6
inhoudstafel
inhoudstafel werkvormen 4 6 8 10 12 12 16
voorwoord inhoudstafel introductie THEORIE FILOSOFEREN
1 Wat is filosoferen? 2 Filosoferen met en door kinderen 17 3 Pijlers van de methode 3.1 Het onderzoek van 17
concepten en waarden 3.2 Denkinstrumenten om te filosoferen 3.3 Vrijheid van spreken in een gemeenschap van onderzoek
21 23
24 4 Denkinstrumenten 26 DEELVAARDIGHEID 1
DEELNEMEN AAN EEN GESPREK
DEELNEMEN AAN EEN FILOSOFISCH GESPREK Vragen stellen
26 Actief luisteren 26 Gedachten uiten 28 DEELVAARDIGHEID 2 28 28
(Tegen)voorbeelden geven
29
31
31 31 32 32 33
(Tegen)argumenten geven
DEELVAARDIGHEID 3 STANDPUNTEN EN WAARDEN VERKENNEN Standpunten verkennen
Standpunten vergelijken Waarden verkennen Waarden vergelijken
DEELVAARDIGHEID 4 NIEUWE DENKPISTES VERKENNEN Initieel standpunt loslaten
42 6 Hoe leid je een filosofisch gesprek? 42 6.1 De rol van filosofisch 43
gesprekleider 6.2 Hoe vermijd je of hoe spring je over valkuilen?
45 7 Reflectie 7.1 Wat is reflectie? 45 46 7.2 Reflecteren: blik terug en vooruit
48 8 Djapo’s lesontwerper 33 filosoferen © 33 Hypothesen volgen en/ 52 Doelen van de of opstellen 34 denkinstrumenten Analogieën opstellen 36 Zintuiglijke waarne54 Proeftuin filosoferen ming in vraag stellen 55 Literatuurlijst 37 5 Voorbereiding van een 56 Eindnoten filosofisch gesprek 5.1 Bedenk een filosofische 37 60 WERKVORMEN vraag 60 Overzicht van de 37 - Criteria werkvormen 38 - Hulpvragen 39 - Hoe kom je tot een 64 Wegwijzer 40
filosofische vraag? 5.2 Ontwerp een denkkaart
7
FILOSOFEREN 1 Wat is filosoferen? Filosoferen roept bij velen het diep nadenken over moeilijke vragen op. Je wordt filosoof genoemd, als je een diepzinniger of meer out-of-the box dan verwacht antwoord of vraag teruggeeft op een kwestie. Filosoferen is meer dan dat.
introductie
Deze door de UNESCO geïnspireerde omschrijving vormt alvast een sterke werkdefinitie.
12
‘Filosofie/filosoferen’ is de stelselmatige poging zo goed mogelijk gebruik te maken van onze rationele/ redelijke/kritische vermogens om de problemen en vraagstukken die rijzen ten gevolge van ons bestaan als mens aan te pakken.’2
Wat onderscheidt een filosofisch gesprek van een klas- of kringgesprek? In een kring- of klasgesprek is het gespreksonderwerp heel concreet. Tijdens het filosoferen denk je na over een bijzonder soort vragen nl. conceptuele of abstracte vragen. Deze vragen onderzoek je gezamenlijk zonder eerst feitenmateriaal te verzamelen. Deze vragen peilen naar een betekenis van begrippen en leggen onze opvattingen over de werkelijkheid en het leven bloot. Bijv. Wat is eerlijkheid? Wat is vriendschap? = filosofische vragen Moet je altijd eerlijk zijn tegenover je
vriend? = / Filosofische vraag, wel een nuttige hulpvraag om de filosofische vraag ‘Wat is een vriend?’ te helpen beantwoorden. Filosoferen doe je in dialoog met anderen, samen vorm je een gemeenschap van onderzoek3. Je wisselt vraag en antwoord, voorbeelden en argumenten uit, met als doel samen het antwoord op de filosofische vraag te achterhalen. Filosoferen heeft kenmerken van een discussie maar is dat allerminst. Het doel is namelijk niet de ander te overtuigen van je gelijk, wel met de hele groep een antwoord te vinden. Filosoferen betekent tot slot dat je niet vrijblijvend je gedachten of er-
varingen deelt zoals in een kringgesprek. Tijdens een filosofisch gesprek zal je samen zorgvuldig denken: dat betekent dat je zal redeneren om tot een antwoord op de filosofische vraag te komen. De gesprekleider en/ of de deelnemers verzamelen, wikken en wegen argumenten, inzichten en ideeĂŤn. Deze werkwijze verdiept het filosofisch onderzoek en brengt je dichter bij het antwoord op de filosofische vraag.
voorbeelden. Het is aan de gesprekleider om de kinderen te helpen om abstract te denken. Concrete anekdotes en voorbeelden kunnen tijdens het filosoferen aan bod komen zolang het abstract denken ook een plaats krijgt. Als de gesprekleider het abstract denken niet stimuleert, verzandt het gesprek in anekdotes en vrije uitwisseling van meningen. Vanaf dat moment spreken we niet meer over een filosofisch gesprek.
Filosoferen= wisselen tussen abstract en concreet, tussen denken en voelen
Bijv. Wat is onrechtvaardigheid (= abstract begrip)? Een klasgenoot pesten = concreet voorbeeld. Wat maakt pesten onrechtvaardig (abstract)? Je mag klasgenoten niet pesten (concreet). Iedereen moet een fijne tijd op school kunnen hebben (concreet).
Kinderen die samen filosoferen, bespreken vaak spontaan hun gevoelens en geven gemakkelijk concrete
Dus: Onrechtvaardigheid is mensen kwetsen en hen een niet fijne tijd bezorgen. (abstract) Bij het filosoferen denk je samen na over abstracte begrippen die gedachten en gevoelens oproepen. De gesprekleider daagt uit om op zoek te gaan naar argumenten voor die gedachten en gevoelens. Emoties geven aan, aan welke waarde je belang hecht. Om die reden peilt de gesprekleider tijdens het gesprek zowel naar gedachten als naar gevoelens. Bijv. Wat is onrechtvaardigheid? Een klasgenoot pesten. Wat voel je dan? Als ik zie dat iemand gepest wordt dan krijg ik een benauwd gevoel.
13
2 Filosoferen met en door kinderen Wat maakt filosoferen met kinderen bijzonder?
In sommige klassen voel je nog koudwatervrees om met filosoferen te starten. Nochtans ervaren vele leerkrachten het filosoferen als een bevrijdende en prikkelende denkactiviteit. Je kruipt als leerkracht in een onwetende rol en laat de kinderen zelfstandig denken en spreken, op zoek naar het antwoord.
introductie
“Filosoferen is een activiteit met kinderen in plaats van een les voor kinderen.”4
16
Kinderen zijn van nature nieuwsgierige vraagkanonnen die vanaf prille leeftijd de meest onwaarschijnlijke waarom-vragen op volwassenen
afvuren. Een filosofisch gesprek biedt de ruimte waar kinderen precies deze denkvragen samen met klasgenoten kunnen onderzoeken. Heel bijzonder bovendien is dat er geen juiste of foute antwoorden zijn. Elke gedachte of mening weegt evenveel wanneer je het kan onderbouwen. Dat geeft kinderen meer vleugelslag, want tijdens het filosoferen kunnen ze meerdere en zelf bedachte antwoorden geven. Tijdens het filosoferen ontwikkelen kinderen gelijktijdig verschillende vaardigheden zowel sociaal, communicatief als cognitief. • Sociaal: al filosoferend leren kinderen met elkaars of andere standpunten en
waarden om te gaan m.a.w. ze leren omgaan met diversiteit. Ze luisteren naar verschillende perspectieven op het onderwerp en leren deze te respecteren. • Communicatief: het filosofisch gesprek heeft kenmerken van een constructieve dialoog. Kinderen leren er gedachten en ideeën te delen, maar ook aandachtig te luisteren naar elkaars meningen. De uitwisseling van de verschillende visies en meningen helpt om samen tot een antwoord te komen zonder elkaar te moeten overtuigen. • Cognitief: de gedachten, ideeën, argumenten... die ter sprake komen, worden niet vanzelfsprekend aangenomen maar in vraag gesteld. Kinderen vormen op die manier een kritisch denkvermogen.
Teachers open the door, but you must enter by yourself. (Chinees spreekwoord)
Filosoferen voor en door kinderen Kinderen stellen op onverwachte momenten de meest verrassende vragen, vaak met een hoog filosofisch gehalte. Mis je tijd om er even op in te zoomen, lees deze tips om deze mooie kansen niet te laten ontglippen. • Maak een filovragen-boek. Leg het zichtbaar in de klas en laat de kinderen er filosofische vragen in noteren. • Plaats een vraagbokaal in de klas. Verzamel er de filosofische vragen die de kinderen bedenken of die je opvangt. Pik regelmatig een vraag of las een gesprek in tijdens je thema. • Knutsel een groot vraagteken. Laat de kinderen er filosofische vragen op kleven of schrijven.
3 Pijlers van de methode Bij de ontwikkeling van deze methode lieten we ons inspireren door verschillende experts en denkers. Hieronder lichten we de keuzes die we maakten om de methode te onderbouwen, toe.
3.1 Het onderzoek van concepten en waarden Filosoferen in deze methode wil kinderen helpen om betekenis te geven aan concepten en waarden. • Een concept is een abstract begrip. Wanneer je een concept voor een schoolfeest bedenkt, werk je rond een algemeen thema of idee waarbinnen de verschillende deelaspecten van het schoolfeest passen. In deze methode zijn concepten geen creatieve schet-
sen, maar wel abstracte begrippen. Je geeft betekenis aan dit concept tijdens het filosofisch gesprek. Bijv. Als je de vraag stelt ‘Wanneer is iets van jezelf?’, dan filosofeer je over het concept bezit. Aan het begin van het gesprek antwoorden de kinderen bijvoorbeeld dat bezit iets is dat je gekocht hebt. Door nieuwe voorbeelden of hulpvragen krijgt het begrip bezit een ruimere betekenis. - Iets is van mij als ik het gekregen heb. - Een vriend is van mij omdat we samen spelen. - Als iets van de hele klas is, is het ook een beetje van mij. ….
17
overzicht van de werkvormen In deze tabel vind je een overzicht van alle werkvormen, gerangschikt: • per deelvaardigheid • per denkinstrument • per doelgroep
Werkvorm
Zo kan je zelf kiezen welke werkvorm het best aansluit bij je klasgroep of bij het denkinstrument dat je wil inoefenen. De nummers verwijzen naar de nummers van de werkvormen.
Denkinstrument DEELVAARDIGHEID 1 Deelnemen aan een gesprek
pagina
werkvormen
70 72 74 76 78
60
80 82 84 86 88
1 2 3 4 5
6 7 8 9 10
Actief luisteren Aap me na De pop en de mol Spits je oren Volle maandacht Stoorzender Gedachten uiten
Huisje tuintje Hoeveel is veel? Mijn gedacht Een kast vol gedachten Gedachten op een rij
JK
Deze werkvorm is geschreven op maat van deze doelgroep. Deze werkvorm kan je uitvoeren met deze doelgroep (al dan niet mits aanpassing van de instructie of organisatie). OK
1ste gr
2de gr
3de gr
Werkvorm
Denkinstrument
JK
OK
1ste gr
2de gr
3de gr
DEELVAARDIGHEID 2 Deelnemen aan een filosofisch gesprek pagina
90 92 94 96
11 12 13 14
98 100 102 104 106
15 16 17 18 19
108 110 112 114 116 118 120 122
20 21 22 23 24 25 26 27
vragen stellen Openknuffeldag Vissersvragen Kiekeboe Vragenspionnen (tegen)voorbeelden geven Rood rond blauw Van mij, jou of van ons? Strandbal Dobbel een voorbeeld Is dit altijd zo?
(tegen)argumenten geven Hoepel in Ik vertrek en neem mee Gesprek in de steigers Argumentenweb Verboden te ‌. Richtingaanwijzer Argumentenrun Pingpong
61
4
Volle maandacht
TWEEDE GRAAD derDE GRAAD
DOEL Kinderen luisteren met aandacht naar elkaar.
Actief luisteren
ORGANISATIE duo VOOR JE BEGINT Print 1 werkblad 'Volle maandacht' per duo.
deelnemen DEELNEMEN aan een AAN EEN filosofisch GESPREK gesprek
werkvormen
Standpunten Nieuwe en waarden denkpistes verkennen verkennen
76
MATERIAAL • werkblad 'Volle maandacht' www.djapo.be/filosoferen -lesmateriaal
STAP 1 Vertel dat je een luisteroefening zal doen. Verdeel de kinderen in A's en B's. Geef de groepen afzonderlijk een opdracht en bespreek deze kort met hen. - Kinderen A krijgen een luisteropdracht met het werkblad als houvast.
Zet stoelen per 2 verspreid over de ruimte. Maak A-stoelen en B-stoelen (post-it, positie, kleur).
1. Kijk je klasgenoot aan. 2. Knik of hum. 3. Onderbreek niet. 4. Vertel of vraag iets over het onderwerp. - Kinderen B krijgen een vertelopdracht.
Vertel over het thema waarmee we bezig zijn. Ga pas praten als je het gevoel hebt dat jouw luisteraar echt aandacht toont. Stop wanneer dit niet zo is. Vertel verder wanneer er voldoende aandacht is. Geef de kinderen tijd om de opdracht te verwerken. De kinderen wandelen in stilte door de klas. Op jouw teken nemen de kinderen plaats op de stoel A of B. STAP 2 Laat de kinderen gedurende 5 minuten praten. Kinderen bespreken in duo het gesprek op basis van het werkblad. - Heeft kind A actief geluisterd? Duid met een kruisje aan op de volle maan. Wissel na 5 minuten de rollen.
STAP 3 Bespreek: - Wie heeft volle maandacht gekregen? - Hoe merkte je dat je luisteraar veel aandacht toonde? - Wanneer had je het meest zin om verder te vertellen?
REFLECTIE - Kan je in elk gesprek alle tips toepassen? - Was het moeilijk om de luistertips toe te passen/herkennen? Welke? - Zijn er luistertips die je spontaan vaak doet? Welke niet? - In welke luistertip wil je beter worden? - Hoe kan je deze tip inoefenen?
ECHO UIT DE KLAS (4de leerjaar, Heilig Hartcollege, Wezembeek-Oppem) Juf Carole zag hoe haar kinderen elkaar de volle maandacht gaven. Het zien van enkele leerlingen die actief aan het luisteren waren, hun houding en het knikken, is me bijgebleven. Heel volwassen dacht ik toen. Ik vond het tof dat ze zelf hebben verwoord hoe het fijn is om niet onderbroken te worden. Een van de kinderen reageerde. Ik heb misschien te snel gereageerd door iets te zeggen. Volgende keer ga ik de andere langer laten praten voordat ik tussenkom.
77
ECHO UIT DE KLAS (6de leerjaar, VBS De Ark, Mechelen)
werkvormen
In de zesde klas van De Ark hingen verschillende wetten om het probleem van afval en voedselverspilling op te lossen. Wet 1 - Elk gezin met een middelgrote tuin moet minstens 1 fruitboom planten. De groep rond wet 1 merkte op dat bijna iedereen tegen deze wet had gestemd. De meeste kinderen vinden niet dat je dat kan verplichten. Je mag zelf kiezen wat je in je tuin plant.
140
Wet 2 - Elke supermarkt moet herbruikbare groentezakjes verkopen. De groep rond wet 2 bevestigt dat de wet bijna goedgekeurd is want er zijn vooral voorstanders. Het argument dat het vaakst in de schaal wordt gelegd is Dit voorkomt afval. De kinderen overlegden en vergeleken spontaan hun standpunten.
Tijdens de reflectie bleek dat ze het vooral fijn vonden om hun eigen mening te kunnen zeggen.
141
05
oudste KLEUTERS
Argumenten geven
deelnemen DEELNEMEN aan een AAN EEN filosofisch GESPREK gesprek
lessen
Standpunten Nieuwe en waarden denkpistes verkennen verkennen
30
Op pad naar de plantage Doelen Kinderen kennen het verhaal (h)eerlijke bananentaart. Beginsituatie Kinderen geven argumenten bij keuzes die ze maken geïnspireerd door het verhaal (h)eerlijke bananentaart. Kinderen onderzoeken het concept helpen. Voor je begint Maak met de kinderen Gloobs chocolade-bietjestaart. Snijd de taart in stukjes. Selecteer enkele prenten uit het verhaal (h)eerlijke bananentaart waarin de kern vervat zit. Materiaal • Gloobs chocolade-bietjestaart met (h)eerlijke banaan • prenten uit het verhaal (h)eerlijke bananentaart • servetten • grote mand of boodschappentas
STAP 1 Zet de taart in het midden van de kring. Laat de kinderen vrij reageren. Vraag waarom Gloob deze taart gemaakt had. Vertel dat Gloob van feest houdt en dat hij het dus fijn vindt om voor veel kinderen taart te maken. Geef ieder kind een servet en een klein stukje taart. Prikkel hun zintuigen alvorens ze proeven: - Hoe ziet de taart eruit? - Hoe ruikt de taart? - Welke ingrediënten heeft Gloob gebruikt? - Wat zal je vooral smaken, denk je? Laat de kinderen proeven. - Welk ingrediënt proef je het best? - Vind je ze lekker? STAP 2 Leg enkele prenten die een rode draad vormen in het verhaal in willekeurige volgorde in de kring.
1
2
3
4
5
Zet de mand in de kring. Pols waarvoor je deze mand gebruikt. IK VERTREK EN NEEM MEE STAP 3 Bespreek de prenten: - Wie zie je op de prenten? - Wat doet…? - Wat gebeurt er? - Waarom doet…? STAP 4 Vertel het verhaal (h)eerlijke bananentaart. Stop bij het eerste fragment en toon de prent. - Wat neem je mee als je samen met Gloob naar de plantage gaat? De kinderen kijken rond in de klas en kiezen 1 voorwerp. De kinderen leggen beurtelings hun voorwerp in de mand.
Ze vertellen waarom ze het voorwerp meenemen. - Welk voorwerp kies je? - Wat ga je met dit voorwerp doen op de plantage? - Welk voorwerp uit de mand zou je niet meenemen? - Waarom niet?
TIP Speel af en toe dat je niet inziet waarom voorwerp x mee/niet mee moet. Stimuleer op die manier kinderen die hun keuze moeilijk kunnen verantwoorden. STAP 5 Vertel het verhaal verder tot het volgende gekozen fragment. Stel vragen die de voorwerpen linken aan de prent. - Wat doet Gloob? Met welk voorwerp kan je Gloob of Maila helpen? - Hoe kan señor Paco de mieren helpen? - Welk voorwerp helpt de mieren bij het dragen van de bananen?
- Welk voorwerp uit de tas helpt Gloob en Teo voor het maken van de taart? Laat de kinderen telkens hun keuze verantwoorden. STAP 6 Reflecteer beknopt. - Vond je het moeilijk om een voorwerp te kiezen? - Mocht je zomaar een voorwerp in de mand leggen? STAP 7 Filosofisch gesprek Houd een kort filosofisch gesprek over helpen, met de voorwerpen als aanleiding. Wat is helpen? Hulpvragen - Kan je altijd helpen? Kan je soms niet helpen? Wanneer? - Hoe help je iemand? Help je alleen met spullen? Of kan je ook zonder spullen iemand helpen? - Kan je iemand helpen die je niet ziet? Die je niet kent? - Is troosten/delen …. ook helpen?
31
12
DERDE GRAAD
Waarden verkennen Analogieën opstellen
deelnemen DEELNEMEN aan een AAN EEN filosofisch GESPREK gesprek
lessen
Standpunten Nieuwe en waarden denkpistes verkennen verkennen
58
Rechtvaardig rietsuiker Doelen Kinderen verruimen hun blik op In de ban van suiker door waarden te verkennen. Kinderen vormen analogieën tussen situaties en personages in het audioverhaal en een strip. Kinderen onderzoeken het concept rechtvaardig. Beginsituatie Kinderen kennen het audioverhaal In de ban van suiker. Voor je begint Omcirkel op een kopie van de kijkplaat enkele situaties die zich afspelen en nummer ze. Kopieer de kijkplaat per groepje van 3 à 4. Print 1 placemat met waarden per kind. Steek het blad met de waarden in het kistje.
Materiaal • kistje • papierflap of bord • kijkplaat bij het audioverhaal • 1 kijkplaat per groep van 3 • fragmenten uit verschillende stripverhalen • 1 placemat met waarden / kind www.djapo.be/ filosoferen-lesmateriaal
STAP 1 Reconstrueer het verhaal In de ban van suiker aan de hand van de kijkplaat. Gelinkt en geliket STAP 2 Omcirkel 1 situatie op de kijkplaat en toon. - Wat zie je? Wat gebeurt hier? Projecteer een fragment uit een stripverhaal of voorzie een kopie per 3.
Laat de kinderen verwoorden wie en wat ze zien in het stripverhaal. Bouw samen met de kinderen een analogie op. - Wie of wat uit de omcirkelde situatie kan je vergelijken met iemand of iets uit de strip? - Waarom kan je die met elkaar vergelijken? Bijv. Zoals de boef op een oneerlijke manier aan geld komt, zo verdient de fabrieksbaas op een oneerlijke manier veel geld. Opmerking Elke vergelijking is correct zolang het kind de vergelijking kan uitleggen. Zoek klassikaal verschillende vergelijkingen of analogieën bij dezelfde omcirkelde situatie. (Lees meer over analogieën op p. 34)
STAP 3 Verdeel de klas in kleine groepjes. Geef elk groepje dezelfde fragmenten uit de strip en de kijkplaat bij het verhaal. Laat de kinderen de stukjes strip lezen. Elk groep zoekt vergelijkingen tussen de fragmenten en de omcirkelde situaties uit het verhaal. De kinderen noteren de gevonden vergelijkingen op een kladblad. STAP 4 Laat de groepjes tijdens een wandelronde elkaars vergelijkingen lezen. Bespreek nadien kort welke vergelijkingen ze knap vinden. Actualiteit op zijn kop sTAP 5 Toon een kistje. - Wie heeft thuis ook zo’n kistje? - Wat bewaar je in dat kistje? - Waarom bewaar je zoiets in een kistje?
Betekenis van waarden Sommige zaken zijn voor mensen heel belangrijk, ook al kan je ze niet vastnemen of in een kistje bewaren. We noemen dit waarden. Waarden gaan over wat mensen belangrijk vinden inr het leven, in het omgaan met elkaar en de wereld. Als je bepaalde waarden belangrijk vindt, ga je je gedrag daaraan aanpassen of gedrag beoordelen. Dat betekent dat je iets goed of slechts vindt, omdat je een bepaalde waarde belangrijk vindt. - Ken je voorbeelden van waarden? Open het kistje en toon het blad met waarden. Vertel dat dit een lijst is met waarden die voor veel mensen belangrijk zijn. Geef elk kind de placemat met waarden. Laat hen de waarden lezen en verduidelijk waar nodig.
STAP 6 De groepjes bekijken elke omcirkelde situatie. Ze zoeken in groep een waarde die bij deze situatie past. Ze noteren het nummer van de situatie bij de waarde en vertellen aan elkaar de reden van hun vergelijking. STAP 7 Bespreek samen een situatie en de bijhorende waarde. Bijv. Situatie: de baas van de suikerfabriek betaalt weinig voor het rietsuiker. Vraag welke waarde geschonden wordt. Bijv. eerlijkheid, respect, rechtvaardigheid, ‌ Vraag wat het tegengestelde scenario is, m.a.w. wanneer de waarde niet geschonden wordt. Bijv. De baas van de suikerfabriek 59