Hoofdstuk 1
Maart 1855 Adriane Darcy’s hart begon te bonzen toen de duisternis zich als een zware deken om haar heen sloot. Ze sperde haar ogen wijd open, zo wijd ze kon, maar ze kon geen hand voor ogen zien. De duisternis slokte haar op. Ze wilde zich ertegen verzetten, maar wat voor zin had het? De duisternis won het toch altijd. Het was beter om muisstil te blijven zitten en haar straf lijdelijk te ondergaan. Dat wreef haar stiefmoeder haar altijd onder de neus als ze haar de kast in duwde en de deur met een klap dichtdeed. Behoedzaam bewoog Adriane haar hand door de inktzwarte lucht en met angst en beven bereidde ze zich voor op het gevoel van de ruwe randen van de kastdeur. Ze probeerde geen geluid te maken, maar er werd aan de deur gerammeld. Met een ruk trok ze haar arm terug en op hetzelfde moment was ze klaarwakker. Het was maar een droom. Adriane schopte de dekens van zich af en ging rechtop zitten om een kaars aan te steken. Ze had licht nodig. Ze pakte met haar ene hand de waskaars en tastte met de andere naar een van die nieuwerwetse lucifers. Hoewel ze verlangde naar het welkome licht dat de lucifer zou brengen,
5