![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104417-480c8893ed7f978df1f12db441e2237a/v1/10d07dbf1b5353013acec1924023a011.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
3 minute read
Uitdrukkingsvaardigheden
Bij ‘houding’ is letterlijk je houding belangrijk. Hoe sta je voor de groep en wat straal je uit? Zie je er zelfverzekerd uit? Is je kleding in orde? Je houding is zeer bepalend bij het begeleiden van sporters of gasten. Waarom luister je naar de ene begeleider direct en wil je ook meteen luisteren? Dit heeft vooral met zijn houding te maken. Houding is een heel belangrijk middel om je uit te drukken. We noemen dit ook wel ‘lichaamstaal'.
Wat straal je uit?
Lichaamstaal is een onderdeel van je uitdrukkingsvaardigheden. Als medewerker sport en recreatie wil je laten zien dat jij de begeleider bent. Dat druk je op allerlei manieren uit. Uitdrukkingsvaardigheden zijn: • uiterlijk en kleding • taalgebruik • stemgebruik • lichaamstaal en gezichtsuitdrukking • oogcontact.
Uiterlijk en kleding
Stel je voor: je gaat een groep buitensporters bij het mountainbiken begeleiden en doet daarbij je nette kleren aan. Dat past helemaal niet bij de activiteit. Je komt zo zelfs een beetje ongeloofwaardig over. Ben jij nou de professionele medewerker sport en recreatie? Je kleding moet passen bij de activiteit die je begeleidt.
Uiteraard zorg je er ook voor dat je er verzorgd uitziet. Je bent tenslotte een voorbeeld voor je sporters of gasten.
Tips!
• Stem je kleding af op de activiteit die je geeft. • Zorg dat je er verzorgd uitziet. • Draag de kleding van je opleiding of het bedrijf waar je werkt. Zo ben je herkenbaar en altijd passend gekleed.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104417-480c8893ed7f978df1f12db441e2237a/v1/4a52ce24da15fdbf4399bc8e8a096c57.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
De juiste beroepskleding.
Taalgebruik
Pas je taalgebruik aan de sporters of gasten aan die je begeleidt. Gebruik niet te veel moeilijke woorden en gebruik woorden die bij de activiteit passen. Spreek geen straattaal, in ieder geval zo weinig mogelijk. Praat ook niet te veel. Je sporters of gasten onthouden lange verhalen toch niet. Heb je een accent, let daarop. Kortom: praat netjes, niet te lang en spreek ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands).
Tips!
• Stem je taalgebruik af op je doelgroep en praat niet onnodig veel of lang. • Stem je taalgebruik af op je activiteit en gebruik zo min mogelijk moeilijke woorden. • Praat ABN en gebruik korte zinnen.
Stemgebruik
Hoe bereik je met je stem de groep? Houd het boeiend door je stem afwisselend te gebruiken. Praat een keer hard, maar schreeuw niet. Praat een keer zacht en wissel snel en langzaam praten af. Zo houd je de aandacht van je sporters of gasten vast.
Tip!
Varieer met je stem: hoog en laag, hard en zacht.
Lichaamstaal en gezichtsuitdrukking
Je zegt tegen je groep dat je boos bent, wees dan ook helemaal boos. Dus ook met je lichaam en met je gezicht. Als je zegt dat je boos bent, maar lacht met je gezicht ... dan gelooft de groep je niet. Met je lichaam en je gezicht zet je een boodschap kracht bij. Alles moet met elkaar kloppen.
Tip!
Zorg dat je lichaamstaal en gezichtsuitdrukking passen bij de boodschap die je overbrengt.
Oogcontact
Je geeft een aanwijzing. Terwijl je dit doet, heb je oogcontact. Vervolgens kijk je of je boodschap overkomt. Je ziet dat je sporter of gast je aanwijzing heeft gehoord, hij knikt ja. Als dit niet het geval is, kun je direct corrigeren.
Tips!
• Zorg dat jij je sporters of gasten aan kunt kijken. • Zorg dat je sporters of gasten jou aan kunnen kijken.
Opdracht 6 Uitdrukkingsvaardigheden
De medewerker sport en recreatie gebruikt verschillende uitdrukkingsvaardigheden bij het begeleiden van activiteiten. a. Welke uitdrukkingsvaardigheden gebruik jij het meest?
b. Waarom gebruik je juist deze uitdrukkingsvaardigheden het meest?