Lêêmpleisters & verf

Page 1


Léém Pleisters & -Verf

© Tim Van de Velde

Inleiding

Deze Léém Pleisters & Verf gids is bedoeld om betrouwbare informatie te verschaffen aan de bouwprofessional (architect, ingenieur, aannemer) over het aanbrengen van Léém Pleister, Dunpleister & Verf. Als zodanig hebben wij - de auteurs van de coöperatieve BC materials - ervoor gekozen om te steunen op « de schouders van reuzen»: de kennis en richtlijnen zijn afkomstig uit naslagwerken van twee van de meest ervaren leembouwgemeenschappen: de Franse en de Duitse gemeenschap. Het Franse netwerk is opgebouwd rond het universitaire onderzoeksinstituut CRAterre, en breidt zich uit naar organisaties zoals Cycle-terre, Amaco, ENTPE, CSTB. Het Duitse netwerk is opgebouwd rond het Dachverband Lehmbau, met experts zoals Dr.-Ing Horst Schröder, Dr.-Ing Christof Ziegert, en nationale regelgeving zoals DIN-normen en het EPD-kader.

Deze Léém Pleisters & Verf gids is dus een compilatie van de meest recente onderzoekspublicaties, technische goedkeuringen en normen in Duitsland en Frankrijk, aangevuld met specifiek extra onderzoek en ervaring door BC materials en Buildwise met betrekking tot de context in de Benelux. We hebben geprobeerd zoveel mogelijk aan te geven uit welke referentie we bepaalde specifieke informatie hebben gehaald, door de referentie te vermelden in de zijkolom in de tekst, en door de volledige bibliografie toe te voegen in hoofdstuk 6. We zijn specifieker in wie we bedanken voor welke bijdrage in ons dankwoord aan het einde van deze gids.

We hopen duidelijk te hebben gemaakt hoe deze gids tot stand is gekomen vanuit de Europese gedachte om leembouwexpertise te delen. We hopen dat deze Léém Pleisters & Verf Gids u zal helpen en zo de leembouwsector in de Benelux verder zal doen groeien.

Bouwdetails

1. Léém Pleisters & Verf voor binnenoppervlakken

1.1 Wat zijn Léém Pleisters &

Verf ?

Léém Pleisters & Verf kunnen worden gebruikt als binnenpleister voor muren en plafonds. De techniek van het gebruik van ongebakken aarde in pleister of verf is een wijdverspreide vernaculaire techniek. In de Benelux werd leempleister, voornamelijk gemaakt van lokale «leem», traditioneel gebruikt als binnenafwerking, terwijl aan de buitenkant kalk werd gebruikt om het weerbestendiger te maken.

Léém Pleisters & Verf kunnen worden aangebracht op de meeste typische oppervlakken, niet alleen op die van aarden bouwmaterialen.

Léém Pleisters & Verf zijn natuurlijke mengsels van klei, leem, zand en eventueel vezels. Ze zorgen voor een gezonde, ademende afwerking van binnenmuren en plafonds. Léém Pleisters & Verf kan gedefinieerd worden als natuurlijk omdat het een minimale bewerking heeft ondergaan en geen synthetische ingrediënten bevat. Ze worden gemaakt van niet-verontreinigde, ongestoorde grond van stedelijke locaties.

Léém Pleisters & Verf is een kant-en-klaar materiaal. Er hoeft alleen water aan toegevoegd in een mengproces ter plaatse, vervolgens kan het direct worden gebruikt. De pleister wordt in een viskeuze toestand aangebracht met behulp van een vlotter, troffel, kwast of door projectie. Er kan een grote verscheidenheid aan texturen en visuele aspecten worden bereikt, afhankelijk van de gekozen kleur, granulometrie en afwerkingstechniek.

Duurzaam

Léém Pleisters & Verf behoren tot de meest duurzame afwerkingen die verkrijgbaar zijn. Het is recycleerbaar, herbruikbaar en bevat geen giftige ingrediënten, noch VOC’s (schadelijke chemicaliën die vrijkomen tijdens en na het aanbrengen) of synthetische stoffen. Léém Pleisters & Verf zijn gezond voor de planeet, het binnenklimaat en zijn bewoners. Meer informatie over de circulaire aspecten van producten op basis van leem is te vinden in de Algemene Léém Gids.

Performant

Léém Pleisters & Verf zijn niet alleen 100% natuurlijk, ze zijn ook zeer performant. Ze reguleren op natuurlijke wijze de relatieve vochtigheid, laten gebouwen ademen en absorberen giftige stoffen en geuren. Dikkere pleisterlagen van 1 cm of meer maken optimaal gebruik van de sorptie-eigenschappen van de leempleister en helpen het binnenklimaat te verbeteren door de luchtvochtigheid te reguleren. Ze helpen ook om de temperatuur passief te regelen, absorberen geluid en kunnen gemakkelijk worden gerepareerd.

Repareerbaar

De wateroplosbare omkeerbaarheid van de bindende eigenschappen betekent dat het op een later tijdstip kan worden verwijderd zonder het onderliggende oppervlak te beschadigen. Omdat er geen chemisch bindingsproces is, kan de verwijderde leempleister opnieuw worden bevochtigd. Dit proces van aanbrengen-verwijderenheraanbrengen kan eindeloos worden herhaald zonder enig kwaliteitsverlies, waardoor het een echt circulair materiaal is.

© Tijs Vervecken

1.2 Het productieproces van Léém Pleisters & Verf

1.2.1

Secundaire en primaire grondstoffen

Léém Pleisters & Verf worden vervaardigd met overvloedige grondstoffen die beschikbaar zijn in de regio Brussel en België.

Secundaire grondstoffen zoals uitgegraven aarde en/of minerale afvalstromen zijn afkomstig van bouwwerven en tijdelijke opslagplaatsen. Deze grondstoffen zijn vrij van vervuiling volgens de wettelijk vereiste drempels van OVAM Vlaanderen en Brussel Leefmilieu, en zelfs extra vervuilingsindicatoren van BC Materials. In totaal worden meer dan 40 parameters gecontroleerd. Dit garandeert dat de grondstoffen van Léém vrij zijn van PCB, PFC, asbest, lood, zware metalen, vlamvertragers, ftalaten en isocyanaten.

Voor sommige producten worden gedolven primaire grondstoffen zoals specifieke klei en zand toegevoegd in de minimaal noodzakelijke hoeveelheden.

Quartair

1. Oppervlakkige formaties

2. Hellings silten

3. Alluviale kleien

4. Alluviale zanden en grinden

5. Alluviaal silt

Tertiair

6. Asschian (kleien en zanden)

7. Lediaan (zanden en zandstenen)

8. Brusseliaan (ontkalkte zanden, kalkstenen en zandstenen)

9. Ypresiaan (kleierig zanden en kleien)

10. Landenien (zanden, silten en kleien)

geologische doorsnede van Brusselse

Over het algemeen wordt een mengsel van 3 soorten grondstoffen gebruikt: klei, leem en zand. In Léém Pleister wordt geen pigment of additieven toegevoegd. Optioneel kunnen strovezels toegevoegd worden. In de Léém Dunpleister en Leemverf wordt cellulose toegevoegd. Op de technische fiches van de respectieve producten staat meer gedetailleerde informatie over de samenstelling. Hier introduceren we de 3 soorten grondstoffen en de 2 additieven.

Brusselse aarde als grondstof

Noord
Zuid Oost

Leem

Leem is een kleierige-silterige aarde die vaak wordt aangetroffen bij opgravingen in Brussel of Vlaanderen. De rol ervan is het product te binden en samen te houden. De lokale leem heeft een bruine kleur.

Klei

We gebruiken ook klei uit groeves. Deze toegevoegde klei verbetert de bindende eigenschappen van onze Léém Pleisters & Verf en beïnvloedt de kleur van het uiteindelijke mengsel.

Zand

Brusseliaanzand is afkomstig van een recyclagecentrum in de Brusselse regio en heeft een korrelgrootte van 0-1 mm.

Z’n rol is om een korrelig skelet te voorzien en de pleister tijdens het drogen te stabiliseren om scheuren te beperken.

In Léém Pleister & Dunleempleister gebruiken we ook rivierzand om nog meer structuur en stevigheid te geven.

Fijn stro

Optioneel bieden we fijn gehakseld tarwestro aan. Tarwestengels die in open velden zijn gedroogd, worden geplet en gehakseld om een vezel te verkrijgen die in de mix kan worden opgenomen. De lengte van de vezel varieert tussen 1 en 15 mm. De rol van het gehakselde stro kan zijn om het mengsel lichter te maken en om de pleister beter bestand te maken tegen mechanische spanningen.

(Methyl)Cellulose

Methylcellulose wordt gebruikt als additief voor Léém Verf. Het verbetert de hechting van de kleiverf op verschillende oppervlakken en bevordert een goede dekking en duurzaamheid. Het is een gemodificeerde vorm van cellulose die oplosbaar is in water en dient als bindmiddel, verdikkingsmiddel en kleefstof.

Methylcellulose wordt beschouwd als een relatief milieuvriendelijk bindmiddel, omdat het afkomstig is van hernieuwbare plantaardige bronnen en biologisch afbreekbaar is.

Deze grondstoffen worden door BC materials gezeefd, geplet en/of in de zon gedroogd, vervolgens gemengd volgens vastgelegde recepten en ten slotte in zakken verpakt, klaar voor gebruik op de bouwplaats.

strovezels als mogelijke toevoeging aan (Dun) Leempleister van Léém

mengsel van grondstoffen tot een uitgebalanceerd mengsel van Léém Pleisters & Verf

Lokale aarde wordt gezeefd : een ‘afvalstroom’ wordt gehervaloriseerd

1.2.2 Verpakking

Léém Pleister is verkrijgbaar in zakken van 25 kg, mini-bigbags van 500 kg of bigbags van 1000 kg. Bigbags worden geleverd op geconsigneerde Europalets.

Léém Dunpleister is verkrijgbaar in zakken van 25kg

Léém Verf is verkrijgbaar in zakken van 5 kg en 25 kg.

Alle Léém Pleisters & Verf zijn voorzien van een etiket met daarop het product, de productiedatum en de kleur. Deze zakken zijn klaar voor gebruik op de bouwplaats. Tot gebruik moeten ze droog worden opgeslagen en vervoerd.

Als er een additief (zoals stro) nodig is, wordt dit ingemengd in het product en klaar geleverd.

Léém Pleister in bigbags van 1000 kg

Léém Dunpleister in zakken van 25kg

1.3 Waarom 3 pleisters en 4 kleuren ?

1.3.1 Waar komen de 4 kleuren vandaan ?

Het aanbod van 4 kleuren creëert esthetische mogelijkheden voor pleisters, dunpleisters en verven gemaakt van uitgegraven aarde van Belgische bouwwerven. De 4 kleuren zijn afgeleid van de natuurlijke kleien (en silten) die in het mengsel worden gebruikt. Er worden geen pigmenten toegevoegd: de kleuren representeren de natuurlijke aardetinten die in de regio beschikbaar zijn. Het Brusseliaanzand zorgt voor een crèmekleur, de leem voor een bruine kleur en de witte, grijze en rode klei voegen hun respectievelijke kleurtint toe. Op de technische fiches die je kunt downloaden op de website www.leem.works kan je de samenstelling per producttype en -kleur zien.

Bruin
Grijs
Rood
Crème

1.3.2 Welke pleister is geschikt voor welke toepassing?

De Léém Pleisters & Verf zijn verkrijgbaar in drie soorten: Léém Pleister, Léém Dunpleister en Léém Verf.

Het verschil tussen de drie soorten is de granulometrie, en gelinkt daaraan het type toepassing. Léém Pleister heeft de grootste korrelgrootte en is daarom geschikt voor de dikste lagen, Léém Dunpleister wordt gebruikt als dunne afwerkpleister, Léém Verf wordt gebruikt als een dunne laag aangebracht met een borstel.

a. Léém Pleister

Deze heeft een korrelgrootte van 0-2mm (DIN18947), met minder dan 3,5% deeltjes tussen 2mm en 4mm en minder dan 0,5% tussen 4 en 6mm. Het is een universele pleister, meestal gebruikt als basislaag, maar ook geschikt als afwerklaag met een structuur van grovere partikels. Door de granulometrie is een minimale laagdikte van 6 mm vereist. Deze basislaag heeft een gemiddelde hoeveelheid bindmiddel (klei) om voldoende hechting mogelijk te maken en toch niet te gevoelig te zijn voor scheurvorming.

b. Léém Dunpleister

Deze is geschikt voor dunnere of fijnere afwerklagen en heeft een fijne korrelgrootte van 0-1 mm. Léém Dunpleister wordt aangebracht als een dunne laag bovenop Léém Pleister. Deze toplaag is bedoeld als afwerking en vertoont minimale scheurvorming wanneer hij gelijkmatig en met een maximale dikte van 3 mm wordt aangebracht. Voor een goede binding en slijtvastheid wordt naast klei, silt en zand een cellulose bindmiddel gebruikt. Als de ondergrond zeer gelijkmatig is, kan Léém Dunpleister ook worden gebruikt als onderpleister voor een extra dunne laag Léém Dunpleister of Léém Verf.

c. Léém Verf

Door z’n gelijkaardige oppervlaktekwaliteiten als pleister kan de Léém Verf worden beschouwd als een pleister aangebracht met een kwast, in een dikte tot 1mm. Léém Verf is verkrijgbaar in dezelfde kleuren als Léém Pleister of Léém Dunpleister. Voor een goede binding en slijtvastheid wordt naast klei, silt en zand een cellulosebindmiddel gebruikt. Qua textuur is het vergelijkbaar aan een kalei.

Léém Pleister
Léém Verf

1.4 Normenkader en kwaliteitsgarantie

[1] Institut allemand de normalisation.

[2] Règles Professionels pour la mise en œuvre des enduits sur supports composés de terre crue

[3] e.V., Dachverband Lehm. Lehmbauregeln 2009. Wiesbaden

[4] Buildwise (CSTC).

Er zijn momenteel geen Europese geharmoniseerde normen (EN) voor leempleisters, leemdunpleister of leemverven. Er zijn echter normen voor leempleisters in Duitsland en Frankrijk (DIN18947 [1] en ‘Règles Professionels pour la mise en oeuvre Enduit d’argile’[2]). Een normatief document voor leemdunpleisters en leemverven is gepubliceerd door de Duitse sectororganisatie Dachverband Lehmbau (DVL TM 06)[3]. BC Materials verklaart de prestaties van Léém Pleister, Léém Dunpleister en Léém Verf volgens deze Duitse en Franse normen.

In België heeft Buildwise een technische nota gepubliceerd over binnenpleisters op basis van de bindmiddelen cement, kalk, gips en klei, met ontwerp- en uitvoeringsprincipes voor de aannemer (NIT/TV 284:) [4] . Deze technische nota is van toepassing op Léém Pleister & Léém Dunpleister.

Kwaliteitscontrole van Léém Pleisters & Verf wordt uitgevoerd volgens DIN18947 en DVL TM 06.

Deze normen en het bijbehorende gestandaardiseerde kwaliteitscontroleprotocol bieden de zekerheid en de verzekerbaarheid van bouwen met Léém Pleisters & Verf voor al je projecten.

© Adrian Deweerd

2. Eigenschappen van Léém (Dun)pleister & Verf

© Tim Van de Velde

2.1 Designatie van Léém Pleister

Voor de volledige fysische eigenschappen van Léém Pleister verwijzen we naar de technische fiches die kunnen worden gedownload op de website www.leem.works. In dit gedeelte presenteren we het algemene classificatiesysteem voor pleisters zoals voorgesteld door de Duitse norm DIN18947. Deze algemene classificatie op basis van fysische eigenschappen resulteert in één tekstregel: de designatie.

Hieronder staat de designatie voor Léém Pleister (productcode EB-CP) volgens DIN 18947 :

Lehmputzmörtel (LPM) — DIN 18947 —0/2 (f) — S II — 1,8

Producttype: volgens DIN18947 is de volgende afkorting van toepassing op Leempleister - LPM = Lehmputzmörtel = Leempleistermortel

De norm waarnaar wordt verwezen: DIN 18947.

Korrelgrootte groep: Voor de korrelgrootte groep 0/2mm is tussen 85 en 99% van de korrels in de mortel 2mm of kleiner, terwijl tussen 95% en 100% 4mm of kleiner is. De overmaatse korrel, in dit geval 4 mm, moet kleiner zijn dan de gespecificeerde minimale laagdikte en moet voldoen aan de limieten in DIN18947. (Léém Pleister heeft minder dan 3,5% overmaatse korrels van 2mm-4mm, en minder dan 0,5% overmaatse korrels van 4mm-6mm. Dit betekent dat er enkele uitzonderlijke korrels kunnen voorkomen tot 6 mm korrelgrootte, wat de minimale aanbrengdikte is).

Vezelversterkt/mineraal : Voor leempleistermortel met vezels geldt aanvullend : «f» = vezelversterkt. Voor zuiver minerale leemmortel geldt: «m» = mineraal.

Sterkteklasse: dit geeft een indicatie van de sterkte van de pleister. De Duitse norm combineert minimumwaarden voor druksterkte, buigsterkte, hechtsterkte en abrasie. De waarden voor Léém Pleister liggen boven de minimumwaarden die nodig zijn voor sterkteklasse II, dewelke de sterkste klasse is.

Dichtheidsklasse : Leempleistermortels worden onderverdeeld in dichtheidsklassen volgens de tabel in DIN18947 (5.5.2).

Leempleistermortel in dichtheidsklassen 0,9 tot 1,2 kan worden aangeduid als lichte leempleistermortel.

Leempleistermortel in dichtheidsklasse 1,8 (zoals de pleisters van Léém) heeft een ruwe dichtheid tussen 1610 en 1800 kg/m3.

2.2 Fysische eigenschappen van Léém (Dun)pleister & Verf

De volgende secties geven wat extra informatie over een aantal fysische eigenschappen zoals die te vinden zijn op de technische fiches van Léém Pleister, Léém Dunpleister en Léém Verf.

2.2.1 Vochtigheid

[4] ] Buildwise (CSTC).

[2] Règles Professionels pour la mise en œuvre des enduits sur supports composés de terre crue

a. Waterbestendigheid

Léém Pleisters & Verf zijn niet waterbestendig en mogen daarom niet worden gebruikt in zones waar veelvuldig en direct contact met water mogelijk is, zoals spatranden rond wastafels, douchevlakken, enz. (Wel kunnen specifieke spatzones uitgevoerd in Léém (Dun)pleister of Verf water-resistent gemaakt worden door het aanbrengen van een fixeerlaag gebaseerd op waterglas of caseïne zoals beschikbaar in het Léém gamma.

b. Vochtigheidsregeling

Léém Pleisters & Verf hebben een uitstekende vochtbufferwaarde, wat vooral tot uiting komt bij het aanbrengen van een dikkere laag materiaal. De hygroscopische en waterdampdiffusie-eigenschappen van leempleisters kunnen een buffereffect creëren voor mogelijke schommelingen in de relatieve vochtigheid van het binnenmilieu. Om dit effect te kwantificeren zijn enkele testmethoden ontwikkeld, zoals de Deense Nordtest. De grafiek toont de vochtbufferwaarden (MBV) van minerale pleisters op basis van de beschikbare gegevens (WTCB-testresultaten en naslagwerken). Deze tonen duidelijk de goede tot uitstekende regulerende eigenschappen van leempleisters. [4]

vochtbufferwaarde van leempleister (2)

2.3 Mechanische weerstand

De mechanische weerstand van Léém (Dun)pleister wordt bepaald door de parameters drukweerstand, hechtkracht, slijtvastheid en slagvastheid. Over het algemeen geven deze waarden een goede indicatie voor het gebruik als binnenpleister ter vervanging van kalk- en gipspleisters.

De eerste drie factoren worden aangegeven in de sterkteklasse, gedefinieerd door DIN18947, de slagvastheid wordt gedefinieerd door EN520, de Europese norm voor slagvastheid van gipsplaten. De slagvastheid van Léém Pleister en Léém Dunpleister ligt in een vergelijkbaar bereik als gipsplaat.

De mechanische weerstand voor Léém Verf wordt uitsluitend bepaald door de parameter slijtvastheid.

2.4 Luchtdichtheid

[4] Buildwise (CSTC)

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

Luchtdichtheid kan worden verzekerd door het gebruik van Léém Pleister met een minimale dikte van 10 mm, zoals geadviseerd door Buildwise in NIT 284, en dit garandeert de luchtdichtheid van Léém metselwerk muurvlakken en hoeken [4] Echter, volgens de publicatie Earth Building Practice [5]p, 89), kan leempleister als luchtdicht worden beschouwd van zodra deze ononderbroken is en geen scheuren vertoont, met uitzondering van zeer fijne haarscheurtjes kleiner of gelijk aan 0,2 mm.

2.5 Akoestische eigenschappen

2.5.1

Akoestische absorptie

[6] American Clay: Technical information. American Clay.

Léém (Dun)pleisters zijn microporeus en kunnen worden afgewerkt met een ruwe textuur. Deze twee factoren zorgen voor een goede akoestische absorptie die tot 4 keer beter is dan gipspleister (NRC-waarde vermeld in [6]). Hoe ruwer een leempleister wordt afgewerkt, hoe beter de absorptiecapaciteit. Een wand die ruw wordt afgewerkt zal dus meer absorberen dan een gepolierde wand.

2.5.2 Akoestische isolatie

Vanaf 3cm Léém Pleister zal de geluidsoverdracht aanzienlijk afnemen en zal de akoestische isolatie dus toenemen met de dikte van de pleister. Leempleister is een massamateriaal, bij een dikte van 10 mm voeg je een gewicht van 17 kg toe voor elke vierkante meter muur. Hoe meer massa je toevoegt, hoe minder geluid er door gaat .

De luchtdichtheid van Léém Pleister voorkomt ook akoestische lekken in de akoestische wandopbouw, waardoor de akoestische prestaties van de wand toenemen.

2.6 Brandgedrag

2.6.1

Brandreactie

Leempleister zonder vezelachtige additieven zijn geclassificeerd als het equivalent van onbrandbaar, klasse A1 volgens NBN EN 13501-1:2019. Léém Pleisters & Verf worden geleverd zonder vezels en zijn daarom een onbrandbaar bouwmateriaal.

Als aardmengsels organische additieven bevatten, worden ze nog steeds als onbrandbaar geclassificeerd als het aandeel homogeen verdeelde organische materialen niet meer dan 1% van de massa of het volume (de grootste waarde is van toepassing) bedraagt, volgens DIN18947.

Léém (Dun)pleister kan optioneel worden geleverd met extra strovezels. Deze bedragen <1% van de totale massa, en daarom wordt Léém Pleister met vezels nog steeds beschouwd als onbrandbaar (A1).

[5] (p.90)

2.6.2

Brandwerendheid

Het gehalte aan gekristalliseerd water in een bouwmateriaal is relevant voor de brandweerstand. Léém Pleisters & Verf bevatten een vergelijkbare hoeveelheid gekristalliseerd water als gips. Bovendien valt de structuur bij blootstelling aan vuur niet uiteen, maar wordt deze juist harder door de vorming van keramische structuren. De mechanische hechting van het pleister aan het onderliggende oppervlak wordt echter beïnvloed door het brandgedrag: bij de vorming van keramische structuren kan de krimpbeweging ervoor zorgen dat de pleister loskomt van de ondergrond. Er kan op dit probleem worden geanticipeerd en de mechanische hechting kan worden verzekerd door bijvoorbeeld een latwerk te gebruiken. (zie sectie 4.4.3)

[5] (p.90)

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

3. Ontwerprichtlijnen

3.1 Toepassingsgebied

Léém (Dun)pleister en Léém Verf zijn ideaal om binnenruimtes af te werken.

Als eerste stap kunnen muren en plafonds bedekt worden met Léém Pleister om onregelmatige oppervlakken vlak te maken. Als latere afwerking zorgen de Léém Dunpleister en Léém Verf (en zelfs Léém Pleister) voor een unieke esthetiek met een diepte en textuur die je niet terugvindt in conventionele muurafwerkingen. Met deze esthetische kwaliteit kunnen ze worden gebruikt om een aantrekkelijke binnenafwerking te creëren, uniform op alle muren of als accent op een welbepaalde muur. De textuur en kleur kunnen variëren afhankelijk van de gewenste sfeer. In uitzonderlijke gevallen kan het gebruikt worden voor buiten, op voorwaarde dat het goed beschermd is tegen regen, sneeuw en hagel.

3.1.1 Toepassing in natte ruimtes

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building

Léém Pleisters & Verf worden gebruikt in woonkamers en soortgelijke interieurs. Het is belangrijk om rekening te houden met hun gevoeligheid voor vocht. Léém Pleisters en Verf zijn over het algemeen geschikt voor tijdelijk natte ruimtes, zoals keukens en badkamers. Voor natte ruimtes die voortdurend onderhevig zijn aan hoge vochtigheidsniveaus, zoals zwembaden of industriële keukens, zijn Léém Pleisters niet geschikt. In dergelijke gevallen moeten oppervlakken gemakkelijk te reinigen zijn.

Léém Pleisters & Verf kunnen in kelders worden gebruikt op voorwaarde dat de muren droog zijn.

Léém Pleisters & Verf kan over het algemeen alleen gebruikt worden op oppervlakken die beschermd zijn tegen weersinvloeden. Daarom raden we het gebruik buitenshuis af. Wanneer het echter beschermd is tegen direct contact met water (geen contact met slagregen of spatwater), is het mogelijk om Léém Pleisters buiten te gebruiken.

[5]

Léém Pleister wordt over het algemeen binnen toegepast

Bewaar een afstand van 5 cm tussen de vloer en de Léém Pleister.

3.1.2. Bescherming tegen spatwater

Op een spatwand achter een gootsteen of kookplaat moeten onbeschermde Léém Pleisters & Verf worden vermeden. Het verdient de voorkeur om zo te ontwerpen dat op deze zones een geschikter materiaal wordt aangebracht, dat waterdicht is of gemakkelijk kan worden afgewassen.

In lokale gevallen kan een bescherming worden aangebracht op Léém Pleisters & Verf, zoals een universeel fixeerproduct (fixeermiddelen op basis van waterglas of caseïne verkrijgbaar in het Léém gamma) of een was. Het wordt aangeraden om een dergelijke bescherming slechts plaatselijk te gebruiken, omdat het hygroscopische gedrag van het materiaal wordt belemmerd. Een ander nadeel van een dergelijke fixatie is dat het oppervlak niet zo gemakkelijk opnieuw bewerkt of gerepareerd kan

3.1.3. Bescherming tegen kuiswater

Om te voorkomen dat Léém Pleisters & Verf water opzuigen, moet er voldoende afstand worden gehouden tussen de vloerbedekking en de onderrand van de pleister of verf in ruimtes waar met veel water wordt gekuist. Dit kan worden gedaan door een typische uitvoering van muurplinten.

Léém Pleister Rood met fixatief tegen spatwater

3.2 Technische toegevoegde waarde in een ontwerp

Aangebracht op de juiste plaatsen en met de juiste dikte, kan Léém Pleister een technische meerwaarde bieden bovenop zijn esthetische waarde. Men kan zorgen voor:

— vochtregulering, bijvoorbeeld in een badkamer. Een grote hoeveelheid Léém Pleister kan de luchtvochtigheid bufferen tijdens een douche.

— temperatuurregulering, bijvoorbeeld in een lichtgewicht houtbouw. Door het toevoegen van massa blijft de temperatuur stabieler door het principe van thermische inertie.

— een verminderde akoestische transmissie, bijvoorbeeld tussen twee slaapkamers. — een luchtdichte laag, bijvoorbeeld aan de binnenkant van een buitenmuur.

Léém (Dun)pleister en Verf zijn ‘ademende’ materialen, wat betekent dat ze een lage waterdampdiffusieweerstand hebben (zie Algemene Gids van Léém, sectie 2.2.3) en dus dampopen zijn. Als algemene ontwerprichtlijn wordt geadviseerd om te combineren met andere bouwmaterialen die ook «ademend», dampopen zijn. Waar mogelijk, moet worden vermeden om een dampscherm (zoals een cementpleister of bepaalde primers) aan te brengen. Specifieke gevallen van hoge vochtigheden die worden tegengehouden door dampschermen kunnen aanzienlijke schade veroorzaken aan constructies en de menselijke gezondheid door de ontwikkeling van schimmels en bacteriën. Hoge vochtniveaus beïnvloeden ook de (energetische) prestaties van gebouwen. Om dit tegen te gaan, helpen dampopen materialen overtollig vocht weg te transporteren uit het binnenklimaat, waardoor de gezondheid van de constructie op lange termijn wordt gegarandeerd. Het gebruik van materialen die water absorberen en afgeven als damp (bekend als hygroscopiciteit) en als vloeistof (bekend als capillariteit) is belangrijk bij het bouwen van een «ademend» huis.

Léém Pleister is niet alleen dampopen, maar kan ook de luchtvochtigheid reguleren door water als gas te absorberen en weer af te geven. Op die manier helpt het om de luchtvochtigheid binnenshuis te stabiliseren, oppervlaktecondensatie te verminderen en andere bouwelementen droog te houden (zoals hout). De voordelen van deze eigenschappen voor vochtbeheersing en ventilatie in gebouwen zijn aanzienlijk.

Léém Dunpleister Rood in een keuken (bovenaan). Op de spatwand is een crèmekleurige Léém Dunpleister aangebracht met een toegevoegde waterdichte caseïnelaag (verkrijgbaar in het Léém gamma).
[7] Urbane eco, sustainable building solutions

3.3 Typische opbouw voor Léém Pleisters & Verf

Om Léém Pleister aan te brengen, moet de ondergrond (of «drager») schoon, droog en stofvrij zijn. Deze moet ook structureel stabiel zijn en het aangebrachte gewicht kunnen dragen. Bestaand of nieuw metselwerk is een goede ondergrond, en kan meestal direct gebruikt worden als ondergrond voor Léém Pleister. Ook andere ondergronden zoals gips(vezel)- of leemplaten, bestaand pleisterwerk, enz. kunnen als drager worden gebruikt. Kijk naar sectie 4.4 en 5 voor gedetailleerde informatie hierover. Soms wordt een hechtlaag of primer aangebracht om de ondergrond klaar te maken.

Een typische muuropbouw met Léém Pleister is opgebouwd uit twee lagen.

de basislaag corrigeert en homogeniseert het te bepleisteren oppervlak. Deze basislaag blijft niet zichtbaar, maar is bedoeld om één of meer afwerklagen op aan te brengen. In de basislaag kunnen ook technische installaties worden verwerkt, zoals kabels, leidingen of verwarmingsbuizen. De basislaag kan tussen 6 en 15 mm dik zijn (zie sectie 4.6.1)

De toplaag wordt aangebracht over de eerder gedroogde basislaag met Léém Pleister of Dunpleister. Het creëert één homogene afwerking en bepaalt de uiteindelijke kleur en textuur van de muur of het plafond. De toplaag kan 3 of 6 mm dik zijn, afhankelijk of er Léém Pleister of Dunpleister wordt gebruikt. (zie sectie 4.6.2)

Een oppervlaktebehandeling wordt optioneel aangebracht. Als bijvoorbeeld een andere kleur gewenst is, kan Léém Verf worden gebruikt; als een beschermd oppervlak gewenst is, kan een fixeermiddel worden aangebracht.

1: Hechtlaag of aanbrandlaag (optioneel, afhankelijk van de ondergrond)

2: Basislaag (Léém Pleister)

3: Léém Vlasnetwapening (optioneel, afhankelijk van de ondergrond)

4: Toplaag (Léém Pleister of Dunpleister)

5: Oppervlaktebehandeling (optioneel, bijv. Léém Verf)

1: Adhesion coat (o�onal, depending on the substrate)

algemeen schema van een typische opbouw

2: Base layer (Léém clay plaster)

3: Reinforcement fabric (op�onal, depending on the substrate)

4: Finishing layer (Léém clay plaster or Léém clay finish)

5: Surface treatment (op�onal, e.g. Léém clay paint)

1: Couche d’adhésion (o�onnelle, fonc�on du support)

2: Enduit de corps (Léém enduit d’argile)

3: Trame marouflée (o�onnelle, fonc�on du support)

4: Enduit de fini�on (Léém enduit d’argile ou Léém enduit d’argile fin)

5: Traitement de surface (op�onnel, p.ex. Léém peinture à l’argile)

4. Uitvoeringsrichtlijnen

4.1 Inleiding tot uitvoering

In dit hoofdstuk geven we richtlijnen voor de uitvoering van Léém (Dun)pleister (sectie 4.2 t/m 4.7) en voor Léém Verf (sectie 4.8).

We zullen het hebben over de voorbereiding van de werf, ondergrond en mengsel, het aanbrengen van het mengsel en het onderhoud.

Om de (Dun)Leempleister en Leemverf van Léém met succes aan te brengen en optimale resultaten te bereiken, lijken de vereiste vaardigheden en gereedschappen sterk op de vaardigheden en gereedschappen die nodig zijn voor het werken met andere soorten pleister- of verfsystemen. Als een vakman al bekend is met het aanbrengen van gips- of kalkpleister, beschikt hij over een basis van technieken die zeer goed toepasbaar zijn bij het werken met Léém (Dun)pleister. Hetzelfde geldt voor professionele schilders met Léém Leemverf. Het is echter belangrijk op te merken dat er specifieke aandacht moet worden besteed aan twee belangrijke aspecten: de droogtijden en de afwerkingstechniek.

Als het gaat om droogtijden, is het essentieel om de unieke eigenschappen van Léém Pleister en Léém Dunpleister te begrijpen. In tegenstelling tot gipspleister heeft leempleister de neiging geleidelijker te drogen en kan het beïnvloed worden door factoren zoals vochtigheid en temperatuur. Daarom moeten ambachtslieden bereid zijn om hun gewoontes en verwachtingen ivm. droogtijden aan te passen om ervoor te zorgen dat de pleister goed uithardt en het gewenste afwerkingsresultaat bereikt.

Daarnaast verdient de afwerkingstechniek speciale aandacht. Hoewel de basisprincipes voor het aanbrengen veel overeenkomsten heeft met die voor gipsen kalkpleisterwerk, kan het bereiken van het gewenste esthetische en functionele resultaat met Léém (Dun)pleister kleine aanpassingen vereisen. De textuur en het uiteindelijke uitzicht kunnen verschillen van gipspleister, dus vakmensen moeten hun afwerkingstechnieken oefenen en verfijnen om een harmonieus en consistent resultaat te bereiken.

Een opmerkelijk voordeel van Léém (Dun)pleister is de populariteit onder doehet-zelvers, vanwege het vergevingsgezinde en herstelbare karakter. Nadat het is opgedroogd, blijft het pleisterwerk bewerkbaar als het opnieuw wordt bevochtigd, waardoor aanpassingen mogelijk zijn. Deze eigenschap biedt een niveau van flexibiliteit en gemak dat doe-het-zelvers als zeer voordelig ervaren, omdat het hen in staat stelt om het gewenste resultaat te bereiken door te experimenteren en fijn af te stellen, ook na het eerste aanbrengen van het pleisterwerk.

4.2 Principe van lagenopbouw

` Pleisteren met Léém gebeurt in lagen. De keuze van een geschikt pleistersysteem hangt af van de te bepleisteren ondergrond en de gewenste afwerking. Andere specifieke factoren die een rol spelen zijn de mate van thermische fluctuatie of de noodzaak om een Léém Vlasnetwapening te gebruiken. Het pleistersysteem beïnvloedt de keuze van korrelgrootte en omgekeerd. De regels zijn vergelijkbaar met die van minerale pleisters zoals bijvoorbeeld kalkpleister. Als regel geldt dat pleisters voor de toplaag niet stijver mogen zijn dan pleisters voor de basislaag, anders zullen zelfs kleine vervormingen of thermische spanningen in de basislaag leiden tot barsten of afschilferen van het oppervlak.

Léém Pleister is grofkorrelig (bevat deeltjes tot 4 mm en minder dan 0,5% tussen 4-6 mm) en is geschikt voor dikkere lagen van ongeveer 6-15 mm, in sommige gevallen zelfs tot 30 mm (bij toevoeging van vezels).

Léém Dunpleister is fijnkorrelig (deeltjes tot 1 mm) en is geschikt voor lagen tot 3 mm.

Leempleisters met één laag vereisen een voldoende vlakke ondergrond met gelijkmatige absorptie-eigenschappen. Oppervlakken die niet gelijkmatig absorberen, zorgen ervoor dat het pleisterwerk ongelijkmatig droogt, wat meestal duidelijk wordt wanneer het oppervlak wordt bewerkt.

Een compromis tussen pleistersystemen met één of meerdere lagen is werken met een dunne voorbereidende egalisatielaag. Deze kan worden gebruikt om onregelmatigheden in het oppervlak uit te vlakken en de ondergrond gelijkmatiger te maken.

Oppervlakken van hoge kwaliteit worden het best gerealiseerd met een pleistersysteem met meerdere lagen. Een basislaag van Léém Pleister dient meestal als een uitstekende basis voor verdere Léém lagen.

[5] (p. 59)

4.3 Voorbereiding en werfomstandigheden

Qua klimaatomstandigheden wordt een minimumtemperatuur van 5°C geadviseerd. Er wordt afgeraden om te pleisteren als er een verwacht risico op vorst is tijdens de droogperiode. Boven de 30°C, bij droge wind of in de volle zon is het aan te raden om de pleisterlaag lichtjes te bevochtigen door te besproeien met water in de dagen na het aanbrengen, of vochtige kleren ervoor te hangen zonder de muur aan te raken, of eender welke maatregel om te voorkomen dat de pleisterlaag te snel uitdroogt.

De zakken pleister van Léém moeten uit de buurt van regen en vocht worden bewaard. Grote zakken kunnen buiten worden opgeslagen onder een zeil en van de grond worden getild met een pallet. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan de pleister voor onbepaalde tijd worden opgeslagen.

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

4.4 Principes voor geschikte ondergronden

4.4.1

Geschikte ondergronden

Zoals voor alle verven en pleisters geldt, moet de ondergrond voor Léém (Dun) pleister stevig, ruw, voldoende absorberend en droog zijn. Losse delen moeten worden verwijderd of gestabiliseerd. De ondergrond moet vrij zijn van meerlaagse verflagen en mag niet vervuild zijn met oliën en zouten (die zich voornamelijk ophopen in muuraanzetten waar vocht binnendringt). Afhankelijk van de gewenste uniformiteit van het afgewerkte oppervlak, moet de ondergrond voldoende glad en vlak zijn. Voor pleistertoepassingen op plafonds zijn de vereiste mechanische eigenschappen van de ondergrond groter dan die van de wanden. Geschikte ondergronden voor Léém (Dun)pleister:

— bestaande en voldoende stabiele pleisters van klei, kalk, gips en cement

— metselwerk, deze heeft een goede textuur en goede absorptie (zie sectie 5.1)

— beton (zie sectie 5.2)

— stenen muur (zie sectie 5.3)

— monithische leembouwwand (zie sectie 5.2)

— gipsplaten (zie sectie 5.5)

— leembouwplaten (zie sectie 5.6)

— houtachtige panelen, bekleed met rietmat of ander latwerk (zie sectie 5.7)

— strobalen (zie sectie 5.8)

— houtskeletbouw, bekleed met rietmat of ander latwerk(zie sectie 5.9)

Voorbeelden van Léém Pleister op geschikte ondergronden: Léém Perssteen, hennepbetonblok en gipsvezelplaat (Fermacell)

4.4.2 Voorbereiding van de ondergrond

De vereiste sterkte van de ondergrond voor Léém Pleister is niet groter dan voor andere pleisters. Omdat leempleisters een relatief zachte en flexibele laag vormen, kunnen ze ook op zeer zachte minerale ondergronden worden aangebracht. Losse of schilferige steen- of pleisterresten moeten worden verwijderd. Los betekent dat ze zonder veel moeite met de hand kunnen worden verwijderd. Zandige bestanddelen moeten worden afgeborsteld; als oude pleisters zanderig zijn, moeten ze mogelijk worden gestabiliseerd. Verflagen kunnen alleen op de ondergrond blijven zitten als ze absoluut stabiel zijn. Als de ondergrond uit platen bestaat, moeten deze voldoende vlak zijn en geschrankt geplaatst zijn. Ze mogen niet meegeven onder druk: drukken met de duim geeft voldoende indicatie van stabiliteit.

Voldoende oppervlakteruwheid of textuur is een relatief belangrijk criterium omdat leempleister mechanisch hecht. Dikke toepassingen en toepassingen die onderhevig zijn aan specifieke belastingen, bijvoorbeeld met ingebouwde wandverwarming, hechten beter op ondergronden met ruwere oppervlakken. De manier van aanbrengen kan ook een doorslaggevend effect hebben: een voorbereidende hechtlaag met een vrij vloeibare leempleister kan de hechting verbeteren.

Voor een goede hechting van de pleister is voldoende absorptievermogen - d.w.z. een goede zuigkracht - eveneens belangrijk. Een gebrek aan absorptievermogen van het oppervlak kan in beperkte mate worden gecompenseerd met oppervlakteruwheid en omgekeerd. Daarom worden korrelige en sterk hechtende primers gebruikt om sommige oppervlakken met een lage zuigkracht voor te bereiden op pleisterwerk.

Alleen voldoende droge ondergronden zijn absorberend. Als de poriën gevuld zijn met water zal het oppervlak geen vocht meer absorberen. Daarom mogen oppervlakken bij het voorbevochtigen niet worden verzadigd met water, maar eerder worden ze bevochtigd met een fijne nevel. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan muren die langdurig aan regen zijn blootgesteld en waarvan de poriën gedeeltelijk of volledig verzadigd zijn met water. In de meeste gevallen is een visuele beoordeling voldoende om vast te stellen of eerdere natte leembouwconstructies (aangestampte aarde, lichte aarde) droog genoeg zijn om overheen te pleisteren, maar bij twijfel kan het vochtgehalte nauwkeuriger worden vastgesteld door een proefmonster in de oven te drogen en het relatieve gewicht ervoor en erna te vergelijken. Naast de eerder genoemde mechanische aspecten kunnen natte ondergronden het drogen van leempleisters aanzienlijk belemmeren en mogelijk tot schade leiden.

Ondergronden die niet absorberend maar wel ruw genoeg zijn, zoals isolatieplaten van houtwol of rietmatten, mogen niet nat worden gemaakt omdat het water dan als een scheidingslaag werkt.

Oppervlakken die niet ruw of niet absorberend zijn, kunnen leiden tot meer scheurvorming in de leempleister. In dergelijke gevallen betekent het gebrek aan hechting aan de ondergrond dat het ondergrondoppervlak niet helpt om krimp van het pleisterwerk tegen te gaan. Waar de pleister anders veel kleine onbeduidende krimpscheurtjes vormt, resulteert krimp hier in minder maar grotere scheuren.

De eis dat ondergronden vrij moeten zijn van verontreinigingen (bijvoorbeeld bekistingsolie) en stof is niet anders dan bij het gebruik van andere pleistermortels. Ondergronden met teer-, nicotine- of roetvlekken, bijvoorbeeld rond schoorsteenmantels, moeten worden vervangen of ingeperkt met de gebruikelijke primers, anders komen ze door het pleisterwerk heen.

Bijzondere aandacht moet worden besteed aan mogelijke zoutverontreiniging in de ondergrond. Hier is het vermelden waard dat de vochtabsorberende eigenschappen van leempleisters soms worden verward met de eigenschappen van speciale restauratiepleisters. Oplosbare zouten die met vocht in metselwerk worden getransporteerd, beschadigen de mortel door in volume uit te zetten wanneer ze kristalliseren. Restauratiepleisters zijn zo ontworpen dat ze een grove poriënstructuur hebben die voldoende ruimte biedt voor zoutkristallen om uit te zetten. Ze zijn hydrofoob en hebben een stijve, cementgebaseerde minerale bindmatrix. Leempleisters, zoals kalk- en gipspleisters, hebben deze eigenschappen niet. Hun poriënstructuur is niet zo open en het bindende effect van de kleimineralen is relatief zwak. Om die redenen worden leempleisters zelfs gebruikt als «opofferingspleister» om een muur te ontzouten: nadat ze oplosbare zouten hebben opgenomen, kunnen ze gemakkelijk worden verwijderd.

Zoutvervuiling is vaak niet zichtbaar met het blote oog en bij twijfel moet er een analyse worden uitgevoerd. Veel voorkomende situaties zijn oude bakstenen muren die direct op vochtige grond staan. Léém (Dun)pleister is echter wel geschikt als toplaag voor restauratiepleisters vanwege hun hoge dampdoorlatendheid.

[5] (pp. 43-45)

1. op een vaste ondergrond kan de pleister rechtstreeks op een gereinigde en bevochtigde muur worden aangebracht

2. op panelen of een niet-homogene ondergrond wordt meestal een pleisterlatwerk aanbevolen

3. op een vlakke ondergrond is een structuurprimer nodig

Illustratie van de belangrijkste stappen om een substraat voor te bereiden.

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.
[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

[9] Sustainable Building with Earth.

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

[5] Earth Building Practice: Planning -

4.4.3 Latwerk

Latwerksystemen bieden een grotendeels onafhankelijke ondergrondstructuur voor het bepleisteren van ondergronden met weinig eigen oppervlaktehechting, bijvoorbeeld OSB platen. Ze moeten duurzaam en voldoende vaak worden bevestigd, zodat ze niet of nauwelijks verend zijn. In de regel moeten voldoende breedmazige producten worden gebruikt, passend bij de geplande korrelgrootte van de pleister. Alleen dan kan de pleistermortel door het gaas dringen en voor een goed contact met de ondergrond zorgen. Het is absoluut noodzakelijk dat het latwerk geen holtes achter de pleisterlaag veroorzaakt.

Rietmatten zijn de meest gebruikte latwerksystemen in leembouw. Het moet niet worden voorbevochtigd voor het pleisteren en het pleisterwerk moet in twee lagen worden aangebracht. Het wordt aanbevolen om Léém Vlasnetwapening over het hele oppervlak van de basislaag aan te brengen.

Rietmatten kunnen worden gebruikt om bouwelementen van hout of houtachtige en te bedekken, of als verloren bekisting voor bijvoorbeeld kalkhennepmengelingen. De individuele rietstengels worden aan beide uiteinden samengebonden met een 1 mm dikke binddraad van gegalvaniseerd of inox (om te voorkomen dat roestvlekken door het leempleister komen). Dit houdt het riet op zijn plaats, zodat het kan worden opgerold als een mat. Dergelijke rietmatten zijn vaak verkrijgbaar in ecologische bouwhandel. Ze moeten niet worden verward met die welke in tuinhandel worden verkocht, omdat deze vaak niet aan de vereiste eisen voldoen.

Een rietplaat of rietpaneel dient tegelijk als pleisterdrager en thermische isolatie. Standaard hebben ze een dikte van 20 of 50 mm en zijn ze 2m × 1m. De panelen hebben binddraden doorheen het riet met een tussenafstand van telkens ongeveer 20 cm, die om de 5 cm worden geniet.

Andere latwerksystemen zoals baksteengaas of metalen latwerk kunnen ook worden gebruikt om de hechting van de leempleister op de ondergrond te verbeteren.

Tot slot moeten latwerksystemen niet worden verward met een wapeningsnet. Deze dienen om voegen tussen platen te overbruggen of om spanningen te weerstaan die optreden in het bovenste derde deel van de pleisterdikte. (zie sectie 4.6.5)

[9], [8] p49

Rieten mat geniet op OSB panelen bij project Karper, Brussel

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

4.4.4 Hechtlagen (primers)

Hechtlagen worden gebruikt om oppervlakken voor te bereiden voor het aanbrengen van leempleisters:

— om onregelmatige zuigende eigenschappen te egaliseren — om onderliggende oppervlakken te beschermen tegen het absorberen van overtollig vocht — om een betere hechting van de pleister aan het oppervlak te creëren — als ze grof zijn gemaakt, om de ruwheid van het oppervlak te verbeteren, zodat de leempleister zich mechanisch beter aan het oppervlak kan hechten.

Primers voor leempleister zijn bij voorkeur waterdampdoorlatend. Als dit niet het geval is, gaat de potentiële hygroscopische functie van de onderliggende muur verloren.

Door de speciale eigenschappen van de kleigebonden bouwmaterialen van Léém zijn hechtlagen meestal niet nodig. Om de verwerkingstijd te verlengen, is hetover het algemeen voldoende - behalve in speciale gevallen - om het oppervlak matig voor te bevochtigen. Voor leembouwoppervlakken verbetert dit de hechting tussen de pleister en de ondergrond. Léém biedt een hechtlaag aan op basis van sodiumsilicaat die getextureerd, waterdampdoorlatend is en neutraal geurt. Als alternatief kunnen silicaatverven worden aangepast door grof zand toe te voegen om een zelfgemaakte primer te maken.

[5] p. 49

Een bestaande gladde gipsondergrond voorbereid met een hechtlaag zodat Léém Pleister zich goed kan hechten aan de muur

[9] Sustainable Building with Earth.

4.4.5 Overzicht van ondergronden en hun voorbereiding

In deze tabel vindt u een overzicht van de ondergronden met de belangrijkste aspecten voor het voorbereiden van de ondergronden voordat u Léém Pleister aanbrengt. [9]

Voorbereiding

Ondergrond

Metselwerk

Léém Stenen (gevormd of geperst)

Leemstenen (geëxtrudeerd)

Baksteen

Klinkers baksteen

Kalkzandsteen

Natuursteen

Monolitische leemwand

Stampleem

Lichtleem / Vakwerkstructuur

Stroleem

Bestaande pleister

Leempleister

Kalk of gipspleister

Constructie panelen

Gips(vezel)platen

Leemplaten

Houtwolplaten / rietmatten

Hout-composiet panelen

Vezels

Stro

Kalkhennep

Hechtprimer (al dan niet met structuur)

Aanbrandlaag (gobetis of barbotine) Latwerk Voorbevochtiging

4.5 Léém (Dun)pleister mengen

De Léém (Dun)pleisters zijn verkrijgbaar als droog of aardevochtig product. We raden aan om loten met dezelfde productiedata te gebruiken om mogelijke kleurverschillen te voorkomen.

Het moet met water worden gemengd tot een gladde, homogene pasta wordt verkregen die aangenaam is om mee te werken. Voor Léém Pleisters moet 20%25% water worden toegevoegd. Een machinaal aangebracht mengsel is over het algemeen natter dan een handmatig aangebracht mengsel. De mengtijd bedraagt 6 tot 15 minuten.

Mengen kan met alle soorten mortelmengers, inclusief een mixer die geïntegreerd is in een pleistermachine. Voor kleine hoeveelheden zijn een verfmenger, een opzetstuk voor mixen op een boormachine of handmatig mengen (troffel) mogelijk.

Voor een homogener, smeuïger mengsel met optimale prestaties laat je het mengsel best minstens een half uur rusten, om vervolgens te hermengen.

Voorbereiding van Léém Pleister

4.5.1 Gebruiksduur van verse pleistermortel

Pleister zonder plantenvezels

Eenmaal gemengd, heeft de verse pleistermortel geen uithardingstijd omdat deze niet hydraulisch uithardt, zoals daarentegen wel het geval is bij cement, gips of kalk. Zodra het mengsel te droog wordt, kun je het gewoon opnieuw bevochtigen om verder te werken. Eenmaal droog kan de pleister opnieuw worden gehydrateerd en hergebruikt. Er moet echter rekening worden gehouden met het corrosieve effect van water op machines en werktuigen.

Pleister met strovezels

Na enkele dagen rusten in verse pleistermortel kunnen de strovezels beginnen te bederven zonder de technische kwaliteiten van de pleister aan te tasten. Een verandering van kleur of geur is echter mogelijk. Dit fenomeen wordt versneld door een verhoging van de omgevingstemperatuur.

[8]

Leempleister met een grote hoeveelheid strovezels

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

4.6 Léém (Dun)pleister aanbrengen

Léém (Dun)pleister kan worden uitgesmeerd, gegooid, of gespoten. Dikke pleisters hechten beter wanneer ze worden gegooid of gespoten dan wanneer ze worden uitgesmeerd. Alle Léém Pleisters kunnen worden aangebracht met een mortelspuitmachine voor een efficiënt aanbrengproces. Het viskeuze pleistermengsel wordt door een schroef- of pistonpomp in slangen gepompt en met perslucht door een spuitapplicator gestuwd. Pleisterwerk dat met een spuitmachine wordt aangebracht, hecht beter dan pleisterwerk dat met de hand wordt aangebracht. Voorbeelden van machines die kleipleister kunnen projecteren zijn G4, G5, MP25, S28, P13, S5 & S30,...

Léém (Dun)pleister kan echter ook zonder problemen worden uitgesmeerd, vooral voor kleinere ruimtes, doe-het-zelf projecten.

In tegenstelling tot andere pleisters kunnen Léém (Dun)pleisters ‘s nachts of in het weekend in de slangen en machines blijven zitten omdat ze oplosbaar zijn in water en niet uitharden. Schone overtollige pleistermix hoeft niet te worden weggegooid, maar kan opnieuw worden verwerkt voor later gebruik. Hoewel leempleisters oplosbaar zijn in water, is het nog steeds nodig om andere bouwelementen en werktuigen te beschermen tegen vuil. Vooral poreuze oppervlakken, zoals lichtgekleurd hout, zijn gevoelig voor vlekken als klei van de pleister in hun poriën kan trekken.

[5] (p. 61)

Stelling voor het handmatig aanbrengen van Léém Pleister

Handgereedschap voor uitvoering

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

Leempleister aangebracht met een spuitmachine op rietmatten, strobalen en metselwerk

Leempleister handmatig aangebracht met een spaan
Leempleister aangebracht met een spuitmachine

4.6.1 De basislaag aanbrengen

De basislaag is een laag die het te bepleisteren oppervlak corrigeert en homogeniseert. Ze blijft niet zichtbaar, maar is bedoeld om één of meer afwerklagen op aan te brengen. In de basislaag kunnen ook technische installaties worden verwerkt, zoals kabels, leidingen of verwarmingsbuizen.

Dikte:

Van 6 tot 15 mm, en met vezels tot 30 mm, grotere diktes zijn mogelijk door het pleisterwerk in meerdere lagen aan te brengen.

Installatie:

1. Bereid de ondergrond voor en maak absorberende ondergronden vochtig.

2. Breng het pleisterwerk manueel aan met een troffel of spaan, of spuit machinaal over het gehele oppervlak tot de gewenste dikte is bereikt.

3. Het oppervlak wordt geëgaliseerd met een rij of spackmes van een grootte die geschikt is voor het te behandelen oppervlak, om een voldoende vlak oppervlak te verkrijgen.

4. Als de pleisterlaag gebruikt moet worden als basis voor een tweede laag Léém Pleister, textureer deze dan met een getande (plak)spaan om de hechting te verbeteren. Als de pleisterlaag wordt gebruikt als basis voor een laag Léém Dunpleister, laat deze dan ruw, zonder glad te strijken of te textureren.

Léém Pleister Bruin als basislaag in ruwe structuur, met Léém Pleister Rood als toplaag

Er wordt conventioneel metsel- of pleistergereedschap gebruikt. Als hoek- of andere profielen worden gebruikt, moeten deze vooraf worden bevestigd.

Als het te bepleisteren oppervlak erg onregelmatig is, kunnen holtes en scheuren worden opgevuld met pleistermateriaal bij het voorbereiden van de ondergrond. Wanneer deze zones lichtjes gedroogd zijn, kan de basislaag in Léém Pleister over het hele oppervlak worden aangebracht. Waar te diepe uitsparingen grote diktes pleister vereisen om ze op te vullen, is het beter om de uitsparingen in te metselen.

De basislaag in Léém Pleister moet volledig droog zijn voordat je een Léém (Dun) pleister als afwerking aanbrengt. Léém (Dun)pleister hardt niet uit zoals cement, maar wordt hard als het aan de lucht droogt. Het is daarom noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het water in de verse pleister ter plaatse verdampt. Temperaturen boven 10°C en een goede luchtcirculatie zijn aanbevolen.

Zodra het pleisterwerk droog is, worden fijne barstjes van enkele millimeters breed getolereerd. Léém (Dun)pleister moet echter perfect hechten aan de ondergrond en de scheurtjes mogen er niet voor zorgen dat deze in stukken loslaat. De scheurtjes bewegen niet als je er met de duim hard op drukt.

Droogtijd:

Een week per 10 mm dikte onder normale omstandigheden (+20°C en 60% relatieve luchtvochtigheid). Deze tijd kan variëren afhankelijk van ventilatie en temperatuur.

Als de temperatuur te laag is of de ventilatie slecht, is het mogelijk om een kunstmatige droogmethode te gebruiken, zoals bouwdrogers. Deze oplossing wordt vooral aanbevolen voor Léém Pleister die organische vezels bevatten, om schimmelvorming te voorkomen. [8]

Egalisatie van het oppervlak van Léém Pleister met een

vlakspaan
[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

4.6.2 De toplaag aanbrengen

De toplaag kan worden aangebracht met Léém Pleister of Léém Dunpleister.

De toplaag wordt aangebracht over de eerder gedroogde basislaag. Zo worden eventuele scheuren in de basislaag bedekt, kan de uiteindelijke kleur en textuur van de muur worden bepaald door deze zichtbare toplaag.

Dikte:

van 3 tot 6 mm, afhankelijk van of Léém Pleister (6mm) of Léém Dunpleister wordt gebruikt.

Toepassing

1. Bevochtig de basislaag.

2. Breng Léém (Dun)pleister aan op het volledige oppervlak met behulp van conventioneel pleister- of metselgereedschap (handmatig met een troffel of spaan, of machinaal in een dunne laag tot de gewenste dikte is bereikt).

3. Het oppervlak wordt geëgaliseerd met een vlakspaan die de juiste afmetingen heeft voor het te behandelen oppervlak.

4. Wanneer het pleisterwerk begint «aan te trekken», wordt het bewerkt met een spaan of sponsspaan of eventueel een polierspaan om de gewenste textuur te verkrijgen.

5. Verzorg de voegen tussen Léém (Dun)pleister en hout aarde/hout, tussen muur/ plafond en tussen muur/muur.

Droogtijd:

24 tot 48 uur met de juiste ventilatie en temperatuur.

[8]

Verschillende stappen van pleister aanbrengen

4.6.3 Hoektypes

Speciale zorg moet worden besteed aan de afwerking van hoeken om een goede mechanische weerstand en het gewenste esthetische effect te garanderen.

Buitenhoeken:

Uitgaande hoeken zijn kwetsbaar. Het verdient de voorkeur om ze af te ronden. Anders moeten ze worden verstevigd met roestvrije profielen. (Zie hieronder).

Rechte hoeken:

Om een perfect rechte hoek te krijgen, kun je -een L-vormig metalen of kunststof profiel integreren. Léém (Dun)pleister komt er dan tegenaan. Bij het leggen van de basislaag moet je rekening houden met de dikte van de toplaag.

-maak een rechte hoek met kalkpleistermortel (verhouding: 1 deel luchtkalk op 2 delen zand en 3 delen pleister) in aansluiting op Léém (Dun)pleister. Houd rekening met mogelijke kleurverschillen.

Afgeronde hoeken:

— Voor een afgeronde hoek met een lichte kromming gebruik je een hoektruweel (verticale beweging).

-Voor een meer uitgesproken kromming gebruik je een pleisterspaan (horizontale beweging).

-Voor steilere of afgeknotte hoeken kunnen sjablonen worden gebruikt. Het is aan te raden om een afschuining op de muur te maken, anders is er een te grote pleisterdikte nodig.

Verzonken hoeken:

-Recht: gebruik een normale plakspaan om de ene wand na de andere glad te strijken.

-Afgerond: gebruik een hoektruweel met een meer of minder uitgesproken ronding of een sjabloon zoals een PVC buis.

[8]

Plastiek profiel voor afgeronde buiten
Hoektruweel voor buitenhoeken
[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction. Mai 2021.

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

4.6.4 Krimpscheuren in basislagen

De basislaag van Léém Pleister moet goed hechten en een voldoende stabiele basis vormen voor volgende pleisterlagen. Als gevolg van de dikte die meestal wordt aangebracht, heeft deze basislaag een grotere neiging tot scheurvorming dan in de toplaag. Kleinere krimpscheuren zijn geen probleem voor de hechting van volgende pleisterlagen. Grote krimpscheuren kunnen er echter toe leiden dat de basislaagpleister zijn gedeeltelijke mechanische hechting aan de ondergrond verliest, waardoor hij loskomt in zones dewelke aan de randen iets omhoog komen.

De mate van hechting kan handmatig worden getest door met de duim druk uit te oefenen op de rand van de scheur. Losse deeltjes moeten worden verwijderd en de scheuren moeten worden gedicht met Léém Pleister voordat er verder wordt gepleisterd. Dit vermijdt dat grote krimpscheuren in de basislaag doorkomen als scheuren in de toplaag.

Redenen voor overmatige krimpscheuren zijn onder andere:

— te dikke lagen

— mortels bereid met te veel water

— zanderige, weinig zuigende of zeer gladde substraten — te snelle droging en/of lage zuigkracht van het substraat — substraten met zeer hoge zuigkracht

Voordat het oppervlak verder wordt bepleisterd, moet de basislaag zover drogen dat er geen verdere vorming optreedt. Scheurvorming in de basislaag nadat deze is bepleisterd, leidt tot scheurvorming in de toplaag.

[5] (pp. 59-60)

Krimpscheuren in basislaag

4.6.5 Wapeningsnet : Léém Vlaswapening

In tegenstelling tot pleisterlatten helpt wapeningsweefsel zoals Léém Vlasnetwapening de pleister niet om zich aan de ondergrond te hechten. Het is bedoeld om weerstand te bieden aan trekspanningen binnen het pleisteroppervlak. Léém Vlasnetwapening beperkt scheurvorming tot een aanvaardbaar niveau, ook al is het niet mogelijk om alle soorten scheuren te vermijden (met name scheurvorming door stabiliteit,...).

De beslissing om al dan niet de Léém Vlasnetwapening te gebruiken in combinatie met Léém Pleister volgt dezelfde criteria als andere pleisters. Typische gevallen zijn onder andere:

— onregelmatige ondergronden die zich verschillend gedragen over hun oppervlak (bijvoorbeeld: materiaalovergangen, holle dozen voor rolluiken, betonnen lateien en ringbalken)

— zachte ondergronden (bijvoorbeeld: lichtleem, isolatieplaten van houtvezel, rietmatten, strobalen)

— oppervlakken die onderhevig zijn aan stootbelasting en trillingen (bijvoorbeeld: de onderkant van houten plafondbalken).

— Schuifspanningen aan de hoeken rondom raam- en deuropeningen

Echter, Léém Vlasnetwapening is niet geschikt is om ernstigere bewegingen te weerstaan, zoals zettingen in het gebouw of vervormingen in het structurele geraamte van het gebouw. In oude gebouwen moet zorgvuldig overwogen worden of het de moeite waard is om de Léém Vlasnetywapening in het pleisterwerk te verwerken. In extreme gevallen kan de aanwezigheid van het wapeningsnet betekenen dat de schade een heel oppervlak betreft, terwijl er zonder wapeningsweefsel kleinere scheuren zouden kunnen zijn ontstaan.

Wapeningsnet ingebed in de basislaag, ter hoogte van de linteel

[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

Net als bij andere pleistersystemen moet de Léém vlaswapening op 2/3 van de pleisterdikte van de pleisterbasis worden aangebracht, dus net onder het oppervlak. Bij pleisters met twee lagen wordt de Léém Vlasnetwapening ingebed in het oppervlak van de basislaag.

De Léém Vlasnetwapening wordt direct op de natte pleisterlaag gelegd en voorzichtig ingewerkt met een (houten) spaan. Het net moet vlak en strak liggen en vrij zijn van vouwen. Het aanbrengen van het net op droge ondergronden is niet aan te raden omdat er dan onvoldoende natte pleister doorheen kan dringen; het net wordt dan een scheidingslaag die de hechting tussen de basis- en toplaag belemmert.

Stroken Léém Vlasnetwapening moeten elkaar minstens 10 cm overlappen wanneer ze over het hele oppervlak worden aangebracht. De overlapping moet zorgvuldig gebeuren om te vermijden dat deze als scheidingslaag werkt. Het net moet nog eens 25 cm doorlopen tot voorbij het te versterken gebied.

[5] (p.61)

een wapeningsnet van vlas zoals aangeboden door Léém

4.6.6

Afwerkingstechnieken voor Léém (Dun)pleister

a. Oppervlakte-uiterlijk

Het uiterlijk van het oppervlak van de pleister hangt af van de droogtegraad op het moment van de afwerking en het gebruikte gereedschap.

Hier volgt een overzicht van verschillende afwerkingstechnieken, het moment en het resulterende effect. In België is sponzen momenteel de meest gebruikte afwerkingstechniek die een homogeen oppervlak oplevert.

• Spons

Gereedschap: een spons of sponsspaan

Moment van uitvoering: vroeg, als het pleisterwerk nog zacht is of laat, als het pleisterwerk is uitgehard en droogt

Resultaat: homogeen oppervlak, steentjes en vezels steken uit

• Algemeen polieren

Gereedschap: polierspaan

Moment van uitvoering: Kort na het aanbrengen, als de pleister nog zacht is Resultaat: veegstructuur

• Fijn polieren

Gereedschap: metalen of plastieken Japanse troffel Moment van uitvoering: extra polieractie na algemeen polieren. Men kan blijven gladmaken, soms dmv. extra bevochtigen

Resultaat: Zeer glad en glanzend oppervlak

• Vlotten

Gereedschap: vlotterplank van hout of kunststof Moment van uitvoering: na het egaliseren

Resultaat: een goed verdicht oppervlak. met ruwe vlotter: fijne wrijfsporen met gladde vlotter: homogeen oppervlak

• Borstelen

Gereedschap: grote kwast

Moment van uitvoering: Kort na het aanbrengen, als het gips nog zacht is Resultaat: geribbelde structuur [8]

Verfijnde afwerking met een kunststof flexibele truweel maakt het mogelijk om een gepolierd glad oppervlak te bereiken

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

Léém Dunpleister wordt gesponst met een sponsspaan

Met een flexibele plastic truweel kun je een gepolierd glad oppervlak bereiken.

Het gebruik van een houtvlotter resulteert in een goed verdicht oppervlak

Uitgesproken textuur van een vlotter van ruw hout

Leempleister met een grote hoeveelheid extra strovezels

Eindresultaat van een glad gepolierde Dunleempleister van Léém

Natuurlijk zand aanwezig in de Léém Pleister wordt zichtbaar als gevolg van overmatig sponzen

Sponsen resulteert in een homogeen oppervlak. Bij Léém Pleister, afhankelijk van het moment en de intensiteit van het sponzen kunnen ook steentjes beter zichtbaar worden.

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

b. Finale borstelpassage, verwijderen van losse zandkorrels

Léém Pleister heeft de grootste korrelgrootte. Vooral bij het sponzen, maar ook bij het polieren of vlotten, bevat het oppervlak van leempleister na volledige droging nog losse zanddeeltjes. Een laatste stap is dus om het hele oppervlak van de muur schoon te vegen met een borstel om de losse zanddeeltjes eruit te halen en daarna af te vegen met een licht vochtige spons om de laatste kleinere losse deeltjes eraf te halen.

Als er lichte barsten ontstaan tijdens het drogen van het product, maak dan een vrij groot gedeelte van het te bewerken oppervlak opnieuw nat en strijk deze glad met een spons.

Omdat Léém Pleister niet het additief cellulose bevat (zie sectie 1.2.1), kan er een lichte stofvorming op een vinger ontstaan nadat deze over het oppervlak is gewreven. Dit is normaal. Als dit voorkomen moet worden, kan de fixerende oppervlaktebehandeling (zie sectie 4.6.7) het stof fixeren zodat het geen effect heeft na het wrijven over het oppervlak.

[8]

Léém Dunpleister gesponst in het kantoorgebouw van de orde van architecten, Brussel

Léém Pleister opzettelijk zeer ruw aangebracht en afgewerkt. Bar van de Ancienne Belgique, Brussel

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

4.6.7 Oppervlaktebehandelingen

Léém Pleistersystemen hoeven geen oppervlaktebehandeling. In veeleisende situaties is het echter mogelijk om er een aan te brengen, op voorwaarde dat deze dampopen is.

Verven

Verschillende soorten verf kunnen op Léém (Dun)pleister aangebracht worden. De gebruikte verven moeten in elk geval dampopen zijn. Typische voorbeelden zijn kleiverven, kalkwitkalk, silicaat-, caseïne- en celluloselijmverven. Léém Verf is uitzonderlijk geschikt. (zie sectie 4.8)

Fixatieven

Als extra stevigheid gewenst is, kunnen fixatieven worden gebruikt om normaal stofvorming van Léém Pleister te voorkomen of om de oppervlaktesterkte (slijt- en slagvastheid) van Léém (Dun)pleister en Leemverf te verhogen. Fixeermiddelen op basis van cellulose en caseïne zijn dampopen, worden veel gebruikt en zijn verkrijgbaar in het Léém gamma.

Fixatieven kunnen enigszins zichtbaar zijn. Daarom is het aan te raden om een nietzichtbare zone uit te proberen om de visuele impact te voorspellen.

Spatwaterbestendige laag

Als er een beperkte spatwaterbestendigheid nodig is, kunnen zowel producten op basis van waterglas (sodiumsilicaat) of van caseïne plaatselijk worden aangebracht, zoals verkrijgbaar in het Léém gamma. Waterglascoatings zijn niet dampopen. Spatbestendige coatings kunnen enigszins zichtbaar zijn. Daarom is het aan te raden om een niet-zichtbare zone uit te proberen om de visuele impact te voorspellen.

Kalk afwerklaag

Fijne kalkpleister van 3-5 mm dik (bijvoorbeeld Marokkaanse tadelakt, Japanse glanspleister).

Tegelen

Tegels op Léém Pleister worden niet aanbevolen in ruimtes met een zeer hoge vochtigheid, zoals doucheruimtes. Tegels kunnen worden gebruikt als beschermlaag op kleine oppervlakken (bijv. werkbladen), bij tegelkachels en voor decoratieve effecten. Gebruik de gebruikelijke primerlaag voordat je ze op de Léém Pleister lijmt met Léém lijmmortel.

[8]

Een Léém Verf is aangebracht bovenop Leempleister, gipsvezelplaat en bestaande muurverf om de textuur en kleur van de ruimte te uniformiseren

4.7 Léém (Dun)pleister onderhouden

Léém (Dun)Pleisters & Verf kunnen een aanzienlijke leeftijd bereiken. In Japan, waar het gebruik van kalk relatief ongebruikelijk was, houden leempleisters reeds eeuwenlang stand.

Net als bij andere binnenafwerkingen wordt verwacht dat Léém (Dun)Pleisters tientallen jaren meegaan zonder dat er noemenswaardig onderhoud nodig is. Blootliggende pleisteroppervlakken moeten voorzichtig worden behandeld, waarbij beschadiging van het oppervlak waar mogelijk moet worden vermeden. Als je foto’s of andere voorwerpen aan de muur hangt, moet je de gaten zorgvuldig voorboren zonder hamerslagen te gebruiken.

Door de wateroplosbaarheid van Léém (Dun)pleister, en in beperktere mate Léém Verf, zijn reparaties over het algemeen eenvoudig uit te voeren. Het is veel eenvoudiger om onbehandelde oppervlakken te repareren dan oppervlakken die behandeld zijn met een coating.

Het is raadzaam om voldoende materiaal opzij te leggen voor latere reparaties tijdens de uitvoeringsperiode, aangezien de kleur in toekomstige partijen licht kan variëren. Op gladde oppervlakken worden alleen de beschadigde delen van het oppervlak hersteld met een plamuurmes.

Voor ruwe oppervlakken worden de bewerkte delen van een muur na het aanbrengen van een pleisterlaag met brede bewegingen afgesponsd. Dezelfde techniek kan worden gebruikt om de kleur van een volledig oppervlak op te frissen, nadat het oppervlak zachtjes is voorbevochtigd. Bij het sponzen wordt slechts een kleine hoeveelheid water gebruikt en het sponsoppervlak en alle andere gereedschappen moeten zeer proper worden gehouden.

[5]

Herstelproces van een litteken in de gips van Léém
[5] Earth Building Practice: PlanningDesign - Building.

4.8 Léém Verf

Léém Verf kan naar keuze bovenop een Léém Pleister worden aangebracht, of op elke andere ondergrond die werd vermeld als ondergrond in sectie 4.4.1. Maar meestal wordt het gebruikt als een tijd- en materiaalbesparende afwerkingstechniek op oppervlakken die al gehomogeniseerd zijn.

Ondergrond

Om de ondergrond voor te bereiden, kunnen de stappen beschreven in sectie 4.4 gevolgd worden. De ondergrond moet stevig, ruw, voldoende absorberend en droog zijn en vrij van stof en verontreinigingen. Als een oppervlak niet absorberend is, kan het nodig zijn om een primer aan te brengen.

Mengen

Léém kleiverf wordt geleverd als een fijn droog mengsel. We raden aan om loten met dezelfde productiedata te gebruiken om mogelijke kleurverschillen te voorkomen. Net als voor Léém (Dun)pleister moet het droge mengsel gemengd worden met water tot je een glad, homogeen mengsel krijgt die prettig is om mee te werken. Meestal moet 40-60% water worden toegevoegd, afhankelijk van de ondergrond en de toepassingstechniek. Gebruik een verfmenger, een opzetstuk op een boormachine of een truweel met de hand. Voor een homogener, romiger mengsel met optimale prestaties kun je het mengsel het beste enkele minuten laten rusten en opnieuw mengen alvorens aan te brengen.

Toepassing

Léém Verf heeft een licht gestructureerd uiterlijk door de kleine korreltjes in het mengsel. Het moet in één of twee lagen worden aangebracht, wanneer de basislaag goed is opgedroogd.

Meestal wordt het aangebracht met een grote kwast, net als een kalei. Gebruik een gekruiste borsteltechniek als je een terugkerend patroon wilt vermijden.

Oppervlak

Léém Verf is niet waterbestendig. Plaatselijk, bijvoorbeeld in de buurt van een raamopening, kan een fixerende of spatbestendige coating worden aangebracht. (zie sectie 4.6.6)

Léém Verf verandert van kleur tijdens het drogen. Links de vers aangebrachte verf, rechts het droge resultaat.

Léém Verf wordt geleverd als een fijn droog mengsel van klei en lokale minerale materialen

De Léém Verf is aangebracht met grove penseelstreken, waardoor een gestructureerd resultaat ontstaat.

Aanbrengen van Léém Verf met een brede kwast

Een Léém Verf Crème aangebracht om een kamer in een warme en zachte tint af te werken

5. Bouwdetails

5.1 Léém (Dun)pleister op metselwerk

[9] Sustainable Building with Earth. [8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

Ondergrond:

Léém Perssteen, Léém Vormsteen, bakstenen, kalkzandstenen, snelbouwstenen, gipsblokken, betonblokken zijn typisch geschikt om met Léém Pleister te worden bepleisterd.

Voorbereiding van de ondergrond:

Aangezien metselwerk meestal een vlakke, ruwe en absorberende ondergrond heeft, is het meestal voldoende om het oppervlak af te stoffen en vochtig te maken. Als het oppervlak echter erg glad is (bijvoorbeeld klinkers), kan een aanbrandlaag (gobetis) worden aangebracht dewelke als basis dient voor Léém Pleister.

Het uitkrabben van de mortelvoegen tot een diepte van ongeveer 1 cm verbetert de mechanische hechting van Léém Pleister.

Lichte blokken zoals bijvoorbeeld kalkhennepblokken zijn over het algemeen ook goede ondergronden. Hoe ruwer ze zijn, hoe beter de mechanische hechting van het pleisterwerk. [9]

Aanbrengen van de pleisterlagen: Voor de basislaag wordt Léém Pleister aangebracht zoals uitgelegd in sectie 4.6, met een totale dikte van 6 tot 15 mm. Om de verschijning van fantoomlijnen van de metselvoegen doorheen de basislaag te voorkomen, verdient het de voorkeur om een tweede pleisterlaag aan te brengen. Deze 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Dunpleister. Een laag kan worden aangebracht zodra de vorige volledig is gedroogd (voor droogtijden zie sectie 4.6).

1: Metselwerk

2: Basislaag (Léém Pleister)

3: Toplaag als afwerking (Léém Pleister of Léém Dunpleister)

Masonry
Maçonnerie
Enduit de corps (Léém enduit d’argile)

5.2 Léém (Dun)pleister op beton

[9] Sustainable Building with Earth. [8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

1: Beton

2: Aanbrandlaag of primer

3: Basislaag (Léém Pleister)

4: Toplaag als afwerking (Léém Pleister of Léém Dunpleister)

Ondergrond:

Beton is over het algemeen een moeilijke ondergrond voor Léém Pleister, omdat het meestal glad is en weinig absorbeert.

Voorbereiding van de ondergrond:

Het oppervlak van beton moet worden voorbehandeld met een aanbrandlaag van cement met grof zand of fijn grind (2-4 mm) of met een primer uit het Léém gamma. Het oppervlak moet eerst stofvrij gemaakt worden en gecontroleerd worden op mogelijke resten ontkistingsolie die verwijderd moeten worden. [9]

Aanbrengen van de pleisterlagen:

Voor de basislaag wordt Léém Pleister aangebracht zoals uitgelegd in sectie 4.6. De 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Dunpleister. EEen laag kan worden aangebracht zodra de vorige volledig is gedroogd (voor droogtijden zie sectie 4.6).

5.3 Léém (Dun)pleister op stenen muur

[9] Sustainable Building with Earth. [8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

1: Natuursteen

2,3,4: Basislaag (leemklei pleister)

5: Afwerklaag (Leem Klei Pleister of Leem Klei Finish)

Ondergrond:

Natuurstenen muur

Voorbereiding van de ondergrond:

Stenen muren kunnen min of meer absorberend, oneffen en ruw zijn, met mogelijk grote voegen. Ze moeten altijd worden afgestoft en bevochtigd. Als het oppervlak te glad is, is het aan te raden om een aanbrandlaag aan te brengen. [9]

Aanbrengen van de pleisterlagen:

De Léém Pleister wordt aangebracht in twee of drie lagen (wacht op volledige droging tussen elke laag), totdat de gewenste vlakheid is bereikt, voor een totale dikte van 15 tot 30 mm. Als er vezels aan het pleistermengsel worden toegevoegd, kan de aangebrachte laag dikker zijn, waardoor er minder lagen nodig zijn. Indien gewenst kan een toplaag bestaande uit Léém Pleister of Dunpleister worden aangebracht met een dikte van 2 tot 10 mm.

5.4 Léém (Dun)pleister op leembouw

[9] Sustainable Building with Earth.

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

Ondergrond:

stampleem, stroleem, lichtleem Typisch geschikt om leempleister op toe te passen.

Voorbereiding van de ondergrond:

De vlakke, ruwe ondergrond van leem moet worden bevochtigd nadat deze stofvrij is gemaakt (zie sectie 4.4.2).

Voordat Léém Pleister kan worden aangebracht, moet het droogproces van de stamp-, stro- of lichtleem en de daarmee gepaard gaande krimpvervormingen zijn voltooid. Vanwege zijn esthetische kwaliteiten, zijn stampleemconstructies de laatste jaren meestal ongepleisterd gebleven.

Léém Pleister hecht goed op stroleemondergronden door de (vezel)aggregaten die erin zitten, vooral na extra opruwen van het oppervlak. [9]

Aanbrengen van de pleisterlagen:

Voor de basislaag wordt Léém Pleister aangebracht zoals uitgelegd in sectie 4.6. De 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Léém Dunpleister. Er kan een laag worden aangebracht zodra de vorige volledig is gedroogd (voor droogtijden zie sectie 4.6).

1: Monolithische aardemuur

2: Basislaag (Léém Pleister)

3: Toplaag als afwerking (Léém Pleister of Léém Dunpleister)

5.5 Léém (Dun)pleister op gips(vezel)platen

Sustainable Building with Earth.

Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

1: Metalen raamwerk

2: Isolaon3: Gipsplaten

4: Verstevigingsweefsel

5: Grondlaag

6: Basislaag (Léém Pleister)

7: Toplaag als afwerking (Léém Pleister of Leem Dunpleister) of

6+7 : Léém Verf

Ondergrond:

Gips(vezel)plaat kan worden gebruikt als basis voor leempleister, maar het is belangrijk om een plaat te kiezen die stevig is en goed bestand is tegen vocht. Daarom is gipsvezelplaat meestal beter geschikt dan een gewone gipsplaat.

Voorbereiding van de ondergrond:

De structuur achter de platen moet sterk genoeg zijn om het totale gewicht van de platen en het pleisterwerk te dragen. De naden van de platen moeten worden opgevuld, geschuurd volgens de instructies van de fabrikant en bedekt met wapeningsnet. Het wordt aanbevolen om over het hele oppervlak Léém Vlasnetwapening aan te brengen.

Het gladde, niet-absorberende oppervlak mag niet vochtig worden gemaakt, maar alleen worden afgestoft. Er wordt een primer aangebracht om de hechting van het pleisterwerk te garanderen en de platen te beschermen tegen binnendringend vocht. De Léém (Dun)pleister of Léém Verf kan worden aangebracht na de aanbevolen droogtijd van de primer. [9]

Aanbrengen van de pleisterlagen: Voor de basislaag wordt Léém Pleister aangebracht zoals uitgelegd in sectie 4.6. De 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Dunpleister. Er kan een laag worden toegevoegd zodra de vorige volledig is gedroogd (voor droogtijden zie sectie 4.6).

5.6 Léém (Dun)pleister op leemplaten

Ondergrond:

Leemplaten zijn geweldige ondergronden om Léém Pleister op aan te brengen. Ze zijn dampopen en de leempleister hecht er goed op.

Voorbereiding van de ondergrond: Het vlakke, ruwe oppervlak moet worden bevochtigd nadat het stofvrij is gemaakt. De naden tussen de platen moeten worden bedekt met Léém Vlasnetwapening. De stroken worden plat over de voeg gelegd en bevestigd met behulp van een beetje Léém Dunpleister of Léém Lijmmortel.

Aanbrengen van de pleisterlagen: Voor de basislaag wordt Léém Pleister aangebracht zoals uitgelegd in sectie 4.6. Met een totale dikte van 6 tot 15 mm. Een Léém Vlasnetwapening over het hele oppervlak (bijv. Léém Vlaswapening) wordt in het verse pleister ingewerkt. De 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Dunleempleister als afwerking. Er kan een laag worden toegevoegd zodra de vorige volledig is gedroogd (voor droogtijden zie sectie 4.6).

1: Houten raamwerk

2: Isolatie

3: Aarde panelen

4: Basislaag (Léém Pleister)

5: Léém Vlasnetwapening

6: Toplaag als afwerking (Léém Pleister of Leem Dunpleister)

5.7 Léém (Dun)pleister op houtachtige panelen

Ondergrond:

Houtachtige platen (bijv. OSB, multiplex, spaanplaat, enz.)

Sustainable Building with Earth.

Cycle Terre. Guide de conception et de construction.

1: Houten raamwerk

2: Isolatie

3: Houtachtige panelen

4: Rietmat (afhankelijk van soort houtpaneel)

5: Eerste basislaag dewelke de rietmat bedekt (Léém Pleister)

6: Tweede basislaag (Léém Pleister)

7: Léém Vlasnetwapening in de basislaag

8: Toplaag als afwerking (Léém Pleister of Leem Dunpleister)

Cement- of kalkgebonden houtwolpanelen

Voorbereiding van de ondergrond

Spaanplaten of OSB-platen zijn gladde en niet-absorberende oppervlakken. Ze zijn niet bedoeld voor het rechtstreeks aanbrengen van pleisterwerk. Om een stevige ondergrond voor de pleister te creëren, wordt een latwerk (zie sectie 4.4.3.) op deze soort platen bevestigd, waarop Léém Pleister zich hecht.

Bij zachthouten vezelplaten kan ook een latwerk worden gebruikt. Als alternatief kunnen de platen worden opgeruwd zodat de uiteinden van de houtvezels uitsteken, wat zorgt voor een betere hechting aan de grondlaag. De ondergrond mag niet voorbevochtigd worden.

Cement- of kalkgebonden houtwolpanelen vormen een goede ondergrond. De paneelverbindingen moeten worden versterkt met latwerk. Als alternatief kan een Léém Vlasnetwapening over het hele oppervlak in de basislaag worden ingebed. De ondergrond mag niet voorbevochtigd worden. [9]

Aanbrengen van de pleisterlagen:

De eerste laag Léém Pleister moet de rietmat volledig bedekken. Nadat deze laag is gedroogd, wordt een tweede laag basislaag aangebracht met een dikte van 6 tot 15 mm. Léém Vlasnetwapening wordt in de verse pleister gedrukt. Tot slot wordt er een toplaag aangebracht, bestaande uit Léém Pleister of Léém Dunpleister.

5.8 Léém (Dun)pleister op strobalen

Ondergrond: Strobalen

Voorbereiding van de ondergrond:

Bereid de balen voor volgens de regels van de kunst, rectificeer (het oppervlak van) de balen. Na bevochtiging van het oppervlak moet een aanbrandlaag worden aangebracht als basis voor Léém Pleister.

Aanbrengen van de pleisterlagen:

De Léém Pleister wordt in twee tot drie lagen aangebracht (wacht tot elke laag volledig droog is), met een maximale dikte van 15 mm, totdat de gewenste vlakheid is bereikt. Een Léém Vlasnetwapening over het hele oppervlak wordt in de verse pleister ingewerkt. De 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Léém Dunpleister.

1: Strobalen

2,3,4: Basislaag ( Léém Pleister)

5: Léém Vlasnetwapening

6: Toplaag (Léém (Dun)Pleister)

5.9 Léém (Dun)pleister op houten structuur

Ondergrond:

Houtskelet, leeg of met isolerende vulling (leem, hennepkalk,...)

Voorbereiding van de ondergrond:

Om een stevige ondersteuning voor het pleisterwerk te creëren, wordt een latwerk (zie sectie 4.4.3.) op de ondergrond bevestigd, in overeenstemming met de aanbevelingen van het gekozen product. De Léém Pleister hecht zich aan dit latwerk en niet aan de houten structuur of invulling.

In het geval van een lichtleem of andere lichte isolatie kan de lat worden gebruikt als bekisting om de vulling te plaatsen.

Aanbrengen van de pleisterlagen:

De eerste laag Léém Pleister moet de rietmat volledig bedekken. Nadat deze laag is opgedroogd, wordt een tweede laag basislaag aangebracht met een dikte van 6 tot 15 mm. Een verstevigingsweefsel over het hele oppervlak (bijv. Léém vlaswapening) wordt in het verse gips gedrukt. Tot slot wordt er een toplaag aangebracht, bestaande uit Léém Pleister of Dunleempleister.

1: Houten raamwerk

2: Isolatie

3: Rietmat

4: Eerste basislaag (leemklei pleister)

5: Tweede basislaag (leemklei pleister)

6: Versterkende stof

7: Afwerklaag (leemklei pleister of leemklei afwerking)

5.10 Léém (Dun)pleister op een verwarmde muur

Ondergrond:

Isolatie (bijvoorbeeld rietpanelen) waaraan verwarmingsbuizen zijn bevestigd.

Voorbereiding van de ondergrond:

De voorbereidingsstappen hangen af van de aard van het substraat (zie vorige secties).

Aanbrengen van de pleisterlagen:

De verwarmingsbuizen worden ingebed in de eerste laag Léém Pleister, die minstens 10 mm dik is. Nadat deze laag is gedroogd, wordt een tweede basislaag van 6 tot 15 mm dik aangebracht. Een wapeningsnet over het hele oppervlak (bijv. Léém Vlaswapening) wordt in het verse pleister gedrukt De 2 tot 10 mm dikke toplaag kan bestaan uit Léém Pleister of Léém Dunpleister.

1: Houten raamwerk

2: Isolaon

3: Heang pijpen

4: Eerste basislaag (leemklei pleister)

5: Tweede basislaag (Leem kleipleister)

6: Versterkingsweefsel

7: Afwerklaag (Leem Klei Pleister of Leem Klei Afwerking)

© Wandheizung

dpanelen zijn gipspanelen die op een raamwerk worden geschroefd

OSB-panelen met een rietlat erop geniet. De rietlat moet voldoende bedekt zijn (meer dan op deze afbeelding) om een homogene basislaag te creëren en scheuren te vermijden.

Een laag Léém Pleister Bruin bovenop metselwerk van hennepbeton. De fantoomlijnen van de metselvoegen schijnen door. Om dit te voorkomen zijn er minstens twee lagen nodig.

Prototype van leempleister op strobalen
© Agwa
© Adrian Deweerd

6. Bibliografie

[1] Institut allemand de normalisation. DIN 18947: Mortier de terre pour enduit –Exigences, essai et étiquetage. 2018.

[2] Règles Professionels pour la mise en œuvre des enduits sur supports composés de terre crue

[3] e.V., Dachverband Lehm. Lehmbauregeln 2009. Wiesbaden : Vieweg + Teubner, 2009. DVL TM 06

[4] Buildwise (CSTC). NIT/TV 284: Les enduits intérieurs/Binnenbepleisteringen. s.l. : CSTC, Novembre 2022.

[5] Ulrich Röhlen, Christof Ziegert. Earth Building Practice: Planning - DesignBuilding. s.l. : Beuth Verlag GmbH, 2011.

[6] American Clay: Technical information. American Clay. [Online] https://www. americanclay.com/technical-information. consulted in September 2023

[7] Urbane eco, sustainable building solutions [Online] https://urbane-eco.co.uk/ site/the-importance-of-breathability-in-building-fabric/ consulted in September 2023

[8] Cycle Terre. Guide de conception et de construction. Mai 2021.

[9] Schroeder, Horst. Sustainable Building with Earth. s.l. : Springer International Publishing, 2015.

Erkenningen en credits

Zoals vermeld in hoofdstuk 1, is deze Léém Pleisters & Verf Gids een compilatie door BC Materials van de meest recente onderzoekspublicaties, technische goedkeuringen en normen in Duitsland en Frankrijk, aangevuld met specifiek extra onderzoek en ervaring door BC Materials en Buildwise met betrekking tot een Benelux-context. Het zou niet mogelijk geweest zijn zonder de specifieke inbreng van volgende mensen. Met dank aan

In België, Lou Ricome, Lori Reding en Felipe Fernandez voor het waardevolle werk aan de gids, Buildwise voor de toestemming om schema’s en tabellen van het NIT voor leempleister te reproduceren.

In Frankrijk, Elodie Wallers, Teddy Dusausaye en Paul-Emmanuel Loiret van CycleTerre voor hun waardevolle uitwisselingen en toestemming om veel schema’s en details van CRAterre te gebruiken met betrekking tot leempleister en Sophie Bioul van Amaco voor het faciliteren van het werk aan deze schema’s en details en het delen van ervaringen bij het maken van de Cycle-Terre gidsen.

In Duitsland, Dr.-Ing. Christoph Ziegert en Dr.-Ing. Horst Schröder voor waardevolle input over DIN-normen en EPD-kader, en Ing. Stephan Jörchel van Dachverband Lehmbau voor zijn facilitering.

Deze gids is gefinancierd door het EU-fonds NextGeneration.

We hebben ons best gedaan om alle verwijzingen naar tekst en afbeeldingen in deze gids duidelijk te maken. Als er geen verwijzing wordt gevonden, kan BC materials worden beschouwd als de auteur. Neem contact met ons op via info@bcmaterials. org als u tekst of afbeeldingen ontdekt waarnaar niet of verkeerd wordt verwezen.

Alle afbeeldingen uit de bibliografische referentie [8] zijn vriendelijk verstrekt door Cycle-Terre en CRAterre en bewerkt door BC materials.

Alle inhoud in deze gids die is gemaakt door BC materials valt onder een Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License. Neem eerst contact met ons op als u deze inhoud voor commerciële doeleinden wilt gebruiken.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.