Hoofdstuk 1
Aan God gegeven 1779
V
oor in de kerk zaten de blanken. Als dominee Mason preekte, verhief hij zijn stem, zodat ook de negers – die hoog op de galerij van de Scottish Presbyterian Church aan de Cedar Street zaten – hem horen konden. Zijn boodschap bereikte ook Hannah Williams. De tranen rolden langs haar wangen op haar handen. Donkere vlekjes verschenen op haar eenvoudige, vale jurk. Hannah’s hand greep de hand van de zeven jaar oude Katy, die naast haar zat. Slavenhandelaars maakten de stad New York dagelijks onveilig, op zoek naar slaveneigenaars die hun inkomsten hadden zien kelderen onder het Britse militaire bewind in de kolonie. Een zwarte bediende van een vooraanstaande familie had gezien dat Massa Bruce geld in ontvangst nam
21
van Newton Woolridge, een slavenhandelaar bij wie het hellevuur in zijn ogen brandde. Geruchten zeiden dat het om een volwassen vrouw ging, en alle negers, die ondanks de scherpe kou rechtop en rustig op de galerij zaten, wisten dat het naar alle waarschijnlijkheid Hannah was die verkocht zou gaan worden. Ze wisten dat de transactie hoe dan ook onheil voorspelde. Toen de dienst voorbij was, trokken de blanke kerkgangers hun dikke jassen en sjaals dicht om zich heen en vertrokken. De negers hadden alle ruimte om te blijven napraten in het kleine, witte gebouw. ‘Maak je geen zorgen, Hannah. We hopen dat ’et anders uitpakt dan ’et lijkt’, zei een man, met zijn hoed in de hand. ‘Wij weten niet wat ’r gebeuren gaat, Hannah, maar we zu’n veel voor jullie bidden’, zei een oudere man. Anderen knikten instemmend. ‘Gaat nergens over!’ onderbrak een vrouw in een groene jurk hen. ‘Bang zijn of da’j verkocht wordt aan ’n vleeshandelaar. Heere, ’t is niks nie goed!’ Hoofdschuddend vielen anderen haar bij: ‘’t Is krankzinnig!’ Die avond, thuis in hun ijskoude zolderkamertje boven Robert Bruce’ warenhuis, bad Hannah – met Katy geknield naast haar – een wanhopig gebed. ‘Heere, laat Massa alstublieft mij en mijn lieveling niet losscheuren! Wie zou d’r lief hebben as ik? Hoe gaat ’r vader d’r vinden as ze niet bij mij is? As ik verkocht ga worden en zonder m’n lieve kind, dan wil ik d’r in Uw handen achterlaten. Z’ is van
22
U, Heere, zo as of ze van mij is. Ik geef d’r aan U.’ Met schorre stem zei ze tegen Katy: ‘Of Massa Bruce mij nou verkoopt of niet, jij bent nou in Gods handen. Wetchee en Sim zu’n je helpen.’ Huilend drukte Hannah haar dochter aan haar hart. ‘Niet huilen, mammie’, smeekte Katy. Hannah stond op en probeerde de tochtgaten rond het dakraam zo goed mogelijk dicht te stoppen met oude vodden. Daarna kroop ze naast haar dochter op het met stro gevulde dekentje dat diende als bed. Voor de kleine was het alsof een verwarmende gloed vol kleuren haar moeder omringde. Een gloed die sprong en danste en de vaalbruine saaiheid van hun slavernij verjoeg. Ze zag haar moeders liefde als een knusse vlam en voelde die telkens wanneer ze dicht bij haar was. Soms deed ze haar ogen dicht en liet de gloed hen beiden omhullen. Beneden lagen de Bruces en hun drie kinderen op gewatteerde dekens rond de houtgestookte kachel in hun winkel, om te profiteren van de warmte van de laatste gloeiende stukjes houtskool. De ijsbloemen stonden op de ramen toen Hannah de volgende morgen opstond. Vlug kleedde ze zich aan en repte zich naar de keuken beneden om de haard op te stoken. Nadat ze de familie Bruce hun warme pap had geserveerd, ging ze terug naar de zolderkamer om haar kind te halen, zodat zij konden ontbijten met de restanten van de maaltijd. Later die ochtend stond ze af te wassen, terwijl Katy dicht
23
bij haar aan tafel met de lepels speelde. ‘Hannah!’ riep Massa vanuit de kamer. Onmiddellijk sprong Katy van de stoel af en rende naar haar moeder. Iets in zijn stem, de manier waarop hij haar moeder riep, maakte haar bang. Ze greep Hannah stevig vast en begroef haar hoofd in haar moeders rok. ‘Nee!’ schreeuwde ze. De tranen sprongen in haar ogen. ‘Rustig maar, lieverd’, zei Hannah en ze trok aan Katy’s dikke vlechten. ‘We weten het niet.’ ‘Hannah!’ riep Massa Bruce. ‘Ja, Massa?’ antwoordde Hannah, haar handen schoonvegend aan haar witte schort. ‘Nee, mammie, nee!’ huilde Katy. De magere, grimmige gestalte van Massa Bruce verscheen in de deuropening. Zijn lippen vormden een strakke lijn onder zijn forse neus, donkere ogen en borstelige wenkbrauwen. Zijn kwade blik doorpriemde Hannah’s hart. ‘Nu!’ eiste hij, terwijl hij op hen af kwam alsof hij Katy met geweld van haar moeder wilde lostrekken. Hannah duwde Katy achter zich. ‘Ja, Massa.’ ‘Ga naar Pearl Street’, beval hij. ‘Doorzoek het puin daar. Neem alles mee wat nog waarde heeft.’ Enkele avonden eerder was er brand uitgebroken in het westen, bij Whitehall Slip. De vuurzee sneed een roodgloeiend pad richting het noorden, via de Broad Street naar Broadway, en stopte pas in de buurt van King’s College.
24
Vijf honderd gebouwen, bijna een derde deel van de stad, waren veranderd in verschroeide puinhopen. Radeloze inwoners en handelaars zochten tussen het puin naar restanten van hun bezit. Terwijl Mister Bruce Hannah eropuit stuurde, wist hij dat Woolridges mannetjes zich daar schuilhielden om haar gevangen te nemen en mee te sleuren naar de slavenmarkt. Daar zou ze geveild worden. Maar deze oplossing was voor hem aanvaardbaarder dan het alternatief: dat ze haar vanuit zijn winkel zouden meenemen. Hij had ook helemaal geen slavin gewild, maar kocht haar destijds omdat de Missus hulp wilde in verband met Ann Amelia. Hij gaf zijn vrouw haar zin, omdat hij wist dat ze die hulp nodig had en omdat hij dokter Marion nog geld schuldig was. De dokter had geld nodig om de kolonie snel te verlaten. Daarom had hij Hannah gekocht. Mister Bruce stapte opzij om zijn slavin te laten passeren. Meteen daarna blokkeerde hij de deuropening. Katy gilde hysterisch en timmerde met haar kleine vuistjes op zijn onverzettelijke dij. Ze rende naar boven, naar de zolderkamer. Huilend spiedde ze door het raam. Haar handjes verwrongen haar shirt. Een donkere sluier hing over de gewoonlijk zo drukke straat. Weg waren de mussen die tussen de kale takken f ladderden. Weg waren de mensen; niemand liep de straat in of uit. Niet ĂŠĂŠn wagen knarste langs. Het laatste wat Katy door de kale bomen heen zag, was de rode bandana die rond haar moeders hoofd
25
geknoopt zat. Toen ook deze uit het zicht was verdwenen, greep ze haar lappenpop vast, ging naar haar bed en krulde zich daar op tot een klein hoopje mens. In de straten van de eens zo welvarende stad zochten de mensen tussen de puinhopen naar brandstof en voedsel. De geteisterde New Yorkers leden onder de vrijwel algehele stilstand van handel en dienstverlening. Velen konden de door de Britten bezette stad niet verlaten. De recente brand tastte hun last nog hoger op. Twee dagen waren voorbijgegaan en nog steeds lag Katy in dezelfde houding op haar bed. Mister Bruce liet dominee Mason van de Scottish Presbyterian Church aan de Cedar Street vragen of hij voor haar wilde bidden. Enkele momenten later volgde de predikant Mister Bruce de smalle trap op naar het dakkamertje. Hij trok een krukje naar zich toe en ging erop zitten. Zijn knieën raakten bijna zijn kin. ‘In Schotland heb ik vaak voor zulke kinderen gebeden’, mijmerde hij stil. Hij boog zijn hoofd in een lang, stil gebed voor Katy. Na enkele minuten bewoog het meisje zich en de predikant ging staan. Zijn hoofd stootte tegen het schuine plafond. Dominee Mason had dit meisje en haar moeder in zijn kerk zien zitten. Aandachtig luisterden ze naar zijn preken. Hij was ervan overtuigd dat ze de Heere lief hadden. Nu was de moeder verdwenen. Deze kolonisten met hun slavendrijverij – het was soms meer dan hij verdragen kon.
26
Net als de slaven in de Schotse Hooglanden hadden ook deze mensen het recht om vrij te zijn, daarvan was hij overtuigd. Katy opende haar ogen en kwam een beetje overeind. ‘Dominee Mason!’ zei ze zwak, steunend op haar ellebogen. ‘Laten we gaan, dominee!’ kwam Mister Bruce tussenbeide. Hij greep hem bij de arm en dirigeerde hem naar de trap. ‘Ik waardeer uw komst zeer. Ik zal de buren vragen naar haar te komen kijken.’ Ze vertrokken, en al snel hoorde Katy de snelle, zekere voetstappen van Miss Wetchee op de zoldertrap, gevolgd door de meer gracieuze stappen van Miss Sim. Sim bracht een natte doek mee. In de zak van Wetchees roodgeruite schort zaten een appel en een schilmesje. Wetchee, een volbloed Afrikaanse, was als jong meisje gevangengenomen. Het enige wat ze positief vond aan New York waren de appels, en die stal ze zodra ze de kans kreeg. ‘Hullie stal mij, dus ik mag best ’n appel of twee stelen’, zei ze altijd. Sim knielde neer, tilde Katy’s hoofd op en veegde voorzichtig met de natte doek over haar gezicht. Wetchee knielde naast hen, trok het mesje uit haar schortzak en sneed kleine stukjes van de appel, die ze in Katy’s mond stopte. Katy reageerde op de smaak en pakte de appel uit haar hand. Opgelucht haalde Wetchee adem. Sim neuriede zachtjes terwijl ze over Katy’s arm aaide. Een kleine snik
27
ontsnapte haar keel, gevolgd door een hartverscheurend huilen. ‘Nou komt het goed’, knikten de vrouwen naar elkaar. Sim omhelsde het huilende meisje en Wetchee zuchtte diep, denkend aan haar eigen twee kinderen, die vrijwel meteen na hun geboorte bij haar weggehaald waren.
28