2 minute read

Tijdsfasering-en-volgorde:-wanneer?

Opdracht 3 Spelenkermis - 2

Bekijk het filmpje.

Filmpje Spelenkermis

a. Wat zouden de werkzaamheden van de medewerker sport en recreatie kunnen zijn?

b. Bespreek je antwoord met een klasgenoot en vul eventueel je lijst aan.

Tijdsfasering en volgorde: wanneer?

Elke activiteit heeft zijn eigen tijd nodig. Hoe zijn de werkzaamheden verdeeld in tijd? Hoeveel tijd heb je in totaal? Hoelang duurt elke activiteit? Wat doe je eerst en wat doe je daarna? Wanneer doe je wat? Dat zijn vragen die met de tijdsplanning te maken hebben. Elke activiteit neemt dus een deel van de totale tijd. Bij wat grotere activiteiten maken we een werkplan. In het werkplan maken we meestal onderscheid in drie fasen: voorbereiding, uitvoering en na afloop. Wat doe je tijdens de voorbereiding, tijdens de uitvoering en na afloop? In een werkplan leg je dat vast. Daar zijn goede redenen voor. Bijvoorbeeld vanwege veiligheid, of om de volgorde van de werkzaamheden nog aan te kunnen passen.

Voor sommige activiteiten is het tijdpad eenvoudig. Als eerste doet Ronan de voordeur open. Dat is logisch, anders kun je niet binnenkomen. Direct daarna moet hij het alarm uitzetten, anders komt de politie op het valse alarm af. Dan doet hij het licht aan om iets te kunnen zien. Daarna draait hij de verwarming omhoog, want die heeft tijd nodig om de zaak te verwarmen. Als hij dan de wc's controleert, heeft hij nog tijd om er eventueel een extra sopje door te gooien. Dan kan Ronan de sfeermuziek aanzetten. De bar is als laatste aan de beurt. De gasten komen pas na het fitnessen naar de bar.

Bepalen wat eerst en wat daarna komt, noemen we prioriteiten stellen. Iets wat meer prioriteit heeft moet eerst gebeuren. Een activiteit met een lagere prioriteit komt later aan de beurt. Vaak hoef je dat niet zelf te bepalen en is de volgorde in tijd logisch. Als je de volgorde van een nieuw werkplan niet kent en ook niet zelf kunt bedenken, vraag dan om uitleg over de volgorde. Mag je zelf de volgorde bepalen, denk er dan goed over na en houd je aan je planning.

Ronan kent de tijdfasering van het plan uit zijn hoofd. Hij moet 15 minuten fietsen. Voor het uitzetten van de alarminstallatie heeft hij 30 seconden na het openen van de voordeur. De controle van de toiletten duurt het langst, zeker wanneer hij nog wat moet schoonmaken.

Zijn cd opzetten is zo gebeurd en daar wil hij nog minstens vijf minuten van genieten. De bar in orde maken kost ook vijf minuten, maar dat kan hij ook doen terwijl de eerste gasten al binnen zijn. Hij wil liefst 30 minuten van tevoren bij het fitnesscentrum aankomen. Ronan besluit 45 minuten voor de eerste gast in het fitnesscentrum is van huis te vertrekken. Ruim op tijd. Dat blijkt ook bij de evaluatie: alles was op tijd klaar.

This article is from: