Logo 3000 leerkrachtkaarten

Page 1

LOGO 3000 is ontwikkeld door Onderwijsadviesbureau Rezulto Dirkje van den Nulft en Marianne Verhallen - en in beeld gebracht door Ariette Ettema Communicatie in tekst en beeld.

leerkracht kaarten Š REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.



cluster

33

herfst

groep 2

je afvragen - het onderzoek/onderzoeken - ontdekken - het vergrootglas uitbreiden interactieve verwerking

uitleggen

uitbeelden

je afvragen = jezelf een vraag stellen en erover nadenken onderzoeken = kijken hoe iets werkt het onderzoek = je gaat onderzoeken ontdekken = iets te weten komen het vergrootglas = een glas waardoor je de dingen groter ziet dan ze zijn

Een vergrootglas, diverse dingen die je met het vergrootglas kunt bekijken, bv. een insect, een draadje wol, een takje, een stukje fruit.

voorbewerken en semantiseren LEERKRACHT Pak het vergrootglas en kijk er door. Doe net of je schrikt. Wat zou dit nou zijn? Ik vraag me af wat dit is. Ik wil weten wat je hier mee kunt doen. Ik vraag het me echt af, ik weet het niet, ik moet er over nadenken. Ik heb het me afgevraagd en ineens weet ik het, ik heb er over nagedacht. Dit is een vergrootglas (aanwijzen en laten zien aan kinderen). Als je door een vergrootglas kijkt dan zie je dingen veel groter. Het is net of ze groot zijn. Dit beestje is maar klein, maar met het vergrootglas zie ik het heel groot. Mmmmm (nadenkend). Ik ga eens even onderzoeken hoe dat werkt. Ik ga kijken hoe dat gaat. Als je iets gaat onderzoeken, dan ga je heel goed kijken hoe het nou precies werkt. Ik ga eerst het vergrootglas onderzoeken. Dan wil ik kijken hoe het vergrootglas Š REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.

precies werkt. Ik ga onderzoeken of de dingen echt groter worden als je door het vergrootglas kijkt. Dat wil ik graag ontdekken; ik wil graag weten hoe het is. Pak een van de dingen die klaar liggen en kijk ernaar met het vergrootglas. Nu gaat mijn onderzoek beginnen. Ik pak dit beestje en kijk ernaar door het vergrootglas. Ik onderzoek dit beestje. Ik ga door het vergrootglas kijken en doe een onderzoek. Spannend, wat zal ik vandaag ontdekken? Wat zal ik vandaag te weten komen? Aha, ik zie dat het heel groot is, ik kan het nu goed zien. Ik ontdek dat je met het vergrootglas dit beestje heel groot ziet. En als ik het vergrootglas weghaal is het weer klein. Ik doe een onderzoek. Ik kijk wat

ď ľ


cluster

33

herfst

groep 2

je afvragen - het onderzoek/onderzoeken - ontdekken - het vergrootglas

er gebeurt. Ik ben aan het onderzoeken hoe een vergrootglas werkt. Ik heb het ontdekt: eerst is iets klein. Ik hou het vergrootglas ervoor en dan is het groot. En als ik dat weghaal is het ding weer klein. Wat een leuk onderzoek is dit. Ik kan zo alles heel goed

bekijken (herhaal dit met de verschillende andere voorwerpen). Ik heb me afgevraagd wat ik hiermee kon doen, toen heb ik een onderzoek gedaan en ik heb het ontdekt. Ik weet het nu.

interactieve verwerking KINDEREN Aanhaken  Kinderen mogen kleine dingetjes zoeken om te gaan bekijken met het vergrootglas. Ze gaan vertellen wat ze zien als ze erdoor kijken. Toepassen  Als er op school een microscoop is, is het leuk om de kinderen daar ook door te laten kijken. Laat de kinderen ook door een verrekijker kijken. Wat is het verschil?

kijkt of lijkt het alleen maar zo? En wat gebeurt er met jullie als jullie groeien? Word je echt groter of lijkt dat maar zo? Ga hier samen over praten.  Wie doet er nog meer wel eens een onderzoek? (bv. dokter, tandarts, schoolpsycholoog). Kunnen de kinderen nog andere mensen bedenken die ook wel eens iets onderzoeken? Wat willen ze dan te weten komen?  Is er iets anders wat je je wel eens afvraagt? En hoe zou je dat kunnen onderzoeken? Heb je wel eens iets ontdekt?

Concept uitbreiden  Wordt iets echt groter als je door een vergrootglas

consolideren consolideren en en controleren controleren De kinderen mogen met een vergrootglas allerlei dingen gaan bekijken. Ze mogen hier zelf dingen voor zoeken, buiten of binnen.  Tekenactiviteit: heel kleine dingen tekenen. Daarna bekijken met het vergrootglas.  Maak jezelf heel erg klein. Ik doe net of ik door een vergrootglas kijk. Laat maar zien wat er met je gebeurt. Beeld het maar uit. En wat gebeurt er als ik het vergrootglas weghaal? 

Tekenactiviteit: vouw een blad in de lengte in tweeën. Teken aan de ene kant dingen die heel erg klein zijn en aan de andere kant dezelfde dingen, maar nu alsof je ze door een vergrootglas ziet.  Meenemen in de klassenroutines: alles wat we doen of wat gevraagd wordt gaan we onderzoeken. Bv. wat zit er op onze boterham, hoeveel knopen heeft onze jas, hoeveel potloden kunnen er in een bakje? Begin steeds met ‘ik vraag me af…’ 

© REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.


cluster

lente

passen - de maat - strak - wijd uitbreiden

uitleggen

uitbeelden

passen = kijken of kleren goed zitten de maat = kleren in jouw maat zitten goed; ze zijn niet te groot en niet te klein strak = de kleren zijn te klein wijd = de kleren zijn te groot

Een trui die je te klein is, een trui die te wijd is, en een trui die goed past (of een pop met verschillende maten poppenkleren gebruiken).

voorbewerken en semantiseren LEERKRACHT Je komt binnen met de te kleine trui. De andere truien liggen klaar op je stoel. Ik vond vanmorgen in mijn kast deze trui (laten zien). Helemaal onder in de kast. Ik ga kijken of deze trui nog past, of de trui goed zit. Kijken jullie maar mee. Ik ga passen. Trek de trui aan. O jee… ik pas deze trui helemaal niet meer! Zien jullie dat? Deze trui zit niet goed. Hij is veel te strak. Strakke kleren zijn kleren die te klein zijn. De trui is te klein voor mij, hij zit te strak. Wat jammer! Ik wilde hem graag weer aan. Trek de trui weer uit. Pak de andere trui van de stoel. Ik ga nog een keer passen, ik ga kijken of deze trui goed zit. Zou deze trui passen denk je? O, jee, deze trui is veel te wijd. Een trui die te wijd is, is te groot. Deze is echt te wijd. Trek de trui uit en leg hem naast de strakke trui. Deze trui was te strak, te klein, en deze was te wijd, te groot (allebei aanwijzen). Ik ga nu deze trui passen. (trui aantrekken) Nee, deze trui is niet te strak (even © REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.

groep 1

5

uitbeelden dat je een te strakke trui aanhebt) en niet te wijd (even uitbeelden dat je een te grote trui aanhebt). Deze trui is mijn maat. Deze trui zit goed. Mara, pas jij mijn trui eens (laten passen). Oeps! Mijn trui is te wijd voor jou, te groot. Voor Mara is mijn trui veel te wijd (laten zien door aan de trui te trekken). Trek maar weer uit. Trek de trui zelf weer aan. Deze trui (aanwijzen) is niet Mara’s maat. Deze trui is mijn maat, hij past mij goed. Kleren in jouw maat zijn kleren die je goed zitten. Ze zijn niet te groot en niet te klein. Deze trui (aanwijzen) is voor Mara te groot, deze trui is mijn maat. Dus: als je kleren past, dan kijk je of de kleren goed zitten. Als de kleren goed zitten, dan zijn het kleren in jouw maat. Als de kleren te groot zijn, dan zijn ze te wijd. Als de kleren te klein zijn, dan zijn ze te strak.


cluster

passen - de maat - strak - wijd

lente

groep 1

5

interactieve verwerking KINDEREN Aanhaken en toepassen  Laat de kinderen allemaal hun trui, vest of jas pakken en aantrekken. Geef opdrachtjes: - Ga twee aan twee staan. Pas elkaars trui (vest, jas). - Vertel elkaar of de trui jouw maat is: is de trui te wijd, te strak of, goed?  Herhaal dit meerdere keren met wisselende duo’s.

Concept uitbreiden  Niet alleen kleren kunnen te wijd of te strak zijn. - Schoenen kunnen ook te wijd zijn of te strak zitten.  Gebruik het woord ‘passen’ ook in een andere context, bv.: - Past dit puzzelstukje hier? - Waarom past deze doos niet in de prullenbak?

consolideren en controleren Voorbeelden  Laat de kinderen van een strook karton een hoofdband maken. Ze zorgen zelf dat hij goed past. - Eerst maken ze een mooie versiering of tekening op de strook. Met een stuk plakband maken ze de band op maat (met jouw hulp). Is de band te wijd of te strak, dan passen ze de maat aan.  Neem drie dozen in verschillende maten. Leg spullen op tafel. Laat kinderen onderzoeken welk ding in welke doos past: - Welke spullen passen allemaal in de eerste doos? Leg ze maar eens bij elkaar. - Waarom past dit niet in de derde doos? Enzovoort.  Laat de kinderen hun hand omtrekken op stevig papier, het omtrek uitknippen en kleuren. - Plak de collage van handen op een groot vel en hang het in de klas.

Meenemen in de klassenroutines  Vestig de aandacht op je eigen kleren en de kleren van de kinderen: - Hé, zien jullie dat, mijn broek is eigenlijk een beetje te wijd. Ik mag wel wat meer eten. - Kijk, je bent gegroeid. Je T-shirt wordt te klein, je hebt een grotere maat nodig.  Zet een passpiegel en een kledingrek met verschillende (verkleed)kleren in de klas, en… passen maar!  In het speellokaal: hoeveel kinderen passen er in een hoepel; een lintje; een met pionnen afgezet gebied? (enzovoort)  Voorleestip: Ik wil die! van Imme Dros.

opmerkingen en aantekeningen

© REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.


cluster

winter

ijskoud - bevriezen - dooien - de laag - (de sneeuwvlok - sneeuwballen gooien) uitbreiden

uitleggen

uitbeelden

ijskoud = heel erg koud: zo koud als ijs bevriezen = als water in ijs verandert dooien = als ijs weer water wordt de laag = je hebt een laag van sneeuw, en ook een laag van kleren

Een ijsblokje in een bakje. IJsblokjes in de vriezer. Een foto van een laag sneeuw op het ijs. Vier lagen kleding die je over elkaar aantrekt (bijvoorbeeld een hemd, een T-shirt, een blouse en een vest).

voorbewerken en semantiseren LEERKRACHT In mijn huis is de verwarming is stuk; het is er ijskoud(bibberen). Wat had ik het koud vanmorgen: ijskoud, heel erg koud (nogmaals bibberen). Pak het ijsklontje uit het bakje. Kijk! Hier heb ik een ijsklontje (laten zien). Voel maar hoe koud het ijs is (alle kinderen even laten voelen). Het blokje is ijskoud. Dit ijsklontje was eerst gewoon water. Ik heb het in het vriesvak van de koelkast gelegd (uitbeeldend voordoen). Daar is zo koud, dat het water in ijs verandert (ijsblokje weer laten zien). In het vriesvak bevriest het water, het water verandert in ijs. Dit ijsblokje is bevroren water. Het is ijskoud (aanraken en bibberen). Kijk, jullie hebben allemaal met je warme vinger gevoeld aan het ijsblokje. Nu zit er water in het bakje. Het dooit. En dooien is dat ijs weer water wordt. Het dooit nu in het bakje; het ijs smelt (laten zien). Straks zie je alleen nog water. Dat komt omdat het dooit. Dooien is dat het ijs smelt. Straks zie je © REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.

groep 2

1

alleen nog maar water in het bakje. Op water dat ijs is geworden, ligt soms buiten een laag sneeuw. De sneeuw ligt op het ijs, een dikke laag (foto laten zien). Dat is een laag van sneeuw. Je hebt ook een laag van kleren. Vanmorgen trok ik een heleboel kleren over elkaar aan. Kijk, het zijn wel vier lagen. Dit hemd is de eerste laag (laten zien). Dit T-shirt is de tweede laag, deze blouse is de derde laag, en dit vest is de vierde laag (steeds laten zien). Eén, twee, drie, en vier (weer laten zien), dat zijn vier lagen. Maar nu heb ik het niet meer ijskoud. Ik trek één laag kleren uit (vest uitdoen). Dus: ijskoud is heel erg koud. Als het ijskoud is, bevriest het water, het water wordt ijs. Als het warm is, gaat het dooien. Dan smelt het ijs en wordt het weer water. Op het ijs ligt soms een laag sneeuw. Je hebt een laag van sneeuw, en ook een laag van kleren. Als ik het ijskoud heb, trek ik wel vier lagen kleren over elkaar aan.


cluster

ijskoud - bevriezen - dooien - de laag - (de sneeuwvlok - sneeuwballen gooien)

winter

groep 2

1

interactieve verwerking KINDEREN Aanhaken  Wie heeft het wel eens ijskoud gehad? Wanneer was dat? Wat deed je toen? Toepassen  Laat kinderen in tweetallen bij elkaar kijken hoeveel lagen kleding ze aan hebben.

Concept uitbreiden de sneeuwvlok = sneeuwvlokken vallen naar beneden als het sneeuwt sneeuwballen gooien = ballen maken van sneeuw en daarmee gooien  Als het heel koud is, gaat het soms sneeuwen. Dan vallen er sneeuwvlokken naar beneden. De witte stukjes sneeuw, de sneeuwvlokjes, vallen op, de huizen, de bomen, de straat.  Als er heel veel sneeuwvlokken vallen, komt er een laag sneeuw op de grond. Van die sneeuw kun je sneeuwballen maken. Met de sneeuwballen kun je gooien. Dat heet sneeuwballen gooien.

consolideren en controleren Voorbeelden  Speel dat jullie het ijskoud hebben. Daarna maak je jezelf weer warm (stamp met je voeten, wrijf en blaas in je handen).  Laat de kinderen in de kring met blote handen een ijsblokje doorgeven. Tel samen met de kinderen hoe vaak het blokje de kring door kan gaan voordat het ontdooid is. Meenemen in de klassenroutines  Benut situaties om de doelwoorden te laten terugkomen. - Heb jij het wel warm genoeg? Hoeveel lagen kleding heb jij aan? - Wat denk jij? Vriest het of dooit het buiten? - Doe je jas goed dicht, hoor. Het is ijskoud buiten. - Kom, we gaan naar binnen. Mijn handen lijken wel ijsklontjes! Ze moeten ontdooien.

Als er sneeuw ligt, kunnen de kinderen wedstrijdjes doen met sneeuwballen gooien (bv. zo hoog mogelijk tegen een muur; zo ver mogelijk gooien)  Verhaaltje/gedichtje waarin de aangeleerde woorden terugkomen: ‘De muis die over het water wilde lopen’ uit Het grote verhaaltjesboek van Marianne Busser & Ron Schröder (blz. 152); ‘Bibberversje’ uit het grote versjesboek van Busser en Schröder (blz. 95). 

© REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.


cluster

groep 1

30

zomer

vol - leeg - vullen - legen uitbreiden

uitleggen

uitbeelden

vol = het water komt tot de rand leeg = er zit niets in vullen = water erin doen legen = water eruit laten gaan

Twee glazen: één glas vol water en één leeg glas, en een kan met water.

voorbewerken en semantiseren LEERKRACHT In de kring staat een tafeltje met de twee glazen erop. Maar de glazen zijn niet zichtbaar, want er ligt een doek overheen. Wat zou er onder de doek liggen? Langzaam en voorzichtig trek je de doek weg. Jullie zien twee glazen staan. Dit glas zit vol met water (aanwijzen). Als een glas vol is, dan komt het water tot de rand (aanwijzen). Dit glas is leeg (aanwijzen). Als het glas leeg is, dan zit er helemaal niets in. Ik ga dit lege glas vullen met water, ik ga er dus water in doen (voordoen). Ik vul het glas (voordoen) met water. Dit glas is nu ook vol. Nu heb ik twee volle glazen. Kijk maar, bij dit glas komt het water tot de rand en bij dit glas ook: twee volle glazen. Nu ga ik dit glas legen. Ik ga het water eruit doen. Ik leeg dit glas tot er niets meer in zit (voordoen). Nu heb ik een vol en een leeg glas (aanwijzen). Ik wil twee lege glazen. Wat moet ik doen? Juist, het water uit het volle glas halen. Ik leeg dit glas (voordoen) en nu staan © REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.

er twee lege glazen! Wie heeft er dorst? Abrim, jij mag dit lege glas vullen met water. Goed zo. Kun je het water helemaal opdrinken tot het glas weer leeg is?


cluster

vol - leeg - vullen - legen

zomer

groep 1

30

interactieve verwerking KINDEREN Aanhaken en toepassen  Kinderen gaan nu zelf glazen vullen of legen. Eerst geeft jij de opdrachten; daarna mogen ze elkaar opdrachten geven. ‘Pak een vol glas. Leeg het glas. Pak een leeg glas. Vul het glas.’ Je praat tot slot nog even met de kinderen na en ruimt de spullen met ze op.

Concept uitbreiden  Als ik dit volle glas water in een emmer gooi, is de emmer dan ook vol? Wat moet er gebeuren om de emmer vol te krijgen?  Kan een glas ook half vol zitten? Of half leeg? En wat gebeurt er als ik een vol glas blijf vullen? Dan loopt het over.

consolideren en controleren Meenemen in de klassenroutines  De woorden laten terugkomen tijdens het eten en drinken. Drink je beker eens leeg. Is je pakje nog vol? Is je beker vol of leeg? Wil jij even een bekertje met water vullen voor mij?  De woorden laten terugkomen tijdens spel in de

zandbak. Zit je emmer vol met zand? Gooi de emmer maar leeg, we gaan opruimen. Ben je een taart aan het bakken? Ga deze vorm maar vullen.  De woorden laten terugkomen bij de zand- en watertafel terwijl de kinderen spelen met bekertjes, flesjes, maatbekers, trechters.

opmerkingen en aantekeningen

© REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.



LOGO 3000 is ontwikkeld door Onderwijsadviesbureau Rezulto Dirkje van den Nulft en Marianne Verhallen - en in beeld gebracht door Ariette Ettema Communicatie in tekst en beeld.

Š REZULTO ONDERWIJSADVIES BV.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.