![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104417-480c8893ed7f978df1f12db441e2237a/v1/564b91ad871ed902ee2486862d10e9e9.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
3 minute read
Sporters-begeleiden-bij-sportieve-activiteiten
• Goed:
• Minder goed:
• Anders:
e. Bekijk de vier filmpjes met je groepje klasgenoten en bespreek de antwoorden met elkaar. f. Welke tips geven jullie aan elke begeleider?
Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.
Als medewerker sport en recreatie assisteer en begeleid je bij sportieve, recreatieve en entertainmentactiviteiten. In de sportsector beperkt zich dat vaak tot de begeleiding van een specifieke sport- of fitnesstraining. Soms bedenk je zelf een activiteit, bereid je activiteiten voor, oefen je zelf de activiteit, begeleid of assisteer je daarbij en zorg je dat de omstandigheden optimaal zijn.
Een sport- of spelactiviteit heeft een element van uitdaging in zich. Een uitdaging die de sporter stimuleert naar eigen vermogen een prestatie te leveren. Maar daar houdt het niet op. Als allround medewerker sport en recreatie zul je ook zelf moeten trainen en presteren. Je doet mee met een dansshow of musical, of je traint voor een sportprestatie. Je doet regelmatig mee met sportieve activiteiten, zoals een spinningles of een balsport of je doet specifieke sportbewegingen voor. Je moet dus zelf over een goede conditie en eigen vaardigheid beschikken.
Meedoen en voordoen.
Als je een sport- of spelactiviteit begeleidt, zorg je ervoor dat je verstand hebt van de activiteiten die je uit laat voeren en dat je weet op welke eigenschappen van de sporter die activiteiten een beroep doen. Dat doe je onder andere door de activiteit goed voor te bereiden en vaak ook zelf uit te voeren. Ook zorg je ervoor dat de voorwaarden om te presteren aanwezig zijn. Je zorgt ervoor dat: • de ruimte hygiënisch schoon en veilig is • de materialen heel, veilig en hygiënisch schoon zijn • je kennis hebt van de techniek en tactiek van het spel of de sport • je de activiteit beheerst en weet welke eisen deze stelt aan prestatievermogen • je kennis hebt van factoren die de prestatie kunnen beïnvloeden • je weet wat de lichamelijke en geestelijke uitgangspositie van het individu of de groep is • je kennis hebt van individuele mogelijkheden en/of onmogelijkheden • het te behalen doel (de prestatie) vastgesteld en haalbaar is • het programma een uitdaging tot presteren bevat • je de symptomen kent die duiden op overbelasting, blessures of andere ongemakken.
Omdat je in de sportsector vaak een langere periode met dezelfde groep sporters werkt, is het handig om een aantal zaken op orde te hebben.
Tips voor het begeleiden in de sportsector:
• Vraag een lijst met namen, (e-mail)adressen en telefoonnummers van sporters en ouders of maak zelf een lijst. • Van nieuwe sporters is het handig een ingevuld aanmeldingsformulier te hebben. Hierop kan extra informatie staan over bijvoorbeeld de gezondheid van de sporter en of hij ook andere sporten beoefent. • Vraag na wat de afspraken over het beheer van de materialen en benodigdheden zijn.
• Spreek met je sporters en ouders af waar en hoelang van tevoren je de sporters verwacht voor een training of wedstrijd. • Spreek af hoe je het de sporters laat weten als de training of wedstrijd niet doorgaat. Maak bijvoorbeeld een bellijst, e-maillijst of WhatsAppgroep. • Zorg, als dat nodig is, voor identificatiepassen van je sporters. • Zorg dat je weet hoe je eventueel benodigde formulieren invult en wat je na afloop van een wedstrijd moet doen.
![](https://assets.isu.pub/document-structure/210622104417-480c8893ed7f978df1f12db441e2237a/v1/099393b61ee6bd2fbc7a9d8f23a5981e.jpeg?width=720&quality=85%2C50)
Een langere periode met dezelfde groep werken.
Opdracht 11 Goed en slecht voorbeeld
Bij deze opdracht werk je samen met twee klasgenoten.
In drietallen ga je aan de slag met het maken van twee filmpjes. Het eerste filmpje laat zien hoe je een sportactiviteit niet moet begeleiden: het slechte voorbeeld. In het tweede filmpje laat je zien hoe het wél moet: het goede voorbeeld. De filmpjes worden in de klas bekeken en besproken. Wat leer je van beide filmpjes?
Je kunt de uitwerking van deze opdracht in je portfolio opnemen. Maak hierover dan afspraken met je docent. Geef bij de uitwerking aan welke bijdrage jij aan het resultaat van deze opdracht hebt geleverd.