14 minute read
Debuutroman Gerda Blees
by DUIC
Debuutroman van Gerda Blees over bijzondere Utrechtse woongroep
Advertisement
’Van een klein kind dat totaal geen interesse heeft in kunst, tot de museumdirecteur van het beste kunstmuseum van de wereld’
Hoe komt dit kunstwerk tot stand?
Om een goede selectie van verschillende kunstwerken te maken heeft de bibliotheek een kunstcommissie in het leven geroepen met specialisten op het gebied van kunst. Deze commissie bestaat uit voorzitter Bart Rutten - directeur Centraal Museum Utrecht, Fleur Junier - conservator, Frank Koolen - beeldend kunstenaar en intendant Annelou Evelein - urban curator. Zij schreven de opdracht uit en startten de selectieprocedure met een longlist van 100 Utrechtse kunstenaars. Daaruit selecteerden ze vijf kunstenaars, zowel landelijk en internationaal bekend als aanstormend talent, te weten: Jan Willem Deiman, Frank Halmans, Daan Paans, Jop Vissers Vorstenbosch en Maarten Baas. Vier kunstopdrachten zijn inmiddels gerealiseerd. ‘Intellectual heritage’ van Maarten Baas is het vijfde kunstwerk.
Het was een zaak die veel Utrechters de wenkbrauwen deed fronsen; in 2017 kwam een bewoner van een woongroep in Lombok te overlijden door ondervoeding. Wat er zich precies achter de kleurrijke deuren heeft afgespeeld is niet in de openbaarheid gekomen. Dat boek blijft dicht. Voor schrijfster Gerda Blees was het wel het beginpunt voor haar eigen verhaal en debuutroman Wij zijn licht. Geïnspireerd op de echte gebeurtenissen, maar niet waargebeurd.
De 35-jarige Blees woont tegenwoordig in Haarlem, maar in 2017 fietste ze nog regelmatig door Utrecht. Ze heeft in de stad en naastgelegen gemeentes gewoond en volgde hier een studie. We kennen haar ook van de poetry slams, een moderne variant van het voordragen van poëzie, in Utrecht. In het jaar dat de bewoonster van de woongroep overleed en de media artikelen vulden over de ongewone dood, won ze ook een C.C.S. Crone Stipendia. Deze stimuleringsprijs, ingesteld door de gemeente Utrecht, wordt iedere twee jaar toegekend aan beloftevolle Utrechtse schrijvers. Eerst kort over het ‘echte verhaal’. Blees heeft zich voor haar boek laten inspireren door een zaak die zich afspeelde bij een woongroep in Lombok. Het Openbaar Ministerie (OM) liet weten dat het overlijden van een bewoonster van de groep verdacht was. De andere drie huisgenoten zouden mogelijk niet de juiste hulp hebben aangeboden. Het was een lastige zaak voor politie en OM – de woongroep zou aan lichtvoeding doen waarmee eten en drinken als niet nodig worden bestempeld. Het slachtoffer overleed dan ook aan ondervoeding. De verschillende nieuwsberichten waren voor Blees de aanleiding om haar eigen verhaal te maken. Ze maakte gebruik van kranten en op het internet beschikbare informatie, waaronder de website van de woongroep. Maar het boek is een product van haar eigen verbeelding en dus grotendeels fictie. Blees vertelt: “Ik heb altijd al geschreven over duistere onderwerpen. Ook over mensen die een duidelijk beeld hebben van de wereld en die zich daar zo hard aan vastklampen dat het daardoor ook mis kan gaan. Dit was zo’n groep mensen die samen tot iets zijn gekomen waarbij het dus ook is misgegaan.” Het boek begint bij het overlijden van een van de leden van de woongroep en volgt haar huisgenoten, die verdachten zijn in het onderzoek, naar de politiecel en de verhoorkamers. Maar er zijn ook terugblikken en buitenstaanders die aan het woord komen. Veel in het boek komt overeen met de waargebeurde situatie, maar ook heeft Blees haar eigen verbeelding gebruikt. “Het was even zoeken hoe ik daar precies mee moest omgaan. Het hielp mij om op een gegeven moment te stoppen met de research naar de echte zaak. Ik deed het met de gegevens die ik had en ging het verhaal verder verzinnen. In grote lijnen is dit het verhaal van de echte woongroep, maar ik heb het aangevuld en de personages verder ontwikkeld.” Opvallend aan het boek is het gebruik van verschillende perspectieven, daardoor is het voor de lezer een stuk duidelijker dat het een roman is en geen uiteenzetting van de werkelijkheid. Blees schrijft namelijk onder meer uit het perspectief van een boterham die de verdachten in de cel krijgen aangereikt en een sapcentrifuge in de keuken bij de woongroep. “Dit was al vanaf het begin mijn idee. Ik wilde niet alleen menselijke perspectieven gebruiken maar ook vanuit voorwerpen schrijven. Dit geeft mij meer mogelijkheden
om verschillende dimensies te belichten. Dat is natuurlijk het voordeel van fictie. Het is een complex verhaal en op deze manier is het ook mogelijk om er op verschillende manier naar te kijken.” Blees heeft tijdens het schrijven geen contact gehad met de leden van de woongroep. Toen het boek klaar was heeft ze hen wel een brief gestuurd. Ze hadden geen behoefte om het boek te lezen of nog een verdere rol te spelen. Na hun arrestatie en verhoren besloot het OM overigens om geen vervolging in te stellen tegen twee de twee vrouwen en de man. Het is niet vast te komen te staan dat de huisgenoten strafrechtelijk verantwoordelijk waren voor het sterven door ondervoeding. Daarmee is het juridische verhaal afgesloten. Het einde van het verhaal van Blees verklappen we hier niet. Dat kunnen lezers zelf uit gaan vinden. De auteur is ondertussen alweer bezig met een dichtbundel, en denkt ook weer na over een volgende roman. Ook gebaseerd op een waargebeurd verhaal, de Bijlmerramp. a
Nieuwe woonconcepten centraal Mitros – meer dan betaalbaar wonen alleen!
Met ongeveer 30.000 woningen in Utrecht en Nieuwegein met circa 65.000 bewoners is woningcorporatie Mitros bekend als grote sociale verhuurder. De focus ligt daarbij op mensen met een laag inkomen en de inzet op blije en tevreden huurders. Drie op de tien woningen van Mitros wordt toegewezen aan mensen met een zorgvraag. Deze mensen zijn geholpen met een zorgzame buur. Daarom werkt Mitros samen met partners aan gemengde woonvormen en draagt daarmee bij aan een inclusieve stad. In deel 1 van deze serie over Mitros zoomen we hier op in.
Tekst: Maurice Hengeveld Fotografie: Bas van Setten (portret) Eddy van Steenvoorden (inzet)
Gezonde basis, gezonde ambities
Als grootste huisbaas van Utrecht vervult woningcorporatie Mitros zonder twijfel een belangrijke maat schappelijke rol. Op veel fronten heeft Mitros flinke stappen voor waarts gezet: meer huurders zijn tevreden en de slechtste woningen zijn gerenoveerd of gesloopt en ver vangen door nieuwe. En Mitros blijft hard bezig met het verbeteren van het bezit. Ook financieel staat Mi tros er gunstig voor, zodat er meer geld in onderhoud, woningverbe tering en nieuwbouw gestoken kan worden, maar ook in nieuwe woon concepten. De weg van een goede verhuurder naar een corporatie die uitmuntend presteert is daarmee succesvol ingezet en de ambities voor de toekomst zijn hoog. Zoveel mogelijk huurders, allemaal met hun eigen woonwensen, wil Mitros graag een eigen plek in een goede en buurt geven, maar dat vergt slim maatwerk. Zo wordt onder andere ingezet op Gemengd Wonen, waar bij nieuwe betrokken bewoners zich nadrukkelijk inzetten voor hun bu ren en de buurt! Hard nodig omdat Mitros weet dat we elkaar nodig hebben om samen fijn te wonen in Utrecht.
Werken aan leefbaarheid
Overvecht is bij al die ontwikkelin gen een belangrijke wijk voor Mitros, die daar met 5.500 woningen veel bezit heeft. De wijk bestaat uit veel verschillende buurten met ieder zo zijn eigen aandachtspunten. Binnen het project ‘Samen voor Overvecht’ probeert Mitros met verschillende netwerkpartners om al die buurten stap voor stap steeds leefbaarder te maken. Een behoorlijke uitda ging. Zo staan er veel 10-hoogflats
in de wijk met de nodige kwetsbare huurders. Mensen wiens levensgeluk soms wordt overschaduwd door zorgen over geld, gezondheid of sociale contacten. Hierdoor kan de leefbaarheid onder druk komen te staan. Dat roept vragen op als: wel ke samenwerkingen kun je aangaan om de leefbaarheid te verbeteren? En welk type woningen wil je hier wel of juist niet hebben? Hoe zorg je dat verschillende groepen mensen met elkaar prettig in de wijk kunnen wonen?
Nieuwe buren aan de Vulcanusdreef
Eén van de locaties waar de leef baarheid lange tijd flink onder druk stond, is de Vulcanusdreef in de uiterste oosthoek van Overvecht. Hier woonden veel huurders met complexe problematiek. Sommigen lieten ongewenst gedrag zien, van criminele activiteiten tot vernieling en overlast. Mitros voerde een grondige renovatie uit maar kon de sociale problematiek als woningcorporatie niet alleen oplossen, daarom werd samen met onder andere het wijk bureau, handhaving, buurtteams en Lister GGZ, een plan opgesteld om de leefbaarheid te verbeteren. Het initiatief ‘Nieuwe Buren’ werd op gestart, waarbij voor elke vertrekkende huurder uit de Vulcanusdreef een nieuwe huurder werd geworven die een positieve bijdrage levert aan het complex en buren ondersteunt die het soms lastig hebben. Het idee daarachter: een flat waar bewoners elkaar beter kennen is een veiliger plek. De inmiddels ongeveer dertig ‘Nieuwe Buren’ organiseren allerlei activiteiten, zoals een pizzabakdag in de binnentuin, een pannenkoe kenmaaltijd of een plantjesruil. Maar ze bieden medebewoners ook hulp bij praktische problemen. Inmiddels heeft leefbaarheidsonderzoek aan getoond dat het woongenot sterk is toegenomen. gende bewoners’ van ons complex nadrukkelijk over de ouderen hier. Voor hen is veel onzeker momen teel. Jongere bewoners zijn daarom voor senioren bijvoorbeeld telefonisch bereikbaar als er vragen zijn over de coronamaatregelen of als er praktische hulp nodig is. Maar ook los van de huidige coronacri sis hebben wij al diverse projecten gestart ter verbetering van de leefbaarheid en de sociale cohesie. Zo trakteerden wij bewoners op een tompouce tijdens afgelopen Koningsdag en organiseerden wij al verschillende kleine activiteiten, vaak met financiële ondersteuning vanuit het Initiatievenfonds en met back-up vanuit Mitros. En natuurlijk heeft Mitros de flats ge renoveerd, wat ook zorgde voor een flinke verbetering van de leefbaarheid. Wij helpen bewoners waar mogelijk ook met bijvoorbeeld administratieve zaken, houden de buurt netjes en zijn doorgeefluik zodat bewoners de ondersteu ning krijgen die ze nodig hebben. Allemaal erg dankbaar ‘werk’ met zichtbaar en merkbaar resultaat! De motivering van jongeren om te kiezen voor woonvormen als deze loopt daarbij uiteen van actief wil len bijdragen aan de buurt tot het snel(ler) in aanmerking komen van een woning. Het zijn voornamelijk sociaal bevlogen mensen die zich graag ergens voor inzetten!”
Inzetten op Gemengd Wonen
Het Gemengd Wonen project op de Vulcanusdreef staat niet op zichzelf, maar wordt door Mitros op grotere schaal toegepast. Anemoon van Dijk is als manager bijzondere wooncon cepten bij Mitros verantwoordelijk voor dergelijke projecten, onder andere ook in Leidsche Rijn, waarvoor ze binnenkort ‘dragende’ bewoners gaat werven. Anemoon: “Mitros heeft de taak om steeds meer kwetsbare bewonersgroepen te huisvesten. Drie op de tien woningen gaan naar mensen uit instellingen, die vaak extra zorg en begeleiding no dig hebben. In de ontwikkeling van nieuwe woonconcepten zoeken we ook samenwerking met partijen zo als Stichting De Tussenvoorziening. Een goede begeleiding is immers van cruciaal belang. Naast ‘vragende’ be woners, die vanuit de maatschappelijke opvang komen, zoeken we heel
gericht naar ‘dragende’ bewoners. Hun wachttijd bepaalt, samen met een maatschappelijke motivatie en een gesprek, de toewijzing. GroenLinks wethouder Kees Diepeveen is een warm pleitbezorger van dergelijke woonconcepten en wij merken dat er in een jonge en sociale stad als Utrecht ook veel belangstelling voor bestaat. Dit wordt voor ons een nieuwe manier van samenwonen. ”
Toekomstige huurders van deze woonconcepten zijn vriendelijke en betrokken buren voor kwetsbare mensen in hun wooncomplex, die het soms nog lastig vinden om zelfstandig te wonen. Zij bieden graag af en toe een helpende hand of een luisterend oor. Wie daarvoor interesse heeft moet deze krant of www.woningnetregioutrecht.nl of www.mitros.nl in de gaten houden.
81-jarige Bart Bakker innoveert met 3D-printers en lasersnijders
Terwijl de modeltreinen door een Amerikaans landschap langs de wanden in de garage van de 81-jarige Bart Bakker rijden, printen een zevental 3D-printers en een lasersnijder beschermingsmiddelen uit voor de zorg. In deze schuur aan de Nobeldwarsstraat is twaalf uur per dag het zoemende geluid van machines te horen is. Hier helpt Bakker geheel belangeloos zorgmedewerkers. De Utrechter was altijd al vooruitstrevend, zo was hij in de jaren negentig een pionier op het gebied van internetbankieren bij de Rabobank. Toen er nog maar zo’n zeventig Nederlandse websites bestonden, was hij al betrokken bij een daarvan. Nu heeft hij een miniFabLab in zijn garage. Een plek waar bijna alles gemaakt kan worden wat je maar bedenkt. En nu gezichtsmaskers.
Tekst & Fotografie: Robert Oosterbroek
Utrechters die door de Nobeldwarsstraat fietsen, zullen het waarschijnlijk niet snel doorhebben, maar in een van de garages gebeurt iets bijzonders. Bakker heeft daar de afgelopen weken zeven 3D-printers en een lasersnijder voortdurend draaien. De nu 81-jarige Utrechter heeft een voorliefde voor moderne techniek, en helpt graag mensen. Het is dan ook niet zomaar een schuur in het centrum van Utrecht, het is een miniFabLab.
Bakker is onderdeel van de grote community van FabLabs en toen de coronacrisis uitbrak werd al snel besloten om de apparaten aan het werk te zetten. Hij leende een aantal extra 3D-printers, onder meer van de bibliotheek op de Neude, waarvan de opening is uitgesteld vanwege corona. Hij sloot zich aan bij het initiatief Makers4all. Bij dit project maken in het hele land 200 vrijwilligers zoals Bakker hulpmiddelen voor zorginstellingen. Bij hen staan de apparaten uren per dag te zoemen om gezichtsmaskers en clips voor mondkapjes te maken. “Zo heb ik vorige week nog 650 clips voor het Sint Antoniusziekenhuis gemaakt.” De producten worden allemaal gedoneerd. Niemand verdient er iets aan: “Het kost wat geld, maar we krijgen ook materi
aaldonaties en geeft voldoening om te doen.” Er is een speciale website gelanceerd, makers4all.eu, waar ook de kleinschalige zorg kan aangeven waar ze behoefte aan heeft en waar vrijwilligers aangeven wat ze willen maken. Zo zijn er al tienduizenden hulpmiddelen gemaakt. Iedereen in de zorg kan aanvragen.
Bakker vertelt met gepaste trots over zijn miniFabLab. In de garage, die zo’n achttien vierkante meter groot is, laat hij mooi zien hoe met samenwerken en moderne technieken veel te bewerkstelligen is. De 81-jarige Utrechter is nauw betrokken bij veel FabLabs in de Benelux en is nog dagelijks bezig met het delen van zijn kennis over de modernste technieken. “Bijna alles is hier te maken, en iedereen is welkom om dat te komen doen en samen kennis te delen. Dat is het mooie aan dit concept.”
Een FabLab is een openbare digitale werkplaats waar mensen worden uitgenodigd om zelf dingen te maken. In zulke FabLabs staan een lasersnijder, een frees, een 3D-printer, een foliesnijder en een elektronicahoek. Met deze apparaten zou bijna alles te maken zijn. Gebruikers van FabLabs vormen tegenwoordig een wereldwijde community van makers, ze delen kennis met elkaar en hebben
als doel het laagdrempelig aanbieden van werken met computergestuurde machines. De opzet is ooit bedacht door professor Neil Gershenfeld van het Massachusetts Institute of Technology. Dit deed hij
toen hij een semester het college ‘How to make (almost) anything’ gaf. De formule bleek een succes te zijn en overal ter wereld ontstonden dit soort werkplaatsen. Toen Bakker in 2007 bij de eerste FabLab van Nederland kwam, was hij direct enthousiast.
Garage
De machines in een groot FabLab kosten al gauw 80.000 euro bij elkaar, zoals bij FabLab Protospace bij de HU. Bakker wilde kijken of een FabLab ook in kleiner formaat te realiseren was. “Ik opperde het idee om miniFabLab te bouwen. Hetzelfde concept, een plek waar bijna alles te maken is, maar dan kleiner en goedkoper. Veel mensen dachten dat dit onmogelijk was omdat het concept niet goed naar voren zou komen, maar ondertussen draai ik hier al jaren de werkplaats in mijn eigen garage. Ik heb een Nederlandse FabCore lasersnijder en meerdere Ultimaker 3D-printers. Iedereen mag gebruik maken van de werkplaats. Maar je moet het zelf doen. Dat is de gedachte achter het concept.” Zo is deze ogenschijnlijk normale garage in de Nobeldwarsstraat omgetoverd tot een moderne werkplaats en het eerste miniFabLab in de wereld. Hij heeft het concept ook nog verder doorgevoerd; Bakker heeft geëxperimenteerd met een FabLab dat past op een fietsaanhanger en heeft een mobile versie gemaakt voor bibliotheekvestigingen. Als Bakker niet met zijn miniFabLab in de weer is, houdt hij zich onder meer bezig met zijn meterslange modeltreinbaan die door langs de muren van dezelfde garage loopt. Ingericht naar het Amerikaanse landschap rijden er treinen af en aan. De sport zit hem voor Bakker in het rangeren. Rondjes rijden is er
niet bij. Dat doen ze in het grootbedrijf ook niet.”
Nieuwe technieken zijn ook niet vreemd voor Bakker, hij heeft tientallen jaren gewerkt op tal van IT-functies bij de Rabobank. Hij was daar pionier op het gebied van internet, was betrokken bij een van de eerste websites van Nederland en had rond 1990 al gechat. Nu iets heel normaals, maar dat was toen uniek. “Zo had ik ook al vroeg interesse voor 3D-printers. Ik heb meegeholpen aan het bouwen van een van de eerste exemplaren in Nederland. Dat gebeurde in Utrecht bij Protospace FabLab. De machine kreeg de naam Ultimaker.” Bakker werkte samen met andere pioniers Martijn Elserman, Erik de Bruijn en Siert Wijnia aan deze 3D-printer, en het was het begin van het bedrijf Ultimaker. Bakker, die al met pensioen was, ging verder met de FabLabs. De andere drie richtten het bedrijf Ultimaker op en dat werd een succes. Tegenwoordig zijn er meer dan 125.000 Ultimaker 3D-printers en heeft het bedrijf vierhonderd mensen in dienst. Het hoofdkantoor zit aan het Stationsplein in Utrecht. Maar het begon in een FabLab in Utrecht. a