
10 minute read
Brandwerendheid binnendeuren onvoldoende, wat nu?
De deurtypes die de oude vervangen zijn eveneens aan een brandtest onderworpen. En met succes. De foto toont de laboratoriumopstelling aan het begin van een dergelijke test.

Advertisement
Praktijkvoorbeeld: koper wil bewijsstukken dat gebouw aan alle eisen voldoet Brandwerendheid binnendeuren onvoldoende, wat nu?

Op verzoek van Raam en Deur gaat columnist Jacques Mertens, senior adviseur laboratorium bij Peutz, dieper in op brandveiligheidsdilemma’s. Dit doet hij aan de hand van een casus die hij met zijn team tegenkwam. Over een praktijk die vaak weerbarstiger is dan de theorie.
Op papier lijkt de (brand)veiligheid van gebouwen prima geregeld. De Woningwet, het Bouwbesluit en recent de Omgevingswet en het Besluit Bouwwerken Leefomgeving zijn er immers niet voor niets. En, eerlijk is eerlijk, in de meeste gevallen is het resultaat ook een veilig gebouw, zelfs als hier en daar de eisen niet helemaal worden gehaald. Maar toch worden de adviseurs van Peutz vaak betrokken bij gebouwen waar ondanks alle goede bedoelingen nog het een en ander aan schort. Een goede oplossing vinden is vaak een uitdaging. Met name bij bestaande gebouwen.
Vraag van de klant
Het praktijkvoorbeeld gaat over een gloednieuw gebouw dat recent is opgeleverd en in gebruik genomen. Het staat te koop. Een buitenlandse investeerder heeft interesse, maar wil er eerst zeker van zijn dat alles tiptop in orde is. De investeerder laat dus een aantal specialisten, elk op hun eigen werkterrein, een due diligence-onderzoek uitvoeren. Bij Peutz hebben we in dat kader de brandwerendheid van velerlei voorzieningen beoordeeld, denk aan diverse doorvoeringen, types wandopbouw, aansluitingen tussen wanden, vloeren en gevel en de brandwerende deuren. Daarnaast is gekeken naar het brandgedrag van afwerkingsmaterialen en van de gevel. De beoordeling was op paper eenvoudig: in feite was de vraag om van elk product en elke constructie waar de bouwregelgeving een (brand) veiligheidseis stelt het ‘certificaat’ te controleren: komt de daarop vermelde prestatie overeen met de eis en klopt de wijze van toepassing? Om het verhaal leesbaar te houden zal ik me beperken tot de brandwerende deuren in het gebouw. Dat zijn er een paar honderd – van zo’n vijftien verschillende types.
Classificatie in plaats van certificatie
Eerst maar eens het bestek erbij pakken, dat biedt immers een goed overzicht van alle toegepaste fabricaten, types en afmetingen. En de locatie in het gebouw. Ook mooi: in het bestek staat zelfs dat van brandwerende voorzieningen (dus ook de deuren) een certificaat moet worden overhandigd. Voor een brandwerende deur zou je ‘certificaat’ kunnen vervangen door ‘classificatie met daarin het toepassingsgebied’, zoals overigens ook het Bouwbesluit dat vraagt. Het was nieuwbouw tenslotte. Gemakshalve heb ik het verder dus over de classificatie en niet over certificatie.
Voor de goede orde: certificatie gaat een stuk verder. Dan wordt bijvoorbeeld ook de productie jaarlijks door een aangewezen instantie (notified body) gecontroleerd.
Misvatting
Al met al lijkt het dus geen al te lastige klus, maar dat blijkt al snel een misvatting. Dat heeft vooral te maken met die classificaties: die zijn er niet – in elk geval niet in het dossier van de aannemer. Bij navraag blijkt dat ook de leveranciers niet de goede (dus geldige of van toepassing zijnde) classificaties van de brandwerende deuren kunnen overhandigen. Er is dus geen bewijs dat de toegepaste deuren daadwerkelijk de vereiste brandwerendheid waarmaken. Op dat moment neemt het onderzoek een wending. Het is niet langer een papieren studie, maar het wordt een veel complexer bouwkundig onderzoek.
Inventarisatie
Eerst wordt tijdens een rondgang in het gebouw geïnventariseerd welke deuren er precies zijn geplaatst. Als snel blijkt dat er op meerdere plaatsen modificaties zijn uitgevoerd. Zo zit in gangen een brede taatsdeur die bestaat uit twee smalle deurbladen die op de kopse zijde tegen elkaar zijn gemonteerd. Kan natuurlijk goed gaan, maar enig bewijs – vind hier maar eens een test van – is er niet. Of plaatsing van een inbouwdranger in plaats van een ooit geteste opbouwdranger. Ook hier: kan goed gaan, maar vanzelfsprekend is dat niet. Ook komen we dubbele deuren tegen met een nogal forse naad in de middenaansluiting. Als zo’n naad meer dan 6 millimeter breed is (en dat was het geval) kun je in feite niet eens de brandtest beginnen omdat al vóór het starten van de oven niet aan een van de criteria (vlamdichtheid) wordt voldaan. Formeel faalt de test zodra die wordt gestart. Als bekend is welke deurbladen zijn toegepast, welke kozijnen, welke afmetingen, welke afdichtingen etc., proberen we nog één keer om aan de hand van bijvoorbeeld de resultaten van eerder uitgevoerde brandtesten vast te stellen welke deuren en kozijnen ‘goedgekeurd’ zouden kunnen worden. Het resultaat is nogal teleurstellend: de meeste gevallen hebben een zodanige afwijking van een geteste situatie dat we niet direct een positieve conclusie kunnen trekken. Interessant daarbij is overigens dat inmiddels verschillende rapportages van andere adviseurs zijn opgedoken waarin de geconstateerde afwijkingen de revue passeren. Dat betreft dan deels rapportages die ten behoeve van het project zijn opgesteld en deels meer algemene rapportages die zijn opgesteld voor deurenleveranciers. En, u begrijpt het al, blijkens die rapportages zou aan de gestelde brandwerendheidseisen worden voldaan.
Geen enkel risico
Terug naar de investeerder. De investeerder wil geen enkel risico lopen, ook niet juridisch. Hij stelt zich op het standpunt dat er officiele certificaten, dus classificaties, op tafel moeten komen voor tot de koop wordt overgaan. Deskundigenverklaringen, hoe mooi vormgegeven ook, worden niet geaccepteerd. Je weet immers nooit hoe over zo’n document over een jaartje of wat wordt gedacht, terwijl een Europese classificatie geldig blijft. Dat standpunt laat in feite maar twee mogelijkheden over. Ofwel van de deuren wordt alsnog een classificatie opgesteld, met daarbij een toepassingsgebied dat past bij de situatie in het gebouw. Daarvoor moet er wel ‘testbewijs’ zijn, zo is dat vastgelegd in de Europese classificatienorm. Ofwel de deuren worden vervangen door exemplaren waarvoor al een classificatie beschikbaar is. Dat is overigens lastiger dan het lijkt, want vaak zal ook het kozijn moeten worden vervangen. Kortom: beide mogelijkheden zijn niet erg aantrekkelijk. Niet alleen zijn er flinke kosten mee gemoeid, maar het gebouw moet ondertussen ook gewoon in gebruik blijven. De eerste optie biedt weinig soelaas – als die classificaties opgesteld konden worden was dat waarschijnlijk al eerder gedaan. Blijft over: vervanging. Om de overlast in het gebouw zoveel mogelijk te beperken wordt besloten om van elk deurtype waarvan geen geldige classificatie beschikbaar is (of alsnog kan worden opgesteld) een deur mét kozijn uit het gebouw te verwijderen. Deze opstelling onderwerpen we in het laboratorium aan een brandtest. Als die test slaagt kan er een classificatie worden opgesteld en hoeft er aan de andere deuren van hetzelfde type niets meer te gebeuren. De hoop is dat de testen met goed gevolg worden uitgevoerd en er dus geen deuren vervangen hoeven te worden. Behalve natuurlijk de geteste deuren, een brandtest is immers een typisch voorbeeld van destructief onderzoek.


Omdat, ook als er meer deuren van hetzelfde type zijn gebruikt, er toch vaak kleine verschillen zijn (afmetingen, wel of geen dranger etc.) is er bij de selectie van de te testen deuren steeds rekening mee gehouden dat de betreffende deur, eventueel in combinatie met een daartoe aanvullend op te stellen extended application, zoveel mogelijk (en liefst alle) andere deuren van dat type dekt. Dit heeft geleid tot een stuk of twaalf testen. Helaas werd de vereiste brandwerendheid – inclusief de voor een extended application vereiste overwaarde – in slechts enkele gevallen vastgesteld. Meestal werd dus, ondanks de mooie deskundigenverklaringen niet aan de eisen voldaan. Hoewel een van de geslaagde deuren de test met de hakken over de sloot heeft gehaald, konden hierdoor toch een stuk of 500 deuren worden gehandhaafd. Zo zie je dat een test niet altijd alleen geld kost, maar ook tot een flinke besparing kan leiden. Dat verreweg de meeste deuren niet aan de eisen voldeden (doorgaans ook niet ‘bijna’) is natuurlijk uitermate teleurstellend en roept allerlei vragen op. De belangrijkste zijn: hoe gaan we nu verder en vooral kunnen we dit in de toekomst voorkomen?
Andere deuren
Om te zorgen dat de vervangende deuren en kozijnen nu wél bewezen aan de gestelde eisen voldoen, wordt contact opgenomen met diverse fabrikanten in de hoop dat de gezochte deuren (brandwerendheid, afmetingen, wijze van ophanging, inbouwdranger etc.) inmiddels mét classificatie op de markt zijn. De meeste fabrikanten hebben inderdaad wel diverse types die met classificatie kunnen worden geleverd, maar dan bijvoorbeeld niet in de gevraagde afmetingen of alleen met een opbouwdranger en niet met een inbouwdranger. Er zijn ook fabrikanten die er stellig van overtuigd zijn dat ze aan de vraag kunnen voldoen. Ze hebben immers in het verleden door een adviseur een uitgebreide rapportage op laten stellen met daarin het grootst denkbare toepassingsgebied. In die rapportage is dan bijvoorbeeld rekening gehouden met het direct en uitgebreid toepassingsgebied zoals omschreven in de Europese normen, terwijl ook is gekeken wat NEN 6069 mogelijk maakt. Dat is een goed begin. Bij nadere bestudering van de rapporten blijkt echter dat de onderbouwing te wensen overlaat. Trouwe lezers van mijn column in dit blad weten dat ik er steeds voor pleit dat deskundigenverklaringen (of welke naam ze ook dragen) worden opgesteld door daadwerkelijk ter zake kundigen, zoals mensen die echt veel testen zien. En dit is dus waarom ik daarop blijf hameren. Hoe dan ook: een classificatie is niet beschikbaar en kan op basis van de beschikbare documenten niet worden opgesteld. Uiteindelijk zijn dus deuren geselecteerd waarvan verwacht wordt dat die aan alle gestelde eisen zullen voldoen. Bij de selectie is zoveel mogelijk getracht de toegepaste kozijnen als uitgangspunt mee te nemen, zodat met wat geluk (lees: geslaagde testen) alleen de deurbladen vervangen hoeven te worden. Dat scheelt gedoe, tijd en kosten. De deuren zijn vervolgens elk aan een brandtest onderworpen, deze keer met succes, het kan dus wel! De foto van de laboratoriumopstelling toont het begin van een dergelijke test. Op basis van de testen (en in een aantal gevallen een extended application) zijn de benodigde classificaties opgesteld. Ten slotte zijn de betreffende deurbladen en in een enkel geval ook het kozijn vervangen. Eind goed, al goed. Toch?

Kan het ook anders?
Dit leerzame voorbeeld is grotendeels echt gebeurd. In feite was het hele onderzoek niet nodig geweest als de documentatie beter op orde was. Laten we eens kijken welke oorzaken een rol hebben gespeeld en of dat in de toekomst niet handiger kan. Het begint met het bestek. De eisen zijn daarin meestal wel goed overgenomen (‘een brandwerendheid van 30 minuten’ etc.). In combinatie met de kozijnstaten weet je dan in feite voldoende om een deur met bijbehorend kozijn te bestellen. Maar vaak is niet alleen het doel (de genoemde brandwerendheid) maar ook het middel (deur XX van fabrikant YY) omschreven. Of staat in het bestek dat de kozijnen van ZZhout moeten zijn gemaakt. In die gevallen wordt al snel gekozen voor het middel ‘de constructie zoals omschreven’, zonder goed na te gaan of dat ook voldoet aan het doel, de vereiste brandwerendheid. Uiteindelijk is die constructie toch voorgeschreven in het bestek? Dat kan zijn, maar dat betekent niet automatisch dat aan de in dat bestek genoemde eis wordt voldaan. Het zou immers zo maar kunnen dat de prestatie van de deur bij een test zodanig tegenvalt dat niet aan de brandveiligheidseisen wordt voldaan, zoals bleek in ons voorbeeld.
Deur inclusief kozijn
Zorg er dus voor dat in het bestek de eisen goed zijn omschreven én dat in het bestek is vermeld dat een geldige en van toepassing zijnde Europese classificatie moet worden meegeleverd. Bedenk daarbij dat het steeds gaat om een deur inclusief het kozijn. Dat begint overigens al bij de architect, niet elk kozijn dat er mooi uitziet kan zo maar worden toegepast. Laat vervolgens het bestek ook door bijvoorbeeld de betrokken brandveiligheidsadviseur controleren. Bij de oplevering is het dan eenvoudig om te bevestigen dat de toegepaste deuren inderdaad aan de eisen voldoen. Ook deze laatste controle kan prima door de brandveiligheidsadviseur worden uitgevoerd. Voor de andere brandveiligheidsvoorzieningen geldt natuurlijk hetzelfde als voor de deuren. Inderdaad, er gaat wat meer werk zitten in het voortraject en de selectie van de toe te passen producten. Maar daar staat tegenover dat het vervolgtraject veel soepeler verloopt. Dus ja, het kan anders. Dat is niet eens lastig, het vraagt vooral een andere insteek van de betrokkenen. Zodra die andere insteek gemeengoed is geworden kunnen we afsluiten met ‘Eind goed, al goed’!