NOSTRADAMUS - 11
prinses Diana Spencer, orkaan Katrina, de aanslag op John F. Kennedy, de uitvinding van de pasteurisatie en de atoomboom, de opkomst van Adolf Hitler en meest recentelijk 9/11. Om Nostradamus’ vooruitziende blik beter te doorgronden kan het nuttig zijn om een paar gebeurtenissen uit te lichten. Zo werd de aanslag op John F. Kennedy middels het volgende citaat voorspeld: 'De grote man zal in het daglicht worden neergeslagen met een donderslag. Een kwaadaardige daad voorspeld door de drager van een petitie. Volgens de voorspelling zal een ander vallen in de nacht.' Het eerste deel gaat duidelijk over Kennedy, aangezien hij de president van Amerika was en is neergeschoten. De laatste zin is toepasselijk op Bobby Kennedy, die in 1968 even na middernacht bij een hotel in Los Angeles eveneens werd neergeschoten. Maar hoe zag Nostradamus de opkomst van Hitler? Zijn aanhangers schrijven dit aan het volgende citaat toe: 'Uit de diepten van West-Europa zal een jong kind worden geboren van arme ouders. Zijn tong zal een grote troep verleiden en zijn roem zal zich spreiden tot het rijk in het Oosten.' Je kunt je afvragen of, als Nostradamus hier daadwerkelijk Hitler omschreef, hij ook wel iets had kunnen zeggen over genocide? En zo komen wij bij de sceptici terecht, oftewel zij die zich afvragen in hoeverre wij waarde moeten hechten aan de woorden van Nostradamus. Zo denkt historicus Hugo Luijten dat wij eigenlijk niet veel zouden moeten verwachten van die voorspellingen. Dit omdat Nostradamus in overdrachtelijke zinnen en metaforen schrijft. Vaagheid alom dus. En dat vinden andere sceptici ook. De waarzeggingen zijn wel heel algemeen en kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd en toegepast op
hedendaagse situaties. Als Nostradamus over een glazen bol beschikte had hij deze dus best wat meer mogen poetsen. Dat sommige van zijn voorspellingen wel heel spot-on lijken zegt waarschijnlijk meer over onze natuurlijke drang naar patroonherkenning en zingeving. d
Alles in perspectief zetten
Emma van Benthem - In de Van Dale wordt perspectief omschreven als: ‘de kunst om voorwerpen af te beelden op een plat vlak, zoals ze door het oog van de kijker worden waargenomen’. Sinds mensenheugenis proberen kunstenaars de wereld om ons heen te verbeelden op platte oppervlakken, maar pas in het vijftiende-eeuwse Florence werd een mathematische methode gevonden om een kloppende illusie van diepte te creëren. Na haar “ontdekking” vond het perspectief haar weg naar alle aspecten van zowel de Westerse als de niet-Westerse kunst. Ook vandaag de dag worden deze vijftiende-eeuwse technieken nog gebruikt. Hoewel het perspectief in het Italiaanse Florence geperfectioneerd werd, was het niet de eerste poging om op deze manier diepte aan kunstwerken te geven.
I
ets driedimensionaal op een plat vlak weergeven heeft culturen van alle tijden bezig gehouden. De eerste pogingen om een perspectiefsysteem te ontwikkelen zijn te herleiden tot het Oude Griekenland. Al in de vijfde eeuw voor christus deden Hellenistische schilders een poging diepte te creëren op hun beschilderde theaterdecors. Deze illusie van diepte verfijnde zich in de daaropvolgende eeuwen. Hoewel latere werken de strikte regels van perspectief schenden, demonstreren de Grieken en Romeinen een pragmatisch begrip van perspectief dat niet per ongeluk of via metingen met het blote oog konden zijn ontstaan. Mooie voorbeelden van dit begrip zijn te vinden in de Villa van Publius
Fannius Synistor bij Pompeii. Deze villa is rijkelijk versierd met architectonische fresco’s. Met het verstrijken van de tijd verdween echter ook deze kennis van het perspectief. In de daaropvolgende eeuwen zochten kunstenaars naar verschillende manieren om diepte aan te brengen in hun werk, maar vooruitgang verliep ongelijkmatig. Kunstenaars hadden weinig contact met elkaar en tijdens de middeleeuwen lag de focus in de kunst op religieuze thema’s in plaats van op een natuurgetrouwe weergave van de werkelijkheid. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de grootte van afgebeelde figuren. Deze werd niet bepaald door hun positie in de ruimte, maar door hun belang binnen het religieus verhaal. Zo torent Christus op werken EINDELOOS JAARGANG 25, NR. 7