3 minute read

Zelf lezen

Next Article
Goed nieuws

Goed nieuws

Het kasteel

Lien Stam (16), Kampen

r was eens een meisje dat Lucy heette.

ESamen met haar moeder woonde ze midden in het bos. Op een dag had het de hele tijd geregend. Lucy zat in de vensterbank, met haar hoofd tegen het raam. Woonde er maar een vriendje in dit oersaaie bos, dacht ze. Uiteindelijk blies de wind de wolken weg en scheen de zon weer vrolijk naar binnen. Lucy liep door de achterdeur naar buiten. Het bos glinsterde van de waterdruppels. Net diamantjes. Ze liep het bospaadje op. Steeds verder ging ze, totdat ze bij de grote bramenstruik kwam. Verder was ze nog nooit geweest. Zou ze het durven?

Ja, ze ging. Onderweg bleef ze haken aan takken en struikelde over een boomwortel. Maar ze kwam ook een open plek tegen waar prachtige bloemen groeiden. En toen, nadat ze zich langs een enorme, stekelige struik had gewrongen, stond ze plotseling aan de rand van het bos. Voor haar stond een kasteel. Een echt kasteel, met dikke muren, drie torens en een grote deur, net als in haar plaatjesboeken.

De deur stond op een klein kiertje. Lucy hield haar buik in en schoof er precies doorheen. Ze kwam in een schemerige hal. Tegenover de deur was een brede stenen trap. Er lag een laag stof op, maar toen Lucy de treden op liep, zag ze hier en daar voetafdrukken. De voetstappen liepen naar boven, maar niet terug naar beneden. Was er nog iemand boven? Snel liep ze door. Bovenaan was weer een deur. En daarachter een wenteltrap, die naar een van de torens leidde. Lucy rende ernaartoe en begon te klimmen, maar halverwege stopte ze, hield haar hoofd schuin en luisterde.

Er klonk muziek van boven. Iemand speelde op een viool. Op haar tenen liep ze verder, totdat ze bijna haar hoofd stootte tegen een luik. Voorzichtig duwde ze het een stukje omhoog en keek door de spleet. De kamer die ze zag was niet erg groot en helemaal leeg. Er was alleen een raam dat openstond. In de vensterbank zat een jongen. Hij had zijn ogen dicht en speelde op een viool. De melodie klonk erg droevig, Lucy voelde zich zo verdrietig worden dat ze vergat dat ze het luik vast had. Met een klap viel het dicht. De jongen hield meteen op met spelen en sprong overeind. „Wat doe jij hier?” „Dat kan ik beter aan jou vragen”, zei Lucy, die onder het luik vandaan kroop, „je valt nog uit het raam als je niet uitkijkt.” „Ik val niet hoor”, zei de jongen, „ik zit hier zo vaak.” „Wat speelde je daarnet? Het klonk heel mooi. Ik heet Lucy trouwens.” „Ik ben Daniël. Die melodie heb ik van mijn oma geleerd. Ze vertelde er altijd een verhaal bij. Wil je het horen?” „Graag”, zei Lucy.

Daniël kuchte even. „Dit kasteel is niet zo oud als je denkt. Er hebben nooit ridders in gewoond. Ongeveer honderd jaar geleden leefde hier vlakbij een rijke man. De directeur van een grote autofabriek. Hij had een vrouw en een dochtertje, maar die zag hij weinig omdat hij zo druk was. Op een dag verkocht hij een dure auto aan een klant. De klant had haast, zo veel haast dat hij hard en slordig reed en een paar straten verder twee mensen aanreed. Het waren de vrouw en het dochtertje van de directeur. Ze overleefden het niet.

De man kon niets meer. Een stem binnen in hem bleef maar zeggen: Jíj hebt die auto verkocht! Hij verkocht de fabriek. Van het geld bouwde hij dit, een soort burcht voor hemzelf. Hij sloot zichzelf op. De enige die hier ooit is

Een echt kasteel, net als in haar plaatjesboeken

geweest, was mijn oma. Ze gluurde door het sleutelgat en zag de man staan met zijn viool. Voor hem lag een foto van hemzelf met zijn gezin. Een gelukkig, lachend gezin. Hij huilde terwijl hij speelde. Mijn oma kon de melodie nooit vergeten en heet die aan mij geleerd. Dat was wat ik speelde.” Lucy veegde een druppel van haar neus. „Wat erg.” Daniël knikte. „Nu heb je een geheim.” Een geheim én een vriend, dacht Lucy. Samen keken ze uit het raam, terwijl in hun hoofd de muziek bleef doorspelen.

This article is from: