1 Holliston, Maine, juni 1892 ‘Waarom ben je zo diep in gedachten verzonken, Brenty?’ Espy Estrada stapte achter de stam van een stevige iep vandaan en versperde Warren Brentwood de weg. Hij hield halt. Geërgerd, omdat hij door de schrik van zijn stuk was gebracht, gaf Warren haar alleen een kort knikje. ‘Hallo Espy.’ ‘Jij ook hallo, Warren.’ Ze plantte een slanke hand op haar heup en leunde met één schouder naar voren. Ze keek geamuseerd, wat haar volle, donkere wimpers accentueerde. Haar irissen hadden een bijzondere donkerbruine glans, ergens tussen amber en bruin in. Zonnestraaltjes die door de hoge iepen langs de weg heen kwamen, vielen op haar gladde huid. ‘Wat is er, ben je je tong verloren?’ Haar mondhoeken krulden zich omhoog alsof ze wist hoezeer haar glimlach af leidde en hoezeer ze dit in haar voordeel kon gebruiken. Zulke rechte witte tanden – voor iemand die was opgegroeid in de sloppenbuurt van de buitenwijk van Holliston had Warren verwacht dat ze er nu wel een paar kwijt zou zijn geweest. Tegen de achtergrond van haar gebruinde gezicht schitterden ze echter nog meer. ‘Waar kom je vandaan?’
5