o c s o B n o D Vlaanderen 00 Leuven mail
r van afgifte: 30
eemaandelijks
11 | tw | maart-april 20 115de jaargang
tijdschrift voor
de bewe
sco | Kantoo ging rond Don Bo
| P209042
2
s n e r g e over d
inhoud
kijk
Een salesiaanse Een
Hoofdredacteur
op de wereld op de salesiaanse wereld
Annemie Vandaele
Adviesraad
R. Burggraeve A. De Cocker A. De Cooman M. Den Haerynck E. De Ridder E. Haelvoet P. Stienaers F. Vanspauwen
Eindredactie en redactieadres
Mark Den Haerynck Lenniksesteenweg 2 1500 Halle dbsocom@donbosco.be
Adreswijziging
Jong en oud 4
Een bloes met veertig knopen
8 Van Bijbelse ontluistering naar Babelse verwarring 11 Oma zorgt wel voor de kinderen
Don Bosco Vlaanderen Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel dedapper.marc@donbosco.be
Johan Matthys 12 William Schiepers 16
Verantwoordelijke uitgever
Jos Claes, provinciaal Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel jos.claes@donbosco.be
Pennenstreken
Lay-out en druk Drukkerij Van der Poorten nv Kessel-Lo De bijdragen verschijnen onder de verantwoordelijkheid van de auteur. Uw persoonlijke gegevens zijn voor u ter inzage. Ze worden nooit doorgespeeld en dienen enkel voor de verzending van Don Bosco Vlaanderen. In Vlaanderen: www.donbosco.be www.zustersvandonbosco.be
In de wereld: www.sdb.org www.cgfmanet.org
Don Bosco Vlaanderen is een gratis blad. Giften zijn daarom steeds welkom op het onderstaande adres en rekeningnummer, met vermelding van ‘Don Bosco Vlaanderen’: Don Bosco Centrale vzw Fr. Gaystraat 129 1150 Brussel Tel. 02 771 21 00 IBAN: BE96 0000 1112 6405 BIC: BPOTBEB1
Kruispunt
Dagboek van een kruimeldief
Don Boscogewijs 6
50 jaar Don Bosco Haacht
7
Lichamelijke opvoeding
18
Een (on)gewone speelpleindag
22 Kwetsbare jongeren en criminaliteit
Foto voorpagina: Sxc
10
Menselijkheid 14 Noblesse oblige 15 Over de grens
24
Kruiswoordraadsel
20
Annemie Vandaele Hoofdredacteur
| ingeblikt
Over de grens Voor sommigen is hij een vloek, voor anderen een zegen, maar hij ligt er, onmiskenbaar, de grens, als een rode draad door een mensenleven. Hij kent vele vormen en gezichten, is nu eens het begin, dan weer het einde van ons kennen, ons kunnen, ons dromen, ons geven, ons samenleven. Vaak is hij uitdagend, al even vaak frustrerend. Vanuit pedagogisch perspectief was hij er vroeger ook meer dan nu, wordt wel eens beweerd. En dus worden er boeken bij de vleet over geschreven. De generatie ouders en opvoeders die vandaag aan zet is, zou een zeer dialogaal opvoedingsmodel hanteren. En dat wordt toegejuicht. Ze zijn afgedaald van hun berg van de autoriteit en staan meer dan ooit naast kinderen en jongeren, zijn nabij, spreken, luisteren naar hun beleving, geven inspraak, overleg-
gen, sluiten compromissen, durven voor hun eigen deur te vegen. Don Bosco zou het een inflatie van de hartelijkheid genoemd hebben, al is het een term die op vandaag de lading niet helemaal meer dekt. De grote adder die volgens al even velen onder het gras schuilt, is dat jongeren zo veel ruimte, ontwikkelingskansen en (keuze) vrijheid wordt geboden, dat we hen net te veel laten schieten, dat we te weinig lijnen uittekenen en zo te weinig houvast bieden. Nochtans vragen kinderen om een afgebakende leerruimte met duidelijke contouren, die hen uitdaagt tot solidariteit en verantwoordelijkheid. Opvoeden vraagt naast graag-zien dus ook nog redelijkheid en rede.
Voor iedereen die in de concrete realiteit met opgroeiende kinderen of jongeren te maken heeft, blijft het dansen op een slappe koord om die twee polen met elkaar te verenigen. Misschien is het ook voldoende het na te streven. Want, zo zeggen dezelfde boeken, de grote verliezers onder de jongeren van vandaag, zijn diegenen die één van beide aspecten volledig moeten ontberen.
En toch, toch verdient geen enkele jongere het in dit verlies opgesloten te worden. Als samenleving treft ons hier een collectieve verantwoordelijkheid, op alle niveaus - dat van ons gezin, de buurt, het onderwijs, de jeugdzorg, het jeugdsanctierecht - om de voorwaarden daartoe te creëren, om te blijven zoeken naar mogelijkheden en wegen tot preventie en remediëring. Verder dan de grens blijven kijken ... misschien is het bij het begin van de vasten alvast een nobele gedachte ...
3
goed gelinkt |
Tekst: Roger Burggraeve, Annemie Vandaele Foto’s: Eindredactie, sxc
Over relaties-in-wording
Een bloes met veertig knopen
4
Wat als je puber niet langer denkt te fladderen van de ene naar de andere, maar voortaan kiest voor een ‘vast lief’? Wat verstaan jongeren onder zo’n vaste relatie? Wat maken ouders ervan? En mogen we er het onze van denken? Of toch maar liever niet? In deze tweede bijdrage verleggen we ons blikveld van een fase getekend door verliefdheid naar de stap die er op volgt: jongeren op weg naar een vaste relatie.
Vast en vast Tieners die kiezen voor een vaste relatie, doen dat niet zomaar, vrijblijvend. Wie goed kijkt, ziet doorgaans een mooie intensiteit, trouw en wederkerigheid. Als ouder is de verleiding dan ook groot meteen een heel toekomstbeeld aan zo’n relatie op te hangen. Onterecht, zo
blijkt. Want pubers kiezen in het hier en nu wel voor elkaar, maar de intensiteit is doorgaans belangrijker dan de toekomstgerichtheid. Een soort realistische nuchterheid zorgt ervoor dat ze op jonge leeftijd nog met voorzichtige blik kijken naar later. Een gedeelde toekomst is niet meer dan een ‘misschien’, die niet eens echt aan de orde is. Als ouder is het dan ook niet wijs zo’n relatie te benaderen als een band met toekomst. Het legt immers een claim, een druk op die een tienerrelatie nog niet aankan.
Mettertijd Het moment waarop tieners de overstap maken naar een vaste relatie, hangt van veel factoren af: hun leeftijd, hun persoonlijkheid, maar ook de opvoeding binnen
Mijn eerste
Mijn eerste meisje had een bloes met veertig knopen en als je lekker wilde vrijen met zo’n wicht, dan moesten één voor één die veertig knopen open en voor pa eraan kwam, moest weer alles dicht. Dan vloog ze schichtig als een vogel uit je armen en ik zat weer netjes bij mijn koffie en mijn sprits, toch had dat knoopjes-knopen zo zijn eigen charme, ik had het echt niet willen ruilen voor een rits. (Toon Hermans)
het gezin. Er is altijd sprake van een indirecte vorm van opvoeding. Noem het, zo je wilt, de sfeer binnen het gezin. Zo zullen veel ouders een exclusieve relatie van hun puber op een indirecte manier proberen uit te stellen, door de nadruk te leggen op kameraadschap bijvoorbeeld en elk initiatief in die richting aan te moedigen. Zo’n indirect management is op zich niet verkeerd en is ook geen enkele ouder vreemd, al blijft het tegelijk delicaat en gaat het bij voorkeur vergezeld van momenten van directe dialoog tussen ouders en hun kinderen.
Dialoog Elk gesprek rond relatievorming is zinvol en dat gesprek mag verder gaan dan thema’s als seksualiteit en contraceptie. Veel jongeren weten immers niet wat verliefdheid en liefde zijn en wat ze met een mens doen. Als ouder ga je het liefste uit van een realistische benadering, maar tegelijk mag je raad geven, een eigen opvatting hebben en grenzen stellen. Jonge mensen hebben het nodig zich te kunnen toetsen, ook aan een ouder, dus hoef je geen schrik te hebben om je kinderen vanuit een ruimere wijsheidservaring op bepaalde zaken te wijzen en hen op een geleidelijke manier met hun vrijheid en verantwoordelijkheid te confronteren. Dat betekent dat er vroeg of laat discussie zal ontstaan, erg is dat niet. Je mag als ouder bijvoorbeeld vinden dat je kinderen voor hun achttiende geen exclusieve relatie moeten aangaan. Het is dan wel een radicaal signaal, maar je geeft de boodschap mee: zorg dat je jong blijft en dat je
›
je niet aan een ander bindt voor je jezelf kent. Het is aan jongeren om zich in dialoog aan die mening te toetsen. Belangrijk is wel dat je als ouderpaar één signaal geeft, want niets is voor jongeren zo verwarrend als een dubbele moraal, als een moeder die wil uitstellen en een vader die vindt dat je er niet vroeg genoeg aan kunt beginnen. Dialoog blijft dus ook tussen beide ouders noodzakelijk.
Scharnieren Wat zijn voor jonge mensen dan scharnierpunten in de groei van verliefdheid naar een vaste relatie? Verliefdheid is altijd iets partieels, is een fascinatie voor een deel van de persoon, nooit voor het geheel. De overgang naar een gezonde, vaste relatie komt er pas wanneer er ook een nieuwsgierigheid groeit naar de andere in al zijn unieke aspecten: diens geschiedenis, de contexten waarin hij of zij zich begeeft, de hobby’s die de andere beoefent, enz. Dat betekent ook dat er momenten komen waarop men moet leren omgaan met verschil, momenten van onbegrip, van elkaar niet verstaan, van niet aangesproken worden door de andere. Geen enkele relatie wordt vast als er niet een moment is geweest waarop men zich de vraag stelt: ‘Is dit het wel?’ De andere is nooit zomaar een deksel dat past op ons eigen potje, is nooit zomaar onze eigen invuloefening. Niemand kan in principe trouwen met iemand met wie het volledig klikt, want dan is het geen
keuze, dan zie je de rijkdom van het verschil niet. Net als voor volwassenen is het voor tieners vaak een grote uitdaging met dat verschil te leren omgaan, om te leren dat je binnen de intimiteit van een relatie open en onbevangen van mening mag verschillen.
relatie komen. Voor jongeren is het vaak ook een leerproces de intimiteit van een vaste relatie te respecteren, te leren dat bepaalde vormen van lichamelijkheid tot een intieme relatie behoren bijvoorbeeld, te leren dat spanningen beter niet uitgevochten worden bij derden, te leren dat weglopen voor problemen niet bijdraagt tot een relatie met toekomst, enzovoort.
Intimiteit Dat alles heeft natuurlijk ook een lichamelijke kant. Want ook daar manifesteert zich het verschil, ook daar is er een ander verlangen of een ander ritme. Het klinkt misschien wat tegendraads, maar belangrijk bij tieners is dat kameraadschap centraal staat, dat er ook andere elementen van binding zijn en dat lichamelijkheid ingebed kan worden in het ruimere geheel van een relatiecultuur. Als seksualiteit in een jonge relatie het eerste en laatste is, dan kun je nooit tot een vaste
Tot slot Relationeel leren gaat onvermijdelijk gepaard met twijfel, spanning, ontgoocheling en tranen. Op dat punt hebben jongeren een klankbord nodig, vaak een moeder of een vader of een grootouder die op een iets verdere afstand staat, maar die luistert, hun ervaring laat staan en er soms een andere naast plaats. Het blijft immers een leerproces dat tijd vraagt, dat in de tijd gespreid mag worden en dus de nodige tijd mag krijgen. Tussen verliefdheid en verbond is er gelukkig een geleidelijke overgang naar een vaste relatie, in het hier en nu exclusief, intens en wederkerig, maar niet altijd gericht op de toekomst. Het is de kunst voor elke ouder of opvoeder om die nog jonge vaste relaties in hun eigenheid te laten.
5
een woord waard |
Tekst: Miet Severyns Foto's: Don Bosco Haacht
We never change Vijftig jaar Don Bosco Haacht Ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van Don Bosco Haacht werd de sporthal van de technische en beroepsafdeling omgebouwd tot een evenementenhal avant la lettre. Gedurende drie dagen kregen de talrijke toeschouwers te zien wat en vooral wie in deze school ‘school’ maakt. Het eerste luik van het avondvullend programma bestond uit een academische zitting. Jerôme L’Enfant (directeur van de middenschool) gaf ons een terugblik door zijn ogen. In hun speeches zetten zowel Mieke Van Hecke (directeur-generaal van het vsko) als Jos Claes (provinciaal van de salesianen) op hun manier het opvoedingsproject van de school centraal.
Het tweede luik was een totaalspektakel van muziek, dans en toneel waarin leerlingen en leerkrachten het beste van zichzelf gaven. Ook hier werd vertrokken vanuit het opvoedingsproject van de school. De pijlers van dit project zijn immers de echte fundamenten van Don Bosco Haacht. Nadat deze symbolisch werden weergegeven, kregen we een blik op hoe leerkrachten en leerlingen er in de loop der jaren vorm aan gaven: telkens op een andere manier, maar met datzelfde doel voor ogen. We never change!
6
Tekst: Prof. Em. E. Van Assche Foto's: Eindredactie, sxc
| de zijlijn
Lichamelijke opvoeding Van motorische vorming tot opvoeding door beweging
Vakdidactisch gezien worstelt het vak L.O. al meer dan vijftig jaar met een ‘totaalopvatting’ over vorming en opvoeding door beweging. De link tussen het bewegingsaanbod, tussen wat in de lessen aangeboden wordt en de te verwachten vormings-
Toch is L.O. geen vak zoals een ander. De impact van het vormingsaanbod is er - op het fitheidstrainingseffect na - zichtbaar in direct waarneembaar leerlingengedrag. Zelfs het ethische gehalte van concrete bewegingssituaties laat zich hieraan aflezen. Motorisch succes, welbevinden en sociale relaties tonen leerlingen ook in de les zelf. Leerlingen hebben hiervoor geen woorden nodig. Ze hoeven zelfs geen test af te leggen. Leerkrachten laten zich dikwijls maar intuïtief sturen door deze waarnemingen, zeker op het ethische vlak. Leerkrachten in het algemeen zijn zelfs niet opgeleid om het ethische gedrag van
se l a
O
De toekomst
Een vak apart
gee n v a s i k .
In de naoorlogse periode was er nog geen sterk statuut voor het vak L.O., zeker niet in het katholiek onderwijs. Bewegen was recreatie, buiten de lessen en na de schooluren. De lessen L.O. gaven een perfect beeld van de gangbare theoretische opvattingen. Die waren geïnspireerd door een mensbeeld van spieren en gewrichten. Leerlingen moesten leniger en sterker worden. De invloed van alle vormen van sport werd oogluikend binnengelaten en had succes, maar het overaanbod bracht ook onzekerheid bij de leerkrachten. In de tweede helft van de twintigste eeuw zien we een vloed van leerplannen ontstaan, met bijbehorende commissies die streven naar regelgeving en kwaliteit. De diocesane en congregationele inspecties groeien uit tot ondersteunende en vormende begeleidingsdiensten. In die periode krijgen alle leerlingen twee uur L.O. per week, ondanks het dagelijkse lesuur dat gevraagd werd door alle betrokkenen. In de jaren negentig groeien de eindtermen uit tot maatstaf van goed onderwijs, met een golf aan nieuwe ideeën.
effecten blijft immers een zoektocht. Het is een dagelijks experiment, met concrete leerlingen in concrete situaties. Gelukkig zijn er volhardende leerkrachten, sterke bewegingssituaties en sterke bewegingsactiviteiten. Lichamelijke opvoeding is dan ook veel meer lesmoment-overstijgend geworden en heeft, zoals alle andere vakken, een langetermijnvisie nodig. Dat veronderstelt professioneel overleg en een bindende taakverdeling onder leerkrachten, maar we gaan ervan uit dat leerkrachten L.O., meer dan anderen, succesvolle teamspelers kunnen zijn.
L.
Een beetje geschiedenis
leerlingen als prioritaire doelstellingen in elke les mee te nemen. Het volstaat ook niet om dit ethische aspect neer te schrijven in citaten in de schoolvisie. Opleidingen en vakgroepen moeten rond deze kwestie strategieën ontwikkelen. Het vak L.O. is, mijns inziens, een helder en tastbaar werkveld hiervoor. Als er in de microsituatie van een les geen strategieën worden ontwikkeld, zal er op schoolniveau en buiten de schooluren ook niet veel te verwachten zijn.
Jonge leerkrachten Onderwijs wordt steeds complexer, moeilijker, maar ook mooier. Van jonge leerkrachten wordt verondersteld dat ze zich spiegelen aan geëngageerde, heldere leraren. Dit type van ideale mentor blinkt uit in zijn relatie met collega’s, oversten én leerlingen, staat inhoudelijk sterk en beschikt over de nodige vaardigheden. De betere leraar richt zich bovendien tot alle leerlingen en laat niemand op de bank zitten. Hij/zij zoekt de essentie van de afgesproken bewegingsactiviteiten en voelt zich verantwoordelijk voor zijn/haar bijdrage in de schoolloopbaan van elke leerling. Elke leerkracht dient zich ondersteund te weten door een vakgroep, die zich richt op de optimalisering van de transfer op het leven buiten de schoolmuren ... en ook op later. Net daarom zijn zelfbeeld en sociale relatieontwikkeling in de L.O.-lessen even belangrijk als de motorische ontwikkelingskansen en de fitheidstraining op het niveau van elke leerling. Een jonge leerkracht moet zich omringd voelen door ouderen die er trots op zijn deze voorbeelden te geven.
en an d er .
7
een (g)oude(n) gids |
Tekst: Bénédicte Lemmelijn Foto’s: Eindredactie, sxc
Van Bijbelse ontluistering naar Babelse verwarring? Wat nu?
8
De cultuurhistorische verschuiving die in de voorbije eeuwen het rationele denken (bijna exclusief) centraal stelde, heeft ertoe geleid dat religie naar de marge werd verwezen. Het groeiende besef dat de Bijbel zelf in heel wat aspecten ‘vreemd’ is, heeft tegelijk duidelijk gemaakt dat dit boek geen evident fundament is van hedendaags christen-zijn (zie onze bijdrage in DBV 2011, 1). Er ontstond dan ook een situatie van ‘ontluistering’. “Wat hebben ze ons toch allemaal wijsgemaakt?” “Wat moet ik er nog van geloven?” ... Het zijn evenveel verzuchtingen bij het besef dat de zekerheden van weleer hebben plaatsgemaakt voor onzekerheid en twijfel.
Negatieve en positieve respons In hoofdzaak zijn er twee manieren om op die ‘ontluistering’ te reageren. De eerste houding is negatief. Ze gaat uit van angst en ontreddering en streeft daarbij, vaak krampachtig, herstel van die verloren zekerheid na. Deze bijdrage probeert
e ntalism ndame gatieve, fu ls e e Bijb nn van ee ing. getuigt achtige houd p m a kr
wat verheldering en duiding te bieden bij de verschillende, hedendaagse varianten van die respons. De tweede reactie tracht de ontluistering daarentegen te overstijgen door de nieuwe inzichten ernstig te nemen. Op die manier beoogt ze precies verrijking in een genuanceerde en kritische omgang met dat ‘vreemde boek’. Die positieve reactie en haar nieuwe verhouding tot de Bijbel, die overigens het uitgangspunt zal zijn van elke vruchtbare omgang met het Bijbelse gedachtegoed vandaag, zal dan in de volgende bijdrage van dit blad aan bod komen.
Historisering De moderne mentaliteit, met haar sterke gerichtheid op techniek en een positiefwetenschappelijke doorlichting van de werkelijkheid, acht alles maakbaar en verklaarbaar. Als Bijbelse verhalen binnen die manier van denken willen overleven, dan moeten de gebeurtenissen die erin beschreven zijn, dus rationeel geduid kunnen worden. In dit soort logica stelt men al gauw de vraag naar de historiciteit van de Bijbel: men zoekt verklaringen voor de soms bizarre gebeurtenissen. En hoewel dit een evenwichtsoefening tussen religie en wetenschap kan
lijken, toch gaat het in feite om een zeer verkrampte houding. Men overstijgt de ‘ontluistering’ namelijk niet, maar tracht integendeel op een ‘moderne’ manier te redden wat er te redden valt. Het gaat daarbij ook niet om een objectief zoeken naar de (cultuur)-historische achtergrond van het Bijbelse gedachtegoed met het oog op een juist begrip van de tekst. Het gaat veeleer om de reflex te willen bewijzen dat het Bijbelse verhaal, hoe ongeloofwaardig het op het eerste gezicht ook mag klinken, historisch correct zou zijn. Wat dan historisch aantoonbaar is, is ook rationeel plausibel en kan dus gehandhaafd blijven (en al de rest belandt in de prullenmand). Voorbeelden hiervan vindt men in de talloze (pseudo-)wetenschappelijke bijdragen in boeken en tijdschriften en de gekende documentaires op televisie, waarin men bijvoorbeeld weer eens op zoek gaat naar resten van de ark van Noach. Steeds heeft men één doel voor ogen: bewijzen dat de Bijbel gelijk heeft en aan de waarheid van die Bijbel vasthouden. Dit soort verklaringen worden aangehangen als zouden ze de zo begeerde historische bewijsbaarheid en realiteit van de verhalen waarborgen. Maar hoewel deze benadering modern en wetenschappelijk overkomt, is het in feite net een ontkenning van wat de Bijbelse verhalen beogen. Ze bieden namelijk geen historische reportages, maar een intrinsiek theologisch geloofsgetuigenis.
Fundamentalisme In dezelfde richting, maar nog een stapje verder op zoek naar het ‘grote gelijk’ van de Bijbel (en het leergezag), tekent zich de fundamentalistische reactie op
›
eleer n van w t voor e d e h r k e De zek plaatsgemaa fel. ij hebben erheid en tw onzek
de ‘ontluistering’ af. Wanneer men de term fundamentalisme gebruikt, moet men zich echter bewust zijn van de vele connotaties die dit etiket in het actuele discours met zich meedraagt. Alvorens te focussen op Bijbels fundamentalisme in het bijzonder, lijkt het daarom goed eerst enkele parameters van fundamentalistische benaderingen als dusdanig in beeld te brengen: 1. Ultieme zekerheid voor een strijdende minderheid Allereerst stelt een fundamentalistische religie zichzelf voor als ultieme zekerheid. Hierin schuilt al een reactie tegen de aantasting van de religieus geschraagde identiteit ten gevolge van de ‘ontluistering’. De zekerheden van vroeger zijn verloren gegaan. Precies in dit kader neemt fundamentalisme de verdediging op zich van een verloren gegane levensstijl, waarbij vooral de ethische consequenties van de religie een sleutelrol spelen. Daarbij aanziet dit fundamentalisme zichzelf als een minderheid die strijd levert tegen een niet-begrijpende meerderheid. 2. Apocalyptiek en eindtijd Precies het feit dat de Bijbelse apocalyptische literatuur, zoals in de boeken Daniël of Openbaring, in eerste instantie bemoedigende literatuur is voor vervolgde minderheden in de toenmalige samenleving, maakt dat het welgekomen teksten zijn voor allerhande fundamentalistische minderheden, die zich ook vandaag onbegrepen voelen te midden van een vijandige wereld, waarvan men het einde nabij ziet. In fundamentalistische benaderingen van de Bijbel ziet men dan ook een overdreven nadruk op apocalyptische denkwijzen. Bovendien staat daarbij ook de eschatologische component van de apocalyptiek centraal: er is een sterk geloof dat het eindtijdelijke ingrijpen van God de rechtvaardigen zal redden tot een eeuwig goddelijk rijk. Die eindtijd brengt men ook vaak in verband met de gedachte van een duizendjarig rijk.
3. Bijbels fundamentalisme Tot slot is vooral het Bijbelse fundamentalisme, in al zijn varianten, zeer karakteristiek en bepalend voor de negatieve, krampachtige reactie op de bovengenoemde ‘ontluistering’. Hierin staat allereerst de woordelijke ‘onfeilbaarheid’ van de Schrift (inerrantia) centraal. De Bijbel heeft altijd gelijk. En als hij geen gelijk heeft, dan zorgt men er wel voor dat hij gelijk krijgt. Die houding gebruikt de Bijbel als handboek voor het benaderen/oplossen van actuele persoonlijke en maatschappelijke vraagstukken. Daartoe leest en interpreteert men de Bijbel zeer selectief, waardoor men de Bijbelse teksten geweld aandoet en misbruikt. Bovendien worden in deze benadering zowel oud- als nieuwtestamentische teksten vaak verkeerdelijk gezien als ‘voorspellingen’ uit een ver verleden over een toekomst die in de eenentwintigste eeuw heden wordt. Erger nog wordt het wanneer men ziet hoe het Bijbelse fundamentalisme de Bijbel uiterst letterlijk leest als een betrouwbaar en accuraat verslag van historische gebeurtenissen (litteralisme). Opvallend hierbij is nochtans dat men tegelijk willekeurig schippert tussen een letterlijke en een symbolische lezing van de tekst, naar gelang dit het beste uitkomt. Vanuit dezelfde bekommernis toont het Bijbelse fundamentalisme zich meester in het uit de context halen van Bijbelse perikopen of gezegden, waardoor men met de Bijbel in de hand bijvoorbeeld de doodstraf evengoed kan legitimeren als verbieden ... En tot slot heeft niet alleen de Bijbel altijd gelijk. Ook het Bijbelse fundamentalisme zelf heeft altijd het gelijk aan zijn kant. De wijze waarop de Bijbel wordt gelezen en geïnterpreteerd, is gekenmerkt door volstrekte eenduidigheid. Er is één uitleg, met één antwoord op elke vraag, die door een centrale instantie wordt gegeven en die als zodanig moet worden aanvaard.
Een derde weg: de ‘ontluistering’ overstegen De hierboven beschreven reacties, zowel deze vanuit een poging tot historisering
len e verha Bijbels historische en zijn ge ortages. rep
als deze vanuit een verengende fundamentalistische lezing, lijken gestuwd door het gevoel van verloren religieuze identiteit, dat verkrampt en ontredderd op zoek gaat naar herwonnen zekerheid. Dat deze houding, die eenduidige zekerheid voorwendt, ‘gemakkelijk’ is voor vele mensen die bang zijn van onzekerheid in het zoeken naar antwoorden op existentiële vragen, spreekt voor zich. Niettemin is er gelukkig ook een derde weg. Zonder de gewijzigde realiteit te ontkennen, kan namelijk ook getracht worden de ontreddering te overstijgen door te streven naar een kritische omgang met het overgeleverde Bijbelse gedachte- en geloofsgoed. Precies die eerlijke, verrijkende pogingen tot positieve reactie op de ‘ontluistering’, zullen het voorwerp vormen van de eerstvolgende bijdrage én het uitgangpunt van de illustraties van deze benadering in concrete Bijbelse teksten in de daaropvolgende bijdragen in deze jaargang. Wie meer wil lezen over deze en de komende bijdragen kan terecht in: H. Ausloos & B. Lemmelijn, De bijbel: een (g)oude(n) gids. Bijbelse antwoorden op menselijke vragen, Leuven - Voorburg: Acco, 2005, 2006, 2009 (192 p. - ISBN 90-334-5955-8).
9
geblogd |
Tekst: Stefaan Waegemans Foto’s: Eindredactie, sxc
Dagboek van een kruimeldief
10
“Is hij nog wel in staat om dit jaar te redden? Moeten we hem niet aanraden om van studierichting te veranderen? Zelfs een gemiddelde leerling, die niet zo’n moeilijke thuissituatie heeft, kan zo’n tekort bijna niet rechtzetten.” “Naar welke richting?”, wordt gevraagd. “Er is geen richting waar hij zichzelf en zijn thuissituatie niet met zich meeneemt, hé.” De muziekklas, voor de gelegenheid omgetoverd tot predeliberatieruimte, vult zich van muur tot muur met een machteloos spanningsveld. Leerkrachten buigen zich over de remediëringsmaatregelen, op zoek naar een strategie voor plan A, B of C. Maar daarin staat jammer genoeg geen remedie tegen dweilen met een open kraan of tegen een emmer die al zo vaak is overgelopen dat zijn randen zijn afgesleten tot op de bodem. De kraan dichtdraaien, staat niet bij de remediëringsmaatregelen. Mee dweilen ook niet. Wat houdt ons echter tegen dat we niet eens naar de kraan reiken? Wat houdt ons tegen om mee te dweilen? Angst
voor natte voeten? Angst omdat we vrezen dat we het aangezicht van de drenkeling te lang zullen moeten verdragen? Of angst voor de confrontatie met onze eigen machteloosheid? Omdat we vrezen dat we het niet kunnen opbrengen om hem dagelijks op te peppen, te beluisteren, te ondersteunen, te zien zoals hij is? Dus slaan we de bodem van de emmer stuk. En we houden onszelf voor dat de emmer dan vast niet meer zo vaak overloopt. We verwijzen door naar een andere studierichting. We stellen zelfs dat het noodzakelijk is en argumenteren dat het zo is om een verloren jaar te vermijden. Want voorbij alle welgemeende bezorgdheid lijkt dat het ultieme doel: het jaar redden, de punten in orde hebben. Dat is toch wat je voor ogen moet houden als je het beste voor hebt met een jongere, niet? Dat daarmee de drenkeling ook uit ons zicht verdwijnt, is geen doelstelling, maar een neveneffect dat rust brengt. De rust van dichtgeknepen billen. Rust met een geurtje. Onderwijskundige discussies en orthopedagogische debatten, harde statistieken en bevlogen lezersbrieven, ministeriële besluiten en syndicale kritieken, ze proberen allemaal te weven aan goede onderwijsnetten. Onderwijsnetten om mensen te vangen, om drenkelingen op te pikken, om jongeren te boeien, om de samenleving samen te laten leven. Als dat niet evangelisch klinkt! Maar ik weet niet hoe we ze moeten dichthouden, de mazen van die onderwijsnetten. Ik weet niet hoe we elke jongere de beste onderwijsomgeving kunnen aanbieden.
Geloof, vrijheid, verantwoordelijkheid en verbondenheid zijn misschien al een goede eerste stap. Maar hoe doe je dat concreet, die mooie opvoedingsrecepten omzetten naar dagelijkse kost? Gewoon tussen de soep en de patatten? Ik weet niet hoe we de schoollogica moeten verbuigen om tot een leeflogica te komen. Hopelijk volstaan de futur proche en de futur simple. Maar tussen nu en binnenkort knaagt er toch wat aan mijn ongerust geweten, aan mijn voltooid onrustig weten. En gelukkig hebben we een ongerust geweten. Want dat voorkomt dat we mensen doodslaan (naar Roger Burggraeve in Knack, 8/12/2010, blz 18). En doodslaan doen we niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid die niemand kan verklaren en die ‘s avonds komt, wanneer men slapen gaat (naar Willem Elschot: Het huwelijk). Nee, doodslaan doen we niet, enkel doorverwijzen. Ik hoop dat ik hem terugzie na de vakantie. En dat hij met de moed van een wanhopige zal zeggen dat hij blijft. Dat het gat in zijn emmer, dat wij hebben geslagen, de druppel zal geweest zijn die hem de kracht geeft om oude koeien eindelijk bij de horens te nemen en ze de gracht in te duwen. Ik zal hem amper geloven. Maar als hij daar staat zal hij me aanspreken, op mijn vrijheid, mijn verantwoordelijkheid en mijn zin voor verbondenheid. Of ik dat nu wil of niet. Geen opvoedingsproject dat daar een echt antwoord op heeft. Behalve als je tussen de soep en de patatten leest.
Tekst: Ria Grommen Foto’s: Eindredactie, sxc
| met de jaren
Oma zorgt wel voor de kinderen Wie na schooltijd een blik op de schoolpoort werpt, of na afloop van de muziekles of voetbaltraining bekijkt wie de kinderen opwacht, zal ongetwijfeld veel grootmoeders en verrassend veel grootvaders opmerken. Vandaag worden grootouders intens ingeschakeld in de opvang van hun kleinkinderen, vaak voor en na de schooluren, maar ook op vakantiedagen en vooral als de kinderen ziek zijn. Er zijn zelfs grootouders die voor die nieuwe taak vroeger met pensioen gaan, omdat ze er zo naar uitkijken, of het aanvoelen als hun plicht. Voor de kinderen is het meestal een feest, want oma en opa staan voor verwennerij. En voor hun ouders is het een enorme hulp. Er wordt hen immers heel wat stress bespaard als ze op die flexibele opvang kunnen terugvallen, want opa en oma zijn altijd beschikbaar, vertrouwd en betrouwbaar en ... hun hulp kost niets.
Kosteloos en kostbaar Over de kostbare band tussen grootouders en kleinkinderen zijn veel mooie dingen te zeggen. Ze lijken elkaar als vanzelf goed aan te voelen. Ze zijn niet gehaast, durven nog wat samen blijven dralen, kunnen allebei even verwonderd zijn over kleine dingen. Vooral opa durft wel eens zot te doen en de regels met een glimlach te overtreden. En oma heeft thuis nog wel een dessertje klaarstaan dat alle ellende van de schooldag doet vergeten ... Kortom: zij hebben het goed
bij elkaar, die kleintjes en hun opa en oma. “Ik kom graag naar jullie, want jullie zien mij graag!”, zo simpel klonk het ooit uit de mond van één van onze kleinkinderen ... Kostbaar zijn kleinkinderen voor hun grootouders én omgekeerd. Even kostbaar zijn oma en opa door die zorg ook voor hun eigen kinderen.
De vanzelfsprekendheid voorbij Dat mooie verhaal is echter niet vanzelfsprekend. Het krijgt maar echt een kans als die grootouderlijke zorg niet vanzelfsprekend is. Over hoe en hoe vaak grootouders instaan voor de kinderopvang, moet dus zorgvuldig nagedacht en open gesproken worden. Het blijft een dienst, een geschenk, telkens opnieuw. En daar wringt wel eens het schoentje. Zo denken sommige grootouders bijvoorbeeld dat ze voor die opvang moeten instaan, op het gevaar af geen goede grootouders te zijn of de genegenheid van hun (klein)kinderen kwijt te spelen. Maar ook ouders grijpen soms (te) snel naar de gemakkelijke oplossing: ‘Oma zal wel zorgen; zij doet dat graag en ze heeft toch tijd.’ Oma laat inderdaad alles vallen als de kleintjes komen, maar als dit dag na dag zo is, hoopt haar eigen werk zich op en gaat ze er steeds meer onder gebukt. Soms koestert ze ook stilletjes andere ambities. Ze wil al zo lang een cursus volgen, uitstappen maken, naar de film gaan, maar telkens zwicht haar moederhart voor kindertraantjes of voor de wanhopige toon
van haar dochter aan de telefoon: “Ma, ik moet werken en vind geen opvang. Mogen ze bij jullie komen?” Daar gaat oma’s kleine droom alweer. Zeker als opa - zoals vele andere opa’s - erg aandringt om de kleintjes zoveel mogelijk te onthalen. Hij lijkt zijn schade van vroeger wel te willen inhalen.
Alles heeft zijn tijd Open bespreken wat elkeen graag wil en aankan, is niet zo gemakkelijk, maar het helpt veel onbehagen te vermijden. Het helpt vooral ook om die bijzondere sfeer in het contact tussen grootouders en kleinkinderen te vrijwaren. Als de zorg te opslorpend wordt, is er geen tijd meer voor ongedwongen luisteren, spelen, vertellen, kortom: voor al die fantasietjes die met opa en oma samenhangen. Elke regeling wordt ook best telkens opnieuw geëvalueerd en bijgestuurd. Oma en opa krijgen in hun hart immers nooit genoeg van hun kleinkinderen, maar intussen worden ze wel een jaartje ouder. Wat zij voor hun oudste kleinkinderen deden, weegt een stuk zwaarder als hun jongste zoon er met zijn baby aankomt. Ook hier geldt dat er een tijd is voor alles is en dat alles zijn tijd heeft. Opa en oma zijn op hun best als ze echt groot-ouders kunnen blijven en geen vervang-ouders (moeten) worden. Dat risico is reëel. Soms gaan ze zich zelf zo zeer moeien met de opvoeding van de kleintjes, dat ze het ouderlijke gezag van hun kinderen ondermijnen. Soms worden hun kinderen zo sterk opgeslorpt door hun werk en sociaal leven dat opa en oma onterecht de ouderlijke verantwoordelijkheid op hun schouders krijgen. Het is dus de moeite waard om er samen voor te zorgen dat ‘naar opa en oma gaan’ voor alle generaties een feest blijft.
11
te gast |
Tekst en foto's: Mark Den Haerynck, familie Matthys
Johan Matthys, een man met een grote, gewaardeerde verdienste
12
Don Bosco Vlaanderen wil met deze rubriek mensen een woord en een getuigenis geven omdat ze in salesiaanse milieus hun verdiensten hebben gehad, en vele jaren goed basiswerk hebben verricht. Onder hen zijn er die de bescheidenheid hebben bewaard, en precies daarom verdienen zij eens honderd regels in een geschenkverpakking. We zitten aan tafel bij de familie Matthys-Schelstraete in Vinderhoute en het onthaal bij dit tegastinterview, is de letterlijke toepassing van wat gastvrijheid betekent. Het gezin heeft twee kinderen, oud-leerlingen van Don Bosco Zwijnaarde. Baptist is veearts en Barbara heeft het diploma handelsingenieur op zak.
Close-up De roots van Johan Matthys liggen in Drongen, een landelijk dorp dat niet alleen bekend is omdat het een uitrit heeft aan de E40, maar ook omdat sommige inwoners een zekere bekendheid hebben verworven. Het klinkt als een tussendoortje wanneer Johan vertelt dat hij in dezelfde klas zat als Walter Godefroot. Wie deze ‘Vlaamse Bulldog’ is, zal Wikipedia je zeker kunnen vertellen. Johan is de middelste uit een gezin van vijf kinderen. Thuis was werken een begrip dat de kinderen vlug onder de knie hadden, en ofschoon hij een onbezorgde jeugd had, weet Johan dat de slaagkansen in het leven afhangen van de bereidheid tot hard werken. Dat was de overtuiging van de vijf kinderen die een bedrijf overnamen dat ondertussen heel wat bekendheid heeft verworven als Carrosserie Matthys. Johan draaide aanvankelijk mee in het bedrijf, maar zijn betrokkenheid bij het
verenigingsleven en zijn sociale gerichtheid, deden hem in een andere richting kijken. Toen de technische school van Don Bosco Sint-DenijsWestrem op zoek was naar een technisch leraar voor de afdeling drukkerij, was de beslissing snel genomen. Johan kwam langs de grote poort binnen en was in deze school aan de Kortrijksesteenweg vijftien jaar leraar en dan nog eens vijftien jaar studieleider van de eerste graad.
Evenwicht Aanvankelijk begon Johan zijn studies in het college van Deinze, maar op de weg van en naar huis intrigeerden de grote op de muur geschilderde letters ‘Don Bosco’ hem zodanig dat hij er zijn verdere studies deed in de richting A2 drukkerij. Hij houdt nog altijd het beeld voor ogen van de speelplaats met de vier plataanbomen in het midden. Het meest opvallende echter was het feit dat op die speelplaats werd gespeeld, gerend en gelopen, tussen twee vuren, kruisvlag of een ander uitdagend spel. Johan dwaalt even af met zijn gedachten. Hij herinnert zich die periode als een tijd waar geen leraars in het leraarslokaal zaten omdat ze allemaal aanwezig waren onder de leerlingen. Hij gaat in detail wanneer hij voorbeelden geeft van jonge salesianen die dag en nacht ter beschikking stonden van de leerlingen. “Ze vingen je op, ze waren een vangnet, ze hebben ons sterk gemotiveerd”, is zijn betoog. Onder andere het
ls laats a n speelp e “Op de gelijke voet et p m o r s a n lera me de las als in de k gezag, dat is e om ti n a e in t tac .” comb slagen kelijke noodza dingswerk te e in opvo
meespeeleffect trof hem omdat hij in het college wel wat anders had gezien. Het is zijn vaste overtuiging dat daar de sleutel ligt van een geslaagde salesiaanse opvoeder. Op de speelplaats als mens op gelijke voet en in de klas als leraar met tact en gezag, dat is de noodzakelijke combinatie om te slagen in de opvoeding.
Betrokkenheid Het verwerven van het salesiaanse gedachtegoed maakte Johan tot een salesiaans opvoeder met een sterk engagement in veel parascolaire activiteiten. Hij maakte deel uit van de eerste Turijnreizen en deed die trip nadien nog eens over met de fiets. Alles wat de school of de oudleerlingen organiseerden, was voor hem een reden om aanwezig te zijn. Vijf keer nam hij deel aan de werkkampen in Tunesië en met zijn veelzijdigheid en technisch inzicht, was hij voor Lucien Pottie een vast ankerpunt. Ook in de naschoolse dagen bleven de uitdagingen hem bekoren. Toen hij hoorde dat een neef op zoek was naar een compagnon om de 2300 km lange fietstocht naar Compostella te wagen, aarzelde hij geen moment. Zonder
›
veel voorbereiding, met alle bagage op de fiets, trok hij op weg en liet hij zich onderdompelen in de unieke beleving die elke caminobedevaarder meemaakt. Drie jaar later bracht zijn fiets hem langs een andere route nog eens naar datzelfde Santiago.
Studieleider Toen de keuze voor de afdeling drukkerij door de leerlingen acht e r u i t b o e rd e, zette Johan zijn schouders onder de afdeling en gaf op zijn manier een nieuwe input aan de eerste graad. Kort nadien werd hij studieleider van diezelfde eerste graad en ging op hetzelfde elan door. Hij was ervan overtuigd dat leerlingen die de overstap maakten naar het technisch onderwijs, vaak een succeservaring nodig hadden. Het was zijn analyse dat ze wel opnieuw gemotiveerd geraken als ze het geloof in zichzelf hadden teruggevonden, en dat ging gepaard met een positief rapport. Jongeren hebben allemaal een domein waarin ze goed zijn, maar die invalshoek is soms moeilijk te vinden. Ze zijn allemaal ergens bij de besten en bij het vinden van dat domein, bloeien ze open en overschrijden ze zelfs hun eigen grenzen van beperktheid. Om dat doel bij de leerlingen te bereiken, is Johan altijd een teamspeler geweest. Hij is er zich van bewust dat hij het op zijn eentje niet kon waarmaken. Vandaar de waarde van het samenspel met collega’s, met wie hij de beste verhouding trachtte te bewaren. “Je hebt ze nodig”, herhaalt hij, “en het is anderzijds niet altijd gemakkelijk om stuurman van het schip te zijn als de één of andere matroos je bevelen niet opvolgt.” Maar Johan beleefde vijftien fantastische jaren als studieleider.
Herinneringen Johan is er trots op dat hij elk jaar opnieuw alle moeite deed om binnen de kortste keren zijn leerlingen bij naam te kennen. Hij had nog van die vastbesloten principes, misschien maakten die hem
tap e overs n die d chnisch e g n li r et te “Lee naar h ak een maken s, hebben va ig.” ij od onderw eservaring n succ precies tot hun nabije en bereikbare studieleider. Hij was altijd op de speelplaats als de leerlingen er waren. Hij was ook de studieleider met de open deur zodat iedereen met een glimp kon zien of hij er was. Leerlingen nooit laten wachten en ingaan op al hun noden en vragen, hoe futiel die in je eigen ogen mogen lijken, was zijn devies. In de school heeft hij kilometers afgelegd want hij was altijd onderweg, ergens naar een leerling in de klas of in de werkplaatsen. “Het is de sterkte van een technische school”, vertelt Johan. “Terwijl de leerlingen hun werkstuk maken, zijn ze bereikbaar en is een spontane babbel goed mogelijk.” Daar maakte hij een punt van eer van. En toch zijn er momenten waarop je twijfelt, jezelf vragen stelt over je bezig-zijn en wil weten wat anderen van je denken. Om die nood te lenigen, ging hij eens te rade bij een collega voor wie hij veel respect had, met een gezonde kijk op het leven en die met gezag in de klas stond. Toen die hem toevertrouwde dat de collega’s al eens beweerden dat hij soms te veel de kant van de leerlingen koos, heeft hij zich niet bedacht en bleef hij zijn keuze maken voor de leerlingen.
en hij waardeert het beleid voor alle inspanningen die nog altijd gebeuren om het salesiaanse erfgoed in zijn breedte en diepte te bewaren. De beste leerschool blijft voor hem de getuigenissen die hij hoorde op bijeenkomsten en studiedagen. Het blijft daarom zijn droom dat de vele geëngageerde leken gerespecteerd blijven in de inspanningen die zij doen. Als ploegspeler in zijn eigen parochie heeft hij ervaren wat er gebeurt als het luisteren naar de leken ontbreekt. Wanneer Marie-Aurèle hem vanuit de keuken oproept voorzichtig te zijn zodat hij geen hartinfarct oploopt, onderstreept hij nog eens hoe belangrijk het is die salesianen die niet meer in de school staan, ook te betrekken bij het uittekenen van de visie in salesiaans Vlaanderen.
Werkveld Johan is nooit een theoreticus geweest. Hij moest het hebben van de praktijk, het werkveld van de ondervinding, het bad waarin je als opvoeder dagelijks zwemt om en ef kiez te voorkomen dat leerlinHij ble erlingen. le gen verdrinken. Hij heeft voor de veel studiedagen gevolgd,
13
uitgelezen |
Toen Johannes in de gevangenis over het optreden van de Messias hoorde, stuurde hij enkele van zijn leerlingen naar Hem toe met de vraag: “Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?” Jezus antwoordde: “Zeg tegen Johannes wat jullie horen en zien: blinden kunnen weer zien en verlamden weer lopen, mensen met huidvraat worden gereinigd en doven kunnen weer horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het goede nieuws bekendgemaakt. Gelukkig is degene die aan Mij geen aanstoot neemt” (Mt 11, 2-11). 14
“Bent U degene die komen zou of moeten we een ander verwachten?”, is een vraag die je vanuit twee perspectieven kunt bekijken. Johannes zit in diepe twijfel in de gevangenis. Hij heeft heel zijn leven in dienst gesteld van Jezus, de Messias. Alleen, die Jezus moest voor Johannes op een bepaalde manier Messias zijn: bomen die geen vrucht dragen in het vuur verbranden, het kaf van het koren scheiden en in onblusbaar, dus nog heviger, vuur verbranden. Een harde leider, liefst ook politiek-militair, die de gevangenen zou verlossen. Maar neen, Jezus doet niet wat Johannes wenst. Het verschil is zo groot, dat hij er zelfs aan twijfelt of Jezus werkelijk de Messias is.
Tekst: Eric Haelvoet Foto’s: Sxc
Menselijkheid In die twijfel van Johannes zullen velen zich in onze tijd herkennen. We zijn allen zoekende mensen. Ten minste af en toe, of zelfs gedurende een langere periode, kan geloofstwijfel onze zekerheden ondermijnen. De twijfel is diep menselijk en zit altijd verweven in geloven. Waar ligt de oplossing van diepe twijfels? Johannes geeft ons het voorbeeld. Hij gaat ermee naar Jezus zelf. Nergens beter dan bij Hem kunnen we onze onzekerheid kwijt. Soms gebeurt het dat een jongere in Taizé tot een schokkende ervaring komt. Hij kan geen plaats geven aan zijn geloofstwijfel. Alsof alles glashelder en rotsvast zou moeten zijn. Vaak zit de mens opgesloten in zijn twijfel. Hoe daaruit geraken? Door een perspectiefwissel: dat jij twijfelt aan Jezus is niet zo erg; Jezus echter twijfelt niet aan jou, nooit. En door in te gaan op Jezus’ antwoord ... Die vraag van het begin kun je namelijk ook vanuit Jezus bekijken. Zijn antwoord is verrassend. Johannes vraagt toch aan Jezus of Hij werkelijk de Messias is. Maar
Menselijkheid brengen, is één van de meest ernstige uitdagingen voor onze Kerk.
Hij zegt niets over zichzelf. Hij begint over zieken, doden, armen ... Wie thuis is in de Schrift, herkent de normen waaraan men de Messias zal ‘meten’. En toch ook weer niet helemaal. Want één van de normen is dat de gevangenen zullen verlost worden. En juist die laat Jezus weg. Toch was dat precies waar Johannes in zijn kille kerker op zat te wachten. Jezus weet zeer goed waarop zijn Messiaanse weg zal uitlopen: op de dood. Johannes zal die Messias voorafgaan. Hij zal in de gevangenis onthoofd worden. Jezus is dus Messias zoals Hij dat zelf wil. Daarbij valt zijn grote zorg voor menselijkheid op. We kunnen het rijtje ‘blinden, verlamden, melaatsen, doven, doden en armen’ uitbreiden met tal van gelijkaardige marginale groepen: mensen in diepe miserie, de 250 000 armen die Brussel kent, mensen die worstelen met kanker, een vriend of vriendin die uit het leven is gestapt. In het schitterende boek Biecht van een kardinaal van Olivier Le Gendre vertelt de kardinaal over Donatienne, die zeer diep lijden meemaakte. De kardinaal stelt haar tot voorbeeld van christelijk geloof: “Zij behoort tot de massa onzichtbaren die wat menselijkheid trachten te brengen in de wereld waarin ze geboren worden” (blz. 182). Donatienne verloor haar man en kinderen tijdens de genocide. Na die genocide zorgde ze voor zes weeskinderen. Menselijkheid brengen, dat is één van de meest ernstige uitdagingen voor onze Kerk, een Messiaanse uitdaging.
Tekst: Loes Foto’s: Eindredactie, sxc
| broodje cursief
Noblesse oblige Heel lang geleden, toen mijn bedje nog onder de kerktoren van een piepklein gehuchtje stond, kreeg ik zomaar het BDschap in de schoot geworpen. Mijn opa, de plaatselijke koster-organist, was een wijs en beminnelijk man die bij de hele gemeenschap hoog aangeschreven stond en zijn kleinkind mocht volop in de glorie delen. Als miniatuur Bekende Dorpsgenoot kreeg ik snoepjes en complimentjes toegestopt, ja zelfs vrijkaartjes voor de paardenmolen. Vriendjes wedijverden om mijn hand in de twee-aan-twee-kleutertjesrij en de zuster van de ‘bewaarschool’ had extra veel geduld met de babbelkous van kosterlijke stand. Vijf jaar en vier maand was ik toen wij naar het centrum van de gemeente verhuisden. Het leek wel alsof ik uit het paradijs werd geplukt en naar een barbaars continent verkast, zo erg was de cultuurshock. Plots was ik Niemand, een verbannen tsarevitsj na de Russische Revolutie, erger nog, welgekomen vers voer voor de minimachootjes die bendegewijs toesloegen achter de hoekjes en kantjes van een enorme speelplaats. De juffen droegen er oogkleppen, naar de mode van die tijd. Vijfenzeventig dagen sleepte de nachtmerrie aan, tot op 30 juni de schoolbel de Bevrijding inluidde. Bij de juf van het eerste leerjaar kon ik gelukkig herademen. Zij was een warme vrouw met een hart voor elk van haar pupilletjes. De ‘kattenkoppen’ konden alleen
nog mijn dromen onveilig maken, overdag mochten ze nu zelf als jongste broekjes op de jongensschool tegen het recht van de sterkste opboksen. (Dat ik nooit oprecht warm kon lopen voor het gemengd onderwijs, mag je gerust op hun conto schrijven). Voor de rest van mijn lagereschoolcarrière was ik lid van de AA: de alledaagse anoniemen. Van pesterijen bleven wij gespaard, van vriendschap niet verstoken, maar het elitekorps van de lievelingetjes lag buiten ons bereik. Aan de toegangspoort werd je kaartje grondig geïnspecteerd door het onderwijzeressenfront. Bespeurden zij in het vakje ‘afstammeling van’ geen teken van enige rang of stand, dan had je pech. Tja, zo ging dat toentertijd. Stambomenfavoritisme komt dezer dagen gelukkig alleen nog in monarchale en politieke kringen voor. Of vergis ik mij? Nu heeft de grijze anonimiteit natuurlijk ook haar voordelen. Er worden geen torenhoge verwachtingen op je schouders getast. Je hoeft geen standaard hoog te houden. De deuren naar het succes gaan weliswaar niet vanzelf voor je open, maar je wordt er ook niet dwingend doorheen gedirigeerd, kunt vaker ongestoord je eigen richting kiezen. En als je in je ondernemingen slaagt, is dat je eigen verdienste. Alles in acht genomen kan een stamboom wegen als een kruis.
Mijn favoriete nicht E. kan daarvan meespreken. Om haar notabele papa (mijn aangetrouwde oom zaliger) te behagen, liet zij hem al haar potentiële vrienden en hobby’s onderwerpen aan een grondig statusonderzoek. De begeerde wijsbegeerte liet zij als studierichting varen om de door hem aanbevolen respectabeler geneeskundige weg in te slaan. Braafjes werd er vervolgens getrouwd met een partner die in de vaderlijke selectieproeven uitblonk. Erg lang heeft nichtje lief het in dat keurslijf niet uitgehouden. De modeldochter muteerde plotsklaps in een dissident, schreef zichzelf gedecideerd de enige effectieve remedie tegen het ongeluk voor en ruilde haar gebakken broodje in voor een tuinman-filosoof van zachter deeg. Van de grootstad trok zij naar een erf in een negorij. Haar professionele vaardigheid staat nu ten dienste van marginalen. Daar valt weinig publieke eer mee te behalen, maar de werkvoldoening is belangrijker voor haar. En thuis wordt zij door haar hovenier als een prinses op handen gedragen. Oompje heeft de ouderlijke teleurstelling nooit kunnen verwerken. De langharige filosoof wordt door tante intussen wel geduld op familiefeestjes - op voorwaarde dat hij zijn hippieplunje en onafscheidelijke sandalen thuis laat. Jammer dat onze opa die sympathieke paria van de familie niet meer heeft gekend. De wijze man zou hem met zijn ware noblesse zonder enig voorbehoud in de familiekring hebben opgenomen. Ik zie die twee al, in een geanimeerde marathonzitting, om bij pot en pint de wereld te verbeteren, kameraadschappelijk en met de nodige discretie tegen de gevel van dezelfde heilige huisjes staan plassen ...
15
de spreekstoel |
Tekst: Annemie Vandaele Foto’s: William Schiepers, sxc
Een stoel voor wie spreekt vanuit een salesiaanse verantwoordelijkheid
Streven naar iets meer William Schiepers, verantwoordelijke van begeleidingstehuis Vreugdeborg
16
Het is misschien de minst gekende van alle salesiaanse voorzieningen binnen de bijzondere jeugdzorg, maar de gedrevenheid van de man aan het roer ervan is daarom niet minder imposant. Daarom plaatste Don Bosco Vlaanderen William Schiepers, verantwoordelijke van het begeleidingstehuis Vreugdeborg in Mortsel, in de spreekstoel voor een warm betoog over het hoe, wat en vooral waarom van zijn engagement.
Topdown Ruim dertig jaar geleden studeerde hij af als graduaat in de orthopedagogie. Daarna ging hij aan de slag, aanvankelijk als begeleider van volwassen mentaal gehandicapten, later als opvoedergroepschef bij jongeren met gehoor-, leer-, spraak- en taalstoornissen. De ambitie om door te groeien was er, en dus
solliciteerde William in 2000 voor een job als eerste leken-directeur van het jongenstehuis in Vremde. Vijf jaar lang nam hij het management van het tehuis ter harte, maar tegelijk verlangde hij naar iets kleinschaligers, een verantwoordelijke functie waarin hij ook de ruimte en de opdracht had om mee te draaien in het leven van iedere dag. In 2005 werd hij eindverantwoordelijke van Vreugdeborg in Mortsel.
was geen ‘grote pedagoog’, maar wel een groot mens, iemand die de mouwen opstroopte om jongeren te helpen in zeer Kader zware omstandigheden. Zijn opvoedingsDon Bosco was voor hem aanvankelijk project is voor mij ook een positief vereen onbekende, daarom ging hij voor haal, dat zelfs in de benarde tijden voor zijn sollicitatiegesprek in de Mechelse bide Kerk vandaag overeind blijft.” Het is bliotheek op zoek naar meer informatie in zijn functie ook een uitdaging om dat over zijn leven en opvoedingswerk. Wilsalesiaanse denken en handelen te verliam: “Don Bosco was voor mij van meet talen naar vandaag, in te kleuren afaf aan een boeiende figuur. Hij hankelijk van de situatie in de vooran de v n a a ziening. Maar het gedachtegoed en g an de jven uit We bli zorgvragen v vooral de concrete aanpak is voor actuele jongeren. medewerkers, ouders en jongeren toegankelijk en wordt gewaardeerd. William: “Ik heb nog nooit iemand horen zeggen ‘om Don Bosco ben ik hier weg’. Het gaat overigens ook niet om een dogma dat te nemen of te laten is, maar om een kader dat van onderuit en volgens de concrete noden en mogelijkheden ter plaatse ingevuld kan worden. Misschien is dat wel de grootste kracht ervan.”
Buurt Vreugdeborg is één van de twaalf voorzieningen binnen de salesiaanse bijzondere
›
and oit iem nog no “Om Don b e h : Ik eg.” zeggen horen en ik hier w b o c s Bo
leid, door het beperkte personeelskader dient hij zelf ook de handen uit de mouwen te steken, is hij betrokken bij individuele begeleidingen en verzet hij heel wat praktisch werk. Het onthaal van de kinderen na schooltijd, een fietstocht begeleiden, kinderen naar de clubs brengen waarin ze actief zijn en ze er vandaan halen, maar ook een kerstboom halen, een lamp vervangen, toiletten ontstoppen, naar het containerpark gaan, schilderen ... het komt hem, als enige man in huis, allemaal toe. William glimlacht: “Ik tel mijn overuren niet meer, dat werkt gemakkelijker.”
Weekend jeugdzorg. Het werd in 1969 opgericht door de lekenhelpsters van Don Bosco. Het kreeg een erkenning als gezinstehuis, met een inwonende verantwoordelijke. Toen die laatste met pensioen ging, werd de erkenning op 1 januari 2005 omgezet naar een begeleidingstehuis voor tien kinderen/jongeren. Dat creëerde een nieuw, iets ruimer personeelskader, dat op vandaag instaat voor de residentiële begeleiding van jongens en meisjes tussen drie en achttien jaar, die geplaatst werden door de jeugdrechter of het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg. Maar Vreugdeborg is vooral een huis in de rij, dat streeft naar een grote openheid en een steeds grotere integratie in de buurt waarin het gevestigd is.
Elk jaar stelt hij als verantwoordelijke, samen met de medewerkers, een beleidsplan op voor het volgende werkjaar. William licht toe: “We willen blijven uitgaan van de actuele zorgvragen van de jongeren. De leefgroep bestaat momenteel uit vijf pubers en -zonder de andere kinderen te kort te willen doen- willen we enerzijds een traject afleggen met de groep, maar ook met de individuele jongere. Zo willen we per jongere een doel stellen op het vlak van zelfstandigheid, zelfredzaamheid, verantwoordelijkheid, vrijheid, verbondenheid, geloof en zingeving. Die laatste pijler vind ik persoonlijk belangrijk in het werken in Vreugdeborg. We hebben veel woorden en daden om met de doelen vrijheid, verantwoordelijkheid en verbondenheid
aan de slag te gaan. De uitdaging om ook te werken rond zingeving en geloof, prikkelt ons al enkele jaren en vindt zijn weg via ons jaarlijkse teamweekend in Vencimont. Het helpt ons om te komen tot een gezamenlijker gedragen visie en een vruchtbare samenwerking. Die is nodig, want opvoedingswerk is vaak opslorpend en vraagt veel inzet. We blijven dan ook steeds streven naar het zinvolle, met elkaar, in Vreugdeborg. Het teamweekend geeft ons daartoe de nodige inspiratie en ondersteuning.”
De lat Ook salesianiteit is dus ingebed in de beleidskeuzes die men in Vreugdeborg maakt, met als bedoeling die zichtbaar te maken in de concrete beleving van elke dag: het overleg, het onthaal, de vrije tijd, de inspraak van jongeren, de maandagavondactiviteiten met de hele groep, op kamp, enz. William: “Als huis van Don Bosco willen we streven naar dat tikkeltje anders of meer in de begeleiding van kinderen en jongeren.” Ondanks de teleurstellingen die eigen zijn aan opvoedingswerk en dankzij de nodige realiteitszin, blijft William Schiepers de lat voor zichzelf dus hoog leggen. Hij wordt hierin uitgedaagd en gesteund door velen binnen de Don Boscowereld en erbuiten. En hij probeert mensen, medewerkers en jongeren in zijn enthousiasme mee te nemen, te responsabiliseren. “Het is niet zo dat je wat je zelf doet, beter doet”, besluit hij. En toch hopen we dat hij nog jarenlang op dat elan mag doorgaan ...
Duizendpoot De gestructureerde kleinschaligheid en het familiekarakter van Vreugdeborg creëren volgens William tal van voordelen en mogelijkheden. Het geeft ook voldoening, want er is een grote betrokkenheid en inzet van de medewerkers. Op enkele jaren tijd heeft hij met de voorziening ook een enorm traject kunnen afleggen. Maar het heeft ook zijn weerslag op zijn takenpakket. William is immers niet alleen verantwoordelijk voor het personeelsbeleid, het pedagogisch beleid, het financieel en administratief beleid, de zorg voor de infrastructuur en het extern be-
niet zo Het is zelf doet, wat je dat je ter doet. be
17
jong geleerd |
Tekst: Jan Merckx Foto's: Mark Den Haerynck
Een (on)gewone speelpleindag
18
Iedereen weet wellicht wat speelpleinwerking betekent. Het is een zegen voor ouders met jonge kinderen. Zo’n vakantieactiviteit vindt ook elk jaar plaats in Don Bosco Halle. Op de ruime campus komen elke zomer opnieuw jongeren van Halle en omstreken naar hartenlust ravotten, zwemmen, knutselen, op de gocarts rijden, zandkastelen bouwen, toneel spelen, zingen, schreeuwen en brullen. Speelplein Don Bosco Halle gaat elk jaar van start begin juli en eindigt op 15 augustus. Op de terreinen van Don Bosco Halle is er ruimte en accomodatie genoeg opdat kinderen zich zouden kunnen uitleven. Het speelplein is inmiddels een vaste waarde geworden in het regionale jeugdaanbod. De meeste kinderen komen uit Halle en de nabije omgeving, maar er zijn er ook die van verder komen. Onze medewerkers en moni’s komen van overal, zelfs vanuit het buitenland. Elke zomer verwelkomen we een paar internationale monitoren die enkele weken komen meedraaien op het speelplein.
Vrije werking Afgelopen zomer stond een ploeg van veertig vrijwilligers elke dag klaar om vaak meer dan 250 kinderen een onvergetelijke vakantie te bezorgen. Het speelplein Don Bosco Halle handhaaft de formule van een ‘vrije werking’. En dat
n g is ee werkin or hun in le lp vo ee Een sp oor ouders, onitoren. v m n e e d g e r z o n én vo kindere
in zijn dubbele betekenis van het woord. Vrij in de betekenis van vrijwillig omdat alle monitoren en medewerkers zich volledig inzetten op vrijwillige basis. Ten tweede is er de vrijheid om vrij te kiezen. De kinderen kunnen volgens hun eigen ritme en interesse hun spel kiezen. Verplicht samenspel is geen must, maar er is wel een aanbod. Na de morgen- en middagformatie worden een aantal geleide spelen voorgesteld waaraan iedereen kan deelnemen. Die formatie is een vast moment waarop alle kinderen en monitoren samenkomen om te zingen en met een verkleedpartij door de moni’s op ludieke wijze geïnformeerd worden over het aangeboden programma. Indien een kind geen zin heeft om daaraan mee te doen omdat het liever met eigen vrienden een groot kamp tussen de bomen wil gaan bouwen of met de gocarts wil gaan racen op onze racebaan, dan kan dat ook.
Monitoren De hele dag door lopen monitoren op het plein rond, ofwel om met de kinderen mee te spelen en hun fantasie te stimuleren, ofwel om een assisterend oogje in het zeil te houden en te animeren. Animator zijn op het speelplein is niet alleen ‘be’-geleiden. Het samen spelen staat op het plein centraal. De grenzeloze fantasie die daarmee gepaard gaat, leidt ertoe dat we soms vreemde bezoekers mogen verwelkomen op het speelplein. De moni’s duiken daarvoor in de verkleedkoffers
en komen te voorschijn als cowboys en indianen, marsmannetjes, sprekende dieren, echte Vlaamse charmezangers of televisiekoks. Elke week staat in het teken van een bepaald thema en dan wordt ook het secretariaat, dat de toepasselijk naam ‘Het Mierennest’ heet, getransformeerd in een aangepast decor.
Ambiance Een doorsnee dag op het speelplein bestaat niet. Vanaf 7.30 uur kunnen de kinderen er terecht voor opvang, en wanneer de laatste bengels om 18.00 uur worden uitgewuifd en de animatoren aan de voorbereiding van de volgende dag beginnen, komen de verhalen naar boven over de voorbije dag. Omdat een speelpleindag lang duurt, en sommige monitoren niet in de onmiddellijke buurt wonen, én omdat het ook gewoon leuk is om de avond samen af te sluiten, hebben de moni’s de mogelijkheid om te blijven overnachten. De avondsfeer is iets heel speciaals en houdt een goed evenwicht tussen op kamp zijn en een geweldige vakantie doorbrengen met vrienden. Het gebeurt geregeld dat moni’s die er overdag niet bij kunnen zijn, ‘s avonds afzakken om mee te genieten van de gezellige ambiance. En wanneer het dan eindelijk tijd is om te gaan slapen, moe maar tevreden, is het dromen van de volgende speelpleindag... Don Bosco Vlaanderen kent tal van gelijkaardige speelpleinen in Vlaanderen. Geïnteresseerd? Surf dan voor een overzicht naar www.donbosco.be (jongeren-vakantiewerking) of www.jeugddienstdonbosco.be (activiteiten-vakantiewerking).
Tekst: Mark Den Haerynck Foto's: Plaatselijke correspondenten
| sprokkel
Don Bosco gedenken, vieren, bedanken Don Bosco is geen letterwoord of een nietszeggende afkorting, maar de concrete naam van een priester en heilige, die aan de basis ligt van het salesiaanse opvoedingsproject. De scholen van het Don Bosco Onderwijscentrum en de voorzieningen van Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen dragen allemaal diezelfde naam. Don Bosco is de referentie voor een gelijkaardige manier van werken, denken en handelen. Ook zijn feestdag, 31 januari, is bij velen een begrip geworden. Rond die tijd wordt in de Don Boscoscholen en -voorzieningen een moment georganiseerd met een feestelijk karakter voor de leerlingen. Don Bosco Vlaanderen zette zijn voelsprieten op volle scherpte en sprokkelde enkele feestindrukken. Een gamma aan activiteiten werd opnieuw aan de leerlingen aangeboden, van een feestelijk morgenontbijt of een middagbrunch tot een swingpaleis, een gocartrace of een zoektocht met kwisvragen. Naast het speelse karakter, blijft de aandacht ook gericht op een betere kennis
van Don Bosco. De godsdienstleerkrachten nemen het voortouw om in die dagen de figuur van Don Bosco te belichten. De film over zijn leven, de dozen met het Don Boscospel, een zelfgemaakte PowerPoint, een zoektocht met leeropdrachten, of een gebedsviering in de kerk, het zijn allemaal stapstenen die een meerwaarde betekenen om deze opvoeder van de jeugd beter te leren kennen. Een bijzonder gebeuren dit jaar was de circustent die op het voetbalveld van het bijzonder lager onderwijs van Halle het decor werd van
19
optredens door de kinderen zelf. Een week lang hadden zij geoefend en getraind om circusnummers en showelementen onder de knie te krijgen. Don Bosco, ons als koorddanser indachtig, zal ongetwijfeld gegniffeld hebben bij zoveel jeugdige speelsheid.
ď °
test je kennis |
Auteur: M. Biesmans Afbeeldingen: sxc
1
2
3
4
1
5
6
7
8
9
10
6
2 3
4
9
4 5
1
3
6
10
7 8 5 9
8
7
10
20
2
Van goede gezindheid, welwillend, hartelijk: 1
2
Horizontaal 1. wijk in Turijn waar het Oratorio begon 2. equator – bezittelijk voornaamwoord 3. ontmoetingsplaats in Limburg – mild, royaal 4. oosterlengte – voorzetsel 5. toegewijde vlijt – stad in Italië 6. zuster – wild zwijn - kauw 7. water in Friesland – gevangenis 8. kuur – waarvan of waaruit rook opstijgt 9. sneeuwhutten – landbouwwerktuig 10. salesiaan van Don Bosco - langzaam
3
4
5
6
7
8
9
10
Vertikaal 1. opstanding, herleving 2. wees gegroet – blijdschap 3. jaargetijde – blik door elkaar en zonder klinker 4. …-onderzoek i.v.m. de erfelijkheid – kippenloop 5. onder andere – koning 6. leider van de eerste missiezending van Don Bosco naar Argentinië 7. ruw – nummer – grote roofzuchtige papegaaiensoort 8. smalle plank - echtgenoot 9. woonboot door Noach gebouwd 10. Don Boscoschool in Oost-Vlaanderen
Surf voor de oplossingen naar www.donbosco.be.
in memoriam
sprokkel
Naar Don Bosco in Turijn
Jeanne Suys, zdb ° 13-08-1919 + 14-12-2010
Al vele jaren organiseert Don Bosco Vlaanderen busreizen naar Turijn, waar we de plaatsen bezoeken waar Don Bosco geleefd en gewerkt heeft. We herbeleven het leven van Don Bosco op de plaatsen waar het zich tussen 1815 en 1888 afspeelde en we vertalen zijn boodschap van toen naar ons eigen leven nu. De reis vindt plaats in de meimaand (20-26 mei 2011), precies in de week dat in Turijn het feest van Maria Hulp der Christenen gevierd wordt. Het was jaarlijks een hoogtepunt in het leven van Don Bosco, en is nu nog steeds een onvergetelijke ervaring voor al wie dat in Turijn mag meemaken. Folders van deze reis kunt u aanvragen bij de reisverantwoordelijke: Wilfried Wambeke, Don Boscostraat 72, 3940 Hechtel (wilfried.wambeke@gmail.com of 011 / 73 38 84).
Jeanne is geboren in Koekelberg op 13 augustus 1919. Ze was tien maanden toen haar moeder stierf en twee jaar toen haar vader van de trap viel en overleed. Dit heeft haar diep getekend, ook al heeft zij het kostbare geluk gekend opgenomen te worden in het gezin van een liefdevolle tante in Groot-Bijgaarden. Zij liep school bij de zusters van Don Bosco en ging op achttienjarige leeftijd werken in Brussel. Op 2 februari 1944 werd zij postulante. Na het noviciaat legde zij haar eerste geloften af in Groot-Bijgaarden, op 5 augustus 1946. Zij studeerde aan de normaalschool van Heverlee en behaalde eveneens het basisdiploma van logopediste. Er volgde een onafgebroken periode van 32 jaar in het onderwijs, eerst als leerkracht, later als directrice. Ze was actief in de scholen in Jette en Groot-Bijgaarden. Als directrice slaagde ze erin een vriendschappelijk team te vormen met haar leerkrachten en ze realiseerde onderlinge samenwerking dankzij haar volgehouden inzet, zolang het de leerlingen maar ten goede kwam. Ze kon zich inleven in de zorgen en de idealen van haar collega’s en op hun beurt mochten zij rekenen op optimale leeruitrusting en leerstages in bedrijven, opdat leerlingen alle kansen zouden krijgen op de arbeidsmarkt. Zr. Jeanne kreeg gelijktijdig beleidstaken in de congregatie toegewezen. Zodra zij met pensioen was, hielp zij mee bij het onthaal van toeristen in een kerk in Brussel. Zij was vrijwilligster om op zondag de zieken in een kliniek naar de kapel of hun kamer te brengen. Een val in 2003, met een gebroken heup tot gevolg, verplichtte haar voor verzorging en herstel naar het rusthuis in Kortrijk te gaan. Zuster Jeanne is een gelukkige en blije zuster van Don Bosco geweest, zij had een warme aandacht voor al wie haar ontmoette. We zijn dankbaar voor haar lang en rijk leven dat zij op 14 december 2010 in Gods handen legde.
Tekst: Mark Den Haerynck
| sprokkel
Nieuwe provinciaal bij de salesianen van Don Bosco Zes jaar lang heeft Jos Claes als provinciaal de salesiaanse provincie BelgiëNoord en de delegatie Nederland geleid. Het mandaat van een provinciaal loopt over zes jaar. Op 20 november 2010 hielden de salesianen in Vremde al een ‘Open denkdag’ om met elkaar in overleg te gaan over het verder oriënteren en leiden van hun salesiaanse provincie. Die dag zijn de medebroeders ook geconsulteerd en werden ze gevraagd naar hun mening en keuze.
Met instemming van de Algemene Raad heeft don Pascual Chávez, Algemeen Overste van de salesianen van Don Bosco, Mark Tips gevraagd om de taak van provinciaal voor de komende zes jaar (2011-2016) op zich te nemen. De redactie van Don Bosco Vlaanderen wenst de nieuwe provinciaal goede moed om in een goede gezondheid en met het geloof van de Emmaüsgangers op weg te gaan. Midden augustus 2011 zal Mark Tips de bestuurlijke en animerende taak van Jos Claes overnemen.
Mark Tips (Lommel °1950), salesiaan sedert 1969, werd na zijn pedagogische studies in Benediktbeuern (Duitsland) en theologie aan de K.U. Leuven in 1978 tot priester gewijd. Momenteel is hij vicaris van de huidige provinciaal. De laatste jaren was hij vooral actief in Jeugdzorg Don Bosco Vlaanderen (de bijzondere jeugdzorg) en Jeugddienst Don Bosco (jeugd en vrije tijd) en zette hij zich in voor de Salesiaanse Familie in Vlaanderen.
21
verbonden |
Tekst: Arnoud Festjens Foto’s: DMOS-COMIDE, sxc
Latijns-Amerika: kwetsbare jongeren en criminaliteit Twintig jaar geleden, op 2 september 1990, ging het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind van kracht. Tijdens het afgelopen jaar hebben we verschillende onderdelen van het Kinderrechtenverdrag belicht. In deze bijdrage wordt de bescherming van kinderen tegen geweld, misbruik en verwaarlozing besproken, én de bescherming van kinderen die vervolgd worden voor een strafbaar feit.
22
Bendes In Latijns-Amerika zijn jongeren over het algemeen oververtegenwoordigd als daders én als slachtoffers van misdaad en geweld. Het aantal moorden op jonge mannen (15-29 jaar) in Latijns-Amerika ligt maar liefst drie keer hoger dan het mondiale gemiddelde. Een aanzienlijk deel van de gewelddadige misdrijven in het continent wordt door jongeren zelf gepleegd, terwijl de leeftijd waarop jon-
geren zware misdaden begaan, steeds lager komt te liggen. Steeds vaker geraken Latijns-Amerikaanse jongeren betrokken bij drugsgerelateerd en bendegeweld. Voor een groot deel van de gepleegde strafbare feiten zijn ook steeds jongere bendeleden verantwoordelijk. Jongerenbendes komen voor in zowat elke Latijns-Amerikaanse grootstad. Dergelijke bendes tellen tussen de 10 en de 120 leden, waarvan de leeftijd schommelt tussen 7 en 22 jaar. Ben De jongste bendeleden ‘leren’ vooral, scha des kele stee maar nemen over het algemeen niet n ds kind jongere deel aan bendeoorlogen of worden e r om m en in is niet betrokken bij zwaardere crimite pl drijven egen nele feiten. verspreiding van wapens . in de hand gewerkt door interne conflicten, de actiWapens viteiten van uiteenlopende gueDe groei van gewelddadige bendes in Larilla- en paramilitaire organisaties, enz. tijns-Amerika is gekoppeld aan de steeds Geweld dat door de jongeren zelf wordt eenvoudiger toegang tot wapens. In vergepleegd, wordt - paradoxaal genoeg - in schillende landen bijvoorbeeld wordt de de hand gewerkt door de wetgeving in verschillende Zuid-Amerikaanse landen. De minimumleeftijd waaronder kinderen niet in staat worden geacht om een strafbaar feit te begaan - en er dus ook niet voor kunnen worden vervolgd of veroordeeld - werd in meerdere landen verlaagd om jonge misdadigers hard te kunnen aanpakken. Het gevolg hiervan is echter dat bendes steeds jongere kinderen inschakelen om bepaalde misdrijven te plegen.
Jong geweld Veel van deze jonge misdadigers zijn als kind het slachtoffer geweest van fysiek, psychologisch en/of seksueel geweld. Vaak plegen ze misdrijven om tot een groep te kunnen behoren en zo een ge-
›
In pl te ki aats van e de c zen voo rimin r alite en h i t e t snel geld le , men probeer j o n warm gere t n voor te make van het volg n een en b ople eroeps iding .
voel van verbondenheid te ervaren. Inkomensongelijkheid is - meer nog dan armoede - een belangrijke voedingsbodem van geweld. De dagelijkse confrontatie met mensen uit de (hogere) middenklasse, en dus met de ongelijke verdeling van de inkomens, werkt misdaad en geweld in de hand. En ook al ligt de armoedegraad in Zuid-Amerika beduidend lager dan in de meeste Afrikaanse landen, de inkomensongelijkheid is nergens zo groot en zo wijd verspreid als in Latijns-Amerika.
Minderjarige Colombiaanse huurmoordenaars Volgens de Colombiaanse krant El Tiempo wordt er elke dag iemand vermoord door een minderjarige. Nergens in LatijnsAmerika ligt het aantal moorden op jonge mannen (15-29 jaar) hoger. Colombia gaat sinds haar onafhankelijkheid in 1830 gebukt onder golven van terreur en geweld. Achtergestelde jongeren in de Colombiaanse steden zitten als het ware ingekapseld in een cultuur van dood en geweld. Aan het einde van de jaren tachtig dook een nieuw fenomeen op in de Colombiaanse stad Medellín: dat van de minderjarige huurmoordenaars of sicarios. Sinds de opkomst van drugskoning Pablo Escobar kent Medellín één van de hoogste misdaadcijfers in Latijns-Amerika. Escobar verzamelde een leger van minderjarige huurmoordenaars rond zich. Ze werden uitgestuurd om leden van rivaliserende drugsbendes, politici, rechters, agenten en iedereen die het pad van Don
aan het licht dat jonge Colombiaanse Pablo kruiste, te elimineren. Pablo Escohuurmoordenaars eveneens betrokken bar werd in 1993 doodgeschoten en het zijn in de Mexicaanse drugsoorlog. Ook drugskartel van Medellín werd intussen in Argentinië, Paraguay, Brazilië, Ecuaopgedoekt. Het fenomeen van de sicarios dor, Panama, Guatemala en Spanje werblijft echter brandend actueel, ook in de den al jonge Colombiaanse moordenaars rest van Colombia. opgepakt. Kinderen en jongeren worden ingehuurd door paramilitaire organisaties, drugsDe g bendes en zelfs particulieren om Perspectieven bieden gew roei van DMOS-COMIDE ondersteunt mensen te vermoorden. Uitgereeldd ad kend hun jonge leeftijd maakt La bendes ige veertien scholen en opleiin tijns van hen geschikte huurmooris ge -Amerika dingscentra van Don Bosco in k op aan denaars. Ze zijn goedkoop, slaColombia. In elk van deze cende peld eenv steeds gen erin hun slachtoffers ontra wordt gewerkt met kansaro toeg udiger opvallend te benaderen en te me jongeren die op regelmatige an wap g tot ens. doden, en ontsnappen gemakbasis geconfronteerd worden kelijker aan het gerecht. Zolang met geweld en criminaliteit. ze jonger zijn dan veertien jaar, Het Centro Juan Bosco Obrero bijkunnen ze immers niet strafrechtelijk voorbeeld is gelegen in Ciudad Bolívar, vervolgd worden en kan hun geen gevaneen van de armste, snelst groeiende en genisstraf opgelegd worden. Dat werd in dichtst bevolkte buitenwijken van Bo2006 vastgelegd in de Wet voor Kinderen gotá. De bevolking van Ciudad Bolívar en Adolescenten. Vaak ontvangen de sibestaat vooral uit ontheemde Colombicarios slechts één tot zes procent van anen, uit alle uithoeken van het land, de som die organisaties opstrijken voor die op de vlucht zijn voor het geweld. een moord. Daarnaast staan ze ook nog De jongeren uit de wijk komen dagelijks eens onderaan de criminele ladder. Desin contact met drugs, prostitutie en anondanks wordt vastgesteld dat de opgedere vormen van criminaliteit. Het Cenpakte jongelui een onvoorwaardelijke tro Juan Bosco Obrero houdt hen van de loyaliteit tonen ten opzichte van hun straat weg en biedt de jongeren een kans opdrachtgevers. Slechts zelden verraden op het volgen van een beroepsopleiding ze hun patrón, iets wat hen bijzonder geom hen daarna aan vast werk te helpen. geerd maakt bij criminele organisaties. In het Centro Juan Bosco Obrero wordt óók De sicarios zijn het product van een sysgewerkt met ex-sicarios en voormalige leteem waarin organisaties terreur zaaien den van gewelddadige jongerenbendes. ter bestendiging van hun macht en het Naast het aanleren van een vak en hun vuilste werk laten opknappen door ingebegeleiding naar en op de arbeidsmarkt, huurde minderjarigen. Jongeren uit kansbesteedt het centrum bijzondere aanarme milieus zijn uiteraard bijzonder vatdacht aan psychosociale bijstand en de baar voor dit soort taken. Deze jongens re-integratie van jongeren in de samenleen meisjes hebben geen toegang tot onving. In samenwerking met buurtcomités derwijs, leven onder de armoedegrens of en het stadsbestuur van Bogotá worden op straat. Om hun familie te ondersteugeregeld preventiecampagnes opgezet nen gaan vele jongeren dan ook in op om jongeren en volwassenen bewust te het aanbod van criminele organisaties. maken van belangrijkheid van onderwijs Naast het plegen van moorden worden en opleiding. In plaats van te kiezen voor sicarios ook vaak ingezet in drugs- en wade criminaliteit en het snelle geld, propensmokkel. beert men hen zo warm te maken voor Het fenomeen van de sicarios heeft zich het volgen van een beroepsopleiding in intussen ook uitgebreid naar andere Cohet centrum. Enkel op die manier kunnen lombiaanse steden. In Cali werd uitgereze onttrokken worden aan een negatieve kend dat één op de vijf moorden door een spiraal van geweld en criminaliteit en minderjarige wordt gepleegd. In Bogotá kan hun een perspectief geboden worden werden dit jaar alleen al negentien minop een betere toekomst. derjarige huurmoordenaars opgepakt, van wie de meesten tussen vijftien en www.dmos-comide.org zeventien jaar oud zijn. Onlangs kwam
23
ruggespraak |
Tekst: Firmin Vanspauwen Foto’s: Koenraad Arnauts
Over de grens
Een landgrens oversteken heeft altijd iets spannends, al heb je niets te verbergen, je hartslag gaat omhoog. Hoe duidelijker en strenger de grens, hoe hoger de opstoot van adrenaline. Vervagende grenzen binnen Europa minimaliseren nu die oversteekstress.
24
In het leven leggen we onszelf en anderen ook grenzen op. Ze worden soms door de tijdsgeest beïnvloed. Wat vroeger scherp afgelijnd was, kan vandaag diffuus, onduidelijk zijn. Zo dialogeren en argumenteren ouders en opvoeders frequent met jongeren, waardoor grenzen onderhandeld worden en vervagen. Sommigen flirten graag met grenzen, uit nieuwsgierigheid, voor de kick van het avontuur, … Hoe ver kan ik gaan? Dit overkomt jongeren wellicht vaker omdat ze voortdurend grenzen aftasten. Anderzijds wordt grensoverschrijdend gedrag getemperd door een natuurlijke angst voor grenzen en eventuele gevolgen van de oversteek.
Het avontuur lokt allicht nog steeds, terwijl wazige levensgrenzen geen angst meer inboezemen. De schroom om erover te gaan, is weg, het gevaar aan de overkant loert. De vastentijd kan ouders en opvoeders uitnodigen om, hoe moeilijk ook, te blijven zoeken naar een evenwicht tussen flexibiliteit en rigiditeit, om voor jongeren aanvaardbare, maar duidelijke grenzen te trekken.