db-vl-1003

Page 1

eemaandelijks

i 2010 | tw rgang | mei - jun

114de jaa

tijdschrift voor

de bewe

sco | Kantoor ging rond Don Bo

van afgifte: 3000

09042

Leuven mail | P2

3

n é é r a a m r e s i zo


inhoud

kijk

Een salesiaanse Een

Hoofdredacteur

op de wereld op de salesiaanse wereld

Annemie Vandaele

Adviesraad

R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen

Eindredactie en redactieadres  

Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle dbsocom@donbosco.be

Don Boscogewijs 7

Don Bosco achterna

10

Don Bosco Youth-Net

22 Ontwikkelingsbureaus in hartje Afrika

Adreswijziging

Kruispunt

Don Bosco Vlaanderen  Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel  dedapper.marc@donbosco.be

Frans Vandecandelaere

Veerle Seré 12 Bart Vanhyfte 16

Verantwoordelijke uitgever  

Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel jos.claes@donbosco.be

Lay-out en druk

Pennenstreken

Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo De bijdragen verschijnen onder de verantwoordelijkheid van de auteur. Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.  In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be

In Europa: www.donbosco.net

In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org

Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’: Don Bosco Centrale vzw Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel Tel. 02 771 21 00 IBAN: BE96 0000 1112 6405 BIC: BPOTBEB1

6

Over opvoeden 4

Elk nummer heeft een naam

8 Geweld en veerkracht in gezinnen 11

Verrijzenis hier en nu en morgen

14

Roddelen: de duistere kant 15 Kiezen voor de zwakste 19 Zo is er maar één 24

De verloren zoon

Foto voorpagina: Sxc


Annemie Vandaele Hoofdredacteur

| ingeblikt

Zo is er maar één “Wat zou de wereld zonder moeders zijn?” Zonder er erg in te hebben, had de kersverse juf de vraag gesteld. Daarna een moment van twijfel. Een klasgesprek had ze niet bepaald voorbereid. Ze moest dus kiezen: doorgaan of afremmen. Pieter, haantje-de-voorste van de klas en altijd bij de pinken, besliste in haar plaats: “Zonder moeders zou er geen wereld zijn, want dan kwamen er geen baby’s bij.” En zo kwam het gesprek op gang. Over wat mama’s kunnen zijn: duivels-doet-al, koorddansers, tranenvegers, bruggenbouwers, brokkenlijmers.

Ook al konden ze het met hun elf lentes nog niet verwoorden, toch klonk het er in door: moeders staan, naast hun partners, vaak in een soort transitzone, in de weer tussen het ene en het andere, zoekend, op een hartelijke manier, naar een redelijk midden, tussen job en gezin, partner en kinderen, de generatie boven en onder, vrijheid en verantwoordelijkheid, tussen zorgen en zot doen, troosten en temperen, bijsturen en bemoedigen, ... Ze doen het elk, op hun manier, vaak met veel voldoening en overgave,

3

binnen de grenzen van hun kunnen, en soms daarbuiten. Iedereen had wel iets in te brengen, dus ging het gesprek gretig door. Over het woord ‘moeder’ dat je aan geen enkel kind hoeft uit te leggen, dat voor iedereen ook zo gelijk is en zo verschillend. Over hoe elke taal zo’n woord heeft. En over hoe vreemd het is dat niemand die rol van onze eigen moeder (en vader) kan overnemen. De juf haalde er Gezelle bij: Er is “geen tekening, geen lichtdrukmaal, geen beitelwerk van steen, tenzij dat beeld in mij dat jij gelaten hebt, alleen.” En daarom, omdat ze de behoeders van zovelen zijn, willen we die moeders bij het begin van dit meinummer en deze meimaand even in de kijker zetten. Want elk klasgesprek ten spijt, de vraag bleef en blijft: Wat zou of moet het zijn … zonder?


door de ogen van de opvoeder |

Tekst: Kurt Smeets, namens Don Bosco Vorming & Animatie Foto’s: Eindredactie, sxc

Elk nummer heeft een naam

4

Het opvoedingsproject licht toe hoe Don Bosco naar jongeren keek en hoe we zijn visie kunnen vertalen naar deze tijd. Dit mondt uit in een mensbeeld dat jonge mensen beschouwt als totaalwezens, die op unieke wijze alle aspecten van het bestaan combineren. De verwoording van dat mensbeeld kan een toetssteen zijn voor de stilzwijgende overtuigingen waarmee we als leerkracht voor de klas staan of als opvoeder in de leefgroep. Daarom willen we in een reeks van zes artikelen toelichten wat het mensbeeld typeert. Deze bijdrage richt zich op de unieke persoonlijkheid die elk kind heeft. Opvoeden in Don Bosco’s geest betekent immers jonge mensen erkennen in die eigenheid.

tane sympathie of terughoudendheid die leerkrachten voelen bij bepaalde leerlingen. Zonder stil te staan bij deze vooronderstellingen, dreigen ze vooroordelen te worden. Maar als we stilstaan bij het mensbeeld dat naar voren treedt uit het opvoedingsproject, kan ons dat helpen onze eigen over-

tuigingen op het spoor te komen. Als we ons beter bewust zijn van de waarden die ons maken tot wie we zijn, kunnen we ook bewust ruimte bieden aan jongeren die op het eerste gezicht anders denken en handelen. De waarden waaraan wij onze identiteit ontlenen, worden dan geen

kind Een ADHD n met g gee o ’er. n s i D ADH

Spoor Het mensbeeld dat leerkrachten en opvoeders hanteren, wordt bepaald door de overtuigingen waarmee zij in het leven staan. Die overtuigingen blijven vaak onuitgesproken en maken dat bepaalde jongeren bij hen meer opvallen dan andere. Stilzwijgende waarden sturen de sponetiketten waarmee we anderen beoordelen. Integendeel, deze denkoefening maakt het mogelijk onze je t s waarden naast die n e ku en en d s d van de leerlingen te i r Het n waa gen in . e n plaatsen en met hen eig rtuigi tellen ove g te s hierover in dialoog te vraa treden. De mate waarin het ons lukt kinderen in hun uniciteit te blijven zien, hangt dus ook af van hoe we naar onszelf kijken.


zinkt niet weg in de anonimiteit, maar wordt aangesproken op wie hij is en op de mogelijkheden die hij in zich draagt. Door interesse te tonen voor de activiteiten van jongeren na de schooluren, worden zij niet alleen in hun eigenheid erkend, ook de leerkrachten worden in de ogen van jongeren mensen die meer zijn dan hun functie. Die wisselwerking brengt een familieklimaat tot stand op school of in de leefgroep. Don Bosco vatte het samen in zijn bekende formule: “Wie zich bemind weet, bemint op zijn beurt.” Wie de achtergronden kent van de leerlingen, wie op hen betrokken is, kan ook normen en objectieven soepel hanteren zonder in willekeur te vervallen. Elk kind heeft immers een verhaal te vertellen en elk verhaal rechtvaardigt een andere aanpak. Wat er verwacht wordt, hoeft niet voor iedereen hetzelfde te zijn, maar mag worn i diagnoses nog niet bestonden afgestemd op de individuele leerling. Etiket n t ede gees o v den, stelde Don Bosco al dat Wanneer die persoonlijke aanpak zou Vanuit het mensbeeld dat Op sco’s ge n o o j B n t leerkrachten en opvoeders uitgaan van de stilzwijgende waarden uit het opvoedingsproDon teken rkenne . d i be en e er zich van bewust moeten en onuitgesproken overtuigingen die de ject naar voor treedt, e s enh men un eig blijven dat het eigen is aan sympathie van de leerkracht sturen, zou wordt elk kind benaderd in h kinderen dat ze wispelturig zijn zo’n aanpak onrechtvaardig zijn. Maar als een unieke persoon. en zichzelf nog niet kunnen bewanneer opvoeders en leerkrachten hun Dat betekent dat we heersen. Hij geloofde dat leerkracheigen waarden en overtuigingen in vraag de spontane neiging opten en opvoeders dankzij die houding stellen, kunnen ze vlotter buiten het schorten om mensen te milder gestemd zijn en meer speel- en kader van hun eigen mensbeeld treden. beoordelen op grond van een ademruimte kunnen bieden. Dat maakt Dan wordt het mogelijk zich in te leven in eerste indruk. Anders riskeren we alleen het gemakkelijker om de krachten van verhalen die ver afstaan van het eigen lemaar die aspecten van het kind te zien het kind op het spoor te komen en ze te vensverhaal en begrip op te brendie wij belangrijk vinden en blijven we benutten om zijn groei en ontwikkegen voor moeilijkheden waarblind voor mogelijkheden die we zelf niet ling te stimuleren. in men zichzelf nauwelijks bezitten. Maar het kind heeft misschien herkent. Zo’n assisterende andere mogelijkheden dan wat wij op het d n o r stijl rechtvaardigt een pereerste gezicht waardevol vinden. Het is Persoonlijke aanpak , rg hte g kent c a soonlijk leerproces. een uitdaging voor de leerkracht en een Wie zich geen nummer de rlin en Wie en lee ormen el zorg voor de opvoeder om bewust naar voelt, voelt zich verante p n van n ook en soe die mogelijkheden op zoek te gaan. Het woordelijk om iets van zijn ka ctiev ren. kind dat al een hele tijd stoort en alles leven te maken. Een jonobje hante doet met veel meer kabaal dan andere gere die wordt aangesproleerlingen, mag dan misschien de diken met zijn voornaam, agnose ADHD krijgen, het zal nooit een ‘ADHD’er’ zijn. Een diagnose kan de leerkracht meer inzicht verschaffen in de beweegredenen voor het onrustige gedrag, maar het kind blijft nog steeds hetzelfde kind, dezelfde unieke interactie tussen aanleg en milieu. Als een diagnose een etiket zou worden, als met een diagnose alles verteld is over hoe dit kind zich voelt, denkt en zich gedraagt, dan worden bepaalde aspecten van zijn persoon verabsoluteerd en andere afgewezen. In een tijd waarin zulke

5


een woord waard |

Tekst: Adriaan De Cooman Foto’s: Mark Den Haerynck, sxc

Frans Vandecandelaere Veertig jaar salesiaans Afrika Stevig gebouwde West-Vlaming … en welbespraakt … van het bouwjaar 1946 en de vierde in de rij van zeven kinderen. In 1960 kwam hij bij Don Bosco terecht, in Kortrijk, voor zijn middelbare studies. Hij bleef bij Don Bosco. En na de eerste vorming: noviciaat, filosofie en pedagogische studies aan de K.U.Leuven, is hij in 1970 voor de eerste keer naar Afrika vertrokken, naar het Collège Notre Dame in Ngozi (Burundi).

6

Missionaris en salesiaan

Ten minste driekwart van onze tijd moeten we onder de jongeren zijn.

“Was ik geen salesiaan geworden, dan zeker scheutist”, zo verzekert hij ons. “Maar voorop stond duidelijk dat ik naar de missies wilde. Dat was een fundamentele optie. Ik kom uit een periode waarin er nog ruime aandacht ging naar missionarisroepingen en dat werd van thuis uit zeer gesteund. Ook in Kortrijk zagen we geregeld missionarissen voorbijkomen, elk met hun eigen verhaal. Hoe ze met de vele jongeren op hun missieposten omgingen, dat boeide me. De interesse voor sport en spel zouden mijn troeven worden. Verder niet onbelangrijk was en is: Christus gaan brengen in een land waar men Christus nog niet voldoende kent en in het bijzonder bij de jeugd, de toekomst.”

alle taken heeft hij opgenomen als verantwoordelijke in scholen (studieprefect, directeur) en in de religieuze gemeenschappen als overste. In 2000 werd hij door de toenmalige algemeen overste, don Vecchi, naar Rome geroepen om vanuit Kimihurura (Rwanda) als delegaat te functioneren voor Rwanda, Burundi, Goma en Uvira en de quasiprovincie tegen 2006 voor te bereiden. “Ik mocht er in 2004 een hoogtepunt beleven toen de huidige algemeen overste, don Chávez, gekomen is voor vijftig jaar aanwezigheid van de salesianen in Rwanda.”

Salesiaan-missionaris in Afrika

Don Bosco Gatenga

Waarom Afrika? “In die tijd was Congo het meest voor de hand liggend. Wie als jonge salesiaan naar de missies wenste te gaan, kreeg haast vanzelfsprekend Congo als zending.” Na zijn priesterwijding in 1976 mocht hij onmiddellijk naar Ngozi terug. En van dan af volgt een lange geschiedenis van taken opnemen en weerom loslaten, en dat zowel in Rwanda als in Zaïre, te veel om op te noemen. Bijna

Sedert 2007 is Frans terug in Gatenga (Rwanda) in het Centre des jeunes. En de jongeren: ze zijn er in massa. “De jongens voor wie we werken – 700 – zijn voor 4/5 straatjeugd uit zeer moeilijke situaties. Meer dan 110 internen bevolken onze foyer. Dagelijks worden meer dan 250 warme maaltijden uitgedeeld. Het centrum bestaat uit beroepsonderwijs en we beschikken over de afdelingen:

secretariaat, bouw, elektriciteit, keuken, landbouw, schrijnwerkerij, loodgieterij, een afdeling lassen en metselen en een afdeling haartooi. Daarnaast is er nog het oratorio met dagelijks om en bij de 2000 jongeren van 4 tot 25 jaar die er komen sporten en spelen na de lesuren.” Zijn taak bestaat er in, zo reageert hij kort en krachtig, om “allereerst Don Bosco te zijn. Ik ben geen manager van om het even welk bedrijf, maar ik doe wel aan het management van de ziel. Vele jongeren komen over de vloer met hun persoonlijke problemen. We proberen te luisteren en te begeleiden. Het voornaamste van onze taak als salesiaan bestaat erin als gemeenschap te getuigen. Ten minste driekwart van onze tijd moeten we onder de jongeren zijn. Het moet een bewuste keuze zijn om tussen hen te gaan staan. Want in onze omgang met hen zien zij heel duidelijk wie we zijn en willen zijn voor hen: Don Bosco in salesiaans Afrika.”


Tekst: Wim Collin Foto’s: Eindredactie

| afgestoft

Don Rua

Don Bosco achterna Valdocco, achter het standbeeld van Don Bosco liggen de kamers van Don Bosco, gedeeltelijk aan het oog onttrokken door de groene bladeren van een druivelaar. Heerlijk zoete druiven zijn het, fragola noemen ze, wat zoveel betekent als ‘aardbei’. Aan de balustrade van het balkon hangen fleurige bloemen. De kamers van Don Bosco werden een museum waarin je kunt rondlopen en allerlei gebruiksvoorwerpen, maar ook de meubels van zijn kamer, kunt bewonderen. Als je je ogen sluit en luistert naar de spelende kinderen op de speelplaats, dan kun je jezelf zo inbeelden dat hij daar nog ergens rondloopt. Het is in deze kamer dat ze samen waren op 18 december. Valdocco, de kamer van Don Bosco. Buiten is het aardedonker en muisstil. Iedereen ligt in zijn bed. Langs het balkon haasten zeventien jonge mannen zich naar de kamer van Don Bosco, een beetje onwennig, nieuwsgierig ook. Er hangt een spanning in de lucht, iedereen voelt het. De kamer is slechts een weinig verlicht, iedereen vindt een plaatsje, staande of leunend tegen een muur. Iedereen kijkt naar Don Bosco, wiens gelaat door een olielamp verlicht wordt. ‘Monnik of geen monnik, ik blijf bij Don Bosco’, gonst het door de hoofden van enkelen van de jonge mannen. Na verschillende voorlopige pogingen was het die avond dan zo ver. In het verslag lezen we: “In de kamer van priester Giovanni Bosco kwamen om negen uur ‘s avonds bijeen ... De aanwezigen besloten over te gaan tot de oprichting van een congregatie” om de authentieke geest van het oratorio van Don Bosco te bewaren en te verspreiden voor verlaten jongeren. Het was 18 december 1859.

hem begonnen te ondersteunen en ten gepaste tijde te ontwikkelen. We moeten trouw zijn methodes en praktijken volgen, en in onze manier van doen en handelen, van praten en werken moeten we proberen om het model te volgen dat de Heer in zijn goedheid aan ons gegeven heeft. Dat, mijn geliefde zonen, zal het programma zijn dat ik zal volgen, dat is wat ik beoog, en dat moet ieder van jullie proberen.” Maar hij schrijft dat niet alleen aan de salesianen en de zusters. Ook in het Bollettino Salesiano, het tijdschrift van de salesianen, van maart 1888, schrijft hij: “Laten we de werken die hij (Don Bosco) begonnen is, samen voortzetten, speciaal voor de arme en verlaten jeugd.” Hij roept iedereen die dat leest op om Don Bosco levend te houden. Don Rua heeft dadelijk door dat hij er niet alleen voor staat: hij rekent op de salesianen en de zusters, maar ook op de medewerkers en op vele gewone mensen. Don Bosco zijn werken geraken over de hele wereld verspreid. In de 22 jaar dat don Rua aan het hoofd van de congregatie stond, groeide het aantal leden tot 3996, verspreid over alle continenten van de wereld. Bij de dood van Don Bosco waren ze nog maar met 700. Maar de vraag

m zag, Wie hegd hebben: eze co!’ zou gis on Bos D t ‘He

naar salesianen is op dat moment groot, heel groot. Ze betekenen een echte meerwaarde voor de plaatsen waar ze wonen en werken. Don Rua krijgt veel smeekbedes om toch maar enkele salesianen naar hier of daar te sturen. Hij moet meer weigeren dan hij er kan toezeggen. Een paar keren zegt hij zelfs dat er geen nieuwe huizen geopend mogen worden. De salesianen moeten eerst wortel schieten, dan pas kunnen ze groeien. In Europa richten de volgelingen van Don Bosco colleges en vakscholen op, internaten en weeshuizen. Ze werken in parochies en geven catechese. In de missielanden doen ze werkelijk alles. Soms zijn ze de eersten om ergens aan te komen. Steden moeten worden opgericht, huizen gebouwd, kerken, scholen gesticht, straten aangelegd, watervoorziening, landbouw, ziekenhuizen, ... de salesianen doen het allemaal. En telkens opnieuw zegt don Rua dat zijn salesianen niet mogen vergeten om trouw te blijven aan Don Bosco: ze moeten iedereen God leren kennen. Al de rest is bijzaak. Vanuit de kamer naast die waar Don Bosco leefde, zette don Rua het werk van de stichter van de salesianen voort. Trouw was hij aan zijn principes, en hij deed er alles voor om de geest van Don Bosco te bewaren. Creatief was hij om Don Bosco’s werk verder uit te bouwen. En wie hem zag, zou gezegd hebben: ‘Het is Don Bosco!’

Na de dood van Don Bosco schrijft don Rua aan de salesianen en de zusters: “We mogen ons gelukkig prijzen kinderen te zijn van zo’n vader. Daarom moeten we ons er op toeleggen de werken door

7


goed-gezin-d |

Tekst: Katie Velghe Foto’s: Eindredactie, sxc

Geweld en veerkracht in gezinnen Geweld in gezinnen

8

eweld e g van g on De wie in heel gew ak a v t . a n e sta gezinn

licht overal zo is. De natuurlijke loyaliteit van gezinsleden aan elkaar wordt misbruikt om het onrecht in stand te houden. In naam van de ‘liefde’ en de ‘eenheid’ in het gezin worden de grenzen van rechtvaardigheid steeds verder opgeschoven. Onrecht wordt bedekt ‘onder de mantel der

Tot in het derde en vierde nageslacht

Bijna de helft van de “Het was heel wat beter als jij nooit geboVlaamse kinderen erren was”, laat de dichteres Ida Gerhardt vaart geweld voor hun een moeder tot haar jonge kind zeggen. achttiende, grotendeels Het kind staat weerloos. Het loopt niet binnen het gezin. In 2007 stelweg voor zoveel verbaal geweld, naar wie de de politie 16254 processen-verbaal anders dan zijn moeder zou het gaan? op voor partnergeweld, dat betekent 45 Maar zijn gang wordt traag en slepend. per dag1. Deze cijfers liegen er niet om. Als een vonnis klinken de laatste regels van het gedicht “Ja, het kind was zwanGeweld is niet alleen een zaak van doorger, zwanger van dat woord. Dat was, in gewinterde criminelen in donkere achterduisternis ontkiemd, op weg tot in het buurten. De wieg van geweld staat vaak derde en het vierde nageslacht.” Ida in heel gewone gezinnen, met een Gerhardt verwoordt een droeve waarkeurig huis, versgewassen (maar geHet Distelzaad heid. Je kunt geweld beslist niet sloten) gordijnen en de beste beIk hoorde een vrouw; zij zeide tot haar kind, ‘vruchtbaar’ noemen, maar het doelingen. Bij geweld denken we zómaar op straat: “’’t Was heel wat beter is wel erg productief. Het vermespontaan aan fysiek of seksueel als jij nooit geboren was.” Het zei niets terug, nigvuldigt zich voortdurend. geweld, maar er bestaan veel het was nog klein, maar het begon ineens Het slachtoffer draagt zijn of manieren waarop iemand gesleepvoetig traag te lopen; als een die in haar verwondingen immers weld kan worden aangedaan. ballingschap een juk met manden torst verder met zich mee, in hoofd Sommigen ervaren dat ze en radeloos merkt dat zij zwanger is. en hart. Sommige slachtoffers niet gewaardeerd worden. Ze In Babylon misschien of Nineveh. lijden aan een minderwaardigworden vergeleken met broer Ja, het wás zwanger, zwanger van dat woord. heidsgevoel, en zijn onzeker in of zus of moeten geregeld cyDat was, in duisternis ontkiemd, op weg: groepen. Diep vanbinnen nische, vernederende opmerkintot in het derde en vierde geslacht. wantrouwen ze anderen, en gen van een gezinslid ondergaan. (Ida Gerhardt, Verzamelde Gedichten) ze durven zichzelf niet Anderen worden juist aangezet tot ld e meer te binden of te prestaties die hoger reiken dan hun Gew igt zich ld u v ig geven in een relamogelijkheden. Als we eerlijk zijn, moevermen rtdurend. o o tie. Anderen voelen ten we erkennen dat ‘geweld’ op die mav zich verantwoordelijk nier in elk gezin opduikt. Waar mensen liefde’. Maar voor alles wat fout gaat samenleven, botsen behoeftes en verlanonder die mantel kan en putten zich voortdurend gens soms met elkaar. Die conflicten kunhet na verloop van tijd uit om dingen recht te zetten, ook als nen uitmonden in een strijd waarbij de bepaald onfris ruiken. “When love de fout niet bij hen ligt. Sommigen van ‘sterkste’ het haalt en de ander geweld becomes a god, it becomes a demon”2, deze mensen vragen zich dan verbijsterd aandoet. Vaak wordt dit nadien uitgeschreef C.S. Lewis. En hij had gelijk. Als af waarom ze na hun ervaringen met een praat, en komt er een compromis en verliefde losgekoppeld wordt van recht, blijft gewelddadige vader op een partner botzoening. Maar niet altijd. Het ‘geweld’ vaak een ziekelijk samenhorigheidsgesen die alcoholist is. En ze beseffen niet wordt soms een vast patroon, waaraan voel over, dat mensen die elkaar langdudat dit nog een gevolg kan zijn van hun iedereen gewend raakt. Kinderen raken rig kwetsen aan elkaar bindt. En de spiverwondingen uit het verleden: zichzelf ervan overtuigd dat het zo hoort, en welraal van geweld voert hen steeds dieper.


wegcijferend gedrag kan immers gewelddadige mensen aantrekken. Nog anderen willen kost wat kost de gevoelens van schaamte, waaraan elk slachtoffer lijdt, van zich afschudden. Zij identificeren zich met hun belager en gaan op hun beurt respectloos met anderen om. In het ergste geval worden zij de nieuwe geweldenaars. Welk overlevingsmechanisme het slachtoffer ook heeft aangeleerd, geen van deze strategieën draagt bij tot een gelukkig, levengevend gezinsleven. Integendeel, ze zuigen de leden van het nieuwe gezin mee in een spiraal van geweld: hetzij als slachtoffer, hetzij als dader.

Een uitweg uit de spiraal Is er dan geen uitweg? Is iedereen die ‘zwanger’ is van een woord (of daad) van geweld gedoemd om dit verder mee te dragen en door te geven? Gelukkig niet. Er bestaat een kracht die sterker is dan die van het geweld en die de spiraal kan openbuigen. Overal om ons heen zien we voorbeelden van mensen die opstaan uit een verleden van verdrukking. Mannen en vrouwen die na een scheiding in staat zijn hun kinderen geen woorden van geweld over de ex-partner op te dringen. Kinderen die misbruikt werden en toch zelf fijne vaders en moeders worden. Sommige voormalige slachtoffers geven zelfs blijk van een unieke kracht, die door het geweld uit hun jeugd niet aangetast werd, wel integendeel. Om maar een heel bekend voorbeeld te geven: Don Bosco zelf was jarenlang slachtoffer van de jaloezie van zijn oudere broer. Uiteindelijk werd hij als hoeveknechtje naar een naburig dorp gestuurd om verlost te zijn van Antonio’s geweld. Maar op de één of andere manier bleek alles ten goede te werken, en groeide hij uit tot een man met een groot hart voor kinderen, boefjes én slachtoffers, die vaak dezelfde kinderen bleken te zijn.

Resilience Wat is die geheimzinnige kracht die mensen kan doen opveren uit de vreselijkste omstandigheden? Psychologen

en pedagogen spreken van ‘resilience’ (Latijn ‘salire’: opspringen), wat vertaald wordt als veerkracht. Stefan Vanistendael, adjunctdirecteur van het Internationaal Katholiek Bureau voor het Kind, omschrijft resilience als ‘het vermogen van een mens of sociaal systeem om zich te ontwikkelen en door grote moeilijkheden heen te groeien.’3 Resilience heeft zeker iets te maken met de persoonlijkheid van iemand. Mensen met een groot doorzettingsvermogen maken bijvoorbeeld meer kans iets als ‘resilience’ te ervaren. Toch is resilience geen individuele kwaliteit. Het is eerder het gevolg van een interactie tussen individuen of gezinnen en hun bredere omgeving4. Deze omgeving kan voor ‘beschermende factoren’ zorgen, zoals voldoende materiële bescherming, ontmoetingen met mensen die steun bieden, enz. Dankzij die beschermende factoren kunnen bepaalde risicofactoren, zoals geboren worden in een gezin met een gewelddadige ouder, toch niet allesbepalend zijn. Het spreekt voor zich dat hier een groot appèl ligt aan de hele samenleving. Elke ondersteuning aan iemand in moeilijke gezinsomstandigheden kan mee het verschil maken: tijd maken voor een babbel, opvang voor kinderen, iemand wegwijs maken in de mogelijkheden van sociale hulpverlening, mensen over de drempel van therapeutische hulp heen helpen ... Die hulp zal ten volle vruchtbaar zijn als we doordrongen zijn van twee zaken. Ten eerste: geweld komt voor in elk gezin. We zijn allen zondige5 mensen, die zo vaak het doel missen waarvoor we geschapen werden: groeien in liefde. Ten tweede: ook de gezinnen waarin dit geweld angstaanjagende proporties heeft aangenomen, hebben de kracht om hieruit op te staan. Er zijn geen perfecte gezinnen, en er zijn geen hopeloze gezinnen.

1 www.gezondheid.be, actie ‘Geweld thuis, dat klopt nooit.’ 2 C.S. Lewis, The four loves, Harcourt, Inc., New York, 1960. 3 S. Vanistendael, Toch in het leven geloven. Het realisme van de spiritualiteit, Mechelen, 2003, p. 10. 4 A. Dillen, Tussen verheerlijking en afwijzing. Realistische hoop voor gezinnen, in Rondom Gezin, 25 (2004), Jubileumnummer, p. 58-70. 5 ‘Zondig’ wordt hier gebruikt in de oorspronkelijke betekenis van het woord: wat zijn doel gemist heeft. Het Hebreeuwse woord ‘chatat’, dat wij vertalen als ‘zonde’, is afkomstig van de techniek van het boogschieten en betekent ‘gemist doel’.

ht n krac taat ee dan die s e b r E rker is die ste et geweld. van h

Verrijzenis We kunnen het effect van ‘resilience’ beschrijven. We kunnen onderzoeken via welke kanalen die ‘resilience’ bij mensen doorbreekt. Maar waar komt die bijzondere kracht vandaan? ‘Resilience’ is veel ouder dan haar moderne benaming. Als we Bijbelse verhalen lezen, vinden we weinig ideale gezinnen. Maar we zien wel hoe het onbeminde pleegkind Ismaël, weggestuurd in de woestijn, toch niet ten ondergaat. Hoe Jozef, slachtoffer van zijn jaloerse broers, zegeviert als onderkoning van Egypte. Hoe de profeet Hosea niet kapot gaat aan de kwetsende ontrouw van zijn vrouw. Die verhalen laten er voor christenen geen twijfel over bestaan waar ‘resilience’ vandaan komt. Ze komt uit dezelfde Bron die Jezus, na een gewelddadig einde, liet opstaan uit de dood. Een marteltuig werd een symbool van hoop. Als we met de juiste ogen kijken, kunnen ook wij al verrijzenis zien in gekwetste mensen en gezinnen. Niet doordat zij zelf hun persoonlijke krachten aanspreken, al is dit natuurlijk wel nodig. Ook niet doordat hun omgeving zorgt voor beschermende factoren, al is dit ook nodig. Maar doordat zij gedragen zijn, en mogen vertrouwen op een God van liefde, die sterker is dan geweld. Een God die geweld in gezinnen afkeurt, en mensen aanzet een einde te maken aan deze vormen van onrecht.

9


plezierig engagement |

Tekst en foto’s: Jeugddienst Don Bosco, sxc

Jeugddienst Don Bosco

Don Bosco Youth-Net

10

Bijna 10 jaar geleden werd Don Bosco Youth-Net ivzw boven de doopvont gehouden. Begin 2001 besloten 61 gedreven Don Bosco-jongerenorganisaties en jeugdpastorale werkingen van salesiaanse provincies uit evenveel Europese lidstaten om een netwerk te vormen. Wat relatief klein begon, is nu uitgegroeid tot een internationaal netwerk dat meer dan 1000 werknemers en 17000 vrijwilligers omvat, die werken met meer dan 150000 kinderen en jongeren. Don Bosco Youth-Net ivzw richt zich op jeugdwerk, en dan met name op vrijwilligerswerk, non-formeel leren, participatie en sociale inclusie. Binnen die ruime thema’s ontwikkelen ze verschillende soorten acties.

ze in contact komen met één van onze internationale vrijwilligers, is het voor hen vaak hun eerste interculturele ontmoeting. Zeker voor hen die niet de kansen hebben om zelf te reizen, is deze ontmoeting indrukwekkend. Natuurlijk is dat niet alleen een geweldige ervaring voor de jongeren die deelnamen aan die lokale activiteiten, maar zeker ook voor de internationale vrijwilligers. Ze hebben er veel door kunnen leren: werken in een intercultureel team, nieuwe spelletjes en liedjes, nieuwe smaken, … Het is een leer- en levenservaring die ze niet snel zullen vergeten.

Dit zijn voornamelijk internationale projecten voor en door jongeren, zoals jongerenuitwisselingen. Elke zomer wisselen onze lidorganisaties animatoren uit, die dan actief zijn in de lokale activiteiten van het gastland: zomerkampen, speelpleinen, oratorio’s, … Typisch aan salesiaanse organisaties is dat deze activiteiten open staan voor alle jongeren. Jongeren van alle sociale klasses, jongeren met een mentale of fysieke handicap, jongeren uit de bijzondere jeugdzorg, iedereen kan deelnemen om samen te spelen. Als

Daarnaast zijn er projecten die focussen op het uitwisselen van informatie, ervaringen en ideeën onder onze organisaties. Een goed voorbeeld van zo’n project zijn de seminaries die we zesmaandelijks organiseren rond thema’s gerelateerd aan het Europese jeugdwerklandschap. Zo organiseerden we in 2009 samen met Jeugddienst Don Bosco vzw een Europees jongerencongres rond mensenrechteneducatie, een vormingsthema dat binnen het jeugdwerk steeds meer aan belangrijkheid aan het winnen is.

We voorzien internationale projecten, wisselen informatie en ervaringen uit en vertegenwoordigen de stem van de salesiaanse jongeren.

We zijn ook actief in het vertegenwoordigen van de stem van salesiaanse jongeren, zowel in Europese instellingen als in de ruimere salesiaanse congregatie. Don Bosco Youth-Net ivzw is een lid van het European Youth Forum, het grootste platform binnen Europa, om jongeren te vertegenwoordigen. Deze organisatie heeft een adviserende stem binnen de Europese Unie, de Raad van Europa en de Verenigde Naties. We onderhouden onze contacten met de salesiaanse congregatie door deel te nemen aan internationale congressen en door een nauwe samenwerking te onderhouden met de algemeen verantwoordelijke voor jeugdpastoraal, don Fabio Attard. Het internationale secretariaat van Don Bosco Youth-Net ivzw wordt financieel ondersteund door de Europese Commissie en dat door het ‘Youth in Action’programma. Ook het merendeel van onze projecten wordt via ‘Youth in Action’ gefinancierd. Dit partnerschap met de Europese Commissie is noodzakelijk voor het bestaan van ons netwerk. Raadpleeg de website voor meer informatie: www.donboscoyouth.net.


Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: Sxc, godsdienstonderwijs.be

| de bril

De verloren zoon Een contextuele kijk op opvoeding en onderwijs De parabel van de verloren zoon heeft mensen door de eeuwen heen aangesproken. Omdat het herkenbaar en troostend is, wellicht, maar omdat het verhaal ergens ook wat tegenwringt. Even recapituleren … Een vader heeft twee zonen. Op een dag eist de jongste zijn erfdeel op, vertrekt van huis en verbrast zijn hele vermogen. Maar na enige tijd kent hij berouw, slaat een mea culpa en keert naar zijn vader terug, waar hij met open armen en een groots feest ontvangen wordt. De oudste zoon echter, die altijd trouw aan de zijde van zijn vader is gebleven, protesteert, want hij heeft nooit een feest gekregen. Zijn vader antwoordt: “Maar we konden toch niet anders dan vieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer tot leven gekomen? Hij was verloren en is teruggevonden.” De vraag zal zijn wie in dit relaas uiteindelijk het meest ‘verloren’ is: de oudste of de jongste of elk van beide?

het noemen. Het is de zoon die al jarenlang trouw en onzichtbaar het beste van zichzelf geeft, zonder in zijn moeite gezien te worden. Je kunt het op vandaag vergelijken met het kind dat geslaagd is op alle domeinen. Het is de jongere met perfecte schoolresultaten, diegene die niet pubert, die niet ‘feest’, die geëngageerd is, die er goed voor komt, die kiest voor de hoogste opleiding, die muzikaal is, sportief, creatief, enz. Zo blijft hij of zij erg loyaal aan de verwachtingen van de voor de buitenwereld ook geslaagde ouders. Het zijn vaak de kinderen van wie niet gezien wordt hoeveel moeite dit alles hun kost, die steeds verder gaan in hun streven naar erkenning, die op een oudercontact veel te snel weer buiten staan.

De zondebok

Naast dat perfecte kind in de parabel, net als in veel huisgezinnen: de zondebok, de jongste zoon, die het hele ‘moeten’ zo Het perfecte kind grondig moe is dat hij niet anders kan dan Het verhaal plaatst de pervertrekken. Het is de typische dwarsligsonages mooi naast elger in het gezin, degene die zijn draai niet kaar. Aan het hoofd van vindt, die zoon of dochter die slechte resulhet bedrijf: de vader, taten haalt, op internaat moet, niet met naast hem: de oudhet gezin mee op reis mag in de zomer. ste zoon, het perfecte Het is de jongere die het gangbare pad verkind, zoals Nagy en de laat, de jongere in de bijzondere jeugdzorg contextuele denkers soms, de bliksemafleider voor de onuitgesproken spanningen in een gezin n de of de dwarsligger in de klas die wie va is: niet in zijn context gezien wordt. n e g a r rloren’ t je afv Je kun et meest ‘ve ngste? Een zondebok probeert vaak om h jo twee dste of de een bestaand systeem in evende ou wicht te brengen of te houden, ook al raakt hij of zij op die manier vastgespijkerd in een rol die weinig perspectief biedt.

De vader Het mooie aan dit bekeringsverhaal is dus dat de zondebok het hele systeem ten goede keert. Want het gemis van zijn jongste zoon doet de vader ‘zien’. Hij begrijpt ineens wat in het leven echt van tel is: niet het rendement, niet de meetbare resultaten, niet de cijfers, maar menselijke relaties en nabijheid, dat is wat hij mist. Hij slacht zelfs één van zijn vetgemeste kalveren om er een groots feest mee te geven. Slechts één iemand kan niet mee in de verandering binnen het systeem: de oudste zoon, die niet ‘ziet’, die vasthoudt aan de oude, vertrouwde wetmatigheden. Is dat misschien wat de parabel wil zeggen? Dat de ‘verlorenen’ diegenen zijn die zich niet weten te ‘bekeren’?

Tot slot In iedereen zit natuurlijk iets van een oudste en een jongste zoon, maar het contextuele denken wil de aandacht vestigen op die situaties waarbij kinderen lange tijd in die extreme rol moeten kruipen om het gezin of de relatie van de ouders of wat dan ook overeind te houden. Als een kind zo de rol van een ouder overneemt en hierin niet ‘gezien’ wordt, geraakt het ondergesneeuwd. Dus is het misschien niet slecht te weten dat er in elke klas ten minste één zit die wacht op bevestiging, die door zijn gedrag het hele thuissysteem ten goede wil keren of aan wie dat ‘bekeren’ al lang niet meer is besteed. Het is Nagy die ons, in het kielzog van tal van Bijbelverhalen, oproept oog te hebben voor die verloren ‘zonen’. Een artikel gemist? Surf dan naar http://dbv-de-bril.blogspot.com/.

11


de spreekstoel |

Tekst: Annemie Vandaele Foto's: Don Bosco Sint-Pieters-Leeuw, sxc

Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid

Met open deuren Veerle Seré, directeur basisschool Don Bosco Sint-Pieters-Leeuw

12

Het centrum van Sint-Pieters-Leeuw ligt er rustig bij wanneer we er neerstrijken voor een interview. De school is afgelopen, het gespeel verstomd. Naast de voetweg en achter de contouren van de twee naburige rusthuizen, ligt een lege speelplaats. Maar in een lokaal, ver weg van de winterkou, zie je bedrijvigheid alom: de naschoolse opvang heeft er onderdak gevonden. Ook na de schooluren waait in deze school de vlag van Don Bosco, letterlijk en figuurlijk, zeker ook in het bureel van directeur Veerle Seré, nog druk in de weer met paperassen, leerkrachten die vervangen moeten worden, laptops die een veilige plek moeten krijgen, een leerling die wil inschrijven, ouders die bellen, een kopiemachine die het niet doet, de inrichtende macht aan de lijn én een redacteur van Don Bosco Vlaanderen over de vloer.

Veranderen De basisschool van Sint-Pieters-Leeuw was in de loop van de jaren een school

Elke verandering is een investering.

van verandering. Aanvankelijk was het een meisjesschool van de zusters van Sint-Antonius, maar in 1984 werd het schoolbestuur overgedragen aan de inrichtende macht van de salesianen. Veerle Seré, gehuwd met een oud-leerling en leerkracht van Don Bosco Halle, en intussen ook mama van twee grote zonen, werd als eerste leerkracht door de salesianen aangenomen. Toen een jaar later een nieuwe directie aangesteld werd, startte een volledig veranderingsproces: het personeel volgde de vormingsdagen voor nieuwe leerkrachten, er kwam een leraarskamer, er werd werk gemaakt van teambuilding, er werd aangestuurd op een salesiaanse manier van omgaan met kinderen en ouders. Het team werd hechter, hecht genoeg om in 1994 een nieuwe omschakeling te dragen: die van een meisjesschool naar een gemengde school. Opnieuw paste het personeel zich aan, en opnieuw kwam er een uitbreiding, in 2001, toen ook de parochiale kleuterschool een deel werd van die grotere Don Boscoschool. Midden in dat veranderingsproces stond en staat Veerle Seré: aangeworven als leerkracht in 1984, aangesteld tot directeur in 1995 en op vandaag ook coördinerend directeur van de scholengemeenschap.

Tijd Veerle Seré: “Elke verandering is voor een school en voor een directeur een enorme investering. Zeker de fusie met de kleuterschool

Een school leiden is meer dan een beleid alleen.

vroeg tijd, niet zozeer van de leerkrachten, maar vooral van de ouders, die graag vasthielden aan de kleinschaligheid. Ook voor een directie maakt het opnemen van een kleuterschool een groot verschil, omdat je rekening moet houden met de grote bezorgdheid van ouders wanneer hun kleine spruit zijn eerste stappen in de school zet. Vaak komen ze op dat moment ook voor het eerst in contact met een onderwijssysteem dat anders is dan in hun tijd. Bovendien is het ook intensiever wat inschrijvingen betreft, want je moet verschillende instapdata voorzien en rondleidingen, het hele jaar door.”

Pleisters Maar hoeveel er uiterlijk ook verandert, niets verandert iets aan Veerles geloof in het salesiaanse opvoedingsproject: “Je liefde voelbaar maken, dat zie ik nog steeds als mijn opdracht in onze school.


Ik probeer de school te leiden uit liefde voor en geloof in het salesiaans onderwijs. Een school leiden is immers meer dan een beleid alleen, het is je geloof voorleven, met de verhalen van Don Bosco als leidraad, het is elk kind graag zien en op een gedifferentieerde manier zoeken naar ieders talent. Het is opvoeden tot goede burgers en waarden als zorgzaamheid, respect en erkentelijkheid hoog in het vaandel houden. Het is blijvend attent zijn voor de noden van anderen, het is begrip en geduld opbrengen, creatieve oplossingen zoeken voor problemen van school en gezin. Het is luisteren, je inleven, bemoedigen, bevestigen, sturen, sterken, troosten, sussen én pleisters plakken, meestal letterlijk, maar vaak ook op gekwetste zielen.” En dus staan hartelijkheid en teambuilding bovenaan Veerles agenda, net als openheid, op verschillende niveaus: naar ouders, kinderen, collega’s, stagiairs, onderhoudspersoneel, ... De voorbeelden die ze kan geven, zijn legio.

Vraag “Maar leiding geven, is ook jezelf in vraag durven stellen”, voegt Veerle eraan toe. “Ik kan rekenen op een zeer enthousiast en constructief team, met wie ik er telkens in slaag het onderste uit de kan te

Leiding geven, is

ook jezelf in vraag durven stellen.

halen en prachtige zaken te realiseren. Maar je moet je personeel blijven motiveren, ze moeten mee kunnen, anders kom je er niet, dus is het belangrijk waakzaam te blijven voor de signalen die ze uitzenden.” Daarom staat Veerles deur altijd open, letterlijk en figuurlijk, op school, maar ook thuis: “Als een leerling niet wordt opgehaald op school, dan neem ik die mee en geef hem of haar iets te eten in afwachting tot we de ouders kunnen bereiken.” Ook van die openheid zijn tal van voorbeelden te geven en het klinkt in Veerles enthousiasme allemaal zeer vanzelfsprekend, maar ze geeft toe: “Een school leiden is vaak ook piekeren, wakker liggen, opstaan en er toch weer met volle moed tegenaan gaan, het is zeker geen lichte taak, want ze vergt een haast onbeperkte beschikbaarheid.”

Zorg Directeur zijn is dus geen gemakkelijke opdracht. Veerle: “De druk vanuit de ministeries is ook groot, je moet niet alleen hard werken, maar ook nog eens op papier kunnen bewijzen dat je hard werkt. Bovendien kent het basisonderwijs de faciliteiten niet van het secundair onderwijs. We hebben maar voor 24 uur administratieve ondersteuning, wanneer een leerkracht ziek valt, hebben we geen studieleiders ter beschikking, veel zaken worden verplicht door het ministerie zonder dat er ambten voor worden gecreëerd, enz. Door de schaalvergroting van onze school en de uitbreiding van mijn functie, kwam er ook steeds werk bij.” Maar haar grootste zorg is de infrastructuur. Sinds jaar en dag zijn

er bouwplannen, er komen steeds leerlingen bij, maar een aantal externe factoren zorgen ervoor dat de plannen niet geconcretiseerd kunnen worden, en dat is frustrerend. “Totnogtoe heb ik, met uitzondering van één schooljaar, nog geen inschrijvingsstop ingevoerd,” vertelt Veerle, “het zijn uiteindelijk allemaal kinderen van God en bij Don Bosco kon er ook altijd nog één bij. Zolang mijn team het kan dragen, is iedereen welkom. Dus werd de parochiezaal nu ook klaslokaal en eten de leerlingen in shiften zodat de helft van de refter eveneens leslokaal kon worden. Veerle: “Ik hoop tijdens mijn loopbaan als directeur toch nog die infrastructurele ruimte aan mijn mensen te kunnen geven, want dat geeft uiteindelijk toch ook vleugels.”

Graag zien Maar ondanks de drukte en de frustratie die wel eens om de hoek loert, benadrukt ze: “Ach, waar komt het uiteindelijk op aan? Dat we elkaar graag blijven zien, want dat is fundamenteel, dat geeft ons de kracht om op een constructieve manier door te gaan.” En dan gaat de telefoon alweer … “Ja, mijnheer, ik luister naar u.”

13


uitgelezen |

Tekst: Piet Stienaers Foto’s: Eindredactie, sxc

Verrijzenis hier en nu en morgen

14

De eerste dag van de week gingen de vrouwen ‘s morgens vroeg naar het graf, met de kruiden die ze hadden klaargemaakt. Ze vonden de steen weggerold en gingen er binnen, maar vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Ze wisten niet wat ze ervan moesten denken. Opeens stonden er twee mannen voor hen in stralend witte kleren. Daar schrokken ze van en sloegen hun ogen neer, maar zij zeiden: “Waarom zoekt ge de Levende bij de doden? Hij is niet hier. Hij is tot leven gewekt. Vergeet niet wat hij u destijds in Galilea heeft gezegd: de Mensenzoon moet overgeleverd worden in handen van zondaars, gekruisigd worden en op de derde dag weer opstaan.” Toen herinnerden zij zich zijn woorden. Ze keerden van het graf terug naar huis en vertelden dat alles aan de elf en aan alle anderen. (Lucas 24, 1-9) Een kerkhof is een stille getuige van veel sereniteit, maar ook van veel verdriet. Je leert er ook hoe mensen met hun verdriet om een overledene omgaan. Dat verschilt erg van mens tot mens. Je ziet graven waar steeds verse bloemen staan. Je ziet er ook waar het onkruid welig tiert, want er komt nooit bezoek. Je ziet nabestaanden dagelijks, wekelijks naar het graf van hun dierbare overledene gaan. Anderen hebben daar helemaal geen

behoefte aan. Kan je van die verschillende houdingen de betrokkenheid op de overledene aflezen? Zegt het al of niet iets over een goede of minder goede relatie tijdens het leven? Waarom gaan mensen naar het graf van hun overledene, waarom doen anderen dat niet? En waarom trekken de vrouwen uit dit evangelie naar het graf van Jezus? Missen ze hem? Voelen ze zich verplicht hem de nodige eerbied te betuigen? Beleven ze zijn overlijden als een diep persoonlijk verdriet? Kunnen ze hem niet missen? Koesteren ze zich in hun verdriet? Waarom gaan mensen naar het graf? Hoe komt het dat het bezoek aan het graf van Jezus voor de vrouwen zo overrompelend is? Het zet hun leven ondersteboven.

Het graf is leeg Hoe vaak iemand ook naar het graf van een geliefde gaat, het graf is leeg van leven. Ze vonden er het lichaam van de Heer Jezus niet. Het graf herbergt immers de dood. Het symboliseert het gemis, de pijn en de verwijdering. Het roept onmacht op, opstandigheid en veel eenzaamheid. Het is besmet met een verscheurend nietaanvaarden. Iedere negatieve ervaring in het leven roept die tragische werkelijkheid opnieuw op. Iedere mislukking brengt die ervaring weer dichtbij. Telkens opnieuw loopt een mens het risico om bij een leeg graf te moeten vertoeven. Telkens opnieuw wordt de mens uitgedaagd niet bij het lege graf in zijn leven te blijven staan. Is dat mogelijk?

De herinnering wekt leven Het verdriet van de vrouwen en ook hun ontsteltenis ebben weg op het ogenblik dat ze zich Jezus’ woorden herinneren.

Toen herinnerden ze zich zijn woorden. De herinnering aan het leven samen krijgt gestalte in beelden, woorden en ervaringen. Waar die beleefd worden, komt er weer perspectief. Pijn en onmacht vervagen of verstillen. Er wordt nieuw leven gewekt. Een troostvolle ervaring. De herinnering aan woorden - van de overledene, van een ervaren levensgids, van vrienden - bezit het vermogen leven en toekomst aanwezig te brengen. Aan woorden en herinneringen kan een mens zich optrekken. Ze stimuleren om de draad weer op te nemen en om niet in de onmacht te blijven steken. Zij keerden van het graf terug naar huis.

Een gedeelde droom doet leven Herinneringen en woorden wekken leven, op voorwaarde dat het woorden van zegen zijn. Woorden kunnen immers ook dodende herinneringen oproepen. Ze kunnen verval en verwoesting teweegbrengen. Ze kunnen een mens in een afgrond werpen. Maar er zijn ook woorden en herinneringen die kracht meebrengen en dynamiek genereren. Woorden die de hemel openen. Herinneringen die het vuur aanwakkeren. Ervaringen die weer doen opstaan. Die woorden vindt men terug in gedeelde dromen. De wereld die men samen had willen scheppen, de zaak waarvoor men samen geijverd heeft, het gezin dat men samen gesticht heeft, het goede initiatief dat men samen genomen heeft, de dingen die een zindering teweegbrachten, die de wereld ten goede komen en mensen een glimlach op de lippen toveren. Ze scheppen verbondenheid en delen het leven. Ze vertelden dat alles aan de elf en de anderen. Van het lege graf naar de gevulde herinnering gaan om te leven van gezamenlijke dromen, dat is een uitdaging van ons geloof. Dat is ook een geschenk van God. En in Hem een geschenk van mensen aan elkaar. Dat is opstaan uit de dood. Verrijzenis hier en nu. En morgen.


Tekst: Dirk Nelissen Foto’s: Eindredactie, sxc

| broodje cursief

Roddelen: de duistere kant Roddels hebben ons altijd al aangesproken. Dat geldt zeker wanneer het over populaire mensen gaat of over mensen die ergens in uitblinken. Kennissen, vrienden, of zelfs oppervlakkig gekende mensen vormen altijd het mikpunt van roddel. Het verhaal van Bram is zo een prachtig voorbeeld. Bram heeft gekust met Sarah, een meisje dat onlangs een relatie had met een jongen uit Charleroi. Bram heeft Sarah leren kennen tijdens zijn vakantie met vrienden in Blankenberge en natuurlijk stelt hij een thuisgebleven vriend, Jos, meteen op de hoogte per sms. Bram is in zijn lokale café al jaren een begeerd vrijgezel, bijgevolg verspreidt dit ‘nieuwtje’ zich als een lopend vuurtje bij zijn thuisgebleven vriendengroep. Eens terug thuis, besluit Bram zijn vrienden nog eens op te zoeken in de lokale kroeg. De eerste vragen die op hem worden afgevuurd zijn niet ‘Hoe was de vakantie?’, ‘Leuk weer gehad?’ of zelfs niet gewoon ‘Hallo, hoe is het ermee?’ Nee, de eerste vraag die een vriend, laten we hem Felix noemen, aan Bram stelt, is: “Heb je gekust met een lesbisch meisje uit Charlerloi of wat heb ik gehoord?” Wanneer Felix zijn vraag stelt aan Bram, kan deze laatste uiteraard niets anders doen dan hard lachen. Hoe zou u zelf zijn? Dat is één van de leuke kanten aan roddelen. Aan roddelen zit ook een negatieve kant, aangeduid met de term ‘achterklap’. Eén van onze oudste zegswijzen doet ons daaraan herinneren: ‘Hoge bomen vangen veel wind.’ Wie kent dit spreekwoord niet? Vanwaar komt die uitdrukking nu precies? Waarom vangen die hoge bomen veel wind? Laten we een voorbeeld nemen. Een onbeduidend iemand, meestal een buur, of jeugdvriend, een ex-lief of

een misnoegde sponsor zegt in ‘de boekskes’ dat een sportheld allerlei ‘verkeerde dingen’ doet in zijn vrije tijd. Die ‘verkeerde dingen’ zijn meestal dezelfde: overspel, druggebruik, belastingen niet betalen, alcoholmisbruik, etc … U kent de geëikte scenario’s. De dag nadien staan de kranten er vol van, de journaals spenderen zeeën van tijd aan dit onderwerp. Overal praten de mensen erover in termen van: ‘Waar rook is, is vuur’. Er moeten niet eens bewijzen zijn. Het feit dat men iets beweert, is al voldoende. Want hoge bomen vangen nu eenmaal veel wind. Dat die onbeduidende iemand wel eens veel meer dingen op zijn kerfstok kan hebben dan die nationale sportheld, daar kraait geen haan naar. Ik beweer helemaal niets nieuws, integendeel. Geef toe, wie hoort er niet graag een sappige roddel? Laten we eens kijken met een loep op microniveau, het klasgebeuren. ‘Wat gebeurt daar? De beste leerling van de klas haalt plots een zware buis op chemie. Ongelooflijk! Kijk daar, de sportiefste leerling kan de oefening met de bok niet. Jongens toch, dat rekenwonder van een leerkracht wiskunde maakt zomaar een rekenfout. Nee toch, die leerkracht Nederlands maakt een ‘dt-fout’ in zijn uitgedeelde papieren!’ U mag er zeker van zijn, diezelfde dag weet de halve lerarenkamer ervan, om maar te zwijgen over de leerlingen. Wees maar zeker, daar wordt over gepraat! Roddels spreken nu eenmaal aan en gaan sneller de wereld rond. Waarom is dat nu allemaal zo? Omdat die slimste leerling, die goede leerkracht, dat sportwonder door die zwakke momenten tonen dat ze ook maar mensen zijn. Dat

15

ze ook fouten kunnen maken. Dat perfectie niet bestaat. De duistere kant in ons zegt ‘oef’ wanneer zo een hoge boom een moment van zwakte toont en een tak laat buigen. ‘Oef’, omdat we weer even weten dat er geen supermensen bestaan. Al moeten we er wel over waken dat de geviseerde persoon niet levenslang als een zwart schaap wordt bekeken … Maar dat zal wel niet, net zozeer als roddelen eigen is aan de mens, is vergeten dat ook. Misschien moeten we dingen niet zwart/ wit bekijken en hoort roddelen gewoon bij het menszijn. Roddelen is op zich ook informeren, op de hoogte blijven van de dingen. Zolang we maar weten of beseffen dat we roddelen, of roddels aanhoren en dit kunnen relativeren, kan het weinig kwaad. In mijn kleinste momenten heb ik wellicht ook zo een (kleine) duistere kant. Dat wil zeggen dat de persoon in mij ook wel eens kan genieten van een sappige roddel of er zelfs één (of meerdere) kan doorgeven. En u?


te gast |

Tekst: Eric Haelvoet Foto's: Eric Haelvoet, sxc, De Waai

Bart Vanhyfte Hoofdbegeleider OBC De Waai

Bart Vanhyfte (°1967) ontvangt ons in ons werk van Bijzondere Jeugdzorg in de Waaistraat in Eeklo. Een blik in het Vademecum van de salesianen leert dat OBC staat voor Observatie- en Behandelingscentrum. Jongens van 12 tot 18 jaar verblijven er gemiddeld één jaar en maximum drie jaar.

Als twee handen 16

Hij groeide op in Lovendegem - halfweg tussen Gent en Eeklo. Na drie jaar in het Sint-Vincentiuscollege van Zomergem rondde hij de humane wetenschappen af aan het Sint-Pauluscollege in Gent. De stages tijdens het tweede en derde jaar van zijn opleiding Maatschappelijk Werk aan de Sociale Hogeschool van Gent liep hij in het OBC van Eeklo. Tijdens die stage popelde zijn hart om zoveel mogelijk in de leefgroepen te zijn. Zijn diepe aspira-

ties rond opvoedingswerk en de concrete werking in het OBC pasten als twee handen in elkaar. Hij solliciteerde en kon er aan de slag als leefgroepbegeleider. Jos Stevens zette hem op de salesiaanse sporen. Hij zal het enthousiasme en de steun van die salesiaan nooit vergeten. We schrijven 1988. De directeur van het werk was een salesiaan, de groepschef ook en er leefde nog een salesiaanse gemeenschap. Bart leerde veel van de voeling van de salesianen met de jongeren en werd verrast door die religieuzen die niet wereldvreemd bleken. Ze verdroegen veel van jongeren en waren dag en nacht paraat. Het was de tijd waarin alle jongens als vanzelfsprekend op zondag naar de eu-

charistie in de gemeenschap gingen. De vier vormingsdagen die hij tijdens zijn eerste werkjaren volgde, zijn na 22 jaar in de mist van het verleden vervaagd, maar de studiedagen voor gangmakers en de vormingsprogramma’s van Don Bosco Vorming & Animatie, zitten nog vooraan in het geheugen.

e groeid k. a der-zijn Het va opvoedersta n ij z n binne

Wat is abnormaal?

En er verschoof heel wat tijdens die 22 jaar. Geloofsmomenten en zelfs zingevingimpulsen zijn niet meer vanzelfsprekend. Eerst waren er twee leefgroepen (12-15 en 15-18 jaar), nu zijn er drie (1214, 14-16 en 16-18 jaar). In het begin ging hij helemaal op in het bruisende leven met de jongens, nu heeft hij p o t r meer innerlijke afstand, waardoor ee tijd prim ieken. e v e ti hij beter kan relativeren, verder Kwalita den en techn o th kan gaan, meer veerkracht me heeft. Aanvankelijk werkte hij met de jongsten en dacht dat het leefgroepwerk met die oudste kerels niet aan hem besteed was. Maar nu geniet hij van de babbels met die bonken. De uitdaging om met hen op een andere manier gezag op te bouwen, resulteerde in een succesverhaal. Het werk als opvoeder had een invloed op de opvoeding van zijn drie dochters (15 tot 19 jaar) en het vader-zijn groeide binnen zijn opvoederstaak. Door


zijn werk bij de gasten van het OBC waardeert hij zijn eigen kinderen des te meer. Omgekeerd is hij gaan beseffen dat wat in hun setting als ‘gedrags- en emotioneel gestoord’ wordt omschreven, soms niet veel verschilt van wat ‘normale’ jongeren van die leeftijd aan gedrag etaleren. De grootste verandering is wellicht dat hij nu hoofdbegeleider is geworden. Die taakinvulling laat het gemakkelijker toe om al eens wat meer afstand te nemen van het dagelijkse leefgroepgebeuren en van conflictsituaties waarin je als begeleider verstrikt kan geraken. Met een zucht vertelt hij over een crisisperiode die hij een aantal jaren terug als begeleider heeft doorgemaakt: een periode met veel fysieke agressie in de leefgroep, veel zware problematieken samen en een team dat in zijn geheel gebukt ging onder die moeilijke omstandigheden. Het was een grenservaring. Maar door een goede ondersteuning van het beleid groeiden ze er samen doorheen en herwon hij de nodige veerkracht.

Een opvoederskist volstaat niet Ik vraag Bart wat het moeilijkste is. In zijn antwoord gebruikt hij het woord ‘moeilijk’ niet, maar hij heeft het vooreerst over het werken met collega’s. Hij vindt het opmerkelijk hoe je in het werken met jongeren jezelf tegenkomt: “Als begeleider beantwoorden we vaak zelf niet aan de verwachtingen die we van onze gasten hebben.” Hij geeft spontaan een aantal voorbeelden: je echte gevoelens tegenover collega’s verwoorden, eigenbelang ondergeschikt maken aan het groeps- of teambelang, empathie voor elkaar opbrengen, …

rt een ha r moet ren. e d e o v e Een op en voor jong hebb

Als ‘échte’ moeilijkheid noemt hij het managen van de overweldigende hoeveelheid taken die op een hoofdbegeleider afkomt. Die taak spreekt andere capaciteiten aan. Hij heeft moeten leren om doorheen de bomen het bos te blijven zien en leert het nog steeds. Het leukste vindt hij de rol die hij als hoofdbegeleider in de leefgroep heeft. Hij kan op

een andere manier veel voor de jongens betekenen. Hij heeft een eigen kantoor, waar jongens binnenlopen en zich op de poef laten wegzakken om hun hart te luchten. In dit kantoor worden diezelfde jongens al eens ontl doet tra mij boden om op meer gewichtige Die ex onderen. w wijze bijgestuurd te worden. soms Waar Bart echt in wil groeien, is een goede coach zijn voor andere opvoeders, dus niet alleen het beshouden. Soms kan hij jongens zo vooruit te naar boven halen bij de jongens, maar helpen als ze fundamentele levensvragen ook bij de collega’s. stellen. Al is dat nu minder dan vroeger. De huidige tijdsgeest verplicht je ook om het christelijke geloof niet op te dringen, Het hart al mag je ook op dat punt gerust authenHelpt het opvoedingssysteem van Don tiek zijn. De sterke momenten van het Bosco deze jongens vooruit? Nu twijfelt kerkelijke jaar bieden mooie kansen: adhij niet: “Absoluut.” Hij geeft vier sleutelvent, vasten, paastijd, … functies. De meeste kleuren vindt hij om Ik meen te voelen dat ik deze bezielde het belang van het hart te schilderen. man mag uitnodigen een boodschap te Een opvoeder moet een hart hebben voor formuleren voor nieuwe opvoeders in de jongens en juist daardoor zelf naar dit soort werk. Hij vindt er vlotweg vier. hen toe gaan, binnentreden in hun leefHij komt graag terug op een uitermate wereld. Ze zijn vaak (diep) ontgoocheld belangrijk cliché: “Zie de gasten graag”, in volwassenen: ouders, leraars, … De zoals Don Bosco deed. Professionaliteit is salesiaanse opvoeder kan een positief belangrijk, maar de liefde geeft de doorvolwassenenmodel zijn, o.a. door assisslag. Verder: de evenwichten bewaken en tentie, erbij zijn, ertussen leven, mét hen dus én-én-denken: afstand én nabijheid, leven, heel actief en uiterst alert zijn. op een persoonlijke manier bij de gasten Kwalitatieve tijd primeert op methoden staan én toch gereserveerd zijn, liefde én en technieken, hoe belangrijk die laatste discipline,… Als derde beklemtoont hij ook zijn. Je moet er als persoon staan, dat de jongens en de collega’s belangrijecht en authentiek: dáár hebben deze ker zijn dan het ik van de opvoeder. En jongens nood aan. Ze zeggen dat ook wel men moet zichzelf in vraag blijven steleens, vooral als ze al in één of meer anlen: Wat is mijn motivatie om jongeren dere instellingen geweest zijn: “Hier kan te straffen of te belonen? Gaat het over ik precies makkelijker met de opvoeders mezelf? Of over de groei van de jonge praten: er wordt naar mij geluisterd.” De mens: wat helpt hem vooruit, wat zijn tweede sleutel is het altijd weer kansen zijn noden? geven. Die extra mijl doet soms wondeNu hij toch op dreef is: “Heb je ook een ren. En juist daardoor krijg je veel van jonboodschap voor de salesianen?” Zijn geren terug. Ook het preventieve helpt in boodschap is helder: “Blijf in Mij”, zegt sterke mate: zo met hen meeleven, indiJezus. “Blijf heel dicht bij de bron. En sluit vidueel en in groep, dat je de spanningen op dat vlak geen compromissen. Houd snel voorvoelt en erop anticipeert. Tenvan daaruit het oorspronkelijke vuur van slotte kan je ook vanuit het geloof heel de stichters (Jezus en Don Bosco) brangetuigend zijn. Ook een evangelische pet dend. Blijf trouw aan jullie roeping en past in het Don Boscohuis. wortels. En geef dat door: zonder spiritualiteit blijven technieken, methodes, De wijnstok vaardigheden en competenties ontoereiBart spreekt vlot over geloof. Het is voor kend, want zonder ziel.” hem de drijfveer, de hulp om het vol te

17


in het spoor van Don Bosco

Maarten Meeus Wie

18

Ik ben Maarten Meeus, een oud-leerling van het Don Boscocollege in Hechtel, getrouwd met een lieve Vlaams-Brabantse en daardoor in Kessel-Lo komen wonen. Met een eerste spruit op komst zal die gezinssituatie binnenkort trouwens een hele andere dimensie krijgen. Ontspannen doe ik vooral op de fiets, tijdens de wekelijkse mountainbiketochten en soms onderweg naar het werk. Vanuit mijn opleiding als opvoeder/begeleider ben ik enkele jaren werkzaam geweest in de Kinder- en Jeugdpsychiatrie, maar toen ik ruim 3 jaar geleden de kans kreeg om te komen werken bij Don Bosco Vorming & Animatie in OudHeverlee, heb ik geen seconde getwijfeld.

Turijnreizen en later als Medewerker van Don Bosco, groeide mijn band met Don Bosco. Werken binnen de salesiaanse context en mogen meewerken aan het uitdragen, vertalen en levend houden van het erfgoed van Don Bosco, is voor mij dan ook een unieke kans.

Geboeid Persoonlijk ben ik altijd gebeten geweest door het charisma van Don Bosco en door het feit dat het bij hem niet gaat om de grootse dingen. Het opvoedingsproject is geen zware, complexe pedagogiek, maar een wijze van ‘zijn’ die het dagelijkse omgaan met de jongeren mee vorm geeft. Het geeft hen en ons energie en kracht door het evenwicht tussen hartelijkheid en redelijkheid en de persoonlijke, nabije aanwezigheid. Door te zeggen ‘je mag zijn wie je bent en ik ben er voor jou’, geef je anderen kansen en doe je hen boven zichzelf uitstijgen.

De band met

Toekomst

Als leerling, als monitor op de speelplaats en het speelplein, via Oaseweekends en bezinningsmomenten, bergkampen en

Door anderen hierin te vormen en te bezielen en zelf volgens deze principes te handelen, probeer ik mee te werken

aan de realisatie van dit opvoedingsproject. Op die manier hoop ik ertoe bij te dragen dat een grote groep mensen mee de verantwoordelijkheid opneemt om het salesiaanse erfgoed vandaag en in de toekomst levend te houden, ook daar waar de salesianen minder of niet meer actief aanwezig zijn. Het is een kracht om in verbondenheid te werken vanuit deze gedeelde, diepere inspiratie.

De vraag Er zijn tal van vragen die ik heb rond/over Don Bosco en het zou me geweldig boeien om eens met hem ‘een pint te gaan pakken’ of om als een vlieg op zijn schouders te zitten. Ik heb geen vragen naar wat nu misschien historisch correct is, wat hij echt gedaan heeft en wat men er later van gemaakt heeft, maar ik heb vragen naar zijn beleving, zijn binnenkant. Hoe was het voor hem om die dingen mee te maken? Hoe voelde hij zich bij de beslissingen die hij nam, de ontwikkeling van zijn werk,…? Wat ging er in zijn binnenste om? Vragen naar datgene waarvan hij zeer weinig (om niet te zeggen niets) op papier gezet heeft.

in het spoor van

Moeder Nummer 0 Fejzo is geadopteerd en weet niets van zijn biologische moeder, of 'moeder nummer nul', zoals hij haar liever noemt. Hij heeft ook weinig belangstelling voor haar. Maar dat verandert als hij een meisje ontmoet dat alles van hem wil weten. Van wie heeft hij dat tekentalent? En waarom heeft zijn

moeder hem eigenlijk afgestaan? De zoektocht naar Fejzo’s echte moeder begint … In dit boek zet schrijfster Marjolijn Hof opnieuw een schitterend kinderportret neer, gebaseerd op haar eigen ervaring als adoptiekind. Een uitgave van Querido en een aanrader voor elke schoolbibliotheek.


Tekst: Caroline Standaert Foto’s: Etienne Leconte

| Don Bosco inspireert

Reflecties bij de dagelijkse praktijk van een salesiaanse godsdienstleerkracht

Kiezen voor de zwakste Na een barkoude en donkere winter heeft de eerste lentezon ons intussen veel kracht gegeven, energie die we nodig hebben om er een fijn en vruchtbaar derde trimester van te maken. In de maand mei kennen we onze pappenheimers en zij ons. We hebben ruim de kans gekregen om ‘echt’ te luisteren en om te kijken met ons hart. En we weten ook waar er nog werk aan de winkel is voor einde juni, al weten we ook dat er zoiets is als het wenselijke en het haalbare.1

Levenslang appèl Naast een pracht aan metaforen, is het evangelie ook een loodzware opdracht, gave en opgave. De gave ontdekken we vaak maar als de opgave geconcretiseerd wordt. Als je kiest voor de zwakke bijvoorbeeld, ervaar je pas de voldoening, de erkenning, de dankbaarheid. Het is waar dat het fijner is om te geven dan om te krijgen, maar toch wringt het tegen: enerzijds roept het evangelie op om radicaal de kaart van de zwakke te kiezen (‘wat je voor de minsten onder de mijnen doet, dat deed je voor Mij’, Mt.25,45), maar een paar hoofdstukken ervoor zegt datzelfde evangelie dat we niet mogen oordelen (Mt.7).

Dilemma Wat is de definitie van de zwakste dan? Is dat de leerling met de zwakste resultaten? Of diegene die in alle stilte zwijgt over zijn/haar verborgen verdriet? Of is de kwetsbare mens diegene die het luidste roept om hulp? Ga er maar aan staan. Zo eenvoudig is het allemaal niet. In al zijn radicaliGeef de teit vraagt het evangelie ons hongerige geen de wil tot het nemen van om te oordelen en te kiezen, vis, maar leer de eigen verantwoordemaar welke criteria hanteren hem vissen. lijkheden en de volle zin we bij het bepalen wie nu de tot het verder ontplooien zwakste is? Het is een moeilijke van de geboden kansen, is de evenwichtsoefening. Blindelings zwakke binnen de kortste keren de kant van de zwakke kiezen, is voor weer de pineut. Dat kan nooit de bedoede ene naïef, voor de andere een must. ling zijn. Het adagium ‘geef de hongerige Wat is het verschil tussen nederigheid en geen vis, maar leer hem vissen’, is meer onderdanigheid? Wat is het verschil tusdan ooit actueel. Hier ligt onze opdracht. sen barmhartigheid en liefdadigheid? Of is Kiezen voor de zwakste, is kiezen voor het enkel een verschil in perceptie? Notker zorgleerlingen, is de leerlingen vanuit ons Wolf, abtprimaat van de benedictijnen, pedagogisch project opvoeden tot volwasstelt: kiezen voor de zwakste houdt in dat senen met een gezond gevoel voor eigenje diegene die als de zwakke gedefinieerd waarde en zin voor verantwoordelijkheid, kan worden, op een positiefkritische wijze binnen een christelijke context. durft te wijzen op de zin voor eigen verantwoordelijkheid en initiatief.

Leren vissen Gezien onze voorbeeldfunctie is het begrijpelijk dat ons spreken en handelen als godsdienstleerkracht getoetst wordt aan het evangelie. Dit vraagt weliswaar een enorme inzet en er zijn wel eens dagen waarop we ook maar ‘mens’ zijn: kwetsbaar, zonder vrijkaart naar de hemel en in staat tot fouten. Maar vanuit die evangelische bewogenheid willen we wel openstaan voor de zwakste als hij/zij zich bewust wil worden van de eigen verantwoordelijkheid. Onze rol ligt daar waar we samen met de zwakke op zoek gaan naar zijn/haar beperkingen en de oorzaken ervan. Dit is een deel van de bewustwording, maar hierbij stopt het niet. Want zonder

Delibereren Wie einde schooljaar zegt, zegt ook examen- en deliberatietijd. Naast het correct naleven van de procedurele regels, roepen directies op om trouw te blijven aan het pedagogisch project en steeds de leerling en zijn toekomst voor ogen te houden. Hoewel het er in de praktijk vaak verhit aan toe kan gaan, is het essentieel dat we er met een open geest aan beginnen. Dit wil zeggen dat we de leerling in zijn totaliteit zien en hem alle kansen geven. Daarnaast willen we de leerling wijzen op zijn verantwoordelijkheid om de geboden kansen te grijpen en te ontwikkelen. Soms is de waarheid een bittere pil om te slikken, maar eenmaal het juiste medicijn, kan een zieke genezen.

1 BURGGRAEVE, R., sdb, Zich durven begeven in het spanningsveld tussen wenselijkheid en haalbaarheid. Een educatieve groei-ethiek voor kwetsbare en gekwetste jongeren, in Samen identiteit ontwillen, een salesiaans perspectief, Don Bosco Vorming en Animatie, 2009, Heverlee, p. 253 ev. 

19


sprokkel |

Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: ANS, DMOS-COMIDE, Haro

Haïti Lavi Op 12 januari beefde de aarde, niet alleen in Haïti. Toen de schrijnende beelden van de Haïtiaanse ravage zich op menig netvlies brandden, kwam de hulpverlening wereldwijd op gang. Ook de salesiaanse wereld bleek zwaar getroffen, en kon rekenen op een wereldwijde solidariteit.

Begin

20

In 1935 zetten de salesianen en de zusters van Don Bosco voet aan wal in Haïti, eerst met een beroepsschool voor kansarme jongens en een weeshuis voor meisjes. In de jaren ‘50 kwamen er nieuwe initiatieven bij en bouwden de projecten van de Salesiaanse Familie een zeer goede reputatie en grote waardering op. De salesiaanse werken in Haïti willen vooral een toekomst geven aan kansarme kinderen door niet alleen beroepsonderwijs aan te bieden, maar ook door reëel betrokken te zijn bij de straatkinderen en voor hen een nieuwe thuis te creëren.

Schade De schade aan de salesiaanse werken was groot na de ramp. De beroepsschool ENAM, het eerste werk van de salesianen in Haïti, werd volledig verwoest. De school telde vijf ateliers waar kansarme jongeren een opleiding houtbewerking, informatica, snit&naad, metaalbewerking of automechanica konden volgen. Zo’n 250 tot 500 jongeren tussen vijf en achttien jaar raakten bedolven onder het puin. De gebouwen van het opvangcentrum voor straatkinderen LAKAY, eveneens gevestigd op de site van de beroepsschool, zijn ingestort en er zijn 19 leerlingen te betreuren. Lakay is de thuisbasis voor het salesiaanse rehabilitatieprogramma voor straatkinderen. De Oeuvres des Petites Ecoles du Père Bohnen, bestaand uit tientallen kleine schooltjes in de sloppenwijken en opgericht door een Vlaamse salesiaan, zijn zwaar getroffen. De gebouwen, waar werd onderwezen, maar waar ook dagelijks 25000 warme maaltijden werden geserveerd, zijn volledig ingestort en geplunderd. Timkatec in Pétionville, een buitenwijk van Port-au-Prince, stond in voor een basisopleiding, medische bijstand en eten aan 413 straatkinderen. Het internaat raakte zwaar beschadigd, maar de 43 internen zijn veilig. Van de 370 externen is geen nieuws. Hoewel de gebouwen ernstig beschadigd raakten, zijn de werkplaatsen (voorlopig) nog bruikbaar. Deze gebouwen werden in ijltempo omgebouwd tot slaapzalen voor 3500 dakloze jongeren.

Algemeen Overste Meteen na de aardbeving werd de salesiaanse hulpverlening in goede banen geleid door een crisiscomité. Een maand na de ramp bracht don Chávez een bezoek aan de regio. Hij was duidelijk aangeslagen door de ravage, maar benadrukte het belang van de Salesiaanse Familie als een brenger van hoop, het belang van onderwijs ter preventie van criminaliteit en de nood aan een nieuwe mentaliteit te midden de vernieling. Zijn oproep aan de salesianen ter plaatse was duidelijk: “Jullie moeten meewerken aan die verandering. Het is tijd om onze hemdsmouwen op te rollen.”

DMOS-COMIDE De opdracht is dus groot, ook voor de salesiaanse wereld, zeker nu het aantal straat- en weeskinderen spectaculair is toegenomen. DMOS-COMIDE, de salesiaanse ngo in ons land, wil daarom meewerken aan de heropbouw van het land, ook wanneer de media-aandacht wegebt. Alle financiële steun is welkom op rekeningnummer 435-8034101-59 van DMOS-COMIDE, Leopold II laan 195, 1080 Brussel, met vermelding van ‘5045 STEUN HAITI’. Voor een gift vanaf 30 euro bezorgt DMOS-COMIDE u begin 2011 een fiscaal attest.

Online zijn heel wat impulsen te vinden rond Haïti. Wij bundelden ze voor u op onze website: http://www.donbosco.be/ index.php?id=actualiteit-haiti.


in memoriam André Mathys, sdb ° 15.09.1924 + 03.03.2010 'Mijnheer André' werd geboren in Nazareth op 15 september 1924. De aanspreking 'mijnheer' is geen eretitel, maar getuigt van de manier waarop André Mathys werd gerespecteerd. Hij groeide op in een groot gezin en leerde er wat solidariteit en werkzaamheid betekende. Maar vooral kreeg hij in Nazareth zijn geloof in de dienstbaarheid voor anderen als ‘een weg die naar de Liefde leidt’. Zo kennen we André als de man van toewijding en luisterbereidheid, hulpvaardigheid en grote werkkracht. Een beetje humor was hem niet vreemd, en de handigheid waarmee hij klusjes kon opknappen, is legendarisch. In 1944 sprak hij in Groot-Bijgaarden zijn eerste religieuze geloften uit en een paar dagen later sprong hij in de bres om te helpen bij de stichting van het nieuwe huis en de latere technische school in Hoboken. Voor André was dat het begin van 65 jaar salesiaanse trouw, toewijding en zelfgave. Van dan af was hij de salesiaan-in-hemdsmouwen: negen jaar in Hoboken, veertien jaar in Halle, zeven jaar in Heverlee en zesendertig jaar in de gemeenschap van Groot-Bijgaarden. Telkens vond je hem terug in en rond de keuken. Vaak was hij niet alleen kok, maar ook foerier, hersteller, verver, een beschikbare man die van alle markten thuis was. Zelfs tot op de dagen waarin hij getekend werd door pijn of onmacht, kon je op hem rekenen. Mijnheer André was een mijnheer met een groot hart, een minzame lach en een diep geloof.

Guy Broeckx, sdb ° 24.12.1952 + 26.01.2010 Guy werd als kerstekind in Turnhout geboren op 24 december 1952. Thuis kreeg hij van vader en moeder de nodige levenswarmte en een gelovige opvoeding mee. Na de lagere school liep Guy school bij de paters jezuïeten, zowel in Turnhout als in Antwerpen. Als jonge man werd hij een gedreven scoutsleider. Jongeren animeren, met hen op weg gaan en begeleiden, dat maakte hem gelukkig. Na zijn humaniora behaalde hij een diploma als regent Frans, geschiedenis en godsdienst. Zo kon hij op 1 september 1977 aan de slag als leraar in het Onze-Lieve-Vrouwcollege in Boom. Hij stond dicht bij de jongeren en was bekommerd om de schoolpastoraal. Aan het CPRL heeft hij enkele jaren de priesteropleiding gevolgd. Maar toch kwam hij bij Don Bosco terecht. Na een jaar noviciaat en de verdere salesiaansreligieuze vorming sprak hij zijn definitieve geloften uit op 30 september 1989. Hij werd op 25 april 1992 door Mgr. Paul Van den Berghe in Oud-Heverlee tot priester gewijd. De volgende jaren vonden we Guy terug in de salesiaanse scholen van Hechtel en Halle. Vanaf het jaar 2000 tot 2009 stond hij als leraar, later als aalmoezenier en pastor in dienst van het bisdom Antwerpen. Diep in zijn hart leefde een bewogenheid die hem gedragen heeft, in goede en kwade dagen, in gezondheid en ziekte, als een pelgrim met vreugde en verdriet. Het was zijn geloof in God bij wie vergeving en barmhartigheid is. Bij Hem moge hij rust vinden voor altijd.

Marie-Thérèse Verhoyen, zdb ° 21-11-1930 + 18-01-2010 Marie-Thérèse werd in Aalbeke geboren, als oudste dochter van een gezin met drie kinderen. Moeder stierf toen zij pas 10 jaar was. Geholpen door haar tantes, nam zij de zorg voor broer en zus op zich. Als jong meisje ging zij uit werken in een textielfabriek in Moeskroen. Toen haar broer naar het Don Boscocollege ging, leerde zij de congregatie van de zusters van Don Bosco kennen. Zij trad in en na haar noviciaat sprak ze haar eerste geloften uit, op 5 augustus 1955 in Groot-Bijgaarden. Zij keerde terug naar Kortrijk waar ze, met uitzondering van een paar jaar in Jette en Groot-Bijgaarden, heel haar religieuze leven doorbracht. Van Z. MarieThérèse mag gezegd worden dat zij een zuster was vol zorg: zorgen voor een ander was haar diepste geluk. De bezorgdheid dat een ander het goed zou hebben, was haar zorg en die zorg uitte zij in een grote dienstbaarheid, in kleine en grotere dingen. Zelden moest men haar vragen dit of dat te doen, meestal had ze de nood al gezien voor het gevraagd werd. Dit typeerde haar: ze zag met het hart. Dankbaarheid was haar tweede natuur. Zo eindigde elke ontmoeting met een warme ‘dank u’, vergezeld van haar ontwapenende glimlach. Hoe stil ze ook was, ze ging niet onopgemerkt voorbij: bedrijvig of biddend, eenvoudig in haar gelovig-zijn, gelukkig om haar roeping. Zij overleed in Kortrijk op 18 januari 2010.

“Gedenken is

het verleden

in het heden

brengen

met het oog

op morgen.”

J. Brink

21


verbonden |

Tekst: Gery Janssens Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc

Ontwikkelingsbureaus in hartje Afrika Kleine cellen van goed beheer

22

In 2009 doorkruisten de programmabeheerders van DMOS-COMIDE vele landen om alle partners in het zuiden te bezoeken, goed voor een tussentijdse evaluatie. Meteen stonden ook de voorbereidingen van de programma’s voor 2011-2013 op de agenda. Bij de uitbouw van een strategisch plan voor elke salesiaanse provincie spelen de ontwikkelingsbureaus een essentiële rol. Als kleine spillen in een goed draaiend geheel sturen en coördineren zij de werking van de verschillende projecten. Maar wie zijn die ontwikkelingsbureaus, waarvoor staan ze en hoe werken wij met hen samen? Dit

de gageer n n geën en de kanse ij z t e H r e g n n. n die jo rdiene mense en die ze ve v ge

wil onze regioverantwoordelijke van Centraal-Afrika u graag vertellen aan de hand van zijn laatste dienstreis naar Kigali, Kampala, Lubumbashi en Nairobi.

Doel

Al tien jaar lang kiest DMOS-COMIDE resoluut om te werken via ontwikkelingsbureaus. Onze ngo heeft geen rechtstreekse coöperanten in het Zuiden: de salesianen en zusters van Don Bosco zijn onze directe aanspreekpunten. Vroeger werden de projecten vaak individueel besproken met de lokale centra n e r of technische scholen. Door ge eer jon m t: jf li een programmatische aant el b Het do bereiken me udget. b pak wordt er nu enkel op het tte opgeze r o o v t niveau van de salesiaanse he provincies samengewerkt. Onder impuls van DMOS-COMIDE werden in vele regio’s ontwikkelingsbureaus opgericht. Een ontwikkelingsbureau is een kleine organisatie die de provincie concreet bijstaat om de programma’s en projecten uit te schrijven, om donoren te zoeken en de uitvoering op te volgen. Deze kleine cel staat meestal onder leiding van de directeur-econoom en telt naast salesianen ook enkele leken. Samen zijn zij het best geplaatst om de lokale

advies ing en enten m r o v , Kennis entiële elem s zijn es worden in de n. ge steu kelings ontwik

noden te omschrijven en de problemen te evalueren. Zij spelen dus een cruciale rol als verlengarm van het beleid van DMOS-COMIDE in het Zuiden. Vandaag gaat ongeveer vijf procent van de geldelijke middelen naar hun werking en structurele ontplooiing. Ook kennis, vorming en advies zijn essentiële elementen geworden in de ontwikkelingssteun. Zo reiken wij hun methodes en instrumenten aan om de programma’s te definiëren en op te volgen. Wij zien bijvoorbeeld dat die ontwikkelingsbureaus in India gegroeid zijn en vaak als ngo erkend worden. Zij zijn in staat om zelfstandig fondsen te vinden. In Latijns- en CentraalAmerika zijn er eveneens sterke ontwikkelingsbureaus en goede partnerschappen. In Afrika zijn er goede voorbeelden, al kunnen zij nog verder groeien. Dit is een grote uitdaging voor DMOS-COMIDE.

Afrika van de Grote Meren Je voelt je steeds welkom als je in Kigali landt. De salesianen hebben grote verwachtingen en willen het beste voor hun jonge provincie. Sinds 2006 staan zij in voor alle salesiaanse werken en gemeenschappen van Rwanda, Burundi en Oeganda. De provinciale raad heeft gekozen om er een ontwikkelingsbureau te installeren. Aan het hoofd staat


de directeur-econoom van de provincie, Père Danco Litric. Ik mocht hen sinds de oprichting bijstaan. Intussen kwamen twee jonge Rwandese universitairen het bureau versterken. En dan is er Thérèse, een Belgische vrijwilligster die de salesianen al meer dan zeven jaar bijstaat in het zoeken naar fondsen voor projecten. Om deze financiën transparant te kunnen beheren, werd overgeschakeld naar een uniforme boekhouding. In het beheer van hun centra was ‘vivre de la providence de Dieu’ vaak hun motto. Dat is niet verkeerd, maar je kan je er moeilijk iets duurzaams mee opbouwen. Na een vorming in goed projectbeheer en in het gebruik van onze instrumenten, hebben wij hen dan ook begeleid in het nemen van strategische keuzes en in de formulering van hun programma. Het is een hele uitdaging met alle verantwoordelijken van de centra samen te werken. Wij hebben geluisterd naar hun werking met kansarme jongeren en werden stil van het fantastische werk dat ze leveren: een beroep aanleren aan 1400 jongeren in Kigali en 300 in de stad Butare en dit zonder staatssteun. Op een eerlijke en open manier durven ze ook spreken over wat vandaag niet lukt, maar je voelt hoe ze geloven in hun kunnen. De vraag naar meer opleidingscapaciteit is groot. Toch moeten we naast de noodzakelijke financiële middelen ook kijken naar hun (menselijke) draagkracht om nieuwe projecten te kunnen ontwikkelen. Al twee maal heb ik het geluk om deze werksessie te mogen animeren met René, die zich als gepensioneerde bedrijfsleider vrijwillig inzet. Het is een intens gebeuren rond de tafel, met salesianen en leken van zeven nationaliteiten, stuk voor stuk geëngageerde mensen die jongeren met hart en ziel de kansen geven die ze verdienen.

Centraal Afrika – Lubumbashi In oktober reisde ik naar Lubumbashi. Na het eerste vijfjarenprogramma is het goed om terug te blikken op wat de laatste jaren in tien centra werd gerealiseerd. Ze hebben het knap lastig. De Congolese staat schrijft wel dat ze van onderwijs een prioriteit wil maken binnen de ‘5 chantiers du président de la république’. Maar als er slechts één à twee procent van het staatsbudget naar de sector van de educatie

gaat, kan je niet veel verwachten. De werksessie brengt alle verantwoordelijken van de centra samen: salesianen en zusters van Don Bosco. Onder impuls van Eric Meert, sdb, hoofd van het ontwikkelingsbureau voor deze Centraal-Afrikaanse provincie, tekenen zij voor een goede samenwerking en zorgen voor de nodige vormingsinitiatieven, o.a. in de versterking van hun organice roviden de la p eilijk iets satie en boekhouding en in het e r iv ‘v Met je mo wen. goed beheer van de projecten. u’ kun de Die aams opbou z r u Verder krijgen de leerkrachten du naast pedagogische vorming ook nieuwe technieken aangeleerd. Ik denk dan aan het bouwen met moderne uitrustingen en grotere infrageperste aarden blokken, omdat bakstructuurwerken. Toch volgen ze een steenovens verboden worden door een teandere strategie waarbij het einddoel kort aan brandhout. Zij kennen gelukkig blijft steeds meer jongeren te bereiken al onze methodes en instrumenten. Voor met het vooropgezette budget. Tussen hen is het ook een uniek moment om uit de deelnemers is er Father Simon van Kate wisselen met hun collega’s, even weg kuma, waar tienduizenden vluchtelingen van hun dagelijkse zorgen… en toch. Père leven, uit Soedan en Somalië. De salesiJean-Claude klampt mij aan omdat het huianen hebben er een kleine basisorganidige programma geen lonen voorziet voor satie die, afhankelijk van de nood en op leerkrachten van het Don Boscocentrum vraag van de Verenigde Naties, beroepsMwetu in Mbuji-Mayi. Zij werken in bijzonvormingen verstrekt aan die vluchtelinder moeilijke omstandigheden: geen elekgen en de lokale bevolking. Het is een triciteit en ook water is een probleem. Hij bewuste keuze van de hele salesiaanse vraagt een voorschot, want het personeel gemeenschap om daar aanwezig te zijn. is al drie maanden niet betaald en wil staPuik werk, in moeilijke omstandigheden! ken. Alleen kan ik niet beslissen, dit moet met de directieraad overlegd worden. Die Oeganda zorg neem ik mee naar Brussel. Vanuit Nairobi vlieg ik door naar Kampala. Op 30 km daarvandaan, in Bombo, komen we samen met de drie salesiaanse Oost Afrika – Nairobi gemeenschappen. Samen met ThéoneMidden november reis ik door naar Naiste, de jonge secretaris en boekhouder robi voor een volgende workshop. Het uit Kigali, worden de specifieke noden en ontwikkelingsbureau staat daar al vele mogelijkheden van de Oegandese centra jaren in voor alle projecten en de proonder de loep genomen. Onze werksesgrammawerking voor Kenia en Tanzania. sie maakt duidelijk dat er een grote beDe twee projectmedewerkers, Rose-Mary hoefte leeft om onderlinge ervaringen uit en Chris, maken deel uit van een dynate wisselen en om samen initiatieven te mische ploeg. Het bureau heeft ook een nemen. Netwerken en synergieën zoeken verantwoordelijke voor ‘job placement’. met andere actoren, wordt een belangHij bemiddelt actief bij bedrijven voor rijk thema van ons volgend programma. de tewerkstelling van de jonge afgestuDe laatste dag breng ik een bezoek aan deerden. Samen analyseren zij de noden het straatkinderenproject van Namugvan alle centra, formuleren projecten ongo, dat Father Richard animeert en been helpen bij de implementatie van hun zielt, samen met drie ‘uncles’ Joseph en projecten. De meeste verantwoordelijken één ‘aunty’. Daar worden intussen meer zijn vertrouwd met projectwerking. Sadan 150 kinderen opgevangen. Ik kan mij men met het ontwikkelingsbureau maakt geen mooiere afsluiting van mijn dienstDMOS-COMIDE de beste strategische keureis voorstellen. Tenslotte draait het om zes voor alle beroepscentra. Groot is de kansarme jongeren … verleiding om te investeren in nieuwe,

23


ruggespraak |

Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Eindredactie

Geschrei. Na een periode van intense geborgenheid neemt nieuw hulpeloos leven afscheid van de warme moederschoot. Die band van negen maanden intiem samenzijn, zal een levenlang voortduren. In de herfst van zijn leven zit een man naast het ziekbed van zijn moeder, warmt voor een laatste keer zijn handen aan de hare. Hij denkt terug aan de kinderjaren, toen zijn moeder in koude winterdagen zijn verkleumde handjes warmde. Hij voelt in haar zwakke pols haar warm kloppend hart. 24

Hij beseft dat dit grote moederhart meer voor hem dan voor haarzelf geklopt heeft. Tranen rollen over zijn wangen. Nu pas, bij dit afscheid, dringt tot hem door hoezeer hij haar liefheeft. Tussen geboorte en afscheid ligt een leven van in eenvoud, onbaatzuchtig geven, van er altijd zijn, van aandacht hebben, van zorgen, sussen, bemoedigen, troosten, begrijpen, meeleven, zichzelf wegcijferen, liefhebben, … Geen hart klopt feller dan een moederhart. Geen liefde is sterker dan moederliefde. Niemand is meer onmisbaar dan een moeder.

Zo is er maar één


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.