8 minute read
Sevilla, stad van muzikale passie
De rivier Guadalquivir heeft haar stempel op de geschiedenis van Sevilla gedrukt. Tot het begin van de achttiende eeuw was de stad het commerciële centrum van Spanje. De statige stad is nu het centrum waar het bestuur van Andalusië zetelt. Er stroomt echter niet alleen water door de stad, muziek stroomt door de smalle straatjes en vertelt een deel van de geschiedenis.
De vrouwen van de tabaksfabriek inspireerden Bizet tot zijn opera Carmen. De zigeuners uit de wijk Triana maakten van Sevilla de bakermat van de flamenco. Twee heel verschillende soorten muziek, beiden een uiting van passie.
Tekst: Maria Kupers. Foto’s: Maria Kupers, stock Met dank aan Ricardo de Castro
Granada, Córdoba en Sevilla staan op alle lijstjes van steden die je beslist moet bezoeken als je in Andalusië bent. Hun monumenten vertellen verhalen over het verleden, een tijdperk waar Christenen, Joden en Moslims de wetenschap en handel tot grote hoogten tilden. Waar Córdoba en Granada vooral bekend zijn om dat Moorse verleden, heeft Sevilla nog een andere geschiedenis die je tot de dag van vandaag in de stad voelt.
De wieg van de flamenco
Toen in vijftiende eeuw de eerste grote groepen zigeuners na een langdurige reis uit India in Europa aankwamen, vestigden ze zich ook in grote getalen naar Sevilla om daar een nieuw leven op te bouwen. Ze woonden net buiten de stadsgrenzen, aan de oevers van de Guadalquivir, in de wijk Triana. Daar woonden ze in kleine huisjes, meestal met een gedeelde patio. In deze ‘corrales’ werd lief en leed met elkaar gedeeld. Dat deed men met zang en dans. Zij waren degenen die de flamenco naar Spanje brachten en tot op de dag van vandaag maakt deze muziek deel uit van hun traditie.
Blijdschap en verdriet werden door zang, dans en gitaarmuziek uitgedrukt. Niet alleen tijdens speciale gelegenheden, maar ook spontaan, omdat het gevoel van dat moment geuit moest worden. De wortels van flamenco zijn moeilijk terug te vinden maar er zijn documenten gevonden die vertellen over liederen van meer dan 500 jaar oud. Liederen die vertellen over de geschiedenis van zigeuners die altijd op de vlucht zijn. In die tijd werd er alleen gezongen, de gitaar kwam er pas later bij. Flamenco heeft tientallen stijlen van zang die ‘palo’ heten. De complexe en traditionele ‘palos’ zijn bijvoorbeeld de ‘soleá’ of ‘siguiriyas’, die elk ook weer ongeveer 50 verschillende melodieën hebben waar teksten op worden geschreven.
Flamenco is pure emotie
Nieuwe culturen, nieuwe ritmes
Op hun reis door het Midden-Oosten hebben de zigeuners hun traditionele ritmes vermengd met wat ze onderweg tegenkwamen en eenmaal in Spanje kwamen daar ook invloeden uit de Spaanse koloniën bij. De ‘milonga’, ‘tanquillo’ en ‘rumba’ zijn stijlen met een Latijns-Amerikaans ritme. Hoewel de grootste flamenco-artiesten nog steeds uit de zigeunerfamilies komen, zijn er vandaag de dag steeds meer musici uit andere milieus en zelfs buitenlanders die een vorm van flamenco ten gehore brengen.
In de jaren zestig eigent dictator Franco zich de flamenco toe voor zijn eigen doeleinden. Hij liet nog wel steeds de zigeuners vervolgen vanwege hun afkomst maar hun muziek, dans en fleurige kleding waren een prima beeld om Spanje te promoten. Daarbij maakte hij gebruik van een lichte, makkelijk te verteren vorm van flamenco, in de volksmond enigszins laatdunkend ‘flamenquismo’ genoemd.
De garnaal
Eén van de bekendste flamencozangers van de afgelopen decennia is ongetwijfeld Camerón de la Isla. Hij werd in 1950 in San Fernando (Cádiz) geboren en stond al op tienjarige leeftijd bekend om zijn stem. Hij was een verlegen, introverte man die er niet van hield in het middelpunt van de belangstelling te staan maar verkreeg toch de status van rockstar. Hij werd bij het grote publiek bekend toen hij met de gitarist Paco de Lucia ging optreden.
Samen maakten ze deel uit van de generatie musici die brak met de oude regels van de flamenco. Op het album ‘La leyenda del tiempo’ werd voor het eerst gebruik gemaakt van de ‘cajón’, de kist die als soort drumstel wordt gebruikt en speelde het Philaharmonisch Orkest mee. Er kwam veel kritiek uit puriteinse hoek, maar de geest was uit de fles. Sindsdien worden ritmes van flamenco vermengd met die van pop, jazz en hiphop. Muziek die op alle (internationale) radiostations gedraaid wordt, maar die nog steeds duidelijk herkenbaar is als Spaans. De klanken van flamenco zweven altijd door de straten van Sevilla maar de stad was ook het decor voor de opera Carmen van Bizet. Hoofdrolspeelster Carmen is een zigeunermeisje dat in Triana woonde en deel uitmaakte van de flamenco-traditie van die wijk. De Fransman Prosper Merimée schreef een novelle over haar leven als arbeidster in de tabaksfabriek in Sevilla. Toen Bizet werd gevraagd om een nieuw werk te componeren voor het Opéra-Comique-theater in Parijs, koos hij voor dit verhaal uit 1845.
Maar dat ging niet zonder slag of stoot: het verhaal was voor die tijd behoorlijk schokkend, zeker voor een familietheater als de Parijse Opéra-Comique. Carmen is niet bepaald de voorbeeldige operaheldin die het negentiendeeeuwse publiek gewend was: ze is een losbandige verleidster, een femme fatale, zo gevaarlijk, dat ze zelfs Don José in een moordenaar weet te veranderen. Van de directie tot het orkest klonk er bezwaar en Bizet werd onder druk gezet om de opera te censureren. Hij zwichtte niet voor de druk, de opera werd wereldberoemd en er zijn diverse films over Carmen gemaakt.
Speciaal voor toeristen?
In Sevilla zijn diverse ‘tablaos’ waar je naar een flamencoshow kunt kijken en ook overal op straat wordt opgetreden. Inderdaad, die shows zijn er vooral voor de toeristen. Maar toeristisch betekent in dit geval niet automatisch duur en van slechte kwaliteit. De artiesten hebben een over het algemeen een gedegen opleiding achter de rug en doen hun werk met passie.
Rijke tijden
Sevilla is jarenlang het commercieel centrum van Spanje geweest. Vrijwel alle goederen uit de koloniën werden via de Guadalquivir naar de stad vervoerd. Bij de Torre de Oro werden cacao, goud, zilver en andere exotische waren uitgeladen. Sevilla baadde in rijkdom, ambtenaren van de koning en kooplui lieten grote huizen bouwen. De ommezwaai kwam toen de koning besloot om alle overheidsinstellingen voor import en export naar Cádiz, dat aan de monding van de rivier ligt, te verhuizen.
Eén van de producten die werd ingevoerd was tabak. Om die te verwerken werd aan het begin van de achttiende eeuw, op loopafstand van de Guadalquivir, de Real Fábrica de Tabacos gebouwd. Geen simpele fabriekshal waar de duizenden arbeiders konden werken maar een gebouw dat representatief was voor het vele geld dat met tabak verdiend werd. Het was de eerste tabaksfabriek van Europa en met dimensies van 185x149 meter ook de grootste. Het pand staat er nog steeds, duizenden studenten van de Universiteit van Sevilla studeren er nu aan één van de faculteiten die in het gebouw gehuisvest zijn.
Vrouwen voor het fijnere werk
In de begintijd werd er in de fabriek alleen pruimtabak gemaakt. De balen met tabaksbladeren werden op het enorme dak gedroogd om daarna in de hallen fijngehakt te worden. Duizenden mannen werkten in de diverse hallen op de begane grond. Toen pruimtabak uit de mode raakte en mensen tabak gingen roken, moest de tabak veel fijner gemalen worden. Daar bleken vrouwen veel beter in te zijn. Voor het eerst in de geschiedenis werden vrouwen op grote schaal ingezet (in totaal 5.000) als werknemers in de industrie, Carmen was één van hen.
Omdat tabak uiterst waardevol was, werden er strenge controles bij aankomst en vertrek gehouden en elke overtreding werd bestraft. Op het terrein zelf staat naast de woning van de fabrieksdirecteur een speciale gevangenis voor het ‘hogere’ personeel dat betrapt was. De arbeiders werden afgevoerd naar de stadsgevangenis. Een plein tussen de sigarettenfabriek en de kazerne van Sevilla: dit is de plek waar het leven van de mooie zigeunervrouw Carmen en de eerzame soldaat Don José voor altijd zal veranderen. Iedere pauze staan de soldaten van de kazerne en de medewerksters van de fabriek op het plein naar elkaar te lonken. Dan gooit Carmen een bloem voor de voeten van soldaat Don José - een zeer uitdagend gebaar.
Don José zwicht hopeloos voor de sensuele Carmen. Als zij wordt gearresteerd vanwege een vechtpartij, wordt Don José aangewezen om haar te bewaken. Carmen maakt het hem met haar geflirt echter behoorlijk moeilijk om zijn taak uit te voeren. Uiteindelijk helpt Don José Carmen te ontsnappen. Daar moet hij een maand voor boeten in de gevangenis. Zo zet hij door zijn liefde voor Carmen ook zijn eerste stappen op het verkeerde pad.
Ze daagt hem uit om mee te doen aan smokkelpraktijken om zijn liefde voor haar te bewijzen. Don José wordt verscheurd tussen zijn gevoelens voor Carmen en zijn plichten als soldaat: hij wil eigenlijk niet, maar gaat toch mee. Eenmaal in de bergen aangekomen, beginnen Carmens gevoelens voor Don José te vervagen, ze vindt stierenvechter Escamillio interessanter.
Don José wordt jaloers en vecht met Escamillio. Carmen en de anderen komen op tijd tussenbeide, waarop Escamillio hen uitnodigt voor zijn volgende stierengevecht. Carmen en Don José worden in de gangen van de arena met elkaar geconfronteerd. Terwijl het publiek binnen juicht voor Escamillio, blijft Don José wanhopig zijn liefde aan Carmen verklaren. Maar ze weigert: ze houdt nu van Escamillio. Dan steekt Don José Carmen dood, gek van jaloezie.