POLARIS Leeropdrachtenboek havo/vwo 1-2

Page 1


POLARIS

NATUURKUNDE   +   SCHEIKUNDE

HAVO  /   VWO

methodeconcept / redactie

Boom voortgezet onderwijs

auteurs

Sjef Buil

Freek Hoogeveen

Peter Koopmans

Elout Roeland

Donald Staal

Paul Stoop

Arjen Wielemaker

Michel Wijnhold

POLARIS

NATUURKUNDE   +   SCHEIKUNDE

HAVO  /  VWO  LEERJAAR 1–2

BOOM VOORTGEZET ONDERWIJS

Inhoud

1 Licht

1.1 Zien en kleuren 8

1.2 Schaduw 14

1.3 Spiegels en lenzen 20

1.4 Lens en beeld 26

1.5 Het oog 32

Toetsvoorbereiding 38

2 Beweging

2.1

2.2

Snelheid en gemiddelde snelheid 42

Rekenen aan snelheid 48

2.3 Versnellen en vertragen 54

2.4 Plaats-tijddiagram 60

2.5 Remweg en reactietijd 66

Toetsvoorbereiding 72

3 Stoffen

3.1 Stoffen en stofeigenschappen 76

3.2 Dichtheid 82

3.3 Bouwstenen van stoffen 88

3.4 Faseovergangen 94

3.5 Mengsels scheiden 100

Toetsvoorbereiding 106

4 Elektriciteit

4.1 Elektrische lading en spanning 110

4.2 Stroomkringen 116

4.3 Elektrische schakelingen 122

4.4 Energie en vermogen 128

4.5 Elektriciteit en veiligheid 134

Toetsvoorbereiding 140

5 Warmte

5.1 Warmte en temperatuur 144

5.2 Warmtetransport 150

5.3 Verbranden en blussen 156

5.4 Chemische reacties 162

5.5 Klimaatverandering 168

Toetsvoorbereiding 174

6 Heelal

6.1 Aarde en zon 178

6.2 Aarde en maan 184

6.3 Het zonnestelsel 190

6.4 Sterren 196

6.5 Sterrenstelsels 202

Toetsvoorbereiding 208

Naslag

A Practicum

A1 Veiligheid 212

A2 Meten 212

B Grafieken

B1 Grafieken aflezen 214

B2 Grafieken maken 215

C Rekenen

C1 Voorvoegsels 216

C2 Machten van tien 216

C3 Eenheden omrekenen 217

C4 Samengestelde eenheden omrekenen 217

C5 Formules 218

C6 Rekenen met formules 220

D Onderzoeken 222

E Ontwerpen 224

Verantwoording illustraties 226

Register van begrippen 227

6 Heelal

6.1 Aarde en zon 178

6.2 Aarde en maan 184

6.3 Het zonnestelsel 190

6.4 Sterren 196

6.5 Sterrenstelsels 202

Toetsvoorbereiding 208

6.1  Aarde en zon

DOEL > Je leert wat de invloed van de zon op de aarde is.

Aarde en zon De aarde is een planeet (figuur 6.1). Ze heeft een omtrek van 40 duizend km en een diameter van bijna 13 duizend km. Mercurius, Mars en Jupiter zijn ook planeten. Planeten bewegen in grote vrijwel cirkelvormige banen om de zon. De aarde doet dat op een afstand van 150 miljoen km. De zon is een ster en is véél groter dan de aarde. De diameter van de zon is bijna 1,5 miljoen km. Dat is ruim 100 keer zo groot als de diameter van de aarde. Deze afmetingen en afstanden zijn zo gigantisch, dat je je er bijna niets bij kunt voorstellen. Dat lukt wel als je een vergelijking maakt met de dingen die je wel kent. Stel je je de zon voor als een flinke sinaasappel, dan is de aarde maar een speldenknop die op ongeveer 10 meter afstand staat. Tussen de aarde en de zon en daarbuiten is vooral lege ruimte. Andere sterren dan de zon staan zo ontzettend ver weg dat je ze alleen als kleine lichtpuntjes aan de hemel ziet.

Dag en nacht De zon verlicht de aarde. Aan de kant van de aarde die naar de zon is gericht, is het licht en dus dag. Aan de andere kant van de aarde is het donker en dus nacht. Dag en nacht ontstaan doordat de aarde rond haar eigen as draait, de aardas. Dat is een denkbeeldige as die door de Noordpool en de Zuidpool gaat (figuur 6.2). In 24 uur, een etmaal, draait de aarde in oostelijke richting eenmaal rond de aardas. De zon komt ’s ochtends in oostelijke richting op en gaat ’s avonds in westelijke richting onder.

6.2 De draai-as van de aarde
aardas Noordpool
Zuidpool
6.1 De aarde vanuit de ruimte

6.3 Het ontstaan van zomer en winter

Zomer en winter De aarde draait niet alleen om haar eigen as, maar beweegt ook in een baan om de zon. Eén ronde om de zon duurt 365 etmalen. Dat is een jaar.

In figuur 6.3 zie je dat de aardas niet loodrecht op de baan van de aarde om de zon staat. En je ziet ook dat de aardas altijd dezelfde kant op wijst. Hierdoor duren de dagen door het jaar heen niet even lang en staat de zon niet het hele jaar even hoog aan de hemel. Zo ontstaan de vier seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.

Als het bij ons zomer is, staat het noordelijk halfrond van de aarde gericht naar de zon (linker positie van de aarde in figuur 6.3). Het gebied rond de Noordpool blijft dan 24 uur per etmaal naar de zon gericht. Het wordt daar dus helemaal niet donker. Bij ons staat de zon overdag hoog aan de hemel en duren de dagen lang. Als het bij ons winter is, staat juist het zuidelijk halfrond van de aarde naar de zon gericht (rechter positie van de aarde in figuur 6.3). Bij ons staat de zon dan overdag laag aan de hemel en duren de dagen kort. In de zomer valt er meer licht van de zon op een vierkante meter aardoppervlak (figuur 6.4). En omdat de dagen dan langer zijn, wordt de aarde elke dag meer uren opgewarmd. Daardoor is het in de zomer warmer dan in de winter.

6.4 Verschil in lichtinval tussen zomer en winter

1 a Hoelang duurt één ronde van de aarde om de zon? R

b Wat is een etmaal? R

2 Waardoor ontstaan dag en nacht? Kies het juiste antwoord. R

A Door de draaiing van de aarde om de zon.

B Door de draaiing van de aarde om haar eigen as.

C Doordat de aardas schuin staat.

3 a De aardas staat niet loodrecht op de baan van de aarde om de zon en wijst altijd dezelfde kant uit. Noteer welke twee gevolgen dit heeft. R

b Leg in je eigen woorden uit waardoor zomer en winter ontstaan. T 1

4 De aarde draait om haar as en jij draait mee.

a Hoelang duurt één ronde van de aarde om haar eigen as? R

b De omtrek van de aarde op de evenaar is 40 duizend km. Bereken de snelheid waarmee je op de evenaar ronddraait. T 1

c Leg uit dat de snelheid op de Noordpool 0 m / s is. T 2

d Beredeneer hoe groot de snelheid in Nederland ongeveer is. I

5 De planeet Jupiter staat op 778 miljoen km afstand van de zon. Als je je de zon voorstelt als een sinaasappel met een diameter van 10 cm, dan staat de aarde op een afstand van 10,8 m.

a Hoe ver staat de aarde van de zon? R

b Bereken op deze schaal hoe ver Jupiter dan van de zon staat. T 1

c Op deze schaal is de diameter van de aarde minder dan 1 mm. Leg uit hoe je dit antwoord zelf kunt berekenen. T 2

6 Waar moet je in Engeland naartoe als je een zonsopkomst boven zee wilt zien: naar de oostkust of de westkust ? T1

7 Afbeelding A

De afbeelding is een kaart van Nederland met coördinaten. Om je positie aan te kunnen geven is de aarde verdeeld in lengte- en breedtegraden. Een lengtegraad op de kaart loopt verticaal en een breedtegraad horizontaal.

Je ziet op de kaart dat Apeldoorn op de 6de lengtegraad ligt. Londen ligt op 0 graden.

Op de kaart zie je ook dat Arnhem op de 52ste breedtegraad ligt. De evenaar ligt op 0 graden.

a Leg uit of de zon eerder opkomt in Arnhem of in Den Haag. T2

b Leg uit dat als je 15 graden naar het oosten reist de zon 1 uur eerder opkomt. T2

c Bereken hoeveel minuten de zon in Apeldoorn eerder opkomt dan in Amsterdam. T1

8 a Noem twee oorzaken waardoor het in Nederland ’s winters kouder is dan ’s zomers. T1

b Leg uit waarom het op het zuidelijk halfrond winter is als het bij ons zomer is. T1

9 Rond de Noordpool is een gebied waar de zon in de zomer 24 uur per dag schijnt.

a Laat met een tekening zien hoe dat kan. T2

b Het blijft koud op de Noordpool, zelfs als de zon er 24 uur per dag schijnt. Leg uit waardoor dat komt. T2

Leeuwarden

Maastricht

Apeldoorn

lengtegraad

10 Werkblad 6.10

In figuur 6.3 zijn twee posities van de aarde getekend. Bij de linker positie is het 21 juni, de langste dag bij ons in de zomer. Bij de rechter positie is het 21 december, de kortste dag bij ons in de winter.

a Teken op je werkblad de plaats van de aarde op 21 maart, het begin van de lente. T1

b Teken ook de plaats van de aarde op 21 september, het begin van de herfst. T1

c Leg uit waarom op deze twee dagen dag en nacht bijna overal even lang duren. T2

d Leg uit waarom de dagen en nachten in landen rondom de evenaar gedurende het gehele jaar ongeveer even lang duren. I

oosterlengte (ol )

breedtegraad

noorderbreedte (nb )

HUISPROEF

Zet een stok verticaal op een vel papier. Meet de lengte van de schaduw op drie verschillende tijdstippen, verspreid over de dag. Wat valt je op aan de lengte en richting van de schaduw?

Arnhem
Den Haag

v Toepassen

11 Lees de tekst hiernaast over wijnbouw in Noord-Europa.

a Wat is het voordeel van steile hellingen voor wijnbouw in noordelijke streken? T 1

b Waarom is wijnbouw op hellingen die naar het noorden gericht zijn niet geschikt? T 2

c Waar op de wereld zou wijnbouw op naar het noorden gerichte hellingen wel geschikt zijn? I

d Waarom zijn zeer steile hellingen niet handig voor wijnbouw in landen die dicht bij de evenaar liggen? Licht je antwoord toe met een tekening. T 2

e Wat is het voordeel van de klimaatverandering voor de wijnbouw in Nederland? I

12 De snelheid waarmee de aarde om haar as draait, neemt langzaam af. Uit onderzoek is gebleken dat 600 miljoen jaar geleden de aarde in 22 uur om haar eigen as draaide. Bereken hoeveel dagen er toen in een jaar gingen. I

13 Afbeelding B

De draai-as van Mercurius staat loodrecht op de baan van de planeet om de zon.

Leg uit of Mercurius om deze reden een zomer en een winter kent. T2

14 Afbeelding C

De planeet Uranus draait in 84 aardse jaren eenmaal om de zon en in ongeveer 17 uren eenmaal om de eigen as. Bijzonder is dat de draai-as van Uranus bijna in het vlak van de baan om de zon ligt.

Leg uit wat het gevolg van de stand van de draai-as is voor de lengte van de dagen en de seizoenen op Uranus. I

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik ken de betekenis van de volgende begrippen:

v Aarde en zon

v Dag, nacht en etmaal

v Zomer en winter

T  1 Ik kan beschrijven waardoor dag en nacht en zomer en winter op aarde ontstaan.

T 2 Ik kan uitleggen hoe de stand van de draai-as van een planeet invloed heeft op de daglengte en het ontstaan van seizoenen.

I Ik kan uitleggen hoe de breedtegraad van invloed is op de hoeveelheid zonnewarmte die op het aardoppervlak valt.

Mercurius
Uranus

Wijnbouw in Noord-Europa Wijn wordt gemaakt van druiven. Om druiven goed te laten groeien is veel zonnewarmte nodig. Daarom is er veel wijnbouw in Zuid-Europese landen als Frankrijk en Italië. Ook landen die noordelijker liggen, zoals Nederland en Duitsland, hebben wijngaarden. Om de druiven zoveel mogelijk te laten profiteren van de zonnewarmte, liggen deze wijngaarden vaak op steile hellingen. De hellingen langs de rivier de Moezel in Duitsland zijn hier een goed voorbeeld van (figuur 6.5) Hoe noordelijker je komt, hoe lager de zon aan de hemel staat. De hoeveelheid zonnewarmte per vierkante meter die op het aardoppervlak terecht komt, is noordelijker dus kleiner (zie ook figuur 6.4). Maar op een steile helling valt dan juist meer zonlicht per vierkante meter (zie figuur 6.6). De helling moet dan wel naar het zuiden gericht zijn.

6.6 Op een steile helling die naar het zuiden is gericht, valt bij laagstaande zon meer zonlicht per vierkante meter dan op vlak land.

6.5 Wijnbouw aan de rivier de Moezel nabij Trittenheim, Duitsland

6.2  Aarde en maan

DOEL > Je leert dat de beweging van de maan om de aarde veroorzaakt wordt door de zwaartekracht en de verklaring is voor de maanfasen.

De maan De maan is veel kleiner dan de zon. Omdat de maan veel dichterbij staat dan de zon, lijken deze hemellichamen aan de hemel even groot te zijn. De gemiddelde afstand tussen de aarde en de maan is 380 duizend km. De maan is met een diameter van 3500 km veel kleiner dan de aarde. Ze beweegt in een bijna cirkelvormige baan om de aarde. Daar doet ze bijna een maand over. De maan wordt net als de aarde verlicht door de zon. Het licht dat je ziet wanneer je de maan aan de hemel ziet staan, is dus teruggekaatst zonlicht.

Maanfasen De baan van de maan om de aarde ligt in bijna hetzelfde vlak als de baan van de aarde om de zon. De maan komt net als de zon in oostelijke richting op en gaat in westelijke richting onder. Je ziet alleen het gedeelte van de maan dat door de zon verlicht wordt. De kant van de maan die van de zon af is gericht, zie je niet. Bij nieuwe maan staat de maan tegelijk met de zon aan de hemel en wordt de achterkant verlicht. Op aarde zie je de maan dan niet. Na een week is het halve maan. De rechterkant van de maan is dan verlicht, gezien vanaf de aarde. Dit heet eerste kwartier. Een week later is het volle maan. De verlichte kant van de maan is dan helemaal naar de aarde gericht. De maan komt dan op als de zon ondergaat. Weer een week later is het laatste kwartier. Je ziet vanaf de aarde nu de linkerkant van de maan verlicht. De verschillende verschijningsvormen van de maan heten de maanfasen (figuur 6.8).

6.7 De Amerikaanse astronaut Buzz Aldrin op de maan, 20 juli 1969

6.8 De maanfasen (grootte en afstanden zijn niet op schaal)

Zwaartekracht Als je iets omhooggooit, valt het weer naar beneden. Dat komt door de zwaartekracht. Niet alleen de aarde trekt voorwerpen aan, alle voorwerpen oefenen ook een aantrekkingskracht op elkaar uit. Deze kracht merk je pas als de voorwerpen heel erg groot en zwaar zijn, zoals sterren en planeten. Omdat de aarde heel groot en zwaar is, voel je de aantrekkingskracht van de aarde heel duidelijk. Dat is de kracht die je naar de grond trekt en voorkomt dat je wegzweeft van de aarde. De zwaartekracht neemt af als de afstand tussen de voorwerpen groter wordt. Maar zelfs op 380 duizend km afstand is de zwaartekracht van de aarde groot genoeg om de maan aan te trekken. Als de aarde de maan aantrekt, waarom valt die dan niet op de aarde? Dat kun je als volgt begrijpen. In figuur 6.9 zie je een heel hoge berg met daarop een kanon. Als je de kogel wegschiet, valt hij met een boogje naar de aarde. Hoe harder je de kogel wegschiet, hoe verder hij komt. Omdat de aarde rond is, valt de kogel steeds verder om de aarde heen. Als je de kogel hard genoeg wegschiet, komt hij nooit meer op de grond. De kogel blijft dan om de aarde bewegen. Met de maan is het net zo. Die beweegt hard genoeg en beweegt om de aarde heen. Ook satellieten bewegen om de aarde.

6.9 Een schot om de aarde

15 a Hoelang duurt één ronde van de maan om de aarde? R

b De zon is een directe lichtbron, de maan een indirecte lichtbron. Leg uit wat het verschil is. T 1

c Welke vier maanfasen zijn er? R

d Welke kracht zorgt ervoor dat iets naar de aarde valt? R

16

Het is halve maan. Je ziet de rechterkant van de maan verlicht.

a Leg uit of het eerste kwartier of laatste kwartier is. T2

b Leg uit dat de zon dan net ondergaat of is ondergegaan. T2

c Bij een zonsverduistering bedekt de maan precies de zon. Leg uit welke maanfase hoort bij een zonsverduistering. T2

d Bij een maansverduistering bevindt de aarde zich tussen de zon en de maan. Leg uit welke maanfase bij een maansverduistering hoort. T2

17 Afbeelding A

In afbeelding A zie je twee maanfasen.

Leg voor beide maanfasen uit waar de maan zich op dat moment bevindt. Maak een keuze uit onderstaande antwoorden. T1

A Tussen nieuwe maan en eerste kwartier.

B Tussen eerste kwartier en volle maan.

C Tussen volle maan en laatste kwartier.

D Tussen laatste kwartier en nieuwe maan.

18 Vanaf de aarde zien we altijd dezelfde kant van de maan.

a Leg uit dat dit alleen kan als de maan ook om haar eigen as draait. Tip: het helpt als je de bewegingen van maan en aarde naspeelt met een medeleerling. T2

b De kant van de maan die je nooit ziet, heet in het Engels de ‘dark side of the moon’. Waarom is deze benaming onjuist? T1

c Hoelang duurt ongeveer één etmaal op de maan? T2

19 Je kunt de afstand tot de maan meten door een laserstraal te laten terugkaatsen tegen een spiegel op de maan. Deze spiegel is daar achtergelaten door Amerikaanse astronauten.

Door de tijd te meten tussen het uitzenden en ontvangen van de laserstraal, kun je de afstand op enkele millimeters nauwkeurig meten.

De precieze snelheid van het licht is 299 792 km / s. Bij een bepaling van de afstand tot de maan met een teruggekaatste laserstraal meet je een tijd van 2,548 s. Bereken met dit resultaat de afstand tot de maan. T2

HUISPROEF

Houd een tennisbal met gestrekte arm voor je in een kamer verlicht door één lamp recht voor je. Draai je lichaam in het rond en beschrijf wat je ziet op de tennisbal.

20 De zwaartekracht op de maan is zesmaal zo klein als die op de aarde.

a Leg uit of je op de maan een massa van 200 kg kunt optillen. T1

b Wat geeft een weegschaal op de maan aan als je deze massa erop legt? T2

c Leg uit of je op de maan het wereldrecord hoogspringen kunt verbeteren. T2

21 Afbeelding B

Een satelliet die zich op een hoogte van 36 000 km in een baan om de aarde bevindt, heeft net als de aarde een omlooptijd van 24 h. Als de satelliet in een baan recht boven de evenaar beweegt, dan blijft hij dus steeds boven dezelfde plek op aarde staan. Zo’n satelliet heet een geostationaire satelliet.

a Waarom kan een satelliet alleen een geostationaire baan hebben boven de evenaar en niet een geostationaire baan over de polen? T2

b Waarom is het voor communicatiedoeleinden handig om met geostationaire satellieten te werken? T2

c Voor satelliet-tv heb je een schotelantenne nodig. Deze vangt de signalen op van een geostationaire satelliet. Leg uit waarom je de antenne op het zuiden moet richten. T1

polaire satelliet

22 Afbeelding C

Polaire satellieten bewegen over de polen van de aarde in een veel lagere baan, tot ongeveer 1000 km hoogte. Deze satellieten bewegen veel sneller om de aarde dan geostationaire satellieten.

a Bedenk een reden waarom een polaire satelliet een hogere snelheid moet hebben dan een geostationaire satelliet. T2

b Polaire satellieten worden bijvoorbeeld gebruikt om landkaarten te maken. Noem twee redenen waarom polaire satellieten hier geschikter voor zijn dan geostationaire satellieten. I

v Toepassen

23 Leest hiernaast de tekst over gewichtloosheid.

a Beschrijf waarom de astronauten in het ISS gewichtloos zijn. T1

b Waarom valt het ISS niet op de aarde? T2

c Leg uit wat een weegschaal in het ISS aangeeft als een astronaut erop gaat staan. T2

d Is de zwaartekracht die op een astronaut werkt in het ISS kleiner, groter of gelijk aan de zwaartekracht die op de astronaut op aarde werkt? Leg je antwoord uit. I

24 In de film Apollo 13 zweeft Tom Hanks in een bemand ruimtevaartuig. Toch is de acteur nooit in de ruimte geweest. De opnames zijn gemaakt op een filmset die zich aan boord van een groot vliegtuig bevond.

Dit vliegtuig vloog schuin tot grote hoogte de lucht in. Op een bepaald moment stuurden de piloten het vliegtuig in een vrije val.

a Wat is het effect van de vrije val voor de inzittenden van het vliegtuig? T1

De film gaat over Apollovlucht 13 naar de maan. De Apollo is een drietrapsraket die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd gebruikt voor reizen naar de maan.

De raket van ruim 100 m hoog was bijna geheel gevuld met brandstof. De brandstof werd gebruikt om de aantrekkingskracht van de aarde te overwinnen.

b Voor het vertrek vanaf de maan terug naar de aarde is zo’n grote raket niet nodig. Leg dit uit. T2

25 Het ISS maakt in 1,5 uur een rondje om de aarde op 355 km boven het aardoppervlak. De straal van de aarde is 63 71 km.

a Bereken de afstand van het ISS tot het middelpunt van de aarde. T1

b Bereken de afstand die het ISS in 1,5 uur aflegt. Gebruik de formule voor de omtrek van een cirkel: O = 2 π r. T2

c Bereken de snelheid waarmee het ISS rond de aarde beweegt. T2

d Leg uit wat er gebeurt als de snelheid van het ISS af zou nemen. T2

v Heb je het leerdoel bereikt?

R Ik ken de betekenis van de volgende begrippen:

v Maan

v Maanfasen

v Zwaartekracht

T  1 Ik kan beschrijven hoe de maan om de aarde beweegt en daaruit de maanfasen verklaren.

T  2 Ik kan uitleggen dat de snelheid van satellieten afhangt van de hoogte van de baan boven de aarde.

I Ik kan uitleggen wat gewichtloosheid is.

Gewichtloos Het International Space Station (ISS) draait in een cirkelbaan rond de aarde op ongeveer 355 km boven het aardoppervlak. Door de aantrekkingskracht van de aarde blijft het ISS rondjes draaien. Een rondje duurt ongeveer anderhalf uur.

In het ISS zijn de astronauten en alle spullen gewichtloos. Alles wat niet vastzit, zweeft daardoor vrij rond (figuur 6.10). Dat komt doordat alles in het ISS even snel valt als het ISS zelf.

Je kunt het vergelijken met een lift waarvan de kabels breken.

Als je in de lift bent, val je door de zwaartekracht even hard naar beneden als de lift. In de lift zelf lijk je daardoor te zweven omdat je geen ondergrond meer voelt. Ook het ISS valt door de zwaartekracht, alleen steeds om de aarde.

6.10 Astronaut Peggy Whitson zweeft door het ISS.

© 2019 Boom voortgezet onderwijs, Groningen, The Netherlands

Tweede druk, 2021

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikelen 16h t /m 16m

Auteurswet 1912 jo. besluit van 27 november 2002, Stb 575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (postbus 3060, 2130 kb , www.reprorecht.nl) of contact op te nemen met de uitgever voor het treffen van een rechtstreekse regeling in de zin van art. 16l, vijfde lid, Auteurswet 1912. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16, Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot de Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten, postbus 3060, 2130 kb Hoofddorp, www.stichting- pro.nl).

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

isbn 978 94 9286 240 2 boomvoortgezetonderwijs.nl

Polaris is een RTTI-gecertificeerde methode en onderscheidt vier soorten vragen:

r Reproductievragen

t1 Trainingsgerichte toepassingsvragen

t2 Transfergerichte toepassingsvragen

i Inzichtvragen

Voor meer informatie over de RTTI-systematiek, zie www.docentplus.nl

Boekverzorging & technische tekeningen

René van der Vooren, Amsterdam

Beeldredactie

Roel Kooister, Amsterdam

René van der Vooren, Amsterdam

Beeldinkoop

Imago Mediabuilders, Amersfoort

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.