Don Bosco Vlaanderen (2011 / 4)

Page 1

o c s o B n o D Vlaanderen 00 Leuven mail

r van afgifte: 30

schrift voor de

maandelijks tijd

s 2011 | twee ng | juli-augustu

sco | Kantoo ging rond Don Bo

bewe

115de jaarga

t u o e m Ti

| P209042

4


inhoud

kijk

Een salesiaanse Een

Hoofdredacteur

op de wereld op de salesiaanse wereld

Annemie Vandaele

Adviesraad

R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen

Eindredactie en redactieadres  

Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle dbsocom@donbosco.be

Jong en oud 4

Luisteren naar je lijf

8 Het Bijbelse scheppingsgedicht 11

Te traag voor vandaag

Adreswijziging

Kruispunt

Don Bosco Vlaanderen  Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel  dedapper.marc@donbosco.be

Jochen Aerts 12 Mark Tips 16

Verantwoordelijke uitgever  

Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel jos.claes@donbosco.be

Pennenstreken

Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo De bijdragen verschijnen onder de verantwoordelijkheid van de auteur. Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen.  In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be

In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org

Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’: Don Bosco Centrale vzw Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel Tel. 02 771 21 00 IBAN: BE96 0000 1112 6405 BIC: BPOTBEB1

Don Boscogewijs 6

100 jaar Don Bosco in Congo

7

Met de VOETen op de speelplaats

18

Vakantie-ethiek

Leven is heilig 14 Koorts 15 Time-out

Via Don Bosco naar Congo

22

Op inleefreis naar Peru

Foto voorpagina: Sxc

10

Kruiswoordraadsel

24 20


Annemie Vandaele Hoofdredacteur

| ingeblikt

Time-out Leerkrachten moeten ze bijna vrezen: de grote vakantie. Geen enkele onderwijsman of -vrouw ontsnapt aan de jaarlijkse afgunstige blik van de één of andere buurman of de zoveelste opmerking in familiekring. ‘Die van ’t onderwijs’ hebben niet te klagen, luidt het dan, een derde van hun jaar is vakantie. En dan doemt meteen het cliché op van de grijze onderwijsmus die nog met stencils uit goede oude tijden werkt, zich geen jota aantrekt van te bereiken doelstellingen, leerlingen als een leeg vat beschouwt dat met kennis gevuld moet worden en als enige doel ’s avonds tuinieren heeft. Vreemd, denk je dan in alle stilte, als dat onderwijs zo aanlokkelijk is, waarom geraken de vacatures er dan zo moeilijk ingevuld? Geen enkele gezonde onderwijsgeest zal ook klagen over die vakantie, velen zullen opmerken dat er toch ook veel bij komt kijken op vandaag, dat je een pedagogische en didactische duizendpoot moet zijn, dat de kleinere vakanties vaak opgaan aan voorbereiden, dat de job zeer arbeidsintensief is, maar dat twee zomermaanden effectief wel lang zijn en ze aan het einde van de rit tevreden zijn weer aan de slag te mogen. Met andere woorden: die afgunst zegt niets over het onderwijzend personeel, maar alles over de grote honger die er is bij anderen, de nood om op adem te ko-

befaamde herfstwandelingen en daarom zal de salesiaanse sector ook altijd een uitgebouwde vrijetijdswerking voorzien.

men, tijd te hebben voor de dingen die echt belangrijk zijn, en voor een groot deel van de mensheid is dat ook hun gezin, hun kinderen, die acht lange weken opgevangen moeten worden. Als werkende ouder die periode op een zinvolle manier invullen, is geen sinecure. Overigens, ook Don Bosco keek in zijn oratoriotijd al argwanend tegen die twee maanden aan, daarom organiseerde hij in die ‘grote vakantie’ (toen september en oktober) zijn

Niemand zal dus ontkennen dat een timeout, binnen de onderwijssector maar ook daarbuiten, zinvol of nodig kan zijn. Maar een aantal vragen blijven overeind en verdienen de nodige reflectie. Ten eerste: bestaan er voldoende systemen om ook mensen buiten het onderwijs ‘assistentietijd’ te geven? Ten tweede: hoe is de verhouding concreet tussen de sectoren onderwijs en vrijetijd? Ten derde: hoe worden vakantieperiodes in het belang van kinderen en jongeren het beste georganiseerd? Is twee maanden de meest zinvolle piste? Of zijn er andere mogelijke verdeelsleutels in de loop van het schooljaar? Het lijken vragen die – zeker van buitenaf - niet altijd gesteld mogen worden, maar die toch vragen om degelijk onderzoek, om een maatschappelijk debat, en op zijn minst een grondige reflectie binnen het onderwijs ... Intussen wensen we u, beste lezer, toch niet minder oprecht een deugddoende vakantie toe!

3


goed gelinkt |

Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc

Over relaties-in-wording

Luisteren naar je lijf

4

In België geraken jaarlijks gemiddeld 5500 meisjes jonger dan twintig jaar zwanger. Een kleine helft ervan is te situeren in Vlaanderen en ongeveer de helft van alle Belgische tienermoeders kiest voor abortus. Het zijn opmerkelijke cijfers, die al vlug en terecht geleid hebben tot tal van preventiecampagnes. Maar alle geld en inspanningen ten spijt, toch daalde het aantal tienerzwangerschappen in ons land de laatste jaren niet. Hoe komt dat? En hoe kunnen we als ouders en opvoeders dan wel anticiperen?

Zet hem op Het is een evidente reactie om het aantal tienerzwangerschappen in een samenleving als de onze te willen indijken. Preventiecampagnes als ‘zet hem op’ spraken klare taal: als je op jonge leeftijd seks hebt, dan moet het op een verantwoordelijke manier, dan moet je je voorzorgen nemen. Wilde je dus aan preventie doen,

van de belevingswereld van dan moest je de kaart van de conjongeren. traceptie trekken. Gevolg: het niet t a ta ls taboe werd doorbroken en jonHet vo t van de r geren werden langs alle mogeGrenzen de kaa eptie te c contra en. lijke kanalen geïnformeerd. En Ook al klinkt het niet motrekk toch daalde het aantal tienerdern, de seksuele belevingszwangerschappen niet. wereld van jongeren wordt Wie immers alleen over anticongetekend door veel onzekerheid ceptie spreekt, vraagt van jongeren om en onduidelijkheid. Als de publieke opiop een rationele manier met seksualinie het over seks heeft, lijkt één grens onteit om te gaan. En dat is nu net wat het aantastbaar: die van de pedoseksualiteit. voor hen niet is. Voor een puber heeft Iedereen is het over eens: dát kan niet. de ontplooiing van de eigen seksualiteit Maar voor de rest heerst de idee dat alniets met rede te maken, maar alles met les moet kunnen en dat zorgt voor jongevoelens, die zeer meerzijdig zijn en geren voor een enorm wazig veld waarin gaan van verlangen tot angst, schroom, er weinig ijkpunten zijn, waarin het moeitwijfel, weerstand, enz. Van een jongere lijk opgroeien is en waarin veel druk op verlangen te midden van die emotionele hun schouders wordt gelegd. Uiteindelijk tumult de contraceptieve rede te bewagroeien jonge mensen op in een soort ren, is net iets te voortvarend. Kortom: gangbaar discours waarin graag-zien een een technische, instrumentele, kennisgevanzelfsprekend synoniem is van (goede) richte vorm van preventie is noodzakelijk, seks. Maar ook dit staat, net als die temaar ontoereikend als ze niet vertrekt rechte zorg om anticonceptie, enorm ver van hun beleving, van hun zoeken ook vaak naar hun eigen lichaam als ineten We mo naar tieme grens. En dat maakt tieners zoeken van m r erg kwetsbaar en beïnvloedbaar. een vo pvoeding o s Veel meisjes of vrouwen halen op lichaam l ruimer is e e v latere leeftijd wel eens aan dat ze die ksuele dan se ting. in hun jeugd, om welke reden dan h voorlic ook, toch een grens overgestoken zijn waar ze achteraf beschouwd niet gelukkig om zijn en die hen vaak nog tekent in hun partnerrelatie.

Badkamer Wie dus ook recht wil doen aan de belevingswereld van jongeren, zal moeten zoeken naar een vorm van lichaamsopvoeding die veel ruimer is dan seksuele voorlichting. Ouders kunnen daarin een zeer belangrijke rol spelen door kinde-


ren van jongs af te leren omgaan met de grenzen van hun eigen intimiteit. Het klinkt wat tegendraads, maar het kan geen kwaad kinderen op te voeden tot een zekere lichamelijke fierheid en schroom. We leren kleine kinderen dat fysiek geweld niet mag, maar leren we hen ook respect te hebben voor het lichaam, alleen al in zijn uiterlijkheid, van zichzelf en van andere kinderen? Horen we ouders niet vaak vragen hoe de naam is van ‘die rosse’ in de klas? En hebben we ook respect voor de grenzen die onze kinderen aangeven? Niet dat we hen preuts of krampachtig moeten opvoeden, het is goed dat kinderen mensen met een kus begroeten, het is goed dat ze in de badkamer mee binnen mogen, het is zelfs goed dat ze mee naar de sauna gaan, maar wanneer kinderen hierin een grens aangeven en dat niet appreciëren, dan dienen we die ook ten volle te respecteren. Het is pas wanneer kinderen van jongs af een feeling ontwikkelen voor hun eigen lichamelijkheid en de grenzen ervan bij zichzelf en bij anderen, dat ze dit ook op latere leeftijd op een heel ander niveau zullen kunnen.

Tempo largo

maar door te vertrekken van wat je kind je aanreikt. Je hoeft geen wandelende encyclopedie te zijn die informatie biedt waar je kind niet om vraagt, maar als je zesjarige thuiskomt met het begrip ‘homo’, dan is het zonde het van de hand te doen als iets waar het nog te klein voor is. Het komt er

st is De kun en van k k e te vertr kind je wat je ikt. aanre

5 op aan te luisteren en een antwoord op het niveau van je kind te formuleren. Als je puber in een tienerblad of op TV iets gezien heeft over tienerzwangerschappen, dan is het zonde dat uit de weg te gaan, maar is het een uitgelezen kans om de dialoog aan te gaan, naar hun mening te luisteren en ook je eigen wijsheid en visie mee te geven.

Heeft het dus zin tersluiks een pakje condooms op zoonlief zijn hoofdkussen te leggen? Of heeft het zin dochterlief op de vrouw af te vragen of ze al seks heeft en de pil wil? Neen of toch niet helemaal. Ten eerste: door een pakje condooms klaar te leggen, geef je wel de boodZinvol schap: gebruik je verstand, maar meer Als de sfeer in een gezin er één is van ook niet. Ten tweede zal een puber hier openheid, nabijheid, vertrouwen en vaak zeer negatief op reageren omdat je dialoog, dan kun je naast het idee van een belangrijke grens niet respecteert: verantwoordelijke seks ook het idee van die van zijn/haar lichamelijke intizinvolle seks plaatsen, een beeld miteit en privéleven. Je hoeft als waarin seksualiteit, liefde en t s ouder niet te weten of je kind toekomst samenhangen, Naa elijke d r o o al aan seks toe is (net zoals derwaarin je ook kunt schetverantwer ook nog is s e den geen toegang behoeven sen wat het betekent een voll sek als zin tot je eigen seksleven). Moet zoiets eks. kind te ontvangen en leven s je dan maar zwijgen en lijdzaam te geven. Dat neemt niet toezien? Ook niet. Dialoog is opweg dat je vanuit die dialoog nieuw een heel belangrijke sleutel als ouder ook grenzen mag stelin dit opvoedingsdomein, niet door inlen, dat men van mening mag verschilbreuk te plegen op de privacy van je kind, len, dat er mag gebotst worden, maar

dat je ook regels mag stellen en als ouder bijvoorbeeld mag vinden en stellen dat het vriendje beter nog niet kan blijven slapen. Die dialoog, dit klimaat, die grenzen bieden jongeren een ijkpunt op de rollercoaster van hun belevingswereld. Het geeft een extra dimensie aan het onuitgesproken referentiekader dat je als ouderpaar sowieso bent in de relationele ontwikkeling van je kind.

Tot slot Wil je als ouder zo preventief mogelijk optreden, dan is de sfeer in een gezin, het creëren van een klimaat van dialoog, vertrouwen en nabijheid, wellicht de beste bescherming tegen vroege seks of een te vroege zwangerschap. Het is daarbij de kunst steeds opnieuw het midden te zoeken tussen pedagogische verwaarlozing, het krampachtig instandhouden van het taboe, en pedagogische betutteling, die leidt tot een schending van de lichamelijke intimiteit waartoe we kinderen willen opvoeden. Of hoe we in het spoor van Don Bosco altijd koorddansers blijven ...


een woord waard |

Tekst en foto's: Marcel Verhulst

100 jaar Don Bosco in Congo die bestond uit Congo en Rwanda, en vanaf 1962 ook Burundi. In de derde periode (1960-2000) was de toestand in Congo moeilijker: eerst de vele onlusten die gepaard gingen met de onafhankelijkheid. Later de nationalisering van de katholieke scholen, de economische achteruitgang van het land, vooral de sociale onlusten, en uiteindelijk de omverwerping van het regime van Mobutu. Toch bleef het salesiaanse werk in Congo zich in die woelige periode verder ontwikkelen. Er waren genoeg jongeren die op Het salesiaanse werk in Congo opvoeding en scholing zaten te wachten. door de jaren heen. Naast klassieke scholen werden speciale In de eerste periode (1911-1945) kwam beroepsscholen en een netwerk van cenhet erop neer Elisabethstad van ondertra voor opvang van straatkinderen opwijs te voorzien, zowel voor de zwarte als gericht. Een aantal salesianen werkte in de blanke jeugd. De eerste zes salesianen volksparochies in de steden of landelijke begonnen er heel discreet met een lagere zones. Geleidelijk aan werden heel wat paschool voor de kinderen van de Europese rochies en landelijke missieposten aan de inwijkelingen, en tegelijk met een beinlandse clerus toevertrouwd. Dat gaf de roepssschool voor de Afrikaanse jeugd. salesianen meer mogelijkheden om aan Het was de pionierstijd. In een tweede jeugdwerk te doen. Daarna begon de uitperiode (1945-1960) steeg het aantal breiding naar andere gebieden in het zeer salesianen in Congo tot een honderduitgestrekte Congo: in 1981 naar Goma, tal, het merendeel Vlamingen. Op het in 1989 naar Kinshasa en in 1995 naar einde van die periode leek de tijd rijp om Oost-Kasaï. De Centraal-Afrikaanse dit gedeelte van de salesiaanse wereld provincie kreeg gestadig meer onafhankelijk te maken van inlandse krachten. Waar in de Belgische salesiaanse a z 1980 slechts één vierprovincie. Zo onstond erk l anse w r geen ia s le de van de salesianen a in 1959 de CentraalHet s n, ook als e sen a is r a a g r n Congolezen waren, Afrikaanse provincie, sio doo se mis Europe meer zijn. was dat omgekeerd in 2000: nog slechts één vierde buitenlandse missionarissen. Al gauw zag men de noodzaak in van vorming en werd reeds in 1960 het noviciaat en het Filosofisch Instituut van Kansebula opgericht, met daarna in 1988 het internationaal Theologisch Instituut van Lubumbashi. In de vierde en laatste periode (van 2000 tot 2011) vond het land een zekere politieke stabiliteit, wat een gunstige invloed Op 10 november 2011 zal het precies honderd jaar geleden zijn dat de eerste zes salesianen van Don Bosco vertrokken vanuit het huis van Luik naar Elisabethstad (nu Lubumbashi). Met boot en stoomtrein waren ze 28 dagen onderweg. Ze trokken sporen voor het missiewerk in Congo. We zijn te gast bij Marcel Verhulst, die nu bijna dertig jaar lesgeeft in twee vormingscentra in Congo, deel van de Centraal-Afrikaanse provincie. Hij leidt ons binnen in de geschiedenis ervan..

6

uitoefende op de economie van het land, vooral in Katanga. Jammer genoeg blijft de sociale ongelijkheid groeien tussen arm en rijk. Er is een enorme behoefte aan opleiding voor de massa’s jongeren die wel naar school willen gaan, maar waarvan de ouders het niet kunnen betalen. Dat is werk voor de komende jaren, naast zoveel andere uitdagingen: de zware opdracht om de werken te blijven financieren, de religieuze animatie van de gemeenschappen, het doorgeven van het salesiaans erfgoed aan de lekenmedewerkers, de noodzaak van de catechese bij de jeugd, in de war gebracht door de vele kerken en religieuze sekten.

Blik naar de toekomst Het jaar 2005 betekende een nieuwe omwenteling in het salesiaanse werk in Congo, toen de toenmalige Vlaamse provinciaal, Camiel Swertvagher, de vlag doorgaf aan een Congolese medebroeder, Joachim Tshibangu. Ondertussen zijn bijna alle leidende functies in handen van de Congolese medebroeders. In 2006 werden Rwanda en Burundi van Congo afgesplitst en werd het een eigen salesiaanse provincie samen met Oeganda. Het aantal Europese missionarissen vermindert, maar omgekeerd vertrekken Congolese medebroeders nu naar missielanden elders. Eén ding is zeker: het salesiaanse werk in Congo zal doorgaan, ook als er geen Europese missionarissen meer zullen zijn. Voor de Congolese salesianen is er reden genoeg om in dit jubeljaar dank te zeggen voor het geleverde werk van hun voorgangers.


Tekst: Jimi Gantois, Annemie Vandaele Foto's: Eindredactie, sxc

| de zijlijn

Met de VOETen op de speelplaats De VOETen In 1997 staken ze voor het eerst de kop op, in 2010 werden ze geëvalueerd en geactualiseerd: de vakoverschrijdende eindtermen (of VOETen) voor het secundair onderwijs. Ze hadden tot doel een vangnet te creëren voor waardevolle en maatschappelijk relevante inhouden die niet meteen in de eindtermen voor de specifieke vakken terug te vinden zijn. Om een voorbeeld te geven: je kunt voor de sportrichtingen in een school een sportkamp organiseren en er specifieke vakdoelen nastreven, maar belangrijk is je ook af te vragen waarom of waartoe je dit organiseert, welke andere vaardigheden of waarden je dus wilt meegeven. VOETen zijn in die zin sleutelvaardigheden die de totale persoon van de leerling beogen en betrekking hebben op verschillende contexten: lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid, sociorelationele ontwikkeling, duurzame ontwikkeling, maar ook de politiek-juridische, socio-economische en –culturele samenleving. Die VOETen zijn niet afdwingbaar, maar het Ministerie van Onderwijs legde elke school wel een inspanningsverplichting op.

De speelplaats In het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind staat te lezen dat “elk kind het recht heeft op rust en vrije tijd, op deelname aan spel en recreatieve be-

zigheden en op vrije deelname aan het culturele en artistieke leven.” Ook Don Bosco had dit al lang ervoor begrepen. De recreatie was een onderdeel van zijn opvoedingsproject. De speelplaats was even belangrijk als een klas, een thuis en een parochie. De recreatie heeft ook vandaag als eerste doel leerlingen de kans te bieden om de teugels te vieren, om tot zichzelf te komen en de riemen te lossen. Het heeft in die zin alles te maken met het bovengenoemde recht op een vrije tijd die in alle vrijheid ingevuld kan worden. Assistentie is in die context ook vooral participatie, is vooral meedoen als leerkracht, met en bij de leerlingen. Een leraar kan links of rechts wel input geven, de tijd, de ruimte en/of de mogelijkheidsvoorwaarden creëren en vooral participeren, maar hoeft niet te sturen. Het is aan de leerlingen om de speeltijd zelf zinvol in te vullen en vorm te geven.

De context De recreatie biedt leerlingen tal van groeikansen: de kans om te groeien in empathie, flexibiliteit, fairplay, verantwoordelijkheid en zorgzaamheid, om zich een respectvolle houding toe te eigenen en te komen tot een evenwichtig zelfbeeld. Concreet kan dit vertaald

t eel wa biedt h lingen en e ti a e r r De rec et is aan lee grijpen. te ;h n e e z s n m a o k chten leerkra

worden naar drie contexten die de vakoverschrijdende eindtermen beslaan: lichamelijke gezondheid en veiligheid, mentale gezondheid en sociorelationele ontwikkeling. De speeltijd laat leerlingen niet alleen toe dagelijks de tijd te nemen voor lichaamsbeweging, maar kan hun ook leren een gezond evenwicht te vinden tussen werk, ontspanning, rust en beweging. Jongeren leren er adequaat te reageren op lichaamssignalen, ze kunnen er voorzorgsmaatregelen leren nemen tegen risicovol lichamelijk contact, ze leren in nood hulp inroepen, ze leren er zich weerbaar opstellen ... Maar naast gezondheid en veiligheid biedt het vooral een ruim ontwikkelingskader voor sociorelationele vaardigheden. Leerlingen kunnen op de speelplaats het spanningsveld leren hanteren tussen gezagsrelaties en gelijkwaardige relaties, in alle sportiviteit hun ongelijk leren toegeven, zich verontschuldigen, zich respectvol opstellen, enz. Of leerlingen die kansen aangrijpen, hangt van hen zelf af.

Tot slot Een school en een leerkrachtenkorps hebben vanuit de VOETen en in een salesiaanse context dus een recreatieve ‘inspanningsverplichting’. Het inbouwen van de nodige vrije tijd, het voorzien van infrastructuur, gekoppeld aan een assisterende opvoedingsstijl, creëert voor leerlingen de nodige mogelijkheidsvoorwaarden en kansen om ook als mens te groeien, zoals steeds in vrijheid en verbondenheid en vanuit de nodige zin voor verantwoordelijkheid.

7


een (g)oude(n) gids |

Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc

en zijn ge rhalen rleden, e v s g eppin et ve De sch rijving van h n gelovige h e c s be n in e den robere maar p flectie het he re en. te duid

Het Bijbelse scheppingsgedicht In de voorbije bijdragen werd aangetoond dat de Bijbel in de eerste plaats gegroeide, religieuze literatuur is. Het gaat om de neerslag van gedachtegoed waarin mensen gelovig hebben trachten te peilen naar de oorsprong, de zin en de horizon van hun bestaan. En precies als ‘existentiële literatuur’ zijn de scheppingsverhalen het vertrekpunt bij uitstek.

8

In den beginne … twee scheppingsverhalen Wie de Bijbel openslaat, vindt in de eerste drie hoofdstukken van het boek Genesis twee scheppingsverhalen. Na een passage waarin te lezen is dat alles in een tijdspanne van een week is geschapen (Gn 1,1–2,4), zegt het Bijbelse verhaal plots weer dat er niets is. In Gn 2,5-3,24 vindt men vervolgens het ‘Paradijsverhaal’ over wat traditioneel ‘schepping en zondeval’ genoemd wordt ... Beide verhalen worden verbonden

door een brugvers in Gn 2,4 dat het eerste verhaal afsluit en het tweede inleidt. Onder meer op basis van die vaststelling nemen Bijbelgeleerden aan dat in Genesis 1–3 twee verhaaltradities zijn samengebracht. Alleen al het feit dat de Bijbelse auteurs beide teksten samen hebben overgeleverd, maakt duidelijk dat ze deze niet als een historisch verslag over het verleden hebben willen aanzien. Beide teksten zijn integendeel geschreven met de bedoeling om de actuele werkelijkheid te verklaren. Ze willen vooral verkondigen hoe de schepping eruit zou moeten zien. De scheppingsverhalen zijn geen beschrijving van het verleden, maar proberen in een gelovige reflectie het heden te duiden. Elk van beide verhalen heeft daarbij een eigen invalshoek en boodschap. Het Paradijsverhaal beschrijft de heerlijke situatie die God voor de mens bereid had, maar vertelt tegelijk in een aantal verklarende passages (‘etiologieën’) hoe ons bestaan ook gekenmerkt wordt door gebrokenheid en broosheid. In deze bijdrage focussen we evenwel op de eerste scheppingsmythe.

Op zoek naar perfectie Gn 1,1–2,4 is eigenlijk een gedicht: het benadrukt zowel in vorm als inhoud de volmaaktheid en volledigheid van de schepping. Men kan daarbij natuurlijk meteen opmerken dat onze wereld verre van volmaakt is en dat de realiteit verre van perfect is, maar hiermee raakt men net de kern van wat dit ‘scheppingsgedicht’ wil verkondigen. Het zegt niet hoe het ooit is geweest; het wil juist beklemtonen hoe het zou moeten zijn, met name perfect! En deze perfectie streeft de auteur/redacteur van dit gedicht ook vormelijk na. De tekst van Gn 1,1–2,4 is namelijk perfect in evenwicht. Het titelvers (1,1) wordt hernomen in het scharniervers (2,4). Het openingsvers (1,2), dat wanorde en onrust schetst, wordt gecounterd door de orde en rust van het slot (2,1-3). Er tussenin wordt de schepping zelf in zes dagen verhaald. De eerste drie dagen vertellen over de ‘ruwbouw’ van de schepping: dag en nacht, hemel en zee, het droge land met zijn planten. De volgende drie dagen volgt als het ware de inkleding, die parallel correspondeert aan de ruwbouw: zon en maan horen bij dag en nacht, de vogels en de vissen bevolken de hemel en de zee, de dieren en de mens bewonen het land. Zo wordt de schepping in twee diptieken van drie corresponderende dagen tot leven geroepen. Het verhaal eindigt met de goddelijke rust van de zevende dag. De vaststelling van een dergelijk ‘perfect’ relaas doet dus meteen ook de vraag naar de inhoud rijzen.


Wat wil dit perfecte gedicht vertellen? Een historisch betrouwbaar verslag? — Wie het Bijbelse scheppingsgedicht ernstig neemt, bemerkt dat het wereldbeeld, dat aan dit relaas ten grondslag ligt, niet meer het onze is. En wie dat oude wereldbeeld in overeenstemming wil brengen met de resultaten van het actuele positiefwetenschappelijke onderzoek, vervalt meteen in hopeloos Bijbels fundamentalisme. Wetenschap en Bijbel spreken elk hun eigen taal. Het Bijbelse scheppingsgedicht is een ‘mythe’: niet als vervalsing, fictie of illusie, wel als een symbolisch verhaal dat het intuïtief aangevoelde transcendente tracht te verwoorden. In het scheppingsgedicht gaat het om het principe dat God aan het begin van alles staat. In die context worden een aantal fundamentele geloofsinzichten beklemtoond. Machtige schepper en betrouwbare God — Tegen de achtergrond van de ontgoocheling en vertwijfeling die de Babylonische ballingschap (587-537 v.Chr.) teweegbracht, en waarin dit verhaal zeer waarschijnlijk ontstaan is, heeft het oude Israël in dit scheppingsgedicht willen benadrukken dat Israëls God een machtige schepper is. Hij is het die aan de grondslag ligt van al wat is. Hij is groter en sterker dan de god Mardoek. Zelfs zon en maan, die ‘grote en kleine lichten’ genoemd worden, zijn geen Babylonische goden, maar gewoon schepsels van God. Door de wijze waarop de auteur/redacteur zijn materialen heeft geordend, blijkt voorts ook dat hij wilde getuigen van een betrouwbare God. Hij spreekt én handelt naar zijn woord. Hij handelt zoals hij spreekt. De schepping is een wezenlijke getuige van Gods betrouwbaarheid.

De zevende dag, een dag van rust — Het hele gedicht leidt naar de zevende dag, de dag van Gods rust. Voor de joden is dit de sabbat. Precies deze dag was voor de Israëlitische ballingen een nieuw houvast geworden in een vreemd land, een alternatief ook voor hun verwoeste tempel. Het scheppingsgedicht wil deze rustdag zowel legitimeren als verklaren. De mensen moeten rusten op de zevende dag, omdat ook God rustte op de zevende dag. Tegelijkertijd wordt het feitelijke bestaan van de sabbat als religieuze instelling verklaard. Van chaos naar orde — Volgens Gn 1,1– 2,4 is de schepping geen schepping uit het niets. Het is integendeel een omvorming van chaos en wanorde tot orde en kosmos. Ook hierin schuilt een bemoedigende boodschap voor de verbannen Israëlieten. Ze leefden in Babylonische chaos. De verteller toont echter aan dat God zelfs in de ergste chaos orde kan brengen. En de orde die God teweegbrengt, wordt gekwalificeerd: ze is goed (tov). Als didactisch gedicht toont Gn 1,1–2,4 de ordening van de wereld: alles is gepland en alles heeft zijn plaats. De mens is bijzonder — Al uit de opbouw van het scheppingsgedicht blijkt dat de mens, vermeld aan het einde ervan, een bijzondere plaats inneemt. Dat de mens het hoogtepunt van de schepping is in dit antropocentrische verhaal, komt tot uiting in een aantal aspecten. (1) De paragraaf waarin de schepping van de mens wordt verhaald, is veel uitgebreider. (2) Waar de andere scheppingselementen uit de aarde voortspruiten, komt de mens rechtstreeks van God. (3) De dichter stelt, anders dan bij de andere scheppingswerken, dat God de mens schept ‘als zijn

evenbeeld’, en ‘op ons gelijkend’ (1,26). Wat dit inhoudt, blijkt meteen uit de rest van het vers: de mens moet ‘heerschappij voeren’. Dit ‘heersen’ heeft te maken met Bijbelse ‘autoriteit’ die, in de ware zin van het woord, ten dienste van de ander staat en bijdraagt tot ontwikkelingskansen. (4) Waar er bij de schepping van planten en dieren sprake is van verschillende soorten, blijft dit bij de mens onvermeld. Van de mens tout court wordt gezegd dat hij gemaakt is als ‘beeld van God’. Daarmee wil de auteur gelijkwaardigheid benadrukken. Dat deze veeleer ideaal dan realiteit is, maakt juist het centrale punt van Genesis 1 duidelijk: het scheppingsgedicht schetst een ideale wereld.

Gods droom Het scheppingsgedicht in Gn 1,1–2,4 spreekt over een ideale toestand, een situatie van rust en harmonie, een wereld zonder geweld en dood. Dat is niet de wereld zoals hij ooit is geweest; wel de wereld zoals hij zou moeten zijn. Als dusdanig is het scheppingsgedicht geen verhaal over vroeger, maar een uiterst actuele oproep aan het adres van de mens om, als beeld van God, te streven naar een betere wereld. Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen, Leuven – Voorburg: Acco, 3de druk 2009 (192 p. – ISBN 90-334-5955-8). Of in: H. Ausloos & I. Bossuyt (eds.), In den beginne ... De ‘schepping’ in beeld, woord en klank, Leuven – Den Haag: Acco, 2011.

9


geblogd |

Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc

Dagboek van een verloren gelopen pelgrim Ik ben volop in doodsstrijd. Want dat zijn de laatste dagen voor een vakantie toch vaak: een doodsstrijd waarin je de laatste kilocalorieën uit je lijf perst om lessenreeksen af te ronden, toetsen af te nemen of allerlei lesoverschrijdende activiteiten te begeleiden.

10

Verschillende collega's laten horen dat ze op hun tandvlees zitten. Onbegrijpelijk is dat voor medemensen die het leraarschap bekijken als een aaneenschakeling van vakanties. Maar veel collega's kunnen voldoende werk bij elkaar rijven om de helft van hun vakantie achter een bureau door te brengen. Dat zal dan de tweede helft moeten zijn, want de eerste is nodig om bij te slapen. Mocht er nog een derde helft bestaan, dan zouden we die gebruiken om alvast toekomstige vakken en projecten uit te werken. En dat geeft stress. Want vakantie is er voor andere zaken: speeltuinen verkennen met je kinderen, citytrips maken, terrasjes doen, naar toneel gaan, vrienden en familie bezoeken, zwemmen, je leesachterstand inhalen, je mailbox uitkuisen, een back-up maken van je pc, klussen in en rond het huis, beginnen aan de grote schoonmaak, je sociaal engageren voor eender welk goed doel en vooral van dat alles genieten. Je móet ge-

nieten, genieten en gelukkig zijn. Dat is het ethisch minimum waaronder je niet mag gaan. Wee gij die niet gelukkig zijt of niet geniet van de vakantie! Vloeken aller werkenden komen over u! Kom nee, even serieus. Enerzijds hoor je naast alle waardering voor het leraar-zijn toch vaak opmerkingen over de hoeveelheid vakantie. En anderzijds is er onmiskenbaar de nood aan vakantie die veel onderwijzers voelen. Hebben we die vakantie dan zo broodnodig? Misschien is het geen kwestie van te veel werk of te veel vakantie, maar ligt de oplossing eerder in de manier waarop we werken: we willen misschien te veel geven, geven tot we overgeven en tenslotte begeven. We kunnen toch niet anders dan alles geven? Want wie anders dan wij moet de wereld redden? Wie anders dan leerkrachten moeten de volgende generatie klaarstomen voor de kennis-, arbeids-, productie- en consumptiemarkt (en impliciet dus ook voor de huwelijksmarkt)? Dit ruikt op zijn minst naar zelfingenomenheid. En na de zelfingenomenheid volgt vaak het zelfbeklag. De gezonde diepe zucht op een moeilijk moment verandert in de afdeling leeggoed van de leraarskamer in een aanhoudende negatieve sfeer. Het perfecte broedklimaat voor een nakende burn-out. Maar als je nu eens op tijd en stond de kruisweg van het leraarschap op pauze zou kunnen zetten? En dan bedoel ik niet vakantie. Maar als je nu eens af en toe niet vertrekt van je eigen plannen, doelstellingen en wijsheid? Als je nu eens even stopt met je eindeloze strijd? Als je nu eens af en toe stopt met geven? Laat leerlingen gewoon zelf hun plannen ma-

ken, dan moet je hen daar enkel nog in ondersteunen. Dan ben je meteen af van de noodzaak om altijd maar te moeten geven, geven, geven ... Uiteraard is dit niet zomaar te vertalen in didactische tips. Maar laat dat ons niet tegenhouden om te stoppen met proberen om jongeren te boetseren en kneden. Ik pleit niet voor een structuurloos vraaggestuurd onderwijs. Misschien wel integendeel. Ik pleit vooral om in en buiten de lessen te proberen jongeren echt aan het woord te krijgen. Want telkens jongeren echt aan het woord komen, zie je ze groeien. Soms doen ze dat doorheen schaamtelijke flaters en vaak lukt het niet om de juiste impuls te geven of de juiste uitdaging te vinden om ze echt aan het woord te krijgen. Maar als het lukt, is het zo mooi en geeft het zo veel energie. Het doet hen verrijzen. En het doet mij verrijzen. Maar om te verrijzen moet je voorbij de kruisiging geraken. Soms blijf ik liever rondlopen met mijn kruis van zelfingenomenheid en klaag ik van op mijn houten uitkijktoren hoeveel werk ik nog te doen heb. Om te verrijzen moet je je eerst van dat kruis laten afnemen en je durven overgeven in de handen van anderen. Welke leraar, welke rabbi, durft zich te leggen in de handen van zijn leerlingen? Om te verrijzen moet je eerst durven rusten in de stilte van de laatste dag. Welke leraar, welke rabbi durft stil te worden en te zwijgen, bij het denken en twijfelen van zijn leerlingen? Na dit zelfingenomen schrijfsel vol scheefgetrokken Bijbelinterpretaties en zelfbeklag wordt het me kristalhelder: ik ben toe aan vakantie bij gebrek aan verrijzeniservaringen … een vakantie lang Stille Zaterdag ...


Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc

| met de jaren

Te traag voor vandaag Je kunt niet ontkennen dat jongere mensen zich wel eens ergeren aan ouderen in hun omgeving, aan hun manier van doen, aan hun vasthouden aan oude structuren en gewoontes, aan hun ‘betweterij’. Ouderen zijn inderdaad soms wat trager in hun denken en doen of minder snel enthousiast voor nieuwe projecten. Ze gaan inderdaad wel eens op de rem staan bij veranderingen en zwaaien wel eens te vaak met hoe goed het vroeger was. Ze houden wel eens vast aan hun stoel en blokkeren zo de groei van jongeren. Zij gaan als groep inderdaad met een grote hap uit de gezondheidskosten lopen. Maar al die lasten die ouderen (misschien) bezorgen, zijn maar een deel van het verhaal.

Supporters

structuur van zijn school blijft bewaken en ’s morgens en ’s avonds de verwarming en de lichten in alle lokalen gaat nakijken. Ik denk aan een oud-winkeluitbater die niet kan stilzitten, en van mensen houdt. Je vindt hem terug overal waar het om mensen gaat, bij de organisatie van wijkfeesten of drie keer per week als bezoeker van gedetineerden. Hij gaat niet prat op zijn inzet, vindt het maar normaal dat je probeert iets te doen aan noden die je opmerkt: “Waarom zou je niet, je wordt er zelf ook gelukkiger van.” Hij staat niet alleen. Veel senioren vinden een zinvolle levensinvulling in vrijwilligerswerk allerhande, vaak als ziekenbezoeker, maar ook als leesmoeder in de basisschool, als secretaris van een vereniging, als lesgever in vormingsinitiatieven, als klusjesman voor de buren, als schaak- of kaartpartner, als anonieme medewerker van teleonthaal, enz.

Ouderen zijn ook kostbare dragers (support-ers) van families, scholen en verenigingen, van de samenleving als geheel. Misschien moeten wij die senior-supporter vaker een gezicht geven. Ik denk aan een gepensioneerde manager die door zijn vroegere bedrijf uitgenodigd wordt Dragen om met zijn knowhow te helpen een Het meest in het oog springend zijn de nieuw project op de rails te zetten. Hij senioren-grootouders. Over hun beteaarzelt even, maar de loyaliteit tegenkenis hadden wij het al in een eerdere over zijn bedrijf en de kriebels van zijn column. Zij staan in grote getale aan de ondernemingszin doen hem toch mee in schoolpoort, aan de muziek- of balletklas het project stappen. Ik denk aan of op de voetbaltraining. Minder zichteen oud-onderdirecteur die baar, maar van onschatbare waarde als een huisvader de infrazijn ook de senioren die hun n ij z hoogbejaarde ouders dagelijks n Oudere tbare s o in stilte bezoeken en verzoróók k van de s r e g gen. Neem de senioren en hun dra leving. samen vaak verborgen inzet weg uit de samenleving en ze valt als een kaartenhuisje in mekaar. Senioren vullen de hiaten die jongere generaties niet kunnen of soms niet willen invullen. Zij nemen taken op zich die de kwaliteit van het leven sterk kunnen verbeteren,

maar waarvoor soms niet de tijd of de middelen beschikbaar zijn. Senioren zijn dus niet alleen een last voor de samenleving, maar een belangrijke dragende groep.

Zijn en doen Dit supporter-zijn past ook bij de nieuwe levensingesteldheid van senioren. Zij moeten niets meer bewijzen, noch aan zichzelf, noch aan anderen. Zij hebben niet meer de behoefte zelf op het veld te staan, maar zijn gelukkig dat ze jongere generaties van aan de kant kunnen aanmoedigen. Zij kennen in voetbaltaal de waarde van de twaalfde man! Dat veronderstelt natuurlijk dat zij een klik gemaakt hebben. Senioren die zich goed voelen in hun vel en die tevreden kunnen terugblikken op de weg die zij gegaan zijn, kunnen zich helemaal vinden in die supporterrol. Zij zijn genereus geworden, zijn goede mentoren voor jongeren, zijn hier gelukkig om en krijgen er veel voor terug. Zij blijven ook van nabij betrokken bij de ontwikkelingen in de samenleving, worden zelf uitgedaagd en gestimuleerd en voelen zich nuttig. Hun bestaan heeft voelbaar zin. Zelfs als door verlies van kracht of mobiliteit hun levenssfeer verengt, kunnen zij die supporterrol blijven invullen. Je hoeft niet steeds iets te ‘doen’ om een steun voor een ander te zijn. Gewoon aandachtig aanwezig ‘zijn’, is al bevestigend voor die andere. Kunnen luisteren naar het verhaal van gekwetste mensen of naar de dromen en overmoedige plannen van jongeren, luisteren en er zomaar zijn … een zwaar onderschatte inbreng van senioren!

11


te gast |

Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Eric Haelvoet

Don Bosco getuned Jochen Aerts, leraar in Don Bosco Hechtel Jochen is leraar in ons Don Boscocollege in Hechtel. Ik ontmoet hem daar, net voor hij met collega’s een match minivoetbal zal spelen. Hij is dus meer dan alleen maar leraar. Het hele gesprek ademt blijheid en tevredenheid uit. Deze jonge man is diep gelukkig dat hij bij Don Bosco mag werken, maar een bewuste keuze voor Don Bosco sco Don Bo nsen. was het aanvankelijk niet. e m t ig veren

12

Dat is het Jochen groeide op in Kleine Brogel (°1978). In het Mater Deiinstituut in Overpelt volgt hij vier jaren Latijn-Talen, daarna Talen-Wetenschappen. In Hasselt behaalt hij het regentendiploma Frans-geschiedenis-godsdienst, een gewone studieloopbaan dus. Van zijn afstudeerjaar is hij de enige mannelijke leraar Frans en net daarom wordt hij door de directie van het H. Hartcollege in Bree aangetrokken. Tijdens het derde jaar verneemt hij dat hij na het vierde jaar volledig vast benoemd kan worden. Er is echter een ‘maar’. Hoewel hij dat een goede school vindt, komt hij tot het besluit: ‘Dit is hét niet. Hier kan ik niet mijn hele leven blijven’. Er is een gemis. Hij kiest voor de toenmalige vervangingspool … In Kleine Brogel is hij intussen lid van de KLJ en van de parochieraad, waar de salesiaan Louis Poelmans pastoor is. Net op tijd hoort hij dat Louis vaak gaat eten in de gemeenschap van Don Bosco in Hechtel. Het is de eerste maal dat hij het woord ‘Don Bosco’ levensbetrokken hoort vallen. Deze vriendelijke pastoor hoort dat Jochen nieuw werk zoekt en informeert of er een interim gezocht wordt bij Don Bosco. Hij krijgt enkele uren, aan-

gevuld met uren in twee andere scholen. Tijdens dat schooljaar zal een collega in Hechtel in bevallingsverlof gaan en Jochen belooft die fulltime interim op te nemen. Die interim is de echte start. Jochen getuigt heel gezwind: “Ik voelde: dat is hét.”

Ellips Zijn antwoord is minder gezwind als ik hem vraag dat ‘hét’ na zoveel jaar ervaring te omschrijven. Hij gebruikt het beeld van een ellips met twee kernen, die elkaar oproepen en versterken. In een Don Boscoschool doen de leerlingen gaandeweg spontaner mee. Een tafel helpen verplaatsen, in de pastorale animatiegroep meewerken, mee instaan voor de leiding op schoolkamp … het kan allemaal vrij ongedwongen. De andere kern: hij voelt zich niet alleen staan in de pedagogische aanpak van de leerlingen. De meeste collega’s dragen het opvoedingsproject, als groep. Het opvoedingsproject

staat dan ook sterk. De figuur van Don Bosco roept bij hem fierheid op. Zelfs leerlingen gaan er prat op: “Wij zijn van Don Bosco!” Op kamp hoort hij hen uitbundig een lied zingen: “Wij zijn van Don Bosco.” Don Bosco verenigt dus mensen, hij spreekt de leerlingen sterk aan, meer dan Jezus dat doet. Hij bracht een schitterend evenwicht tot stand tussen charme, warmte, nabijheid en discipline, organisatie. Hij kiest voor de zachtheid, maar liet niet over zich heen lopen: hij had karakter.

Kern In dat opvoedingssysteem spreken twee kerngegevens Jochen sterk aan. Het preventieve optreden ligt in tal van concrete dingen. Als hij tijdens de speeltijd een leerling nerveus en prikkelbaar ziet reageren, houdt hij daar tijdens de les rekening mee. De eerste schooldagen tracht hij te ontdekken wie de kandidaat-gepesten zijn en probeert dat onmiddellijk al


te voorkomen. Hij ziet het preventieve ook in vele gewone dingen van de schoolorganisatie. Zo staan er vanaf de eerste schooldag voldoende stoelen in de refters, zodat leerlingen niet de eerste dag rechtstaand moeten eten. Leerlingen zijn daar heel gevoelig voor. Die preventieve aanpak heeft Jochen gaandeweg alerter gemaakt en ook actiever: tijdig gepast optreden voorkomt dat je hard en veel moet ingrijpen. Het tweede is de leerlingenbegeleiding. Vele collega’s doen dat en wel op vele momenten. Hij waardeert dat de voorzitter van de klassenraad aan het einde van het jaar in enkele zinnen zegt waar het over gaat: “Niet alleen de cijfers, maar de persoon van de leerling.” Want leerlingen zijn zoveel meer dan hun cijfers. De school, de leraren, Jochen zelf kunnen zoveel meer betekenen voor de leerlingen, dan wat in de cijfers wordt uitgedrukt.

Lijnen trekken Als ik hem vraag wat hij het moeilijkste vindt, heeft hij het even moeilijk: waar hij de vinger op legt in heel de school, is ook voor hem lastig. Er zijn zovele plannen, goede ideeën en impulsen, dat ze in de praktijk niet steeds (volledig) worden uitgewerkt. Verder vindt hij het moeilijk om de dunne lijn te bewandelen waarop een aangename nabijheid bij leerlingen sa-

mengaat met het noodzakelijke optreden en de organisatie van het geheel. Veel begrijpen en toch een lijn trekken, in de lessen uit zich dat in het uitwerken van leerlingenvriendelijke werkvormen en toch voldoende stevige inhoud bieden, in een mix van creativiteit en diepgang. En er komt nog een derde moeite: collega’s er op een mooie manier attent op maken wanneer een woord of een aanpak niet salesiaans zijn.

De buik

Hij knipoogt naar Firmin Vanspauwen met zijn Don Boscomonoloog en geeft een pluim aan Marijke, een leerling die goed kan zingen. Hij is dankbaar voor iedere inbreng van zovele anderen. In 2004 nam hij ook de verantwoordelijkheid voor de vakgroep godsdienst over. Vol lof spreekt hij over zijn collega’s, over hun deskundigheid, hun vermogen tot vergaderen, hun salesiaanse bewogenheid. Dat onderdeel van zijn takenpakket noemt hij het gemakkelijkste en hij t e o m kleeft er het woord Je onlijk o s r e p ‘zalig’ op. het en. inkleur n e v r u d

Ook rond geloofsopvoeding werkt hij ‘vanuit de buik’. Hij haalt de leerlingen af waar ze staan. Ze vallen allemaal wel eens op hun eentje stil, denken eens rustig na. Ze krijgen wel eens het gevoel: ‘Ik word gehoord. Ik word begrepen’. Zomaar, in die stilte. En dan komt er af en toe wel eens een reactie, een respons, een gevoel. Dat zit dicht bij geloven, iets wat leerlingen kunnen erkennen. Dit helpt hen om naar de kern te gaan en niet geblokkeerd te geraken door structuren en mistoestanden in de Kerk.

Nog meer

Jochen geeft les, voetbalt, maar doet nog meer. Als lid van de pastorale animatiegroep neemt hij gaandeweg meer verantwoordelijkheid op. Zo leidt hij al drie jaar na ar a n n e elkaar het groepje dat zoek Het is an creativiteit instaat voor de Don ix v een m diepgang. Boscoviering. Wat is hij en blij dat Don Bosco dit jaar zo duidelijk uit de verf kwam.

Getuned

Thuis zwaait hij voor zijn vrouw Sarah, zijn zoontje Milan (6 jaar) en zijn dochtertje Julie (4 jaar) niet met de Don Boscovlag. Maar ze zien hem wel aan de Don Boscoviering werken en stellen daar geïnteresseerd en nieuwsgierig vragen naar. Zijn blijheid om bij Don Bosco te mogen werken, straalt hij ook in de familiekring uit. En ja, de hartelijkheid en redelijkheid uit het opvoedingsproject van Don Bosco past hij ook toe in zijn relatie en de opvoeding van de kinderen. Redelijkheid betekent dan veel begrip hebben. En de warme manier om met collega’s om te gaan, straalt ook door in zijn relatie met Sarah. Gezwind vat hij dit samen: “Ik ben ondertussen Don Bosco getuned.” Dat merk ik ook in dit gesprek dat ik met hem mag hebben.

Persoonlijke touch Hij gebruikt nogal wat stilte om mijn laatste vraag te beantwoorden: “Geef eens één boodschap aan allen die volgend werkjaar wereldwijd bij Don Bosco zullen komen werken.” “Enerzijds zichzelf blijven, anderzijds instappen in het wondere evenwicht van de salesiaanse pedagogie. Geen rol spelen (de populaire, de strenge, de deskundige … willen zijn) en kijken wat zijn eigen talenten zijn en die investeren in het geheel: pastorale verantwoordelijkheid, hartelijkheid, sportiviteit, kunstzinnigheid … Wat het Don Boscosysteem is, dat merk je door erin mee te gaan, dag aan dag. En toch moet je ook dat persoonlijk inkleuren.”

13


uitgelezen |

Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Eric Haelvoet, sxc

Leven is heilig Leven is heilig

14

Jezus zei: “Ik zeg jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het koren dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zoveel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal Hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf.” (Mt 6, 24-34)

Bestaan is een zegen Twee jaar geleden mocht ik, in het kader van een sabbatjaar, met 28 anderen uit heel de wereld een Bijbelprogramma van 108 dagen meemaken in Jeruzalem. Het lied waarmee de organiserende zusters de eerste dag startten, hielp me om die sabbatperiode voldoende diep te beleven en blijft me spiritueel begeleiden. Het gaat over het lied Just to be uit de CD Dancing Sophia’s Circle van Colleen Fulmer. In het refrein zingt ze: “Just to be is a blessing, just to live is holy” (enkel

Dát we bestaan en leven, kunnen we nooit aan onszelf toeschrijven.

bestaan is een zegen, enkel leven is heilig). Ja, tijdens een sabbatperiode kun je naar de kern gaan. Als bij een ajuin: als je de oppervlakkige lagen weg pelt en zelfs de meer centrale en onmisbare lagen verwijdert, wat vind je dan in het midden? Bestaan, leven. Dát ik er ben is een zegen, dát ik leef is heilig. Al zegt het lied het nog anders: niet in de ik-vorm, maar algemeen. Het bestaan, het leven is een zegen en is heilig.

Het is toch opvallend: dát ik besta en leef, kan ik nooit aan mezelf toeschrijven. Ik heb dat als een geschenk gekregen en wel door de liefde van mijn vader en moeder en de scheppingskracht van God. Ik mag er elke dag dankbaar om zijn. Die dankbaarheid voor het eigen bestaan mag ik overbrengen op elke andere mens. Het is zo bevrijdend met anderen dankbaar te kunnen omgaan, hen te zien als een geschenk, als een zegen, als heilig. Dat besef en vooral de beleving daarvan zouden we moeten kunnen vasthouden in elke omstandigheid … Just to be is een christelijk lied en gebruikt beelden uit de evangelietekst bij het begin van dit artikel. Lelies, gras, vogels … zijn er gewoon en hoe prachtig is dat. In Israël mocht ik de overvloedige bloemenpracht aanschouwen, omdat ik daar tijdens de lente was. Wat een schoonheid! Ook dat schitterende schouwspel kan ik niet aan mijn inspanningen toeschrijven. Ze zijn gegeven, ze bestaan, ze leven.

Vakantie is Vanuit die diepe spiritualiteit roept Jezus ons op ons geen zorgen te maken. Zesmaal! En in het midden, tussen de eerste en de laatste drie, spreekt Jezus over de luister van Salomo. ‘Salomo’ is als woord met ‘sjaloom’ of ‘vrede’ verwant. Zou er inderdaad niet veel meer vrede in de binnenkant van mensen en in de wereld zijn, als we die verbondenheid met de diepste kern altijd konden beleven? Vakantie, een tijd bij uitstek om ons geen zorgen te maken, kan ons terug in die verwondering thuis brengen: enkel bestaan is een zegen, enkel leven is heilig.


Tekst: Loes Foto’s: Eindredactie, sxc

| broodje cursief

Koorts Het komt als een griep. Je voelt je eerst een tijdje onbehaaglijk. Er broedt wat. Het kriebelt. Het jeukt. En dan breekt de koorts in volle hevigheid door. Het gaat om een virale aandoening, dat heeft de ervaring je intussen geleerd. Er is geen antidotum opgewassen tegen zo’n opstoot van opruimkoorts. Volledig uitzieken is de boodschap. Als alles zijn gewone gangetje gaat, stapelen de ziekmakers zich gestaag op zonder dat je het in de gaten hebt. Je immuunsysteem staat overeind als een muur van gewapend beton. Daarachter, onttrokken aan de blik van je ordetroepen, houden de heer Opsparen en mevrouw Bewaren met hun bonte leger afstammelingen uitbundig huis. Met hun ziekelijke drang tot stapelen en opslaan, infiltreren zij elke kamer van je woonst en doen hun best om ze te annexeren als magazijn. De aandoening is chronisch en erg resistent. Vaak ook genetisch bepaald. Verzamelwoede: een vreselijke diagnose.

Soms ontstaat er op mysterieuze wijze een bres in de muur van gewaande immuniteit. In grootmoeders tijd trad het fenomeen planmatig eenmaal per jaar op, rond Pasen, en werd even gestructureerd opgevangen met een ‘Groote Kuisch’. Tegenwoordig lijken de duistere krachten in kwestie meer voor een tactiek van versnipperde verrassingsaanvallen te opteren. Plots staan de vijandelijke aandoeningen oog in oog met mekaar. Opruim lijnrecht tegenover Verzamel. Als twee woedes in de clinch gaan, twee koortsen mekaar beginnen te bestoken … hoed je dan maar voor het heetst van de strijd. Die leidt tot hartverschroeiende taferelen. Soms gieten speciale omstandigheden nog extra olie op het vuur. Een verhuis, wisseling van job, een nieuwe hobby, een bijkomende huisgenoot … De bewoonbare ruimte is niet elastisch, dus er moet worden platgegooid, herbouwd en herverkaveld. De afgelopen twee jaar dropte het lot uw dienares meermaals in de vuurlinie tussen de behoudsgezinde troep en de opruimingsbrigade. Een aantal overlijdens in nabije kring leidden tot grote innerlijke strijd. Wat je dierbaren dierbaar was met de stempel ‘afval’ beplakken, begin er maar eens aan. Mission impossible. Hoe vermanend het nuchtere verstand ook met het vingertje zwaait, ik kan geen afstand doen van de borduurwerkjes van moeder, de lievelingsplaten van vader, of zijn mondharmonica. De decoratieve creaties van mijn lieve zus kan ik toch niet in een vuilniszak afvoeren? Dan zijn er nog die honderden schilderijen van schoonpapa en de collectie souvenirs aan twee zielsverwante vriendinnen. Ettelijke kilo’s aan oude foto’s leggen een brok geschiedenis vast die Wikipedia niet haalt, maar

het evenzeer verdient voor de komende generaties te worden bewaard. Er is geen ontkomen meer aan: de strijd moet worden gestreden, het grondgebied herverdeeld. De geschiedenis is onverbiddelijk. Het gevestigde moet worden opgeruimd om plaats te maken voor een nieuwe orde, die op haar beurt over enkele jaren de oude zal zijn … Je moet weten dat de zolder boven het echtelijke hoofd al sinds jaren vervaarlijk zwaar gebukt gaat onder het gewicht van tastbare herinneringen. Een museum ontstond er, gewijd aan de eigen rijk gestoffeerde levensloop, die van de zonen en petekinderen en recentelijk dus ook aan wie ons ontviel. Nu eist bovendien het kleinkind dat op komst is zijn rechtmatige plek op. Ten einde raad veroordeel ik maar weer een stapel boeken tot het emigrantenbestaan. Voor de zoveelste keer zet ik me ook aan het wieden in de kisten vol bloemrijk resultaat van poëtische projectjes met jongeren en bevriende artistiekelingen. Mijn hart bloedt. Er is nauwelijks een vierkante meter prijsgegeven. Nog één keer dwalen mijn ogen diagonaal over de uitprint van de honderden recensies en artikeltjes die ooit moeizaam uit mijn pen geboren werden. Vaarwel geesteskinderen, voortaan ontmoeten wij mekaar hoogstens nog digitaal. Ik ben aan koffie toe en frisse buitenlucht. Als ik uitgeteld neerplof in een tuinstoel, kietelt de lentezon een sluimerend inzicht wakker: wat een rijkdom in mijn rijk … Zoveel kostbaars om te koesteren. Wat echt alleen maar pijn doet, past in één blikken koekendoos. Alle andere narigheid is al lang aan snippers vermalen en tot levenswijsheid gerecycleerd. Weg de opponerende woedes, weg de vechtende koortsen. Ik heb weer vrede met mijn leven.

15


de spreekstoel |

Tekst: Dieter Verpoest Foto’s: Dieter Verpoest, eindredactie

Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid

Mark Tips Nieuwe provinciaal n de t tusse ianen h ic w n s e Het ev jongere sale n. e n k e a oudere ik goed bew wil

16

Wie het salesiaans nieuws wat volgt, heeft vast al te horen gekregen dat de salesianen van Don Bosco in Vlaanderen en Nederland een nieuwe provinciaal krijgen. Op het feest van Maria Tenhemelopneming geeft Jos Claes na zes jaar de fakkel door aan Mark Tips. Zo wordt de huidige provinciaal vicaris de nieuwe provinciaal. Tijd voor een gesprek over het verleden, het heden en de toekomst.

Van Lommel naar Hechtel Mark werd geboren in 1950 in het Limburgse Lommel. Thuis kreeg hij een christelijke opvoeding mee, waarin zijn ouders hem steeds duidelijke waarden en normen bijbrachten: “Er heerste thuis een zekere strengheid, stiptheid en orde. Dat was ook nodig in een gezin met zeven kinderen. Toch kregen we voldoende vrijheid. We leefden ook verbonden met de natuur. Het zijn allemaal dingen die ik in mijn latere leven nog steeds belangrijk vind.” In 1962 ruilde Mark het landelijke Kerkhoven voor Don Bosco Hechtel, waar hij intern werd. De salesianen leefden er

alles voor en leefden ook met de jongeren mee. Mark beseft dat hij in die tijd niet zo’n gemakkelijke leerling was. Toch mocht hij van de salesianen voldoende vertrouwen ervaren. Omdat het jeugdige hem in het bloed zat, engageerde hij zich voor het speelplein van Oud-Heverlee. Aan het einde van zijn middelbare schoolloopbaan besloot hij naar het noviciaat te gaan. “Eigenlijk was het een vanzelfsprekende stap,” getuigt Mark, “zodanig vanzelfsprekend dat ik niet aan iets anders heb gedacht.” Het was het begin van een boeiende levensweg als salesiaan van Don Bosco.

Jeugdzorg De voorbije zes jaar was Mark provinciaal vicaris. “Je belangrijkste taak is om in de schaduw te blijven van de provinciaal”, vertelt Mark. “Als vicaris van de provinciaal ben je ook zijn klankbord, zonder dat je de eindverantwoordelijkheid moet dragen.” Tijdens de zes voorbije jaren

heeft Mark niet stilgezeten. Hij kreeg de verantwoordelijkheid voor Jeugdzorg Don Bosco en voor Jeugddienst Don Bosco. In beide sectoren heeft hij zijn draai gevonden. Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen kent hij al langer dan de zes afgelopen jaren. “Ik was een tijdlang directeur van het Jongenstehuis in Vremde toen Bert Van Hecke, de provinciaal in die jaren, me vroeg om de Bijzondere Jeugdzorg op te volgen. Zo heb ik geleidelijk aan meer verantwoordelijkheid gekregen. Het is in elk geval een heel boeiende sector, die op en top salesiaans is. Als ik kijk naar de doelgroep voor wie we werken en hoe sterk we nadenken over hoe we de salesiaanse opvoedingsmethode er in praktijk kunnen brengen, kan ik alleen maar blij zijn dat we zulke werken hebben in onze provincie. We mogen daarbij gelukkig rekenen op heel gedreven en bewogen medewerkers die veel oog hebben voor het salesiaanse.” Het is duidelijk dat Mark van deze sector houdt. “Op het eerste gezicht schrikt het misschien wat af, maar de kleinschaligheid, het contact met de jongeren en medewerkers, het feit dat ik van op mijn positie iets voor jongeren kan betekenen … zorgt ervoor dat ik me er heel goed in thuis voel. Die jongeren hebben een probleem, ze zijn het niet. Dat probeer ik anderen ook steeds voor te houden.”

Jeugddienst an mpel v De ste sco is Don Bo eigen. el iets he

Mark is ook voorzitter van Jeugddienst Don Bosco. “Ik sta er op een heel andere manier bij de jongeren. Het voordeel is dat ik vanuit mijn functie niet te veel hoef op te leg-


vincie, he pro c is m a en dyn eft om bben e aandacht he uden, o We he l h e die ve co levend te nen. ia s s o le B a Don niet-s e d ij b ook

gen of te coördineren, dat gebeurt door de enthousiaste groep stafmedewerkers. Vanuit ons huis in Heverlee mocht ik veel contacten hebben met de vrijwilligers.” Op de vraag wat de meerwaarde is van Jeugddienst Don Bosco in het Vlaamse jeugdwerklandschap, antwoordt Mark vastberaden: “We werken dan wel voor dezelfde doelgroep als andere jeugdorganisaties, maar de stempel van Don Bosco is iets heel eigen. Het is ook meestal een garantie op succes, vooral dan door de assisterende manier, de evangelische bewogenheid, de dialogale opvoedingsstijl … Wat ons verder ook onderscheidt van andere Vlaamse jeugdwerkingen, is de nadruk op het luik ‘zinspeling’. Verder is de Jeugddienst er in de eerste plaats voor jongeren: om verantwoordelijkheid te nemen voor andere jongeren.” Zo had Don Bosco het wellicht zelf gewild.

Evenwicht Mark woonde drie jaar in de vormingsgemeenschap van Heverlee. Als vicaris van het huis mocht hij er bevoorrechte getuige zijn van het religieuze leven van een aantal jonge medebroeders. De Algemeen Overste zorgde ervoor dat hij vanaf augustus van op een andere positie het leven van de jonge medebroeders mag volgen. “De laatste tijd tipten sommigen mij als de nieuwe provinciaal. Ik heb echter lange tijd gehoopt dat dit aan mij zou voorbij gaan. Toen don Chávez me belde, was ik er even niet goed van.

Ik herinner me dat ik de eerste nacht na dat telefoontje niet goed geslapen heb. Plots werd duidelijk dat ik een toch wel heel grote verantwoordelijkheid te dragen krijg. De Algemeen Overste heeft me gerustgesteld door te zeggen dat ik dat vertrouwen krijg van de medebroeders. En daar ben ik wel dankbaar om.” Mark krijgt de opdracht om Don Bosco in onze provincie te vertegenwoordigen. “Ik wil voornamelijk een vaderfiguur zijn”, begint Mark. “Dat uit zich in een zorg voor de oudere medebroeders. Ze hebben zich jarenlang ingezet om onze provincie op te bouwen tot wat ze nu is. Toch wil ik ook de jongere medebroeders niet uit het oog verliezen. Ze hebben gekozen om salesiaan te zijn. Dat kunnen ze maar ten volle door dicht bij de jongeren te staan. Dat evenwicht – tussen de oudere en jongere salesianen – wil ik goed bewaken. Ik hoop ook een gids te zijn voor deze provincie, een gids die inspiratie biedt. Waar staan we als salesianen in Vlaanderen en Nederland en waar willen we naar toe? Het is niet alleen mijn taak om daar een antwoord op te vinden: ik reken er op dat de provinciale raad me daarin zal helpen.”

Klemtonen Uit een hele reeks klemtonen die op de opendenkdag klonken en uit het verslag van de visitator uit Rome, hoopt Mark

een aantal specifieke aandachtspunten voor het beleid te destilleren. Toch kan hij er ook zo al een aantal opsommen. “Waar Nederland de voorbije jaren een delegatie was van Vlaanderen, zal het in de toekomst één provincie zijn. Daarvan mag ik de eerste provinciaal zijn. Het is belangrijk om te kijken hoe die integratie gebeurt. Vervolgens willen we verder werk maken van het Europaproject dat onze Algemeen Overste uitdacht. Ook de zorg voor roepingen is een blijvend aandachtspunt. Ik wil ook de nadruk leggen op de Salesiaanse Familie. Hoe kunnen we, gezien onze situatie, die familie gestalte blijven geven? Natuurlijk is het ook belangrijk dat onze gemeenschappen een kwaliteitsvol religieus leven voor de medebroeders kunnen blijven garanderen.”

Emmaüs Wie Mark al wat beter kent, zal weten dat hij een voorliefde heeft voor het verhaal van de Emmaüsgangers (Lc 24,13-35). Centraal in zijn bureau staat een beeld van hen. “Het is een verhaal dat al een hele tijd van mijn salesiaanse leven met me meegaat. Er zitten dan ook veel elementen in die als salesiaan te beleven zijn: het onderwegzijn, aan tafel gaan, luisteren, spreken, ontgoocheld zijn, een brandend hart hebben, getuigen … Veel van die elementen mocht ik in mijn leven reeds ervaren. Ik hoop dat dit in de toekomst nog steeds kan.”

Hoop Mark kijkt de toekomst hoopvol tegemoet. “We hebben een dynamische provincie, die veel aandacht heeft om Don Bosco levend te houden, ook bij de nietsalesianen. Mijn leven zal opnieuw een heel andere invulling krijgen, maar dat is ook de rijkdom ervan. Ik heb in mijn hele salesiaanse leven nog nooit ‘nee’ gezegd op een benoeming. Het is een teken van beschikbaarheid en gehoorzaamheid. We mogen ook geloven dat het God is die ons leven leidt.” We hopen, samen met Mark, dat God zijn leven blijft leiden, zodat hij de komende jaren een mooi nieuw pad mag inslaan op zijn levensweg.

17


jong geleerd |

Tekst en foto's: Jan Sas

Via Don Bosco naar Congo

18

Het idee om met Via Don Bosco een inleefreis te maken, kwam op het moment dat ik als verpleegkundige in Tsjaad werkte. Voor mij was het de tweede keer in Afrika, maar ik stond mijlenver van de bevolking. Ik wou nog meer zien en beleven op dit veelbelovende continent, maar op een andere manier, meer betrokken, meer toegewijd. Een ervaring waarin ik niet als blanke kwam uitleggen wat er moest gebeuren, maar samen bij en met mensen mocht leven en werken. Via Don Bosco sloot het beste aan op die visie … En mijn voorkeur ging uit naar Congo. Dat land heeft me altijd al aangesproken. Ons koloniaal verleden blijkt meer in mij te leven dan ik dacht, en ik heb geleerd dat het bij de Congolezen zeker niet anders is. Misschien zijn we toch meer verwant dan we denken? Dat Congo in 2010 vijftig jaar onafhankelijk was, was een reden te meer voor mij om daar te zijn. Drie goed georganiseerde voorbereidingsweekends schetsten een beeld, een omgeving, maar de warmte, de drukte,

(Via) Don Bosco heeft grond gegeven aan wat mijn leven lang zal blijven groeien.

de gezelligheid kun je maar ter plekke beleven. De planning was dat ik vijf maanden lang in een klein dispensarium in Mokambo zou werken. De eerste les die ik leerde: hou niet vast aan een planning. Zo heb ik eerst anderhalve maand met wees- en straatkinderen gewerkt in Lubumbashi. Kleine schavuiten die ik met plezier wat dansjes, liedjes en hopelijk wat wiskunde heb bijgebracht. Ik was meteen verkocht, heb er mijn hart verloren, ondanks de vaak stugge karakters. ‘Tijd vliegt veel te snel’, dacht ik, toen ik plots toch naar Mokambo vertrok. Richting brousse, vier uur van Lubumbashi, waar ik een maand als verpleegkundige ging werken. Men kan veel over een land zeggen aan de hand van zijn gezondheidszorg, en ik heb mensonwaardige dingen gezien. Ik had gewild dat ik zoveel meer kennis en ervaring had, dat ik almachtig was op die momenten. Maar er waren ook mooie dingen, zoals de eerste schreeuw van nieuw leven. Na een maand ging ik alweer door, het zou mijn laatste etappe zijn in Kafubu, waar ik twee maanden lang het beste van mezelf heb gegeven in het internaat en het dispensarium. Een polyvalente en tevens religieuze ervaring als kinderopvoeder, leraar, verpleger, logistiek medewerker en klusjesman. Ik had er een uitstekende band met de jonge Congolese zusters, die me vroegen of ik niet langer wou blijven, pater wilde worden, aangezien ik naderhand wel alle gebeden en cantates moeiteloos kon meedreunen. Wat kan ik meer zeggen? Het was een unieke ervaring. Het heeft me bovenal met beide voeten op de grond geplaatst. Ik heb mezelf beter leren kennen, durf

zelfs zeggen dat het mij een geduldiger en misschien, zo je wilt, een beter mens heeft gemaakt. Ik zal hen nooit vergeten. De gastvrijheid, hun lach, hun joi de vivre. De wegen en bochten, en het gevoel dat er na elke bocht weer een nieuw avontuur ligt, een verrassing, de kinderen die zingen “si tu t’en vas je n’aimerai plus jamais”, het gebrek aan planning, een mislukte operatie, dansen na een misviering … Ik heb ogen die vooral veel bewonderd hebben. Of me dat wijzer maakt … ik weet niet of ik een andere kijk heb. Ik heb er mijn hart verloren … sterker heeft het mij niet gemaakt, wel rijker. Wanneer ik op de kaart kijk, draagt een klein deel van Congo, een klein deel van Afrika, nu een gezicht. Een klein deeltje waar ik mijn afdruk heb achtergelaten en waarvan ik hoop dat ik er niet de zoveelste muzungu was, dat ik er, hoe nietig ook, toch een verschil heb gemaakt. En thuis, ging alles weer zoals voorheen. Maar, en ik merkte het niet meteen, er sluimerde iets in mij … een vuur, niet te doven, niet te sussen met herinneringen of woorden. Een vuur dat zich voedde met tijd en zodoende heb ik beslist om hier een vzw op te richten en zo mijn theaterpassie te verzoenen met mijn Congolese ervaring. In november 2011 gaat onze eerste voorstelling in première en een deel van onze opbrengst gaat naar les Filles de Marie Auxiliatrice in Lubumbashi. Ik kan niet alles redden, maar – en wie weet, klopt het cliché echt – alle beetjes helpen.


Tekst: Dominique Vandebergh Foto's: Mark Den Haerynck, eindredactie

| sprokkel

Bouwen, bouwen, bouwen... Vroeger en nu “We hebben lokalen nodig”, “dat kunnen we niet”, “en toch moet het mogelijk zijn” … het klinkt hedendaags, maar het was in de vorige eeuw ook al zo. Waar is de tijd dat menige salesiaan kwam aankloppen voor hulp om het één of ander lokaal, leslokaal, of, laat het ons maar zeggen, om een school te helpen bouwen? En ze werden ook gebouwd, onze Don Boscoscholen. Elke toen nog Belgische frank werd in tweeën gebeten en nog eens omgedraaid zodat de school zo goedkoop mogelijk kon gebouwd worden. Heroïsche verhalen over hoe de scholen uit de grond verrezen, doen nu nog de ronde. En in die tijden was het op dat vlak inderdaad nog voor en vooral met en door de leerlingen. De huidige wetgeving en reglementering is echter zo complex geworden dat het moeilijk is dit nog volledig zelf te kunnen of te mogen doen. Onze huidige scholen zijn nu wel toe aan een ‘remake’, een verbouwing, een vernieuwing en ook uitbreiding. We zitten nog steeds met gebouwen van gemiddeld vijftig jaar oud en het aantal leerlingen die we dienen te herbergen, is gestegen.

Middelen Goed dat de directeuren van de scholen toen al aanvragen voor nieuwbouw en renovatie hebben ingediend bij het Ministerie van Onderwijs, toen het Digo, nu het Agion (het Agentschap voor Investeringen in het Onderwijs). Dat wil zeggen dat we nu kunnen bouwen met overheidssteun, maar ook meer en meer van die subsidies afhangen. Gevolg is dat we met wachttijden zitten en die worden niet beter. Wie nu een dossier indient, kan soms tot vijftien jaar wachten om te beginnen met bouwen. De zogenaamde inhaalbeweging van toenmalige onderwijsminister Vandenbroecke heeft nog niet veel veranderd. Dat

kon ook niet, want de noden waren groter dan de voorziene middelen. Maar dat is politiek ...

Projecten Nochtans werd en wordt er in onze salesiaanse scholen heel wat gebouwd en verbouwd. Fase 1 van de nieuwbouw in Sint-Denijs-Westrem werd gerealiseerd. De collega’s zijn tevreden, en het is rustiger onder de leerlingen. Wat nieuwe en ruimere lokalen al niet kunnen doen. De nieuwbouw in Haacht tso bracht ademruimte in de bezetting van de lokalen. Waar men vroeger in elk hoekje probeerde les te geven, kunnen de collega’s elektriciteit en algemene vakken nu over ruimere en goed ingerichte klassen beschikken. Er zijn honderdduizenden euro’s nodig om het in onze scholen warm te krijgen. In bijna elke school werden en worden daarom de ramen vervangen. We gaan zowat overal zonnepanelen plaatsen. En een project voor windmolens staat op stapel. Onze energiefactuur zal hiermee heel wat dalen. “If a man has to go, he has to go,” maar wie wil er nu naar oude toiletten? Nog zo’n aandachtspunt waarmee we de leefbaarheid voor onze leerlingen wil-

len verhogen. Ook hiervoor staan er tal van projecten op stapel. Enkele grote projecten die de volgende jaren zullen uitgevoerd worden: fase 2 SintDenijs-Westrem, de nieuwbouw elektriciteit-drukkerij in Halle, de lasafdeling in Haacht, nieuwbouw en sanitairen Kortrijk, de passiefbouw in Groot-Bijgaarden ... Om nog niet te spreken over de andere dertig dossiers die reeds werden aangevraagd en de andere die al in voorbereiding zijn.

Evenwicht We weten echter allemaal dat een huis bouwen of verbouwen veel geld kost. Het bouwen met overheidssteun maakt het wel iets gemakkelijker, maar elke school moet nog steeds haar eigen deel inbrengen. Daar wringt soms het schoentje. Wat willen we en wat kunnen we? Het evenwicht zoeken tussen die twee, is een evenwichtsoefening die elke school steeds opnieuw moet maken. Maar we doen door. Want hoe zei Don Bosco het weer? “We gaan door zoals de omstandigheden het vereisen.” We dienden onze jongeren een thuis, een speelplaats, een school en een parochie aan te bieden. Maar zoiets gaat jammer genoeg niet zonder gebouwen én fondsen.

19


test je kennis |

Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc

1

2

3

4

5

6

1

7

8

9

10

2

2

6

5

3

8

4 5 4

10

6

7

7

1

8 9 10

20

3

9

Dom: 1

2

Horizontaal 1. medelijden hebbend 2. en dergelijke - slagader 3. Midden-Afrikaans land waar Mgr. Sak in 1911 het salesiaanse missiewerk begon – rivier in België 4. centiliter – Groot-Brittannië – hoofddekesel 5. Don Boscohuis in de Limburgse duinen – Meester (in de rechten) 6. stamnaam voor het gehele Hebreeuwse volk – toe door elkaar 7. Central Intelligence Agency – zeer luid (muz. term) 8. datgene wat geschreven is 9. voegwoord – uitroep – in hoge mate 10. verorberde – kleine afstand met een stadsvoertuig

3

4

5

6

7

8

9

10

Vertikaal 1. geboorteplaats van Don Bosco – godin van de aarde 2. jongeling 3. gil (mv. in het Frans) 4. mogen (vervoegd) – drieledige Don Boscoschool in Vlaams-Brabant 5. afmeting - vliegenraam 6. paardenslee – lucht- of gasbolletje - meisjesnaam 7. Rotterdamse tramwegmaatschappij – fiat insertia 8. werk dat iemand is opgelegd – gave aan een godheid 9. zieke zwelling van de uier - oplosmiddel 10. mondeling onderhoud - Greenwichtijd

Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be. 


in memoriam Odette Van Den Driessche, zdb ° 04-05-1951 + 15-05-2011 Odette werd geboren in Beernem in een diep christelijk gezin, als oudste van twee kinderen. Van beide ouders heeft Odette veel meegekregen: de dienstbaarheid en de fierheid van haar vader en zonder twijfel het optimisme en de werkkracht van haar moeder. Op 7 oktober 1976 werd zij postulante bij de zusters van Don Bosco in Heverlee en op 5 augustus 1979 sprak ze haar eerste geloften uit. Zuster Odette werkte in de internaten van Wijnegem, GrootBijgaarden en Kortrijk. Opvoeding, catechese en schoolpastoraal zijn haar hoofdtaken geweest, met daarbij de passie die ze had voor de speelpleinwerking, want ze hield enorm veel van kinderen. Ze was negen jaar gemeenschapsverantwoordelijke. Ze gidste graag groepen jongeren en volwassenen tijdens

Tekst en foto's: Mark Den Haerynck

de salesiaanse bedevaarten naar Turijn en Mornese, want zij hield van de congregatie en gaf de salesiaanse spiritualiteit graag door. Vanuit de Mornese-spiritualiteit heeft ze naar verdieping gezocht voor haar eigen leven en haar omgaan met anderen. In het opvanghuis Mensa in Brugge wist zr. Odette zich de laatste drie jaar uitgedaagd om zo eenvoudig mogelijk naast de vrouwen en moeders te staan en zo te getuigen van Gods onvoorwaardelijke liefde, vooral voor de kleine en gekwetste mens. Zuster Odette heeft haar religieuze roeping doorheen loutering en zelfgave steeds sterker beleefd en straalde uit wat niet meer te verbergen was: “Ik wil mij ten volle overgeven aan de Heer en zijn mensen.” Zij overleed in Kortrijk, op 15 mei 2011.

| sprokkel

Eeuwige professie Koen Timmermans “Komen er nog jongeren binnen bij de salesianen?” Het is een vraag die je de laatste tijd al eens hoort. Het antwoord is: “Ja, het bewijs is er.” Zaterdag 21 mei 2011 was de kapel van Oud-Heverlee te klein om alle aanwezigen een plaats te geven. Salesianen, zusters, familie, vrienden en vele jongeren waren er getuige van de woorden die Koen Timmermans uitsprak op de dag waarop hij zijn eeuwige professie deed, en zich daarmee engageerde om voor altijd geroepen en gezonden te zijn. “God is goed geweest voor ons”, waren de inleidende woorden die de provinciaal, Jos Claes, uitsprak en daarmee verwees hij naar de genade die de Vlaamse provincie krijgt in de persoon van een jonge man die zich zonder veel bravoure, maar oprecht, wil toewijden aan de salesiaanse congregatie. Koen Timmermans, 28 jaar, afkomstig van Bellingen in het Vlaams-Brabantse Pajottenland, zet daarmee een laatste beslissende stap

vooraleer hij tot priester wordt gewijd. Het was een aangrijpend moment wanneer de samenzang als een klaroenstoot de kapel vulde en iedereen met kracht en klem meezong: “Zing van de Geest, adem van het leven, duurzame kracht die mensen wordt gegeven!” Koen sprak zijn geloftewoorden met overtuigde stem: “Met de hulp van Gods genade zeg ik ‘ja’ om mij met mijn leven volledig beschikbaar te stellen voor de zending in de congre-

21

gatie.” Het was Fabio Attard, algemeen raadslid voor de jongerenpastoraal, die de aanvaarding bezegelde en het zegengebed uitsprak. In zijn homilie ging don Attard dieper in op de evangeliewoorden uit het Kanaverhaal waarvoor Koen had gekozen: “Doe maar wat Hij u zeggen zal.” “Het Kanaverhaal is het verhaal van onze dagelijkse ervaring”, zei hij. In Kana was er crisis omdat er geen wijn meer was, en de oplossing lag dichtbij! Maria wees de weg naar de bron: “Doe maar wat Hij u zeggen zal.” Al vlug werd duidelijk waarom Koen die evangeliewoorden tot de zijne wilde maken. Hij verbindt zich ertoe om salesiaan te zijn en wel op een onbeperkte manier van handelen, spreken en doen. Ja, er zijn nog roepingen!


verbonden |

Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc

De nieuwe vastencampagne van DMOS-COMIDE en Broederlijk Delen Jaar na jaar slaan Broederlijk Delen en DMOS-COMIDE de handen in elkaar rond de vastencampagne. Deze samenwerking bleek steeds erg succesvol, waardoor ze vol enthousiasme wordt voortgezet.

22

In 2012 draait de campagne volledig rond de nietsontziende grondstoffenontginning in Latijns-Amerika en de verwoestende effecten ervan voor mens en natuur.

naar efreis s le in e d lnemer r gaat Dit jaa waar de dee e lokale Peru, aken met d men door m kennis en hun proble g en de g nin in bevolk ondstofontgin . r e g d de armoe

Nog nooit in de geschiedenis was de honger naar energie en grondstoffen in de wereld groter. Dit komt door zaken als de stijgende consumptie in de traditionele rijke Europese en Noord-Amerikaanse landen en door de boomende economieën in groeilanden als China, India, Brazilië … De vindplaatsen van klassieke fossiele brandstoffen zijn vaak waardevolle en erg kwetsbare ecosystemen op aarde. Die gebieden zijn vaak ook de woon- en werkgebieden van inheemse volkeren en landelijke gemeenschappen.

In Colombia zijn er enkele centra van Don Bosco die zich specialiseren in onderwijs en vorming voor kinderen van mijnwerkers en andere jongeren die normaal zelf in de mijnen moeten werken. Door hen onderwijs te aan te bieden, worden er toekomstkansen voor deze kinderen buiten de mijnen gecreëerd.

Op inleefreis naar Peru Dit thema heeft alles te maken met onze eigen consumptiepatronen en manier van leven. Met deze campagne brengen we het verhaal over de gevolgen van de ‘grondstofontginning’ op het leven van mensen in het Zuiden.

Ook wordt er een nieuwe inleefreis georganiseerd voor leerlingen en leerkrachten. Dit jaar zal die naar Peru trekken, waar de deelnemers kennismaken met de lokale bevolking en hun problemen door de grondstofontginning en de armoede.

DMOS-COMIDE ondersteunt in Peru negen Centros de Educación Técnico Productiva (CETPRO) die geleid worden door zowel de paters als de zusters van Don Bosco, die zich voornamelijk richten op kansarme jongeren en straatkinderen. In deze centra volgen meisjes en jongens, mannen en vrouwen een technische of beroepsopleiding. Het aanbod omvat zowel de eerder traditionele opleidingen (houtbewerking, elektriciteit, land- en tuinbouw, snit en naad …) als nieuwe opleidingen zoals hotelmanagement en toerisme, lichaamsverzorging … Broederlijk Delen steunt een tiental Pe-


ruaanse organisaties die initiatieven ontwikkelen voor een leefbaar platteland. Daarbij richten ze zich op de boerengemeenschappen en de inheemse bevolking. Er wordt ook aandacht besteed aan de rol en positie van de vrouwen en jongeren in Peru. In de campagne van 2012 is er daarenboven speciale aandacht voor de gevolgen van de grondstoffenontginning op het dagelijkse leven van onder andere de Peruanen. Tijdens de inleefreis naar Peru worden er ontmoetingen en activiteiten met Peruaanse jongeren georganiseerd om zo de cultuur en leefwereld te leren kennen. Er zijn onder andere ontmoetingen gepland met (kansarme) jongeren die via een technische opleiding een beroep aanleren. Daarnaast zal er ook kennisgemaakt

verbonden |

worden met de werking van enkele ontwikkelingsorganisaties door ter plaatse te ervaren hoe deze precies werken. De inleefreizigers steken een handje toe of wisselen er van gedachten met de Peruaanse jongeren en volwassenen. Het spannendste deel van de inleefreis is waarschijnlijk de ‘inleeftijd’. Zo verblijven de deelnemers in kleinere groepen in een dorp op het platteland bij een familie of een gastgemeenschap. Ze nemen voor een aantal dagen deel aan het dagelijkse leven: er wordt meegeholpen op het land of in het huishouden, er wordt naar de markt gegaan of er wordt op Peruaanse wijze ontspannen. Er wordt steeds in dorpen verbleven waar er contacten met jongeren mogelijk zijn en

waar er ook kennisgemaakt kan worden met de werking van enkele partnerorganisaties.

Tekst: Yannick Guldentops Foto’s: DMOS-COMIDE

DMOS-COMIDE wordt … VIA Don Bosco 2011 wordt een bijzonder jaar voor DMOS-COMIDE, de ngo van Don Bosco: we krijgen een nieuwe naam. Na meer dan veertig jaar door het leven te gaan als DMOS-COMIDE, heten we vanaf november 2011 VIA Don Bosco. De tijd staat immers niet stil, ook niet in de ontwikkelingssamenwerking. Met deze nieuwe naam willen we aan de evoluties binnen onze werking een eigen kleur geven. Een nieuwe naam komt er niet zomaar. Dit is het resultaat van een lang denkproces. De uitdagingen waren immers niet min. Zo moesten we op zoek naar een naam die niet alleen in het Nederlands klinkt, maar ook voor onze partners in het Zuiden duidelijk is. Een naam die de verbondenheid uitdrukt tussen het Noorden en het Zuiden, en de band met de grote Don Boscofamilie bevestigt. Het pedagogische project van Don Bosco blijft immers de hoeksteen van

23

onze werking. Zijn visie en waarden blijven de drijvende kracht van onze ngo. De naam mag dan veranderen, onze werking doet dat niet. Daarom wordt onze baseline Let’s develop our future. De jongeren zijn onze toekomst, en daarvoor zijn we samen verantwoordelijk. VIA Don Bosco wil hier aan meewerken, zowel in het Noorden als in het Zuiden. We blijven ons inzetten voor de ontwikkeling van kwetsbare en uitgesloten jongeren en hun omgeving. Ons doel blijft de zelfontwikkeling van deze jongeren en de ontwikkeling van hun directe omgeving. Tegelijkertijd wil VIA Don Bosco een brug en wegen bouwen tussen jongeren in het Zuiden en het Noorden. Kruis alvast 26 november aan in uw agenda, want dan wordt onze naamsverandering officieel aangekondigd tijdens onze ontmoetingsdag.


ruggespraak |

Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Sxc

Een coach vraagt nooit een time-out als zijn ploeg geolied draait, wel als de tegenstander de overhand heeft, de ploeg vermoeidheid toont, het tactische spel faalt, als de ploeg door omstandigheden in mindere doen is. De time-out moet dan rust brengen in de ploeg, gelegenheid bieden aan de coach om het tactische spel bij te sturen. Het moet een tijd zijn om energie te putten, scherp te stellen, vertrouwen te vinden om de tegenstrever te verslaan, nadien weer frisser het veld op te stappen.

24

Aan het einde van een schooljaar voel je in scholen vermoeidheid, bij leerlingen en hun coaches, de leerkrachten. De ploeg draait vierkant. Je voelt spanning, zenuwachtigheid, de concentratie is niet meer optimaal, leerstof wordt moeilijker verwerkt. Hoogtijd voor een time-out, vakantie, om even bij te komen, bij te sturen.

t u o Time De zomervakantie biedt leerlingen en leerkrachten de kans om energie te vinden in een andere omgeving: op een strand, in de bergen, in de natuur, op een speelplein, in de jeugdbeweging, op een vakantiekamp … of gewoon thuis bij mensen die hun na aan het hart liggen. De ‘grote’ vakantie biedt een zee aan tijd om weer leerhonger te krijgen. Ze biedt de coach tijd en ruimte om zijn tactiek, zijn methode bij te stellen, zijn lessen op te frissen, dynamiek te geven. Om zo de ploeg, na de vakantie, gemotiveerd, geconcentreerd, vol vertrouwen terug het veld in te sturen.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.