7 minute read

De sinasappelvrouwen

Next Article
Grijze golf

Grijze golf

vrouwen op het platteland

fris en fruitig

Het voorjaar is losgebarsten, de zon wint aan kracht en de ‘oranjebloesem staat in bloei. Duizenden citrusbomen geven hun onmiskenbare zoet-kruidige geur af. De Valle de Guadalhorce heeft als bijnaam ‘Valle de Azahar’ (sinasaasappelbloesem) en is te vinden ten noordwesten van Málaga. De citrusvelden liggen als een groene deken in de vallei, langs de meanderende rivier de Guadalhorce en ingeklemd tussen bergen.

Van oudsher zijn het de vrouwen die de sinaasappels oogsten en verwerken. In Álora is zelfs een standbeeld voor hen opgericht.

Tekst: Susanna Verboon. Foto’s: Maria Kupers

De sinaasappels werden ooit geïntroduceerd door de Moren: zij plantten de naranja agria (zure sinaasappel) als decoratie in hun paleistuinen en langs de wegen. Deze soort was geliefd door haar frisse en heldere kleuren. Naast decoratief element werd het gebruikt voor medicinale of parfum doeleinden. Later kwam daar de wereldberoemde (Engelse) marmelade bij. Zo af en toe zie je de toeristen in de buurt van een bezienswaardigheid in een stad met een verlekkerd gezicht een sinaasappeltje plukken, maar na één hap zie je meteen dat het een ‘agria’ moet zijn geweest.

De provincie Málaga in het algemeen en de Guadalhorce vallei in het bijzonder, hebben een zeer grote verscheidenheid aan citrusvruchten. De boeren zijn erin geslaagd om meer dan twintig verschillende soorten te telen. Kennen wij vaak nog net de navel handsinaasappel, de citrussoorten die hier voorkomen hebben exotischer namen zoals: Navel Late, Navelina, Cadenera, Calabacita, Navethonson, lima, narjanja dulce, pomelo en Grano de Oro. Het sinaasappelseizoen beslaat hier praktisch bijna een jaar: van de eerste mandarijnen Mari sol en vroege sinaasappels in oktober/november tot en met de laatste soort in juni, begin juli, de Valencia Late sinaasappel.

Bloeitijd

De echte bloei van de citrusteelt vond plaats met de introductie van de treinverbinding Málaga – Córdoba rond 1877. De kratten met sinaasappels werden direct vervoerd naar de in die tijd florerende havenstad Málaga of via de trein verder in noordelijke richting naar Madrid en Valencia. Ook de komst van het stuwmeer El Pantano bij El Chorro had een belangrijke functie voor de irrigatie van de velden.

De economische bloeitijd duurde tot aan de burgeroorlog. Pas vanaf de jaren zestig werd de citrusteelt nieuw leven ingeblazen. Er ontstonden coöperaties en lokale markten waar de citrusvruchten verhandeld werden voor export en lokale bestemmingen. Tegenwoordig is een groot deel van de citrusteelt hier ecologisch. Lokale boeren zien steeds meer de voordelen en verruilen hun conventionele teelt voor de ecologische variant.

Citrushandel

We zijn online te gast in de huiskamer bij Eva Zomeño en haar moeder Carmen Alarcon. Carmen, inmiddels eind tachtig, heeft een belangrijke rol gespeeld in deze regio. Ze was een werkgeefster voor meer dan twintig vrouwen in de lokale agrarische sector. Ze komt over als een krasse dame. Vol passie en enthousiasme vertelt ze haar verhaal, af en toe bijgevallen door haar dochter Eva.

Carmen: “Ik kwam in 1960, net vijventwintig jaar en met mijn baby van acht maanden van Murcia naar Málaga. Mijn vader en mijn man werkten al in de exporthandel van de citrusvruchten en waren meer in Málaga te vinden dan thuis. Voor mij was het daarom een logische stap om ze daarheen te volgen.” Ze begon naast de exporthandel van citrusvruchten een bedrijfje in het verkrijgen van de etherische oliën van de citrusvruchten onder de naam EvaSol.

de sinaasappelschillen werden geruild voor levensmiddelen of voor het maken

van essentiële olie

“De vrouwen die bij ons werkten noemden we de faeneras”, vertelt Carmen, “het zijn de vrouwen die op het land werkten en de sinaasappels plukten en verwerkten. De citrusvruchten waren bestemd voor consumptie of de schillen ervan werden gebruikt als grondstof voor de cosmetica of farmaceutische industrie. ” “Ze vervolgt: “Ik had op een gegeven moment zo’n 25 vrouwen uit het dorp Álora in dienst. Dat was eigenlijk heel bijzonder, want er was toen nauwelijks werk te vinden, voor niemand,” vult Eva aan. “De vrouwen vervulden allemaal verschillende functies: zo had je de triadores: zij sorteerden de sinaasappels en scheidden de slechte van de goede sinaasappels, de limpiadores: zij maakten het fruit schoon, dan waren er de pijadores, zij pakten de sinaasappels in zijdepapier in en als laatste waren er nog de cuartilleteras, de inpaksters. Je had er vrouwen bij met een reputatie als ware jongleerders met de sinaasappels. Daarna gingen de kratten met ingepakte sinaasappels met de trein via Málaga naar hun exportbestemming.”

Carmen vervolgt: “Een andere rol van de faeneras was die van cascarera: zij schilden de citroenen en sinaasappels op twee manieren: of in stukken schil of in een spiraal vorm. De overgebleven vrucht was dan een soort ‘afval’ en werd voornamelijk gebruikt als onderdeel van het veevoer. Mijn man gaf dat aan de lokale boeren en dan kregen wij weer melk daarvoor terug. De schillen werden gedroogd en gepulveriseerd en daarna gebruikt voor de taartindustrie als kleurmiddel of in medicijnen of cosmetica. Wij gebruikten de schilllen vooral voor het verkrijgen van essentiële olie. Toen ik begon met het verkrijgen van de essentiële oliën, deden we alles nog met de hand via koude persing. Dat wil zeggen dat we speciale bakken met gaatjes en natuurlijke sponzen gebruikten om uit de schillen de sappen en dus ook de oliën te verkrijgen. Het was zwaar werk en er waren vrouwen bij die dit werk gewoonweg niet konden. In de schuur waar we toen begonnen was niet eens licht of stromend water. Er moest water gehaald worden op andere plekken. Later verhuisden we naar de Barriada del Puente vlakbij het dorp Álora en daar werd alles meer en meer gemechaniseerd en ging het allemaal makkelijker.”

In het dorp Álora is een standbeeld te vinden van een faenera. Het is een hommage aan de vrouwen die op het land werkten en de vruchten verwerkten. Het is een bronzen beeld van de kunstenaar Marino Amaya. Het vrouwfiguur heeft hij gebaseerd op een jonge vrouw die hij vond in Álora. Zij bracht hem het beeld van de faenera dat hij zocht. Het vrouwenbeeld draagt de lokale kledij en in haar armen draagt ze een gevlochten mand met citrusvruchten, vers van het land.

De vrouwen, faeneras, waren trots op hun werk en ook blij dat zij een aandeel konden leveren in het onderhoud van het gezin. Carmen zegt daarover: “We vertrokken soms met de vrouwen naar het land om daar te werken en kwamen langs een lokale bar waar meer dan de helft van de echtgenoten zat te ouwehoeren, dan voelden de vrouwen zich sterk en dat gaf een zeker gevoel van emancipatie en onafhankelijkheid.”

“De mannen zaten meer in de kroeg dan dat ze aan het werk waren”

Cascareros

Een bijzonder architectonisch element dat in dit landschap opvalt, is de cascarero, een soort open schuur. De cascareros waren solide gebouwen, gemaakt van witgekalkte stenen. Ze bestonden uit compartimenten, soms van wel drie verdiepingen hoog. De plafonds waren van houten balken en riet om nog meer wind door te kunnen laten. Deze bijzondere gebouwen hadden als belangrijkste functie om de schillen van de citrusvruchten te drogen.

Carmen vertelt daarover: “De schillen werden op de hoogste verdiepingen op de grond uitgespreid en gedroogd. Als er geen schillen waren, gebruikten we de verdiepingen voor het drogen van amandelen of vijgen. Als de schillen van de citrusvruchten eenmaal droog genoeg waren, werden ze naar de plek gebracht voor verdere verwerking, zoals olie en poeder. Op de begane grond hielden we ons vee: kippen, varkens of we gebruikten het alleen als opslag.”

Parfumfabriek

Een andere opvallende architectonische verschijning is de parfumfabriek in Álora. In 1930 streek de zakenman Dionisio Saisse daar neer, afkomstig uit Grasse, Frankrijk, ook wel bekend als de parfumstad. Dionisio Saisse verwerkte de citrusschillen in zijn fabriek tot essentiële oliën en de oranjebloesems tot geparfumeerd water (agua de azahar) door middel van stoomdestillatie. Hij exporteerde deze belangrijke grondstoffen naar Grasse voor de verdere verwerking in de parfums.

“Ik herinner me dat het salaris van de

faeneras aan hun vaders betaald werd. Wat een tijden!”

De fabriek was werkzaam tot 1972, daarna vertrok de Franse industrieel en werd de fabriek in 2006 omgebouwd tot feestlocatie. Tegenwoordig doet het pand dienst als de vestiging van een lokaal bouwbedrijf.

Nieuwe generatie

Terug in de knusse woonkamer van het ouderlijke huis van Eva en haar moeder. Ze hebben ons veel verteld en er kwamen mooie anekdotes tussendoor: van verliefdheidsperikelen van faeneras tot de zware beproevingen in het begin: wonen in een huis zonder licht en stromend water.

We vragen haar hoe ze terugkijkt op deze tijd. Carmen: “Het was een zware, maar ook mooie tijd. Ik heb altijd graag met de faeneras gewerkt. We waren een goed team, we zongen, vertelden verhalen en deelden veel met elkaar.” Ook Eva herinnert zich haar kindertijd in de schuur nog goed: “Die geur van citrusvruchten gaat nooit meer weg, zo heerlijk. Ik zag mijn moeder altijd opgewekt en zingend, ondanks alle tegenslagen of beperkingen.”

Eva heeft het stokje van haar moeder overgenomen. Ze maakt haar eigen essentiële oliën en natuurlijke cosmetica. Ze is al verschillende keren genomineerd voor haar producten en als ‘plattelandonderneemster van het jaar’. “Tja, het zit gewoon in mijn bloed, ”vult ze lachend aan.

De faeneras van Álora, een foto uit 1963. In het midden Carmen met Eva op haar schoot.

This article is from: