Inhoud
1. Vlokken vangen 2. Bollen bakken 3. Echt waar 4. Naar Bas 5. Schillen voor Bles 6. Drie zakken vol 7. Naar oom Tom 8. Geen bollen voor Ron en Roos 9. Spelen in de sneeuw 10. De beste wensen 11. Een fijn nieuw jaar
1. Vlokken vangen Het is winter. Het is heel koud. Ron en Roos zijn in de kamer. Daar is het lekker warm. Mama komt binnen. ‘Gaan jullie niet naar buiten?’ vraagt ze. ‘Nee’, zegt Ron. Hij ligt op de grond. Hij speelt met zijn trein. ‘Ik ook niet’, zegt Roos. Ze zit op de bank met haar pop. ‘Jet vindt het hier veel te fijn.’ ‘Kijk dan eens naar de lucht’, zegt mama. ‘Wat zit er in de lucht?’ vraagt Ron. Hij loopt naar het raam. Wat ziet hij daar? Kleine, witte vlokken. 7
Net kleine, witte watten. ‘Het sneeuwt, het sneeuwt!’ roept Ron. Hij rent naar de gang. Hij trekt zijn jas aan. ‘Wacht, Ron!’ roept Roos. ‘Ik ga ook mee.’ Ze pakt haar jas. 8
Ze zet haar muts op. Dan doet ze haar das om. En ze trekt haar wanten aan. Zo, nu is ze klaar. Ron staat al buiten. Hij steekt zijn neus in de lucht. ‘Brrrr’, rilt hij. ‘Er valt sneeuw in mijn nek.’ ‘Dan moet je rechtop gaan staan’, zegt Roos. ‘Nee’, zegt Ron. ‘Het is juist zo leuk.’ Roos probeert het ook. Zij vindt het niet leuk. Maar ze wil wel sneeuw voelen. Ze trekt haar wanten uit. Nu voelt ze de sneeuw ook. Maar de vlokken smelten op haar hand. Bij de buren gaat de deur open. Daar is Kim. 9
‘Ron en Roos!’ roept ze. ‘Komen jullie? Ik ga bollen bakken.’ ‘Jippie!’ roept Ron. ‘Joepie!’ roept Roos. ‘We komen eraan, Kim! Even tegen mama zeggen.’
10