6 minute read

Alles in perspectief zetten

prinses Diana Spencer, orkaan Katrina, de aanslag op John F. Kennedy, de uitvinding van de pasteurisatie en de atoomboom, de opkomst van Adolf Hitler en meest recentelijk 9/11. Om Nostradamus’ vooruitziende blik beter te doorgronden kan het nuttig zijn om een paar gebeurtenissen uit te lichten. Zo werd de aanslag op John F. Kennedy middels het volgende citaat voorspeld: 'De grote man zal in het daglicht worden neergeslagen met een donderslag. Een kwaadaardige daad voorspeld door de drager van een petitie. Volgens de voorspelling zal een ander vallen in de nacht.' Het eerste deel gaat duidelijk over Kennedy, aangezien hij de president van Amerika was en is neergeschoten. De laatste zin is toepasselijk op Bobby Kennedy, die in 1968 even na middernacht bij een hotel in Los Angeles eveneens werd neergeschoten. Maar hoe zag Nostradamus de opkomst van Hitler? Zijn aanhangers schrijven dit aan het volgende citaat toe: 'Uit de diepten van West-Europa zal een jong kind worden geboren van arme ouders. Zijn tong zal een grote troep verleiden en zijn roem zal zich spreiden tot het rijk in het Oosten.' Je kunt je afvragen of, als Nostradamus hier daadwerkelijk Hitler omschreef, hij ook wel iets had kunnen zeggen over genocide? En zo komen wij bij de sceptici terecht, oftewel zij die zich afvragen in hoeverre wij waarde moeten hechten aan de woorden van Nostradamus. Zo denkt historicus Hugo Luijten dat wij eigenlijk niet veel zouden moeten verwachten van die voorspellingen. Dit omdat Nostradamus in overdrachtelijke zinnen en metaforen schrijft. Vaagheid alom dus. En dat vinden andere sceptici ook. De waarzeggingen zijn wel heel algemeen en kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd en toegepast op hedendaagse situaties. Als Nostradamus over een glazen bol beschikte had hij deze dus best wat meer mogen poetsen. Dat sommige van zijn voorspellingen wel heel spot-on lijken zegt waarschijnlijk meer over onze natuurlijke drang naar patroonherkenning en zingeving. d

emma Van Benthem - In de Van Dale wordt perspectief omschreven als: ‘de kunst om voorwerpen af te beelden op een plat vlak, zoals ze door het oog van de kijker worden waargenomen’. Sinds mensenheugenis proberen kunstenaars de wereld om ons heen te verbeelden op platte oppervlakken, maar pas in het vijftiende-eeuwse Florence werd een mathematische methode gevonden om een kloppende illusie van diepte te creëren. Na haar “ontdekking” vond het perspectief haar weg naar alle aspecten van zowel de Westerse als de niet-Westerse kunst. Ook vandaag de dag worden deze vijftiende-eeuwse technieken nog gebruikt. Hoewel het perspectief in het Italiaanse Florence geperfectioneerd werd, was het niet de eerste poging om op deze manier diepte aan kunstwerken te geven.

Advertisement

Iets driedimensionaal op een plat vlak weergeven heeft culturen van alle tijden bezig gehouden. De eerste pogingen om een perspectiefsysteem te ontwikkelen zijn te herleiden tot het Oude Griekenland. Al in de vijfde eeuw voor christus deden Hellenistische schilders een poging diepte te creëren op hun beschilderde theaterdecors. Deze illusie van diepte verfijnde zich in de daaropvolgende eeuwen. Hoewel latere werken de strikte regels van perspectief schenden, demonstreren de Grieken en Romeinen een pragmatisch begrip van perspectief dat niet per ongeluk of via metingen met het blote oog konden zijn ontstaan. Mooie voorbeelden van dit begrip zijn te vinden in de Villa van Publius Fannius Synistor bij Pompeii. Deze villa is rijkelijk versierd met architectonische fresco’s. Met het verstrijken van de tijd verdween echter ook deze kennis van het perspectief. In de daaropvolgende eeuwen zochten kunstenaars naar verschillende manieren om diepte aan te brengen in hun werk, maar vooruitgang verliep ongelijkmatig. Kunstenaars hadden weinig contact met elkaar en tijdens de middeleeuwen lag de focus in de kunst op religieuze thema’s in plaats van op een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de grootte van afgebeelde figuren. Deze werd niet bepaald door hun positie in de ruimte, maar door hun belang binnen het religieus verhaal. Zo torent Christus op werken

Het Romeinse hip: architecturale fresco’s van huizen in je huis.

uit deze periode vaak boven zijn gezelschap uit. Toch werden in de middeleeuwen verschillende manieren gevonden om kunstwerken diepte te geven, hoewel ze mathematisch niet klopte. Zo had je het zogenaamde “verticale perspectief”, waarbij de figuren die het dichts bij de kijker staan kleiner zijn dan de figuren waar ze voor staan. De doorbraak in de zoektocht naar het weergeven van mathematisch perspectief kwam in de vijftiende eeuw. Rond 1415 schilderde de Florentijnse architect Filippo Brunelleschi aan de hand van lineair perspectief het baptisterium in Florence. Lineair perspectief wordt getekend aan de hand van een horizontale lijn, verdwijnpunten en orthogonen (parallellen lijnen). Op de horizontale lijn wordt

een verdwijnpunt bepaald waarin de orthogonen samenkomen. Aan de hand van deze lijnen kunnen alle elementen van een schilderij correct in verhouding ten opzichten van elkaar worden getekend. Het schilderij van Brunelleschi heeft de tijd niet overleefd, maar volgens de schrijvers van zijn biografie, Giorgio Vasari en Antonio Manetti, demonstreerde Brunelleschi zijn ontdekking door mensen door een gat in de achterkant van het schilderij te laten kijken. Erdoorheen zagen ze het echte baptisterium. Vervolgens tilde Brunelleschi een spiegel op voor het schilderij. Hierdoor konden de kijkers zien dat Brunelleschi het gebouw in perfect perspectief had verbeeld. Brunelleschi’s lineair perspectief werd in 1435 geformaliseerd toen de Florentijnse architect Leon Battista Alberti het opschreef in zijn traktaat Della Pittura en het mathematisch onderbouwde. Na de “ontdekking” van het lineair perspectief, sloeg het concept aan en paste vele Italiaanse kunstenaars het toe in hun eigen kunst. Eén zo’n kunstenaar was de vroege renaissance kunstenaar Paolo Uccello. Zoals te zien in zijn drieluik De Slag bij San Romano (ca. 14351460), paste de kunstenaar perspectief toe tot in de kleinste details. Zo liggen de afgebroken lansen op de grond volgens het rooster die kunstenaars in een vroeg stadium van hun kunstwerk gebruikte om het perspectief op te zetten. (Meer weten het drieluik van Uccello? Lees “De Slag bij San Romano” in het maart nummer Paren.)

In de daaropvolgende vijf eeuwen gebruikte kunstenaars Brunelleschi’s perspectiefsysteem om zo de illusie van diepte te creëren. Het lineaire perspectief is terug te vinden in werken van Raphael en Leonardo da Vinci, maar ook bij latere schilders zoals Caravaggio, Diego Velázquez, Claude Monet, Pierre-Auguste Renoir en Vincent van Gogh. Het is pas bij de postimpressionisten dat verandering komt in dit alom gebruik van het lineair perspectief. Tegen het einde van de negentiende eeuw begon de Franse schilder Paul Cézanne vragen te stellen bij de onderliggende structuur van zijn onderwerpen. Als reactie op zijn eigen vragen, begon Cézanne de wetten van het lineaire perspectief te negeren en legde hij de focus op de objecten die hij schil-

In de middeleeuwen hangt de grootte van de figuren af van hun belang voor het verhaal, niet van hun positie in de ruimte.

derde. Cézanne’s beslissing om dit te doen is mogelijk de eerste stap naar het einde van de academische compositie volgens de lang gevestigde regels van het perspectief.

Kunst raakte met verloop van tijd steeds verder geabstraheerd. Geïnspireerd door Cézanne en Afrikaanse kunst, ontwikkelde Pablo Picasso en George Braque een gestructureerde en hoekige stijl, later het Kubisme genoemd. Ook later lieten andere stijlen het perspectief los en legde de focus op andere aspecten van de kunst. Zo focusten Fauvisten, zoals Henri Matisse, en aanhangers van het Neoplasticisme, zoals Piet Mondriaan, zich op kleur. In deze werken is het lineair perspectief dat zich eeuwen daarvoor ontwikkelde niet meer terug te vinden. Als wordt gekeken naar de geschiedenis van het perspectief en het belang ervan zien we een komen en gaan. Al in de oudheid was men op zoek naar een perspectiefsysteem. Dit zwakte af in de middeleeuwen; pas in de vijftiende eeuw werd het weer opgepakt en bleef leidend tot het eind van de negentiende eeuw. Vandaag de dag wordt Brunelleschi’s techniek om perspectief te tekenen nog steeds toegepast, maar experiment en innovatie hebben het traditionele perspectief als drijvende kracht in de kunst vervangen. d

Lineair perspectief in een voorbereidende tekening van Leonardo da Vinci.

Paul Cézanne’s Mont Sainte-Victoire, waarbij de focus op perspectief verschuift naar het onderwerp zelf.

This article is from: