Inkijkexemplaar KERN Nederlands vmbo basis 3

Page 1


KERN vmbo-basis is een functionele methode Nederlands. Elke les is een afgerond geheel waarin één lesdoel centraal staat.

KERN is een RTTI-gecertificeerde methode en onderscheidt vier soorten vragen:

r Reproductievragen

t1 Eenvoudige toepassingsvragen

t2 Complexere toepassingsvragen

i Inzichtvragen

Voor meer informatie over de RTTI-systematiek, zie www.docentplus.nl

© 2018 Boom voortgezet onderwijs, Groningen, The Netherlands

Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname of enige andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h

Auteurswet dient men de daarvoor wettelijke verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (www.reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in compilatiewerken op grond van artikel 16 Auteurswet kan men zich wenden tot de Stichting PRO (www.stichting-pro.nl).

All Rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, recording or otherwise without prior written permission of the publisher.

Ontwerp omslag & binnenwerk: René van der Vooren, Amsterdam

Opmaak: Imago Mediabuilders, Amersfoort Druk & afwerking: Wilco, Amersfoort

isbn 978 94 9286 200 6

KERN

Nederlands voor vmbo-basis

Leerjaar 3

methodeconcept

x Donald Staal & Elout Roeland (Staal & Roeland)

x Petra Verra & Marinka Drost (DocentPlus)

auteurs

x Nicole Bus

x Simone Dekker

x Karin Janssen

x Mariska Jeuring

x Sigrid Kroon

x Frederike Pals

x Gijs van Raamsdonk

eindredactie

x Mariska Jeuring

x Boom voortgezet onderwijs

boom

voortgezet onderwijs

Leesvaardigheid

1 Hoe lees je een tekst?

2 Hoe lees je instructieteksten?

3 Tekst — Ha ha hatsjie!

Fictie

4 Hoe herken je fictie?

5 Fictietekst — Het jaar van de leugen

Luister- en kijkvaardigheid

6 Hoe luister en kijk je naar informatieve programma’s?

7 Hoe luister en kijk je naar uitleg en instructies?

8 Hoe luister en kijk je naar nieuwsberichten?

Spreek- en gespreksvaardigheid

9 Hoe werk je samen?

10 Hoe maak je een ander duidelijk waarom jij iets vindt of doet?

Schrijfvaardigheid

11 Hoe schrijf je een informeel bericht?

12 Hoe schrijf je een formeel bericht?

13 Hoe schrijf je verschillende werkwoordsvormen?

Leesvaardigheid

14 Hoe weet je wat een schrijver wil met een tekst?

15 Hoe lees je standaardformulieren en schema’s?

16 Tekst — Professioneel gamen is topsport

Fictie

17 Hoe herken je genres?

18 Fictietekst — Het Morelliprincipe

Luister- en kijkvaardigheid

19 Hoe herken je meningen en feiten in een televisieprogramma?

20 Hoe luister en kijk je naar discussieprogramma’s?

21 Hoe luister en kijk je naar een toespraak?

Spreek- en gespreksvaardigheid

22 Hoe geef je je mening in een overleg?

23 Hoe gebruik je lichaamstaal in een gesprek?

Schrijfvaardigheid

24 Hoe maak je aantekeningen bij instructies?

25 Hoe schrijf je een verslag?

26 Hoe weet je of je woorden aan elkaar of los schrijft?

Leesvaardigheid

27 Hoe herken je een verband in een tekst?

28 Hoe lees je aantekeningen van een instructie?

29 Tekst — ‘Door een wonder naar Marokko’

Fictie

30 Hoe herken je personages?

31 Fictietekst — De jongen in de gestreepte pyjama

Luister- en kijkvaardigheid

32 Hoe kijk je globaal naar programma’s?

33 Hoe herken je tv­programma’s die je willen overhalen iets te doen?

34 Hoe herken je reclame in filmpjes of tv­programma’s?

Spreek- en gespreksvaardigheid

35 Hoe voer je op een goede manier een overleg of discussie?

36 Hoe heb je een goed begeleidingsgesprek?

Schrijfvaardigheid

37 Hoe schrijf je een advertentie?

38 Hoe schrijf je een informatieve tekst?

39 Hoe schrijf je verschillende werkwoordsvormen?

Leesvaardigheid

40 Hoe herken je de functie van een alinea?

41 Hoe lees je een internettekst op een handige manier?

42 Tekst — WhatsApp verslaat het briefje op de keukentafel

Fictie

43 Hoe zorgt de omgeving voor sfeer en spanning?

44 Fictietekst — Chatroom

Luister- en kijkvaardigheid

45 Hoe kijk je zoekend naar programma’s?

46 Hoe herken je programma’s die op je gevoel inspelen?

47 Hoe kijk en luister je naar documentaires?

Leesvaardigheid

53 Hoe vind je de betekenis van moeilijke woorden?

54 Hoe herken je een nieuwsbericht of achtergrondartikel?

55 Tekst — De schaduwkant van online shoppen

Fictie

56 Hoe kan de plot een verhaal spannend maken?

57 Fictietekst — Een weeffout in onze sterren

Luister- en kijkvaardigheid

58 Hoe kijk je nauwkeurig naar programma’s?

59 Hoe herken je programma’s die je willen amuseren?

60 Hoe kijk je naar series en films?

Leesvaardigheid

66 Hoe lees je moeilijke teksten?

67 Hoe beoordeel je argumenten in overtuigende teksten?

68 Tekst — Ook prinsesjes kunnen gepest en gekwetst worden!

Fictie

69 Hoe herken je realistische en niet-realistische fictie?

70 Fictietekst — Gesplitst

Spreek- en gespreksvaardigheid

48 Hoe maak je aantekeningen bij een uitleg?

49 Hoe gebruik je lichaamstaal in een presentatie?

Schrijfvaardigheid

50 Hoe schrijf je een verhaal?

51 Hoe gebruik je de spellingscontrole?

52 Hoe schrijf je meervoudsvormen?

Spreek- en gespreksvaardigheid

61 Hoe bereik je als spreker je doel?

62 Hoe heb je een gesprek met je mentor?

Schrijfvaardigheid

63 Hoe vat je informatie voor een werkstuk samen?

64 Hoe orden je informatie voor een werkstuk?

65 Hoe schrijf je een werkstuk?

Luister- en kijkvaardigheid

71 Hoe bepaal je welke kijk- en luisterstrategie je gebruikt?

72 Hoe herken je de belangrijkste informatie in een programma?

73 Hoe herken je wat de opbouw is van een programma?

Spreek- en gespreksvaardigheid

74 Hoe beschrijf je je gevoelens in een gesprek?

75 Hoe heb je een goed gesprek over een voorval op school?

Schrijfvaardigheid

76 Hoe werk je met een schrijfplan?

77 Hoe bouw je een tekst op?

78 Hoe werk je een tekst uit?

Hoe lees je een tekst?

doel

Je leert welke leesstrategieën er zijn en wanneer je ze gebruikt.

Bekijk de bijsluiter hieronder.

Bij wat voor medicijn hoort deze ?

Is het nodig dat je de bijsluiter helemaal leest voordat

je dit medicijn gaat gebruiken? Leg uit.

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk

Lees de bijsluiter zoekend. Onder welk kopje vind je hoe vaak je het medicijn moet innemen?

bijsluiter

AMOXICILLINE / CLAVULAANZUUR 500 / 125 mg tabletten

Wat is dit middel en waarvoor wordt het gebruikt?

Dit middel is een antibioticum, dat werkt door doden van de bacteriën, die de infectie veroorzaken. Dit middel wordt gebruikt om de volgende infecties te behandelen:

x luchtweginfecties zoals longontsteking

x blaasontsteking

x geslachtsziekten zoals chlamydia x huidinfecties

Hoe werkt dit middel?

Amoxicilline doodt veel soorten bacteriën. Na inname verspreidt het medicijn zich via het bloed. Het komt bijna overal in het lichaam terecht.

Hoe gebruikt u dit medicijn?

x De dosis is driemaal daags 1 tablet.

x Neem het tablet vlak voor of tijdens de maaltijd in.

x Slik het tablet heel door met een glas water.

x Neem de doseringen goed verdeeld over de dag in, met ten minste 4 uur ertussen. Neem nooit 2 doseringen in 1 uur.

Bent u vergeten dit middel in te nemen?

Als u vergeten bent een dosis in te nemen, moet u dit zo snel mogelijk alsnog doen. Als het bijna tijd is voor het volgende tablet, slaat u deze volgende dosis over.

belangrijk

Leesstrategieën

Hoe je een tekst gaat lezen, noem je een leesstrategie. Welke leesstrategie je kiest, hangt af van het doel waarmee je een tekst leest.

U Globaal lezen

x Je leest globaal als je snel wilt weten waar een tekst over gaat en om te zien of deze interessant is.

x Lees de titel, inleiding en tussenkopjes van een tekst.

x Bekijk de afbeeldingen en lees de eerste en laatste zin van elke alinea.

x Bedenk wat je al weet over het onderwerp en waar het over zou kunnen gaan.

U Zoekend lezen

x Je leest zoekend als je meer wilt weten over een onderwerp of het antwoord op een vraag zoekt.

x Voordat je gaat zoeken bedenk je goede trefwoorden (= zoekwoorden). Dit kunnen één of meerdere woorden zijn.

x Bekijk eerst de inhoudsopgave, titel, tussenkopjes en afbeeldingen om het juiste onderwerp te vinden.

U Nauwkeurig lezen

x Je leest een tekst nauwkeurig als je informatie nodig hebt om iets uit te voeren (een handleiding) of als je een samenvatting moet maken.

x Je leest de hele tekst van begin tot eind en je probeert alles wat je leest te begrijpen.

x Let goed op signaalwoorden. Die geven je een seintje over verbanden in de tekst.

Lees de tekst ‘Virus of bacterie?’.

Noteer drie kenmerken van een virus.

Virus of bacterie?

Ziektes of infecties kunnen veroorzaakt worden door een virus of een bacterie. Griep of een verkoudheid bijvoorbeeld worden veroorzaakt door een virus. Maar bij een longontsteking of een blaasontsteking is een bacterie meestal de schuldige.

Een virus is een heel klein levend wezen, kleiner dan een bacterie. Je kan het alleen zien met een sterke microscoop. Om zich te vermeerderen heeft het levende lichaamscellen van mensen of dieren nodig. Het virus komt binnen in het lichaam en zoekt een cel op om in te ‘ wonen ’. Het virus maakt misbruik van de mogelijkheid van lichaamscellen om zich te kopiëren. Binnen een dag kan een virus zo miljoenen kopieën van zichzelf maken. Als het een virus lukt om het lichaam binnen te dringen, worden witte bloedcellen in het bloed actief. Zij kunnen het virus opzoeken en vernietigen. Medicijnen helpen niet altijd, omdat het virus zich in de eigen cellen bevindt.

Een bacterie is een heel klein ééncellig levend wezen. In tegenstelling tot een virus kan een bacterie zich zelfstandig vermeerderen, door celdeling. En een bacterie kan zich op allerlei plekken voortplanten, ook op dode materialen. Uit één enkele bacterie kunnen binnen één dag wel 70 miljoen nieuwe bacteriën ontstaan. De meeste bacteriën zijn goede bacteriën. Wij hebben ze zelfs nodig om gezond te blijven. Slechte bacteriën kan het lichaam zelf opruimen. Word je toch ziek, dan kunnen medicijnen als antibiotica de bacterie doden.

woorden les 1

x het antibioticum

x de inname

x de dosis

x misbruik maken van

x het virus

x het wezen

Noteer drie kenmerken van een bacterie.

Op welke manier moest je lezen om vraag 5 en 6 te kunnen beantwoorden? Leg uit waarom.

Welk woord past bij de betekenis?

Gebruik de woorden van de les.

klein levend wezen dat ziektes kan verwekken / het opeten of opdrinken / iets dat leeft en beweegt / hoeveelheid die je in één keer moet gebruiken / geneesmiddel dat bacteriën doodt en ontstekingen voorkomt of verhelpt / op een verkeerde manier gebruiken

Wat is volgens jou het belangrijkste verschil tussen een virus en een bacterie?

doel bereikt?

x Ik weet welke leesstrategieën er zijn en wanneer ik ze gebruik. r

x Ik kan na het kiezen van een leesstrategie vragen over een tekst beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waarom ik voor een bepaalde leesstrategie heb gekozen. t2

x Ik kan zelf een korte samenvatting van een tekst geven. i

Hoe lees je instructieteksten?

doel

Je leert waar je op moet letten als je instructieteksten leest.

Wat doe je eerst als je een buitenaards wezen wilt worden? Wat doe je daarna?

Wat heb je nodig om een buitenaards wezen te worden?

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk .

Noem drie soorten instructieteksten.

Wat voor een instructietekst is de tekst voor het worden van een buitenaards wezen?

woorden les 2

x het cv

x het document

x gedetailleerd

x niet van toepassing

x registreren

x de sollicitatie

belangrijk

Instructietekst

In een instructietekst wil de schrijver je iets uitleggen. Hij geeft je aanwijzingen hoe je iets moet doen of wat je moet doen. Voorbeelden van instructieteksten zijn: gebruiksaanwijzing, handleiding, recept, bijsluiter bij geneesmiddel, regels (bijv. verkeersregels), richtlijnen, routebeschrijving.

x Instructieteksten beginnen vaak met een doe-woord: Doe de groenten in de pan. Houd afstand.

x Bij instructieteksten is de volgorde belangrijk. De tekst is vaak een stappenplan. Je let op wat je eerst moet doen, en wat daarna komt.

x Een instructietekst kan lang zijn, maar ook bestaan uit een paar korte regels of tips. Let bij lange teksten op de inhoudsopgave, de koppen en vetgedrukte woorden.

x Vaak wordt een instructietekst verduidelijkt met een afbeelding. Soms bestaat een instructietekst uit alleen afbeeldingen.

Lees de tekst ‘Online een sollicitatieformulier invullen’. Wat is het doel van deze tekst?

A Uitleggen wat solliciteren is.

B Uitleggen hoe je een online sollicitatieformulier invult.

C Uitleggen hoe je een cv maakt.

D Uitleggen hoe je een bijbaan vindt.

Buig pijpenragers om tot antenes.
Ruimtewezens hebben geen wenkbrouwen. Schmink ze weg.
Word kaal met latex kale kop. Maak je hoofd en gezicht groen

Online een sollicitatieformulier invullen

1 Registreer je

Vaak wordt gevraagd je eerst te registreren op de website. Bewaar je login en wachtwoord goed.

2 Neem je tijd Neem de tijd om het formulier in te vullen en laat je niet afleiden. Lees alles nauwkeurig.

3 Vraag om info als je iets niet begrijpt Begrijp je iets niet? Bel dan gerust eerst even met het bedrijf waar je gaat solliciteren voor meer informatie.

4 Gebruik je cv Heb je een cv? Houd het bij de hand bij het invullen. Je kunt er handig gegevens van overnemen.

5 Vul alle vragen in Sla geen vragen over en vul alle vragen in. Is een vraag niet van toepassing? Vul dan ‘niet van toepassing’ of afgekort ‘n.v.t.’ in.

6 Antwoord op een positieve manier Komen er vragen aan bod waar je liever niet te veel over zegt? Lieg niet, maar formuleer het positief. Dus niet: ‘Ik ben met mijn vorige baan gestopt omdat ik het niet meer leuk vond.’ Maar: ‘Ik ben met mijn vorige baan gestopt, omdat ik me wilde richten op mijn schoolwerk.’

7 Antwoord zo helder en persoonlijk mogelijk Leg duidelijk uit waarom je gemotiveerd bent, beschrijf je vaardigheden gedetailleerd en gebruik zoveel mogelijk voorbeelden. Let er wel op dat je info past in de plek die je ervoor krijgt.

8 Stuur de nodige documenten door Soms wordt er om extra documenten gevraagd, zoals een diploma of cv. Vergeet die documenten niet toe te voegen.

9 Lees het formulier nog eens na Check tot slot of alles dat je invulde klopt en of er geen spelfouten meer in staan.

Noteer twee zinnen uit de tekst die een instructie zijn.

Welke stappen moet je per se in de volgorde doen zoals het in de tekst is opgeschreven? Noteer de nummers.

In de tekst staan veel tips. Welke vind jij de belangrijkste? En waarom?

Noteer de woorden van de les. Schrijf de juiste betekenis erachter. Kies uit: met veel kleine bijzonderheden / belangrijk papier of bewijsstuk / dat geldt niet voor mij / het opnemen van gegevens in een register of bestand / het proberen een baan te krijgen / afkorting van curriculum vitae; dat is een document waarin je een samenvatting geeft van je opleiding en werkervaring

Bekijk de tekening hieronder. Wat wordt hier uitgelegd? Noteer de nummers 1 t/m 5. Schrijf een korte instructietekst bij elk plaatje.

doel bereikt?

x Ik weet wat een instructietekst is. r

x Ik kan een instructietekst herkennen. t1

x Ik kan uitleggen wat de bedoeling is van de schrijver met de instructie. t2

x Ik kan zelf een korte instructietekst schrijven. i

doel

Je oefent met het beantwoorden van vragen over een tekst.

Lees de tekst ‘Ha ha hatsjie!!’ eerst globaal. Waar gaat de tekst over?

Hoe wordt het onderwerp van de tekst in alinea 1 ingeleid? In alinea 1 wordt:

A een probleem beschreven waarvoor in de tekst oplossingen worden genoemd;

B een samenvatting van de hele tekst gegeven;

C een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst gegeven;

D een vraag gesteld die verderop in de tekst beantwoord wordt.

Welke zin uit alinea 5 past het beste bij alinea 2?

A ‘Verkoudheid is normaal.’

B ‘Wat ook nog vervelend is, is dat het al besmettelijk is voordat er ziekteverschijnselen optreden.’

C ‘Je kunt dus besmet worden door iemand die niet verkouden lijkt.’

In welke alinea wordt uitgelegd dat een verkoudheid moeilijk te behandelen is?

In alinea 6 wordt beschreven welke ziekteverschijnselen je bij verkoudheid kunt verwachten. Noem er twee.

Wat voor soort tekst is de tekst in het blauwe vak?

Aan welke woorden herken je dat?

Wat betekent het woord ‘vaccin’?

Hoe

woorden les 3

x een nachtje doorhalen

x geen kruid tegen gewassen zijn

x de optie

x het vaccin

x de ziekteverschijnselen

Schrijf de andere woorden van de les in je schrift en probeer de betekenis uit de tekst te achterhalen.

Lukt het niet? Gebruik dan een (online) woordenboek.

Wat is het belangrijkste doel van deze tekst?

A Je informeren over voor- en nadelen van het contact met andere mensen.

B Je vermaken met een leuke tekst over verkoudheid.

C Informeren over hoe je verkoudheidsvirussen oploopt en hoe je dat kunt voorkomen.

D Je overhalen om je goed te beschermen tegen verkoudheidsvirussen.

Bestaat er een echt goede manier om verkoudheid te voorkomen? Leg kort uit in je eigen woorden.

doel bereikt?

x Ik weet op welke manieren ik een tekst kan lezen en wat ik moet doen om een tekst goed te begrijpen. r

x Ik kan informatie en onderdelen in een tekst herkennen en bepalen wat het tekstdoel is. t1

x Ik kan informatie uit een tekst toelichten en de bedoeling van een tekst(gedeelte) uitleggen. t2

x Ik kan zelf de hoofdgedachte van een tekst weergeven. i

[ 1 ] In de herfst barst het verkoudheidsseizoen los. In schoolen kantoorgebouwen wordt geniest en gesnotterd. En ook in het openbaar vervoer is het geproest niet van de lucht. Is er een recept om verkoudheid te voorkomen?

[ 2 ] Er is weinig zeker in het leven, maar je kan er wel op rekenen dat je twee tot vijf keer per jaar verkouden wordt. Kinderen lopen nog zelfs vaker te snotteren: voor hen is tot tien keer per jaar verkouden zijn heel normaal.

[ 3 ] Hoewel we in de herfst vaker verkouden zijn, heeft ‘kouvatten’ niks te maken met het weer. ‘Verkoudheid wordt veroorzaakt door een verkoudheidsvirus’, zegt Jan van der Borden, Keel-, Neus- en Oorarts in het BovenIJ ziekenhuis in Amsterdam. ‘En dat krijg je via je neus binnen. Hoe meer virussen er in de lucht zijn, hoe groter de kans op besmetting. Op een verjaardagsfeestje, in de bus, op kantoor, op school, op de crèche gebeurt het dus het vaakst. In de herfst zitten we bovendien meer op elkaar in kleine ruimtes. Kinderen gaan weer naar school. Je gaat net iets vaker met de bus of tram, waardoor je vaker met verkoudheidsvirussen in aanraking komt.’

[ 4 ] Als je weerstand goed is, word je niet per se verkouden. ‘Het lichaam zal het virus dan herkennen en uitschakelen voordat het ziekteverschijnselen geeft’, aldus Van der Borden. Heb je al een andere ziekte onder de leden, of ben je vermoeid of gestrest, dan loop je meer risico verkouden te worden. ‘Ook wie een nachtje heeft doorgehaald loopt meer risico dat de weerstand verminderd is.’

[ 5 ] ‘Verkoudheid is normaal’, zegt Van der Borden. ‘Verkoudheidsvirussen zijn heel besmettelijk en geven makkelijk ontstekingen. Wat ook nog vervelend is, is dat het al besmettelijk is voordat er ziekteverschijnselen optreden.’ Tussen het moment van besmetting en de eerste verschijnselen zit bij verkoudheid twee tot drie dagen. Je kunt dus besmet worden door iemand die niet verkouden lijkt.

[ 6 ] Een verkoudheid geeft eigenlijk nooit koorts, hooguit een verhoging van zo’n 38,5 graden. Van der Borden: ‘Als het langer duurt dan tien dagen, is er iets anders aan de hand. Zeker als het heldere snot dat typisch is voor een verkoudheid geel of groen wordt, dan zou er best een bacterie kunnen groeien op dat lekker warme, vochtige neusslijmvlies. Dan moet je hulp van de huisarts zoeken. Ook als de keelpijn erger wordt na een week, dat is dan geen normale verkoudheid.’

[ 7 ] Een bacteriële ontsteking kan behandeld worden met antibiotica. Tegen een verkoudheid is helaas geen kruid gewassen. De verkoudheidsvirussen veranderen zo snel dat een vaccin ontwikkelen geen zin heeft. Tegen de tijd dat de verkoudheidsprik klaar is, is er alweer een ander virus. ‘Je kunt verkoudheid echt alleen voorkomen door ver van de bewoonde wereld te gaan wonen. Dan komen er geen verkoudheidsvirussen in de buurt’, zegt Van der Borden. ‘Maar dat is natuurlijk geen optie.’

Verkoudheid voorkomen

x Blijf uit de buurt bij mensen die verkouden zijn.

x Was je handen vaak en grondig.

x Reinig toetsenbord, muis, telefoon en tafelblad.

x Mijd cafés met luide muziek. Zo voorkom je dat je gesprekspartner te dichtbij je gezicht gaat praten.

x Zorg voor een goede nachtrust.

Hoe herken je fictie?

doel

Je leert wat fictie en non-fictie is en hoe je het kunt herkennen.

Stel je voor: een vriend ziet op een druk station dat een meisje aan jouw rugzak friemelt. Zij voelt zich betrapt en gaat ervandoor. Als je vriend later over het voorval aan jullie klasgenoten vertelt, merk je dat hij nogal overdrijft. Hij heeft het over ‘een roofoverval verijdeld’ en ‘de achtervolging’.

Wat vind jij: doet je vriend verslag van de gebeurtenis, of is het een verhaal geworden? Leg uit waarom.

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk .

belangrijk

Fictie en non-fictie

x Fictie is een verzonnen verhaal of tekst.

Het doel van fictie is om je te amuseren. Voorbeelden zijn: leesboeken, strips, songteksten, gedichten, reclame en films.

x Verslagen of teksten die gebaseerd zijn op feiten, noem je non-fictie. Het doel van non-fictie is om je te informeren. Voorbeelden zijn: leerboeken, kranten, fotoboeken, nieuwsberichten, documentaires en naslagwerken.

Zo herken je fictie:

x Bij fictie gaat het vooral om de beleving.

De verteller bouwt zijn verhaal op.

Hij zorgt ervoor dat het tot het eind boeiend blijft.

x Bij non-fictie gaat het niet om de beleving maar om overzichtelijk informatie te geven.

De verteller gebruikt daar feiten voor.

Noem de twee belangrijkste kenmerken van fictie.

Welke van onderstaande voorbeelden zijn fictie?

a een aflevering van een soapserie

b het journaal

c reclame in een tijdschrift

d de game Star Wars

e de gebruiksaanwijzing bij de game Star Wars

f een verslag over een vluchtelingenkamp op Lesbos g De gelukvinder, een boek van Edward van de Vendel

Een meisje legt op YouTube stapsgewijs uit hoe je een lekke fietsband moet plakken. Aan het eind zet zij de stappen overzichtelijk op een rijtje in beeld.

Is dit fictie of non-fictie?

Veel bedrijven gebruiken fictieverhalen in reclamefilmpjes. Bijvoorbeeld: in een reclame voor een bekend frisdrankmerk strijden een broer en zus tegen elkaar om de knappe zwembadschoonmaker een flesje ijskoude cola aan te bieden. Maar tot hun verbazing is iemand anders hen voor: hun moeder.

Wat is het belangrijkste doel van het reclamefilmpje?

Kies uit: informeren / overhalen / amuseren / leren

Waarom denk je dat makers van reclamefilmpjes vaak gebruik maken van fictie?

Een vlogger post iedere dag twee video’s op YouTube over zijn dagelijkse leven. Hij heeft meer dan 1,7 miljoen abonnees. Vind jij zijn vlog fictie of non-fictie? Leg uit waarom.

(2017)

Lees de flaptekst van Livestream hieronder. Vind je dit boek fictie of non-fictie? Leg uit waarom.

Rick heeft nog niet veel van de wereld gezien. Tot nu toe dan. Want na weer een mislukt schooljaar besluit hij om tijdens de kerstvakantie naar zijn achterneef in New York te gaan. In de metro ontmoet hij Kris. Ze is anders dan de andere meiden in zijn klas, dan de meiden in zijn dorp, dan ieder meisje dat hij ooit ontmoet heeft. Wanneer ze hem vertelt van haar plan doet hij mee. Tegen iemand als Kris zeg je geen nee.

Dat is het begin van een absurde, twintig uur durende zoektocht dwars door Manhattan, met een basejump, een dragqueen, een ontvoering, een explosie, een kopstoot, en uiteindelijk... met Kris.

In de game Horizon Zero Dawn bekijkt de speler de wereld door de ogen van Aloy die sinds haar geboorte gemeden wordt door haar stam. Aloy probeert de geheimen uit haar verleden te ontrafelen. Tegelijkertijd moet ze het opnemen tegen gemechaniseerde wezens en oorlogvoerende stammen in een prachtige sprookjesachtige wereld. Schrijf op waarom de game fictie is.

woorden les 4

x verijdelen

x mijden

x de dragqueen

x baseren op x mechaniseren x ontrafelen

Schrijf de woorden van de les in je schrift.

Zet de juiste betekenis erachter. Kies uit:

uitgaan van / man die zich voor openbare optredens als vrouw kleedt / ontwarren, ophelderen / uit de weg gaan, niet willen ontmoeten / ervoor zorgen dat machines het werk doen / ervoor zorgen dat iets mislukt

Stel je voor: je maakt stiekem gebruik van het docententoilet. Als je het hokje uit wilt, krijg je het slot niet open.

Uiteindelijk lukt het toch en je kunt ongezien wegglippen.

Maak van bovenstaand voorval fictie.

Schrijf een verhaal, van ongeveer tien regels, met als doel om te amuseren.

Hieronder zie je een foto uit het nieuws. Welk verhaal hoort erbij? Bedenk het zelf en vertel het aan je klasgenoot.

doel bereikt?

x Ik weet wat fictie en wat non-fictie is en hoe je het kunt herkennen. r

x Ik kan herkennen of iets fictie of non-fictie is in gegeven voorbeelden. t1

x Ik kan uitleggen waarom iets fictie of non-fictie is. t2

x Ik kan zelf een verhaal vertellen met als doel om te amuseren. i

Fictietekst — Het jaar van de leugen

doel

Je gaat een lange fictietekst lezen en oefent met het herkennen van fictie en non-fictie.

Lees het fragment uit Het jaar van de leugen.

Hoe is de ik-persoon erachter gekomen dat haar ouders gaan scheiden?

Waarom gaat de vader weg?

De ik-persoon voelt zich ‘machteloos’. Dit woord is onderstreept in de tekst. Leg de betekenis van dit woord uit met behulp van de tekst.

Noteer ook de andere woorden van de les in je schrift.

Zoek de betekenissen in de tekst of in een woordenboek.

Aan het einde van het fragment zegt de hoofdpersoon: ‘wanneer is deze film afgelopen?’ Waarom zou ze dit zeggen?

Leg uit waarom het fragment fictie is.

woorden les 5

Stel dat Sander de ik-persoon in het verhaal is. Hoe zou hij de avond hebben beleefd waarop de vader weggaat? Bedenk het zelf en schrijf een kort verhaal van ongeveer acht zinnen.

doel bereikt?

x Ik weet wat fictie en wat non-fictie is en hoe je het kunt herkennen. r

x Ik kan herkennen of iets fictie of non-fictie is in gegeven voorbeelden. t1

x Ik kan uitleggen waarom iets fictie of non-fictie is. t2

x Ik kan zelf een verhaal vertellen met als doel om te amuseren. i

Fragment Het jaar van de leugen

Ik wist het al eerder, maar het was raar, ik wist het en ik geloofde het niet.

De dag daarvoor namelijk, op de middag van die verschrikkelijke dag 31 januari, had pappa me met de auto van school opgehaald. Het werd donker, zijn hand lag op mijn knie. Ik had mijn stoelleuning een stukje achterover gezet. Bos, weiland, huizen en boerderijen, alles vloog voorbij, alleen de maan reed mee.

‘Ik moet je wat vertellen,’ begon hij.

Ik voelde mijn maag als een zandkasteel instorten. ‘Ik ben niet trots op mezelf,’ zei hij.

Scheiden, dacht ik. Mijn ouders dus ook. Ze gaan scheiden. Mijn oren ruisten. Het stormde in mijn hoofd.

‘Mamma vertelt het op dit moment aan Iris en Sander,’ hoorde ik hem zeggen.

Het was woensdag, ik had dramales gehad. Ik had de rol gespeeld van een meisje dat het met iedereen eens is en alles goed vindt.

‘Ze houdt niet meer van me.’

Dat wist ik al. Vorige zomer vroeg ik hem: ‘Waarom slaap je eigenlijk niet meer bij mamma?’

Mamma had mij verteld dat hij snurkte, maar ik wilde het uit zijn eigen mond horen. Ik geloofde haar niet.

‘Ik kom vaak zo laat thuis, Daan, mamma wil niet altijd wakker worden omdat ik in bed stap.’

Dat zei hij toen en ik wilde dat dat antwoord waar was, dat hij inderdaad snurkte, dat hij af en toe te laat thuiskwam en er niets mis was. Als je ouders dit soort praatjes vertellen, zelfs als ze het zelf geloven, geloof ze niet.

Toen had ik naar mamma moeten gaan en zeggen: Pappa is ongelukkig. Misschien was alles anders gegaan dan. Scheiden dus.

De avondlucht verloor zijn kleur. Ik voelde pappa’s hand op mijn knie. Ik zag door mijn tranen de aanstormende weg en wilde dat het niet waar was. Dat het nooit waar zou worden.

Dat we nog uren en uren zo over de snelweg reden, achter onze koplampen aan, de grote donkere nacht in. […]

Die laatste avond bakte hij ei met spek en smeerde broodjes voor de volgende dag.

Wij zaten aan de keukentafel, mamma stond met haar armen over elkaar toe te kijken.

‘Waarom ga je niet bij je moeder wonen?’ zei ze. ‘Waarom moet je meteen zo drastisch naar het buitenland? Waarom naar Griekenland? Wat is dat voor een puberale waanzin?’

Hij had onze kampeerboel uit de kelder gehaald en had zijn oude zakmes gevonden.

‘Even voor alle duidelijkheid: als jij niet meer thuis woont, ben je mijn vader niet meer,’ zei Sander.

‘Ik vind dat je dit niet kan maken, hoor,’ probeerde Iris. ‘Ik vind dit ásociaal.’

Ik hoorde haar stem trillen. Ze stond op en zette haar handen in haar zij. Toen pappa niet reageerde, liep ze de keuken uit, naar boven.

Ik keek naar een knikker in de fruitmand. Er waren scherfjes af. Het zandkasteel in mijn buik bleef maar instorten. Sander gaf pappa een klap op zijn schouder en zei: ‘Nou gast, ga maar fijn weg dan, doei!’

Ik wilde Sander tegenhouden, ik wilde Iris terugroepen, ik wilde dat het niet waar was, maar ik zat machteloos op mijn stoel.

De voordeur sloeg dicht.

Mamma stond op de drempel, huilend. Ze zei: ‘Paul, je kan beter hier op dit moment doodvallen dan weggaan.’

Pappa keerde zich niet eens om. Hij draaide het vuur onder de bakpan uit en zei: ‘Zoals je wenst, Linda. Ik sterf voor jou.

Ik verdwijn uit je leven. Na morgen zul je me nooit meer terugzien.’

Ik hoorde mijn adem piepen. Ik was ongelooflijk bang. Beter doodvallen. Ik verdwijn uit je leven. Je zult me nooit meer terugzien.

Ik bleef die zinnen horen. Ik wilde ook dat hij ging toen, dat hij direct wegging, weg, moven, pak je koffers en rot op. Ik wilde boos zijn maar ik kon niet boos zijn.

De eerste dagen en weken zonder pappa hadden we het voortdurend koud.

Alsof de wind door ons heen woei, alsof ons huis geen muren en geen dak had. Iedere dag lag er nieuwe sneeuw op mamma’s schoongeveegde paadje. Het sneeuwde hele dagen. Er werd niet meer gestrooid. Het sneeuwde en sneeuwde en toen begon het te vriezen. De ochtenden waren mistig en koud, de meren bevroren. We schaatsten, kregen gezonde wangen en werden weer warm.

Eerst dacht ik: prima, blijf maar weg.

Toen dacht ik: waarom bel je niet? En uiteindelijk: houd nou maar op met die onzin.

En op een wanhopige middag vroeg ik me af: wanneer is deze film afgelopen?

Het werd zomer, winter. Pappa vergat onze verjaardagen. Het werd voorjaar. Hij belde niet, schreef niet, mailde niet.

We praatten niet meer over hem.

Hoe luister en kijk je naar informatieve programma’s?

doel

Je leert hoe je effectief naar informatie kijkt en luistert.

Welke programma’s op televisie kijk jij?

A amusementsprogramma’s

B sportprogramma’s

C documentaires

D films

E series

F actualiteitenprogramma’s

G anders, namelijk

Van welke programma’s van vraag 1 kun je wat leren, denk je?

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk

Welke kenmerken passen bij een informatief programma? Je kunt meerdere antwoorden kiezen.

Het programma:

A maakt je aan het lachen;

B is spannend;

C is neutraal;

D leert je iets;

E houdt je op de hoogte van het nieuws;

F geeft informatie over een bepaald onderwerp.

Noem drie voorbeelden van informatieve programma’s.

belangrijk

Luisteren en kijken naar informatieve programma’s Programma’s of films op tv of internet hebben verschillende doelen:

x Informatie geven

x Amuseren

x Instructie of uitleg geven

x Overtuigen of overhalen

x Gevoelens oproepen of uitdrukken

In deze les gaat het over informatieve programma’s.

U Voorbeelden van informatieve programma’s

x Journaal

x Documentaires

x Actualiteitenprogramma’s

x Filmpjes op SchoolTV

Ook onderdelen of items van een programma (bijvoorbeeld een talkshow) kunnen als doel hebben om te informeren.

U Kenmerken van informatieve programma’s Je kunt informatieve programma’s herkennen aan de volgende kenmerken:

x De presentatie is neutraal en zakelijk.

x Een onderwerp wordt van meerdere kanten belicht.

x Je kunt iets leren van het programma.

U Waar let je op als je kijkt naar een informatief programma?

x Luister en kijk goed en precies.

x Houd je aandacht bij het onderwerp en dwaal niet af.

x Bedenk of je snapt wat er verteld wordt.

Bekijk het filmpje dat bij deze les hoort en maak de bijbehorende opdrachten.

Welk woord past in de zin?

Gebruik de woorden van de les.

a In het schokkende ……… van RTV Noord is te zien hoe iemand een tankstation overvalt.

b Ik heb geen mening over dit onderwerp en ben volledig ……… .

c Steeds meer peuters krijgen voorschoolse ……… op de peuterspeelzaal of kinderopvang.

d De brandweerman heeft ons uitgebreid over de gevaren van een veenbrand.

e In ……… komen bekende en onbekende gasten aan het woord.

f Inge houdt zich meer bezig met achtergronden uit het nieuws, dan de ……… .

Waarom heb je soms een piep in je oor?

Zoek op internet een filmpje dat hierover informatie geeft en beantwoord de vraag.

Vond je de informatie uit het filmpje dat je hebt gevonden bij vraag 8 duidelijk? Leg uit waarom.

woorden les 6

x de talkshow x het item

x de actualiteit x neutraal x de educatie x voorlichten

doel bereikt?

x Ik weet wat voor soort informatieve programma’s er zijn. r

x Ik kan kenmerken van informatieve programma’s herkennen en vragen over de inhoud van een informatief programma beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waaraan ik informatieve programma’s herken en beoordelen of de informatie in het programma duidelijk is. t2

x Ik kan uit een informatief programma die informatie halen die ik nodig heb. i

Hoe luister en kijk je naar uitleg en instructies?

doel

Je leert hoe je effectief naar uitleg en instructies kijkt en luistert.

Welke van de volgende televisieprogramma’s of internetfilmpjes kijk jij weleens?

Programma’s / filmpjes over:

A koken

B klussen

C huis en tuin

D beauty

E sport

F games

G anders, namelijk ………

Leggen die programma’s je iets uit? Zo ja, wat leggen ze je uit?

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk .

Welke kenmerken passen bij een uitleg of een instructie? Je kunt meerdere antwoorden kiezen.

Het programma:

A legt je stap voor stap uit hoe je iets moet doen of moet maken;

B is grappig en maakt je aan het lachen;

C probeert je over te halen iets te doen of te kopen;

D leert je iets door het gebruik van zowel tekst als beelden;

E geeft uitgebreid informatie over een bepaald onderwerp.

Noteer vier kenmerken van een instructiefilmpje.

belangrijk

Luisteren en kijken naar uitleg en instructies

Op school luister je een groot deel van de dag naar uitleg en naar instructies. Deze zijn bedoeld om je iets te leren. Tv-programma’s of filmpjes op internet kunnen ook als doel hebben om je iets te leren.

U Voorbeelden van uitleg en instructies

x Cursussen op televisie of internet

x Instructiefilmpjes op YouTube

x Kookprogramma’s

x De lessen op school

x Uitlegvideo’s van KERN

U Kenmerken van instructie en uitleg

Je kunt instructie en uitleg herkennen aan de volgende kenmerken:

x Er wordt uitgelegd hoe je iets moet doen of moet maken.

x De uitleg wordt stap voor stap aangeboden.

x De tekst én het beeld zijn allebei heel belangrijk. De beelden ondersteunen de uitleg.

x De presentatie is duidelijk en helder.

U Waar let je op als je kijkt naar een instructie of een uitleg?

x Luister en kijk goed en precies.

x Bedenk of je de verschillende stappen snapt.

x Maak eventueel aantekeningen.

Bekijk het filmpje dat bij deze les hoort en maak de bijbehorende opdrachten.

Welk woord past in de zin?

Gebruik de woorden van de les.

a De politici het idee van de minister om meer camera’s in uitgaansgebieden op te hangen.

b Het is belangrijk dat je bij gebruik van deze machine je aan de houdt.

c De handleiding legt ……… uit hoe je de nieuwe software kunt installeren op je laptop.

d In dit lokaal wordt op woensdagavond een ……… yoga gegeven.

e Mijn vader houdt erg van ……… in huis; hij is nu bezig de zolder te verbouwen.

f Let op: ik geef je nu een waar je de oplossing kunt vinden.

Zoek op internet een instructiefilmpje over hoe je zelf een foto op hout kunt afdrukken.

Wat heb je nodig en wat moet je doen om een foto op hout af te drukken?

Vind je de informatie uit het filmpje duidelijk?

Leg je antwoord uit.

woorden les 7

x klussen

x ondersteunen

x de aanwijzing

x stap voor stap x de cursus x de richtlijn

doel bereikt?

x Ik weet wat voor soort instructieve programma’s er zijn. r

x Ik kan kenmerken van instructieve programma’s herkennen en vragen over de inhoud van een instructief programma beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waaraan ik instructieve programma’s herken en beoordelen of de informatie in het programma duidelijk is. t2

x Ik kan uit een instructief programma die informatie halen die ik nodig heb. i

Hoe luister en kijk je naar nieuwsberichten?

doel

Je leert hoe je naar nieuwsberichten kijkt en luistert.

Waar haal jij je nieuws vandaan?

A uit de krant

B van de televisie

C van de radio

D van nieuwssites op internet

E van Facebook of Twitter

F anders, namelijk ………

Wat was het laatste nieuws waar jij heel verontwaardigd over was?

Vind je het belangrijk om op de hoogte te zijn van het nieuws in Nederland en in de wereld?

Leg je antwoord uit.

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk .

Noem drie kenmerken van nieuwsberichten.

belangrijk

Luisteren en kijken naar nieuwsberichten

Je kunt bijna de hele dag kijken of luisteren naar nieuwsberichten. Op televisie, op de radio, op internet of bijvoorbeeld op Facebook.

Maar hoe weet je of al die nieuwsberichten waar zijn?

En of het uit een betrouwbare bron komt?

U Waar vind je nieuwsberichten?

x Op televisie: journaal, actualiteitenrubriek

x Op de radio: journaal, achtergronden van het nieuws

x Op nieuwssites op internet

x Op sociale media

U Kenmerken van nieuwsberichten

x Het nieuws is actueel en feitelijk.

x De presentatie is neutraal en zakelijk.

x Op tv of internet worden er beelden getoond bij het nieuws.

x Het nieuws wordt van meerdere kanten belicht.

U Waar let je op als je kijkt naar een nieuwsprogramma?

x Is de presentatie neutraal?

x Wordt het nieuws van meerdere kanten belicht?

x Passen de beelden bij het nieuws dat wordt verteld?

Bekijk het filmpje dat bij deze les hoort en maak de bijbehorende opdrachten.

Welk woord past in de zin?

Gebruik de woorden van de les.

a In dit museum is vanaf volgende week kunst te zien: kunst die echt past bij deze tijd.

b De minister-president blijft wel ……… : ‘Het is onmogelijk om genoeg huizen te bouwen voor iedereen.’

c In drie verschillende filmpjes worden de sporters van verschillende kanten

d Er is ……… vernomen dat er een nieuwe coach van het Nederlands elftal is.

e Bij welke ……… moet je zijn voor het aanvragen van een paspoort?

f Nederland wordt door 33 sporters ……… op de Olympische Spelen.

Bekijk op de site van de NOS een nieuwsfilmpje van een minuut. Geef in je eigen woorden de belangrijkste informatie weer.

Is het filmpje dat je hebt bekeken volgens jou betrouwbaar? Waarom wel of niet?

woorden les 8

x uit betrouwbare bron x belichten x hedendaags x vertegenwoordigen x de instantie x realistisch

doel bereikt?

x Ik weet wat voor soort nieuwsprogramma’s er zijn. r

x Ik kan kenmerken van nieuwsprogramma’s herkennen en vragen over de inhoud van een nieuwsprogramma beantwoorden. t1

x Ik kan uitleggen waaraan ik nieuwsprogramma’s herken en beoordelen of het nieuwsbericht betrouwbaar is. t2

x Ik kan van een nieuwsprogramma de belangrijkste informatie weergeven. i

Hoe werk je samen?

doel

Je leert hoe je op een goede manier kunt samenwerken om een bepaald doel te bereiken.

Lees de tekst hieronder. Wat wil Mitch doen?

Mitch houdt zich afzijdig. Leg uit waarom.

Bereiken de vier leerlingen uiteindelijk hun doel?

Leg je antwoord uit.

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk .

Wat vind je van de manier waarop Yasmina reageert op het idee van Mitch? Leg uit waarom.

Geeft Demi op een goede manier feedback? Leg je antwoord uit.

Klas 3b doet in groepjes van vier een survival-activiteit. De opdracht is om er samen voor te zorgen dat ze met zijn allen droog aan de overkant van de vijver komen.

Mitch stelt voor om een paar tonnen met tape aan elkaar vast te maken. Yasmina reageert fel: ‘Nee, oen. Tape laat los als het nat wordt! En tonnen vallen om in het water.’

Demi is meestal een beetje stil, maar hier weet ze veel van af. ‘Ik help ieder weekend bij de scouting. Ik weet precies hoe we touwen kunnen gebruiken.’

Melvin heeft er wel zin in. ‘Goed plan’, zegt hij. ‘We werken samen om palen aan de tonnen te bevestigen. Het groepje gaat enthousiast aan de slag. Alleen Mitch houdt zich afzijdig. Hij heeft duidelijk geen zin meer. Demi wordt een beetje boos als zij dit ziet. ‘Jij ook Mitch’, roept ze. ‘We hebben iedereen nodig, jij moet helpen om de palen bij elkaar te houden.’

Eerst sputtert Mitch nog even tegen: ‘Ik doe toch mijn best!’, maar daarna gaat hij hard aan het werk. Niet lang daarna peddelt het groepje naar de overkant.

belangrijk

Samenwerken

Op school en later in je werk, werk je vaak samen met anderen. Bijvoorbeeld aan een opdracht of een project. Samenwerken doe je in drie stappen.

U Stap 1: start

x Spreek het doel af. Wat is de opdracht? Wat wil je daarvoor maken of doen? Bespreek alle ideeën en respecteer elkaar hierin. Zorg dat jullie het eens worden over wat jullie willen bereiken.

x Verdeel de taken. Bedenk wat er nodig is om het doel te bereiken. Schrijf alle taken onder elkaar. Zet erachter wie wat gaat doen. Verdeel de taken eerlijk.

x Maak een planning. Spreek af wanneer de taken af moeten zijn en wanneer je weer overlegt. Schrijf alles op en zet het in je agenda.

U Stap 2: aan de slag

x Houd je aan de afspraken.

x Overleg met elkaar. Vertel elkaar wat je gedaan hebt. Geef elkaar feedback. Spreek iemand aan als hij of zij zich niet aan de afspraak houdt.

x Soms blijkt dat iets anders moet. Je kunt de taken anders verdelen of de planning aanpassen.

U Stap 3: afronden

x Controleer samen of alles af en in orde is. Hebben jullie je doel bereikt?

x Bespreek met elkaar hoe de samenwerking verliep. Wat ging goed en wat kon beter?

woorden les 9

x evalueren

x de vegetariër

x de scouting x zich afzijdig houden x serveren

Een groepje Zorg en Welzijn-leerlingen moet hapjes

gaan maken voor de open dag. Lees het fragment uit hun startoverleg hieronder.

Reageren de leerlingen met respect op elkaar? Leg je antwoord uit.

pepijn: ‘Wat doen we? Ik kan niet koken. Zal ik kroketten halen?’

shanti: ‘En blokjes kaas, komkommer en radijsjes voor de vegetariërs. We moeten rekening houden met verschillende diëten, dus ook glutenvrij.’

fenna: ‘Kroketten zijn te groot en radijs is vies. Ik wil plakjes worst en hamrolletjes met fruit.’

keiran: ‘Ik maak gevulde eieren, dat kan ik goed.’

pepijn: ‘Nou dan hebben we genoeg. Aan de slag.’

De zinnen hieronder horen bij één van de drie stappen van samenwerking. Bij welke?

a ‘We moeten hapjes klaarmaken voor de open dag. Er moet veel keus zijn en het moet er mooi uitzien.’

b Als de gasten er al zijn, ziet Pepijn dat de frituurpan uit is. Snel doet hij de stekker in het stopcontact. ‘De bitterballen komen iets later’, zegt hij.

c ‘Het vullen van de eieren kost meer tijd dan ik dacht. Ik krijg niet alles op tijd af.’

Keiran klaagt tegen Shanti dat het vullen van de eieren veel meer tijd kost. Shanti is zelf heel druk. Wat vind jij de beste reactie?

A ‘En jij zei nog wel dat je het zo goed kon. Ik heb geen tijd om te helpen. Zoek het maar uit.’

B ‘Ga jij maar weg. Ik doe het wel weer.’

C ‘Geen paniek, ik help je. Samen redden we het wel.’

D ‘Vraag of Pepijn je wil helpen. Of maak wat minder.’

E ‘Wat vervelend. Doe maar goed je best, misschien lukt het dan.’

Welke punten bespreek je in een startoverleg?

Noteer de woorden van de les. Schrijf de juiste betekenis erachter. Kies uit:

opdienen van eten of drinken / na afloop bespreken wat iedereen ervan vond / een jeugdorganisatie (padvinderij) / zich er niet mee bemoeien / iemand die geen vlees eet

Voor de volgende les verzorgen jullie zelf in groepjes een hapje voor in de klas. Vorm een groepje van vier leerlingen en houd een kort startoverleg. Wissel eerst ideeën uit. Daarna maken jullie afspraken.

Bespreek en noteer:

x het doel: welk hapje en hoe presenteer je dit?

x de taken: wat is er nodig en wat moet er gedaan worden?

x de taakverdeling: wie doet wat?

x de planning: wanneer moet alles klaar zijn?

x andere afspraken.

De volgende les presenteren jullie de hapjes.

Daarna evalueer je. Wat ging goed en wat kan beter?

Leg uit waarom.

doel bereikt?

x Ik weet welke stappen horen bij samenwerken om een doel te bereiken. r

x Ik kan de stappen herkennen als mensen samenwerken om een doel te bereiken. t1

x Ik kan beoordelen of iemand op een goede manier samenwerkt om een doel te bereiken. t2

x Ik kan zelf op een goede manier samenwerken om een doel te bereiken. i

Hoe maak je een ander duidelijk waarom jij iets vindt of doet?

doel

Je leert hoe je duidelijk kunt maken waarom jij iets vindt of doet.

Lees het gesprek hieronder uit 3FM Tusssenuur.

Wat is het standpunt van Pim?

Zijn de anderen het met hem eens?

Leg je antwoord uit.

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk

pim: ‘Als mijn vrienden op de app vragen of ik mee uitga en ik heb geen zin, dan gebruik ik geen smoes. Ik zeg dan gewoon dat ik geen zin heb.’

hannah: ‘Bij mijn beste vrienden zou ik dat wel zeggen. Maar als ik mensen niet zo goed ken, dan zeg ik liever dat ik niet kan. Dat ik al ergens heen moet ofzo of dat er bezoek komt.’

adnan: ‘Ik denk dat er meer risico is als je iemand niet kent. Je kent die ander niet zo goed en je weet dus niet wat zijn reactie is.’

hannah: ‘Ja. Bovendien is er ook een zekere sociale druk. Je wilt ergens bij horen.’

adnan: ‘En dan kun je liegen, omdat je bang bent omdat ze zich anders tegen je keren.’

hannah: ‘Klopt, want als je afzegt, ben je bang dat ze denken dat je er niet meer bij wilt horen. Dus dan gebruik je liever een smoes.’

pim: ‘Je bent toch niet verplicht om het iedereen naar de zin te maken? Het interesseert mij niet heel veel wat anderen van mij denken. Ik vind eerlijk zijn belangrijker. Als ik eerlijk ben en ze willen dan niet meer met me omgaan, dan vind ik dat prima. Daar heb ik geen bezwaar tegen.’

belangrijk

Overtuigen

Soms wil je de ander uitleggen waarom je iets vindt of op een bepaalde manier iets doet. Je wilt iemand bijvoorbeeld overhalen om iets te doen.

Voorbeeld: je wilt dat je medeleerlingen iets gaan doen voor de ouderen in jullie buurt.

Zo verduidelijk je waarom je iets vindt of doet:

x Leg eerst kort uit wat je idee, plan of standpunt is.

Voorbeeld: ‘Ik vind dat we samen een muziekavond moeten organiseren voor ouderen.’

x Leg uit waarom jij dat vindt. Gebruik argumenten, redenen en voorbeelden om je mening, plan of handelen te onderbouwen.

Voorbeeld: ‘Ouderen zijn vaak eenzaam en komen hun huis nauwelijks uit. Op een muziekavond kunnen ze luisteren naar hits van vroeger. Lekker meezingen én ze hebben contact met anderen.’

x Vat je standpunt en het belangrijkste argument tot slot samen.

Voorbeeld: ‘Kortom, ik hoop dat jullie me willen helpen om een muziekavond te organiseren. Het is voor ons een kleine moeite en ouderen hebben een superleuke avond.’

Bekijk het gesprek uit 3FM Tussenuur nog eens. Hoe verduidelijkt Pim zijn standpunt?

Hoe verduidelijkt Hannah waarom je soms wel een smoes vertelt?

Wat vind je van de manier waarop Adnan zijn standpunt duidelijk maakt? Leg uit waarom.

Wat is jouw standpunt over eerlijk zijn als je niet wilt afspreken? Gebruik argumenten om je standpunt duidelijk te maken.

Welke aandachtspunten horen bij overtuigen?

A Bespreek elk standpunt van verschillende kanten, zonder je eigen mening te geven.

B Vertel hoe je een muziekavond organiseert.

C Bedenk hoe je de ander kunt overhalen om mee te doen met de actie.

D Kies sterke argumenten om de ander van je standpunt te overtuigen.

E Leg goed uit hoe een situatie in elkaar zit.

Hoe kun je een plan of idee onderbouwen?

Welk woord hoort bij de betekenis? Gebruik de woorden van de les.

a groepsdruk, druk die je voelt om iets te doen (of laten) zodat je bij de groep past b de gewoontes van een volk c de tegenstand, het verzet d wat er precies bij past, kenmerkend

e iets niet laten doorgaan

f wat je tegen iets inbrengt

woorden les 10

x typisch

x de cultuur

x de weerstand

x de sociale druk

x het bezwaar

x afzeggen

Wat is jouw mening over robots die werk van mensen kunnen overnemen. Vind je dat vooral handig? Of zie je het ook als een bedreiging? Bedenk wat je standpunt is.

Bedenk twee argumenten om je standpunt te onderbouwen.

Werk samen in tweetallen. Voer het gesprek waarin je jouw standpunt over het gebruik van robots verduidelijkt.

Wat was het standpunt van de ander?

Maakte de ander zijn of haar standpunt op een goede manier duidelijk? Leg uit waarom wel of niet.

Welk argument vond je niet zo goed? Leg uit waarom.

doel bereikt?

x Ik weet hoe je duidelijk kunt maken waarom je iets vindt of doet. r

x Ik kan herkennen wat het standpunt van iemand is en welke argumenten iemand gebruikt om dit te verduidelijken. t1

x Ik kan beoordelen of iemand zijn of haar standpunt op een goede manier duidelijk maakt. t2

x Ik kan zelf op een goede manier een standpunt duidelijk maken. i

Hoe schrijf je een informeel bericht?

doel

Je leert hoe je een informeel bericht schrijft waarbij je rekening houdt met de lezer.

In wat voor situaties zou je iemand die je kent een bericht schrijven?

Lees het bericht hieronder. Waar gaat het over?

Lieve oma,

Ik hoop dat je gauw weer beter wordt, want niets aan, de hele dag in bed. Wij hadden vorige week op school een toets. Het was voor Engels en ik had een 8,6. Met mij gaat het dus wel goed! Ik hoorde dat je flink griep had en steeds hoofdpijn en verkouden enzo. En dat je de hele tijd in bed ligt. Als je beter bent kom ik in de loop van volgende week een keer langs. Wil je dan weer zo’n pak passievruchtensap?

Hoe gaat het met opa nu jij ziek bent? Kan hij wel koken enzo? Tot gauw en beterschap. O ja, Bello was vandaag in de sloot gevallen toen ik hem uitliet, helemaal met kroos. Dat was erg grappig, ik heb het gepost op Instagram.

Aaron Groetjes!

Vind je dat Aaron het bericht goed heeft opgebouwd?

Waarom wel of niet?

Past de toon van het bericht van Aaron bij de lezer ervan, zijn oma?

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk .

belangrijk

Een informeel bericht schrijven

Een informeel bericht kun je schrijven aan familie, vrienden of kennissen. Let daarbij goed op de volgende zaken:

x de opbouw van het bericht

x de inhoud van het bericht

x het lezerspubliek

U Opbouw bericht

Een goed bericht is opgebouwd uit een aantal onderdelen. Achtereenvolgens:

x een aanhef (Beste Jan,);

x een inleiding of introductie waarom je het bericht stuurt (Ik mail je even omdat …);

x een kern;

x een afsluitende zin (Ik hoop dat we elkaar gauw weer zien, Als je nog vragen hebt, hoor ik het wel.);

x een ondertekening (Hartelijke groet, Veel liefs, Groetjes, Tot gauw!) en je naam.

x In een brief schrijf je de plaats waar je op dat moment bent en de datum rechts bovenaan.

U Inhoud bericht

In een informeel bericht kun je verschillende dingen vermelden:

x je mening

x je gevoelens

x een gebeurtenis die je hebt meegemaakt

x je plannen

U Lezerspubliek

Let goed op de toon van je bericht. In een informeel bericht is de toon persoonlijk (en niet zakelijk).

Het moet passen bij degene die het leest. Houd rekening met wat een ander interessant vindt en begrijpt.

Wat zou een betere inleiding zijn van het bericht van Aaron?

A Dus je had griep, dat is ook wat!

B Ik hoorde van pa dat je flink griep had.

C Hoe gaat het met opa nu jij ziek bent?

In hoeveel alinea’s zou jij het bericht van Aaron indelen?

A 1

B 3 C 5

Wat zou een goede opbouw zijn van de onderwerpen in het bericht van Aaron? Zet ze in de goede volgorde.

A Vertellen hoe het met jezelf gaat.

B Beterschap wensen en zeggen dat je een keer op bezoek komt.

C Vragen hoe het met oma is.

Lees de e-mail hieronder. Wat vind je van de opbouw?

Ha Samantha,

Ik ben m’n smartphone kwijt, dus ik stuur je maar eens een gezellige ouderwetse e-mail! Hoe gaat het met jou? Heb jij het ook zo druk op school? Bij ons is het ronduit vreselijk.

Volgende week zaterdag ga ik naar het fashionevent in Amsterdam. Heb je misschien zin om mee te gaan? Lijkt me gezellig, kunnen we ook een beetje bijkletsen.

Hopelijk laat je gauw iets van je horen!

Hoogachtend, Melody

Wat zou je nog veranderen aan de e-mail van Melody?

Schrijf de woorden van de les in je schrift. Zet de juiste betekenis erachter. Kies uit:

in volgorde / feestelijke gebeurtenis / ongetwijfeld, beslist / plantjes die op het water groeien / gedurende

woorden les 11

x het kroos

x ronduit

x in de loop van

x achtereenvolgens x het event

Kijk nog eens naar het bericht van Aaron bij vraag 2. Herschrijf het bericht. Zorg voor een goede opbouw en gebruik daarbij je antwoorden van vraag 8. Dingen die je niet goed vindt, mag je weglaten.

Lees het bericht van een klasgenoot.

Vind je het een goed bericht? Waarom wel of niet?

Bespreek de berichten met de klas.

Welk bericht is het meest geschikt? Waarom?

doel bereikt?

x Ik weet waar ik op moet letten als ik een informeel bericht schrijf. r

x Ik kan vooraf bedenken wat ik wil vragen of welke informatie ik wil geven in een informeel bericht. t1

x Ik kan van een informeel bericht van iemand anders zien wat er wel en niet goed aan is. t2

x Ik kan zelf een goed informeel bericht schrijven. i

Hoe schrijf je een formeel bericht?

doel

Je leert hoe je een formeel bericht schrijft.

In wat voor situaties schrijf je een formele brief of e-mail?

Lees de brief hieronder. Waar gaat het over?

Bakkerij De Vries

Broodweg 3 1234 ZJ Berghouten

Onderwerp: Jurylid?

Geachte heer De Vries,

Wij zijn van plan om met onze klas een bakwedstrijd te houden. We willen kijken wie de lekkerste taart kan maken.

Voor de wedstrijd hebben we een jury nodig. Onze docent is ook al jury, maar het is mooi als er iemand bij komt die er ook echt verstand van heeft. We vinden de broodjes in uw bakkerij altijd erg lekker, vandaar dat we u vragen. Zou u jury willen zijn bij onze wedstrijd?

We horen graag of het u leuk lijkt om in de jury te zitten en of u ook kunt. Alvast bedankt!

Met vriendelijke groet, Lieke en Maarten, Klas 3b, Oosterpoortcollege

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk

Zijn in de brief hierboven de goede formuleringen gebruikt voor een formeel bericht?

Wat vind je van de toon van de brief?

Wat mist er nog in de opbouw? Noem twee dingen.

belangrijk

Een formeel bericht schrijven

Een formeel bericht (een brief of een e-mail) schrijf je vaak aan een onbekende.

U Inhoud bericht

In een formeel bericht kun je:

x informatie geven of vragen

x je aanmelden voor iets

x een verzoek doen

x iemand overtuigen

U Vaste formuleringen

In een formeel bericht gebruik je andere formuleringen dan in een informeel bericht:

x aanhef: Geachte heer/mevrouw …

x inleiding of introductie: In de krant van vandaag las ik …, Bedankt voor uw brief …, Mijn naam is

x afsluitende zin: Mocht u nog vragen hebben, dan hoor ik het graag, Nogmaals bedankt …

x ondertekening: Hoogachtend, Met vriendelijke groet …

De toon van je bericht is zakelijk.

U Opbouw bericht

Een formele brief heeft een aantal vaste onderdelen:

x je eigen adres links bovenaan

x het adres van de geadresseerde daaronder

x het onderwerp van de brief

x de dagtekening (Amsterdam, 11 oktober 2018)

x de aanhef

Daarna schrijf je de rest van de brief. Let daarbij op de indeling in inleiding, kern en slot

Bij een formele e-mail is het iets anders:

x schrijf het mailadres van de geadresseerde in de adresbalk

x schrijf het onderwerp van je mail in de onderwerpbalk

Kijk nog eens naar de brief bij vraag 2. Welke belangrijke informatie zijn Lieke en Maarten vergeten?

A Of de bakker geld verdient met jureren.

B De naam van de docent.

C Waar en wanneer de wedstrijd plaatsvindt.

Wat vind je van de inleiding van de brief bij vraag 2?

In de plaatselijke krant lees je dat er binnenkort een voorlichtingsdag is over een vervolgstudie aan het MBO. Je wilt graag naar de voorlichtingsdag.

Je moet je aanmelden bij mevrouw Sitalsing.

Je stuurt haar een e-mail. Wat zet je in de onderwerpbalk?

A Geachte mevrouw Sitalsing.

B Aanmelden voorlichtingsdag MBO

C Bericht van [jouw naam]

Welke informatie over jou heeft mevrouw Sitalsing nodig, denk je?

Hoe kun je het beste je mail ondertekenen?

A Met vriendelijke groet, [jouw naam]

B Groetjes, [jouw naam]

C In afwachting van uw antwoord verblijf ik, [jouw naam]

woorden les 12

x vandaar

x het verzoek

x jureren

plaatsvinden

Wat is een vaste formulering voor de aanhef van een formele brief?

Schrijf de woorden van de les in je schrift. Zet de juiste betekenis erachter. Kies uit:

op of van een bepaalde plek / vraag om iets te doen / zich afspelen, gebeuren / gauw, spoedig / om die reden / als lid van een jury oordelen

Schrijf de mail aan mevrouw Sitalsing. Zet in je mail in ieder geval de volgende punten:

x dat je het bericht over de voorlichting in de krant hebt gelezen;

x je naam en hoe je te bereiken bent (e-mail en/of je mobiele nummer);

x naar welke voorlichting (welke studierichting) je precies wilt.

Gebruik ook je antwoorden bij vraag 9, 10 en 11.

Let erop dat je mail duidelijk en zakelijk is.

Lees de e-mail van een klasgenoot. Vind je het een goede e-mail? Waarom wel of niet?

Bespreek de e-mails met de klas. Let daarbij op de formuleringen, de opbouw en de toon van de e-mail.

doel bereikt?

x Ik weet waar ik op moet letten als ik een formeel bericht schrijf. r

x Ik kan vooraf bedenken wat ik wil vragen of welke informatie ik wil geven in een formeel bericht. t1

x Ik kan een formeel bericht van iemand anders beoordelen op wat er wel en niet goed aan is. t2

x Ik kan zelf een goed formeel bericht schrijven. i

Hoe schrijf je verschillende werkwoordsvormen?

doel

Je leert hoe je de persoonsvorm en het voltooid deelwoord schrijft.

Lees de tekst hieronder. Noteer alle persoonsvormen die je ziet onder elkaar in je schrift.

De kracht van radio

Het Nederlandse radiolandschap verandert. Dat weten we inmiddels. Maar luisteren we dan helemaal geen radio meer? Zeker wel. Het gebeurt alleen anders dan voorheen.

Voorbeeld: je googelt op NLO Audio Distributie Onderzoek. Uit dat onderzoek komt het volgende naar voren: de Nederlandse bevolking luistert wel degelijk naar de radio, inclusief millennials. Jongeren luisteren veel naar online radio, aanzienlijk meer dan naar streamingdiensten en YouTube. Hoe komt dat?

3FM vroeg verschillende radiostations naar hun visie op deze ontwikkeling. Sanne Schut van KX Radio, Luke

Cohlen van Stranded FM en Lois de Jong van NPO Soul & Jazz vertellen erover. Waarom luisteren millennials nog steeds veel naar live radio?

Schrijf achter de persoonsvormen van vraag 1 het hele werkwoord op.

Schrijf achter de werkwoorden van vraag 2 de verleden tijd en het voltooid deelwoord.

Lees nu de uitleg in het vak belangrijk

woorden les 13

belangrijk

Werkwoordspelling

In deze les herhalen we het schrijven van de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van regelmatige en onregelmatige werkwoorden, en het schrijven van Engelse werkwoorden.

U Persoonsvorm tegenwoordige tijd

x Bij ik schrijf je de ik-vorm

x Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t.

x Bij wij, jullie en zij schrijf je het hele werkwoord

x Bij onregelmatige werkwoorden gelden andere regels: hebben, mogen, zullen, willen, zijn, kunnen

U Persoonsvorm verleden tijd

x Bij zwakke werkwoorden bedenk je wat het hele werkwoord is. Haal –en eraf. Eindigt dit op een t, k, f, s, ch of p, dan wordt de verleden tijd –te of –ten (pakte). Eindigt dit op een andere letter, dan wordt de verleden tijd –de of –den (verhuisde).

x Bij sterke werkwoorden verandert de klank.

x Bij onregelmatige werkwoorden verandert er meer dan alleen de klank.

U Voltooid deelwoord

x Begint vaak met ge-, soms met be-, ver- of onten eindigt op –en, –t of –d.

x Gebruik de verleden tijd om te bepalen of je een –d of een –t aan het eind schrijft.

U Engelse werkwoorden

x Je schrijft ze op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden (ik mail, hij mailt, ik mailde, ik heb gemaild).

x Soms eindigt de ik-vorm op –e of –te (ik delete, hij deletet, ik deletete, ik heb gedeletet)

Noteer in onderstaande zinnen de ontbrekende letters: d of t?

a De skiër suis…… van de helling.

b Volgens de spelleider hebben de deelnemers aan de quiz de vraag niet goed beantwoor

c Wat gebeur…… er tijdens die rondleiding?

d De docent heeft per ongeluk de tekst van het digibord gedelete

e Door het medicijngebruik verander…… haar karakter.

f De huisarts bespreek…… de uitslag van de CT-scan met de patiënt.

g Om de leiding te repareren, hebben de loodgieters een aantal buizen aan elkaar gelas…….

Maak van de zinnen c, e en f uit vraag 5 een zin met een voltooid deelwoord.

Voorbeeld: De skiërs zijn van de helling gesuisd.

Vul de goede werkwoordsvorm in. Gebruik het werkwoord dat tussen haakjes staat en zet het in de tegenwoordige tijd (tt) of verleden tijd (vt).

a KX Radio ……… (zijn, tt) een online radiostation.

b Het (worden, vt) in 2005 opgericht.

c Het radiostation ……… (hebben, tt) veel beginnende dj’s die hun programma’s helemaal zelf mogen samenstellen.

d Er is aandacht voor belangrijke platen die de geschiedenis hebben ……… (vormen, voltooid deelwoord).

e Je (horen, tt) ook een goede nineties-hit en actuele muziek op zijn tijd.

f Stranded FM ……… (zich onderscheiden, tt) door een platform te vormen voor nieuw talent.

g Het online themakanaal NPO Soul en Jazz ……… (maken, vt) een doorstart nadat Radio 6 verdween.

h Er (worden, tt) overdag non stop soul- en jazzmuziek gedraaid.

Zet de persoonsvormen van vraag 7 die in de tegenwoordige tijd staan in de verleden tijd en andersom.

Schrijf de woorden van de les in je schrift. Zet de juiste betekenis erachter. Kies uit:

iemand die is geboren tussen 1981 en 2000 / zeker wel! / behoorlijk groot of veel / vroeger / wat erbij inbegrepen is / de manier waarop je ergens naar kijkt, je mening

Hoe weet je of zwakke werkwoorden in de verleden tijd –de(n) of –te(n) krijgen?

Schrijf zes zinnen in je schrift. Twee in de tegenwoordige tijd, twee in de verleden tijd en twee met een voltooid deelwoord. Gebruik de volgende werkwoorden:

Persoonsvorm tegenwoordige tijd: raden, bepalen

Persoonsvorm verleden tijd: pesten, gaan

Voltooid deelwoord: straffen, bellen

Lees de zinnen van een klasgenoot. Zijn het goede zinnen? Is de persoonsvorm of het voltooid deelwoord op de juiste manier geschreven?

doel bereikt?

x Ik weet hoe je de persoonsvorm en het voltooid deelwoord schrijft. r

x Ik kan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord van een gegeven werkwoord opschrijven. t1

x Ik kan in een zin de juiste persoonsvorm of het juiste voltooid deelwoord invullen. t2

x Ik kan zelf zinnen maken met een gegeven werkwoord en hierbij de werkwoordsvorm juist schrijven. i

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.