DE HEIDELBERGSE CATECHISMUS onderwijs in de christelijke leer die in de Nederlandse gereformeerde kerken en scholen geleerd wordt Zondag 1 Vraag en antwoord 1: Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijn, maar mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus eigen [= het eigendom] ben, Die: – met Zijn dierbaar [= kostbaar, waardevol] bloed voor al mijn zonden volkomen [= volmaakt, helemaal] betaald heeft; – en mij uit alle heerschappij [= overheersing, macht] van de duivel verlost heeft; – en alzo [= zo] bewaart dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd vallen kan, ja ook, dat alle dingen tot mijn zaligheid dienen moeten; – waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van het eeuwige leven verzekert [= zeker maakt]; – en Hem voortaan te leven van harte willig [= gewillig] en bereid maakt. In eigen woorden Wat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel in leven en sterven niet het eigendom ben van mijzelf, maar van mijn trouwe Zaligmaker Jezus Christus. Hij heeft met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden helemaal betaald. Hij heeft mij uit alle overheersing van de duivel verlost. Hij bewaart mij: zonder de wil van mijn hemelse Vader kan er geen haar van mijn hoofd vallen en alles wat er in mijn leven gebeurt, is tot mijn zaligheid. Hij maakt mij door Zijn Heilige Geest zeker van het eeuwige leven. En Hij maakt mij bereid om van harte en gewillig voor Hem te leven.
7