Inkijkexemplaar KERN Nederlands vmbo gt 3

Page 1


KERN vmbo-gt is een functionele methode Nederlands. Elke les is een afgerond geheel waarin één lesdoel centraal staat.

KERN is een RTTI-gecertificeerde methode en onderscheidt vier soorten vragen:

r Reproductievragen

t1 Eenvoudige toepassingsvragen

t2 Complexere toepassingsvragen

i Inzichtvragen

Voor meer informatie over de RTTI-systematiek, zie www.docentplus.nl

© 2018 Boom voortgezet onderwijs, Groningen, The Netherlands

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h

Auteurswet dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

All Rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Ontwerp omslag & binnenwerk: René van der Vooren, Amsterdam

Opmaak: Imago Mediabuilders, Amersfoort Druk & afwerking: Wilco, Amersfoort

isbn 978 94 9286 204 4

KERN

Nederlands voor vmbo-gt

Leerjaar 3

methodeconcept

x Donald Staal & Elout Roeland (Staal & Roeland)

x Petra Verra & Marinka Drost (DocentPlus)

auteurs

x Nicole Bus

x Simone Dekker

x Karin Janssen

x Mariska Jeuring

x Sigrid Kroon

x Frederike Pals

x Gijs van Raamsdonk

eindredactie

x Mariska Jeuring

x Boom voortgezet onderwijs

boom

voortgezet onderwijs

Inhoud

Leesvaardigheid

1 Leesstrategieën

2 Herhaling en overdrijving

3 Tekst — Minder huis, meer leven

Fictie

4 Fictie

5 Genres

Luister- en kijkvaardigheid

6 Informatieve programma’s

7 Uitleg en instructies

8 Nieuwsberichten

Leesvaardigheid

14 Tekstdoelen

15 Tekstverbanden

16 Tekst — ‘Een vrouw bij de mariniers leidt alleen maar af ’

Fictie

17 Personages

18 Omgeving

Luister- en kijkvaardigheid

19 Meningen en feiten

20 Discussieprogramma’s

21 Toespraken

Spreek- en gespreksvaardigheid

9 Samenwerken met een doel

10 Duidelijk maken waarom jij iets vindt of doet

Schrijfvaardigheid

11 Informele berichten schrijven

12 Formele berichten schrijven

13 Verschillende werkwoordsvormen

Spreek- en gespreksvaardigheid

22 Je mening geven in een overleg

23 Lichaamstaal in een gesprek

Schrijfvaardigheid

24 Aantekeningen maken bij instructies

25 Een verslag schrijven

26 Woorden aan elkaar of los schrijven

Leesvaardigheid

27 De functie van een alinea

28 Woordspeling en beeldspraak

29 Tekst — Mee met de meute

Fictie

30 Plot

31 Realistische en niet-realistische fictie

Luister- en kijkvaardigheid

32 Globaal kijken

33 Overhalen

34 Reclame Spreek- en gespreksvaardigheid

35 Een overleg of discussie voeren

36 Een begeleidingsgesprek

Schrijfvaardigheid

37 Een advertentie schrijven

38 Een informatieve tekst schrijven

39 Verschillende werkwoordsvormen

Leesvaardigheid

40 Samenvatting voorbereiden

41 Samenvatting schrijven

42 Tekst — Leuke broek ! Ruilen?

Fictie

43 Schrijfstijl

44 Een verhaal beoordelen

Leesvaardigheid

53 Moeilijke woorden in een tekst

54 Retorische vraag en ironie

55 Tekst — Reggaetonles maakt jongeren bewust

Fictie

56 Gedichten en hun vorm

57 Gedichten en hun betekenis

Leesvaardigheid

66 Moeilijke teksten

67 Een samenvattingsopdracht maken

68 Tekst — Tijdelijk minder productief door zomertijd

Fictie

69 Verteltijd en vertelde tijd

70 Sprongen in de tijd

Luister- en kijkvaardigheid

45 Zoekend kijken

46 Programma’s die op je gevoel inspelen

47 Documentaires

Spreek- en gespreksvaardigheid

48 Aantekeningen bij een uitleg

49 Lichaamstaal gebruiken in een presentatie

Schrijfvaardigheid

50 Een verhaal schrijven

51 Spellingcontrole

52 Meervoudsvormen

Luister- en kijkvaardigheid

58 Nauwkeurig kijken

59 Amusementsprogramma’s

60 Series en films Spreek- en gespreksvaardigheid

61 Je spreekdoel bereiken

62 Een mentorgesprek

Schrijfvaardigheid

63 Hoofd- en deelvragen bedenken voor je sectorwerkstuk

64 Informatie voor een sectorwerkstuk ordenen

65 Een sectorwerkstuk schrijven

Luister- en kijkvaardigheid

71 Kijk- en luisterstrategieën

72 De belangrijkste informatie in een programma

73 De opbouw van een programma

Spreek- en gespreksvaardigheid

74 Je gevoelens beschrijven in een gesprek

75 Een gesprek over een voorval op school

Schrijfvaardigheid

76 Werken met een schrijfplan

77 Het opbouwen van een tekst

78 Een tekst uitwerken

Leesstrategieën 1

doel Q Je leert welke leesstrategieën er zijn en hoe je ze gebruikt.

Manieren om een tekst te lezen

Hoe je een tekst gaat lezen, noem je een leesstrategie

Welke leesstrategie je kiest, hangt af van het doel waarmee je een tekst leest.

U Globaal lezen

x Je leest globaal als je snel wilt weten waar een tekst over gaat en om te zien of deze interessant is.

x Lees de titel, inleiding en tussenkopjes van een tekst.

x Bekijk de afbeeldingen en lees de eerste en laatste zin van elke alinea.

x Bedenk wat je al weet over het onderwerp en waar het over zou kunnen gaan.

U Zoekend lezen

x Je leest zoekend als je meer wilt weten over een onderwerp of het antwoord op een vraag zoekt.

x Voordat je gaat zoeken bedenk je goede trefwoorden ( = zoekwoorden). Dit kunnen één of meerdere woorden zijn.

x Bekijk eerst de inhoudsopgave, titel, tussenkopjes en afbeeldingen om het juiste onderwerp te vinden.

U Nauwkeurig lezen

x Je leest een tekst nauwkeurig als je informatie nodig hebt om iets uit te voeren (een handleiding) of als je een samenvatting moet maken.

x Je leest de hele tekst van begin tot eind en je probeert alles wat je leest te begrijpen.

x Let goed op signaalwoorden. Die geven je een seintje over verbanden in de tekst.

Opdrachten

1 Bekijk de teksten in deze les. Welk gezamenlijk onderwerp hebben de teksten? t1

2 In welke tekst vind je het antwoord op de vraag tot welke lichamelijke gevolgen een verslaving kan leiden? t1

3 Wat is GABA en wat is Glx? t1

4 Welke leesstrategieën gebruikte je om de antwoorden op vraag 1 tot en met 3 te vinden? Leg uit waarom. t2

5 Lees de tekst ‘Meisjes willen niks missen’ nauwkeurig. Noem twee voorbeelden waaruit blijkt dat meisjes vaker verslaafd zijn. t1

6 Lees de tekst ‘Brein uit balans’ nauwkeurig. Welke verschillen zijn er tussen verslaafde en nietverslaafde jongeren? Noteer er drie. t1

7 Waar let je op als je een tekst globaal leest? r

8 Waardoor is het makkelijker om de tweede tekst zoekend en globaal te lezen? Noteer twee dingen. t2

9 Je wilt iemand de belangrijkste punten uit beide teksten vertellen. Wat vertel je hem? Maak twee korte samenvattingen. i

10 Een tijdschrift dat je voor je plezier leest, lees je anders dan een tekst voor een toets. Noteer twee verschillen. t2

11 Ook in dit leerboek lees je zoekend, globaal en nauwkeurig. Geef aan wanneer je welke leesstrategie gebruikt. t2

Meisjes willen niks missen

Hoe kijken jongeren tegen hun gebruik van sociale media aan? Dat wilde het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) weten. Ruim vierduizend jongeren tussen de 12 en 25 jaar vulden vragenlijsten in over sociale media zoals WhatsApp of YouTube.

99 procent van de jongeren gebruikt sociale media, blijkt uit het onderzoek. 51 procent besteedt er per dag 1 tot 3 uur aan. Voor de lol of om contact te houden. Hoewel 75 procent het ook zegt te doen tegen de verveling. En nog een reden: om te kijken wat anderen doen (62 procent).

Meisjes zeggen veel vaker verslaafd te zijn: 14 procent van de meisjes besteedt meer dan 5 uur per dag aan sociale media tegen 6 procent van de jongens. Van de meisjes is 29 procent en van de jongens 22 procent bang om iets te missen op het moment dat ze niet op sociale media zitten. Meisjes krijgen ook vaker een positief gevoel als ze geliket, geretweet of geshared worden: 66 procent tegen 45 procent van de jongens. Hoe kan het dat meisjes zichzelf vaker verslaafd noemen dan jongens? ‘Ze gebruiken sociale media anders’, zegt Peter Kerkhof, hoogleraar sociale media aan de VU.

‘Dat kán een verklaring zijn. Meisjes gebruiken sociale media om contact te onderhouden met vriendinnen. Jongens als entertainment, YouTube-filmpjes kijken. Dat leidt je minder af dan wanneer er steeds nieuwe berichten binnenkomen.’

Brein uit balans

Onderzoekers verzamelden negentien jongeren die verslaafd zeiden te zijn aan sociale media en negentien jongeren die zelf zeiden niet verslaafd te zijn. De jongeren vulden een vragenlijst in en kregen een lichamelijk onderzoek. De uitkomsten waren opvallend. De jongeren die verslaafd waren aan sociale media, voelden zich vaker depressief en angstig en hadden slaapproblemen.

MRS

Alle jongeren ondergingen een MRS. Dit is een soort MRI-scan, een lichamelijk onderzoek waarbij de chemische samenstelling van het brein wordt vastgesteld. In dit geval werd er specifiek gekeken naar twee chemische stofjes: GABA (een stofje dat hersensignalen afremt of vertraagt) en Glx (een stofje dat de communicatie tussen zenuwcellen in de hersenen juist kan bevorderen).

GABA en Glx

Uit het onderzoek blijkt dat er verschillen zijn in de verhouding tussen GABA en Glx bij verslaafde en gezonde jongeren. Jongeren die verslaafd waren aan sociale media hadden in vergelijking met de niet-verslaafden meer GABA en minder Glx in een specifiek gebied van de hersenen. Hun hersenen zijn kort gezegd uit balans.

Les 1

x de verslaving ergens niet meer zonder kunnen

x de verklaring zeggen hoe het komt of wat de reden is

x het entertainment vermaak

x ondergaan doorstaan

x specifiek kenmerkend

x uit balans zijn uit evenwicht zijn

x de verhouding onderling verband

Doel bereikt?

x Ik weet welke leesstrategieën er zijn en wanneer ik ze gebruik. r

x Ik kan na het kiezen van een leesstrategie vragen over een tekst beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waarom ik voor een bepaalde leesstrategie heb gekozen. t2

x Ik kan zelf een korte samenvatting van een tekst geven. i

Woorden

Herhaling en overdrijving 2

doel Q Je leert dat een schrijver zijn tekst kan versterken door te herhalen of te overdrijven.

Herhaling en overdrijving

Een schrijver kan zijn tekst versterken door woorden of zinnen te herhalen of door te overdrijven.

U Herhaling

Door één of twee woorden of zelfs een hele zin nog een keer te zeggen, legt de schrijver de nadruk op die woorden.

Ik ben het zat, helemaal zat.

Kijken, kijken, niet kopen.

Bla bla bla.

U Overdrijving

Door te overdrijven maakt een schrijver iets groter, beter of erger dan het is. Vaak wordt een overdrijving gebruikt om humoristisch te zijn.

Ik sterf van de honger.

De regen viel met bakken uit de lucht.

Je bent zo gierig dat je zelfs in de 1-euroshop in termijnen betaalt.

Opdrachten

1 Kijk naar de cartoon. Waarom is het overdrijving wat de jongen zegt? t1

2 Lees onderstaande zinnen. Noteer de letters. Schrijf erachter of het om herhaling of overdrijving gaat. t1

Ik heb je lief zoals je soms, gelijk een gouden zomerdag bent nee nee nee, ik heb je lief zoals je bent naar: k. schippers, ja

Voor de zoetste verleidingen ga je naar

De Chocoladefontein.

Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder hans en monique hagen, grote schoenen

En dan, wat is natuur nog in dit land?

Een stukje bos, ter grootte van een krant.

j.c. bloem, domweg gelukkig in de dapperstraat

De zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining willem kloos, verzen

Tot in de wolken heb ik je gezocht.

adriaan morriën, la gioconda

3 Lees de tekst ‘Afwas’. In welke zin herhaalt de schrijfster? t1

A ‘Na een tijdje doe ik het meestal zelf maar.’

B ‘Ja, maar ik … heb vorige week … etc.’

C ‘En dan kan ík het opnieuw doen.’

4 In welke twee zinnen overdrijft de schrijfster? t1 a b c d e f

5 Waarom gebruikt de schrijfster herhaling en overdrijving in deze tekst? Er zijn meer antwoorden goed. t2

A Om de lezer te amuseren met een grappige tekst.

B Om de lezer te informeren hoe het bij haar thuis gaat.

C Om de lezer te overtuigen geen vaatwasser te kopen.

D Om de lezer duidelijk te maken dat ze baalt van het gedrag van de kinderen.

6 Kies een zin met overdrijving uit vraag 4. Schrijf de zin op, maar dit keer zonder overdrijving. i

7 Lees de twee teksten over de Cadeaukaart. Welke van de twee teksten vind jij het sterkst? Leg uit waarom. t2

8 Wat gebruiken schrijvers vaak om grappig te zijn, herhaling of overdrijving? r

9 Schrijf de volgende tekst opnieuw en gebruik daarin overdrijving en herhaling. i

De Sprinter is een fotoprinter met een klein formaat. Daardoor past hij in je broekzak en kun je hem overal mee naar toe nemen.

10 In wat voor teksten zal vaak overdrijving worden gebruikt? Noteer de letters. t2

A studieteksten C gedichten

B nieuwsberichten D reclameteksten

Afwas

Daar sta ik weer een vaatwasser uit te ruimen die eruitziet alsof er een brontosaurus in heeft gebraakt. Dat betekent dat een van mijn kinderen hem heeft ingeruimd. Dat gaat zo: eerst maken ze ruzie over wie het moet doen. (‘Ja, maar ik heb de tafel al gedekt’ en: ‘Ik heb afgeruimd’ of: ‘Ja, maar ik heb gisteren de kattenbak verschoond’ of: ‘Ja maar ik heb vorige week …’ etc.). Na een tijdje doe ik het meestal zelf maar. Soms zet ik door en dwing ze de vaatwasser in te ruimen. Dan smijten ze de hele boel er schots en scheef in, met alle vellen en botten en gestolde jus en spinaziebladeren er nog aan. En dan kan ík het opnieuw doen.

x het assortiment gevarieerd aanbod van producten

x stollen het vast worden van vloeistoffen of vetten

x ongelimiteerd onbeperkt

x schots en scheef niet recht, door elkaar

x de thermostaat schakelaar waarmee je de temperatuur kunt instellen

x de verleiding aantrekkingskracht

A Wil je iemand verrassen? Schenk de Cadeaukaart. Daarmee kiest de ontvanger in Nederland of België zelf zijn cadeau uit het assortiment. De kaart is ongelimiteerd geldig. Met de kaart geef je een leuk cadeau.

B Wil je iemand echt, echt verrassen? Schenk de Cadeaukaart. Met de Cadeaukaart kiest de ontvanger zelf het perfecte cadeau uit het grootste assortiment van Nederland en België. De Cadeaukaart is ongelimiteerd geldig. Met de Cadeaukaart geef je altijd het leukste cadeau van Nederland.

Doel bereikt?

x Ik weet dat een tekst sterker wordt door woorden of zinnen te herhalen of door te overdrijven. r

x Ik kan herhaling of overdrijving in een tekst herkennen. t1

x Ik kan uitleggen waarom een schrijver herhaling of overdrijving gebruikt. t2

x Ik kan zelf herhaling en overdrijving gebruiken in een korte tekst. i

Woorden Les 2

Tekst — Minder huis, meer leven

doel Q Je oefent met het beantwoorden van vragen over een tekst.

Opdrachten

1 Lees de tekst eerst globaal. Waar gaat de tekst over? t1

2 Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid?

In alinea 1 wordt: t1

A de aanleiding voor het schrijven van dit artikel genoemd.

B de mening van een deskundige gegeven.

C het onderwerp van dit artikel beschreven.

D de indeling van de tekst aangeduid.

3 Noteer twee voordelen en twee nadelen die de schrijver van wonen in een tiny house beschrijft. t1

4 Welk kopje past het beste bij de inhoud van alinea 3? i

A Krakersgemeenschap

B Gemeentebeleid

C Goedkoop wonen

D Wonen op de camping

5 In welke zinnen overdrijft de schrijver? Er zijn meerdere antwoorden goed. t1

A Dus komen er tiny houses op de Drentse leegten bij Hoogeveen, in de eeuwige ruimte van Flevoland, en onder de eindeloze luchten van Den Helder.

B De huisjes nemen niet alleen weinig ruimte in, ze zijn snel, goedkoop en duurzaam te bouwen en kunnen vaak gemakkelijk verplaatst worden.

C Een klein huisje is supersexy en maximaal vijftig vierkante meter.

D Het was een dagtaak, om zich er permanent te vestigen

Woorden Les 3

x de aanwinst

x het staaltje

x maatschappelijk

x permanent

x het materialisme

x de vergunning

x te vuur en te zwaard

6 In alinea 5 staat: ‘Het Homeruskwartier is sowieso de leukste plek van Nederland.’ Leg uit waarom de schrijver hier overdrijft. t2

7 Zoek en noteer de betekenis van het woord ‘staaltje’ in alinea 5. t1

8 Schrijf de andere woorden van de les in je schrift en probeer de betekenis uit de tekst te achterhalen. Lukt het niet? Gebruik dan een (online) woordenboek. t1

9 Welk verband is er tussen alinea 6 en 7? t1

A Alinea 6 en 7 vormen samen een opsomming.

B Alinea 7 geeft een samenvatting van de inhoud van alinea 6.

C Alinea 7 geeft een voorbeeld bij alinea 6.

D Alinea 7 geeft een tegenstelling bij alinea 6.

10 Wat is het belangrijkste doel van de schrijver met deze tekst? t1

A De lezer overtuigen om in een tiny house te gaan wonen.

B De lezer informatie geven over tiny houses.

C De lezer adviseren over het kopen van een tiny house.

D De lezer vermaken met een leuke tekst over tiny houses

11 Vindt de schrijver dat je met een tiny house meer leven en vrijheid krijgt? Leg je antwoord uit. i

12 Zou jij zelf in een tiny house willen wonen? Geef aan waarom wel of waarom niet. i

Doel bereikt?

x Ik weet op welke manieren ik een tekst kan lezen en wat ik moet doen om een tekst goed te begrijpen. r

x Ik kan informatie en onderdelen in een tekst herkennen en bepalen wat het tekstdoel is. t1

x Ik kan informatie uit een tekst toelichten en de bedoeling van een tekst(gedeelte) uitleggen. t2

x Ik kan zelf de hoofdgedachte van een tekst weergeven. i

Minder huis, meer leven

[ 1 ] Gemeentes met grote plannen willen kleine huisjes. Het is de trend van het moment. Dus komen er tiny houses op de Drentse leegten bij Hoogeveen, in de eeuwige ruimte van Flevoland, en onder de eindeloze luchten van Den Helder.

[ 2 ] Een klein huisje is supersexy en maximaal vijftig vierkante meter. Minder huis, meer leven is de slogan. Overgewaaid uit Amerika waar al veel mensen wonen in tiny houses, ook al hadden ze het soms graag groter gehad. De piepkleine woningen worden gepresenteerd als een antwoord op materialisme en vervuiling. De huisjes nemen niet alleen weinig ruimte in, ze zijn snel, goedkoop en duurzaam te bouwen en kunnen vaak gemakkelijk verplaatst worden.

[ 3 ] Een opvallende trend, en dat in het land waar het permanent bewonen van vakantiebungalows, caravans, trailers, boten en andere tijdelijke woningen te vuur en te zwaard wordt bestreden. ‘Wie in overtreding is kan uit de woning worden gezet of een boete krijgen’, meldt dreigend de afdeling Veiligheid, Vergunningen en Handhaving van Den Helder. En Amsterdam dwingt de krakersgemeenschap van het ADM-terrein, een plek in de havens waar ze al jaren duurzaam wonen in hutten en oude tramstellen, te verhuizen naar Almere Oosterwold. Het ene goedkope wonen is blijkbaar het andere niet: arme mensen in een caravan op een camping zijn een maatschappelijk probleem, maar hipsters in een duurzaam klein huisje zijn een aanwinst Vrijheid is leuk, maar het moet wel passen binnen het beleid van een gemeente.

[ 4 ] Op het eerste gezicht lijkt het wonen in zo’n klein huisje me een belachelijk idee. Om te toetsen of dat echt zo is, ga ik op bezoek bij Hennie Tibben. Zij woont en werkt in Almere in een prachtig tiny house en is daar overduidelijk gelukkig. Het is een huisje van kartonnen muren, afgezet met hout. Veertig vierkante meter, maar de ruimte voelt groter, warm als de buik van een schip.

[ 5 ] Ze had een koophuis met een hypotheek totdat ze zichzelf ‘niet meer kon motiveren om geld te verdienen voor een huis’. Hennie besloot ‘tijd en geld te herverdelen’, verkocht haar huis en kwam hier terecht. Midden in het Homeruskwartier in Almere is een landje vrijgemaakt voor kleine huisjes; het doet denken aan een verzamelplaats voor huifkarren. En Hennie is er de enige permanente bewoner. Het Homeruskwartier is sowieso de

leukste plek van Nederland, omdat je er ziet hoe Nederlanders willen wonen. Ze mogen er zelf hun huizen bouwen zonder al teveel regels, en nu barst het van de landhuizen met pilaren en elektrische rolluiken. Er staat ook een houten boerderij en er staan prachtige moderne staaltjes van architecten. Plus negen tiny houses, op proef.

[ 6 ] ‘Dit is waar we naar verlangen’, zegt Hennie: ‘meer vrijheid. Alles in Nederland is gemaakt zoals het hoort: huizen voor mensen met een baan en een gezin en een auto. Alles is bedacht: zo werk je, zo leef je. Veel mensen denken niet eens meer na over de mogelijkheden. We zijn allemaal consumenten geworden. Er is weinig ingericht voor een- en tweepersoonshuishoudens, voor samengestelde gezinnen. Voor mensen die iets anders willen.’

Het kleine huis geeft haar ook de mogelijkheid ‘te ontspullen’. De zolder van haar dure koophuis stond uiteindelijk ook alleen maar vol met spullen die ze nooit gebruikte.

[ 7 ] Maar dan begint Hennie over wat er allemaal nodig is, waar je aan moet voldoen, welke regels er gelden, welke vergunningen je moet aanvragen als je permanent bewoner wilt zijn van een klein huisje. Het was een dagtaak, om zich er op papier permanent te vestigen met haar bedrijfje en al. ‘Dit huis straalt vrijheid uit. Maar echte vrijheid is het natuurlijk niet.’

doel Q Je leert wat fictie en non-fictie is en hoe je het kunt herkennen.

Fictie en non-fictie

x Fictie is een verzonnen verhaal of tekst. Het doel van fictie is om je te amuseren. Voorbeelden zijn: leesboeken, strips, songteksten, gedichten, reclame en films.

x Verslagen of teksten die gebaseerd zijn op feiten, noem je non-fictie. Het doel van non-fictie is om je te informeren. Voorbeelden zijn: leerboeken, kranten, fotoboeken, nieuwsberichten, documentaires en naslagwerken.

U Zo herken je fictie:

x Bij fictie gaat het vooral om de beleving. De verteller bouwt zijn verhaal op. Hij zorgt ervoor dat het tot het eind boeiend blijft.

x Bij non-fictie gaat het niet om de beleving maar om overzichtelijk informatie te geven. De verteller gebruikt daar feiten voor.

5 Veel bedrijven gebruiken fictie in reclamefilmpjes.

Bijvoorbeeld: in een reclame voor een bekend frisdrankmerk strijden een broer en zus tegen elkaar om de knappe zwembadschoonmaker een flesje ijskoude cola aan te bieden. Maar tot hun verbazing is iemand anders hen voor: hun moeder.

Wat is het belangrijkste doel van het reclamefilmpje? t1

6 Waarom denk je dat makers van reclamefilmpjes vaak gebruikmaken van fictie? t2

7 Welk reclamefilmpje heb jij zelf weleens gezien waarin gebruik wordt gemaakt van fictie? i

8 Een vlogger post iedere dag twee video’s op YouTube over zijn dagelijkse leven. Hij heeft meer dan 1,7 miljoen abonnees. Vind jij zijn vlog fictie of non-fictie? Leg uit waarom. t2

9 Lees de tekst ‘Prins stiekem’. Noem drie feiten die in de tekst worden genoemd. t1

Opdrachten

1 Lees het fragment uit Livestream. Welke gebeurtenissen uit het fragment zouden non-fictie kunnen zijn? t1

2 Leg uit waarom het fragment fictie is. t2

3 Wat zijn de belangrijkste kenmerken van fictie? r

4 In de game Horizon Zero Dawn bekijkt de speler de wereld door de ogen van Aloy die sinds haar geboorte gemeden wordt door haar stam. Aloy probeert de geheimen uit haar verleden te ontrafelen. Tegelijkertijd moet ze het opnemen tegen gemechaniseerde wezens en oorlogvoerende stammen in een prachtige sprookjesachtige wereld.

Schrijf op waarom de game fictie is. t2

10 In de tekst worden ook dingen genoemd waarvan het niet zeker is dat het waar is. Noem een voorbeeld. t1

11 Is het belangrijkste doel van de tekst om je te informeren of ook nog iets anders? Leg je antwoord uit. t2

12 Lees onderstaande krantenkop. Bedenk zelf een verhaal dat bij deze kop hoort. Schrijf een verhaal van maximaal tien regels met als doel om te amuseren. i

bron: nu.nl, 31 januari 2018

Livestream

En dan gebeurt er iets wat het verloop van de komende twintig uur zal bepalen. Het wordt donker in de metro. En dat niet alleen, ook de motor valt uit. En de airco. Pas door de afwezigheid van het gezoem, valt het me op. Stilte. We glijden over de rails. Lampen flikkeren en we worden gehuld in een groenig noodlicht. Geruisloos en zonder te remmen, komen we tot stilstand. Ik zit nog steeds in mijn niks-aan-de-hand-modus, en knik geruststellend naar niemand in het bijzonder alsof ik wil zeggen: ja mensen, dit gebeurt nu eenmaal wel eens in de metro van New York, maar de andere passagiers kijken juist verwonderd om zich heen.

Gek genoeg houdt de Aziatische vrouw nog steeds haar telefoon voor zich uit: de selfie is vast een video.

Het meisje naast me is rechtop gaan zitten. Op het scherm van haar iPad staat een lijst met namen.

Ik kan alleen de bovenste twee lezen: GALDER en HATTEMERBROEK. Ze komen me bekend voor.

Wanneer ik me nog wat verder draai, kijk ik recht in haar gezicht.

Prins stiekem

Wie? Prins Bernhard (1911–2004)

Wat deed hij? Bernhard was prins-gemaal van koningin Juliana, met wie hij vier dochters kreeg: Beatrix, Irene, Margriet en Marijke (die zich later Christina noemde).

Maar ondertussen... hield hij er twee (of meer) buitenechtelijke kinderen op na.

Hoe kwam dat zo? In 1951 kreeg Bernhard een affaire met een Duitse pilote die hij in Mexico had leren kennen. Daaruit werd in 1952 Alicia geboren, die tegenwoordig in de VS woont. Bernhard zou Juliana pas in de jaren zeventig hebben verteld van haar bestaan. Daarna zou Alicia paleis Soestdijk hebben bezocht en ook enkele keren het Koninklijke vakantieverblijf Porto Ercole in Italië. Toen ontmoette ze ook Alexia, een andere buitenechtelijke dochter van de prins. Alexia werd in 1967 geboren uit een affaire van Bernhard met de Française Hélène Grinda.

Er gaan verhalen dat er meer bastaard-kinderen zijn. Hélène Grinda had naar verluidt drie jaar een relatie met prins Bernhard.

Doel bereikt?

x Ik weet wat fictie en wat non-fictie is en hoe je het kunt herkennen. r

x Ik kan herkennen of iets fictie of non-fictie is in gegeven voorbeelden. t1

Woorden Les 4

x de gemaal echtgenoot

x mijden uit de weg gaan, niet willen ontmoeten

x de modus hoe je iets doet of hoe iets gebeurt

x baseren op — uitgaan van x mechaniseren ervoor zorgen dat machines het werk doen

x ontrafelen — ontwarren, ophelderen

x geruisloos met weinig of geen geluid

x Ik kan uitleggen waarom iets fictie of non-fictie is. t2

x Ik kan zelf een verhaal vertellen met als doel om te amuseren. i

doel Q Je leert wat genres zijn en hoe je ze kunt herkennen.

Genres

Met genre wordt het ‘soort’ verhaal bedoeld: avontuur, griezel, psychologisch, sciencefiction, detective, romantisch, enzovoort.

Genres kunnen op verschillende manieren vorm krijgen, bijvoorbeeld als roman, film of stripboek.

U Zo herken je een genre:

De verhalen binnen een genre hebben dezelfde kenmerken:

x In een detective wordt een misdaad opgelost.

x In een griezelverhaal gebeuren enge dingen met vaak vreemde wezens.

x In een psychologisch verhaal ligt de nadruk op het innerlijk van de personages: het gaat over wat zij voelen, denken en doormaken.

x in sciencefiction hebben natuurwetenschappen en techniek een grote rol. De verhalen spelen zich vaak in de toekomst of in de ruimte af.

In een verhaal kunnen de genres elkaar overlappen.

Het innerlijk van de hoofdpersoon kan bijvoorbeeld zorgen voor extra spanning.

Opdrachten

1 Bekijk de dvd-hoes van De Storm. Waarover gaat deze film, denk je? t1

2 Bij welke twee genres zou je de film kunnen indelen? t1

3 Lees het fragment uit Joe Speedboot. Waarom wordt Fransje boos? t1

4 Bij welk genre hoort deze roman volgens jou? Leg je antwoord uit. t2

5 Lees de omschrijving van de televisieserie Before we die. Welke twee genres herken je? Schrijf op. t1

6 Lees de recensie over Frankenstein. Welke kenmerken van een griezelverhaal herken je? t1

7 Noem twee kenmerken van sciencefiction. r

8 Waarom wordt Frankenstein een voorloper van sciencefiction genoemd? t2

9 Bedenk zelf nog een voorbeeld van een verhaal (boek, film, game of serie) dat bij het genre sciencefiction hoort. i

10 Van welk soort genre houd jij zelf? Leg uit waarom. t2

11 Tegenwoordig zijn het vaak uitgeverijen die nieuwe genres introduceren en daarmee bepaalde doelgroepen voor ogen hebben. Een voorbeeld hiervan is ‘young adult’. Voor wie zijn ‘young adult’ boeken bedoeld en kun je hiervan een voorbeeld bedenken? i

Joe Speedboot

Fransje, de verteller van het verhaal in Joe Speedboot, is na een ongeluk zwaar gehandicapt. Zijn saaie wereld verandert in de puberteit totaal door twee nieuwkomers in het dorp: Joe Speedboot, lefgozer en bommenlegger, en de knappe PJ. Samen met nog twee anderen vormen ze een hechte vriendengroep.

Op een dag zag ik Joe en PJ op de kermis. Ze stonden bij de Spin met hun rug naar me toe. PJ zwaaide naar iemand bovenin zo’n rondzwiepend stoeltje en Joe telde het geld in zijn portemonnee.

God wat had ik PJ lang niet gezien. Was ze magerder geworden? Ik keek naar haar goudblonde krullen en hoorde mezelf zuchten als een verdrietige hond. […] Ik reed achter hen langs in de richting van de Muizenstad. Het lawaai van de machines kraste op mijn trommelvliezen. Ik kwam maar moeizaam vooruit op het platgetrapte gras, de kermis was vermoedelijk de enige gelegenheid waarvoor ik de vaste ondergrond van asfalt en klinkers verliet.

Ik wilde ongezien zijn. Ik was opeens woedend dat ik niet rechtop leefde maar alleen onvolgroeid en sprakeloos naar haar kon opkijken. Ik moest mezelf verbieden te denken aan wat er uit mij gegroeid zou zijn… op welke hoogte ik haar in de ogen had gekeken, welke woorden ik had gebruikt om haar aan het lachen te maken, zoals Joe haar liet lachen, zoals die achterlijke schrijver haar liet lachen.

Before we die

In Before we die is Hanna Svensson een agent met hoge morele principes. Ze heeft twee jaar geleden haar zoon Christian voor dealen gearresteerd. Als hij zijn straf heeft uitgezeten, wil hij niets meer met zijn moeder te maken hebben. Christian begint een verhouding met de dochter van een familie die deel uitmaakt van een criminele organisatie. Als haar collega (en geliefde) Sven vermist raakt, komt Hanna erachter dat hij een undercoveronderzoek leidde naar die familie.

Woorden Les 5

x het innerlijk binnenste van een mens, zijn gedachten en gevoelens

x de creatie iets wat iemand gemaakt heeft

x moeizaam wat veel inspanning kost

x sprakeloos niet kunnen praten van verbazing

x macaber griezelig

x wraakzuchtig op zoek zijn naar wraak

Klassiek monsterverhaal geschreven in 1817 door de toen achttienjarige Mary Shelley. In 1831 werd het onder haar naam gepubliceerd.

Victor Frankenstein maakt een lichaam uit materiaal van lijken en slaagt erin om het tot leven te brengen. Maar zijn creatie blijkt een monsterachtig wraakzuchtig wezen te zijn. Deze macabere roman in brievenvorm is een voorloper van de sciencefiction.

Doel bereikt?

x Ik weet wat genres zijn, en wat de kenmerken van de verschillende genres zijn. r

x Ik kan in een verhaal het genre herkennen. t1

x Ik kan uitleggen waarom een verhaal bij een bepaald soort genre hoort. t2

x Ik kan zelf een voorbeeld bedenken van een verhaal dat bij een bepaald genre hoort. i

Informatieve programma’s

doel Q Je leert hoe je effectief naar informatie kijkt en luistert.

Informatieve programma’s

Programma’s of films op tv of internet hebben verschillende doelen:

x Informatie geven

x Amuseren

x Instructie of uitleg geven

x Overtuigen of overhalen

x Gevoelens oproepen of uitdrukken

In deze les gaat het over informatieve programma’s.

U Voorbeelden van informatieve programma’s

x Journaal

x Documentaires

x Actualiteitenprogramma’s

x Filmpjes op SchoolTV

Ook onderdelen of items van een programma (bijvoorbeeld een talkshow) kunnen als doel hebben om te informeren.

U Kenmerken van informatieve programma’s

Je kunt informatieve programma’s herkennen aan de volgende kenmerken:

x De presentatie is neutraal en zakelijk.

x Een onderwerp wordt van meerdere kanten belicht.

x Je kunt iets leren van het programma.

U Waar let je op als je kijkt naar een informatief programma?

x Luister en kijk goed en precies.

x Houd je aandacht bij het onderwerp en dwaal niet af.

x Bedenk of je snapt wat er verteld wordt.

Opdrachten

1 Welke programma’s op televisie kijk jij? t1

A amusementsprogramma’s

B sportprogramma’s

C documentaires

D films

E series

F actualiteitenprogramma’s

G anders, namelijk ………

2 Van welke programma’s van vraag 1 kun je

wat leren, denk je? t1

3 Welke kenmerken passen bij een informatief programma? Je kunt meerdere antwoorden kiezen. t1

Het programma:

A maakt je aan het lachen;

B is spannend;

C is neutraal;

D leert je iets;

E houdt je op de hoogte van het nieuws;

F geeft informatie over een bepaald onderwerp.

4 Welke van de onderstaande informatieve programma’s ken je? Schrijf ze op. t1

A NOS Journaal

B RTL Nieuws

C Pauw

D EenVandaag

E VPRO Tegenlicht

F Kassa

G Je zal het maar hebben

H Radar

I Nieuwsuur

J Zembla

K Andere Tijden

5 Passen de kenmerken die je hebt gekozen bij vraag 3 ook bij de programma’s van vraag 4? Leg uit. t2

6 Noem drie voorbeelden van informatieve programma’s. r

7 Bekijk het filmpje dat bij deze les hoort en maak de bijbehorende opdrachten.

8 Waarom heb je soms een piep in je oor?

Zoek op internet een filmpje dat hierover informatie geeft en beantwoord de vraag. i

9 Vond je de informatie uit het filmpje dat je hebt gevonden bij vraag 7 duidelijk? Leg uit waarom. t2

10 Hoe krijg jij het liefst informatie? Door te luisteren en te kijken naar een filmpje of een programma?

Of door het te laten uitleggen door iemand, bijvoorbeeld je docent? Of liever door zelf te lezen? Licht je antwoord toe. i

Woorden Les 6

x de talkshow — televisieprogramma waarin met gasten over allerlei onderwerpen wordt gesproken

x neutraal onpartijdig

x het item (programma)punt

x de educatie opvoeding, vorming

x voorlichten informatie geven over een onderwerp

Doel bereikt?

x Ik weet wat voor soort informatieve programma’s er zijn. r

x Ik kan kenmerken van informatieve programma’s herkennen en vragen over de inhoud van een informatief programma beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waaraan ik informatieve programma’s herken en beoordelen of de informatie in het programma duidelijk is. t2

x Ik kan uit een informatief programma die informatie halen die ik nodig heb. i

Uitleg en instructies

doel Q Je leert hoe je effectief naar uitleg en instructies kijkt en luistert.

Luisteren en kijken naar uitleg en instructies

Op school luister je een groot deel van de dag naar uitleg en naar instructies. Deze zijn bedoeld om je iets te leren. Tvprogramma’s of filmpjes op internet kunnen ook als doel hebben om je iets te leren.

U Voorbeelden van uitleg en instructies

x Cursussen op televisie of internet

x Instructiefilmpjes op YouTube

x Kookprogramma’s

x De lessen op school

x Uitlegvideo’s van KERN

U Kenmerken van instructie en uitleg

Je kunt instructie en uitleg herkennen aan de volgende kenmerken:

x Er wordt uitgelegd hoe je iets moet doen of moet maken.

x De uitleg wordt stap voor stap aangeboden.

x De tekst én het beeld zijn allebei heel belangrijk.

De beelden ondersteunen de uitleg.

x De presentatie is duidelijk en helder.

U Waar let je op als je kijkt naar een instructie of een uitleg?

x Luister en kijk goed en precies.

x Bedenk of je de verschillende stappen snapt.

x Maak eventueel aantekeningen.

Opdrachten

1 Welke van de volgende televisieprogramma’s of internetfilmpjes kijk jij weleens? t1

Programma’s / filmpjes over:

A koken

B klussen

C huis en tuin

D beauty

E sport

F games

G anders, namelijk ………

2 Leggen die programma’s je iets uit? Zo ja, wat leggen ze je uit? t1

3 Welke kenmerken passen bij een uitleg of een instructie?

Je kunt meerdere antwoorden kiezen. t1

Het programma:

A legt je stap voor stap uit hoe je iets moet doen of moet maken;

B is grappig en maakt je aan het lachen;

C probeert je over te halen iets te doen of te kopen;

D leert je iets door het gebruik van zowel tekst als beelden;

E geeft uitgebreid informatie over een bepaald onderwerp.

4 Noteer vier kenmerken van een instructiefilmpje. r

5 Bekijk het filmpje dat bij deze les hoort en maak de bijbehorende opdrachten.

6 Zoek op internet een instructiefilmpje over hoe je zelf een foto op hout kunt afdrukken. t2

7 Wat heb je nodig en wat moet je doen om een foto op hout af te drukken? i

8 Vind je de informatie uit het filmpje duidelijk? Leg je antwoord uit. t2

9 Naar welke instructiefilmpjes op internet kijk jij wel eens?

Waarom juist naar die filmpjes? i

Woorden Les 7

x klussen karweitjes opknappen

x stap voor stap langzaam, steeds een stukje

x de aanwijzing beschrijving van hoe je iets moet doen

x ondersteunen helpen, bijstaan

x de cursus aantal lessen die bij elkaar horen

x de richtlijn beschrijving van hoe iets moet en van wat niet mag

Doel bereikt?

x Ik weet wat voor soort instructieve programma’s er zijn. r

x Ik kan kenmerken van instructieve programma’s herkennen en vragen over de inhoud van een instructief programma beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waaraan ik instructieve programma’s herken en beoordelen of de informatie in het programma duidelijk is. t2

x Ik kan uit een instructief programma die informatie halen die ik nodig heb. i

Nieuwsberichten

doel Q Je leert hoe je naar nieuwsberichten kijkt en luistert.

Luisteren en kijken naar nieuwsberichten

Je kunt bijna de hele dag kijken of luisteren naar nieuwsberichten. Op televisie, op de radio, op internet of bijvoorbeeld op Facebook.

Maar hoe weet je of al die nieuwsberichten waar zijn?

En of het uit een betrouwbare bron komt?

U Waar vind je nieuwsberichten?

x Op televisie: journaal, actualiteitenrubriek

x Op de radio: journaal, achtergronden van het nieuws

x Op nieuwssites op internet

x Op Facebook of Twitter

U Kenmerken van nieuwsberichten

x Het nieuws is actueel en feitelijk.

x De presentatie is neutraal en zakelijk.

x Op tv of internet worden er beelden getoond bij het nieuws.

x Het nieuws wordt van meerdere kanten belicht.

U Waar let je op als je kijkt naar een nieuwsprogramma?

x Is de presentatie neutraal? Vergelijk bijvoorbeeld het NOS journaal met het nieuws van RTL4 (beide min of meer neutraal) en nieuwsberichten op Facebook en Twitter (meestal minder neutraal).

x Wordt het nieuws van meerdere kanten belicht?

x Passen de beelden bij het nieuws dat wordt verteld?

Opdrachten

1 Waar haal jij je nieuws vandaan? t1

A uit de krant

B van de televisie

C van de radio

D van nieuwssites op internet

E van Facebook of Twitter

F anders, namelijk

2 Wat was het laatste nieuws waar jij heel verontwaardigd over was? Leg uit waarom. t2

3 Vind je het belangrijk om op de hoogte te zijn van het nieuws in Nederland en in de wereld? Leg je antwoord uit. t2

4 Geef van de volgende nieuwsbronnen aan of: t1

x jij ze wel eens gebruikt;

x ze betrouwbaar zijn;

x ze het nieuws van meerdere kanten belichten.

a NOS journaal

b Twitter

c www.nu.nl

d Facebook

5 Noem drie kenmerken van nieuwsberichten. r

6 Bekijk het filmpje dat bij deze les hoort en maak de bijbehorende opdrachten.

7 Bekijk op de site van de NOS een nieuwsfilmpje van een minuut. Geef in je eigen woorden de belangrijkste informatie weer. i

8 Is het filmpje dat je hebt bekeken volgens jou betrouwbaar? Waarom wel of niet? t2

9 Een nieuwsitem op televisie of internet kan ervoor zorgen dat je mening over iets verandert. Is dat bij jou weleens gebeurd? Leg je antwoord uit. i

Woorden Les 8

x uit betrouwbare bron van iemand die te vertrouwen is

x belichten er aandacht aan besteden

x hedendaags van deze tijd

x de actualiteit een onderwerp of gebeurtenis die in het nieuws is

x de instantie een organisatie of overheidsafdeling met een bepaalde taak

x de rubriek gedeelte van een televisieprogramma, tijdschrift of krant dat over hetzelfde onderwerp gaat

Doel bereikt?

x Ik weet wat voor soort nieuwsprogramma’s er zijn. r

x Ik kan kenmerken van nieuwsprogramma’s herkennen en vragen over de inhoud van een nieuwsprogramma beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waaraan ik nieuwsprogramma’s herken en beoordelen of het nieuwsbericht betrouwbaar is. t2

x Ik kan van een nieuwsprogramma de belangrijkste informatie weergeven. i

Samenwerken met een doel

doel Q Je leert hoe je op een goede manier kunt samenwerken om een bepaald doel te bereiken.

Samenwerken

Op school en later in je werk, werk je vaak samen met anderen. Bijvoorbeeld aan een opdracht of een project. Samenwerken doe je in drie stappen.

U Stap 1 — Start

x Spreek het doel af. Wat is de opdracht? Wat wil je daarvoor maken of doen? Bespreek alle ideeën en respecteer elkaar hierin. Zorg dat jullie het eens worden over wat jullie willen bereiken.

x Verdeel de taken. Bedenk wat er nodig is om het doel te bereiken. Schrijf alle taken onder elkaar. Zet erachter wie wat gaat doen. Verdeel de taken eerlijk.

x Maak een planning. Spreek af wanneer de taken af moeten zijn en wanneer je weer overlegt. Schrijf alles op en zet het in je agenda.

U Stap 2 — Aan de slag

x Houd je aan de afspraken.

x Overleg met elkaar. Vertel elkaar wat je gedaan hebt. Geef elkaar feedback. Spreek iemand aan als hij of zij zich niet aan de afspraak houdt.

x Soms blijkt dat iets anders moet. Je kunt de taken anders verdelen of de planning aanpassen.

U Stap 3 — Afronden

x Controleer samen of alles af en in orde is. Hebben jullie je doel bereikt?

x Bespreek met elkaar hoe de samenwerking verliep. Wat ging goed en wat kon beter?

Opdrachten

1 Klas 3 a moet als schoolopdracht een regionaal journaal maken met minimaal vier items. Ze moeten interviews voorbereiden en alles filmen en monteren.

Lees het startoverleg van een groepje hiernaast. Wat vind je van de reactie van Feddo op Ilias?

Leg uit waarom. t2

2 Is samenwerken hier belangrijk om het doel te bereiken?

Leg je antwoord uit. t2

3 Houden de leerlingen zich aan de opdracht?

Leg uit waarom wel of niet. t2

4 De zinnen hieronder gaan over hetzelfde overleg. Welke stap van de samenwerking herken je? t1

a ‘We moeten een journaaluitzending maken met vier items. Het moet afwisselend, actueel en informatief zijn. Waarover zullen we het doen?’

b Vlak voor de presentatie ontdekt Feddo dat hij de USB-stick kwijt is. Snel opent hij zijn mailbox. ‘Gelukkig had ik het filmpje ook aan jullie gemaild.’

c ‘Het in elkaar zetten van de filmpjes kost veel meer tijd dan ik dacht. Ik krijg het nooit op tijd af !’

5 Welke punten bespreek je in een startoverleg? r

6 Welke van deze punten moet de groep uit de tekst nog bespreken? t1

7 Is na het startoverleg zoals weergegeven in de tekst hiernaast voor de hele groep duidelijk wat het doel is?

Leg je antwoord uit. t2

Startoverleg 3a

siham ‘Wat doen we? Zal ik een interview houden?

Ik kan wel wat leraren naar hun favoriete hobby vragen. Als één van jullie dan filmt.’

ilias ‘Ik ga wel filmen. Ik heb deze week een kampioenswedstrijd, daar is vast wel wat leuks te filmen.’

feddo ‘Dat boksen van jou is megasaai. Ik doe liever iets over mijn bijbaantje bij de dierenopvang.’

ilham ‘Ik wil ook een weerbericht doen. Als we met een green screen filmen, kan ik later een kleurfilter gebruiken en er weerkaarten achter plakken.’

feddo ‘Nou dan hebben we genoeg. Ik zet alles in elkaar. Hup, laten we beginnen.’

8 De groep kiest uiteindelijk de volgende items:

x een interview met docenten over hun hobby

x een verslag van een sportwedstrijd

x een reportage over de dierenopvang

x het weerbericht

Daarmee moeten ze één journaaluitzending maken.

Wat is er nodig om dat doel te bereiken?

Noteer alle taken onder elkaar. i

9 Er gaat van alles mis. Hoe zou jij reageren? i

a Feddo komt in tijdnood en vraagt Ilham om te helpen. Maar Ilham is zelf heel druk.

b Siham is vergeten de vragen voor het interview te bedenken.

c Ilias heeft geen zin om te helpen. Hij gaat met zijn telefoon spelen.

Woorden Les 9

x evalueren na afloop bespreken wat iedereen ervan vond

x het item onderwerp

x het journaal programma met nieuws dat dagelijks op radio en televisie is.

x de taakverdeling het verdelen van werk in taken

x het green screen een groene achterwand die je gebruikt bij het filmen om later een andere achtergrond te kunnen invoegen.

x de reportage verslag van gebeurtenissen, op radio of televisie

10 Wat was de laatste keer dat je zelf met anderen hebt moeten samenwerken? Wat ging goed en wat ging minder goed? Gebruik in je antwoord de stappen uit de uitleg. t2

11 Voor de volgende les maken jullie zelf één journaalitem over regionaal nieuws. Werk in groepjes van vier.

Houd een kort startoverleg over de opdracht. Jullie wisselen ideeën uit en bepalen daarna samen het doel. Bespreek en noteer : i

x de taken

x de taakverdeling

x de planning

x andere afspraken.

12 Hoe verliep het startoverleg? t2

13 De volgende les presenteert elke groep zijn journaalitem. Aansluitend evalueer je het resultaat en de samenwerking. Bespreek samen:

x Voldeed het journaal aan de eisen?

x Was de taakverdeling eerlijk ?

x Hoe verliep de samenwerking ?

x Hoe was de communicatie ?

x Klopte de planning ?

x Had iedereen alles op tijd af?

Noteer iets wat goed ging en iets wat beter kan. t2

Doel bereikt?

x Ik weet welke stappen horen bij samenwerken om een doel te bereiken. r

x Ik kan de stappen herkennen als mensen samenwerken om een doel te bereiken. t1

x Ik kan beoordelen of iemand op een goede manier samenwerkt om een doel te bereiken. t2

x Ik kan zelf op een goede manier samenwerken om een doel te bereiken. i

Duidelijk maken waarom jij iets vindt of doet

doel Q Je leert hoe je duidelijk kunt maken waarom jij iets vindt of doet.

Overtuigen

Soms wil je de ander uitleggen waarom je iets vindt of op een bepaalde manier iets doet. Je wilt iemand bijvoorbeeld overhalen om iets te doen.

Voorbeeld: je wilt dat je medeleerlingen iets gaan doen voor de ouderen in jullie buurt.

U Zo verduidelijk je waarom je iets vindt of doet:

x Leg eerst kort uit wat je idee, plan of standpunt is.

Voorbeeld: ‘Ik vind dat we samen een muziekavond moeten organiseren voor ouderen.’

x Leg uit waarom jij dat vindt. Gebruik argumenten, redenen en voorbeelden om je mening, plan of handelen te onderbouwen.

Voorbeeld: ‘Ouderen zijn vaak eenzaam en komen hun huis nauwelijks uit. Op een muziekavond kunnen ze luisteren naar hits van vroeger. Lekker meezingen én ze hebben contact met anderen.’

x Houd rekening met mogelijke tegenargumenten.

Dat zijn argumenten tégen je standpunt.

Voorbeeld: ‘Misschien vind je dat zoiets veel tijd kost, maar met elkaar heb je het zo geregeld.’

x Vat je standpunt en het belangrijkste argument tot slot samen.

Voorbeeld: ‘Kortom, ik hoop dat jullie me willen helpen om een muziekavond te organiseren. Het is voor ons een kleine moeite en ouderen hebben een superleuke avond.’

Opdrachten

1 Lees de tekst van Melle over ‘taakstraf’. Wat is zijn standpunt? t1

2 Vind je dat alle argumenten bij het standpunt van Melle passen? Leg je antwoord uit. t2

3 Welke tegenargumenten noemt Melle in zijn betoog? t1

4 Hoe weerlegt Melle het tweede tegenargument? t1

5 Wat vind je van de manier waarop Melle zijn standpunt samenvat? Leg uit waarom. t2

6 Wat is jouw eigen standpunt over het geven van taakstraffen? Gebruik argumenten om je standpunt duidelijk te maken. i

7 Welke aandachtspunten horen bij overtuigen? t1

A Bespreek elk standpunt van verschillende kanten, zonder je eigen mening te geven.

B Vertel hoe je een muziekavond organiseert.

C Bedenk hoe je de ander kunt overhalen om mee te doen met de actie.

D Kies sterke argumenten om de ander van je standpunt te overtuigen.

E Leg goed uit hoe een situatie in elkaar zit.

F Bedenk welke tegenargumenten anderen naar voren kunnen brengen.

8 Wat is jouw mening over watergebruik en -verspilling?

Hoe kun je zuinig doen met water? Vind jij het belangrijk om geen water te verspillen? Wat moeten anderen volgens jou doen? Of vind jij dat iedereen dat zelf moet weten?

Bedenk wat je standpunt is. i

9 Bedenk argumenten om je standpunt te verduidelijken. Bedenk ook tegenargumenten en hoe je die wilt weerleggen. i

10 Werk samen in tweetallen. Voer het gesprek waarin je jouw standpunt over watergebruik en verspilling duidelijk maakt. i

11 Wat was het standpunt van de ander? t1

12 Maakte de ander zijn of haar standpunt op een goede manier duidelijk? Leg uit waarom wel of niet. t2

13 Welk (tegen)argument vond je niet zo goed? Leg uit waarom. t2

14 In wat voor situaties probeer je anderen te overtuigen? r

15 Wanneer heb je anderen voor het laatst willen overtuigen van iets, bijvoorbeeld om iets te doen? Welke argumenten heb je toen gebruikt? i Woorden Les 10

x typisch wat er precies bij past, kenmerkend

x de cultuur gewoontes van een volk

x het tegenargument wat je tegen iets inbrengt

x de weerstand tegenstand, verzet

x weerleggen met argumenten aantonen dat het niet juist is

x afzeggen iets niet laten doorgaan

x daarentegen geeft een tegenstelling aan

Taakstraf

melle ‘Volgens mij is het beter om jongeren een taakstraf te geven dan ze op te sluiten in de gevangenis. Met een taakstraf doe je iets terug voor de samenleving. Je kunt iets goedmaken. Sommige mensen denken dat een taakstraf niet streng genoeg is, dat het niet voldoende afschrikt. Zij denken dat je pas voelt dat je iets fout hebt gedaan, als je opgesloten bent. Maar in de gevangenis komt zo’n jongere in aanraking met criminelen. Die kunnen een slechte invloed op hem hebben. Ten tweede komen er met een taakstraf meer gevangenisplekken vrij voor zware criminelen. Dat lost het cellentekort op.

Ook denk ik dat het goed is om zo ervaring op te doen met werken. Of dat je verplicht wordt om iets voor de medemens te doen. Het is natuurlijk jammer dat je dan werk inpikt van anderen. Dus dat er werkloosheid van kan komen. Daarentegen zijn er mensen nodig die de taakstraffen begeleiden. Dus er komt ook werk bij. Bovendien kunnen gestraften ook klussen doen die anders niet gedaan zouden worden. Ten slotte zijn taakstraffen goedkoper dan gevangenisstraf. Het bespaart de maatschappij dus veel geld.

Kortom, een taakstraf is beter dan gevangenisstraf, omdat je dan niet uit de samenleving gehaald wordt en gewoon kan blijven werken of leren.’

Doel bereikt?

x Ik weet hoe je duidelijk kunt maken waarom je iets vindt of doet. r

x Ik kan herkennen wat het standpunt van iemand is en welke argumenten iemand gebruikt om dit te verduidelijken. t1

x Ik kan beoordelen of iemand zijn of haar standpunt op een goede manier duidelijk maakt. t2

x Ik kan zelf op een goede manier een standpunt duidelijk maken. i

Informele berichten schrijven

doel Q Je leert hoe je een informeel bericht schrijft.

Informele berichten

Een informeel bericht kun je schrijven aan familie, vrienden of kennissen. Let daarbij goed op de volgende zaken:

x de opbouw van het bericht

x de inhoud van het bericht

x het lezerspubliek

U Opbouw bericht

Een goed bericht is opgebouwd uit een aantal onderdelen. Achtereenvolgens:

x een aanhef ( Beste Jan, );

x een inleiding of introductie waarom je het bericht stuurt ( Ik mail je even omdat … );

x een kern;

x een afsluitende zin ( Ik hoop dat we elkaar gauw weer zien. Als je nog vragen hebt, hoor ik het wel. );

x een ondertekening ( Hartelijke groet, Veel liefs, Groetjes, Tot gauw! ) en je naam;

x In een brief schrijf je de plaats waar je op dat moment bent en de datum rechts bovenaan.

U Inhoud bericht

In een informeel bericht kun je verschillende dingen vermelden:

x je mening

x je gevoelens

x een gebeurtenis die je hebt meegemaakt

x je plannen

U Lezerspubliek

Let goed de toon van je bericht. In een informeel bericht is de toon persoonlijk (en niet zakelijk). Het moet passen bij degene die het leest. Houd rekening met wat een ander interessant vindt en begrijpt.

Opdrachten

1 In wat voor situaties schrijf je een informeel bericht? t1

2 Lees het bericht van Chris hiernaast. Waar gaat het over? t1

3 Wat vind je van de opbouw van zijn bericht? t2

4 Past de toon van het bericht van Chris bij de lezer ervan? t2

5 Wat zou een betere inleiding zijn voor het bericht van Chris? t1

A Vorige week tijdens de wedstrijd van B1 ben ik trouwens ook onderuitgehaald. Ik liep veel harder dan die verdediger van Groen-Wit en daarom trok hij me om.

B Hoe voel je je nu dan? Nog veel pijn? Ik kom zaterdag even langs, oké?

C Ma zei dat je je been had gebroken bij de training en dat je van het ziekenhuis nog wel zes weken in het gips moet. Balen!

D We gaan deze week met z’n vieren naar zo’n vakantiepark met megazwembad. Maar hopen dat het niet saai is.

6 In hoeveel alinea’s zou jij het bericht van Chris indelen? t1

7 Wat zou een goede opbouw zijn van de onderwerpen in het bericht van Chris? Zet ze in de goede volgorde. t1

A Vertellen hoe het met jezelf gaat en wat je allemaal hebt meegemaakt of wat je plannen zijn.

B Beterschap wensen en zeggen dat je een keer op bezoek komt.

C Vragen hoe het met je neef is en hoe hij zich voelt.

8 Stel dat in plaats van Chris je trainer zijn been had gebroken. Zou je de toon van je bericht dan aanpassen? Waarom wel of niet? t2

Bericht van Chris

Ha zielig neefje,

Dus jij wankelt de hele dag op krukken, en nog wel in je vakantie ook! Goed gedaan en lekker bezig zeg. Ik kan me voorstellen dat je daar heel blij mee bent ;-) Vorige week tijdens de wedstrijd van B1 ben ik trouwens ook onderuitgehaald. Ik liep veel harder dan die verdediger van Groen-Wit en daarom trok hij me om. Maar goed, ik had alleen maar een blauw plekje, niet zoals jij.

Ma zei dat je je been had gebroken bij de training en dat je van het ziekenhuis nog wel zes weken in het gips moet. Balen! Alvast maar beterschap dan! Hopelijk groeit je been er weer aan. Haha. Hoe voel je je nu dan? Nog veel pijn?

Ik kom zaterdag even langs, oké? Wij staan trouwens 2de met de B1. Als we volgende week winnen zelfs 1 ste!

We gaan deze week met z’n vieren naar zo’n vakantiepark met megazwembad. Maar hopen dat het niet saai is.

Byebye, Chris

O ja je moet de groeten hebben van je nichtje / mijn babyzusje Julie. En van je tante Eef.

9 Lees de e-mail van Melody. Wat vind je van de opbouw? t2

10 Zou je nog iets veranderen aan de e-mail van Melody? t2

Woorden Les 11

x wankelen onzeker lopen

x onderuithalen ten val brengen

x hoogstens — maximaal

x afgrijselijk afschuwelijk

x achtereenvolgens in volgorde

x ronduit ongetwijfeld, beslist

x het event feestelijke gebeurtenis

E-mail van Melody

Ha Samantha,

Ik ben m’n smartphone kwijt, dus ik stuur je maar eens een gezellige ouderwetse e-mail! Dat doe ik hoogstens één keer per week. Hoe gaat het met jou?

Heb jij het ook zo afgrijselijk druk op school?

Bij ons is het ronduit vreselijk en dan mag ik ook nog niet eens zeuren van m’n moeder.

Maar goed. Volgende week zaterdag ga ik naar het fashionevent in Amsterdam, met de trein. Heb je misschien zin om mee te gaan? Lijkt me gezellig, kunnen we ook een beetje bijkletsen en nog wat shoppen na die tijd.

Ik hoor graag binnenkort je reactie!

Liefs, Melody

11 Kijk nog eens naar het bericht van Chris. Herschrijf het bericht. Zorg voor een goede opbouw en gebruik daarbij je antwoord van vraag 7. i

12 Lees het herschreven bericht van een klasgenoot. Vind je het een goed bericht? Waarom wel of niet? t2

Doel bereikt?

x Ik weet waar ik op moet letten als ik een informeel bericht schrijf. r

x Ik kan vooraf bedenken wat ik wil vragen of welke informatie ik wil geven in een informeel bericht. t1

x Ik kan van een informeel bericht van iemand anders zien wat er wel en niet goed aan is. t2

x Ik kan zelf een goed informeel bericht schrijven. i

Formele berichten schrijven

doel Q Je leert hoe je een formeel bericht schrijft.

Een formeel bericht schrijven

Een formeel bericht (een brief of een e-mail) schrijf je vaak aan een onbekende. Let goed op:

x de inhoud van je brief/e-mail

x de vaste formuleringen die je gebruikt

x de vaste opbouw van een brief/e-mail

U Inhoud bericht

In een formeel bericht kun je:

x informatie geven of vragen

x je aanmelden voor iets

x een verzoek doen

x iemand overtuigen

U Vaste formuleringen

In een formeel bericht gebruik je andere formuleringen dan in een informeel bericht:

x aanhef: Geachte heer/mevrouw …

x inleiding of introductie: In de krant van vandaag las ik …, Bedankt voor uw brief …, Mijn naam is …

x afsluitende zin: Mocht u nog vragen hebben, dan hoor ik het graag, Nogmaals bedankt …

x ondertekening: Hoogachtend, Met vriendelijke groet …

De toon van je brief is zakelijk.

U Opbouw bericht

Een formele brief heeft een aantal vaste onderdelen:

x je eigen adres links bovenaan

x het adres van de geadresseerde daaronder

x het onderwerp van de brief

x de dagtekening (Amsterdam, 11 oktober 2018)

x de aanhef

Daarna schrijf je de rest van de brief. Let daarbij op de indeling in inleiding, kern en slot

Bij een formele e-mail is het iets anders:

x schrijf het mailadres van de geadresseerde in de adresbalk

x schrijf het onderwerp van je mail in de onderwerpbalk

Opdrachten

1 In wat voor situaties schrijf je een formele brief of e-mail? t1

2 Lees de brief op de pagina hiernaast. Waar gaat het over? t1

3 Zijn in deze brief de goede formuleringen gebruikt voor een formeel bericht? t2

4 Wat vind je van de opbouw van de brief? t2

5 Wat mist er nog in de opbouw? t2

6 Welke belangrijke informatie zijn Andreas en Malik vergeten in de brief? t2

A Of het een onderwerp voor het examen is.

B De naam van de docent.

C In welke week ze het liefst de wethouder zouden willen interviewen.

D Of ze ook andere mensen benaderd hebben.

7 In de plaatselijke krant lees je dat er binnenkort een voorlichtingsdag plaatsvindt over een vervolgstudie aan het MBO. Je wilt er graag naar toe. Je moet je aanmelden bij mevrouw Sitalsing.

Je stuurt haar een e-mail. Wat zet je in de onderwerpbalk? t1

A Geachte mevrouw Sitalsing.

B Aanmelden voorlichtingsdag MBO

C Bericht van [jouw naam]

D Advertentie in de krant

8 Welke informatie over jou heeft mevrouw Sitalsing nodig, denk je? t1

9 Hoe kun je het beste je mail ondertekenen? t1

A Met vriendelijke groet, [jouw naam]

B Groetjes, [jouw naam]

C In afwachting van uw antwoord verblijf ik, [jouw naam]

D De beste wensen, [jouw naam]

Gemeentehuis, t.a.v. wethouder mw. Vos

Grote Markt 3 1234 ZJ Berghouten

Onderwerp: geschiedenis Berghouten

Den Haag, 12 november 2018

Geachte mevrouw Vos,

Voor het vak geschiedenis moeten wij een werkstuk maken over Berghouten in de 19e eeuw. Onze docent heeft aangegeven dat we aandacht moeten besteden aan onder andere de ontwikkeling van de industrie en van de arbeiders.

We hebben op de website van de gemeente Berghouten gekeken of daar iets staat over de geschiedenis van onze stad. Maar daar zagen we jammer genoeg niets over dit onderwerp. We zagen wel in uw profiel dat u erg geïnteresseerd bent in de historische ontwikkelingen van Berghouten. En dan vooral in de geschiedenis van de 19e en 20e eeuw. Is het mogelijk dat we u een keer interviewen zodat we meer te weten komen over Berghouten in de 19e eeuw?

Het werkstuk moet op tijd af zijn, dus we horen graag of het kan. Alvast bedankt!

Met vriendelijke groet, Andreas en Malik, Klas 3b, Oosterpoortcollege Berghouten

Woorden Les 12

x de industrie productie op grote schaal in fabrieken

x het profiel korte beschrijving van een persoon of karakter

x het verzoek vraag om iets te doen

x benaderen naar iemand toe gaan om hem te spreken

x plaatsvinden zich afspelen, gebeuren

x plaatselijk op of van een bepaalde plek

x binnenkort gauw, spoedig

10 Schrijf de mail aan mevrouw Sitalsing. Zet in je mail in ieder geval de volgende punten: i

x dat je het bericht over de voorlichting in de krant hebt gelezen;

x je naam en hoe je te bereiken bent (e-mail en/of je mobiele nummer);

x naar welke voorlichting (welke studierichting) je precies wilt;

x motivatie waarom je graag naar die studierichting wilt.

Gebruik ook je antwoord bij vraag 7, 8 en 9. Let erop dat je mail duidelijk en zakelijk is.

11 Lees de e-mail van een klasgenoot. Vind je het een goede e-mail? Waarom wel of niet? t2

12 Bespreek de e-mails met de klas. Let daarbij op de formuleringen, de opbouw en de toon van de e-mail. t2

13 Zoek op je telefoon een WhatsApp-gesprek dat je pas met een vriend of vriendin hebt gehad. Herschrijf het bericht in formele taal. i

Doel bereikt?

x Ik weet waar ik op moet letten als ik een formeel bericht schrijf. r

x Ik kan vooraf bedenken wat ik wil vragen of welke informatie ik wil geven in een formeel bericht. t1

x Ik kan een formeel bericht van iemand anders beoordelen op wat er wel en niet goed aan is. t2

x Ik kan zelf een goed formeel bericht schrijven. i

Verschillende werkwoordsvormen

doel Q Je leert hoe je de persoonsvorm en het voltooid deelwoord schrijft.

Werkwoordspelling

In deze les herhalen we het schrijven van de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van regelmatige en onregelmatige werkwoorden, en het schrijven van Engelse werkwoorden.

U Persoonsvorm tegenwoordige tijd

x Bij ik schrijf je de ik-vorm.

x Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t

x Bij wij, jullie en zij schrijf je het hele werkwoord.

x Bij onregelmatige werkwoorden (hebben, mogen, zullen, willen, zijn, kunnen) gelden andere regels.

U Persoonsvorm verleden tijd

x Bij zwakke werkwoorden bedenk je wat het hele werkwoord is. Haal -en eraf. Eindigt dit op een t, k, f, s, ch of p, dan wordt de verleden tijd -te of -ten ( pakte ). Eindigt dit op een andere letter, dan wordt de verleden tijd -de of -den ( verhuisde )

x Bij sterke werkwoorden verandert de klank.

x Bij onregelmatige werkwoorden verandert er meer dan alleen de klank.

U Voltooid deelwoord

x Begint vaak met ge-, soms met be-, ver- of onten eindigt op - en, -t of -d.

x Gebruik de verleden tijd om te bepalen of je een -d of een -t aan het eind schrijft.

U Engelse werkwoorden

x Je schrijft ze op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden ( ik mail, hij mailt , ik mailde, ik heb gemaild ).

x Soms eindigt de ik-vorm op -e of -te (ik delete, hij deletet, ik deletete, ik heb gedeletet)

Opdrachten

1 Lees de tekst ‘De kracht van radio’ op de pagina hiernaast. Noteer van alle persoonsvormen die je vindt de verleden tijd en het voltooid deelwoord. t1

2 Vul de goede werkwoordsvorm in.

Gebruik het werkwoord dat tussen haakjes staat en zet het in de tegenwoordige tijd ( tt ) of verleden tijd ( vt ). t2

a KX Radio ……… (zijn, tt) een online radiostation.

b Het ……… (worden, vt) in 2005 opgericht.

c Het radiostation ……… (hebben, tt) veel beginnende dj’s die hun programma’s zelf mogen samenstellen.

d Er is aandacht voor platen die de geschiedenis hebben ……… (vormen, voltooid deelwoord).

e Je ……… (horen, tt) ook een goede nineties-hit en actuele muziek op zijn tijd.

f Stranded FM ……… (zich onderscheiden, tt) door een platform te vormen voor nieuw talent.

g Er ……… (worden, tt) overdag non stop soul- en jazzmuziek gedraaid.

3 Zet de persoonsvormen van vraag 2 die in de tegenwoordige tijd staan in de verleden tijd en andersom.

Schrijf er het voltooid deelwoord achter. t1

4 Vul de goede werkwoordsvorm in de verleden tijd in. Kies uit de volgende werkwoorden: t2

lassen / suizen / ontdekken / verduisteren / leven / deleten / veranderen

a De skiërs ……… van de helling.

b De duiker ……… een Nederlands oorlogsschip uit de 18e eeuw bij Mexico.

c De docent ……… de tekst van het digibord.

d Door het medicijngebruik ……… haar karakter.

e Om de leiding te repareren, de loodgieters een aantal buizen aan elkaar.

f Napoleon Bonaparte ……… van 1769 tot 1821.

g De directeur van de stichting voor miljoenen aan euro’s.

De kracht van radio

Het Nederlandse radiolandschap verandert. Dat weten we inmiddels. Maar luisteren we dan helemaal geen radio meer? Zeker wel. Het gebeurt alleen anders dan voorheen.

Voorbeeld: je googelt op NLO Audio Distributie Onderzoek Uit dat onderzoek komt het volgende naar voren: de Nederlandse bevolking luistert wel degelijk naar de radio, inclusief millennials. Jongeren luisteren veel naar online radio, aanzienlijk meer dan naar streamingdiensten en YouTube. Hoe komt dat?

3FM vroeg verschillende radiostations naar hun visie op deze ontwikkeling. Sanne Schut van KX Radio, Luke Cohlen van Stranded FM en Lois de Jong van NPO Soul & Jazz vertellen erover. Waarom luisteren millennials nog steeds veel naar live radio?

Woorden Les 13

x voorheen vroeger

x aanzienlijk behoorlijk groot of veel

x wel degelijk zeker wel!

x de visie de manier waarop je ergens naar kijkt, je mening

x de millennial iemand die is geboren tussen 1981 en 2000

x inclusief wat erbij inbegrepen is x suizen zich zeer snel voortbewegen

5 Maak van de zinnen b, d, e en g uit vraag 4 een zin met een voltooid deelwoord. i

Voorbeeld : De skiërs zijn van de helling gesuisd.

6 Hoe weet je of zwakke werkwoorden in de verleden tijd -de(n) of -te(n) krijgen? r

7 Welke fout maak jij wel eens in de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en met het voltooid deelwoord?

Waarom juist die fout? i

8 Schrijf zes zinnen in je schrift. Twee in de tegenwoordige tijd, twee in de verleden tijd en twee met een voltooid deelwoord. Let op: de zinnen in de tegenwoordige tijd moeten in het enkelvoud. i

Gebruik de volgende werkwoorden:

x Persoonsvorm tegenwoordige tijd : raden, bepalen x Persoonsvorm verleden tijd : verloten, gaan x Voltooid deelwoord : straffen, bellen

9 Lees de zinnen van een klasgenoot. Zijn het goede zinnen? Is de persoonsvorm of het voltooid deelwoord op de juiste manier geschreven? t2

10 Bespreek de zinnen met de klas. t2

Doel bereikt?

x Ik weet hoe je de persoonsvorm en het voltooid deelwoord schrijft. r

x Ik kan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van een gegeven werkwoord opschrijven. t1

x Ik kan in een zin de juiste persoonsvorm of het juiste voltooid deelwoord invullen. t2

x Ik kan zelf zinnen maken met een gegeven werkwoord en hierbij de werkwoordsvorm juist schrijven. i

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.