4 minute read

Verdwenen winkels

Next Article
Utrecht volgens

Utrecht volgens

VERDWENEN WINKELS IN UTRECHT

Coöperatieve kruidenier aan het Ondiep

Advertisement

Tot ver in de jaren zestig werden levensmiddelen vanachter de toonbank verkocht, deels door gruttersketens als De Gruyter en Albert Heijn, maar ook door zelfstandige kruideniers. Andere winkels werden gerund door verbruikscoöperaties: voor en door klanten, vaak met een politieke of religieuze inslag. Interessant genoeg speelden deze coöperaties een belangrijke rol bij verdere concentratie en rationalisatie en de komst van grote supermarkten.

Tekst: Arjan den Boer / Fotogra e: Het Utrechts Archief

In juli 1935 werd aan het Ondiep 67 (nu Cafetaria Huang) een kruidenierswinkel geopend. Het was een strak, modern gebouw van gele bakstenen met twee bovenwoningen. Dat het geen gewone winkel was, bleek wel uit de slanke stalen letters die voor de glas-in-loodstrook boven de etages stonden: 'Coöperatie Voorwaarts'.

Het nieuwe woonwinkelpand was ontworpen door de nog maar 21-jarige architect Anton de Ridder. Zijn eerste opdracht was geen toeval. Antons vader, de timmerman Aart de Ridder, was de voorzitter van de Algemeene Coöperatieve Productie- en Verbruiksvereeniging Voorwaarts. De kruidenierswinkel was eigendom van de leden, die ook de klanten waren.

Voorwaarts was al in 1906 opgericht als coöperatieve bakkerij door en voor Utrechtse arbeiders. In 1913 had de vereniging een nieuwe 'broodfabriek' geopend aan de Johannes de Bekastraat. In 1923 begon Voorwaarts ook een kruidenierswinkel aan de Vleutenseweg 28 en enkele jaren later aan de Kanaalstraat 203. Door eigen inkoop en productie kon de coöperatie haar leden lage prijzen bieden.

Bij het 15-jarig bestaan sprak een vertegenwoordiger van de landelijke bond waarbij Voorwaarts was aangesloten. Hij noemde verbruikscoöperaties 'een machtig wapen tegen het op uitbuiting belust kapitalisme'. De coöperatie maakte deel uit van de socialistische zuil en als er enige winst werd gemaakt, werd die uitgekeerd aan de SDAP - volgens het jaarverslag van 1935 een bedrag van 435 gulden.

UCO

In 1946 veranderde er een en ander voor de kruidenierswinkel aan het Ondiep. De letters 'Voorwaarts' verdwenen van de gevel, want de verenigingsnaam werd gewijzigd in Utrechtse Coöperatie (UCO). Inmiddels had UCO meerdere bakkerijen, kruidenierswinkels en brandstoffenhandels in stad en provincie Utrecht met moderne productiebedrijven aan de Kanaalweg.

Aan het Ondiep wisselde ook de winkelhouder, die de zaak samen met zijn echtgenote runde en erboven woonde. Cornelis Wijnberg maakte plaats voor de familie Schippers, in 1952 gevolgd door Antoon Dieckmann. Diens dochters Reina en Willie stonden ook vaak achter de toonbank. Omdat er nog geen sprake was van zelfbediening, was de toonbank het grootste element in het publieks magazijn. Soms was de winkel ook stembureau: voor de ledenraadverkiezingen van de coöperatie.

Niet alleen de socialistische zuil kende verbruikscoöperaties. In 1955 besloot UCO een samenwerking aan te gaan met de protestants-christelijke coöperatie Manna, het rooms-katholieke Praeferentia en de Coöperatie van Spoorwegpersoneel. 'Vier coöperaties met behoud van eigen principiële grondslagen' zouden voortaan als één geheel opereren. De nieuwe Beheerscoöperatie 'Utrecht', met gezamenlijk zo'n 7.500 leden in stad en regio, streefde naar rationalisatie middels een grote centrale bakkerij en plannen om 'in enkele wijken zelfbedieningszaken te stichten'.

Co-op

De landelijke bond van coöperaties, waaronder ook de productiebedrijven aan de Kanaalweg vielen, heette inmiddels Co-op Nederland. Die naam sloeg aan en tegen 1960 noemden de meeste winkels zich simpelweg Co-op. Het streven was verdere concentratie door fusies. Waren er landelijk in 1958 nog 297 kleine verenigingen aangesloten, in 1964 waren dat 79 grotere. In dat jaar adverteerden de Utrechtse winkels met de slogan 'Coop laat u delen in de welvaart'.

De zaken waren niet meer alleen toegankelijk voor leden en daarom moest het principe opnieuw worden uitgelegd. 'Als consumenten gaan samenwerken, kan er wat gebeuren!', stond in een advertentie. 'Zij gingen zelf fabrieken bouwen en winkels openen. Zij gingen zelf importeren en distribueren. En met succes!' De moderne huisvrouw werd aangesproken: 'U, mevrouw, wilt uw gezin zo goed mogelijk verzorgen. U wilt zo verstandig mogelijk uw inkopen doen.' De cooperatieve gedachte kreeg een nieuwe vorm toen Co-op met obligaties naar de beurs ging, en klanten daarvoor bij hun boodschappen konden sparen. Zelfbedieningszaken kregen ondertussen de overhand. Eind 1967 opende Co-op de zestiende supermarkt van Utrecht in Kanaleneiland. Voor sollicitanten werd een speciale avond georganiseerd in het Haagsche Koffyhuis aan het Vredenburg. Ook zocht Co-op vijftien 'ordertelefonistes' voor het nieuwe landelijke distributiecentrum aan de Europalaan (later koekfabriek Pally). In datzelfde jaar was er nog een vacature bij de winkel aan het Ondiep 67, maar dat zou de laatste zijn. Het pand was te klein om tot een echte supermarkt om te vormen. De familie Dieckmann vertrok en in de winkel kwam Sigarenmagazijn en Kantoorboekhandel Veldhuijzen.

Met Co-op als coöperatieve organisatie ging het mis in 1973, toen een faillissement inzicht en moderne bedrijfsmethoden en een tekort aan besluitvaardigheid', volgens de Telegraaf. De winkels en productiebedrijven kwamen in handen van commerciële concurrenten. Maar Co-op Zaanstreek-Kennemerland en Gelderland vielen buiten het faillissement en gingen samen verder. Later fuseerde deze organisatie met een groothandelscoöperatie.

In 2021 telde Co-op landelijk 314 supermarkten en besloot tot een fusie met winkelierscoöperatie Plus. Deze keten van 550 winkels is op papier nog een coöperatie van zelfstandig ondernemers 'en een vijftigtal consumenten', al is de vraag wat dat betekent. De naam Co-op zal verdwijnen.

This article is from: