Hoofdstuk 1
Thomas Whitfield stapte uit zijn lange, luxe Lincoln Towncar en bleef even rechtop staan in de frisse herfstlucht van de vroege ochtend. Genietend zoog hij zijn longen vol. Het was de afgelopen nacht weer een paar graden kouder geworden, een duidelijk teken dat de winter eraankwam. Thomas keek links en rechts de brede straat in, meer een soort park met gazons en bomen. Er liep nog niemand op dit vroege uur. Hij nam even de tijd om de pracht en praal van dit deel van zijn geliefde stad op zich te laten inwerken. De statige, hoge wilgenbomen met hun lange, af hangende takken, die gracieus de straat van schaduw voorzagen. Maar dat zou niet lang meer duren, want de bladeren kleurden al geel en rood. Het gele ochtendlicht gaf de bomen een schitterende, koperkleurige glans. Deze straat was net als veel andere straten in dit deel van Washington DC: breed, met aan weerszijden hoge bomen in geduldige, lange rijen en daarachter het ene na het andere statige overheidsgebouw. In deze parkachtige omgeving was duidelijk zichtbaar hoe machtig en rijk zijn land was, en ook dat was een reden voor Thomas om van deze stad te houden. Natuurlijk wist hij dat achter de wereldberoemde gebouwen van Washington DC ook die andere kant van Amerika, de armoede, welig tierde. Het was een stad vol tegenstellingen, dacht Thomas. Hij liet zijn ogen rusten op het gebouw recht voor hem: het 5