16 minute read
Hoe regel je de verblijfsregeling van de kinderen?
from NotaBene 9 NL
by Fednot
Scheidingsovereenkomst
Hoewel alles tot nu toe goed verlopen is, lieten Wim en Eline na de scheiding het een en ander vastleggen. “We wilden vermijden dat er ooit ruzie zou ontstaan en we dan ‘regels’ zouden moeten instellen, dus hebben we dat maar meteen gedaan. In onze EOT-scheidingsovereenkomst (Echtscheiding met Onderlinge Toestemming, red.) staat bijvoorbeeld dat de wissel op vrijdag om 19u valt, dat we in de zomervakantie pas om de twee weken wisselen, dat we aankopen voor de kinderen van de gemeenschappelijke rekening doen... We hebben nog nooit met dat document staan zwaaien, maar het is voor ons allebei een geruststelling dat er iets is om op terug te vallen mocht het nodig zijn.”
Advertisement
Afspraken rond de opvoeding van de kinderen zijn er niet – “we leggen elk onze eigen accenten in onze week” – maar financiële afspraken zijn er wel. “Op de gemeenschappelijke rekening wordt het kindergeld gestort. Daarvan betalen we alle kleren, schoenen, schoolgerief, dokters- en kappersbezoeken, hobby’s... Kleren voor de kinderen koop ik nog altijd, maar met het gemeenschappelijke potje. Het is fijn dat Wim me daarin nog altijd vertrouwt, maar misschien ligt dat eerder aan het feit dat kleren hem maar weinig interesseren.” (lacht)
Gaan jij en je partner uit elkaar? Hoe regel je de verblijfsregeling van de kinderen?
Bij een breuk moeten ouders tot een akkoord komen over de regelingen rond de kinderen. De verblijfsregeling - of met andere woorden - bij wie de kinderen verblijven en wanneer, is een belangrijk punt. Vaak kiezen ouders voor gelijke verdeling van de tijd tussen beide ouders (co-ouderschap). Toch zijn ouders niet verplicht om zo’n regeling te volgen. Ouders kunnen ook met een weekendregeling werken. Ze zijn hier vrij in. Elke situatie is anders. Het uitgangspunt blijft altijd de belangen van het kind.
In België bestaat er ook een ’recht op persoonlijk contact’ met een minderjarig kind. Voor ouders behoort het recht op persoonlijk contact tot het ouderlijk gezag. Bij ouders die uit elkaar zijn, hangt het recht op persoonlijk contact in grote mate af van de verblijfsregeling. Daarnaast omschrijft de wet uitdrukkelijk het recht voor minderjarige broers en zussen om niet van elkaar gescheiden te worden. Alle broers en zussen (dit kunnen ook stiefbroers of –zussen zijn) van om het even welke leeftijd hebben het recht om persoonlijk contact met elkaar te onderhouden. Ook grootouders (de ouders van de ouders die een juridische band hebben met een kind) genieten van een recht op persoonlijk contact.
Andere personen genieten ook van dit recht, op voorwaarde dat ze een bijzondere affectieve band onderhouden met het kind.
Franky en Anja hebben een verstandelijke beperking en wonen al 22 jaar samen
“Altijd zo veel mogelijk zelf gedaan”
tekst Maud Vanmeerhaeghe / foto Thomas De Boever
Verliefd, verloofd, getrouwd. En een huis. Simpel, toch? Niet helemaal in het geval van Anja Muylle en Franky Maes, want zij hebben een verstandelijke beperking. Toch wonen ze al 22 jaar samen in een huisje in Oostende.
De ontvangst bij Anja (48) en Franky (55) is warm. Net als het koppel zelf, zo zal later blijken uit ons gesprek. In hun huisje aan de kust wonen ze tussen de kunst die Franky al jarenlang maakt. Na hun werkdag bij maatwerkbedrijf de Oesterbank maken ze graag tijd voor een babbel. En die Oesterbank is toevallig ook de plek waar ze elkaar meer dan twintig jaar geleden leerden kennen.
Hulp van familie
“Het is eigenlijk allemaal heel snel gegaan”, steekt Anja van wal. “In 1998 startte ik in hetzelfde bedrijf als Franky. We werden verliefd, trouwden en gingen samenwonen op nog geen twee jaar tijd. Samenwonen was de laatste stap, hoor. Eerst logeerden we telkens twee weken bij mijn ouders, dan twee weken bij Franky’s ouders. Zo konden ze wennen aan het feit dat we samen verder zouden gaan.”
Wanneer Anja en Franky later samen een huis kochten, stond de hele familie klaar om te helpen. Anja: “Mijn ouders, mijn neven, mijn nonkels... Iedereen stond achter ons. Negatieve reacties of twijfels zijn er eigenlijk nooit geweest. Wij geloofden dat we het zouden kunnen samen, en iedereen in onze omgeving geloofde hetzelfde.”
Eigen bankkaart
Alles wat Franky en Anja nu verdienen, zetten ze op een gemeenschappelijke rekening. Hun eigen keuze – hun ouders lieten hen daarin helemaal vrij, al stonden ze altijd klaar met een helpende hand. “Op financieel vlak heb ik altijd veel vrijheid gekregen van mijn ouders”, zegt Anja. “Op andere vlakken eigenlijk ook. Ze wilden dat ik zelfstandig kon zijn. Ik werd behandeld zoals gelijk welk ander kind. Bij Franky was dat minder het geval. Zijn ouders hadden het moeilijker om hem los te laten.” “Klopt,” zegt Franky, “ik heb lang geen fiets gehad en had geen eigen bankkaart. Mijn ouders deden dat liever voor mij. Toen ik met Anja ging samenwonen, waren ze eerst terughoudend, maar uiteindelijk zijn ze wel bijgedraaid.”
Dat Franky en Anja het goed doen samen, bevestigt ook Marieke. Zij is medewerkster van Duinhelm, een organisatie die woon- en werkgelegenheid en vrijetijdsacti-
Anja
viteiten biedt voor mensen met een verstandelijke beperking, en gaat om de twee weken bij het koppel langs. “Ik help Franky en Anja met praktische zaken en begeleid hen op psychosociaal vlak. Ik leg doktersbezoeken vast, leer hen met een bankapp werken, controleer de post, vraag hen hoe het gaat op het werk en in hun relatie... Het gaat soms om kleine dingen. Daarnet boekte ik bijvoorbeeld tickets voor Plopsaland voor hen.”
Voor de rest trekt het koppel zijn plan, zegt Marieke. “Koken en poetsen doen ze helemaal zelf”, zegt ze. Anja pikt in: “Ik zou wel een poetsvrouw willen, maar Franky is bang dat die zijn beelden breekt (in zijn vrije tijd maakt Franky beelden, die over het hele huis bezaaid zijn, red.). Enkel de was en de strijk breng ik naar mijn ouders en mijn papa volgt mee de rekeningen op, de rest doen we zelf. We kunnen goed met ons geld omgaan. Heb je trouwens mijn auto al zien blinken? (wijst naar de oranje auto voor de deur) Daarmee doe ik boodschappen, rij ik naar het werk, ga ik naar mijn ouders... We hebben een heel normaal leven, hoor.”
Geen bleiterkes
Kinderen zijn er bij het koppel nooit gekomen, maar dat is geen gemis. “We wilden geen bleiterkes”, lacht Franky. “Dat zou te zwaar geweest zijn. We gaan allebei werken en hebben het huishouden. Het zou te veel geweest zijn om daarbij nog voor een kindje te zorgen.” “Bovendien heeft Franky epilepsie, waardoor het sowieso geen goed idee is om kinderen te krijgen”, vult Anja aan.
Of ze dan nooit bezig zijn met later, als een van hen er niet meer zou zijn? “Toch wel,” zegt Anja, “maar het stelt mij gerust dat ik weet dat alles – ons huis, alles wat erin staat, onze auto – van ons is. Mocht er met mij iets gebeuren, kan Franky hier blijven wonen, en omgekeerd ook. Dat hebben we zo geregeld met een huwelijkscontract. Alles wat we hebben, is van ons allebei. Maar ik denk liever niet over na over afscheid nemen. Als ik daaraan denk terwijl ik aan het werken ben, zeg ik gewoon: ‘Anja, doorwerken!’”
tekst Maud Vanmeerhaeghe foto Jan Crab
Wie is Katrien De Ruysscher?
Katrien De Ruysscher (°1978) start haar carrière als theateractrice, maar wordt in de tv-wereld “gegooid”, zo zegt ze zelf, met haar rol in Veel geluk, professor. In de jaren die volgen, werkt ze onder andere als freelancer – “niet zo’n fijne periode, ik haatte het afscheid nemen dat met elke productie gepaard ging” – om daarna thuis te komen bij Vlaanderens populairste soap. In Thuis geeft ze intussen al tien jaar gestalte aan dokter Judith, een vrouw die – naar eigen zeggen – maar weinig gemeen heeft met haarzelf. (“Mijn kinderen lachen vaak met mijn nonchalance en vergetelheden, Judith is een stuk gestructureerder.”) Als ze niet op de set staat, domineert vluchtelingenwerk haar agenda. In 2016 lanceert ze met een groep vrijwilligers het project ‘945 in beeld’ – met verhalen van vluchtelingen die toen in het Lommelse asielcentrum verbleven –, vandaag is ze de buddy van Ibrahim, een van de vluchtelingen die ze onder haar hoede neemt. Binnenkort staat een – nu nog geheim – tv-project op de planning.
“Het is toch heavy en snel heel persoonlijk, zo je leven op een rijtje zetten en daar de belangrijkste momenten uit selecteren. Ik hoop dat ik daarin geslaagd ben.” Jazeker, Katrien De Ruysscher. Een uur was te kort, deze pagina’s te klein om het hele verhaal van de actrice te vangen.
“Ik ben nooit echt bezig geweest met mijn verleden,” zegt Katrien De Ruysscher (43), “hoewel ik wel wat bagage heb. Mijn jeugd was niet rooskleurig, maar dat besef is pas op latere leeftijd gekomen. Toen ik kinderen kreeg, ben ik toch eens met mezelf rond de tafel gaan zitten.” Food for thought, dus, en hoog tijd voor haar sleutelmomenten.
LIEFDE EN RELATIES
“Een vliegende start, zo zou je het begin van de relatie met mijn man wel kunnen noemen. Op een jaar tijd kochten we een huis, trouwden we en kregen we een kind. We kennen elkaar intussen veertien jaar, maar toen mocht het snel gaan. We hadden geen zin meer in iets vrijblijvends. We voelden dat het goed zat, dus zijn we gesprongen.”
Je bent getrouwd met de vader van je drie kinderen. Wat gaf de doorslag: het romantische idee of de praktische voordelen?
“Een combinatie van de twee. We hadden op dat moment een huis en ik was zwanger van ons eerste kind, dus er was al verbondenheid. Een huwelijk was daar een logische uitloper van. Omdat er een kindje op komst was, zagen we de voordelen van de juridische kant van een huwelijk wel in. Het romantische gedeelte van onze trouw bleef bescheiden, die dag. Ik was zes maanden zwanger, dus het feest was heel intiem. Van dat grote dansfeest dat we toen beloofd hebben, moeten we nog altijd werk maken, dertien jaar later.” (lacht)
Je ouders gingen uit elkaar toen je acht was. Heeft dat je blik op relaties veranderd?
“Toch wel. Als ik hoor dat mensen gaan scheiden, denk ik altijd eerst aan de kinderen. Zeg nooit nooit, maar ik ben redelijk zeker dat Jan en ik nooit uit elkaar zullen gaan. Ik wil mijn kinderen niet aandoen wat ik meemaakte toen mijn ouders door hun scheiding gingen. Mijn vader is toen vertrokken en ik heb hem nooit meer gezien of gehoord. Op mijn achttiende is hij gestorven. De vaderfiguur die ik voor het grootste deel van mijn leven gemist heb en die pijnlijke scheiding, die hebben een wonde achtergelaten. Ik heb het zo gemist om in een volledig gezin op te groeien. Mijn jeugd was verfrommeld, besefte ik op het moment dat ik zelf moeder werd.”
“Onze kinderen een gezinsgevoel geven vind ik daarom zó belangrijk. Ik moet me niet zo uitsloven, zegt mijn man soms. (glimlacht) Het is sterker dan mezelf. Ik wil Lucas (12), Rosie (10) en Oscar (6) een thuis geven met twee ouders waarnaar ze altijd kunnen terugkeren. Het is een krasse uitspraak, maar ik zou liever ongelukkig zijn in een relatie dan mijn kinderen met een scheiding op te zadelen. Als mijn man en ik zonder ruzie, maar als broer en zus zouden kunnen samenleven? Liever dat dan de kinderen die zich versplinterd voelen tussen twee huizen en altijd een van hun ouders moeten missen.”
AFSCHEID
“Tussen mijn achtste en achttiende heb ik van veel mensen afscheid moeten nemen. De nieuwe partner van mijn moeder, een nonkel... Afscheid nemen hoorde van jongs af aan bij mijn leven. De meeste overlijdens waren het gevolg van ziekte – dan kon ik me toch enigszins voorbereiden. Enkel het overlijden van mijn vader op mijn achttiende kwam als een klap. Ik had hem al jaren moeten missen, en hoorde plots dat dat gemis definitief geworden was.”
Is de dood een moeilijk thema voor jou?
“Ik ben er niet graag mee bezig. Voor mij blijft dat gepaard gaan met een zekere boosheid. Toen mijn vader stierf, was ik nog zo kwaad over zijn vertrek dat ik zelfs niet naar de begrafenis ben geweest. In die periode wist niemand dat ik mijn vader verloren was – het heeft me jaren gekost om het deksel van dat afgesloten potje te
lichten. Het is pas sinds een aantal jaar dat ik mezelf toelaat om te rouwen om mijn jeugd. ‘Er is overal wel iets’, zei ik altijd tegen mezelf. Maar dat is geen reden om je eigen verdriet te blokkeren.”
Ben je bezig met je eigen einde?
“Veel te weinig. Ik leef gewoon te graag. Ik zeg altijd dat ik een groot feest wil in plaats van een begrafenis. Maar nu je het zegt: misschien moet ik daar toch vaker bij stilstaan – orgaandonatie en een regeling rond euthanasie wil ik al zo lang vastleggen, maar het komt er gewoon niet van. De dood en afscheid nemen zijn geen thema’s die wekelijks bij ons op tafel komen, integendeel. De kinderen hebben het verlies van een van mijn omen meegemaakt, maar dat is het eigenlijk zowat. Het is wel een onderwerp waarover ik het in de toekomst vaker wil hebben. De dood moet bespreekbaar zijn, net als elk ander thema. Maar ik merk dat ik dat nog altijd uit de weg ga.”
WONEN
“Ik ben vroeg uit huis getrokken – ik was achttien toen ik mijn vleugels uitsloeg – en heb op verschillende plekken gewoond. In het begin van de relatie met mijn man was dat in Hoboken. Onze oudste is daar nog naar school gegaan, tot die school moest sluiten. We kwamen op wachtlijsten terecht, vonden geen school die bij ons paste... Enfin, mijn man stelde voor om naar Lommel te verhuizen, waar hij vandaan komt. We zouden dichter bij de natuur wonen, de schoonouders zouden de kleinkinderen vaker zien... Ik stond er eerst niet voor te springen, dus sloten we de deal dat we het een periode zouden proberen en naar Antwerpen zouden terugkeren als Lommel me niet lag. Die verhuizing is mijn grootste geluk geweest. Vandaag wonen we hier nog altijd.”
Woonde je in die ‘proefperiode’ in een huurhuis?
“Nee, al was dat oorspronkelijk wel het plan. Maar ik botste op een huis dat te koop stond en was verkocht. Nu ben ik blij dat we toen meteen gekocht hebben. Onze lening loopt nog een aantal jaar, maar dit (wijst rond zich, red.) is wel van ons, hé. Vastgoed is een investering – ook voor onze kinderen later –, terwijl je met huren veel geld verliest.” “Heel belangrijk, en tegelijk ook niet. Alles hangt samen met herinneringen. Ik weet nog dat ik melancholisch stond te wezen in ons Antwerpse huis op de plaats waar de wieg van de kinderen had gestaan. Ik kon me niet voorstellen dat de kinderen nooit meer op die plek zouden komen. Maar kijk, nu wonen we in een ander huis en maken we hier nieuwe herinneringen. Ik ben verknocht aan dit huis, maar zou hier tegelijk ooit wel kunnen vertrekken. Herinneringen hangen samen met een hoop stenen, maar draag je ook met je mee.”
GELD EN ONDERNEMEN
“Ik neem Ibrahim, een Palestijnse vluchteling die ik een aantal jaar geleden leerde kennen in het Lommelse asielcentrum, op sleeptouw. We zoeken samen naar een appartement, ik leer hem over onze normen en waarden... Mijn vluchtelingenwerk heeft me tot in Somalië gebracht met Rudi Vranckx. De verhalen van de mensen daar komen binnen, hoor. Dat heeft me nog maar eens doen inzien dat anderen het met veel minder moeten doen dan wij.”
Is geld belangrijk in je leven?
“Ik ben de goedkoopste vrouw die iemand zich kan wensen, zeg ik vaak tegen mijn man. (lacht) Als ik een mooie jas zie hangen, zal ik altijd eerst naar het prijskaartje kijken. En die jas dan toch terughangen. Dus nee, ‘geld’ als in ‘materialisme’ speelt niet zo’n belangrijke rol. Ik ben heel tevreden dat we niet elke euro hoeven om te draaien, maar dat is soms dubbel. Onze kinderen hebben – zoals zoveel kinderen – én een Nintendo én een iPad én een iPhone, maar eigenlijk is dat toch niet normaal te noemen? (denkt na) Dat is een stuk overcompensatie van mijn kant, hoor. We hadden het thuis vroeger niet breed. Niet dat ik met kapotte schoenen naar school moest, maar het was wel rekenen wanneer we dat nieuwe paar zouden kunnen kopen. Kleren kochten we meestal tweedehands, op reis gaan was geen evidentie. Mijn moeder stond er alleen voor en werkte hard, maar met een klein loon moest ze zichzelf en twee kinderen onderhouden.”
“Jan en ik proberen de kinderen de waarde van geld mee te geven. Als hun iPhone valt, zullen ze het met een kapot scherm moeten doen. Ze hebben ook elk hun
eigen spaarpot: als ze een zoveelste prul willen kopen, moeten ze die zelf betalen. Maar liever nog leer ik hun dat sparen belangrijk is. Als ze alle centjes van hun verjaardag bijhouden, kunnen ze later dat ene grote ding kopen waarnaar ze al zo lang verlangen. Maar goed, kinderen zijn kinderen – vaak willen ze liever die prul die na een week in een hoek vliegt. Het is een leerproces, zowel voor hen als voor ons.” (lacht)
Je vluchtelingenwerk bewijst dat je een ondernemend type bent. Zie je jezelf als een ondernemer?
“Als ‘ondernemer’ voor jou synoniem is voor ‘zakenvrouw’, dan niet. Ik herinner me mijn periode als freelancer, waarbij ik mezelf telkens opnieuw moest ‘verkopen’. De juiste tarieven vragen, contracten controleren... Daar was ik geen held in. Tegenwoordig werk ik in loondienst, waardoor ik op financieel vlak meer rust heb gekregen. Dat betekent niet dat ik op mijn lauweren rust, hoor. Ik besef goed genoeg dat mijn rol in Thuis morgen kan verdwijnen en ik dan mijn financiën zal moeten herbekijken.”
“Maar goed, ondernemen dus. Ik zet me al jaren in voor vluchtelingenwerk. Voor mij is dat even veel waard als een goed draaiende zaak uit de grond stampen. Toen het Lommelse vakantiepark Parelstrand negen jaar geleden opengesteld werd als asielcentrum, stootte dat bij veel Lommelaars op onbegrip. Met een paar gelijkgestemden zette ik toen het project ‘945 in beeld’ op poten. We verzamelden verhalen van vluchtelingen en verspreidden die via sociale media om te tonen dat niemand zomaar alles achterlaat om elders opnieuw te beginnen. Zo hoopten we het begrip voor asielzoekers te vergroten, en dat is ons eigenlijk wel gelukt.”
“Ibrahim was een van van de vluchtelingen die ik toen leerde kennen. Hem volg ik vandaag nog op. Ik help hem te integreren, ga mee op zoek naar een appartement... Dat is helemaal mijn ding: ik investeer liever in menselijk kapitaal dan in een business die een getal met zes nullen kan opleveren. Ik zie mezelf dus wel als een ondernemer, alleen niet in de traditionele zin van het woord. Door mijn vluchtelingenwerk heb ik gelijkgestemden ontmoet, vrienden gemaakt, diepe gesprekken gevoerd met mensen van aan de andere kant van de wereld... Dat maakt van mij een écht rijk mens.”