NUMMER 4 Februari 2016 18e JAARGANG
d
MAANDBLAD VOOR STUDENTEN (KUNST)GESCHIEDENIS AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM
d
EINDELOOS MENSOFFERS Suzanne Nellestijn 6
COMPLOTTHEORIE Koen Molenaars 7
BESTAAN ELFJES ECHT? Pouwel van Schooten 5
MATCH OF THE CENTURY Anna Teijeiro Fokkema 10
AUSTRALIA DAY Zará Kars 13
Larry heeft op meer machtige schoten gezeten dan Monica Lewinsky
THE ONLY WORKING RESIDENT Tycho Hofstra - Dat Downing Street 10 de ambtswoning is van de Britse prime minister is algemeen bekend. Maar wist je dat het gebouw, dat honderden kamers telt, meer dan 300 jaar oud is en gelegen is aan het pittoreske St. James’s Park, een verschrikkelijke ratten- en muizenplaag kent? Vervelend natuurlijk wanneer hier alle belangrijke staatshoofden van de wereld worden ontvangen. Gelukkig is er een ‘persoon’ binnen het kabinet die zich fulltime bezighoudt met dit probleem: de Chief Mouser to the Cabinet Office,
ofwel de officiële kabinetskat. Toen in 2005 meer dan 50.000 staatstukken openbaar werden gemaakt, bleek hier een uitgebreid verslag over alle kabinetskatten van de twintigste eeuw tussen te zitten. Niet heel vreemd, grapte de BBC, aangezien Britten van niets meer houden dan pluizige dieren en obsessief onzin archiveren. Hoewel bronnen verklappen dat al sinds het begin van de zestiende eeuw katten rondscharrelden op Downing Street, begint de geschiedenis van de Chief Mou-
ser pas in 1929. Het archief opent met een memo van de toenmalige penningmeester, A.E Banham, die dat jaar in zijn uitgaven 1 penny per dag uittrekt om een ‘effectieve’ kat te onderhouden. De eerste kat, Peter, blijkt een goede werknemer te zijn, de muizenplaag was na een paar jaar aanzienlijk minder geworden. De Britten lieten dit niet onopgemerkt en verhoogden zijn salaris in 1932 met 5 pennies. Op zeventienjarige leeftijd wordt Peter uiteindelijk ontslagen. Via een memo werd het personeel erop gewezen dat de staat geld uittrok voor een ‘effectieve’ kat, >>>
BRITSE POLITIEK
EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 2
EINDELOOS
HOOFDREDACTIONEEL Beste vrienden, Het is fijn dat deze koude, trieste maand alweer voor de helft voorbij is. Bijna net zo fijn als een nieuwe Eindeloos. Wie is de populairste bewoner van Downing Street 10? Churchill zeg je? Welnee, kijk maar op de voorpagina voor mijn artikel over de kabinetskatten. Op pagina 4 hebben we een hele leuke puzzel over huisdieren en baasjes. Er staat geen oplossing bij, maar onthoud: Google is je vriend. Gesjoemel in fotobewijs is van alle tijden. Dat dit niet alleen om politieke redenen, maar ook gewoon om mensen voor de gek te houden toont Pouwel op pagina 5 met zijn artikel over de Cottingley Fairies. Een verhaal over bijgeloof en de primitiefste photoshop. Dat de Romeinen niet vies waren van een beetje bloedsport is bekend. Maar hoe stonden zij eigenlijk tegenover mensoffers? Suzanne heeft het antwoord in haar artikel op pagina 6. Hebben de Dark Ages echt bestaan? Een vreemde vraag misschien, maar Koen toont op pagina 7 dat dit zeker het vragen waard is. Een artikel over complotten, geschiedenis en één rare verwarde man (niet Koen zelf). Onder de rivieren betekent februari maar één ding: carnaval. In Hapklare Historie gaan de redacteuren van Eindeloos op zoek naar de vreemdste verkleedpartijen uit de geschiedenis. Schaken saai? Niet tegen de achtergrond van de nucleaire dreiging in de Koude Oorlog. Laat het maar aan de Sovjet en Verenigde Staten over om een wapenwedloop in de denksport te krijgen. Op pagina 10 neemt Anna je mee naar de spannendste pot uit de twintigste eeuw. Zelfs in deze tijden van Netflix en Youtube geldt Tuschinski nog steeds als het toppunt van Amsterdams filmgenot. Emma vertelt jullie de geschiedenis van de bioscoop op pagina 12. Men neme koningsdag en voegt daar een flinke snuf controverse aan toe. Het resultaat: Australia Day. Wat maakt deze dag zo’n rel? Lees het en protesteer mee in Zará’s artikel op pagina 13. Veel leesplezier, Tycho Hofstra
een eis waar de antieke Peter niet meer aan kon voldoen. Nadat Peter II jammerlijk binnen een maand werd overreden, was het de beurt aan Peter III. In 1958 besteedde de BBC een kort segment aan de trouwe muizenjager van the Home Office, waarna Peter III overstelpt werd door een, aldus Downing Street, ‘beschamende hoeveelheid fanmail van kattenliefhebbers en gekken.’ Toen Peter III op zestienjarige leeftijd overleed, werd hij opgevolgd door Peta, het eerste vrouwtje. De kitten werd in 1964 onder bijzonder veel media-aandacht in de ambtswoning onthaald, al was het enthousiasme van korte duur. Peta bleek nauwelijks geïnteresseerd te zijn in muizen jagen en bleek binnenshuis te plassen. Het probleem was echter dat de media sinds Peter III de kabinetskat strak in de gaten hield. De kat had, zogezegd, een diplomatieke positie gekregen en kon dus niet zomaar gedumpt worden. Of zoals een memo uit 1969 dit verwoordde als reactie op het zoveelste plasincident: ‘the cat must remain.’ In 1973 wordt Peta uiteindelijk toch overgeplaatst naar het platteland en vervangen door een kater genaamd Wilberforce. Tot opluchting van het personeel was Wilberforce alles wat zijn voorgangster niet was. ‘The best mouser in Britain’ vervulde zijn rol
met verve en wist ook nog het hart van Margaret Thatcher te veroveren. The Iron lady werd vaak betrapt even de kat aan te halen en scheen zelfs blikjes sardines mee te nemen als souvenirtjes na officiële werkbezoeken. Wilberforce overleed pas na achttien jaar trouwe dienst en had daarmee een langere carrière dan de meeste Britten onder Thatcher. Na de (alom gerouwde) dood van Wilberforce namen professionele
‘Peter III kreeg ‘een beschamende hoeveelheid fanmail van kattenliefhebbers en gekken.’’ ongedierteverdelgers de taak tijdelijk over. Deze wisten echter in een paar maanden tijd geen enkele muis of rat te vangen, om vervolgens wel een rekening van vierduizend pond te presenteren. Het personeel vond een goedkopere oplossing in de langharige straatkat Humphrey. Voor slechts een blikje Whiskas per dag bleek Humphrey een uitstekende jager en poseerde hij voor de persmuskieten en toeristen ook nog eens mooi bij de beroemde voordeur van Downing Street.
Afgebeeld: een samenvatting van dit artikel
EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 3
BRITSE POLITIEK
Humphrey werd een dankbaar onderwerp voor de Britse roddelpers van de jaren negentig. Zo werd ‘de enige werkende bewoner van Downing Street’ in 1994 door The Daily Telegraph beschuldigd een nestje roodborstjes te hebben leeggeroofd. Humphreys naam werd de volgende dag gezuiverd door prime minister John Mayor, die verklaarde dat dit onzin was en het nestje voor zijn raam onaangeroerd was gebleven. Humphreys rol in de media nam in 1997 een rare wending toen Tony Blair de verkiezingen won. Het nieuws ging de ronde dat Tony’s vrouw, Cherie Blair, niet van katten hield (of allergisch was) en Humphrey weg wilde hebben. Downing Street sprak alle aantijgingen tegen en publiceerde zelfs een knus geposeerde foto van Cherie en Humphrey, maar het kwaad was al geschied. Toen Humphrey een paar maanden later verdween omdat hij uit ouderdom naar een nieuw onderkomen werd overgeplaatst, schreeuwde de oppositie direct moord en brand. Kamerlid Alan Clarke verklaarde in een persbericht: ‘Humphrey is now a missing person. Unless I hear from him or he makes a public appearance, I suspect he has been shot.’ Binnen een dag stonden de kranten er vol mee: Cherie Blair had Humphrey de kat vermoord. Een week na Humphreys verdwijning werd een groepje journalisten in een geblindeerde bus naar de rand van Londen gereden. De Chief mouser bleek levend en wel bij een bejaard echtpaar te wonen en was zelfs iets aangekomen. Het was duidelijk een trage nieuwsweek, want ook hier plaatste de kranten hun vraagtekens bij. Was deze Humphrey een dubbelganger,
‘De kranten stonden er vol mee: Cherie Blair had Humphrey de kat vermoord’ een product van de linkse spindokters? De pers eiste ‘klauwafdrukken’, een DNA-test en een verklaring van Thatcher dat dit echt Humphrey was. Toen de storm weer was gaan liggen, bleef Downing Street nagenoeg katloos. Alleen tussen 2007 en 2009
‘Gezellig he, Humphrey?’
‘Ik zweer je, dit mens’
vervulde Sybil, de kat van de toenmalige minister van financiën, even de rol van Chief Mouser. In 2011, David Cameron was inmiddels prime minister, werden meerdere live-opnames bij Downing Street opgeschrikt door langsrennende ratten. Het publiek sprak van schande en de media grapte dat zij deze ratten in de politiek nog niet kenden, hetgeen Cameron allemaal flink voor het blok zette. Onder het personeel van Downing Street ontstond een ‘pro-cat faction’, die het weer tijd vond om een Chief mouser aan te stellen. Toen de kinderen van Cameron lucht kregen van een potentieel huisdier moest de prime minister zwichten. Asielkat Larry werd die februari direct aangesteld. >>>
‘David, waarom raken de koloniën mij aan?’
BRITSE POLITIEK
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 4
En zo leven de Britten nu al vijf jaar onder het bewind van Larry, wiens activiteiten (of gebrek daaraan) regelmatig in de pers verschijnen. Lollige kattenbelletjes waarin Larry een muis vangt, vecht met de buurkat of over Camerons pakken verhaart, vinden gretig aftrek bij de Britse lezer. De pers verstopt meestal een klein brokje ‘neutraal’ Downing Street-nieuws, zoals een verbouwing of een obscuur staatsbezoek, in de berichten
over Larry. Zo biedt de kabinetskat de mogelijkheid nieuws over Downing Street te brengen, zonder dat dit vervalt in politiek gekibbel. Deze diplomatieke functie zorgt ervoor dat Larry, die in de praktijk maar een middelmatige muizenvanger blijkt te zijn, een bijzonder plekje binnen de politiek afdwingt. Bij elke crisis, coup of revolutie kunnen de Britten van één feit uitgaan: ‘the cat must remain.’ d
PUZZEL
VERBIND HET HUISDIER MET HET BAASJE
Kijk voor onze Maartactiviteiten op: www.kleio-amsterdam.nl
of like ons op facebook! Advertentie.
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 5
BIJGELOVIGE BRITTEN
‘I do believe in Fairies! I do! I do!’ De Cottingley Fairy hoax
Pouwel van Schooten - Diep van binnen willen we allemaal wel dat er iets magisch gebeurt. Ik kan niet de enige zijn die nog steeds een klein beetje verbitterd is omdat ik op mijn elfde verjaardag geen brief van Zweinstein kreeg. Deze wens naar iets bovennatuurlijks is iets van alle tijden, maar komt soms op verrassendere momenten naar boven dan je in eerste instantie zou denken. Het geloof in magie en sprookjesachtige wezens is niet slechts iets van de middeleeuwen en kinderlijke sprookjesboeken. Zelfs in de moderne tijd zijn er momenten dat opeens, voor heel even, de hele wereld weer in magie gelooft. Het begon allemaal op een warme zomerdag in 1917. In het Noord-Engelse dorpje Cottingley speelden de nichtjes Elsie Wright en Frances Griffiths bij een watervalletje: ‘we spelen met de elfjes’, vertelden ze triomfantelijk aan hun ouders. Zoals ieder ander normaal mens, wuifden hun ouders deze uitspraak weg als de overvloedige fantasie van hun dochters. Maar zo eenvoudig waren Elsie en Frances niet uit het veld geslagen. De dag erop leenden ze het fototoestel van El-
‘De elfjes waren te bang voor volwassenen, alleen voor hen zouden de wezentjes verschijnen.’ sie’s vader en kwamen terug met een foto met een elfje! Vader Wright vond het allemaal wel leuk en aardig, maar geloofde de meiden voor geen meter. De elfjes waren volgens hem duidelijk kartonnen figuurtjes. Hij zou het grappige knutselproject weer vergeten zijn, toen de meisjes twee maanden later weer aankwamen met ‘magische’ kiekjes van de bovennatuurlijke wezens. Overtuigd dat Elsie en Frances met zijn (vrij dure) camera hadden zitten klooien, verbood hij de meiden deze ooit nog te gebruiken. Het verhaal bleef een grappige familieanekdote tot 1919, toen moeder Wright de foto’s uit nieuws-
Sicke raveparty anno 1917
gierigheid meenam naar een spirituele conferentie (thema: feeën en elfjes). Daar vielen de afbeeldingen in handen van voorzitter Edward Gardner, die volstrekt overtuigd was van de authenticiteit van de foto’s: dit waren echt elfjes! Vanaf dat jaar raakte Groot Brittannië in de ban van de Cottingley Fairies. Zelfs de befaamde Arthur Conan Doyle was verzekerd van het bestaan van elfjes. Enthousiasme was zo groot onder het publiek van de spirituele sociëteit, dat Gardner de nichtjes in 1920 nieuwe fotocamera’s cadeau deed om nog meer afbeeldingen te maken van de gevleugelde wezentjes. Dit deden de meisjes maar al te graag, op een voorwaarde: de elfjes waren te bang voor volwassenen, alleen voor hen zouden de wezentjes verschijnen. En precies zoals ze betoogden, toen de ouders op een dag een eind weg waren geweest, kwamen de meisjes aan met nieuwe elfenfoto’s. Naast de algemene verwondering en overtuiging, waren er ook sceptici. Waren de meisjes werkelijk omsingeld geweest door magische figuren? En leken de wezens niet iets te veel op de illustraties in sprookjesboeken? Toch bleek uit meerdere onderzoeken dat er met de foto’s zelf niet iets bijzonders was gebeurd. Met de
camera noch in de donkere kamer was er gesjoemeld met de foto’s om na de opname kunstmatig elfjes te creëren. Wat er ook gefotografeerd was, het had echt naast de meisjes gestaan. Hoewel Gardner meerdere malen na 1921 om nog meer magische opnames te krijgen, konden Elsie en Frances zijn wens niet vervullen. Na 1921 verdween de aandacht voor de eens zo’n grote mediahype, en Doyle’s boek over de elfjes The Coming of the Fairies werd steeds minder verkocht. Het verhaal eindigt in de jaren tachtig van de vorige eeuw. In een interview met een tijdschrift gewijd aan het paranormale, gaven Frances en Elsie eindelijk toe dat ze de elfjes zelf hadden gefabriceerd van karton en afbeeldingen uit kinderboeken. De vrouwen hadden zeker na de volle steun van de grote Arthur Conan Doyle, de auteur van Sherlock Holmes nota bene, niet meer durven toe te geven dat ze alles hadden verzonnen, al vonden ze het wel hilarisch dat iedereen zo makkelijk viel voor een slecht knutselwerk. Toch werd het verhaal niet helemaal opgehelderd. Elsie gaf meteen toe dat alles was verzonnen, maar Frances bleef standvastig betogen dat er één foto was met een echt elfje… d
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 6
MENSOFFERS
ROMEINEN EN MENSOFFERS ‘A sacrifice wholly alien to the Roman spirit’ Suzanne Nellestijn - Bij Romeinse auteurs als Livius en Plinius de Oudere zien we beschrijvingen van volkeren en diens gebruiken waar de Romeinen tijdens hun veroveringen mee te maken kregen. Bij een aantal vreemde volken kwamen de Romeinen in aanraking met rituelen als het uitvoeren van mensenoffers en in hun vastlegging hiervan staken ze niet onder stoelen of banken dat dit wel het laatste was wat een beschaafd volk zou moeten doen. Ondanks deze afkeurende woorden zien we bij dezelfde auteurs echter ook beschrijvingen van rituelen uitgevoerd door Romeinen waarbij ook zij mensen offerden. Op zeker drie momenten in de derde en tweede eeuw voor Christus lijken de Romeinen ertoe bereid te zijn geweest om mensen te offeren. Bij deze gelegenheden werden op de de veemarkt in Rome, het Forum Boarium, twee Griekse en Gallische mannen en vrouwen levend begraven. Er is grote onzekerheid over welke redenen de Romeinen hadden om zo van hun principes af te wijken. Er wordt wel geclaimd dat de Romeinen gewoon pas later tot de verlichte realisatie kwamen dat mensenoffers not done waren, maar dat deze in de tweede en eerste eeuw voor Christus nog prima te verenigen waren met de Romeinse normen. Men lijkt het er wel over eens dat, hoe ingeburgerd deze rituelen al dan niet waren, ze alleen uitgevoerd werden op momenten van extreme nood. Waarom de nood destijds zo hoog was is echter niet te achterhalen. Er zou oorlog, of dreiging daarvan, zijn geweest met deze twee volkeren, en deze offers waren bedoeld om dit gevaar af te wenden of een overwinning voor de Romeinen af te dwingen. Het offer kon zo bedoeld zijn om de goden gunstig te stemmen, waardoor de Romeinen een oorlog gespaard zou blijven, of waardoor ze zouden overwinnen als het wel tot een oorlog kwam. Het probleem met deze theorie is dat er geen bewijzen zijn voor oorlog met zowel Grieken als Galliërs rond het uitvoeren van de offers. Een verklaring in dezelfde trend stelt dat er slechts een profetie was geweest die voorspelde dat Rome in de
toekomst bezet zou worden door Grieken als Galliërs. Er was in dit geval geen fysieke dreiging van oorlog, maar alleen angst hiervoor. Je zou de offers daarom kunnen zien als een symbolische bezetting. Doordat de slachtoffers de Romeinse grond
‘Verloren zij hun maagdelijkheid, dan werden ze levend begraven’ waarin ze begraven werden, als het ware toe-eigenden, gaat de profetie op een symbolische manier in vervulling. Hierdoor zou een daadwerkelijke bezetting in de toekomst niet meer plaatsvinden. Deze theorie is echter meer speculatie van moderne historici, dan gegrond op harde historische feiten (begrijpelijk, want als het gaat om Oude Geschiedenis beschikt men zelden over harde historische feiten).
Waren het dan vroegere vijanden? Was het ritueel bedoeld om dit vijandschap ritueel af te sluiten en om de boze geesten van de overledenen die rond bleven hangen tevreden te stellen? Het is in dit geval echter moeilijk te begrijpen waarom er ook vrouwen geofferd werden, aangezien de militaire bevolking slechts uit mannen bestond. Ook zouden de offers samen kunnen vallen met onkuisheid van Vestaalse Maagden. Zij dienden de godin Vesta en waren verantwoordelijk voor haar heilige vuur en daarmee voor de veiligheid van de Romeinse staat. Een voorwaarde om deze taak goed te kunnen uitvoeren was echter het maagdelijk blijven in de tijd dat de vrouwen in dienst waren. Wanneer ze dit niet deden, werden ze levend begraven. We zien in twee van de verslagen van de offers op het Forum Boarium dat dit gelijk opgaat met het misdragen van een of meer van deze Vestalen. Het begraven van de Galliërs en Grieken zou daarom zijn om dit onrecht weer recht te trekken en
Dit was daarentegen wel weer prima.
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 7
MENSOFFERS/VERWARDE MENSEN
de veiligheid van de staat zeker te stellen. Hierbij is echter het offeren van de mannen weer moeilijk te verklaren. Ook is er in het verslag van de eerste keer dat dit offer uitgevoerd werd geen verwijzing naar de executie van een Vestaalse Maagd te vinden. Het enige wat we dus wel zeker weten over de hele situatie, is dat we het niet zeker weten. Misschien was het het resultaat van het regime van een van de vele ontoerekeningsvatbare heersers die Rome in haar geschiedenis gekend heeft. Misschien werd er wel aangedrongen op dit offers door een uitheems orakel, zoals de Sibillijnse Boeken of het Orakel van Delphi. De ouderdom van dergelijke orakels gaf hun uitspraken
legitimiteit bij de Romeinen, en wellicht kon dat het uitvoeren van de offers rechtvaardigen. Het is echter wel duidelijk dat de Romeinen vaker niet zo principieel waren in hun afkeer van rituelen waarbij mensen geofferd werden. Plutarchus vertelt ons dat de Romeinen aanvankelijk een Keltische stam, de Bletonesii, wilden straffen voor het uitvoeren van mensenoffers. Toen hen echter verteld werd dat de Bletonesii dit uit traditie deden en dat het niet zomaar een bevlieging was, lieten de Romeinen hen gaan, als ze maar beloofden het nooit meer te doen. Traditie en noodweer kwamen voor de Romeinen duidelijk vóór principes. d
Fantoomtijdtheorie Het verdonkeremanen van de Dark Ages
Koen Molenaars - Al sinds mensenheugenis verzinnen mensen complotten, waarin de ‘kleine man’ tegenover een grote entiteit komt te staan, die hen stiekem beheerst in hun dagelijkse doen. Bilderbergfiguren, aliens in menselijke gedaantes en overheden die stiekem microchips implanteren zijn nog maar een handjevol van de vele verhalen die zich de ronde doen. Dansend in het Vondelpark zijn de ‘alu-hoedjes’, zoals de gelovigen weleens worden aangeduid, op zoek naar de echte waarheid achter de media, bedrijven, overheden en maatschappelijke organisaties die zij in hun leven tegenkomen. De Duitse hobbyhistoricus Heribert Illig gooit het over een andere boeg: de periode 614 tot 911 na Christus heeft volgens hem nooit bestaan. Complottheorieën zijn er in alle soorten en maten. Illig is er stellig van overtuigd: Karel de Grote heeft nooit bestaan, net als de profeet Mohammed en zijn kalifaat. De schaarste aan bronnen uit de tijd zijn volgens de beste man alleen te verklaren door het niet-bestaan van die periode. Ook een inconsistentie in de Gregoriaanse kalender van drie dagen en enkele architectonische ongerijmdheden maken Illig stellig overtuigd. De Dark Ages waren niet alleen donker, ze hebben gewoonweg nooit bestaan. En de maffia van de academische historici trachten dit te verdoezelen vanwege hun tunnelvisie en uit angst een fout toe te moeten geven aan een amateurhistoricus. Los van de kant-en-klare kletskoek die de beste man verkondigt, is Illig een typisch voorbeeld van een complot-
denker. Zodra die zich verdiept in een onduidelijkheid, slaat het wantrouwen naar de officiële berichtgeving toe. De verklaring kan alleen nog liggen in een grote samenzwering. Slechts enkele schimmige websites en tijdschriften zijn
‘De Dark Ages waren niet alleen donker, ze hebben gewoonweg nooit bestaan’ te vertrouwen, terwijl de mainstream media onderdeel zijn van het complot om de waarheid te verdonkeremanen. De bekende grap over de complotdenker in de hemel is daar een goed voorbeeld van. Twee mannen gaan naar de hemel, overtuigd van het feit dat John F. Kennedy door twee schutters van de CIA is vermoord. Hoog in de wolken, imposante poespas met engelen, de hemelpoort glijdt langzaam open. Begeleid door zonnestralen daalt God neer op de twee zielen en begroet hen met zware, weergalmende stem: ‘Welkom in het paradijs! Ik kan u nu
vertellen, alleen Lee Harvey Oswald was verantwoordelijk voor de dood van JFK.’ Daarop fluistert een van de mannen naar de ander: ‘Dus het complot zit nog dieper dan we al dachten!’. Om nog inhoudelijk op Illigs theorie te reageren, die is natuurlijk onzin. Vanachter zijn Europese oogkleppen kon hij niet opmerken dat de zevende tot tiende eeuw toevallig enorme bloeiperiodes waren voor de Mayacultuur en de Chinese Tang-dynastie. Het was een bijzonder florerende periode voor de Chinese literatuur, waar nog veel van over is gebleven. Of… als we Illig nu eens een kans geven. Bestaat China überhaupt wel? Hebben historici de geschiedenis van Azië verzonnen om die verloren driehonderd jaar te verdoezelen? Heeft Disney naast enkele pretparken in Europa, Amerika en Japan een heel continent volgebouwd met authentiek aandoende tempels, rare eetgewoontes bedacht, backpackmogelijkheden en miljarden robots gecreëerd? Is het brein van Walt Disney in de Dalai Lama getransplanteerd om zo door te kunnen heersen over de wereld? Hier zit een luchtje aan. d
Overtuigend fotobewijs
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 8
HAPKLARE HISTORIE
VERRASSENDE Of het nou een carnavalskostuum, je mooiste kleding voor Valentijn of een extra dikke thermolegging is: Februari is de maand van het verkleden. Daarom zijn de Eindeloosredacteuren deze maand op zoek gegaan naar de beste verkleedpartijen uit de geschiedenis. Van man naar vrouw, naar man, naar skelet, naar paus, naar moordzuchtige keizer en weer terug naar vrouw, we hebben ze allemaal! De hapklare historie van deze maand: Verrassende Verkleedpartijen.
De nieuwe kleren van de keizer Suzanne Nellestijn - Als kind liep de Romeinse keizer Caligula al in het legerkamp rond in een klein legeruniformpje, en ook in zijn latere jaren heeft hij de gewoonte om zich te verkleden als personen of machten die hoger dan hem stonden niet laten varen. In zijn tijd als keizer verscheen hij dan ook regelmatig in het openbaar verkleed als een Romeinse god. In zijn repertoire had hij onder andere Mercurius en Apollo, maar ook de godin Venus. Maar kun je ook echt meer logische acties verwachten van iemand die vernoemd is naar schoeisel (Caligula betekent ‘soldatenlaarsje’) en die zijn paard als priester aanstelde?
AANSCHOUW DE KEIZER!
Dirigentleman Emma Kabel - Frieda Belinfante was niet alleen ’s werelds eerste vrouwelijke dirigent van een professioneel orkest. Nee, jaren daarvoor leidde ze een spannend leven als verzetsstrijder in Nederland. De lesbische Belinfante behoorde tot de verzetsgroep die in 1943 een succesvolle aanslag pleegde op het Amsterdamse Bevolkingsregister. Hoewel ze vanwege haar vrouw-zijn zelf niet mocht deelnemen aan de aanslag, moest Belinfante door verraad wel onderduiken. Maar stilzitten was niets voor haar, vermomd ging ze als man uiteindelijk de straat weer op. Na de oorlog emigreerde ze naar de Verenigde Staten, om daar in 1954 het (nog steeds karige) lijstje aan vrouwelijke dirigenten aan te gaan voeren. Tevens ook de eerste dirigent met een rookpauzes tijdens de voorstelling
Dr. Jurkle and Mr. Hyde Pouwel van Schooten - Het is niet ongewoon voor een politicus om beschuldigd te worden van schulden en corruptie. Het is vreemder als die beschuldigingen samengaan met verkleedpartijen. Dit overkwam Edward Hyde, ofwel Lord Cornbury (1661-1723), de gouverneur van New York en New Jersey. Zijn tijd in de Amerikaanse koloniën was alles behalve rustig. Naast de torenhoge schulden en corruptieaanklachten, werd het hem vaak verweten dat hij in jurken over straat ging. Hij zou zich zelfs als zijn nicht, koningin Anne, verkleed hebben tijdens een publieke opening van de New York Assembly. Zelfs toen zijn vrouw overleed, ging hij als vrouw naar de begrafenis! Uit recent onderzoek blijkt dat de beschuldigingen minder waarheidsgetrouw zijn dan eerder gedacht. Bronnen over zijn verkleedpartijen zijn schaars, en degene die er zijn, komen uitsluitend van Hyde’s vijanden. Waar of niet, in 1708 hadden de Amerikaanse kolonisten genoeg van Hyde en werd hij teruggestuurd naar Groot-Brittannië.
En alsnog heeft hij meer superlikes gekregen dan jij
HAPKLARE HISTORIRIE
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 9
VERKLEEDPARTIJEN De Nederlandse Jeanne D’Arc Koen Molenaars - Het prominente leven van Aal de Dragonder speelde zich voornamelijk na haar dood af. Verkleed als man diende ze in een dragonderregiment van het leger van de Republiek. Rond 1700 raakte Aal betrokken in een ruzie tussen de soldaten waarbij ze om het leven kwam. Pas toen zagen haar metgezellen dat ze een vrouw was geweest. Aal werd overgebracht naar de geneeskundige school, waar ze werd geprepareerd. Tot in de negentiende eeuw vormde de dragonder een topstuk in de anatomische collectie. Vooral haar skelet, in uniform met een mutsje waarop ‘Aal de Dragonder’ stond geborduurd, trok veel bekijks. Gezeten op een paardenskelet stond ze daar tussen een bedelaar, enkele criminelen en een verzameling dieren. Doe dan maar de brandstapel. Wij weten nu het antwoord op: ‘Wil je begraven of gecremeerd worden?’
Hua Mu-man Zará Kars - De meest heroische verkleedpartij ooit moet zonder twijfel aan Hua Mulan toegekend worden. Voor velen is deze vrouw bekend dankzij de Disneyfilm Mulan die in 1998 werd uitgebracht. Mulan is niet zomaar een sprookje: de verhaallijn is gebaseerd op de Chinese legende van Hua Mulan. Het verhaal gaat dat zij het leger inging om China tegen de kwaadaardige Xiong Nu te beschermen. Volgens de legende kwamen haar kameraden pas achter de waarheid van haar vermomming nadat zij veilig teruggekeerd waren. Dat was, om precies te zijn, na 12 jaar. Dat was een zeer geslaagde verkleedpartij.
Je kunt nog zo snel zijn, maar niemand ontsnapt aan Disneyficatie
Kerkmoeder Jetske Brouwer - In de negende eeuw zouden er drie jaar lang geheime, kerkelijke verkleedpartijen hebben plaatsgevonden. Volgens verschillende legenden behoorde het pauselijke ambt namelijk tussen 855 en 858 aan een vrouw toe. Deze Johanna moest een zeer geleerde vrouw zijn geweest. Zij vermomde zich als man en was zo als priester door het leven gegaan. Langzaamaan wist zij op te klimmen binnen de roomse hiërarchie totdat zij zich pausin Johanna mocht noemen. Haar sekse werd echter tijdens een processie ontdekt toen ze van een kind beviel. Tot in de zestiende eeuw werd deze levensloop voor waar aangezien. Inmiddels wordt er onder historici aangenomen dat Johannas bestaan van fictieve aard is. ‘Wachters, hij zit er weer!’
KOUDE OORLOG
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 10
POLITIEKE PIONNEN
‘Oh mijn god, stop met neuriën’
Anna Teijeiro Fokkema - Tijdens de Koude Oorlog werd op veel verschillende manieren strijd geleverd. Hoewel van directe oorlog tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie geen sprake was, troffen deze landen elkaar regelmatig op andere strijdtonelen. Zo waren de supermachten fanatieke concurrenten in de sport. Beide landen probeerden elkaar af te troeven met de beste en sterkste atleten. Ze wilden elkaar en de rest van de wereld tonen wat zij allemaal konden. Dit ging echter niet alleen om fysieke prestaties, er was een andere discipline die wellicht nog belangrijker was: de denksport, en dan specifiek het schaken. De Sovjet-Unie was voor een zeer lange periode leidend in de schaakwereld en hiermee poogden ze hun krachtige uitstraling te vergroten. Het is dan ook geen gekke gedachte dat de Amerikanen hier iets tegenover wilden stellen. Toen in 1957 een veertienjarige jongen het Amerikaanse kampioenschap schaken won, werd duidelijk waarmee de Verenigde Staten de Sovjet-Unie van de troon kon stoten. Robert James Fischer, later bekend als Bobby Fisher, deed tussen 1975 en 1966 acht keer mee aan het schaakkampioenschap van de Verenigde Staten. Hij won alle acht de
keren, maar daarmee was hij uiteraard nog geen wereldkampioen, en was de Sovjet-Unie dus nog niet verslagen. Hoewel de Amerikanen eindelijk iets in te brengen hadden in de schaakstrijd met Rusland, was er wel een probleempje. Bobby Fisher was namelijk niet de meest makkelijke persoon om een strategisch plan mee uit te voeren. Zo kreeg hij vaak onenigheid met organisatoren en verliet hij weleens een toernooi zonder wedstrijden uit te spelen. Bovendien stelde hij uitzonderlijke eisen aan zijn loon en de wedstrijdfaciliteiten. Verder was Fisher eigenlijk een schoft, zo behandelde hij de mensen die hem hielpen alsof ze niets waren. In Fishers wereld draaide alles om hemzelf, het schaken en, boven alles, het winnen. Dat hij hierdoor zichzelf geestelijk uitputte en regelmatig doordraaide leek er bij te horen. De grote confrontatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie kwam uiteindelijk in 1972 tijdens het wereldkampioenschap schaken in het ‘onafhankelijke’ IJsland. Fisher speelde tegen Boris Spasski, een van de grootste Russische grootmeesters, de ‘match van de eeuw’. De wedstrijd hield de hele wereld in spanning. Door de Koude Oorlog waren de belangen voor beide landen buitensporig groot. Hier bovenop was het de vraag of Fisher überhaupt wel zou komen
opdagen en of hij zich dan wel zou weten te gedragen. Tijdens de finalestrijd won Spasski de eerste partij. Ook de tweede partij werd toegekend aan Spasski. Fisher was namelijk niet komen opdagen omdat de organisatoren volgens hem niet aan zijn nieuwe eisen hadden voldaan. Bij de derde partij leken de problemen tussen Fisher en de organisatie te zijn opgelost.
‘In Fishers wereld draaide alles om hemzelf, het schaken en, boven alles, winnen.’ Fisher begon aan de derde partij met een 2-0 achterstand, maar won uiteindelijk met 12½ - 8½. Hiermee werd Fisher wereldkampioen en was Spasski, en daarmee de gehele Sovjet-Unie verslagen. Deze unieke overwinning werd in veel landen in de wereld gevolgd. De wedstrijd was zo spannend en uitzonderlijk goed dat het enthousiasme overal voelbaar was en voor heel even leek het puur om het schaken te gaan, en iets minder om een strijd tijdens de Koude Oorlog. Over de hele wereld ontstond een soort schaakgekte, ook in Nederland kreeg de Koninklijke Nederlandse Schaakbond er
KOUDE OORLOG
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 11
Oud Nieuws In de rubriek Oud Nieuws loopt Eindeloos u door de historische nieuwtjes van de afgelopen maand. Wel zo makkelijk.
enorm veel leden bij. Fisher speelde na de overwinning twintig jaar lang geen wedstrijd meer. Hij verdween uit de publieke aandacht, waarschijnlijk om zijn psychische gesteldheid niet te veel te beschadigen. Pas in 1992 speelde hij opnieuw een wedstrijd, en wel tegen Spasski. Ditmaal vond de confrontatie plaats in het toenmalige Joegoslavië en Fisher won de wedstrijd met 10-5. Desondanks keurde de Verenigde Staten de wedstrijd niet goed vanwege de locatie van de wedstrijd. Toentertijd golden de VN-sancties tegen Joegoslavië en deze sancties golden ook voor de sport. De Amerikaanse regering had Fisher daarom van te voren al verboden de wedstrijd daar te spelen. Als reactie hierop toonde Fisher, met de brief van het State Department in zijn handen, zijn woede voor de camera’s. De Verenigde Staten reageerde hierop
‘EN NU VAL IK MET ALLES AAN’
met een arrestatiebevel, omdat Fisher zich niet aan de sancties had gehouden. Na afloop van de wedstrijd keerde Fisher dan ook niet meer terug naar zijn geboorteland, maar ging hij in IJsland wonen en stierf daar op 64-jarige leeftijd. Schaaksport was in de Koude Oorlog een politieke aangelegenheid geworden. Ook na de Koude Oorlog bleef de overheid zich met de gang van zaken rondom de schaakwedstrijden bemoeien. In feite was de schaaksport een manier om politieke strijd te voeren. Daarom was het ook zo een geliefd middel voor zowel de Sovjet-Unie als de Verenigde Staten. Wellicht zou er vandaag de dag vaker een potje geschaakt moeten worden om conflicten mee uit te vechten. Haal dus allen de schaakstukken onder het stof vandaan en oefen, want je weet nooit wanneer een potje schaak je kan helpen. d
‘Voor de laatste keer, dat is Risk’
In Kenya zijn botresten gevonden van een groep prehistorische jager-verzamelaars die 10.00 jaar geleden een gewelddadige dood waren gestorven. Deze vondst wijst (eens te meer) uit dat oorlog, of ten minste geweld tussen groepen, van alle tijden is. En, zoals de onderzoekers het zelf zo mooi verwoorden, dat ‘s mens agressiviteit en zorgzaamheid twee zijden van dezelfde medaille zijn. Wij liggen hier in onze eeuw van terreur vast niet meer wakker van. Maar mochten je bovenburen je ‘s nachts nou wel wakker houden: ze met een knuppel te lijf gaan zit nou eenmaal in je natuur. In Engeland is een editie van de controversiële ‘Wicked Bible’ geveild. Hierin is het zevende gebod fout geprint. Er staat in plaats van ‘Thou shalt not’, ‘Thou shalt commit adultery’. Een drukfout? Opzet? Dat blijft de vraag. Maar toen de fout een jaar na het drukken, in 1632, eindelijk aan het licht kwam, zijn de drukkers voor het gerecht gesleept en moest het boek worden vernietigd. Vandaar dat het werk dus nu zo zeldzaam is: vermoedelijk zijn er tien exemplaren over. In 1716 werd Maria Bertoletti Toldini veroordeeld en geëxecuteerd als typische heks. Maar gelukkig krijgt ze nu eindelijk, drie eeuwen na dato, een nieuw proces met hopelijk eerlijkere kansen. Hoewel de raad van het dorpje Brentonico toch kritisch had gekeken, toen deze haar onder andere schuldig achtte aan het onderdompelen van een kind in gesmolten kaas, wil een Italiaanse ambtenaar het proces overdoen in een échte rechtbank. Daar heeft hij nobele redenen voor: hij wil het verleden van het idyllische dorpje van alle romantiek ontdoen. Driehonderd jaar oude zaak of niet: het is en blijft moord op een onschuldige vrouw. En ja, u raadt het al, om zijn argument kracht bij te zetten vergelijkt de beste man de zaak met de holocaust.
PORTRET
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 12
Too-chic-ski
Tuschinski en zijn extravagante bioscoop
Balen dat de Eindeloos in zwart-wit wordt gedrukt
Emma Kabel- Dat niet elke Nederlander even blij is met de komst van vluchtelingen is geen groot geheim. Dat vluchtelingen voor een stad als Amsterdam altijd belangrijk geweest zijn, hopelijk ook niet. Zo is het mooiste filmtheater van Amsterdam te danken aan de Joods-Poolse immigrant Abraham Tuschinski.
De zaken liepen zo voorspoedig, dat Tuschinski in 1916 besloot een poging te wagen om voet aan wal te krijgen in Amsterdam. Voor de hoofdstad had hij iets heel bijzonders in gedachten, om het met vele theaters verwende Amsterdamse publiek van de stoel te kunnen blazen. Die droom had nogal wat voeten in de aarde. Toen Tuschinski eenmaal een geschikt stuk grond had gevonden, moesten nog
Tuschinski kwam in 1904 in Rotterdam met als doel om vanuit daar de transAtlantische oversteek naar de Verenigde Staten te maken. Eenmaal in de Maasstad had hij het zo goed naar zijn zin dat hij bleef. In 1911 zette hij de eerste schreden op de weg naar zijn bioscoopimperium met een klein Rotterdams bioscoopje met de naam Thalia. Hierna volgden onder andere Cinema Royal, Scala en Olympia, allemaal in Rotterdam. Tuschinski onderscheidde zich van concurrerende bioscoopexploitanten door films te vertonen in extravagant gedecoreerde zalen met comfortabele zitplekken. Film werd in het algemeen beschouwd als een tijdelijk fenomeen, dat hooguit enkele jaren en vogue zou zijn. De flamboyante theaters van Tuschinski werden met argusogen bekeken door zijn rivalen, maar waren een schot in de roos.
‘Het Bouwkundig Weekblad noemde de bijzondere bioscoop ‘stadsverminking’’ ruim twintig verschillende huiseigenaren akkoord gaan met de plannen, waarna drie makelaars ervoor zorgden dat elk bewoner daadwerkelijk vertrok. Door de constante bemoeienis van Tuschinski bij het ontwerpen van het gebouw, legde architect Heyman Louis de Jong zijn werk neer. De ruzie tussen de dominante Tuschinski en zijn architect leidde zelfs tot een proces. Het project werd uiteindelijk voltooid onder leiding van een andere architect.
Na een turbulente bouwperiode kon het Theater Tuschinski in 1921 zijn deuren openen. In een geheel eigen ‘Tuschinski-stijl’, een combinatie van Art Deco, Jugendstil en Amsterdamse Stijl, was het Tuschinski gelukt om een echte filmkathedraal te bouwen. Niet iedereen was het daar mee eens overigens. Het Bouwkundig Weekblad noemde de bijzondere architectuur indertijd ‘stadsverminking’. En dat voor een project dat zo’n vier miljoen gulden had gekost, nogal een fortuin in die tijd. Volgens zijn naamgever was het filmtheater nooit af. Steeds weer liet Tuschinski het interieur aanpassen op de laatste mode. In de jaren dertig kwam het voegen naar de laatste trends langzaam tot een einde. De opvallende inrichting stamt grotendeels nog steeds uit die tijd. Rond diezelfde tijd kwam er een eind aan de gouden jaren voor Tuschinski. In 1936 werd hij failliet verklaard en tijdens het bombardement op Rotterdam brandden al zijn bioscopen af. Tuschinski zelf werd in de oorlog opgepakt en kwam via Westerbork in Auschwitz terecht. Daar werd hij in 1942 om het leven gebracht. Door het legendarische theater aan de Reguliersbreestraat leeft zijn naam voort.d
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 13
AUSTRALIA DAY
AUSTRALIA DAY
NATIONALE SCHAT OF MISPLAATSTE FUIF? Zará Kars - Waar denk je aan als ik zeg: ‘Op deze dag draagt men de nationale kleuren, reizen veel mensen naar een andere stad om die op stelten te zetten, drinken ze ontelbare liters alcohol eten ze vervolgens van traditionele gerechten eten?’ Grote kans dat je meteen aan Koningsdag moet denken. Maar niets is minder waar. Ik heb het hier over de grootste feestdag van Australië: Australia Day. Volgens de Australische regering is het dé dag van het jaar ‘to reflect on what we have achieved and what we can be proud of in our great nation.’ Maar ondanks de mooie woorden staan niet alle inwoners achter deze uitspraak. De feestdag is zelfs behoorlijk omstreden en wordt door sommigen Invasion Day genoemd. Een korte geschiedenis. Op 26 januari 1788 arriveerde de eerste vloot Britse schepen bij Australië. Gouverneur Arthur Phillip hees de vlag vlakbij het huidige Sydney en vanaf dat moment hoorde het oostelijke deel van Australië bij het Britse Rijk. Slechts het oostelijke deel van het land werd onderdeel van het Britse Rijk, de rest van Australië werd tot ver
in de negentiende eeuw Nieuw-Holland genoemd. In 1644 gebruikte Abel Tasman gebruikte deze naam voor het land als eerste en, catchy als de naam is, bleef deze best lang hangen. Maar met de vorming van de Federatie van Australië in 1901 belandde Australië in een nieuwe fase. Nieuw-Holland maakte definitief plaats voor de naam Commonwealth of Australia. Een nationale feestdag zou de nieuwgevormde eenheid moeten vieren. Dat bleek echter makkelijker gezegd dan gedaan. Pas in 1935 werd er een officiële feestdag in het leven geroepen. Eindelijk was Australia Day een feit. Sindsdien vieren Australiërs elke 26e van januari de aankomst van de Britse Vloot bij Australië. Bij deze viering hoort tegenwoordig de uitreiking van een award voor de Australiër van het Jaar. Daarnaast heeft iedereen vrij. Het is het grootste feest van het jaar. Maar niet voor iedereen is het feest op 26 januari. Alhoewel Australia Day voor de meeste Australiërs een feestdag is, wordt het door de oorspronkelijke bewoners ook wel Invasion Day of Survival Day en zelfs Day of Mourning genoemd. Veel (afstammelingen van) Aboriginals beschouwen
de nationale feestdag eerder als een verlies dan een aanwinst. In plaats van feest te vieren herdenken zij dan ook het verlies van hun land, vrijheid en soevereiniteit. Twee jaar nadat Australia Day wettelijk tot feestdag gemaakt was, kwam er eindelijk echt tegengeluid. De inheemse bevolking
‘Australia day wordt door de oorspronkelijke bewoners ‘Day of Mourning’ genoemd.’ is vanaf het eerste moment van kolonisatie in grote getalen verkracht, vermoord en als tweederangsburgers behandeld. Nadat de Aboriginal Progressive Association in 1937 werd opgericht, werd de eerstvolgende Australia Day onder leiding van William Cooper, William Ferguson en Jack Patton daarom tot Day of Mourning uitgeroepen. Cooper, Ferguson en Patton vonden dat er verandering moest komen. Zij riepen op tot gelijke burgerrechten voor alle inwoners. Niet alleen moesten Aboriginals hetzelfde behandeld worden, >>>
Eigenlijk zijn alleen spotprenttekenaars blij met de huidige situatie.
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 14
POMPEII
ook moesten zij hun land terugkrijgen en dezelfde mogelijkheden wat betreft gezondheidszorg en educatie krijgen. Aboriginals moesten gerepresenteerd worden in het parlement en hun wetten moesten erkend worden. Pas onder het premierschap van Harold Holt in de jaren zestig kregen de Aboriginals meer rechten en erkenning. Holt heeft zijn bekendheid echter niet te danken aan verbetering van Aboriginalrechten, maar
‘Er gaan steeds meer stemmen op om 26 januari, bijvoorbeeld, Arrival day te noemen’ eerder vanwege zijn mysterieuze verdwijning. Op 17 december 1967 verdween hij na te zijn gaan zwemmen in zee. Alhoewel de meeste mensen ervan uitgaan dat hij is verdronken, gaan er ook stemmen op voor zelfmoord en (om het nog gekker te maken)
een ontvoering door de Chinezen of zelfs ‘aliens’. Gelukkig kreeg hij voor zijn mysterieuze verdwijning nog wel het een en ander voor elkaar ten gunste van de Aboriginals. Maar ondanks een goed begin ging een andere en vooral betere behandeling van de oorspronkelijke bevolking van Australië langzaam. Het was de reden voor hevige protesten door mensen van verschillende inheemse groepen in 1988. Dankzij de protesten kwam een einde aan de jarenlange re-enactment van de aankomst van de Britten in het land. Stukje bij beetje begint men zich te beseffen dat de huidige viering van Australia Day niet voor iedereen feestelijk is. Er gaan steeds meer stemmen op om de 26e januari te een nieuwe naam te geven, bijvoorbeeld Arrival Day, om zo alle inwoners van het land te betrekken. Hopelijk kan dat voor een groter gevoel van eenheid en saamhorigheid zorgen en het gevoel van invasie plaatsmaken voor gedeelde trots. d
Pompeii
De verloren (niet zo Romeinse) Romeinse stad Suzanne Nellestijn - Op 23 september 2015 werd bekend gemaakt dat Franse archeologen in Pompeii een zeldzame vondst hebben gedaan. Tijdens de opgravingen stuitten zij op een graf uit de vierde eeuw v. Chr. Voor degenen die de plaats alleen kennen van de gelijknamige (niet al te beste) film uit 2014 waarin ‘Jon Snow’ de held van de dag speelt: Pompeii is ook daadwerkelijk een historische locatie. De stad werd in 79 n. Chr. bedolven onder een dikke laag as en lava. De overblijfselen hebben zo’n 1500 jaar verborgen gelegen aan de voet van de vulkaan Vesuvius, die verantwoordelijk was voor dit drama. Nu wordt Pompeii gezien als een tijdcapsule, een Romeinse stad die van de ene op de andere dag bevroor in de tijd en die ons nu veel kan vertellen over het dagelijks leven in een typisch Romeinse stad. Maar hoe typisch Romeins was Pompeii eigenlijk? De reputatie van Pompeii als cultuurhistorische schatkamer die zijn gelijke niet kent is algemeen bekend. Wereldberoemd zijn de mozaïeken en fresco’s die de verschillende, fraai geconserveerde gebouwen sieren. Wellicht wat minder bekend, maar zeker zo interessant is de graffiti die in de stad is teruggevonden. Geen graffiti zoals we die nu kennen met veel kleurtjes en onleesbare ‘tags’, maar simpele inscripties op de muren van onder meer tavernes en bordelen. Een mooi voorbeeld zijn de krabbels van wat
best wel eens de eerste BFF’s in de geschiedenis zouden kunnen zijn: “We two dear men, friends forever, were here. If you want to know our names, they are Gaius and Aulus”. Overigens zijn de teksten die in de bordelen werden teruggevonden doorgaans van een schunniger kaliber dan deze ietwat onschuldige boodschap. Pompeii is een ware tijdcapsule die een unieke kijk biedt op een typisch Romeinse stad uit de eerste eeuw n. Chr. Toch is dit maar een deel van het verhaal. Uitgebreid archeologisch onderzoek heeft namelijk uitgewezen dat Pompeii van origine een stuk minder Romeins is dan voorheen werd aangenomen. Voor-
dat de Romeinen in de zesde en vijfde eeuw v. Chr. oprukten op het Italisch schiereiland was het gebied een lappendeken van kleinere volken. Pompeii zou in de zevende eeuw v. Chr. gesticht zijn door de Osci. Over de Osci weten we helaas maar weinig, alleen dat de klassieke auteurs het er nooit echt over eens geworden zijn of de Osci zichzelf ook echt zo noemden. Hoe het ook zij, duidelijk is dat dit volk nooit echt op één lijn lag met Rome. In de zesde eeuw kwam de stad onder Etruskische invloed. De Etrusken waren naast Rome dé Italische grootmacht. Volgens sommige beschrijvingen
Het resultaat moet archeologen voor minstens tweehonderd jaar aan werk verschaffen.
Eindelijk de feiten op tafel
EINDELOOS NUMMER 3 - PAGINA 15
ROMEINSE RAMP
Neeeee, niet Jon Snow!
zouden zij afkomstig zijn uit Griekenland of Klein-Azië, misschien zelfs uit de omgeving van Troje. De Etruskische heerschappij over Pompeii was niet van lange duur. Vanaf de vijfde eeuw waren het de Samnieten die de scepter zwaaiden over deze streek. De Samnieten maakten deel uit van hetzelfde taalgebied als de Osci: beiden spraken Oskisch. Gedurende de vierde en derde
‘Pompeii is een ware tijdscapsule die een unieke kijk biedt op een typisch Romeinse stad uit de eerste eeuw’
eeuw waren de Samnieten bijna continu in oorlog met Rome. Zelfs wanneer ze onder Romeinse controle kwamen grepen zij elke gelegenheid tot een opstand aan. Pas in 80 v. Chr. kreeg de Romeinse generaal Sulla na herhaaldelijke pogingen Pompeii eindelijk in handen.
Vanaf de legging van de eerste steen tot het warme lavadekentje in 79 v. Chr. is de stad dus ‘maar’ zo’n 150 jaar in Romeinse handen geweest. Toegegeven, dit waren de laatste 150 jaar, en daarmee is de Romeinse informatie wel de meest recente. Toch zijn vooral Pompeiis niet-Romeinse wortels van grote waarde voor historici die een dieper inzicht willen verwerven in de geschiedenis van de streek. Een goed voorbeeld is de ‘nieuwe’ tombe die recentelijk werd gevonden: de gelukkige (in ieder geval rijke) mevrouw in dit graf is naar schatting begraven in de vierde eeuw v. Chr., waarmee de tombe dus niet Romeins is maar Samnitisch. Dit maakt de vondst zo bijzonder, aangezien er net als bij de Osci maar heel weinig bekend is over de Samnieten. Het moge duidelijk zijn dat Pompeii nog veel geheimen herbergt die ons een kijkje kunnen bieden in het leven op het Italisch schiereiland vóór de opkomst van Rome. Maar laten we niet vergeten dat de stad toch ook op een unieke manier het leven onder de Romeinen zelf laat zien. Neem bijvoorbeeld de uiterst inspirerende tekst, gevonden in de barakken van de gladiatoren: “On april 19th, I made bread”. d
Als je de moordvulkaan wegdenkt is het best pittoresk
EINDELOOS NUMMER 4 - PAGINA 16
PRENT VD MAAND
Prent van de maand
Uit: Liederenboek van Zeghere, 1542
Uit: Brevier van Renaud, 1302-1305
Schrijven in de middeleeuwen was echt een monnikenklus, zowel letterlijk als figuurlijk. Hoe kwamen die gekapte geestelijken er dan op om hun geschriften te versieren met volledig absurde tekeningen? Het antwoord is eigenlijk heel simpel, de breviers en getijdenboeken, waar deze tekeningen vaak in staan, fungeerden voornamelijk als persoonlijke kladblokken. Een brevier (of breviarium) bevat een kalender, instructies en, voornamelijk, alle gebeden die een geestelijke ooit nodig kan hebben. Middeleeuwse leken die zeer begaan met geloof waren vonden dit handig en creĂŤerden getijdenboeken (in het Nederlands ookwel urenboeken genoemd), met daarin de belangrijkste gebeden uit het brevier. Renauds ingeving een konijn op een leeuw in zijn brevier te tekenen is dus te vergelijken met de krabbeltjes die jij maakt tijdens college. Een lolletje om de eigen notities op te vrolijken. Pas dus maar op met je eigen doodles, wie weet sta je duizend jaar later op de achterpagina van een maandblad.
COLOFON
Hoofdredactie Tycho Hofstra Eindredactie Silvio Algra Coks Donders Tycho Hofstra Koen Molenaars Vormgeving Tycho Hofstra Drukwerk Speed-o-Print, Amsterdam Redactie Silvio Algra Lennart Bolwijn Jetske Brouwer Coks Donders Tycho Hofstra Emma Kabel ZarĂĄ Kars Koen Molenaars Suzanne Nellestijn Jorn de Raad Ciska Schippers Pouwel van Schooten Tim Snijders Anna Teijieiro Fokkema Redactieraad Dr. Jouke Turpijn Dr. Willem Melching Prof. Dr. Wyger Velema Dr. Wendelien van Welie Uitgever: Stichting Eindeloos Eindeloos is een onafhankelijk periodiek van en voor de studierichtingen Geschiedenis en Kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Het blad wordt uitgegeven door de Stichting Eindeloos en is gelieerd aan studievereniging Kleio. Eindeloos ligt iedere maand in de bladenbakken van het P. C. Hoofthuis en in de Oudemanhuispoort. Reacties, ingezonden stukken, liefdesverklaringen en hatemail kunt u sturen naar eindeloos@kleio-amsterdam.nl Deze uitgave kwam tot stand met subsidie van de Universiteit van Amsterdam.
Uit: Maastrichts urenboek, rond 1350
Zie ook: eindeloosweblog.wordpress.com