1 I
k weet het nog … die dag werd ik geacht verdrietig te zijn. Iedereen was verdrietig. Het is altijd verdrietig als er afscheid moet worden genomen van een levende legende. De familie was in Charleston bij elkaar gekomen voor het voorlezen van zijn testament. Van de romans van Gerard Warner werden miljoenen exemplaren verkocht. Hij had de Pulitzerprijs gewonnen. Een aantal van zijn boeken was verfilmd; echte kaskrakers waren het geworden. Ik kan me interviews herinneren met enkele van de beroemdheden die in deze films speelden. Ze deden alsof ze goed bevriend waren met mijn grootvader. Ik wist onmiddellijk dat ze niet de waarheid spraken. Ze kenden hem niet. Niemand van hen kende hem. Dat zou hij niet toegelaten hebben. Gedurende zijn hele carrière bleef Gerard Warner voor zijn fans raadselachtig en ongrijpbaar. Nooit wilde hij dat zijn foto op zijn eigen boeken stond. Elke keer als er een nieuwe roman uitkwam, smeekten de programmamakers en talkshowpresentatoren hem opnieuw om de eerste te mogen zijn om hem te interviewen. Hij stond alleen schriftelijke interviews toe en ook dan zonder foto’s. En absoluut geen vragen over zijn privéleven. Toch vlogen de boeken van Gerard Warner de winkel uit, zo goed waren ze. 5
Ik noemde hem opa. ‘Je lacht, Michael.’ Ik keek naar mijn mooie vrouw, die stevig mijn hand vasthield. Haar blonde haren lichtten op in de zon. ‘Ik kan er niets aan doen, Jenn. Ik hou van deze plaats.’ Het is lastig om niet te genieten van een rustige wandeling over Broad Street in Charleston, vooral in oktober. Noem een willekeurige straat in het oude stadscentrum, en ik houd ervan. De kinderkopjes van Chalmers, de binnenplaatsen langs Queens, de ijzeren poorten en monumentale trappen langs Church Street, de scheefgezakte rijtjeshuizen in Tradd. Ik houd van de uitgestrekte plantages buiten de stad die de burgeroorlog overleefd hebben. Mijn grootvader heeft ze allemaal samen met mij bezocht. De schitterende tuinen en vijvers van de Magnoliaplantage. De adembenemend mooie, door eikenbomen gevormde tunnel, die leidt naar Boon Hall. De glooiende grasvelden en tuinen van Middleton Place, gelegen langs de oevers van de rivier de Ashley. Charleston was de lievelingsplek van mijn grootvader. De laatste decennia was het zijn thuis geweest. Hier had hij enkele van zijn beste werken geschreven en hij had ervoor gezorgd dat ik er ook van was gaan houden. Hier lagen zo veel herinneringen. Herinneringen samen met hem. ‘Ik denk niet dat er nog iemand anders in jouw familie is die nu lacht’, zei Jenn. ‘Zeker je zus Marilyn niet. Ik ben vergeten te zeggen dat ze gebeld heeft toen jij onder de douche stond. Kunnen we misschien wat langzamer lopen?’ ‘Sorry.’ Dat deed ik nu altijd, sneller lopen als ik ergens enthousiast over was. Jenn zei dat het haar drie stappen kostte om er twee van mij bij te benen. ‘Ze wilde geen boodschap doorgeven’, ging Jenn verder. ‘Ze 6
leek me nogal gespannen. Denk je dat ze zenuwachtig is over het testament?’ ‘Misschien, maar niet over het geld.’ We stopten op de hoek van Church en Broad om een rijtuig voor te laten gaan. De gids sloeg Broad in en vestigde de aandacht van zijn passagiers op de torenspits van de Sint-Michaelskerk even verderop. Ik keek op. Een prachtig bouwwerk. ‘Mijn grootvader heeft ons voordat hij overleed allemaal apart genomen om met ons te praten, weet je nog?’ We staken de straat over. ‘Hij wilde niet dat er spanningen zouden ontstaan over wie wat zou krijgen. Mijn vader en tante Fran krijgen samen de helft van zijn bezit. De vier kleinkinderen krijgen ieder een gelijk deel van de andere helft.’ ‘Dat heb je inderdaad verteld. Waar maakt ze zich dan zo druk om?’ ‘Marilyn is gespannen vanwege een of ander onderzoek naar voorouders waar ze helemaal door geobsedeerd is geraakt.’ ‘Ik dacht dat je haar gevraagd had om daarmee op te houden’, zei Jenn. ‘Nee, ik heb gezegd dat ze dat zou moeten doen.’ Ik zuchtte van frustratie. ‘Ze heeft belachelijk veel tijd gestoken in haar pogingen om een mysterie op te lossen waar mijn grootvader bij betrokken zou zijn. Ik blijf maar tegen haar zeggen dat ze het los moet laten. Elke keer bracht ze het weer bij hem ter sprake en ik kon zien hoe vervelend hij dat vond. Maar ze bleef maar rondneuzen en hem vragen stellen.’ Ik ademde het aroma in van vers knof lookbrood toen we langs de open deur van een Italiaans restaurant liepen. ‘Ruik je dat? Zullen we hier op de terugweg wat gaan eten?’ ‘Dat lijkt me heerlijk. Maar waar zit Marilyn op te azen? Wat is het grote mysterie?’ Jenn en ik waren pas een jaar getrouwd. We woonden vlak 7
bij Orlando, op zeven uur rijden hiervandaan. Ze had mijn grootvader maar een paar keer ontmoet. ‘Ze denkt dat hij iets te verbergen had.’ ‘Wat dan?’ ‘Ik heb geen idee, maar dat is wat ze zegt.’ ‘Ik weet dat hij publiciteit meed, maar dat doen veel beroemde mensen.’ ‘Ze is ervan overtuigd dat er meer aan de hand is.’ ‘Hij leek me heel aardig’, zei Jenn. ‘Elke keer dat ik met hem sprak had hij zo’n vriendelijke blik in zijn ogen.’ ‘Hij was een geweldige man. En dan heb ik het niet over zijn boeken. Het was heerlijk om gewoon bij hem te zijn en hem bezig te zien met alledaagse dingen. Daarnaast was hij de eerbiedwaardigste man die ik ooit gekend heb. Daarom maakt het me zo boos waar Marilyn mee bezig is.’ ‘Wat doet ze dan?’ ‘Ze zegt dat ze alleen maar probeert om een stamboom van de familie op te stellen. Met verschillende vrienden van haar is ze daar een paar jaar geleden mee begonnen. Het schijnt een heel sociaal gebeuren te zijn. Ze bekijken oude familiealbums en brieven en zoeken naar informatie op internet. En dan komen ze eens per maand bij elkaar op de koffie om te vertellen wat ze gevonden hebben. Iedereen haalde behoorlijk veel informatie naar boven, maar blijkbaar stopt onze stamboom bij mijn grootvader.’ ‘Echt waar?’ ‘Begin jij nu ook al?’ ‘Helemaal niet, maar je moet toegeven dat dat wel een beetje vreemd is.’ ‘Jenn, toe nou.’ ‘Wat? Ik bedoel er niets mee, hoor. Het lijkt me gewoon fascinerend om je eigen familiegeschiedenis te onderzoeken. 8
Maar zeg nou zelf, Michael, de meeste mensen verwachten pas op een doodlopend spoor uit te komen als ze minimaal een aantal generaties verder teruggaan dan hun grootouders.’ ‘Kunnen we het over iets anders hebben?’ Ik keek naar de overkant van de straat, naar niets in het bijzonder. ‘Je raakt een beetje geïrriteerd.’ ‘Niet waar!’ Maar het was wel waar. Plotseling stopte Jenn en gaf een klein rukje aan mijn arm. Ze trok me een paar stappen terug naar de grote etalage van een kunstgalerie. ‘O, Michael, kijk eens.’ Daar stonden we en staarden door de ruit. Het was prachtig. Een schilderij met afmetingen voor boven een open haard. Een ondiep meertje bij zonsopgang. Palmbomen die lichtjes bewogen in een zachte bries. Een grote, bemoste eik dreef in het water. Op de voorgrond een majestueuze blauwe reiger die de hele omgeving in zich opnam met felle, doordringende ogen. Hij was groter dan in het echt. Het schilderij had zo veel kleur en was zo gedetailleerd dat het door Audubon1 zelf geschilderd leek. Ik herinnerde mij dat de blauwe reiger de lievelingsvogel van mijn grootmoeder was geweest. Ik keek naar de prijs: achttienhonderd dollar. ‘Misschien hebben ze hem ook in een kleine maat’, zei ze terwijl ze naar me opkeek met die grote, bruine ogen van haar. Ze wist dat ik die blik niet kon weerstaan. Het maakte dat ik haar mijn halve koninkrijk wilde geven. ‘Hoeveel denk je dat we zullen krijgen?’ vroeg ze. Ik had haar niet verteld hoe enorm het bezit van mijn grootvader was en ook niet dat ik verwachtte dat ons leven binnen 1 F rans-Amerikaanse schrijver, woudloper, natuuronderzoeker en schilder met een obsessie voor vogels. Hij leefde van 1785-1851.
9
twee uur drastisch zou veranderen. ‘Dat zullen we moeten afwachten’, zei ik en leidde haar weg bij de etalage. ‘Maar ik heb zo het gevoel dat we hier op de terugweg wel eens naar binnen konden gaan om het schilderij in te laten pakken.’ We liepen verder over Broad. Ze kneep in mijn hand. Dat antwoord beviel haar wel. Op dat moment was ik er vrij zeker van dat ons aandeel wel eens genoeg zou kunnen zijn om te stoppen met werken bij de bank en een start te maken met een andere passie die ik naast Charleston met mijn grootvader deelde. Ik wilde ook schrijver worden. De gedachte kwam bij me op om eraan toe te voegen ‘zoals hij’, maar dat zou absurd zijn. Ik zou nooit zo kunnen schrijven als hij. Vergeleken met hem leken mijn beste pogingen meer op kindertekeningen die je op de koelkast hangt. Maar opa vond het nooit goed als ik zo over mezelf dacht. ‘Je hebt het in je, jongen, dat kan ik zien. Het is iets wat God je gegeven heeft. Dus ga niet eindeloos proberen precies te worden zoals ik. Doe wat jij kunt, zoek de weg die jij wilt gaan en kijk waar het je brengt.’ Toen we bij Meeting Street kwamen, stopten we. We draaiden ons rond om heel Broad Street te kunnen zien. We keken in oostelijke richting naar het oude handelsgebouw. ‘Moet je kijken, Jenn, realiseer je je dat mensen uit de tijd van George Washington hier in dezelfde winkels kwamen? Washington zelf heeft gedanst op een bal in dat gebouw aan het eind van de straat.’ Ik draaide haar naar rechts en wees op de SintMichaelskerk aan de overkant van de straat. ‘En hier is hij in de lente van 1791 naar de kerk gegaan.’ ‘Dat is nogal wat.’ Ze draaide ons weer in de richting waar we heen moesten. ‘Hoe ver is het nog tot het kantoor van de notaris?’ 10
‘Twee straten naar links. Het is gevestigd in een prachtig, oud huis met drie verdiepingen. Het dateert uit 1788.’ ‘Nog twee straten? We hadden de auto moeten nemen.’ ‘Jenn, het is zo’n prachtige dag.’ ‘Ja, en ik heb hoge hakken aan.’
11