban systems’ en over het platteland. Door de gemeentelijke herindelingen zijn er in Nederland steeds meer gemeenten gekomen die zowel stedelijke als plattelandskenmerken bezitten. Ze bezitten één of meer stedelijke kernen, maar daar -

15

naast tal van dorpen en buurtschappen. Nederland wordt wel als één grote metropolitane zone omschreven. ‘Stadsgewest Groot Holland’ schreef de socioloog De Swaan ooit. Het meer of minder dorpse of verstedelijkte ommeland is afwezig in de collegeakkoorden. Alle kaarten worden gezet op de identiteitsdragende binnenste den. De uitzondering zijn Emmen met een stimuleringsfonds voor dorpen en wijken en Deventer met oog voor de agrarische sector, plattelandstoerisme, streekproducten en natuurbeheer. Uit recente publicaties van het Planbureau voor de Leefomgeving en de Raad voor Leefomgeving en Infrastruc tuur (‘De toekomst van de stad’) blijkt dat vooral ingezet moet worden op stedelijke regio’s, op het complemen tair met elkaar verbinden van stedelijke centra en het verbinden van onze stedelijke netwerken met andere in ternationale stedelijke netwerken. In internationaal vergelijkend perspectief missen de Nederlandse stedelijke regio’s en agglomeraties massa en dichtheid om maximaal te kunnen profiteren van agglomeratievoordelen. Door de onderlinge verbindingen te versterken, door de kris-kras relaties in het ‘daily urban system’ te verbe teren en vooral oog te hebben voor elkaars complementariteit - kunnen de nadelen gecompenseerd worden. Het is niet onbelangrijk dat gemeenten het unisono streven naar vitale binnensteden aanvullen met een visie op hun regio. Dit besef zien wij in sommige nieuwe collegeprogramma’s. Enschede zet in op de regio Twente, de netwerkstad Twente en het stedelijk netwerk MONT (Münster, Osnabrück, Netwerkstad Twente). Groningen is trots op de samenwerking met Oldenburg, Bremen en Hamburg en voegt zelfs de daad bij het woord door een Duitstalige tekst in het coalitieakkoord op te nemen met een oproep om de samenwerking verder inhoud te geven. Terwijl Zwolle veel belang hecht aan de toenemende samenwerking met 18 regiogemeenten in maar liefst vier provincies. Utrecht werkt nauw samen met haar buurgemeenten, de U10 gemeenten: Utrecht, De Bilt, Bunnik, Houten, IJsselstein, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Vianen, Woerden en Zeist.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


1.8 De wijkaanpak zet met nieuwe accenten door Decennialang heeft het rijk - probleemaccumulatiebeleid, opbouwwerk bijzondere situaties, stadsvernieuwing, sociale vernieuwing, grote stedenbeleid, Vogelaarwijken - ingezet op de wijkaanpak. Maar dat is niet langer het geval. Pieter Winsemius (2006) en Ella Vogelaar (2007-2008) van VROM en later Eberhard van der Laan (20082010) van Wonen, Wijken en Integratie (WWI) waren de laatste nationale boegbeelden van de wijkaanpak. Van grootschalige fysieke herstructurering is geen sprake meer. Stedelijke planning en herstructurering zijn in de afgelopen jaren doorontwikkeld naar nieuwe aanpakken zoals stedelijke vernieuwing op uitnodiging (Lelystad) en meer opgave gericht werken vanuit de vraagstukken in wijken en buurten. De nadruk ligt op de transforma tie van de bestaande stad. De wijkaanpak richt zich daarbij, naast de klassieke aandachtswijken, ook meer op de jongere wijken, zoals de woonerfwijken van Ortega gemeenten als Almere, Lelystad, Zoetermeer, Ede en Apeldoorn. De ingrepen zijn kleinschaliger, subtieler. Met een grotere inbreng van bewoners en private partijen. Verschillende gemeenten maken geld vrij voor particulier initiatief en gaan zich dichter op de burger organise ren met wijkwethouders, gebiedscommissies, Straatkubussen (Almere) en buurtthermometers (Eindhoven). Bewoner krijgen voorts een grote rol in het beheer (medebeheer, zelfbeheer) van publieke ruimten en bij het in stand houden van voorzieningen (wijkaccommodaties). Een grotere rol van bewoners is ook zichtbaar in de aanpak met kluswoningen (koop) of klushuur. De wijkaanpak krijgt vooral een nieuwe dimensie en inhoud in het sociale domein. De wijkteams worden ge zien als een onmisbare schakel in de wijkgerichte aanpak. In de collegeakkoorden wordt duidelijk dat er soms verschillende teams naast elkaar gaan fungeren. Terwijl Rotterdam er voor kiest om de teams ‘jeugd’ en ‘vol wassenen’ zo snel mogelijk te integreren. Het tegengaan van bureaucratie en opheffen van schotten, betere samenwerking van organisaties in zorg en welzijn en meer vertrouwen leggen bij professionals moet bijdragen 16

aan betere, betaalbare en toegankelijke zorg. Dit willen de colleges onder andere bereiken door het aanpakken van de subsidies, het werken met een andere subsidiesystematiek, aanbesteden dan wel collectief inkopen. De grote vraag is of de echt behoeftigen meer baat hebben bij dit nieuwe systeem. Gemeenten willen weg van de loketten, de wijk in, maar gaan ze de echt kwetsbaren, de multiprobleemgezinnen, de complexe zorgvragers en de zorgmijders ook echt helpen?

1.9 Minder regels als concrete actie formuleren De collegeakkoorden zijn op dit punt eensgezind. Zo min mogelijk regels. Alom bestaat het idee dat wetten en regels te veel belemmeringen opwerpen om gemeenten op economisch, sociaal en cultureel gebied te laten bloeien. In vele collegeakkoorden wordt dit niet of nauwelijks geconcretiseerd. Dit is jammer omdat een dui delijke uitspraak welke regels op welke wijze gaan veranderen of worden opgeheven ruimte kan geven voor nieuwe initiatieven van allerlei maatschappelijke actoren. Het meest concreet is het principe dat het college van Haarlemmermeer gaat hanteren, namelijk het principe: “ja, het kan”. Evenals het opheffen van de commis sie voor ruimtelijke kwaliteit (welstandstandscommissie) in Arnhem door het gaan vastleggen van objectieve kwaliteitscriteria in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Breda gaat regels wegnemen die duurzaamheid en de circulaire economie in de weg zitten en men wil onnodige belemmeringen in bestemmingsplannen die het werken aan huis verhinderen opruimen. Ook concreet is het plafonneren van de voorbereidingskosten in de ruimtelijke plannen (Venlo). Verwacht mag worden dat dit een gunstige invloed heeft op de detailregelgeving. In Eindhoven streeft het nieuwe College naar de kortste procedures in Nederland om nieuwe ontwikkelingen snel mogelijk te maken. Op alle niveaus (van straat- tot stadsniveau en op alle terreinen moeten inwoners en bedrijven het initiatief kunnen nemen. In Amersfoort krijgt een wethouder deregulering in haar portefeuille. De wethouder krijgt een jaarlijks budget voor onderzoek naar deregulering (75.000 euro) en wordt geacht jaar -

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


lijks verantwoording af te leggen over de geboekte voortgang in termen van minder regels, versoepeling van regels, een kortere doorlooptijd van procedures, gemeentelijke kosten en economische en maatschappelij ke opbrengsten. Diverse colleges geven aan veel te verwachten van flexibele bestemmingsplannen (zonder precisering) en Utrecht geeft aan dat men regelvrije zones mogelijk wil maken om particuliere initiatieven en ondernemerschap te stimuleren (Utrecht). ‘Regels dienen de mens, en niet andersom’, staat er in het akkoord van Utrecht. Om die reden komt er het programma ‘Utrecht, goed geregeld’, waarin samen met bewoners en ondernemers korte metten gemaakt wordt met de ‘paarse krokodillen’ in de gemeentelijke organisatie (o.a. vergunningen, procedures). In de collegeakkoorden wordt geen aandacht besteed aan het feit dat de bestaande wet- en regelgeving vaak meer discretionaire ruimte kent dan wordt verondersteld. Ook worden voorbeelden uit het buitenland (nog) niet nagevolgd. De uitzonderingen zijn “Alleen nieuwe regelgeving als oude regelgeving wordt opgeruimd” en het invoeren van regelgeving met een eindige tijdshorizon (‘sunset clauses’). Soms eisen gemeenten ook aan scherping van wetgeving; dit geldt bijvoorbeeld voor de Rotterdam-wet.

1.10 Grote mate van financiële prudentie De meeste colleges kunnen starten met een schone lei. De begroting is op orde, men heeft aanzienlijke reser ves aangelegd voor tegenvallers en ‘zachte landingen’ in het sociale domein (Wmo-reserve, Jeugdzorgreserve, Participatiereserve, Overgangsmiddelen Sociaal, Sociaal Innovatie Fonds, Bestemmingsreserve Innovatie Soci aal Domein, Sociaal Noodfonds, Behoedzaamheidsreserve en dergelijke), men beschouwt de rijksmiddelen als maximum uitgavenkader en men hoeft pas in 2015 (Hengelo) of in 2016 (Amersfoort) weer te gaan nadenken over de bezuinigingen die nog doorgevoerd moeten worden. Men heeft in een groot aantal gevallen zelfs de

17

“investeringen” veilig weten te stellen in de binnenstad, in duurzaamheid, het economisch beleid, in het on derwijs, achterstallig onderhoud buitenruimte, instandhouding sportaccommodaties of het armoedebeleid. Slechts in enkele collegeakkoorden wordt aangegeven dat men de taakstellingen uit de vorige collegeperiode nog moest invullen. Haarlem is zeer expliciet dat het terugbrengen van de schuldenlast een belangrijke pruden te prioriteit is. Vanaf 2016 reserveert het college binnen de begroting hiervoor jaarlijks 2½ miljoen euro. In sommige collegeakkoorden zijn de bezuinigingen zeer gedetailleerd beschreven. De meeste collegeakkoor den zijn vager door bezuinigingen aan te kondigen vanwege “innovatief subsidiebeleid maatschappelijke do mein”, verminderen regeldruk, slimmer en efficiënter werken, bedrijfsvoering, efficiency door regionale samen werking, heroverweging ruimtelijk fysiek domein, en door meer een regiegemeente te worden. Enkele colleges geven aan dat zij voor de komende zomer of bij de Beleidsbegroting 2015 met een gedetailleerd financieel plan komen. Het beeld dat ontstaat is van zeer prudent financieel beleid in de meeste steden. Het college gaat uit van een zeer bescheiden toename van het gemeentefonds vanwege een economische groei van niet meer dan één procent (Maastricht). Deventer onderzoekt de mogelijkheden om subsidies vaker kortdurend in te zetten. Of het college geeft aan dat het grondbedrijf geen ruimte meer heeft voor het financieren van en het inzetten van capaciteit voor plannen die de gemeente geen inkomsten opleveren (Lelystad). Terwijl Apeldoorn aangeeft dat nieuwe investeringen van enige omvang alleen mogelijk zijn als hiervoor externe geldbronnen beschikbaar komen. Men gaat voor de bestendiging van het ingezette solide beleid. En uit het collegeakkoord blijkt dat het de komende jaren een zware opgave is om met de beschikbare budgetten in de jeugdzorg toe te komen omdat zij jaarlijks met vijf procent zullen krimpen. Prudent is dan weer dat het college in Apeldoorn door monitoring en rapportage de vinger aan de pols wil houden. Minder prudent is van een enkel college om te bezuinigen op de

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


rekenkamer. Daarmee volgen ze niet de hartenkreet van de Algemene Rekenkamer om de rekenkamerfunctie te versterken gezien de overheveling van 17 miljard rijksmiddelen naar de gemeenten. Niet zozeer prudent maar ambitieus is het voornemen van het nieuwe college in Leeuwarden om “een beroep te doen� op het ei gen vermogen van zorginstellingen voor de noodzakelijke zorgvernieuwing. Opmerkelijk is dat weinig colleges aangeven wat de risico’s zijn van de garantstellingen. De uitzondering op de regel is het nieuwe college in Delft.

18

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


2 Inventaris langs vier domeinen 2.1 Domein Sociaal 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur De decentralisaties van taken in het sociaal domein zijn zoals verwacht nadrukkelijk aanwezig in de coalitie akkoorden. Het gaat om de langdurige zorg, de jeugdzorg en de invoering van de Participatiewet. Zorg en ar beidsparticipatie zijn dé prioriteiten van de coalities. Veel gebruikt is het adagium ‘1 gezin, 1 plan, 1 regisseur’. In het lokale zorgvocabulaire zijn woorden als ‘maatwerk’, ‘wijkgericht’, ‘integraal’ en ‘ontschot’ populair. Het zijn begrippen die sleets dreigden te raken. Ze krijgen door de urgentie van de transities wel degelijk betekenis. Al kunnen ze door concrete maatregelen nog verder aan betekenis winnen. Opvallend is dat termen als ‘zelf redzaamheid’ en ‘eigen kracht’ veel minder vaak voorkomen. In het sociale domein – zo maken de akkoorden duidelijk - is het eerder samenredzaamheid dan zelfredzaamheid. Niet voor niets duikt het woord ‘samen’ zo vaak op. Respijtzorg en respijthuizen De vanuit het Rijk ingezette lijn dat er meer van burgers gevraagd mag, wordt op brede schaal overgenomen. De legitimatie is mede dat daardoor de zorg gegarandeerd blijft voor de meest kwetsbaren in de stad. In algemene zin wordt onderkent dat het beroep op vrijwilligers en mantelzorgers flink zal toenemen. Zorg met betrekking tot overbelasting van die laatste groep staat de steden helder voor de geest. Oplossingen door middel van res pijtzorg of respijthuizen worden veel genoemd. Voor vrijwilligers wordt in sommige steden naar creatieve idee ën gezocht zoals de ondersteuning bij administratieve handelingen (Lelystad), het vrijstellen van vrijwilliger sinitiatieven voor kleine, niet-commerciële evenementen in Breda van leges en precario en het onderzoeken

19

in Utrecht van de belemmeringen voor de vrijwillige inzet van bewoners (bijvoorbeeld op het gebied van aan sprakelijkheid). Daarnaast probeert Utrecht door middel van een goede samenwerking tussen welzijnwerkers, huisartsen en leraren de vrijwillige inzet van bewoners te stimuleren. Alle kaarten op de wijkteams Wijkteams worden gezien als de onmisbare schakel in de wijkgerichte aanpak, waarbij ook uit de akkoorden dui delijk wordt dat er een soms verschillende teams naast elkaar fungeren. Rotterdam kiest er voor om de teams jeugd en teams volwassenen zo snel mogelijk te integreren. Het tegengaan van bureaucratie en opheffen van schotten, betere samenwerking van organisaties in zorg en welzijn en meer vertrouwen leggen bij professionals moeten bijdragen aan betere, betaalbare en toegankelijke zorg. Dit wil het college onder andere bereiken door het aanpakken van de subsidies, het werken met een andere subsidiesystematiek of aanbesteden dan wel col lectief inkopen. En alle gemeenten hanteren het uitgangspunt dat met de organisatie van een sterke frontlijn in de wijk op dure specialistische zorg bespaard kan worden. Zorgen over financiën De meeste steden gaan uit van het principe Rijksbudget is werkbudget. Maar de colleges maken zich wel alom zorgen over de financiële risico’s in de overgang van taken naar gemeenten. Diverse colleges willen zorgdra gen voor een zogeheten ‘zachte landing’. Veel steden richten daarom een fonds of (bestemmings-) reserve in met extra middelen of vergroten de algemene reserve om tegenvallers op te vangen, variërend van enkele miljoenen tot 20 miljoen. De portefeuilles binnen het sociaal domein worden over het algemeen verdeeld over verschillende wethouders, waarbij er hier en daar een wethouder specifiek de rol krijgt om de coördinatie over de 3 D’s te doen. Een aantal gemeenten kiest bewust voor een uitbreiding van het aantal wethouders om de nieuwe taken te behappen. Opvallend is de invulling in Venlo, waarbij één wethouder tot 1 maart 2016 fungeert

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


als projectwethouder voor de drie decentralisaties; na die datum gaan de onderdelen welzijn, zorg en jeugdzorg over naar een andere wethouder. Aandacht voor armoede en jeugdzorg, maar geen aandacht voor incidenten Specifieke aandacht is er voor armoedebeleid waarop - met uitzondering van Rotterdam die het armoede beleid wil hervormen onder de noemer ‘maatwerk aan de keukentafel’- niet wordt bezuinigd. De zogeheten ‘Klijnsma’-gelden zijn daarbij natuurlijk zeer welkom. De prioriteit ligt vooral bij kinderen. Ook de jeugdzorg houdt de gemeenten volop bezig. Een integrale aanpak en inzet op preventie staan hier centraal. Opvallend is dat er wel overal aandacht is voor financiële risico’s (om die reden wordt er hier en daar extra geld beschikbaar gesteld), maar dat er nauwelijks tot geen aandacht is voor het omgaan met incidenten zoals die nu in de jeugd zorg plaatsvinden. Daarop blijven anticiperen, lijkt cruciaal. Innovatie nog een vraagteken Innovatie en transformatie in het sociaal domein worden veelal gezien als de sleutel tot succes van de decen tralisatieoperatie. Tegelijkertijd moeten we constateren dat slechts in een deel van de akkoorden specifiek aan dacht is voor innovatie. Deels door de inzet van domotica, e-health en social return, deels door in te zoomen op nieuwe arrangementen en werkvormen (social impact bonds, nieuw sociaal ondernemerschap, nieuwe toetre ders). Zo hecht Breda veel waarde aan het stimuleren van zorgcoöperaties. De verbinding tussen de domeinen wonen, zorg en leefbaarheid en de rol van bewonersinitiatieven en (bewoners-) bedrijven wordt op verschillen de plekken genoemd. Eindhoven geeft aan dat het soms beter kan zijn om de hele dag specialistische thuiszorg (Wmo) te bieden in een gezin, als we daarmee uithuisplaatsing van kinderen kunnen voorkomen (Jeugdwet). De verbinding tussen de formele en informele sociale infrastructuur (burgerinitiatieven, religieuze organisaties, amateuristische sport- en cultuurbeoefening, et cetera) en welke de rol van de overheid daarbij heeft, wordt 20

nog niet altijd helder uitgewerkt. Ombudsvrouw, adviesraad sociaal domein, monitoring, privacy Termen als stimuleren en faciliteren of regie voeren komen vaak voorbij. Daarbij is niet helemaal helder wat dat precies inhoudt. Om te zorgen voor de ‘broodnodige’ checks and balances tussen bewoners en overheid (en uiteindelijk de legitimiteit van bestuur) willen het college in Maastricht en Enschede een onafhankelijke ombudsman of -vrouw, liefst op regionaal niveau en koerst Schiedam aan op een stevige adviesraad sociaal domein. Slechts een aantal gemeenten (Apeldoorn, Utrecht en Leeuwarden bijvoorbeeld) heeft aandacht voor het monitoren dan wel evalueren van beleid, waarbij Apeldoorn ook als een van de weinige gemeenten in het collegeakkoord privacy aspecten op het netvlies heeft. Tegenprestatie Naar de letter van de Participatiewet dienen gemeenten beleid te ontwikkelen voor een ‘tegenprestatie’. Dat wil zeggen dat gemeenten aan uitkeringsgerechtigden, die niet op de reguliere arbeidsmarkt een baan kunnen bemachtigen, een bijdrage kunnen opleggen om een maatschappelijk nuttige taak uit te voeren. Heel opval lend is, dat behalve Rotterdam, geen enkele gemeente zich uitspreekt voor een verplichtend karakter van de tegenprestatie. Veiligheid: die pet past ons allemaal Met een wethouder op veiligheid is het geen verrassing dat dit topprioriteit in Rotterdam is. De roep om meer ‘blauw’ op straat via wijkagenten, straatcoaches en toezichthouders komt ook in andere gemeenten naar voren. In verschillende gemeenten wordt met name rond sociale veiligheid en leefbaarheid ingezet op de wijkgerichte aanpak en in nadrukkelijke samenwerking met bewoners en maatschappelijke organisaties, zorginstanties en het (sport) verenigingsleven. Een aantal gemeenten ziet een duidelijke noodzaak tot het verstevigen en verbin -

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


den van het sociale- en het veiligheidsdomein. De discussie rond de legalisering van softdrugs blijkt een lastige kwestie. Gemeenten zetten in op preventie en (ondanks de eerdere acties van een flink aantal burgemeesters) wordt slechts hier en daar gerept over de wens om te experimenteren met gereguleerde aanvoer van wiet.

2.2 Domein Wonen Inleiding: wonen geen topprioriteit De woningmarkt is in geen van de steden een topprioriteit de komende vier jaar. Zorg en werkgelegenheid zijn de grote dossiers. De komende vier jaar leggen gemeenten het accent op de woonomgeving en kleinschalige woningbouw (renovatie, zelfbouw, klusbouw). ‘Samen’, ’wij’, ‘met mensen’ komt vaak voor in de titels van de collegeakkoorden. In het woondomein krijgen bewoners, kleine marktpartijen, particuliere investeerders meer ruimte en zeggenschap om samen met de gemeente woningen te bouwen en te renoveren, en de buitenruimte en meer in het algemeen het leefklimaat in de wijken aan te pakken. Almere zet met het Fonds Verstedelijking Almere, het bouwatelier Almere 2.0 en twee Almeerse Bouw-Rai’s (vernieuwende vormen van (sociale) woning bouw en Growing Green Cities) in om dé innovatieve woon- en werkstad in Nederland te zijn. Ruimte en budgetten voor bewonersinitiatieven Steden zetten massaal in om met de bewoners de stad vorm te geven: meer vraaggericht (ver)bouwen en ook met zelfbouw, zoals bijvoorbeeld in Dordrecht. De colleges maken geld en ruimte vrij voor particulier initiatief, voor voortzetting van de wijkaanpak én voor eigen initiatieven vanuit bewonersverenigingen, zoals in Leeuwar den. Rotterdam reserveert 1% van het totale budget om initiatieven uit de stad (eenmalig) te ondersteunen. Daarna moeten ze zoveel mogelijk op eigen benen staan. 21

Inzetten op nieuwe bewoners: categorieën alleenstaanden én jonge gezinnen Steden richten zich niet alleen op de huidige bewoners, maar ook op nieuwe doelgroepen al dan niet op nieuwe plekken, zoals in leegstaand vastgoed. Zo wil Schiedam studenten in leegstaande panden huisvesten. Een aan tal groepen, veelal alleenstaanden, zijn bijzonder populair bij de steden: jongeren en studenten, starters, oude ren en soms ook expliciet de arbeidsmigranten. Een aantal steden wil onderzoeken of het toewijzingssysteem niet moet veranderen of wil voor deze groepen een ander toewijzingssysteem invoeren. Ook zijn er colleges die het ‘zelfredzame gezin’ willen verleiden in de stad te blijven of er te komen wonen. Rotterdam wil een bakfiets wijk nabij het centrum realiseren. Woonlasten betaalbaar houden door energiebesparing Woonlasten van met name huurders zijn tijdens de crisis gestegen. Veel steden willen de woonlasten betaalbaar houden (o.a. in Tilburg en Venlo) of omlaag brengen. In Nijmegen wordt de afhaalstoffenheffing voor huurders afgeschaft en verschoven naar eigenaren via de OZB. Ook het voorkomen van huisuitzetting door een hogere lastendruk heeft de aandacht. Steden combineren woonlastenmaatregelen veelal met maatregelen op het terrein van energiebesparing. Energiebesparing in de woningbouw komt veel voor, onder meer in Tilburg (betaalbare lening), Leeuwarden, Hengelo (slimme deals met andere partijen zowel voor bestaand als voor nieuwbouw, zowel huur als koop), Zoetermeer, Nijmegen (samen met de corporaties naar label B voor alle huurwoningen tussen 2014-2018) en Leiden (energiebesparende maatregelen met name voor lage inkomens). Klimaatneutrale steden Verschillende steden willen energie of klimaatneutraal worden in 2025 (Lelystad, exclusief auto’s) of in 2030

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


(Maastricht en Utrecht) of in 2035 (excl. mobiliteit) en in 2045 volledig (Eindhoven). Vaak door energiebespa ringsmaatregelen en door energie zelf op te wekken. Meer en minder sociale huurwoningen Een aantal steden zet een rem op de verkoop en sloop van corporatiewoningen om voldoende voorraad voor lage inkomens te behouden. Hengelo wil ook particulieren gaan aansporen om sociale woningbouw te reali seren. Rotterdam ijvert juist voor minder sociale huurwoningen. Meerdere steden zetten daarnaast in om ook middeldure huur aan te gaan bieden of gaan zoals Rotterdam actieve lobbyen naar Den Haag zodat corporaties ook boven sociale woningbouw grens mogen bouwen. Publieke ruimten: zelfbeheer, adoptie en bewoners met groene handen Een aantal steden investeert in buitenruimte om achterstallig onderhoud weg te werken of zijn van plan mee te werken aan het groen maken van tijdelijke plekken (zonneweide, stadslandbouw, moestuinen). Andere ste den zien dit als een bezuinigingspost (versoberen) om over te dragen naar bewoners in zelfbeheer of adoptie, budgetten samen te voegen (Utrecht) of te heroverwegen (Venlo). Veel zaken zijn in Arnhem volgens de nieuwe coalitie in goede handen bij bewoners en maatschappelijke organisaties, eventueel tegen vergoeding. Steden kijken kritisch naar regels die niet nodig zijn en werken mee met bijvoorbeeld groenplannen voor braakliggende terreinen. Gemeente Arnhem vraagt bewoners om netjes te zijn op de woonomgeving en eventueel wat extra’s te doen, bijvoorbeeld door een afvalbak te adopteren. Broedplaatsen, plinten en kluswoningen Maastricht zet expliciet in op broedplaatsen. Rotterdam wijkt op een aantal zaken af ten opzichte van andere steden doordat zij expliciet aangeven winkelplinten om te turnen naar woningen voor een aantrekkelijkere bin 22

nenstad, gaat door met kluswoningen en Nationaal Programma Zuid. Ook in Schiedam aandacht voor flexibel omgaan om leegstaande panden om te transformeren naar woningen. Aso-woningen Een aantal steden blijft daarnaast actief op de klassieke thema’s. Rotterdam pakt woonoverlast en wijkveiligheid aan en heeft het voornemen om aso-woningen re realiseren voor notoire overlastgevers. Ook in Venlo prioriteit voor wijkveiligheid. Dordrecht blijft investeren in alle wijken van de stad. Leeuwarden zet de huidige wijkaanpak voort. En ook is er aandacht voor voorzieningen (voor alle leeftijden) en wijkeconomie. Tot slot zetten meerdere colleges in op achterstallig onderhoud van de particuliere voorraad (o.a. Rotterdam, Apeldoorn, Dordrecht). Wonen en zorg Wonen en zorg is voor behoorlijk wat steden een prioriteit, zoals in Nijmegen of Rotterdam. De aanpak verschilt. Een aantal steden zet in op allerlei vormen van wonen met zorg: zorgvriendelijke of levensloopbestendige woningen (o.a. Dordrecht), seniorenwoningen (Amersfoort), generatiewoningen (Rotterdam) of goede verzor gingsaccommodaties en geen onnodige kapitaalvernietiging door scheiden van wonen en zorg (Schiedam). Andere steden zetten juist in op het langer thuis laten wonen van ouderen (Rotterdam, Zoetermeer). Zo wil Breda belemmeringen voor mantelzorg aan huis wegnemen. Hengelo heeft hier ook veel aandacht voor, ook door het voorkomen van gedwongen verhuizen uit verzorgingstehuizen Andere rol overheid De rol van de overheid bij wonen verandert. De rol wordt anders. Groter? Daar lijkt het soms op. Haar inzet ver schilt per stad. Nijmegen ziet zichzelf als een investerende en ondernemende overheid om woningmarkt vlot te krijgen bij het versnellen van bouwopgaven. Een stad als Leeuwarden stelt zich op als faciliterende en regisse rende overheid. Meerdere steden hebben woonvisies of woonagenda’s in het vooruitzicht gesteld: Ede, Tilburg,

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


Apeldoorn (gericht op de bestaande stad). Amersfoort maakt een strategisch partnerschap met de corporaties. Prestatieafspraken met corporaties komen veel voor in de coalitieakkoorden. Ze worden herijkt (Apeldoorn, Sittard-Geleen), juist aangescherpt (met name op het terrein van wonen met zorg) of opnieuw gemaakt (con venant Tilburg en Hengelo). In Utrecht zijn de Bouwen aan de Stad-afspraken leidend en gericht op het op peil houden van het aanbod van betaalbare woningen. Nijmegen gaat relatief ver in het vervullen van haar rol. Zo wil zij zelf in actie komen voor het realiseren en exploi teren van woningen als andere partners in bepaalde woonsegmenten niet willen of kunnen investeren. Daar naast bepaalt zij het huurbeleid van corporaties, bijvoorbeeld de inkomensafhankelijke huurverhoging mag alleen boven 43.000 euro. Of Nijmegen in staat wordt gesteld om deze inkomenspolitiek te gaan uitvoeren, moet worden afgewacht. Geen blauwdrukken: met én dicht op de burger Het wijkgericht werken verandert van aanpak. Lelystad doet stedelijke vernieuwing op uitnodiging van partij en. In Rotterdam maken gebiedscommissie samen met bewoners en ondernemers een plan om het gebied of bepaalde wijken te verbeteren. Heerlen stapt af van het blauwdruk denken en gaat ook herprioriteren. Sit tard-Geleen ontwikkelt het wijkgericht werken door zorg, werk, jeugd en veiligheid - vanuit het versterken van burgerparticipatie - zo dicht mogelijk bij inwoners te organiseren. Steden gaan letterlijk dichterbij de burger staan door via wijkwethouders of wijkgericht werken (o.a. Ede, Helmond, Zoetermeer) bewoners meer invloed te geven op de dagelijkse leefomgeving. Right to Challenge De rol van de bewoners groeit - met name bij onderhoud van het groen - al dan niet in pilots zoals in Haarlem mermeer. Rotterdam introduceert analoog aan de Britse wet het ‘right to challenge’. Een buurt of wijk krijgt het

23

recht om lokale voorzieningen over te nemen wanneer zij denken het zelf anders of beter te kunnen organise ren. Budgetten gaan steeds vaker over naar bewoners- of beheergroepen. In Venlo is het fonds Stad van Actieve mensen. In Maastricht moet een hogere kwaliteit van zelfbeheer komen. Samenwerken verbreden en anders invullen Steden zetten niet alleen in op de samenwerking met corporaties. Ook zorg- en welzijnspartners zijn nadruk kelijk in beeld en er worden verbindingen gelegd (zoals in de gemeente Haarlemmermeer) met de transities in het sociale domein.

2.3 Domein Economie Stedelijke economie centraal Economie staat hoog op de gemeentelijke agenda. Stedelijke economie draait in de collegeprogramma’s om het behoud en stimuleren van de werkgelegenheid en het aanscherpen van de aansluiting onderwijs en ar beidsmarkt. Ook staat het economisch belang van de binnenstad nadrukkelijk op de agenda. Interessant is de intensivering van de portefeuille economie en ambtelijke teams economie. Utrecht zet structureel een miljoen euro extra in voor economie, Nijmegen 250.000 euro, Groningen werkt aan een ondernemersakkoord, Arnhem voegt twee acquisiteurs toe, Leeuwarden doet iets soortgelijks, en Tilburg zet extra in op citymarketing en cultuur.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


Terugdringen werkloosheid: stevige afspraken Veel steden hebben de ambitie om de werkloosheid terug te dringen. Utrecht spant de kroon met een ambitie om over vier jaar de laagste werkloosheid van Nederland te hebben. Daartoe wordt structureel geld uitgetrok ken voor de versterking van het programma ‘economische zaken’. Ook Nijmegen trekt extra geld uit voor de uitvoering van de Economische Innovatie Agenda. De stad stelt samen met het bedrijfsleven, regiogemeenten en onderwijsinstellingen een ‘plan voor de arbeid’ op. Terwijl het college in Leeuwarden inzet op minimaal dui zend banen extra en in Zaanstad op 5000 banen extra in 2020. De invoering van de Participatiewet baart zorgen. Opvallend is dat daarbij vooral wordt gewezen naar de positie van mensen in de sociale werkvoorziening. Daarbij wordt een beroep gedaan op de maatschappelijke verant woordelijkheid van bedrijven, in het bijzonder in die regio’s die verhoudingsgewijs meer mensen in de soci ale werkvoorziening hebben zitten. Concreet willen steden ‘stevige afspraken’ maken met het bedrijfsleven voor wat betreft het aannemen van bijstandgerechtigden en het creëren van werkplekken voor mensen met een arbeidsbeperking. In Sittard-Geleen zoekt het college naar schaalvergroting van de sociale werkplaats op regionaal niveau. Ook wordt door enkele steden de inzet van ‘social return’ genoemd als instrument om bij standsgerechtigden aan het werk te helpen. Bestrijding van de jeugdwerkloosheid is een item in Leeuwarden, Lelystad, Nijmegen, Delft en Schiedam. Zes steden bestrijden de (jeugd)werkloosheid door het stimuleren van ondernemerschap en startende bedrijven. Verfrissend is dat Leiden, Breda, Eindhoven en Haarlemmermeer aangeven te zoeken naar innovatieve instru menten om mensen met een handicap en bijstandsgerechtigden naar werk te begeleiden. In de collegepro gramma’s wordt nauwelijks gesproken over het belang van monitoren en evalueren. Een positieve uitzondering is Breda die de inzet van het instrument ‘baanbonus’ gaat evalueren. Gelet op belang van de inzet van de juiste 24

instrumenten is kennis wat nu wel en niet werkt onontbeerlijk. Zo kijkt Breda ook kritisch naar nut en noodzaak van een sollicitatieplicht. Verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt In ruim de helft van de bekeken collegeprogramma’s’ is er aandacht voor het verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Een duidelijke aanpak om deze ambitie te realiseren, ontbreekt ech ter vaak. Wel wordt er veel verwacht van een goede samenwerking tussen het onderwijs en het bedrijfsleven. Steden willen met deze partijen afspraken maken over een betere aansluiting door het aanbieden van een pas send, uitdagend en toekomstbestendig opleidingenaanbod. Ook blijkt uit de collegeprogramma’s dat er wordt ingezet op het creëren van extra stageplaatsen en leerwerkplekken voor scholieren. In enkele steden zoals Hengelo, Rotterdam, Tilburg, Utrecht en Venlo wordt expliciet gemeld extra geld uit te trekken voor het onder wijs. Rotterdam gaat een masterplan onderwijs opstellen waarin onder andere wordt ingezet op de kwaliteit en kwantiteit van leraren. Utrecht trekt met ingang van 2015 voor het onderwijs maar liefst 2,6 miljoen euro extra uit, terwijl Venlo de lessen in de Duitse taal gaat bevorderen. De binnenstad centraal: concurreren met je hart In het economisch domein van de steden is duurzame verstedelijking gemeengoed. Tilburg noemt dit zelfs expliciet. De nadruk ligt op het (re)vitaliseren en versterken van bestaande gebieden in de bebouwde kom ten behoeve van een sterker vestigingsklimaat. De vernieuwing vindt niet langer aan de rand, maar in de bestaande stad plaats. Vrijwel alle steden zetten zwaar in op een aantrekkelijke binnenstad. Steden concurreren niet langer via campussen, kantoorlocaties, (meubel)boulevards en grote iconen/bouwprojecten, maar met “hun hart”. Heerlen typeert de binnenstad als motor voor de regio, Rotterdam introduceert het beleidsconcept ‘gezellig heid’ en zet in op een ‘city lounge’. Helmond spreekt over het centrum als huiskamer. In lijn met het proefschrift van Gerard Marlet uit 2012 zetten de steden in op een combinatie van winkels, horeca, cultuur, evenementen/

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


toerisme, wonen en erfgoed. Nijmegen en Hilversum hebben zelfs een speciale wethouder binnenstad. Tegen de verwachting in spreken colleges nauwelijks over koopzondagen (alleen Groningen en Ede hebben uitge breide passages) en koopavonden. Hetzelfde geldt voor het vraagstuk van parkeertarieven en bereikbaarheid. Realisme over krimpende binnensteden groeit langzaam Wat opvalt is dat slechts vier collegeakkoorden realistisch zijn over het kleiner worden van hun binnensteden. Vitale binnensteden zijn compacte binnensteden. De krimp van de binnenstad zal dit jaar in meer steden wor den opgepakt. Zo wordt krimp nadrukkelijk genoemd als uitdaging voor de nieuwe wethouder binnenstad van Nijmegen en ook Arnhem spreekt over het compacter maken met meer wonen. Lelystad spreekt in dezelfde bewoordingen. De onderschatting van krimp voor binnensteden verklaart waarom akkoorden nog weinig de ambitie neerleggen om tot een leegstandsverordening te komen. Sommige colleges willen hier onderzoek naar laten doen. Hetzelfde geldt voor instrumenten als ondernemersfondsen en experimenteren met herverkave ling en verevening. Hengelo is de uitzondering op de regel met de aankondiging van een onderzoek naar een vereveningsfonds. Voorts lijken steden niet te springen om de nieuwe wet Bedrijfs- InvesteringsZones (BIZ) te omarmen. Wonen in binnensteden Het is opvallend dat maar een beperkt aantal steden wonen als kans ziet om een impuls aan aanloopstraten en het centrum te geven (onder andere Rotterdam). Ook het belang van een kwalitatief hoogwaardige openba re ruimte voor de ‘binnenstadhuiskamer’ vinden we in weinig collegeakkoorden terug. Kortzichtig bezuinigen op beheer en onderhoud kunnen al op relatief korte termijn grote economische schade berokkenen. De link tussen de grote sociaal-economische opgave in de steden en de rol die de binnenstad kan spelen, wordt in de collegeakkoorden niet expliciet gelegd. De binnenstad is een potentiële banenmotor en kan werk bieden aan kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Reden om het programma binnenstad en het programma sociaal na -

25

drukkelijk met elkaar te verbinden. Aandacht voor honkvaste bedrijven Uit de collegeakkoorden rijst het beeld op van stevige citymarketing. Steden moeten herkenbaar en onder scheidend zijn en uitgaan van eigen kwaliteit. Met name Venlo spreekt over het eigen DNA en speelt in op his torie, erfgoed en identiteit zoals Dordrecht dat in de afgelopen periode heeft gedaan. In het verlengde daarvan investeert bijna een derde van de gemeenten in extra acquisiteurs om bedrijven naar de stad te halen. Daarbij past een kanttekening. Omdat maar zeer weinig bedrijven verhuizen en vaak nog over kleine afstand is het belangrijk dat extra capaciteit vooral ook benut wordt voor het accountmanagement ten behoeve van de be staande bedrijven in de stad. Kennis van het eigen, honkvaste bedrijfsleven is cruciaal. Kennis over wat er speelt in het bedrijfsleven - welke bedrijven groeien, floreren en innoveren, welke zijn in de problemen geraakt, wat beweegt ze? - is juist ook voor het welslagen van de Participatiewet essentieel. Om die reden is het toe te juichen dat steden inzetten op één ondernemersloket en één ondernemersaccount. Bij het bedrijfsleven zit het banen behoud en de banengroei en dit past bij de hoge ambities die steden ten toon spreiden betreffende de aanpak van de (jeugd)werkloosheid en het aanbieden van stages en leerwerkplekken. Schaken op het schaalniveau van de regio Een minderheid van de steden zet nadrukkelijk in op de regionale economische samenwerking. De regio is het schaalniveau waarop economische vraagstukken worden opgelost. Sterke binnensteden krijg je onder andere door goede regionale afspraken over de aanpak van overbewinkeling. Bedrijven denken en bewegen regionaal. De regio is het niveau waarop je bedrijvencontacten organiseert. In de Brainportregio rond Eindhoven gebeurt dat net als de Metropoolregio Amsterdam, maar er staat niets over in de akkoorden. Ook Rotterdam en Utrecht zijn als stedelijke economie te klein, maar het woord metropool valt niet. In Delft is dat nadrukkelijk wel het

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


geval en men zet zich op de kaart als innovatiestad, InnovationQuarter en smart city in de metropoolregio. In Utrecht wordt eveneens ingegaan op belang van samenwerking in directe regio om de stad. Steden lijken op basis van de akkoorden wel twee tot drie topsectoren te huisvesten. Is focus op één topsector niet verstandi ger? Lees het rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over de relatie tussen topsectoren en vesti gingsklimaat. Uit dit rapport blijkt dat de regio Arnhem-Nijmegen een hogere concentratie dan verwacht bezit van bedrijven van de sector water, wordt kracht en focus op logistiek in Venlo bevestigd, is de potentie van de high tech- en creatieve sector in de Brainport-regio groot, is Groningen in trek voor de sector ‘creatief & media’. Keuzes en focus zijn nodig om als economische regio sterker te worden. Werkende bedrijventerreinen In lijn met de eerder geconstateerde doorwerking van de duurzame verstedelijking zet bijna de helft van de steden in op waardebehoud en ontwikkeling van bestaande bedrijventerreinen. Verzakelijken, vraaggericht ontwikkelen, parkmanagement, revitalisering, opknappen en samenwerking met ondernemers worden veel vuldig genoemd. Helmond en Tilburg spreken expliciet over de vraaggerichte aanpak en Hengelo, Schiedam, Haarlemmermeer en Groningen zetten expliciet in op opknappen van bestaande bedrijventerreinen. Dit is niet onbelangrijk omdat het sociaal-economisch belang van deze terreinen groot is; 30% van de werkgelegenheid is daar gevestigd en de bedrijven op deze terreinen zijn essentieel voor het functioneren van bedrijven in de stad. Voor de regio Rotterdam is berekend dat het hier gaat over 50% van alle banen. Grootste punt van zorg is dat bezuinigingen dreigen op beheer en onderhoud, terwijl dit in de eerdere crisisperiode van de jaren tachtig het begin was van de veroudering van werklocaties waar we nu mee te kampen hebben. Stationsgebieden als entrees, een sterk MKB en civic economy Menig stationsgebied kreeg of krijgt een forse facelift. Deze overstappunten hebben toekomst en potentie 26

voor winkelen, wonen, werken en beleving. Rotterdam laat in lijn met idee van de binnenstad als ‘city lounge’ met het stationsgebied zien hoe je prettig “de stadse huiskamer” betreedt. Opmerkelijk is echter dat er in de steden nauwelijks een relatie wordt gelegd tussen de binnenstad en stations als multimodaal knooppunt. Sta tions worden in minder dan 20% van de steden expliciet genoemd als economisch gebied. Naast de focus op topsectoren erkennen steeds meer steden het belang van een sterk MKB. Er is een roep om aanbestedingen van de overheid meer MKB vriendelijk te maken en lokale ondernemers een grotere kans te geven zoals Le lystad, Haarlemmermeer en Rotterdam articuleren. Menig citaat rond regelluwe zones en meer flexibele be stemmingsplannen koppelt dit ook nadrukkelijk aan het MKB. Toch wordt het belang van het MKB onderschat. De aandacht voor de hippere topsectoren domineert. De economische kansen van zaken als ‘civic economy’, sociaal ondernemerschap en de leen-economie zijn nog onvoldoende geland.

2.4 Domein Ruimte Bescheidenheid De collegeakkoorden staan niet bol van de ruimtelijke ambities. Het valt direct op dat men in veel steden kiest voor bescheidenheid. Sterker nog, de colleges stellen de ambities naar beneden bij. Typerend is dat in Den Haag de partijen die onderhandelen over het vormen van een nieuw Haags stadsbestuur nog voordat er een college akkoord is al via een persbericht naar buiten brengen dat er gewerkt wordt aan een alternatief plan voor het om streden Spuiforum. De huidige bouwplannen voor het cultuurpaleis worden aangepast, zo meldt de gemeente in een persbericht. Een illustratie dat de tijd van grote prestigieuze projecten voorlopig voorbij lijkt. Men zet in op het afmaken van de bestaande plannen, op herinrichting, en nieuwe plannen staan veelal in de koelkast. Rotterdam wil een ‘nieuw’ stadspark in het centrum, maar zet het woord nieuw tussen haakjes. Het ‘nieuwe’ stadspark zal vooral uit bestaande publieke ruimten voortkomen. Hiermee is een verschuiving zichtbaar naar

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


lagere investeringen in het fysieke domein en een verdere verschuiving naar kleinere projecten. ‘Bouwkranen zijn een vanzelfsprekend beeld’ in Rotterdam, staat er in het collegeakkoord te lezen. Verdwijnen ze? Nee. De bal ligt nu vooral bij partijen die innovatieve ideeën hebben voor de stad. Decentralisatie ruimtelijk beleid onvoldoende benut De ‘gebundelde deconcentratie’ naar de groeikernen, het compacte-stad beleid en Vinex-wijken waren de afge lopen decennia pogingen van het rijk om de ruimtelijke ontwikkeling in de gewenste banen te leiden. Inmiddels heeft het Rijk – buiten de ontwikkeling van mainports, brainports en greenports - geen nationale doelen van ruimtelijke ordening meer. Dit maakt het voor provincies en gemeenten mogelijk om in te zetten op een eigen ruimtelijk beleid, op eigen ruimtelijke doelstellingen of een verdergaande liberalisatie van het ruimtelijke beleid. Voor dergelijke eigen en eigenzinnige keuzes is ook al reden om de concurrentiekracht van steden en regio’s te versterken, de verbindingen tussen regio’s en binnen regio’s te versterken, de keuze voor vervoersmodaliteiten te beïnvloeden en om de verstelijking af te stemmen met de mobiliteit en multimodale knooppunten. Opmer kelijk is dat in de teksten van de nieuwe collegeakkoorden niet zichtbaar is dat de steden deze beleidsruimte willen benutten. Wel ambities gearticuleerd op het gebied van duurzaamheid Diverse nieuwe colleges trekken extra middelen uit voor duurzaamheidsdoelstellingen en duurzaamheids maatregelen. Ze maken geld vrij voor verduurzaming van woningen, een pre-regeling voor zonnepanelen ter voorkoming van ‘energiearmoede’, warmtenetten, windenergie, groene linten (10.000 bomenplan) mede om de biodiversiteit te bevorderen, meer en betere fietspaden, uitbreiding van ESCO’s naar maatschappelijk vast goed, verduurzaming van de gemeentelijke organisatie, waterstofbussen, en voor bijvoorbeeld de ontwikke ling van (revolving) fondsen ten behoeve van energiebesparingsmaatregelen. Naast de vele aangekondigde maatregelen en instrumenten blijkt de ambitie uit het (her)formuleren van ambities om bijvoorbeeld in 2045

27

energieneutraal te zijn als stad (Nijmegen), om een pilot te starten met een CO2 neutrale straat (Helmond), om – exclusief verkeer - in 2015 energieneutraal te zijn (Lelystad), om een energieneutrale stad te zijn in 2022 (Almere), om duurzaam en CO2 neutraal te worden (Arnhem), om in 2030 klimaatneutraal te zijn (Utrecht), om aan te haken bij een regionaal warmtenet tussen Rotterdam en Den Haag en om een nieuwe duurzame wijk te ontwikkelen met een duurzame warmtevoorziening zoals geothermie (Delft), en om 20 % minder afval in 2020 te produceren (Zaanstad). Inspirerend is de ambitie van het college in Haarlemmermeer met het voorstel Ruimte voor Duurzaamheid 2.0. Het hele college en alle wethouders afzonderlijk gaan alle investeringen op hun duurzaamheid afwegen met de ‘life cycle cost’ benadering, zij gaan alle partijen betrokken bij nieuwbouw vra gen hetzelfde te doen en zij hebben de ambitie om in Nederland koploper te worden in duurzame woningbouw. De bestaande stad centraal De focus ligt sterk op de bestaande stad. De colleges besteden veel aandacht aan leegstand en kansen voor transformatie en invulling van braakliggende terreinen. De verwachtingen van initiatieven vanuit de samenle ving zijn hoog. Vele nieuwe colleges zetten in op activeren en stimuleren van initiatieven. Dat zie je ook terug in de keuze die in meerdere gemeenten wordt gemaakt voor faciliterend grondbeleid. Gemeenten kiezen er niet voor zelf het voortouw te nemen en actief gronden te verwerven en ontwikkelen, maar gaan zich faciliterend opstellen naar de markt en particulieren. Dat is een mooi streven, maar blijkt in de praktijk behoorlijk lastig. Dat vraagt om kunnen makelen en schakelen. Het is daarbij nog wel een zoektocht naar de juiste balans tussen ‘sturen’ en ‘loslaten’. Flexibele bestemmingsplannen en ‘minder regels’ Die zoektocht naar de juiste balans is een worsteling die het beste is te illustreren door de sterke focus op het flexibeler maken van bestemmingsplannen en het ‘minder regels’. Dit lijkt soms een doel op zich in plaats van

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


een middel. Daarbij gaat men in de akkoorden soms voorbij aan voor welk probleem dit een oplossing zou zijn. En of dit dan wel de juiste oplossing is. De balans slaat door naar ‘loslaten’. Platform31 voert momenteel het experiment ‘flexibel bestemmen’ uit. Eerste uitkomsten temperen de vaak hoge verwachtingen rond het regelluw en flexibel maken van (bestemmings)plannen. Het blijkt zeer belangrijk om een goed afwegingskader te hebben. Ook initiatiefnemers en investeerders hebben hier sterk behoefte aan. Waar ook sterke behoefte aan blijkt te zijn, is een open en transparante houding. In dit dossier ligt dus de grootste opgave in de interne cultuuromslag bij gemeenten. Want binnen de huidige regelgeving is er al veel mogelijk. Regelvrije zones en flexibele bestemmingsplannen lossen minder op dan een uitnodigende houding van de overheid. Dossier leegstand De ernst van leegstand is in de meeste steden doorgedrongen. Met name Maastricht loopt voorop door de gehele publieke en private leegstand in kaart te brengen. Het is een kwestie van tijd dat vele steden zullen volgen en commercieel en maatschappelijk vastgoed in samenhang zullen worden bekeken. De ambities van gemeenten om vastgoed te verkopen en hierop te verdienen, zijn in dit tijdgewricht van schaarse publieke middelen begrijpelijk. De colleges moeten zich wel realiseren dat het aanbod verder stijgt en dat de opbreng sten kunnen tegenvallen. Nijmegen wil een leegstandsregister, Enschede onderzoekt de mogelijkheid van een Leegstand-Taks, Breda, Amersfoort, Sittard en Dordrecht gaan voor een plan van aanpak, Apeldoorn wil orde op zaken in de vastgoedportefeuille en Rotterdam een leegstandsloket. Gelukkig hanteert men een nuchtere kijk op leegstand en ziet men leegstand niet alleen als een kans, maar ook als een probleem (verloedering). De toonzetting getuigt van de bescheiden rol van de gemeente bij leegstand. De rol en verantwoordelijkheid van eigenaren wordt weinig genoemd in de collegeprogramma’s. 28

Geen anticiperen op nieuwe Omgevingswet Het laatste wat opvalt is de algemene tendens die ook sterk naar voren komt als je kijkt naar de titels van de collegeakkoorden: men zet in op ’samen de stad maken’. Ook hier speelt dezelfde balans tussen ‘sturen’ en ‘loslaten’. Echt samen stad maken en kunnen loslaten vraagt om een heldere gezamenlijke visie op de rich ting waar een stad heen wil. Aan het einde van deze coalitieperiode zal naar alle waarschijnlijkheid de nieuwe Omgevingswet worden ingevoerd. Deze nieuwe wet introduceert de omgevingsvisie: het strategische instru mentarium voor ruimtelijk-, milieu-, water-, en verkeers- en vervoersbeleid. Het is een lange termijnvisie op de noodzakelijke en gewenste ontwikkeling binnen een grondgebied. Helaas anticiperen hier nu nog maar weinig collegeprogramma’s op door een heldere stip op de horizon te zetten of te willen zetten.

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


29

Een uitgave in opdracht van Platform31. Redactie : Wim Vierling (Platform31) Drukwerk: PlatformP Opmaak : AZ Grafisch Serviceburo bv Hoewel grote zorgvuldigheid is betracht bij het samenstellen van dit rapport, aanvaarden Platform31 en de betrokkenen geen enkele aansprakelijkheid uit welke hoofde dan ook voor het gebruik van de in deze publicatie vermelde gegevens. Alles uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt mits de bron wordt ver meld. Den Haag, mei 2014

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


30

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


31

Samen! vormgeven aan de verzorgingsstad


Postbus 30833, 2500 GV Den Haag

www.platform31.nl

twitter: @platform31

Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.