10 minute read

Stefan Morael

Next Article
JUMA architects

JUMA architects

Stadstuinen: size doesn’t matter

Het verhaal van Stefan Morael

Advertisement

Fotografie Stefan Morael (tenzij anders vermeld)

Wonen in de stad of een dorpskern brengt tal van voordelen met zich mee. Een nadeel is dat je op het vlak van ruimte wel eens wat krapper zit en dan is het zaak om zo goed mogelijk om te springen met wat je ter beschikking hebt. Hoe architecten het maximale uit vaak bescheiden stadswoningen halen, kon je in ons vorige magazine meebeleven. Vandaag nemen we je mee naar buiten, naar de tuin. Want hoe klein ook, een stadstuin kan een wereld van verschil maken op het vlak van wonen. Hij kan de woonbeleving zowel buiten als binnen naar een hoger niveau tillen en een rol spelen in het aanzicht van de onmiddellijke omgeving. Ook de lokale fauna en flora, hoe klein of onbeduidend die ook lijkt, zal je dankbaar zijn voor een gedegen aanpak van die paar (tientallen) vierkante meters waarover je beschikt. Om je op de goede weg te zetten, trok Entrr naar Brussel voor een gesprek met tuinarchitect Stefan Morael.

Hoe fundamenteel verschilt een stadstuin van bijvoorbeeld een verkavelingstuin?

Stefan Morael: ’Om te beginnen is de ruimte doorgaans beperkter. Daarnaast is de omgeving vaak harder, steniger en veel architecturaler. In een stadstuin heerst er ook vaak een microklimaat, of zelfs meerdere. In een en dezelfde tuin kan er een enorm verschil zijn tussen een stukje grond dat de hele dag in de diepe schaduw ligt van hoge gebouwen en een lapje dat in de nabijheid van een zuidelijk gerichte muur te kampen heeft met extreme hitte en droogte.’

Wat betekent dat voor jouw aanpak als tuinarchitect?

Stefan Morael: ‘Al die elementen hebben een enorme impact op de plantenkeuze. De omstandigheden zijn en blijven grotendeels kunstmatig en veel inheemse planten houden het er niet uit. Dan valt de keuze al snel op exotische planten die in dergelijke omstandigheden wel gedijen. Die planten hebben vanwege hun uitstraling geen plaats in een doorsnee landelijke tuin, maar in een door stenen omsloten ruimte trekken ze alle aandacht naar zich toe. Als ontwerper kun je daar een wereld op zichzelf mee creëren, los van wat er zich verder in de omgeving afspeelt. Ik durf zelfs te zeggen dat voor mij als ontwerper ze in zekere zin een beetje experimentele speeltuinen zijn.’

Hoe vertaalt dat zich dan in de praktijk?

Stefan Morael: ‘In een kleine tuin zit je als bewoner heel dicht op je planten en dus zijn andere aspecten ervan belangrijk dan in een grote tuin. Bloemknoppen, de bladvorm, een ijle structuur van een plant – zoals bij een Japanse esdoorn – of net een heel karakteristiek groot blad van een boomvaren of Fatsia japonica (vingerplant) worden enorm beeld- en perspectiefbepalend. Net daarom ga ik voor een stadstuin graag op zoek naar eerder “extreme” planten. Naast planten spelen ook andere details en elementen een belangrijke rol. Een (vaste) zitbank, fijne stalen plintjes, een legpatroon van tegels, een waterelement... In een kleinschalige tuin kun je met enkele sterke elementen het beeld van een hele ruimte bepalen. In een grote tuin zijn die objecten of ingrepen eerder bijkomstig, maar op kleine schaal zijn ze erg belangrijk. De combinatie van lef en oog voor detail maken een stadstuin geslaagd.’

Probeer je een stadstuin optisch te vergroten?

Stefan Morael: ’Dat hoeft niet per se, er is niets mis met een kleine ruimte. Tuinliefhebbers laten zich graag verleiden om in een kleine tuin alles wat kleiner te maken, maar ik doe eerder het tegenovergestelde. Met een beperkt aantal grote ingrepen creëer je een rustiger effect en gaat de tuin net ruimer lijken. Ik verkies een monolithisch betonnen vlak of grote tegels, al dan niet met een uitgesproken tekening of textuur, boven kleine klinkers en ik ga eerder voor een paar dominante planten met grote bladeren boven veel kleine plantjes. En op de schaal van een stadstuin moeten de details scherp zijn: zelfs een boord kan storen of net verrassen.’

Hou je rekening met de architectuur in de directe omgeving?

Stefan Morael: ‘Absoluut, en wel op twee heel uiteenlopende manieren, in de vorm van aansluiting en van contrast. Soms pik ik in op een bepaalde volumewerking, materiaalkeuze of een architecturaal detail en vormt dat architecturale element de basis van mijn tuinontwerp, dat harmonieert met de architectuur. Maar soms bewijs je de architectuur net een grote eer door ervan af te blijven. Dan zet ik met planten of vormen die flou zijn het contrast tussen architectuur en groen op scherp. Beide benaderingen zijn boeiend, maar ik ga altijd op zoek naar een van die twee uitersten op een compromisloze manier.’

Wie tuin zegt, zegt planten. Waarop let je bij je keuze?

Stefan Morael: ’Een stadstuin wordt vaak gekenmerkt door extreme omstandigheden, van extreem heet en droog tot het hele jaar door massief beschaduwd, zonder een enkel straaltje gefilterd zonlicht. Een grasveldje is in een stadstuin dan ook vaak de slechtste optie. Ook “standaard” schaduwplanten kwijnen weg in een stadstuin, omdat ze verstoken blijven van de vroege en zachte lentezon uit hun natuurlijke habitat. Daarmee slaan ze – nog voor de bomen bladeren krijgen – hun energie op voor het hele jaar. Op sommige plekken krijgen planten geen zon in het voorjaar, maar verbranden ze in de zomer omdat hun bladeren niet tegen de felle zomerse zon opgewassen zijn. Planten kiezen doe je dan ook met professionele kennis van zaken, waarbij je verder kijkt dan naar wat courant of inheems is.’

Wat is voor jou absoluut ‘not done’ in een stadstuin?

Stefan Morael: ‘Een punt waar ik zeker op wil wijzen, is dat je nooit de tuinwanden vol met planten mag zetten. Daardoor maak je je ruimte klein en benepen. Een (stukje) zichtbare wand brengt rust en afwisseling tegelijkertijd. Zorg ervoor dat je op ten minste één plek de volledige breedte van de tuin kunt voelen, van muur tot muur. Wanden maken deel uit van de tuin en mogen gezien worden.’

Moet of mag een stadstuin onderhoudsvriendelijk zijn?

Stefan Morael: ‘Dat hangt volledig van de opdrachtgever af. Iemand met groene vingers heeft wat dat betreft andere verwachtingen dan een “tuindummy”. Los daarvan zijn stadstuinen door hun schaal doorgaans onderhoudsvriendelijker. Je hoeft je grasveld niet wekelijks te maaien en onkruid woekert minder snel in een stedelijke omgeving. Snoeiwerk vereist wel de nodige aandacht om de groei van (klim)planten binnen de perken te houden of de juiste richting te wijzen. Wil je het volume reduceren of net omhoog opsnoeien voor een mooi silhouet? Beide vragen een andere benadering. In mijn kleine stadstuin van 16 vierkante meter zorgt een grote verscheidenheid aan klimplanten voor een grote diversiteit. Dat vraagt elk jaar om drie snoeibeurten waar ik een dag mee bezig ben, met het nodige snoeiafval tot gevolg. Maar dan kan het tuintje er telkens weer een paar maanden tegen en hoef ik enkel bladeren te vegen en mijn potplanten water te geven.’

Op (tuin)pad

The proof of the pudding is in the eating en dus gaan we samen met de tuinarchitect op bezoek in twee realisaties, eentje in Brussel en een in Mechelen. In beide ontwerpen speelt het tuinontwerp in op het bredere architecturale kader, zij het op twee totaal verschillende manieren: contrasterend en harmoniërend.

Stadstuin in Brussel: van uitgepuurd tot wabi-sabi

De eerste tuin die we bezoeken, is een uitgesproken architecturaal ontwerp. De architectuur van de woning met getrapte gevels in een schuine hoek bood Stefan Morael voldoende aanknooppunten. De beslissing om het terras los te maken van de woning en dieper te plaatsen was een doorslaggevende factor voor de beleving van het geheel. Op de nieuwe positie van het terras genieten de bewoners ten volle van de optimale bezonning en in de leefruimte hebben ze nu nauw contact met beplanting eerder dan met harde tuinmeubels of terrasvloeren. De schuin getrapte aanleg met witte stalen plinten is een logische verlenging van de architectuur. Tot daar blijft het ontwerp strak afgelijnd, in scherp contrast met de beplanting en de oude tuinmuur.

Van oude stenen…

De grote bestaande esdoorn is eigenlijk te groot voor het kleine stadstuintje, maar Stefan Morael beschouwde hem als een mooi cadeau en schikte zich naar zijn aanwezigheid onder het motto dat je maar beter bedacht en respectvol kunt omgaan met waardevol groen. Dat motto redde ook de gele helmbloem, die zich in de oude tuinmuur genesteld had. Bloem en muur waren er en mochten blijven zoals ze waren. Het contrast tussen de expressieve architectuur met een gladde gevelbekleding in witte golfplaat enerzijds en de oude verweerde muur anderzijds was dermate verrassend dat Stefan Morael de muur liet zoals hij was, in plaats van hem te restaureren of wit te schilderen. Wabi-sabi, of de kunst van imperfecties. Al te vaak wordt de geest van een plek weggeplamuurd of -gepleisterd.

… tot nieuwe exoten

De tuinarchitect ging voor een radicaal exotische plantkeuze, met enkele forse, groenblijvende planten met een krachtige uitstraling, zoals een vingerplant en boomvarens, aangevuld met een ‘ondergeschikte’, gemengde beplanting in een combinatie van verschillende bladtexturen. Deze tuin is nog niet helemaal volgroeid en de beoogde gelaagdheid in de beplanting zal pas binnen enkele jaren beter tot haar recht komen, wanneer de vingerplant achteraan een 4 meter hoge groene massa vormt.

Stadstuin in Mechelen: eerbetoon in bamboe

Onze tweede halte betreft een groene en overdadige tuin, die nog erg jong is en waarvan de verhoudingen nog flink gaan wijzigen in de loop van de komende jaren. Op termijn wordt het een schaduwrijke, besloten en intieme tuin. Bamboe speelt een hoofdrol en dat is op expliciete vraag van de opdrachtgevers. Het koppel was tijdens een reis naar Japan verliefd geworden op de plant en toevallig had de architect van hun woning, de bekende modernist Lucien Engels, een voorliefde voor Japanse tuinen. Dankzij de nodige voorbereiding en planning slaagde Stefan Morael erin om met deze toch vaak verguisde plant een eigenzinnig geheel te creëren.

Het niveau van de architectuur

Bij de grondige renovatie van de woning had architectenbureau dmvA enkele sterke ingrepen op de achtergevel gedaan, met grote raampartijen in de leefruimte op de eerste verdieping en een vooruitstekend terras, dat leunt op een architecturale betonnen balk en kolom. Het gelijkvloerse niveau was dieper uitgegraven om de leefruimtes meer plafondhoogte te kunnen geven, waardoor de woning wat verzonken ligt ten opzichte van de tuin en de achterliggende garage. De raampartijen, het terras en het dieperliggende tuinpad vormen als het ware uitgestrekte armen naar de tuin. Die gestes zijn zo sterk dat een architecturale benadering van de tuin ze enkel zou verzwakken en dus ging Stefan Morael resoluut voor het contrast.

Een jungle van bamboe

Zijn ontwerp volgt de aanwezige niveauverschillen en versterkt op die manier de ervaring van beslotenheid en overzicht. De tuin wordt vooral vanaf het terras en de leefruimtes op de verdieping beleefd. Dat vroeg enerzijds om opgaande beplanting en bood anderzijds de mogelijkheid om de tuin bijna volledig te laten begroeien. Hij hoeft niet per se groot te lijken en mag wel een zeker jungle-gehalte krijgen. De positie van de groepen bamboe in overlappende schermen zorgt voor een gefilterd doorzicht dat eindigt bij de doodsbeenderenboom links achteraan. De hoogste bamboe staat bijna tegen de woning, nog voor de betonnen balk en zal gaandeweg uitgedund worden zodat er minder, maar hogere stammen blijven staan.

Met dank aan Stefan Morael, tuinarchitect, Ninoofseplein 9, 1000 Brussel, 0496 90 43 04, mail@stefanmorael.com

This article is from: