Inhoudsopgave Voorwoord 1 Timótheüs 1. Timótheüs valt op 2. Dominee in Efeze 3. Duidelijke opdracht 4. Voorbeeld van Paulus 5. Goede strijd 6. Eerst bidden 7. Regels voor man en vrouw 8. Onderwijs in de kerk 9. Goede ouderlingen 10. Goede diakenen 11. De Belangrijkste in de kerk 12. De duivel is er ook 13. Het werk van de dominee 14. Het voorbeeld van de dominee 15. Mensen zijn verschillend 16. Zorg voor weduwen 17. Werk van weduwen 18. Zorg voor ouderlingen 19. Zorg voor jezelf en anderen 20. Tevreden zijn 21. Rijk zijn 22. Weglopen en rennen 23. Wees een schatbewaarder
- Handelingen 16:1-5 - 1 Timótheüs 1:1-3 - 1 Timótheüs 1:3-11 - 1 Timótheüs 1:12-17 - 1 Timótheüs 1:18-20 - 1 Timótheüs 2:1-7 - 1 Timótheüs 2:8-10 - 1 Timótheüs 2:11-15 - 1 Timótheüs 3:1-7 - 1 Timótheüs 3:8-13 - 1 Timótheüs 3:14-16 - 1 Timótheüs 4:1-5 - 1 Timótheüs 4:6-11 - 1 Timótheüs 4:12-16 - 1 Timótheüs 5:1,2,23-25 - 1 Timótheüs 5:3-8,16 - 1 Timótheüs 5:9-15 - 1 Timótheüs 5:17-22 - 1 Timótheüs 5:23 en 6:1,2 - 1 Timótheüs 6:3-8 - 1 Timótheüs 6:9,10,17-19 - 1 Timótheüs 6:11-14 - 1 Timótheüs 6:13-16,20 en 21
2 Timótheüs 1. Herinnering 2. Niet vergeten 3. Vergeet mij niet 4. Wees sterk 5. Vergeet Hem niet 6. Het goede spoor kwijt 7. Zichtbare en onzichtbare kerk 8. Vriendelijk onderwijs 9. Zwaar weer voor de kerk 10. Voorbijgaande buien 11. Volgen en vervolging 12. Blijf bij de Bijbel 13. Leven met de eeuwigheid 14. Leven met sterven 15. Laatste loodjes 16. Rechtszaak in Rome
- 2 Timótheüs 1:1-5 - 2 Timótheüs 1:6-14 - 2 Timótheüs 1:15-18 - 2 Timótheüs 2:1-7 - 2 Timótheüs 2:8-13 - 2 Timótheüs 2:14-18 - 2 Timótheüs 2:19-21 - 2 Timótheüs 2:22-26 - 2 Timótheüs 3:1-5 - 2 Timótheüs 3:6-9 - 2 Timótheüs 3:10-13 - 2 Timótheüs 3:14-17 - 2 Timótheüs 4:1-5 - 2 Timótheüs 4:6-8 - 2 Timótheüs 4:9-15 - 2 Timótheüs 4:16-22
Titus 1. Brief voor Titus 2. Kerk op Kreta 3. Mensen op Kreta 4. Gezinnen op Kreta 5. Jongeren op Kreta 6. Gods volk op Kreta 7. Evangelisten op Kreta 8. Opdracht voor Titus 9. Groeten van Paulus
- Titus 1:1-4 - Titus 1:5-9 - Titus 1:10-16 - Titus 2:1-5 - Titus 2:6-10 - Titus 2:11-15 - Titus 3:1-8 - Titus 3:9-12 - Titus 3:13-15
Bijlagen a. Tijdbalk van Paulus’ leven en zijn zendingsreizen b. Tijdbalk van Paulus’ brieven c. Kaart van de eerste zendingsreis d. Kaart van de tweede zendingsreis e. Kaart van de derde zendingsreis f. Kaart van de reis naar Rome
Voorwoord Wie de brieven van Paulus aan Timótheüs en Titus leest en de achtergrond ervan bestudeert, ziet veel overeenkomsten met de huidige tijd. Er is vervolging van buitenaf, maar er zijn ook aanvallen van binnenuit. Paulus is aan het einde van zijn leven gekomen en weet dat hij gaat sterven. Het is zijn zorg hoe het Evangelie zuiver zal worden bewaard en doorgegeven. Buiten de kerk worden christenen gezien als het uitschot van de samenleving. Keizer Nero wil hen uitroeien. Binnen de kerk zijn er mensen die een andere leer leren ‘die niet overeenkomt met de gezonde woorden van onze Heere Jezus Christus, en met de leer die naar de godzaligheid is’ (1 Timótheüs 6:3). En toch schrijft Paulus bemoedigende brieven, die ook grote zeggingskracht hebben voor deze tijd. Paulus geeft in feite elk individu een richtlijn voor het staan in het leven, samen te vatten in drie werkwoorden: Gods Woord belijden, de goede strijd strijden en verdrukking lijden. ‘Jaag na gerechtigheid, godzaligheid, geloof, liefde, lijdzaamheid, zachtmoedigheid. Strijd de goede strijd des geloofs. Bewaar het pand u toebetrouwd. Schaam u dan niet voor de getuigenis onzes Heeren (…), maar lijd verdrukkingen met het Evangelie naar de kracht Gods. Gij dan, wordt gesterkt in de genade die in Christus Jezus is (…) als een goed krijgsknecht.’ Wat Paulus in deze zogenoemde pastorale brieven schrijft, is na twintig eeuwen nog steeds actueel. Daarom geeft dit zevende deel van de serie Brieven voor jou voor kinderen een uitleg van Paulus’ brieven aan Timótheüs en Titus. Paulus roept op tot toerusting in het gezin en de gemeente, opdat jongeren en ouderen door Gods genade een levende brief van Christus mogen zijn op de plaats waar God hen stelt. Moeder Euníce en oma Loïs hadden Timótheüs van jongs af aan onderwezen in de Bijbel. De Heere wilde het gebruiken om Timótheüs te bekeren en voor te bereiden op zijn toekomstige taak als evangelist. Zo mogen ouders ook nu hun kinderen onderwijzen en biddend uitzien of het onderwijs uit
12
Paulus’ brieven aan Timótheüs en Titus gebruikt mag worden tot uitbreiding en opbouw van Gods Koninkrijk. De serie Brieven voor jou wil stimuleren om bewuster Bijbel te lezen, door ouders handvatten te bieden om met de kinderen wat langer bij het gelezen gedeelte uit Gods Woord stil te staan. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling om een hoofdstuk uit deze serie te lezen in plaats van het desbetreffende gedeelte uit de Bijbel. De serie is bedoeld als materiaal voor ouders om te gebruiken bíj het Bijbellezen met kinderen na de maaltijd, bij de dagsluiting of op een ander moment van huisgodsdienst. De boekjes richten zich op kinderen vanaf ongeveer tien jaar. Meer informatie over het gebruik van deze serie staat in het uitgebreide voorwoord van deel 1. Dat deel bevat ook een aantal inleidende verhalen met informatie over Paulus en de omstandigheden waaronder zijn brieven geschreven zijn. Elk spreken en schrijven over God en Zijn Woord is mensenwerk. In het licht van Gods heiligheid komt een mens daarin alles tekort. Toch zegt de Heere niet dat opvoeders er daarom maar over moeten zwijgen. Integendeel: Hij geeft op veel plaatsen in Zijn Woord opvoeders de opdracht om met hun kinderen over God en Zijn Woord te spreken. Opdat ook zij Gods stem mogen horen en de onnaspeurlijke rijkdom van Christus (meer en meer) mogen kennen. Calvijn merkt in zijn Bijbeluitleg bij Deuteronomium 6 en Psalm 78 op dat het vanwege onze traagheid is, dat de Heere er steeds weer toe opwekt om met onze kinderen over Zijn Woord te spreken: ‘Intussen is aan de vaders een bijzonder gebod gegeven, namelijk dat ieder van hen zijn eigen huisgezin moet onderwijzen; en aan allen wordt te verstaan gegeven, dat hun arbeid Gode zeer welgevallig zal wezen, als zij ernaar streven de naam Gods aan hun nakomelingen bekend te maken.’
13
Wat een verantwoordelijkheid voor opvoeders om zo met hun kinderen rondom dat Woord bezig te zijn. God kan en wil het gebruiken om het in de harten van de kinderen te leggen. Daarom is het zo belangrijk om de middelen getrouw waar te nemen, in afhankelijkheid van de Heere, biddend om Zijn zegen. Andrea van Hartingsveldt-Moree Elspeet, voorjaar 2013
14
15
1. Timótheüs valt op
Lezen: Handelingen 16:1-5 Zingen: Psalm 119:32
Als je in een andere plaats komt, bijvoorbeeld omdat je op vakantie bent, leer je daar andere mensen kennen. Paulus is in Lystre en leert daar Timótheüs kennen. Op zijn eerste zendingsreis is Paulus in Lystre geweest. Hij heeft daar gepreekt uit het Woord van God. De Heere gebruikte zijn preken om mensen te bekeren. Bij die mensen zijn ook een oma, een moeder en een zoon: Loïs, Euníce en Timótheüs. Het zijn Joden. Ze dienen de God van Israël. Ze laten Timótheüs thuis veel leren uit de boeken van het Oude Testament. Maar als Paulus preekt over de Heere Jezus, Die de Messias is, gaat hun hart open. Dan zijn ze niet langer Joden, maar worden ze Joodse christenen. Ze geloven in de Heere Jezus. Ze hebben Hem lief gekregen en praten veel met elkaar over het dienen van de Heere.
Weet jij het? 1. Waar woont Timótheüs? 2. Hoe heet zijn oma? En zijn moeder? 3. Wat weet je van zijn vader? 4. Waarom valt Timótheüs op?
16
Als Paulus tijdens zijn tweede zendingsreis weer in Lystre is, valt Timótheüs op (vers 1). Vaak is het geen goed teken als je opvalt. Mensen spreken dan slecht over je omdat je stoer doet of niet luistert. Maar je kunt ook opvallen omdat je veel weet, goed luistert en goed je best doet. Mensen spreken dan goed van je. Zo is het bij Timótheüs. Er wordt een goed getuigenis van hem gegeven (vers 2). Mensen praten over zijn leven. Hij leeft zoals de Heere wil. Je kunt aan hem merken dat hij God liefheeft. Mensen merken ook dat hij veel weet van
de Bijbel. Paulus ziet het ook. Hij wil Timótheüs meenemen op zijn zendingsreizen. Maar eerst wordt hij besneden (vers 3). Dat was bij Timótheüs niet gebeurd, omdat zijn vader – die geen Jood was, maar een heiden – dat niet nodig vond. Waarom laat Paulus Timótheüs besnijden? De besnijdenis hoort toch bij Joden en niet bij christenen? Inderdaad. Dat weet Paulus ook. Paulus doet het voor de Joden in de plaatsen waar ze als zendeling zullen komen. Als Timótheüs niet besneden is, zullen deze mensen misschien niet naar hem willen luisteren. Dan zal dit de verbreiding van het Woord van God kunnen tegenhouden. En dat zou erg zijn. Hierna gaat Timótheüs met Paulus mee. Alles wat Timótheüs geleerd heeft van zijn moeder en grootmoeder komt hem nu goed van pas. De Heere gebruikt deze jonge Timótheüs om te bouwen aan Zijn kerk. Leer maar veel uit de Bijbel nu je nog jong bent. Laat je leren en bekeren door de Heere. Wie weet waarvoor de Heere het gebruiken wil.
Doe & Denk Kijk op de kaarten van Paulus’ zendingsreizen (pagina’s 118-121) waar Lystre ligt en wanneer Paulus daar is geweest. Kijk ook naar de tijdbalk van Paulus’ zendingsreizen (pagina’s 113-114). Hoeveel jaar ligt er ongeveer tussen Paulus’ eerste en tweede bezoek aan Lystre? Timótheüs heeft in die tussenliggende jaren veel van de Heere geleerd. Jij ook?
17